Voor literatuurlijst klik hier.
weten over
BEHOUD
Bijna alle zeven miljard mensen (2012)
op aarde weten niet hoe het verkregen kan worden en
wanneer men het ontvangt.
Bent u er zeker van dat u zelf het
juiste antwoord op deze vragen weet?
Lees verder en u zult de waarheid
over behoud werkelijk leren begrijpen.
Wat bedoelt u met
Zou u de volgende
vragen kunnen beantwoorden? Is behoud een plaats, een bestemming, een
toestand, een beloning of, indien het geen van deze vier is, wat is het
dan wel? En waar in de Bijbel is het antwoord te vinden?
Zou u in de Bijbel
kunnen aanwijzen wanneer men het behoud ontvangt? Kunnen wij het
nu reeds verkrijgen of pas wanneer wij sterven of wanneer
Christus op aarde terugkeert, of op enig ander tijdstip? Deze publicatie
zal u dat duidelijk maken.
Erven wij, na onze
bekering, direct iets, of pas in de toekomst, en wat is er te erven? Stel dat men u vraagt welk verband er bestaat tussen behoud en de profetieën, die een derde deel van de Bijbel beslaan. Zou u dat kunnen verklaren? Behalve aan profetieën is ook minstens een derde deel van de Bijbel gewijd aan geschiedenis. Kunt u een verband tussen dit grote bijbelgedeelte en behoud uitleggen? Of gaat de Bijbel niet of nauwelijks over het onderwerp behoud?
Wat behoud is
Godsdienstige mensen
spreken wel over ’verlossing’ of ’behouden worden’, maar de meesten
onder hen begrijpen vaak niet wat de Bijbel werkelijk over behoud leert,
wat de ware betekenis van het woord ’behoud’ is. Sommigen zeggen
misschien: ”Hoor eens even, ik ga niet naar de kerk; ik heb niet de
pretentie godsdienstig te zijn. Waarom zou ik mij druk maken over
godsdienstige termen zoals ’zonde’, ’behoud’, en ’geestelijke
consequenties’?”
Gaat dit onderwerp
alleen godsdienstige mensen aan? Bent u daar zeker van?
Al moet de waarheid aan
de Bijbel ontleend worden, toch kan een omschrijving uit een woordenboek
helpen. Van Dale bijvoorbeeld,
omschrijft ’behoud’ als: redding van iemands leven of welzijn; tot
behoud van zondaars.
Vervolgens moeten wij
de bijbelse definitie van zonde leren kennen en nagaan wat
volgens de Bijbel de geestelijke gevolgen daarvan zijn. Wat die ook
mogen zijn, volgens het Van Dale woordenboek betekent behoud dat
u voor die gevolgen wordt behoed en de Bijbel toont aan dat Van Dale in
dit opzicht gelijk heeft. Behoud betekent tevens redding, en in
die zin bevestigt de Bijbel de woordenboekdefinitie. Waarom moeten wij voor de geestelijke consequenties van de zonde worden behoed? En indien wij onsterfelijke zielen zijn of hebben, waarom moeten wij dan voor vernietiging worden bewaard? Wat heeft dat met u van doen?
Waarom het u aangaat
De Almachtige God, die
het menselijk leven, ook dat van u, heeft ontworpen en geschapen en het
leven onderhoudt, zegt:
Romeinen 3:23 Want
allen hebben gezondigd en derven
[lopen mis] de heerlijkheid Gods.
Dit betreft ook u!
Wellicht is het veel
lezers niet duidelijk wat er bedoeld wordt met ”de heerlijkheid Gods”
die wij mislopen. U zult verbaasd zijn als het wordt uitgelegd.
Wat de zonde echter ook
moge zijn, u hebt gezondigd, ”want allen hebben gezondigd”.
Alleen Christus is daarvan uitgezonderd. U bent er dus ook bij
betrokken. En aangezien het behoud de mens bewaart voor de consequenties
van de zonde (en, zoals wij zullen zien, bevestigt de Bijbel dat), is
het goed eens na te gaan wat volgens Gods Woord die consequenties zijn.
Het antwoord is helder
en eenvoudig:
Romeinen 6:23
Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood…
Wellicht hebt u precies
het tegendeel horen beweren en misschien ook geloofd. Maar lees het in
uw eigen bijbel na! Het loon dat u uitbetaald zult krijgen voor het feit
dat u gezondigd hebt is de dood. Waarom verkondigen zoveel godsdienstige
mensen precies het omgekeerde van wat de Bijbel leert? Waarom zeggen zij
dat het loon van de zonde eeuwig leven in de hel is?
Lees het opnieuw in uw
bijbel! Enerzijds is er, als straf, de dood; maar het bijbelvers
vervolgt met:
… maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige
leven in Christus Jezus, onze Here.
Anderzijds is er, als
geschenk, het eeuwige leven. Zij zijn elkaars tegendeel. Het is of het
een of het ander: Of de dood of het eeuwige leven.
Laten wij hier een ding
dat de Bijbel leert alvast goed duidelijk maken. Onze ’werken’ – onze
zondige werken – leveren ons een bepaald loon op. Dat loon is niet het
behoud. Het loon dat wij ermee verdienen is de dood en niet het
behoud.
Laten wij ook het
volgende punt heel duidelijk stellen: het eeuwige leven is niet
iets dat men kan verdienen. Het is Gods geschenk dat wij
via Christus ontvangen! Dat is wat de Bijbel ons heel duidelijk leert.
Wij verdienen een loon als we zondigen en volgens de Bijbel is dat de
dood.
De Bijbel zegt heel
duidelijk: ”De genade, die God schenkt, is het eeuwige leven”
(Rom. 6:23). Uit dit vers (en uit alle andere bijbelverzen die op dit
onderwerp betrekking hebben) blijkt ondubbelzinnig dat wij door de
genade van God het eeuwige leven, als geschenk van God,
ontvangen. Het eeuwige leven is iets dat wij van God als geschenk
moeten krijgen! Het behoud is dus in feite ’het eeuwige leven’ en
het is een geschenk! Veel mensen weigeren te geloven dat het eeuwige
leven slechts door genade en via Christus als geschenk van God kan
worden verkregen. Zij beweren dat wij het eeuwige leven reeds bezitten
en dat wij een ’onsterfelijke ziel’ hebben.
Dit is inderdaad
verwonderlijk!
Het is een belangrijke
kwestie! Het is de kernvraag waar alles om draait, de kern van het
leven, de reden van ons bestaan! Als wij een onsterfelijke ziel hebben
en het eeuwige leven reeds bezitten, dan spreekt de Bijbel niet de
waarheid, wanneer hij onomwonden zegt dat het eeuwige leven een geschenk
van God is. Het eeuwige leven is volgens de Bijbel het geschenk dat
degenen die behouden worden via Jezus Christus van God ontvangen. Behoud
is dus in feite het ontvangen van iets – het eeuwige leven – dat wij op
dit moment nog niet bezitten.
Ga het na in uw bijbel. Het is tijd dat wij ophouden mensen te geloven en na te volgen. Wij moeten onze bijbel raadplegen en God geloven!
Waarom wij hulpeloos
zijn
Zegt de Bijbel ergens
dat wij een ’onsterfelijke ziel’ hebben of zijn?
Waarom spreken
godsdienstige mensen altijd over onze ”onsterfelijke ziel”, over ”naar
de hemel gaan”, over familieleden die nu ”bij de Heer” zijn en
dergelijke dingen, die geacht worden te behoren tot de voornaamste
geloofspunten van het christendom, zonder aan te tonen waar de Bijbel
die dingen leert. Zij spreken over die geloofspunten alsof ze waar zijn.
Zij brengen de mensen ertoe ze zonder meer aan te nemen, in de
veronderstelling dat ze uit de Bijbel afkomstig zijn.
Wat leert de Bijbel
over de ziel? Lees het met eigen ogen in uw eigen bijbel. Vertrouw niet
op mensen! Geloof ze niet, maar God!
Ezechiël 18:4
… de ziel die zondigt, die zal sterven.
Inderdaad, het loon van
de zonde is de dood, want de ziel die zondigt gaat dood.
Deze waarheid over de
ziel is zo belangrijk dat God haar woordelijk laat herhalen. In Ezechiël
18:20 lezen wij opnieuw: ”De ziel die zondigt, die zal sterven.” De ziel
is niet onsterfelijk. De Bijbel zegt dat hij kan sterven!
Laat u niet misleiden
door de uitspraak: ”Ja, maar dat staat in het Oude Testament.” In het
Nieuwe Testament staat duidelijk geschreven:
2 Timotheüs 3:15 (Statenvertaling) En dat gij van kinds af de
heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid,
door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is. 16
Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot
wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de
rechtvaardigheid is.
”Al de Schrift” – al
wat Timotheüs vanaf zijn jeugd had gekend, en dat was het Oude Testament
– ”is van God ingegeven”.
Bovendien zegt in het
Nieuwe Testament Jezus Christus zelf:
Mattheüs 10:28 … weest veeleer bevreesd voor Hem, die
beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel.
Het woord ”hel” is hier
de vertaling van het Griekse woord gehenna. Het duidt op een vuur
dat lichaam en ziel volledig verbrandt en doet sterven; een vuur dat
niet slechts verschroeit, maar volkomen vernietigt! Over dit soort
hellevuur spreekt de Bijbel en niet over hellevuur waarin men eeuwig
brandt zonder ooit te verbranden. Laten wij Jezus Christus geloven,
wanneer Hij zegt dat de menselijke ziel kan worden verbrand. De
menselijke ziel is niet onsterfelijk!
Maar niet alleen wordt
nergens in de Bijbel gesproken over een ’onsterfelijke ziel’, zelfs het
woord ’onsterfelijk’ of een equivalent daarvan komt in de Bijbel slechts
sporadisch voor. In 1 Timotheüs 1:17 wordt het woord ’onvergankelijk’
gebruikt met betrekking tot God als onsterfelijk wezen.
Ook het woord
’onsterfelijkheid’ of een equivalent ervan komt in de hele Bijbel niet
veel voor. In Romeinen 2:7-8 staan twee uitersten tegenover elkaar.
Romeinen 2:7
hun, die, in het goeddoen volhardende, heerlijkheid, eer en
onvergankelijkheid zoeken, het eeuwige leven; 8
maar hun, die zichzelf zoeken, der waarheid ongehoorzaam en der
ongerechtigheid gehoorzaam zijn, wacht toorn en gramschap.
We lezen dat de
onvergankelijkheid iets is dat wij moeten zoeken. Uiteraard! Het eeuwige leven is immers het geschenk dat alleen
God kan geven. Wat wij reeds bezitten, behoeven wij niet te zoeken. In 1
Corinthiërs 15:53-54 is onvergankelijkheid of onsterfelijkheid iets dat
degenen die worden behouden bij de opstanding zullen ”aandoen”.
1 Corinthiërs 15:53
Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit
sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. 54
En zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aangedaan heeft, en
dit sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan heeft, zal het woord
werkelijkheid worden, dat geschreven is: De dood is verzwolgen in de
overwinning.
In 1 Timotheüs 6:16
wordt gesproken over de opgestane en verheerlijkte Christus, die, als
enige van al degenen die als mens geboren zijn, onsterfelijkheid bezit.
In 2 Timotheüs 1:10 lezen wij dat ”onvergankelijk leven” iets is dat
Jezus Christus door het evangelie ”aan het licht gebracht heeft”, opdat
wij het zouden kunnen ontvangen.
De Bijbel leert dus dat
de ziel niet onsterfelijk, maar juist sterfelijk is en onderworpen aan
de dood als straf voor de zonde.
Laten wij aan de hand
hiervan eens kijken hoe het met de mens staat!
Allen hebben gezondigd.
Dus ook u. De straf voor de zonde is de dood. De mens bezit geen eeuwig
leven van nature. Christus zegt immers:
Johannes 3:6
Wat uit het vlees geboren is, is vlees…
De mens is dus louter
sterfelijk, uit stof samengesteld vlees. De mens is ”uit de aarde,
stoffelijk” (1 Cor. 15:47). Het leven waarmee u bent geboren is slechts
een tijdelijk, chemisch bestaan. U leeft door de levensadem, door de in-
en uitademing van lucht via uw longen.
De mens is slechts een
ademtocht verwijderd van de dood, die het einde is van het bestaan dat
wij ’leven’ noemen. Als u geen lucht meer inademt, blijft u geen tien
minuten meer in leven. Er is geen onsterfelijke ziel die u in leven en
bij bewustzijn houdt. De mens is een ziel (Gen.
2:7; Statenvert.)
die heeft gezondigd en die dus zal sterven, tenzij hij van de
dood wordt gered door de genade van Christus.
Als uw hart ophoudt met
kloppen, is er niets in u waardoor u langer dan tien minuten zou blijven
leven. U bestaat door het ademen van lucht en de circulatie van bloed,
en door voedsel en water. U hebt slechts een tijdelijk, chemisch
bestaan. U bent als een klok die na te zijn opgewonden automatisch
afloopt. U weet niet op welk tijdstip de klok tot stilstand zal komen.
U kunt uzelf buiten dit
aflopende, chemische bestaan geen leven schenken. Het eeuwige leven is u
niet aangeboren. Niets dat in uw vermogen ligt kan het voortbrengen,
verschaffen of verdienen. Door uw eigen inspanningen kunt u het niet
verkrijgen.
Wat de eigen
inspanningen, de eigen werken, voor de mens hebben gedaan, is de
doodstraf verdienen. En het gaat daarbij om de eeuwige dood, een straf
die eeuwig duurt. Iedereen verricht ”werken”, goede of kwade.
God, en alleen God,
bezit onsterfelijkheid! Neem niet zonder nader onderzoek de heidense
leer van ’de onsterfelijkheid van de ziel’ aan, maar sla 1 Timotheüs
6:16 nogmaals op en lees het daar met uw eigen ogen in uw eigen bijbel!
1 Timotheüs 6:15
… de Here der Heren, 16
die alleen onsterfelijkheid heeft.
Van allen die als mens
geboren zijn, bezit uitsluitend en alleen de opgestane Christus
onsterfelijkheid. God bezit onsterfelijkheid, heeft onvervreemdbaar
leven in zichzelf.
Johannes 5:26
Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de
Zoon gegeven leven te hebben in Zichzelf.
Alleen God kan u het
eeuwige leven schenken. En Hij doet dat door Christus.
Maar hoe kan een mens
tot God komen? De door hem begane zonden veroordelen hem niet alleen tot
de doodstraf, maar hebben tevens tussen hem en God een complete
scheidsmuur
geplaatst. Deze snijdt hem af van iedere toegang tot God!
U kunt dit in de Bijbel
nalezen: Jesaja 59:1 Zie, de hand des HEREN is niet te kort om te verlossen, en zijn oor niet te onmachtig om te horen; 2 maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort.
Hoe kan men God
zoeken?
Hoe kan een mens, met
die scheidsmuur tussen God en hem, dan tot God gaan om het eeuwige leven
te verkrijgen?
Het antwoord van Jesaja
luidt:
Jesaja 55:6
Zoekt de HERE, terwijl Hij Zich laat vinden; roept Hem aan,
terwijl Hij nabij is. 7
De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten
en hij bekere zich tot de HERE, dan zal Hij Zich over hem ontfermen; en
tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig. 8
Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet
mijn wegen luidt het woord des HEREN.
De Bijbel zegt dat
niemand God zoekt, maar God doet de eerste stap. Hopelijk zoekt dan die
mens God, om het eeuwige leven van Hem te verkrijgen. Hij bekeert zich.
Hij geeft zijn eigen levenswijze op en volgt voortaan Gods weg. Maar hij
merkt dat er toch nog iets ontbreekt. Hij merkt dat hij nog steeds van
God is afgesneden. De scheidsmuur is er nog steeds. Weet u hoe dat komt?
Op dit punt gekomen
moeten wij stilstaan bij de betekenis van het woord ’zonde’.
Vindt u die
godsdienstige termen niet verwarrend? U hoort spreken over ”zonde”,
”behouden worden”, ”onder de wet of onder de genade staan”,
”rechtvaardiging”, ”geheiligd”, ”hemel”, ”hel”, ”predestinatie”, en nog
vele andere zaken. Zijn die termen niet erg vaag, zelfs betekenisloos
voor u? Wist u dat de meeste godsdienstige mensen die al die termen bezigen vaak evenmin weten wat ze werkelijk inhouden?
Wat wordt bedoeld met
zonde?
Wij zijn begonnen met
het citeren van de tekst: ”Allen hebben gezondigd”. Iedereen is daarbij
inbegrepen.
Maar wat
is zonde? Waarom wordt dat
door predikanten niet op begrijpelijk wijze uitgelegd, omschreven en
verduidelijkt? Ze zeggen wat ze zelf daaronder verstaan of wat ’men’
daaronder verstaat: ”Verkeerd bezig zijn”, ”oneerlijke zaken doen”,
”onoprecht zijn”, enz.
Waarom worden die
godsdienstige termen veelal nonchalant, vaag en op weinig zinvolle wijze
gebruikt?
Sla nu 1 Johannes 3:4
op. We lezen daar de bijbelse definitie, daar staat wat Gód zegt.
1 Johannes 3:4
(De Nieuwe Bijbel Vertaling) Ieder die zondigt
overtreedt Gods wet, want zondigen is Gods wet overtreden.
Romeinen 7:7 zegt:
Romeinen 7:7
Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja,
ik zou de zonde niet hebben leren kennen, tenzij door de wet; immers,
ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet
zeide: gij zult niet begeren.
Met andere woorden, de
wet bepaalt wat zonde is. Zonde is schending van de wet. In
ditzelfde vers lezen wij: ”Immers, ook van de begeerlijkheid zou ik niet
geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren”.
Hier wordt één van de
Tien Geboden genoemd, de basis van alle geboden van God. Het schenden
van de Tien Geboden is zonde.
In vers 12 en 14 van
Romeinen 7 kunt u lezen dat de wet heilig, rechtvaardig en goed is en
dat het een geestelijke wet is, een wet bestaande uit geestelijke
levensbeginselen.
Vers 12
Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en
goed. Vers 14 Wij weten
immers, dat de wet geestelijk is.
De hele geestelijke wet
kan worden samengevat in het woord liefde.
Romeinen 13:10
De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de
vervulling der wet.
Dit gebod van liefde
kan worden onderverdeeld in twee hoofdgeboden: liefde jegens God en
liefde jegens de naaste. Van de Tien Geboden vertellen de eerste vier
ons hoe wij God moeten liefhebben en de laatste zes hoe wij onze naaste
moeten liefhebben. De Bijbel als geheel werkt deze principes aan de hand
van voorbeelden uit en geeft zo een compleet beeld van de juiste manier
van leven.
Lees nu Romeinen 3:20.
Romeinen 3:20
daarom, dat uit werken der wet geen vlees voor Hem
gerechtvaardigd zal worden, want wet doet zonde kennen.
Het houden van de wet
rechtvaardigt inderdaad niemand. Wij hebben allen de wet overtreden en
dus gezondigd. Wij kunnen de zonde die wij bedreven hebben niet
rechtvaardigen; wij kunnen het loon dat wij daarmee verdiend hebben – de
dood – niet uit de weg gaan door gehoorzaamheid, goedheid, werken of
iets dat wij zelf kunnen verrichten.
Dit moet heel duidelijk
zijn. De meeste vrouwen hebben in hun handtas een spiegeltje. Stel dat
een vrouw haar spiegeltje pakt, erin kijkt en een vuiltje op haar
gezicht ontdekt. Zal zij dan proberen het vuil weg te werken met dat
spiegeltje? Natuurlijk niet. Door in de spiegel te kijken wordt het
aanwezige vuiltje immers niet weggewist. Waarom niet? Omdat de spiegel
alleen de kennis verschaft van het feit dat er een vuiltje is!
Gods wet is Gods
geestelijke spiegel. De Bijbel zegt dat heel duidelijk (Jak. 1:22-25).
Jakobus 1:22
En weest daders des woords en niet alleen hoorders: dan zoudt gij
uzelf misleiden. 23 Want wie
hoorder is van het woord en niet dader, die gelijkt op een man, die het
gelaat, waarmede hij geboren is, in een spiegel beschouwt; 24
want hij heeft zich beschouwd, is heengegaan en heeft terstond
vergeten, hoe hij er uitzag. 25
Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en
daarbij blijft, niet als een vergeetachtige hoorder, doch als een
werkelijk dader, die zal zalig zijn in zijn doen.
U kijkt in Gods
spiegel, de wet. Deze toont u het geestelijke vuil in uw hart. Als u
Gods Woord, dat onderricht, weerlegt en verbetert (2 Tim. 3:16), wel
hoort, maar vervolgens niets doet aan het geestelijke vuil dat
erdoor aan het licht wordt gebracht, lijkt u op iemand die zijn gezicht
in een spiegel bekijkt, het vuil daarop ziet – er kennis van neemt – en
daarna vergeet hoe vuil hij is, zonder er iets aan te doen.
Gods wet is de
geestelijke spiegel. Wie vanaf vandaag tracht niet nog vuiler te worden,
wast het reeds aanwezige vuil daarmee niet weg. Dat is de reden ”dat uit
werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden, want wet
doet zonde kennen”
(Rom. 3:20). Dit spreekt voor zich!
Zonde is
”wetsovertreding”. Paulus zou niet hebben geweten dat begeren
zonde is, als de wet niet had gezegd: ”Gij zult niet begeren.” De
functie van de wet is ons te vertellen wat zonde is. Niet ons te
reinigen van zonden die gisteren zijn begaan of de straf uit te wissen
van zonden van verleden jaar.
Van een wet kan geen
sprake zijn, als op schending ervan geen straf staat.
Romeinen 4:15
… waar echter geen wet is, is ook geen overtreding.
En dan is er ook geen
straf of bestraffing. Als het loon – de straf – van de zonde de dood is,
de doodstraf, dan is er sprake van een wet. Wordt er geen wet
geschonden, dan is er geen overtreding en geen straf – en dan hebben wij
geen Verlosser, geen redding
van straf nodig.
Waar komt de wet
vandaan? God geeft het antwoord ook hier via Jakobus:
Jakobus 4:12
Eén is wetgever.
En dat is God. God
heeft vele wetten in werking gesteld, o.a. natuurkundige en chemische
wetten. De grote wet van liefde evenwel is een geestelijke
wet. Het is de weg van vrede, van geluk en van de juiste omgang met God
en de naaste. Het is een onontkoombare, levende wet, even
werkzaam en even vast als de wetten van de zwaartekracht en de
traagheid. Deze wet schenden is afwijken van de weg van vrede, geluk,
veiligheid en overvloed en daarmee de tegengestelde richting volgen: de
weg van wedijver, vrees, bezorgdheid, verdriet, lijden en de dood. Het
uiteindelijke loon dat u op die weg te wachten staat is de dood!
Het loon van de zonde
is weliswaar de dood, maar wij hebben nog hoop! Het geschenk dat God ons
wil geven is het eeuwige leven.
Wat is dus de situatie
van de mens? Het eeuwige leven kan alleen van God worden verkregen. En
dus zoekt hij, zoals eerder gezegd, God. Hij ziet zichzelf echter
geplaatst voor een geweldige ondoordringbare muur: de zonden die hij
heeft begaan. Zolang die niet zijn gerechtvaardigd, heeft hij
geen toegang tot God. In het citaat uit Jesaja 55:6-8 lazen wij reeds
dat de zondaar die God wil zoeken, zijn eigen weg moet verlaten en Gods
weg moet volgen. Gods wet is Gods weg; en de zonde, de overtreding van
Gods wet – opstandigheid en ongehoorzaamheid – is zijn weg. En nu verlaat hij zijn weg en ziet hij af van de zonde en het overtreden van Gods wet. Hij ziet af van schending van Gods wet door aan Gods wet te gehoorzamen, of dat althans te proberen en daar zijn uiterste best voor te doen.
Houden van de wet
rechtvaardigt niet
Wat merkt hij echter?
Hij is nog steeds van God afgesneden!
Zoals we zullen zien,
kan hij als vleselijk gezinde mens een geestelijke wet niet werkelijk
houden. En zelfs als dat wel het geval was, zou zijn gehoorzaamheid van
nu slechts zijn wat nu van hem wordt geëist. Vroegere wetsschendingen
worden er niet door goedgemaakt. De straf daarvoor hangt hem nog steeds
boven het hoofd. Zoals wij gezien hebben, zal door zich nu aan de
wet te houden geen vrees worden gerechtvaardigd voor eerdere
wetsovertredingen. Iemand die is veroordeeld voor een moord die hij de
vorige maand heeft begaan, kan zijn vonnis niet ongedaan maken door zich
deze maand aan de wet te houden.
Dit is de leer van de
Bijbel! Houd dit goed voor ogen. Alle goede werken ter wereld, alle
wetsbetrachting, kunnen uw schuld uit het verleden niet rechtvaardigen.
Als iemand besluit, met
zijn vrije wil door God gegeven, om de weg van God te gaan, in welke
situatie bevindt hij zich dan nu? Hij is nu onderworpen, gehoorzaam, aan
Gods wet. Is dat nodig? Zeer zeker! Wordt hij erdoor gerechtvaardigd?
Absoluut niet! Wat is dus zijn situatie? Hij heeft zijn eigen weg, de
zonde, verlaten; hij heeft zich tot Gods weg gekeerd, is Gods wet gaan
volgen.
En toch is hij nog
steeds van God afgesneden. Zijn werken, zijn wetsbetrachting, ofschoon
beslist vereist, hebben zijn zonden uit het verleden niet
gerechtvaardigd, hebben hem niet met God verzoend.
Na dit alles, na het
opgeven van de zonde, het inslaan van Gods weg, zoals door God geboden
is, na het onderhouden van Gods wet, hangt die doodstraf voor
zijn zonden uit het verleden hem nog steeds boven het hoofd. De straf is
nog steeds de dood, en het is bovendien een eeuwige straf, de
eeuwige dood! Dat leert de Bijbel! De Bijbel spreekt over een
eeuwige straf. Die straf is volgens de Bijbel echter niet een eeuwig
leven van eindeloze foltering in een hellevuur. Het is geen eeuwige
bestraffing, maar een eeuwige straf. Het is de dood voor alle
eeuwigheid. Het geschenk dat God ons wil geven daarentegen is het leven
voor alle eeuwigheid!
De Bijbel zegt dat de
straf de tweede – de eeuwige – dood is. Het is de mensen beschikt
eenmaal te sterven, maar daarna komt het oordeel (Hebr. 9:27). Hoe?
Zoals in Adam allen, zondaars en heiligen, sterven, zo zullen in
Christus allen, diezelfde zondaars en heiligen, die de eerste dood
sterven, levend gemaakt worden.
1 Corinthiërs 15:22
Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus
allen levend gemaakt worden.
Hoe? Door een
opstanding.
Johannes 5:28
Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in
de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, 29
en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de
opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding
ten oordeel.
Er zal een opstanding
plaatsvinden van rechtvaardigen en van onrechtvaardigen, een opstanding
zowel van wie het goede als van wie het kwade gedaan hebben. De
onverbeterlijke onrechtvaardigen zullen uiteindelijk belanden in een
hellevuur dat hen zal verbranden tot as onder de voeten van degenen die
behouden worden.
2 Petrus 3:10
Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen
de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en
de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden.
Openbaring 20:14
En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen.
Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. 15
En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het
boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs.
Maleachi 4:1
Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle
overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en
de dag die komt, zal hen in brand steken (zegt de HERE der heerscharen)
welke hun wortel noch tak zal overlaten. 2
Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid
opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen; gij zult uitgaan
en springen als kalveren uit de stal. 3
Gij zult de goddelozen vertreden, want tot stof zullen zij zijn
onder uw voetzolen op de dag die Ik bereiden zal, zegt de HERE der
heerscharen.
Wat is dus de situatie
van iemand die Gods weg is gegaan? Ondanks het houden van de Geboden,
hetgeen God – vergis u daarin niet – van u eist, is hij eigenlijk nog
steeds hulpeloos. Hij kan zichzelf geen eeuwig leven schenken. Hij is
tot sterven gedoemd en door zijn zonden uit het verleden is hij nog
steeds afgesneden van God die, als enige, eeuwig leven kan schenken.
Hij is inderdaad nog
steeds hulpeloos. Maar ook al is dit het geval, toch heeft hij een juiste start gemaakt. Dat gaat niet op voor iemand die de geboden wil houden met het enige doel om eeuwig leven te ontvangen. Hij zal daarin niet slagen. Gods geboden zijn actieve regels om God en de naaste lief te hebben, ze zijn niet zelfgericht. God kijkt naar het hart.
Hoe u contact kunt
krijgen
Nu hij deze juiste
start gemaakt heeft, is er een manier om met God, die het eeuwige leven
kan schenken, contact te krijgen. God heeft deze wereld van zondaars,
die van Hem afgesneden is, zo liefgehad dat Hij zijn enig geboren Zoon
heeft gegeven. Bedenk dat God het eeuwige leven schenkt door Christus!
Let op Romeinen 5:6.
Romeinen 5:6
zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd
voor goddelozen is gestorven.
Jezus Christus heeft
Gods wet nooit overtreden. In Johannes 15:10 zegt Hij dat Hij de geboden
van zijn Vader heeft bewaard. Hij zegt tevens dat Hij ons daarmee een
voorbeeld heeft gegeven dat wij dienen na te volgen. Hij heeft zich de
doodstraf nooit op de hals gehaald. Hij heeft zich nooit van God
afgesneden. Toen Hij vrijwillig de doodstraf onderging, was dat niet
voor enige zonde van Hemzelf, want Hij had geen enkele zonde bedreven.
Hij gaf zijn leven voor ons! Hij onderging de straf die wij verdienen in
onze plaats!
Het leven dat Hij gaf
was het leven van de Schepper van ons allen. God heeft immers
alles door Jezus Christus geschapen.
Efeziërs 3:9
(Statenvertaling)
… God, Welke alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus.
Johannes 1:3
Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen
ding geworden, dat geworden is.
Colossenzen 1:16
want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die
op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij
heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door
Hem en tot Hem geschapen.
Alles, met inbegrip van
alle mensen, is door Hem gemaakt. Het leven dat Hij aan het kruis heeft
gegeven was dan ook belangrijker dan alle andere mensenlevens samen! Dat
leven is ten behoeve van alle mensen gegeven en daarmee is de straf voor
alle zonden betaald! Ieder mens kan er voor kiezen daar een beroep op te
doen of er van af te zien.
Nu verder in Romeinen
5:8-10.
Romeinen 5:8
God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen
wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. 9
Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed
gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn. 10
Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door
de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn,
behouden worden, doordat Hij leeft.
Let wel: ”thans
door zijn bloed gerechtvaardigd”. Hoe?
Door onze werken, door
de van ons geëiste gehoorzaamheid aan Gods wet? Nee! Door het bloed van
Christus! Als iemand tot bekering is gekomen en Jezus Christus als zijn
persoonlijke Verlosser erkent, is hij nu reeds gerechtvaardigd!
Maar juist dit is het
punt waarop zovelen struikelen. Zij begrijpen de bijbelse termen
eenvoudig niet. ”Gerechtvaardigd” verwijst niet naar de toekomst, maar
heeft uitsluitend betrekking op uw schuldige verleden. De term
’gerechtvaardigd’ betekent niet definitief, voor eeuwig ’behouden’,
zoals wij zo dadelijk zullen zien. Hij slaat niet op de gift van
het leven, maar op de gift die bestaat uit de kwijtschelding van
zonden uit het verleden. ’Gerechtvaardigd’ betekent dat de straf voor de
zonden uit het verleden volledig voor de bekeerling is vergolden,
door Christus! De wet stond boven de zondaar, eiste zijn leven. Hij stond eronder. Maar in plaats van zijn leven heeft de wet het leven van Christus als vergelding aanvaard. De straf is ingelost! De bekeerde persoon die een beroep heeft gedaan op het offer van Christus staat daardoor niet langer onder de wet. De wet kan zijn leven niet meer opeisen. Hij staat nu onder de genade, de onverdiende vergeving. Hij wordt vrijgesteld van de straf, aangezien Jezus Christus die voor hem heeft ondergaan. Dit zijn geen werken van hem, het is Christus' offer. Hij is nu vrijgekocht, gerechtvaardigd. Van zijn lei is een zondig verleden uitgewist. Met andere woorden, de scheidsmuur tussen God en hem is weggehaald! Door het offer van Christus krijgt hij van nu af aan contact met God, wordt hij met God verzoend!
Behouden door zijn
dood?
Nu verder: ”Veel meer
zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem
behouden worden ...”
Merk op dat wij al
gerechtvaardigd zijn, althans als we na oprecht berouw en bekering een
beroep hebben gedaan op Christus' offer. Niet door onze werken, maar
door Christus' bloed. Met het verleden is afgerekend; de straf is
ingelost; het contact met God is gemaakt. Zijn wij echter ook al
behouden?
Kijkt u eens goed! Er
staat: ”Zullen
wij behouden worden” en niet dat wij nu reeds behouden
zijn.
Verder met vers 10:
”Want als wij, toen wij
vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons ...” Ook
hier staat weer dat wij nu reeds verzoend zijn. Niet door onze
werken, maar door Christus' dood. Wanneer u zich werkelijk bekeert, uw
eigen weg opgeeft, God zoekt, Christus als uw Verlosser erkent en zijn
dood als zoenoffer voor de door u begane zonden aanvaardt, dan bent u nu
met God verzoend. Er staat hier dan ook letterlijk, in de voltooide
tijd, dat wij door de dood van zijn Zoon met God verzoend zijn.
Wat is door Jezus' dood
tot stand gebracht? De straf werd voldaan, waardoor onze schuld
uit het verleden is weggewist, waardoor wij gerechtvaardigd zijn,
verzoend met God. Heeft Jezus' dood ook ons uiteindelijke en volledige
behoud tot stand gebracht? Laten wij goed lezen wat de Bijbel
hierover zegt!
Vers 10 vervolgt met de
woorden: ”zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden,
doordat Hij leeft.”
Gelooft u wat er in uw
eigen bijbel staat?
Door Christus' dood
zijn wij reeds met God verzoend, maar wij
”zullen [in de toekomst] behouden worden.”
Wij zijn nu nog niet voor eeuwig behouden, maar wij zullen in de
toekomst behouden worden.
Welnu, hoe zullen wij
in de toekomst worden behouden? Door de dood van Christus? Nee! Laten
wij goed lezen: wij zullen ”behouden worden, doordat Hij leeft”!
God heeft Christus,
nadat Hij gestorven was, weer tot leven gewekt. Wij worden eeuwig
behouden door Christus' opstanding, door Christus' leven. Wij hebben een
levende Verlosser! Lees 1 Corinthiërs 15:13-24. 1 Corinthiërs 15:13 Indien er geen opstanding der doden is, dan is ook Christus niet opgewekt. 14 En indien Christus niet is opgewekt, dan is immers onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof. 15 Dan blijken wij ook valse getuigen van God te zijn, want dan hebben wij tegen God in getuigd, dat Hij de Christus opgewekt heeft, die Hij toch niet heeft opgewekt, indien er geen doden opgewekt worden. 16 Immers, indien er geen doden opgewekt worden, dan is Christus ook niet opgewekt; 17 en indien Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zonder vrucht, dan zijt gij nog in uw zonden. 18 Dan zijn ook zij, die in Christus ontslapen zijn, verloren. 19 Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. 20 Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn. 21 Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens. 22 Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. 23 Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst; 24 daarna het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader overdraagt, wanneer Hij alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond zal hebben.
Wat wordt bedoeld met
”onder de wet”?
En hoe is de situatie
van iemand die het offer van Christus heeft aanvaard? Hij maakt
vorderingen. Hij heeft nu werkelijk hoop. Hij heeft zich bekeerd, hij
heeft God gezocht, zijn eigen weg opgegeven en hij volgt inmiddels Gods
weg, die in Gods wet en overal in Gods Woord staat beschreven. Hij heeft
Jezus Christus als zijn persoonlijke Verlosser erkend en zijn bloed, dat
ter vergeving van onze zonden vergoten werd, aanvaard. Hij is nu met God
verzoend. Hij is gerechtvaardigd, zijn schuldige verleden is hem
vergeven. Hij valt niet meer onder de straf van de wet die hij had
geschonden. Hij is gevrijwaard van de doodstraf die hij voor zijn zonden
uit het verleden had verdiend. Hij is echter nog steeds sterfelijk, nog
steeds niet voor eeuwig behouden. Hij kan nog steeds zondigen en
daardoor opnieuw onder de doodstraf vallen.
En nu lezen wij de
vraag:
Romeinen 6:1
Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat
de genade toeneme?
Hij staat nu onder de
genade, de onverdiende vergeving!
Hij verdiende de dood.
Vergeving, de kwijtschelding van de doodstraf, heeft hij niet verdiend.
Hij heeft die door genade door middel van Jezus Christus ontvangen.
Mag hij dan nu in de
zonde blijven voortleven, d.w.z. doorgaan met de wet te overtreden? Het
antwoord is:
Vers 2
Volstrekt niet!
Hij stond onder de wet,
toen de wet over hem heerste en haar straf opeiste. Doordat Christus de
straf voor zijn zonden heeft ondergaan en aan de eisen van de wet heeft
voldaan, valt hij niet langer onder de wet, maar onder de genade.
Betekent dat nu ook dat hij niet langer onder de verplichting valt aan
de wet te gehoorzamen? Staat het hem nu vrij te zondigen, de wet
te overtreden? Houd in gedachten dat zonde wetsovertreding is.
We lezen vervolgens:
Romeinen 6:15
Wat dan? Zullen wij zondigen
[en dus, volgens de bijbelse definitie, de wet
schenden], omdat wij niet onder de
wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet! 16
Weet gij niet, dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als
slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven,
hetzij dan van de zonde [door de wet te schenden]
tot de dood [de doodstraf voor ongehoorzaamheid aan Gods wet], hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid?
Dat is het antwoord.
Wij moeten niet opnieuw ingaan tegen Gods onverbiddelijke wet van
liefde, de rechtvaardige levenswijze van God. Doen wij dat wel, dan
vallen wij opnieuw onder de wet, worden wij automatisch opnieuw ter dood
veroordeeld! Wanneer u, door Gods genade, vergeving van zonden ontvangt,
is dat alleen voor de zonden die reeds begaan zijn. U kunt niet al bij
voorbaat vergeving krijgen voor alle wetteloosheid die u in de toekomst
zou willen bedrijven.
Lees het in de Bijbel.
Romeinen
3:24 en worden
[wij] om niet gerechtvaardigd
uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. 25
Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof,
in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de
zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had
laten geworden [Statenvert.
vergeven].
Wij zijn alleen
gerechtvaardigd voor de zonden uit het verleden. Wij ontvangen
uitsluitend vergeving voor de zonden die reeds begaan zijn. Wij krijgen
geen vrijbrief om de wet ook in de toekomst te schenden.
Waarom leren zoveel
godsdienstige mensen dan toch dat christenen de wet kunnen blijven
schenden? Waarom beweren zij dat genade vrijheid tot ongehoorzaamheid
aan Gods wet betekent? Geen wonder dat God het noodzakelijk vond ons
door middel van Judas te vermanen ernstig te strijden voor het geloof
dat eenmaal door Jezus Christus aan de heiligen is overgeleverd, want,
zoals u in Judas 3-4 kunt lezen, er zijn zekere mensen binnengeslopen
die om te misleiden genade in losbandigheid veranderen!
Zou een machthebber
iemand die wegens moord is veroordeeld gratie verlenen om hem met
moorden te laten doorgaan? Gods barmhartige vergeving – zijn genade –
wordt ons geschonken omdat wij berouw hebben en ons juist oprecht willen
afkeren van onze levenswijze waarmee wij Gods wetten schonden. Een
’christen’ die nooit diep berouw heeft gehad over het schenden van de
geboden van God, is niet bekeerd. Als wij bereid zijn, van nu af aan,
rechtvaardig en gelukkig te leven, zoals wij vanaf het begin hadden
behoren te doen, dan is de barmhartige en liefdevolle God bereid ons
zijn Zoon Jezus Christus te schenken, die op zijn beurt bereid was zijn
leven te geven om ons zondige verleden te vereffenen, opdat wij een
schone lei zouden hebben, en die ons door zijn barmhartigheid en genade
de mogelijkheid schenkt tot een nieuwe en frisse start. Van nu af aan moeten wij dus gehoorzamen, tot gerechtigheid (Rom. 6:16).
Hoe het eeuwige leven
te ontvangen
Maar op eigen kracht
kunt u aan Gods wet, die geestelijk is, niet werkelijk geestelijk
gehoorzamen. God, die ons van de straf voor onze zonden van het verleden
heeft gered, zal ons van nu af aan ook moeten behoeden voor de gewoonte
van het zondigen. Dit is het tweede aspect van het behoud.
Laten wij trachten dit
goed te begrijpen!
Veel godsdienstige
mensen, onder wie veel predikanten, zullen u vertellen dat het
”onmogelijk is de wet te houden”. Vertellen zij de waarheid? Wat
zegt de Bijbel daarover? Over de ouders van Johannes de Doper lezen wij:
Lukas 1:6
Zij waren beiden rechtvaardig voor God en leefden naar alle geboden
en eisen des Heren, onberispelijk.
Iemand vraagt Christus
wat hij moet doen om het eeuwige leven te ontvangen.
Mattheüs 19:16
En zie, iemand kwam tot Hem en zeide: Meester, wat voor goed moet
ik doen om het eeuwige leven te verwerven? 17
Hij zeide tot hem: Wat vraagt gij Mij naar het goede? Eén is de
Goede. Maar indien gij het leven wilt binnengaan, onderhoud de
geboden.
Als het onderhouden van
de geboden onmogelijk was, zou Christus dat dan zeggen?
Over wie beweert ”de
Heer te kennen” en niettemin leert dat wij de geboden niet hoeven te
onderhouden, zegt de Bijbel:
1 Johannes 2:4
Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een
leugenaar en in die is de waarheid niet.
Desalniettemin kunnen
wij uit onszelf de wet niet onderhouden in geestelijke zin. Dit is geen
tegenstrijdigheid. Wij kunnen van de wet wel de letter, maar niet de
geest onderhouden.
Laten wij dit
verduidelijken en u tegelijkertijd uitleggen hoe u het eeuwige leven,
d.w.z. behoud, kunt ontvangen.
De mens die berouw
heeft getoond en zich bekeerd heeft is nog steeds sterfelijk, hij bezit
slechts een tijdelijk, chemisch bestaan. Alleen Gods leven is eeuwig.
Leven kan uitsluitend uit leven, niet uit dood, voortkomen. Christus'
dood heeft de straf voor zijn schuldige verleden betaald en hem daarvan
gered, heeft hem met God verzoend, hem directe toegang tot God gegeven.
Christus' dood heeft hem echter niet het eeuwige leven gegeven, heeft
hem niet voor eeuwig behouden. Wat nu?
Jezus Christus zei dat
Hij ten behoeve van ons sterfelijke mensen naar de troon van de Vader in
de hemel moest gaan (Joh. 16:5-7) teneinde ons de heilige Geest van God
te zenden. Dit kon alleen geschieden door de opgestane, levende
Christus. Na zijn opstanding is Jezus dan ook opgevaren naar de troon
van God die het gehele universum bestuurt.
Handelingen 1:9
En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij
het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.
Openbaring 3:21
Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon,
gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn
troon.
Tien dagen later, op de
dag van het jaarlijkse Pinksterfeest, kwam de heilige Geest in
het hart en verstand van al degenen die werkelijk berouw hadden van hun
opstandigheid jegens God en zijn levenswijze en die met God waren
verzoend, toegang hadden gekregen tot God, door het geloof in Christus'
bloed, dat ter vergeving van de begane zonden was vergoten (Hand.
2:1-4).
Deze eerste discipelen
ontvingen Gods Geest door het werk van de opgestane, verheerlijkte en
levende Christus. De Geest van de Vader is tevens de Geest van
Christus. Het was dus in feite de levende Christus zelf, die in hen
kwam, niet persoonlijk, maar geestelijk! Christus is de
levende Verlosser die zijn werk van behoud van binnenuit
verricht.
Laten wij nu het
verband met de bekeerling leggen.
Indien Gods heilige
Geest werkelijk in hem woont, zal God, die Christus uit de dood
heeft opgewekt, ook zijn lichaam onsterfelijk maken door zijn
Geest die in hem woont.
Romeinen 8:11
En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft
opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden
opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn
Geest, die in u woont. Vers 9
Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest,
althans, indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest
van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe.
Als zijn Geest niet
werkelijk in iemand woont, is hij geen christen, bij hoeveel kerken hij
zich ook aansluit! Gods heilige Geest is Gods leven. Deze Geest schenkt hem het leven van God! Hij schenkt hem nog meer, zoals we zullen zien.
God maakt zichzelf
niets wijs
God schenkt u nog iets:
de heilige Geest is tevens goddelijke, geestelijke liefde, de liefde van
God die in u stroomt vanuit de Almachtige God, door de levende Christus.
Romeinen 5:5
en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze
harten uitgestort is door de Heilige Geest, die ons gegeven is.
De heilige Geest geeft
de kracht en de juiste houding om Gods geboden te kunnen houden.
1 Johannes 5:3
Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn
geboden zijn niet zwaar.
Jezus heeft uitgelegd
dat wij tot Hem moeten komen en van zijn Geest als van stromend water
moeten drinken; en dat diezelfde heilige Geest uit ons binnenste zal
vloeien als een rivier van levend water.
Johannes 7:37
En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en
riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke!
38 Wie in Mij gelooft,
gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn
binnenste vloeien. 39 Dit
zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen,
ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet
verheerlijkt was.
Laten wij dat alles nu
op eenvoudige en duidelijke wijze formuleren.
Gods wet is een wet van
liefde: liefde tot God in eerbied, aanbidding en gehoorzaamheid; en
liefde tot de naaste in dienstbaarheid, vriendelijkheid en bereidheid
tot delen. Er is liefde nodig om de wet te vervullen, uit te voeren. U
kunt dat lezen in Romeinen 13:10.
Romeinen 13:10
De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de
vervulling der wet.
In Romeinen 7:14
evenwel hebben we gelezen dat deze wet een geestelijke wet is. De
wetenschap kent alleen fysieke wetten, de natuurwetten. Wij mensen zijn
sterfelijke, fysieke wezens en ons is uitsluitend een vermogen tot
fysieke liefde aangeboren: liefde van ouders tot kinderen, liefde tussen
man en vrouw en ook liefde voor familieleden, vrienden, buren. Bovendien
worden wij geboren met een vermogen tot afgunst, na-ijver, haat.
Maar de geestelijke wet
kan alleen worden vervuld, uitgevoerd, geestelijk onderhouden en
gehoorzaamd, door geestelijke liefde. Dit soort liefde is u als mens
niet aangeboren. Van nature beschikt u niet over het soort liefde dat
vereist is om Gods zo belangrijke geestelijke wet werkelijk na te leven.
Om dat soort liefde te
ontvangen moet u naar God gaan. Het is een liefde die Hij u schenkt via
de levende Christus. Het is zijn eigen liefde. Een liefde die
rechtstreeks van Hem uitgaat.
Psalmen 119:172
Mijn tong zal uw woord bezingen, want al uw geboden zijn
gerechtigheid.
Ware gerechtigheid is
het houden van al Gods geboden. Het is het uitvoeren van Gods
geestelijke wet door de geestelijke liefde die alleen God kan schenken.
U drinkt die van Hem
in, wanneer het contact eenmaal tot stand is gebracht. Die liefde
stroomt dan weer uit u als een rivier van levend water. Water in een
rivier stroomt in een bepaalde richting, geleid door de rivierbedding.
Gods wet is de bedding die de richting of uitdrukkingswijze van die
stroom van goddelijke liefde bepaalt. Gods wet is de weg die leidt tot
volmaakt goddelijk karakter, het karakter van God zelf.
De geest die God ons
schenkt, zijn leven, zijn behoud, is dan ook tevens Gods eigen liefde
die Gods gerechtigheid schenkt. Wij zijn het niet langer alleen, die uit
eigen kracht ”de geboden onderhoudt”; geestelijk gesproken is het de
levende Christus in ons, die ons behoudt, die de Geboden van zijn
Vader onderhoudt, met dezelfde goddelijke liefde als toen Hij hier als
mens op aarde was.
Kunnen wij ons dus
beroemen op onze eigen gerechtigheid? Nee, het is niet onze
gerechtigheid, maar die van God! Als Christus, door zijn genade, onze
zondige verleden heeft uitgewist, ons van de doodstraf heeft gered, ons
toegang tot God heeft gegeven en ons nu redt van de gewoonte van het
zondigen door de geestelijke liefde die de wet onderhoudt in ons uit te
storten en door ons heen te doen stromen, dan is dat niet onze, maar
Gods gerechtigheid.
Evenmin zijn het onze
”werken”. Het is niet iets dat wij verdienen!
God maakt zichzelf
niets wijs. Sommige geestelijke leiders beweren dat Christus, toen Hij
op aarde was, in onze
plaats een
rechtvaardig leven heeft geleid; en dat God, omdat wij ”de wet niet
kunnen houden”, Christus' rechtvaardigheid van bijna 20 eeuwen geleden
aan ons ”toeschrijft”, dat God zich dus als het ware wijsmaakt dat wij
rechtvaardig zijn, terwijl ons intussen de vrijheid wordt gelaten nog
steeds als een geestelijke misdadiger zijn wet te schenden! God schrijft ons niet iets toe wat wij niet bezitten. Integendeel, de levende Christus maakt ons door zijn kracht rechtvaardig! Hij schenkt ons de kracht om werkelijk rechtvaardig te worden. Het is zijn werk. Hij redt ons, behoudt ons door in ons te leven!
Waarom nu niet naar
de hemel?
En nu opnieuw terug
naar de pas bekeerde! Wat is zijn situatie nu?
Er staan hem allereerst
twee dingen te doen. Op die Pinksterdag na Christus' hemelvaart werden
velen die zich, tijdens het proces tegen Christus door Pilatus, hadden
geschaard achter de menigte die opgeroepen had tot Christus' kruisiging,
door gewetensnood gekweld, toen zij de geïnspireerde toespraak van
Petrus hoorden. Zij riepen uit: ”Wat moeten wij doen?” Ook zij waren
machteloos.
Handelingen 2:37
Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en
zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen,
mannen broeders? 38 En
Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op
de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de
gave des Heiligen Geestes ontvangen.
Let op de twee dingen
die iemand te doen staat:
1)
Hij moet zich bekeren,
d.w.z. zich afkeren van zijn eigen weg om Gods weg – zijn wet –
te volgen. Wij bekeren ons van onze zonden. Zonde is de overtreding van
de geestelijke wet. God zelf schenkt ons de mogelijkheid tot bekering
als wij ons aan Hem onderwerpen en Hem zoeken.
Romeinen 2:4
Of veracht gij de rijkdom van zijn goedertierenheid,
verdraagzaamheid en lankmoedigheid, en beseft gij niet, dat de
goedertierenheid Gods u tot boetvaardigheid leidt?
2 Timotheüs 2:25
… Het kon zijn, dat God hun gaf zich tot erkentenis der waarheid
te keren. 26 en,
ontnuchterd, zich te wenden tot de wil van Hem, losgekomen uit de strik
des duivels, die hen gevangen hield.
2)
Hij moet zich laten dopen. De Ethiopische kamerheer vroeg
bij het bereiken van een water aan Filippus wat ertegen was, dat hij
gedoopt zou worden. ”Indien gij van ganser harte gelooft, is het
geoorloofd”, was de voorwaarde die Filippus stelde (Hand. 8:36-37).
Berouw en bekering zijn gericht op God, want de wet is afkomstig van
God, maar geloof is gericht op Jezus Christus (Hand. 20:21). De doop is
door God geboden om uitdrukking te geven aan ons geloof in het
offer van Christus als zoenoffer voor onze zonden. (Lees onze publicatie
De betekenis van de WATERDOOP.)
3)
Hij zal daarna de heilige Geest
ontvangen.
De heilige Geest is
Gods geschenk, de voorwaardelijke aanwezigheid van eeuwig leven.
En als hij nu Gods weg
– de weg waarlangs de heilige Geest hem leidt – trouw volgt, is hij als
kind van God verwekt!
Romeinen 8:14
Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen
Gods.
1 Johannes 3:1
Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij
kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het [ook]. Daarom kent de
wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. 2
Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet
geopenbaard, wat wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij
[Christus] zal geopenbaard zijn,
wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.
Neem dit goed in u op!
Hij is nu bekeerd, een ander mens geworden, want Gods Geest brengt een
vernieuwing van zijn denken teweeg.
Efeziërs 4:23
dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken.
Zijn levensopvatting en
levensrichting zijn volkomen anders geworden. Gods Geest is Gods eigen
leven dat aan hem geschonken wordt! Hij is nu een door God verwekt
kind en hij wordt behouden door Christus die in hem leeft.
Wat hij zal worden is
echter nog niet zichtbaar. In 1 Joh. 3:2 lezen wij niet
”waarheen wij zullen gaan” of
”waar wij zullen zijn”. Er wordt gesproken over een
toestand, niet over een plaats. Er staat:
”wat wij zijn zullen”! Behoud heeft te maken met wat wij
zullen worden, niet met waar wij heen gaan. Het is Gods doel ons te
veranderen: ons slechte karakter te veranderen in zijn eigen volmaakte
karakter. Gods doel is niet ons een andere verblijfplaats te geven!
Hij is nu reeds een
door God verwekt kind en hij mag God nu Vader noemen. Maar alleen zolang
hij zich door Gods Geest laat leiden! En niet langer.
Hebreeën 10:26
Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis
der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer
over, 27 maar een vreselijk
uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de
wederspannigen zal verteren.
Er zijn nog een paar
’maren’ aan verbonden. Hij moet geestelijk nog groeien.
2 Petrus 3:18
maar wast op in de genade en in de kennis van onze Here en
Heiland, Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, zowel nu als tot de
dag der eeuwigheid.
Aan ”wie overwint” zal
Christus toestaan met Hem te zitten op zijn troon, wanneer Hij op aarde
terugkeert (Openb. 3:21). Als u overwint, d.w.z. uw eigen zinnelijke
natuur, de wereld en de duivel onderwerpt, en Christus' werken doet
(niet uw eigen werken, maar die van Christus, door zijn Geest die in u
woont), dan zult u, in de gelukkige wereld van morgen, met Hem regeren
en alle volken besturen!
Een werkelijk
christelijk leven is een leven van overwinnen en van geestelijke groei.
Het is het enige, werkelijk gelukkige en overvloedige leven, hier en nu!
Wij moeten volharden en standvastig blijven, want het is degene die
volhardt tot het einde, die behouden zal worden. U kunt dit in uw
eigen bijbel nalezen.
Mattheüs 10:22
En gij zult door allen gehaat worden om mijns naams wil; maar wie
volhardt tot het einde, die zal behouden worden.
Mattheüs 24:12
En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten
verkillen. 13 Maar wie
volhardt tot het einde, die zal behouden worden.
Markus 4:16
En evenzo zijn, die op steenachtige plaatsen gezaaid worden,
degenen, die, zodra zij het woord horen, het terstond met blijdschap
aannemen. 17 Doch zij hebben
geen wortel in zich, maar zijn mensen van het ogenblik; wanneer later
verdrukking of vervolging komt om der wille van het woord, komen zij
terstond ten val.
Johannes 6:27
Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft
tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal; want op
Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt.
1 Corinthiërs 9:24
Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen,
doch dat slechts één de prijs kan ontvangen? Loopt dan zo, dat gij die
behaalt! 25 En al wie aan
een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een
vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. 26
Ik loop dan ook niet maar in den blinde en ik ben geen
vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat. 27
Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na
anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden.
En nu tenslotte weer
naar hem die zich pas heeft laten dopen! Zijn denken, zijn opvattingen,
zijn houding en levenswijze zijn veranderd. Hij is verwekt als kind van
God en in hem is nu eeuwig leven aanwezig – zolang hij zich door Gods
Geest langs Gods weg laat leiden, zolang hij in contact en
gemeenschap met God blijft. Dit alles is hem door Gods genade
geschonken; het is niet iets dat hij door zijn eigen werken heeft
verdiend.
Nee, hij gaat niet naar
de hemel, maar moet tijdens zijn leven – nu – volharden en overwinnen.
En hij zal nooit naar de hemel gaan, zoals we later zullen zien. Als hij nu blijft overwinnen en geestelijk blijft groeien – door de kracht die hij van God ontvangt – zal hij het Koninkrijk van God beërven, onsterfelijk gemaakt worden en eeuwig leven in vreugde en geluk! Dit is het definitieve, eeuwige behoud.
Samenvatting
Zoals wij gezien
hebben, heeft het woord ’behoud’ twee betekenissen: 1) het behoeden van
de mens voor de geestelijke gevolgen van de zonde, en 2) het bewaren
voor vernietiging, mislukking of enig ander kwaad.
Behoud omvat dus twee
dingen: 1) het behoeden van de mens voor de doodstraf die hij
zich door te zondigen op de hals heeft gehaald; en 2) levensbehoud –
aangezien de mens geen eeuwig leven bezit, kan zijn leven uitsluitend
behouden worden als God hem de gave van het eeuwige leven geeft door een
opstanding of een verandering van sterfelijk in onsterfelijk.
In feite spreekt de
Bijbel over behoud als iets dat zich op drie manieren, of
preciezer nog, als een proces dat zich in drie fasen voltrekt.
Jezus heeft ons reeds
(voltooide tijd) door zijn bloed behoed voor, gered van, de
doodstraf, door in onze plaats zelf de doodstraf te ondergaan.
Titus 3:5
heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan
hebben, doch naar zijn ontferming ons gered … Vers 7
opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden
worden …
In deze passage wordt
gezegd dat wij zijn gered van de straf voor onze zonden uit het
verleden, dat wij zijn gerechtvaardigd, en dat wij, nadat wij
Gods heilige Geest ontvangen hebben, erfgenamen van God zijn
geworden. Merk op dat (in vers 7) gesproken wordt over rechtvaardiging
van reeds begane zonden en over de status van erfgenaam in de zin van
erfgerechtigde, d.w.z. iemand die nog niet daadwerkelijk geërfd heeft.
In 2 Corinthiërs 2:15
wordt vervolgens gesproken over hen ”die gered worden”, tegenwoordige
tijd.
Zeer veel
bijbelpassages spreken over het toekomstige behoud, het behoud
van degenen die zullen worden
(toekomende tijd) behouden. De meeste passages waarin het
tijdstip van het behoud ter sprake komt, zoals Openbaring 12:10,
impliceren dat dit bij de komst van Christus zal zijn.
Wat ons geestelijk
behoud betreft is de straf die wij verdiend hebben voor ons voldaan door
het bloed – de dood – van Christus. Het bloed van Christus behoedt ons
voor de vernietiging, d.w.z. voor de tweede dood. Het voorkomt dat wij
de straf moeten ondergaan – op voorwaarde dat wij ons bekeren en in
geloof Jezus als onze persoonlijke Verlosser aanvaarden en Hem geloven
(lees Romeinen 5:8-10).
Gods geschenk, het
eeuwige leven, ontvangen wij echter door het leven van Christus
(vers 10), door het feit dat Christus is opgestaan en leeft, niet door
zijn dood. Met zijn dood heeft Hij de straf voor de door ons begane
zonden, waardoor wij van God waren afgesneden, in onze plaats
ondergaan. Wanneer wij in berouw en geloof Jezus' offer aanvaarden, zijn
wij niet langer van God afgesneden, maar met Hem verzoend. De band of
het contact met God wordt tot stand gebracht, zodat God door het
leven van zijn Zoon ons nu zijn heilige Geest kan geven en ten tijde
van de opstanding, bij Christus' wederkomst, het eeuwige leven. Hierdoor
wordt ons bestaan uiteindelijk voor eeuwig bewaard.
Daarom zegt de Bijbel:
”Wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden” (Matth. 24:13
enz.).
Wij zijn reeds gered
van de doodstraf – de eeuwige dood – voor de zonden die wij hebben
begaan, wanneer wij ons bekeren en in Christus geloven, zolang
wij niet opnieuw zondigen! En wij zullen zeker opnieuw zondigen! Maar,
indien en wanneer wij struikelen en opnieuw zondigen, zullen wij, als
wij daarvan berouw hebben, als wij ons ervan bekeren, opnieuw
vergeving krijgen. Steeds opnieuw! Dat wil zeggen, zolang wij
ons van harte onderwerpen aan God, zolang wij geloven in Christus
en zolang Gods Geest in ons woont. De drie vormen of fasen van het behoud zijn dus: 1) ”rechtvaardiging”, d.w.z. vergeving van zonden uit het verleden (Rom. 3:24-25), doordat Jezus de straf voor ons gedragen heeft en ons zodoende heeft gerechtvaardigd of gerehabiliteerd; 2) ’heiliging’ (Grieks: hagiasmos), in de zin van apartzetten of reserveren voor een heilig gebruik of doel, hetgeen een voortdurend proces is dat ingaat op het moment dat wij geheiligd worden en dat voert naar het definitieve behoud, de verandering van sterfelijk in onsterfelijk, van materiele in geestelijke samenstelling, van een menselijk tot een goddelijk wezen; en tenslotte 3) behoud door opstanding – eeuwig leven.
Wat is het LOON van
behoud?
Maar wat is het eeuwige
leven? Waar is dat? Maakt het voor het onsterfelijke leven iets uit hoe
wij tijdens ons fysieke bestaan als christen leven?
Welke zekerheid hebben wij dat onze overleden familieleden naar de hemel
zijn gegaan? Op welk gezag geloven wij dat wij naar de hemel zullen
gaan, indien wij zijn behouden?
Wij willen u een
redelijke vraag stellen: hebt u ooit in uw bijbel gekeken om te zien of
daar werkelijk in staat dat u eens naar de hemel gaat, indien u bent
behouden? Hebt u ooit in uw bijbel gekeken om te zien wat daarin wordt
geopenbaard aangaande wat degenen die behouden zijn zullen beërven voor
de eeuwigheid? Het zal voor de meesten van u wel een verrassing zijn als u zich realiseert dat u dit nooit hebt gedaan? Natuurlijk hebt u altijd gehoord dat u naar de hemel gaat, als u behouden bent. U hebt dat waarschijnlijk gewoon geaccepteerd. Maar hebt u ooit de moeite genomen het te bewijzen?
God doet een belofte
We willen graag uw
aandacht vestigen op Galaten 3:16 en 29.
Galaten 3:16
Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad. Hij
zegt niet: en aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkelvoud: en
aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus. Vers 29
Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham,
en naar de belofte erfgenamen.
De christen is nog
geen bezitter van zijn loon – hij is een erfgenaam. En wat hij zal
beërven, indien hij behouden is, is de belofte die aan Abraham
werd gedaan. Wat het loon van de behoudenen ook mag zijn, waar wij ook
de eeuwigheid zullen doorbrengen als wij behouden zijn, het is een
ondubbelzinnige, specifieke belofte van God. Deze belofte werd gedaan
aan Abraham, die in ditzelfde boek Galaten, dat aan heidense
bekeerlingen geschreven werd, als de vader der gelovigen wordt
beschreven. Indien iemand bekeerd is, of hij nu Jood is of heiden –
ongeacht ras, huidskleur of geslacht – als iemand van Christus is, dan
wordt hij een van Abrahams kinderen, en een erfgenaam van de
belofte die aan Abraham werd gedaan. Wat hij zal beërven is datgene
wat aan Abraham werd beloofd.
Als u in uw bijbel
kijkt om te zien wat God aan Abraham beloofde, om te zien wat het loon
is voor degenen die behouden zijn, om te zien waarom wij kinderen van
Abraham moeten zijn willen wij deze belofte van behoud beërven,
wanneer en hoe wij de belofte zullen beërven – dan staat u een
aangrijpende verrassing te wachten! Deze zaak betreft uw eeuwigheid, en toch zult u er waarschijnlijk nooit aan hebben gedacht om het zelf eens uit te zoeken, in uw eigen bijbel!
Christus bevestigde
de belofte
Teneinde deze uiterst
belangrijke kwestie te begrijpen moeten wij eerst lezen wat in Romeinen
15:8 staat.
Romeinen 15:8 Ik bedoel namelijk, dat Christus ter
wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen geweest is,
om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen.
Met een nieuwe
boodschap – het Evangelie – kwam Jezus de beloften die aan de vaderen
werden gedaan bevestigen. Maar wie zijn de vaderen? En wat zijn de
beloften die aan hen werden gedaan? De hemel? Het vagevuur? Uw behoud
hangt van het antwoord af! In Handelingen 3:13 lezen wij de volgende
geïnspireerde woorden van Petrus:
Handelingen 3:13
De God van Abraham en Isaäk en Jakob, de God onzer vaderen, heeft
zijn knecht Jezus verheerlijkt…
De vaderen zijn dus
Abraham, Isaäk en Jakob. Indien u van Christus bent – indien u een
christen bent – bent u een erfgenaam die zal beërven, niet wat mensen
met hun fantasieën hebben uitgedacht – u bent een erfgenaam naar de
belofte! Indien u een erfgenaam bent, zult u iets beërven.
Indien u een erfgenaam naar de belofte bent, zult u beërven datgene
wat beloofd is – en niet iets anders.
Deze belofte aan
Abraham is belangrijk! Wat het ook is, het is dat wat u
zult beërven – indien u behouden bent! U vindt die belofte aan Abraham
in het boek Genesis.
Te beginnen in het 12e
hoofdstuk van Genesis.
Genesis 12:1
De HERE nu zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en
uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal.
Eerst riep God Abram,
zoals hij toen nog heette, uit het land Babylon waar hij woonde – een
symbool van het geestelijke Babylon waarin wij vandaag leven – precies
zoals God ons in deze tijd uit deze wereld, uit dit Babylon, roept!
Abraham excuseerde zich niet en begon niet te redetwisten. Er staat:
Vers 4
Toen ging Abram.
Hij ging naar een land
waarheen God hem leidde, het land dat wij tegenwoordig Israël noemen!
Abraham gehoorzaamde
God. ”Toen ging Abram”, staat er geschreven. Daarom werd hij de vader
van de kostbare beloften waarop uw eeuwige behoud rust! Hij gehoorzaamde
– hij vertrok onmiddellijk!
Ja, precies zoals u
moet gehoorzamen,
als u, met Abraham, die belofte wilt beërven!
Tegenwoordig hebben de
mensen geen idee van wat er in werkelijkheid klaarligt voor degene die
waarlijk is behouden. Die erfenis die u wacht – indien u zich aan God
overgeeft, indien u gehoorzaamt zoals Abraham gehoorzaamde, indien u
vertrouwt, niet op uw eigen geloof, maar op het geloof van Christus,
wanneer u werkelijk wedergeboren bent – die erfenis overtreft in zo
grote mate alles waaraan u tot nu toe ooit hebt gedacht, dat u niet het
flauwste idee hebt van uw ware potentiële bestemming!
Zoals wij lezen in 1
Corinthiërs 2:9.
1 Corinthiërs 2:9
Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen
oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God
heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.
De erfenis die God u
heeft bereid, kan zelfs niet eens door het natuurlijke verstand van de
mens worden bedacht. Maar God openbaart het aan ons.
Vers 10
Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest
doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods.
Welnu, wat beloofde God
aan Abraham?
Het antwoord is te
vinden in Genesis 12:6-7.
Genesis 12:6
En Abram trok het land door tot de plek bij Sichem, tot de
terebint More; en de Kanaänieten waren toen in het land. 7
Toen verscheen de HERE aan Abram en zeide: Aan uw nageslacht
[uw zaad; Gal. 3] zal Ik dit
land geven. Dus de belofte was het land Israël als erfgoed.
Het beloofde land
Laten wij verder gaan
in Genesis 13:14-15.
Genesis 13:14
En de HERE zeide tot Abram, nadat Lot zich van hem gescheiden
had: Sla toch uw ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt, naar het
noorden, zuiden, oosten en westen, 15
want het gehele land, dat gij ziet, zal Ik u en uw
nageslacht voor altoos geven.
Het land waar Abram was
is het land Kanaän, dat vandaag Israël wordt genoemd. Dit is dus het
beloofde land – daarom wordt het het Beloofde Land genoemd!
En voor hoelang wordt
het gegeven? Voor altijd! De erfenis zal een eeuwige erfenis zijn,
hetgeen noodzakelijkerwijs eeuwigdurend leven insluit en omvat!
Als iemand een stuk
land erft, moet de akte de precieze grenzen van het eigendom
beschrijven. Wordt er zo'n beschrijving gegeven in deze akte van het
land dat wij mogen hopen te beërven?
Het antwoord staat in
Genesis 15:18.
Genesis 15:18
Te dien dage sloot de HERE een verbond met Abram, zeggende: Aan
uw nageslacht zal Ik dit land geven, van de rivier van Egypte tot de
grote rivier, de rivier de Eufraat.
Vanaf de Nijl tot aan
de Eufraat!
Wij hebben allemaal
genoeg landkaarten gezien om te weten waar dat is, en zeer zeker weten
wij allemaal dat het niet ergens in de hemel is, maar eenvoudig hier op
aarde. ”Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham,
en naar de belofte erfgenamen” (Gal. 3:29);
en de belofte – de belofte van een eeuwig erfgoed – is het land
Israël, vanaf de Nijl tot aan de Eufraat, hier op deze aarde! Geloof het
onfeilbare Woord van God, niet de fabels van mensen! Overigens laten andere teksten zien dat het territorium van Christus' Koninkrijk zich zal uitbreiden tot het tenslotte de gehele aarde omvat. En zelfs verder.
Gehoorzamen vóór
beërven
Toen God deze belofte
aan Abram deed, stelde Hij gehoorzaamheid als voorwaarde. Abraham
gehoorzaamde inderdaad! Ten eerste liet hij zijn geboorteland, zijn
vrienden en familie, zijn oude manier van leven achter zich – hij
verliet alles en volgde Gods leiding. Nogmaals stelde God gehoorzaamheid
als voorwaarde voor de beloften. Abraham werd geboden zijn enige zoon,
Isaäk, te offeren. En ook toen begon hij niet te redeneren, of zich te
verontschuldigen, of zich te verzetten: hij gehoorzaamde! God nam de
zoon niet; Hij wenste louter Abrahams bereidheid te gehoorzamen, in
geloof.
Maar let nu op:
nadat Abraham had gehoorzaamd – op de proef was gesteld en getrouw
was bevonden – waren er toen nog meer voorwaarden voor de belofte?
Laten wij het lezen in
Genesis 22:15-18.
Genesis 22:15
Toen riep de Engel des HEREN ten tweeden male van de hemel tot
Abraham en zeide: 16 Ik
zweer bij Mijzelf, luidt het woord des HEREN: omdat gij dit gedaan hebt,
en uw zoon, uw enige, Mij niet onthouden hebt, 17
zal Ik u rijkelijk zegenen, en uw nageslacht zeer talrijk maken,
als de sterren des hemels en als het zand aan de oever der zee, en uw
nageslacht zal de poort zijner vijanden in bezit nemen. 18
En met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend
worden, omdat gij naar mijn stem gehoord hebt.
Nu was de belofte
onvoorwaardelijk. Abraham had reeds zijn deel van het verbond, van deze
overeenkomst vervuld. En daarom kan vandaag van iedere natie iedereen
die door God wordt geroepen komen en vrij van het water des levens
nemen, omdat God zijn belofte heeft gehouden en het beloofde Zaad,
Christus, is gekomen.
Ja, de belofte staat nu
absoluut vast. Waarom? ”Omdat”, lezen wij verder in Genesis 26:5,
”Abraham naar Mij geluisterd en mijn dienst in acht genomen heeft: mijn
geboden, mijn inzettingen en mijn wetten.” Laten we nogmaals zeggen dat
zonde de overtreding van de Wet is, dezelfde fundamentele, eeuwige,
geestelijke Wet die Adam overtrad toen hij zondigde, en dezelfde wetten
en geboden die Abraham gehoorzaamde en hield (lang vóór de offeranden en
rituelen van Mozes), waardoor alle zegeningen die wij vandaag hebben,
zowel materiele als geestelijke, mogelijk zijn geworden!
U zult zich herinneren
dat Isaäk en Jakob eveneens deel uitmaakten van ”de vaderen”. Wij zien
nu dat dezelfde beloften ook aan hen werden gedaan.
Zie Genesis 26:2-5.
Genesis 26:2
Toen verscheen hem
[Isaäk] de HERE en zeide: Trek
niet naar Egypte, woon in het land, dat Ik u zeggen zal, 3
vertoef in dit land als een vreemdeling, dan zal Ik met u zijn en
u zegenen, want u en uw nageslacht zal Ik al die landen geven, en
Ik zal de eed gestand doen, die Ik uw vader Abraham gezworen heb. 4
En Ik zal uw nageslacht vermenigvuldigen als de sterren des
hemels, en Ik zal uw nageslacht al die landen geven, en met uw
nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, 5
omdat Abraham naar Mij
geluisterd en mijn dienst in acht genomen heeft: mijn geboden, mijn
inzettingen en mijn wetten.
En de belofte werd
opnieuw aan Jakob gedaan, zoals in Genesis 35:9-12 staat.
Genesis 35:9
En God verscheen wederom aan Jakob, bij zijn komst uit
Paddan-aram, en zegende hem; 10
en God zeide tot hem: Gij heet Jakob; gij zult niet meer Jakob
heten, maar Israël zal uw naam zijn. En Hij noemde hem Israël. 11
En God zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wees vruchtbaar
en word talrijk; een volk
[de huidige Verenigde
Staten], ja een menigte van volken
[die van het voormalige Britse Gemenebest],
zal uit u ontstaan, en koningen zullen uit uw lendenen voortkomen. 12
En dit land, dat Ik Abraham en Isaäk gegeven heb, zal Ik u
geven; en uw nageslacht zal Ik dit land geven.
Lees om te weten wie de
huidige afstammelingen van het oude Israël zijn onze publicatie De
Verenigde Staten en Groot-Brittannië in de profetieën.
Zelfs de heiden van
geboorte wordt, door Christus, niet alleen Abrahams nageslacht, maar
bovendien een geestelijk geadopteerde Israëliet.
De beloften werden
gedaan aan Abraham, Isaäk en Jakob en aan hun kinderen. Hun kinderen
zijn Israëlieten, geen heidenen. De belofte van de Scepter, waardoor
Christus en behoud werden beloofd, ging naar het Huis Juda, waarvan de
mensen Joden worden genoemd. De Bijbel openbaart dat de verbonden en de
beloften uitsluitend Israël toekomen. Dit lezen wij in Romeinen 9:4.
Romeinen 9:4
immers, zij zijn Israëlieten, hunner is de aanneming tot zonen en
de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de
beloften. Maar hoe zullen alle volken door deze beloften worden gezegend?
Christenen zijn
erfgenamen van de belofte
Tot de heidense Galaten
zei Paulus: ”Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad
[kinderen] van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.” Welke hoop heeft
een heiden zonder, door geestelijke adoptie door middel van Christus,
Israëliet te worden? Absoluut geen!
Jakob was evenmin een
Israëliet. Hij kreeg pas die naam van God toen hij een volwassen man was
met een gezin. God maakte van hem een Israëliet. Het volk Israël werd
als eerste natie uitverkoren om de belofte te ontvangen.
Romeinen 9:5
hunner zijn de vaderen en uit hen is, wat het vlees betreft, de
Christus, die is boven alles, God, te prijzen tot in eeuwigheid! Amen.
Maar…
Vers 6
Maar het is niet mogelijk, dat het woord Gods zou vervallen zijn. Want
niet allen, die van Israël afstammen, zijn Israël, 7
en zij zijn ook niet allen kinderen, omdat zij nageslacht van
Abraham zijn…
Hier gaat het over
’geestelijke’ kinderen die meedelen in de erfenis met Christus.
Vers 8
Dat wil zeggen: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen Gods, maar
de kinderen der beloften gelden voor nageslacht.
Paulus vergelijkt
Israël met een ”edele” olijfboom. God heeft een aantal takken, die de
Israëlieten verbeelden, weggebroken omdat veel Israëlieten ongehoorzaam
zijn geworden aan God.
Romeinen 11:13
Ik spreek tot u, heidenen… Vers 17
Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als wilde
loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel
hebt gekregen, 18 beroem u
dan niet tegen de takken! Vers 20
Goed! Zij zijn om hun ongeloof weggebroken en gij staat door het
geloof.
Heidense takken zijn op
de stam van de ’Israëlboom’ geënt. D.w.z. heidenen zijn geestelijk
Israëliet geworden. Gods nieuwtestamentische Gemeente bestaat uit
geestelijk Israëlieten, ongeacht hun fysieke ras.
Over Israël schrijft
Paulus:
Vers 23
Maar ook zij zullen, wanneer zij niet bij hun ongeloof blijven, weder
geënt worden; God is immers bij machte hen opnieuw te enten. 24
Want indien gij uit de wilde olijf, waartoe gij naar uw natuur
behoort, weggekapt en tegen uw natuur op de edele olijf geënt zijt,
hoeveel te meer zullen dezen, naar hun natuur, op hun eigen olijf geënt
worden. 25 Want, broeders,
opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van
dit geheimenis; een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen,
totdat de volheid der heidenen binnengaat, 26
en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven
staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal goddeloosheden van Jakob
afwenden.
Aan de van geboorte
heidense Efeziërs schreef Paulus:
Efeziërs 2:11
Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het
vlees…
Zegt dit niet duidelijk
dat zij niet langer als heidenen worden beschouwd? Paulus vervolgt:
Vers 12
dat gij te dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het
burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte,
zonder hoop en zonder God in de wereld.
Zolang deze Efeziërs
nog heiden waren – voordat zij door Christus Israëliet werden –
waren zij vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God
in de wereld!
Maar let nu op het 13e
vers:
Vers 13
Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart,
dichtbij gekomen door het bloed van Christus.
En dan vers 19:
Vers 19
Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers
der heiligen en huisgenoten Gods.
Wat een glorieus,
ongeëvenaard privilege is het om te worden opgenomen onder de
huisgenoten van God – om de Eeuwige Schepper onze Vader te kunnen
noemen! Van de onbekeerden is Adam de menselijke vader en Satan de
geestelijke vader. Maar door Christus wordt Abraham onze aardse vader,
en wordt God onze geestelijke Vader.
Want in Galaten 3:7
lezen wij:
Galaten 3:7
Gij bemerkt dus, dat zij, die uit het geloof zijn, kinderen van
Abraham zijn.
Daarom wordt Abraham
”de vader der gelovigen” genoemd – van zowel Joden als heidenen!
En in Romeinen 8:14:
Romeinen 8:14
Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen
Gods. Ja, verwekte zonen, nu – om als zonen te worden geboren ten tijde van de opstanding, wanneer wij het Koninkrijk van God beërven! Het Koninkrijk van God is het Gezin van God! Het is een glorieus gezinsverband! Dit fantastische erfgoed overtreft alles waarvan u zich ooit een beeld heeft gevormd!
Niemand is naar de
hemel gegaan – behalve Jezus
Jezus heeft niet gezegd
dat wij naar de hemel zouden gaan om daar met Hem te zijn. In
plaats daarvan zei Hij in Johannes 3:13:
Johannes 3:13
En niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel
nedergedaald is, de Zoon des mensen.
Niemand, dus ook koning
David niet.
Handelingen 2:29
Mannen broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de aartsvader
David, dat hij en gestorven en begraven is, en zijn graf is bij ons tot
op deze dag. Vers 34 Want
David is niet opgevaren naar de hemelen.
Jezus zelf ging weer
terug naar de hemel vanwaar Hij was gekomen. Maar Hij zei:
Johannes 8:22
… waar Ik heenga, kunt gij niet komen?
Johannes 13:33
Kinderkens, nog een korte tijd ben Ik bij u; gij zult Mij zoeken
en, gelijk Ik de Joden gezegd heb: Waar Ik heenga, kunt gij niet komen,
zo spreek Ik thans ook tot u.
Ook zei Hij:
Johannes 14:2
In het huis mijns Vaders zijn vele woningen (anders zou Ik het u
gezegd hebben) want Ik ga heen om u plaats te bereiden; 3
en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder
en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.
Inderdaad, Hij komt
weer terug naar de aarde. En wanneer Hij komt, wanneer Hij weer
hier is, zal Hij, zoals Hij zei, ”u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn
moogt, waar Ik ben [hier op aarde].”
En in Mattheus 25, te
beginnen in vers 31, lezen wij dat wanneer Jezus naar deze aarde zal
zijn teruggekeerd, als Koning der koningen, als Heerser over alle naties
op aarde, Hij dan tot de behoudenen zal zeggen: ”Komt, gij gezegenden
... beërft het Koninkrijk, dat u bereid is ... ” (vers 34).
Mattheüs 25:31
Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de
engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner
heerlijkheid. 32 En al de
volken zullen voor Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander
scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken, 33
en Hij zal de schapen zetten aan zijn rechterhand en de bokken
aan zijn linkerhand. 34 Dan
zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij
gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de
grondlegging der wereld af.
Het Koninkrijk van God
is het zeer heilige Gezin van God. Het zal alle naties hier op aarde
regeren! Dit goddelijke Koninkrijk van God binnen te gaan – het te
beërven – is een bestemming van zo'n ontzaglijke heerlijkheid dat uw
verstand het onmogelijk kan bevatten, op dit moment! En onze erfenis,
als goddelijke leden van het Gezin van God, zal deze aarde zijn, als een
eeuwigdurend bezit. Deze aarde zal een hersteld paradijs zijn. Er zal zelfs in de dierenwereld vrede zijn, een leeuw ligt naast een lam. Alle maatschappijen van mensen zijn onbruikbaar in het komende Utopia. Zonde regeert in de huidige wereld: opstandigheid jegens God en zijn eeuwige geestelijke wetten die vrede, geluk en vreugde regelen! Gods maatschappij zal gevestigd worden. Vreugde en blijdschap – een verheerlijkte toestand die u kunt beërven – is geen kwestie van geografische plaats! Het is een geestelijke toestand! In de gelukkige Wereld van Morgen zal er een andere mentaliteit zijn. Geen leugenaars, geen moordenaars, geen dieven of rovers. Denk u eens in: er zal geen Satan zijn, geen sloten op de deuren, geen gevangenissen, geen ziekenhuizen, geen armoede, vanzelfsprekend geen strijd of oorlog, geen honger of gebrek!
”Uw loon is groot in
de hemelen”
Wat bedoelde Jezus toen
Hij tot zijn discipelen zei:
Mattheüs 5:11
Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende
allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil. 12
Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen;
want alzo hebben zij de profeten voor u vervolgd.
En waarom zei Christus,
slechts enkele verzen daarvoor:
Vers 5
Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.
Gaan sommige behouden
mensen – de ”vervolgden” (vers 11-12) – naar de hemel om hun loon in
ontvangst te nemen, terwijl anderen – ”de zachtmoedigen” – de aarde
beërven? Of sprak Jezus zichzelf binnen een minuut tegen?
De apostel Petrus werd
geïnspireerd te schrijven:
1 Petrus 1:3
Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons
naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit
de doden heeft doen wedergeboren worden
[opnieuw verwekt]
tot een levende hoop, 4 tot
een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de
hemelen weggelegd is voor u.
Het loon van behoud –
de erfenis van de ware christenen – is in de hemelen weggelegd. Daar
wordt het bewaard.
Maar gaan christenen
naar de hemel om hun loon in ontvangst te nemen? Jezus Christus
verklaarde dit in het boek Openbaring.
Openbaring 22:12
Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een ieder te
vergelden, naardat zijn werk is.
Wanneer Christus uit de
hemel terugkeert zal Hij het loon voor de behouden mensen meebrengen!
Terwijl het nu tijdelijk in de hemel wordt bewaard, zal Jezus het loon
van de heiligen (ware christenen) naar deze aarde brengen!
Daniël schreef:
Daniël 7:27
En het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken
onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk van de heiligen des
Allerhoogsten: zijn koningschap is een eeuwig koningschap, en alle
machten zullen het dienen en gehoorzamen. Jezus zei niet dat christenen hun loon in de hemel zullen beërven. In plaats daarvan wordt het loon – gezag, een ambt met macht in het Koninkrijk van God – tijdelijk in de hemel bewaard omdat dat de plaats is waar Jezus is. Maar het zal naar de aarde worden gebracht, waar Jezus zijn heiligen, in het Koninkrijk van God, zal belonen met een positie van macht en gezag over de naties. Dit hebben we hierboven gelezen in Joh. 14:2-3, Matth. 25:31-34 en Openb. 22:12 en andere schriftgedeelten.
Waarom wilde Paulus
sterven en bij Christus zijn?
Waarom schreef Paulus
aan de Filippenzen:
Filippenzen 1:23
Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en
met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; 24
maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil.
Waarom zei Paulus,
ofschoon hij bij zijn dood naar het graf zou gaan, dat hij bij Christus
zou zijn?
Merk op dat Paulus niet
zei waar hij heen zou gaan of wanneer hij bij Christus zou zijn. Er is
hier met geen woord sprake van de hemel en evenmin is er een woord dat
zegt dat hij onmiddellijk bij Christus zou zijn. Waarom dan die haast om
te verscheiden?
Teneinde te begrijpen
wat hier is bedoeld slaan wij een andere tekst op waar Paulus zegt
gereed te zijn om te sterven. In 2 Timotheüs 4:6-8 schreef Paulus:
2 Timotheüs 4:6
Want wat mij aangaat, reeds word ik als plengoffer geofferd en
het tijdstip van mijn verscheiden staat voor de deur. 7
Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde
gebracht, ik heb het geloof behouden; 8
voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke
te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet
alleen mij maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.
In deze verzen legt
Paulus uit wat hij bedoelde met ”met
Christus zijn”. Hij
ontvangt zijn loon niet onmiddellijk bij zijn dood. Maar er ligt een
rechtvaardigheidskroon voor hem gereed en de Heer zal hem die te dien
dage geven. Welke dag is dat? De dag van Christus' verschijning: zijn
wederkomst! In Jesaja 40:10 wordt deze zelfde dag genoemd:
Jesaja 40:10
Zie, hier is uw God! Zie, de Here HERE zal komen met kracht en
zijn arm zal heerschappij oefenen; zie, zijn loon is bij Hem en zijn
vergelding gaat voor Hem uit.
Zie ook Openbaring
22:12.
Aan de Thessalonicenzen
schreef Paulus:
1 Thessalonicen 4:16
want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een
aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel,
en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; 17
daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op
de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de
lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen.
Dit is de tijd dat de
doden ”die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken” (Dan. 12:2).
De doden zijn al deze duizenden jaren niet bij de Heer geweest; maar zij
wachten op de tijd, wanneer zij uit het stof van de aarde zullen
ontwaken om de Heer in de lucht te ontmoeten!
Christus zal binnenkort
de hemel verlaten en zal dan op weg naar de aarde zijn getrouwen die
veranderd zijn van mensen van vlees en bloed in geest – zoals God en de
engelen – in de lucht ontmoeten om vervolgens gezamenlijk op aarde het
Koninkrijk van God te vestigen.
Handelingen 1:10
En toen zij naar de hemel staarden, terwijl Hij henenvoer, zie,
twee mannen in witte klederen stonden bij hen, 11
die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op
naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op
dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen.
Dit is de tijd dat de
doden, volgens 1 Corinthiërs 15:52, onvergankelijk zullen opstaan door
de kracht van de Geest van God. Dit is de eerste opstanding.
1 Corinthiërs 15:51
Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet
ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, 52
in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin
zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij
zullen veranderd worden.
Nu is Paulus'
raadselachtige uitspraak in Filippenzen duidelijk. Ter wille van de
Filippenzen, die hem nodig hadden als leraar en apostel, wilde hij in
leven blijven, ook al verlangde hij er soms naar van zijn problemen te
worden verlost door de dood om de opstanding af te wachten en bij
Christus te zijn. Sterven is winst! Er is geen besef van de
verstrijkende tijd. Het volgende moment is de opstanding!
Prediker 9:5
De levenden weten tenminste, dat zij sterven moeten, maar de
doden weten niets… 6 Zowel
hun liefde als hun haat en hun na-ijver zijn reeds lang vergaan; en zij
hebben nimmer deel aan iets, dat onder de zon geschiedt. Vers 10
Al wat uw hand vindt om naar uw vermogen te doen, doe dat, want
er is geen werk of overleg of kennis of wijsheid in het dodenrijk,
waarheen gij gaat. Psalmen 146:4 gaat zijn adem uit, dan keert hij weder tot zijn aarde, te dien dage vergaan zijn plannen.
Paulus in de hemel?
Wanneer 2 Corinthiërs
12:1-7 nauwkeurig wordt onderzocht, is het duidelijk dat degene die in
een visioen ”tot in de derde hemel” werd weggevoerd de apostel Paulus
zelf was!
In het elfde hoofdstuk
van 2 Corinthiërs spreekt Paulus over zijn fysieke problemen en
vervolgingen. In hoofdstuk 12 evenwel begint hij enkele van zijn
geestelijke ervaringen te vertellen. Merk op dat in de eerste zeven
verzen het voornaamwoord ’ik’ veertien keer voorkomt! In het allereerste
vers zegt Paulus: ” .. ik zal komen op gezichten en openbaringen des
Heren.” Dit is duidelijk uit 2 Corinthiërs 12:7 waar Paulus zegt: ”En
ook om het buitengewone van de openbaringen … is mij, opdat ik mij niet
te zeer zou verheffen, een doorn in het vlees gegeven...”
Paulus begint over zijn
visioen te vertellen in vers 2 waar hij zegt: ”Ik weet van een mens in
Christus, veertien jaar is het geleden – of het in het lichaam was, weet
ik niet, of dat het buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het –
dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel.”
Paulus sprak over
zichzelf! Hij werd weggevoerd ”tot in de derde hemel” – in een visioen.
Deze ”derde hemel” is waar Gods troon is. Dit visioen was zo levendig
dat het voor hem realistisch scheen, alsof hij lichamelijk naar de hemel
was gevoerd. Maar Gods Woord geeft het antwoord! ”En niemand is
opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon
des mensen” (Joh. 3:13). Wat
Paulus meemaakte was een gezicht of openbaring, zoals hij zelf zei in
vers 1.
Maar waarom spreekt
Paulus over het zien van de derde hemel door de omweg ”ik weet van een
mens” te gebruiken? Paulus geeft het antwoord in 2 Cor. 12:6.
2 Corinthiërs 12:6
Want als ik wil roemen, zal ik niet onverstandig zijn, want ik
zal de waarheid zeggen; maar ik onthoud mij ervan, opdat men mij niet
meer toekenne dan wat men van mij ziet en hoort. Paulus wilde eenvoudig niet dat anderen over hem zouden denken als een groot, verheven personage! Door op een indirecte wijze te spreken (”Ik weet van een mens”) benadrukte hij dit punt. Hij spreekt van zichzelf in de derde persoon, een teken van nederigheid.
Ging de ”dief aan het
kruis”
Jezus zei dat Hij na zijn kruisiging drie dagen en drie nachten in het
graf zou zijn. Kon de dief dan diezelfde dag samen met Christus in het
Paradijs zijn?
Lees Lukas 23:43
nauwkeurig.
Lukas 23:43
En Hij zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij
in het paradijs zijn.
Jezus zei dat de
gekruisigde misdadiger bij
Hem in het paradijs zou zijn. Indien wij kunnen bewijzen waar
Jezus heenging toen Hij stierf, dan kunnen wij bewijzen of de
misdadiger die dag werkelijk naar het paradijs ging.
Sla 1 Corinthiërs
15:3-4 op. Paulus zet nog eens uiteen:
1 Corinthiërs 15:3
Want voor alle dingen heb ik u
[sprekend tot christenen] overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor
onze zonden, naar de Schriften, 4
en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de
Schriften.
Merk op dat Jezus werd
begraven. Er staat niet dat het lichaam werd begraven en dat de ziel
naar het paradijs ging. Er staat dat Hij – Jezus zelf – werd begraven.
Gedurende drie dagen was Hij dood. Hij stierf voor onze zonden. Daarna
kwam Hij tot leven. Hij stond op!
Jezus was in het graf!
Johannes geeft ons
verder bewijs van waar Jezus was.
Johannes 19:41
En er was ter plaatse, waar Hij gekruisigd was, een hof en in die
hof een nieuw graf, waarin nog nooit iemand was bijgezet; 42
daar dan
[in de tombe, het graf] legden zij Jezus neder.
Het was Jezus die in de
graftombe werd gelegd, niet slechts het lichaam van Jezus. Jezus was
dood!
Om dit nog duidelijker
te maken slaan wij Handelingen 2:31 op. Sprekend over Christus citeert
Petrus de profeet David als volgt:
Handelingen 2:31
heeft hij
[David] in de toekomst gezien en
gesproken van de opstanding van de Christus, dat Hij niet aan het
dodenrijk is overgelaten, noch zijn vlees ontbinding heeft gezien.
Dit vers laat zien dat
Jezus niet in het paradijs was, maar in
het dodenrijk.
Het oorspronkelijke geïnspireerde Griekse woord dat door Petrus
werd gebruikt voor ’dodenrijk’ is
hades, dat het ’graf’ betekent.
Het graf is niet het
paradijs. Daar Jezus die dag – de dag van de kruisiging – niet het
paradijs binnenging, ging de misdadiger het dus evenmin binnen. Christus
is ”onder alles de eerste”, lezen wij in Colossenzen 1:18. Derhalve kan
de misdadiger die berouw had Christus niet in het paradijs zijn
voorgegaan. Onverschillig wanneer de berouwvolle misdadiger het Paradijs
zal binnengaan, Christus zal daar ook zijn. Hij zei immers: ”[Gij zult]
met Mij in het paradijs zijn.”
Sommige mensen grijpen
1 Petrus 3:19-20 aan als verondersteld bewijs dat Jezus leefde toen Hij
dood was – dat Hij
Wanneer predikte Jezus tot de geesten in de
gevangenis?
Wel, laten wij zien wat
deze verzen in Petrus' brief werkelijk zeggen. Zondige engelen
die Satan zijn gevolgd zijn in ketenen van duisternis, gekerkerd wegens
hun eigen dwaasheid (Judas 6).
Judas 1:6
en dat Hij engelen, die aan hun oorsprong ontrouw werden en hun eigen
woning verlieten, voor het oordeel van de grote dag met eeuwige banden
onder donkerheid heeft bewaard gehouden.
Wanneer predikte Jezus
tot de gekerkerde geesten? Lees het:
1 Petrus 3:19
in welke Hij ook heengegaan is en gepredikt heeft aan de geesten
in de gevangenis, 20 die
eertijds ongehoorzaam geweest waren, toen de lankmoedigheid Gods bleef
afwachten, in de dagen van Noach, terwijl de ark in gereedheid
werd gebracht, waarin weinigen, dat is acht zielen, door het water heen
gered werden.
Toen
was het dat Jezus tot de geesten of zondige
engelen predikte: in de dagen van Noach, niet gedurende de tijd dat Hij
dood was en begraven in het graf!
Daar wij weten waar
Jezus was toen Hij stierf, moeten wij nu het paradijs opsporen.
Openbaring 2:7
Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.
Wie overwint, hem zal Ik geven te eten van de boom des levens, die in
het paradijs Gods is.
Openbaring 2:7 toont
aan dat zich in het paradijs van God de boom des levens bevindt. In het
nieuwe Jeruzalem, ”de heilige stad, Jeruzalem,
nederdalende uit de hemel, van
God” (Openb. 21:10) bevindt zich het paradijs (Openb. 22:1-2).
Het nieuwe Jeruzalem is
evenwel nog niet voltooid. Christus is nog steeds bezig er voor ware
christenen een plaats te bereiden. In het begin van het Millennium zal
het op aarde neerdalen. Christus zal dan de gehele aarde
vernieuwen tot een paradijs, als de Hof van Eden.
Jesaja 51:3
Want de HERE troost Sion, Hij troost al haar puinhopen; Hij maakt
haar woestijn als Eden en haar wildernis als de hof des HEREN;
blijdschap en vreugde zullen er gevonden worden, loflied en geklank van
gezang.
Het herstel van het
paradijs zal beginnen in het gebied waar nu Israël ligt.
Ezechiël 36:33
Zo spreekt de Here HERE: Wanneer Ik u reinig van al uw
ongerechtigheden, zal Ik de steden weer bevolken en zullen de puinhopen
herbouwd worden; 34 het
verwoeste land zal weer worden bewerkt, in plaats van een woestenij te
zijn voor het oog van iedere voorbijganger. 35
En men zal zeggen: Dit land dat verwoest was, is geworden als
de hof van Eden; de steden die, verwoest en vernield, in puin lagen,
zijn weer versterkt en bewoond. 36
Dan zullen de volken die om u heen overgebleven zijn, weten, dat
Ik, de HERE, herbouwd heb wat vernield was en beplant heb wat verwoest
was. Ik, de HERE, heb het gesproken en Ik zal het doen.
In feite is het komende
Millennium (het Vrederijk) een herstel van de Hof van Eden (het
Paradijs).
Jezus zei dat de
berouwvolle misdadiger bij Hem in dit paradijs zou zijn. Maar Hij had
dit ook kunnen zeggen tegen de andere misdadiger aan het kruis en ook
tegen alle omstanders.
Een beknopte
beschrijving van Gods Plan met de mensheid. De weinigen (Luk. 12:32) die
van Christus zijn bij zijn terugkomst – eerstelingen genoemd – zullen in
de eerste opstanding veranderd worden in geestelijke wezens met een
onsterfelijk lichaam. Zij zullen in Gods Koninkrijk regeren onder
Christus. Dit Koninkrijk zal gedurende het komende Millennium regeren
over de gehele aarde, die vernieuwd zal worden tot een paradijs, bewoond
door mensen van vlees en bloed. Na dit 1000-jarige Vrederijk zullen alle
mensen die ooit hebben geleefd vóór dit Millennium en niet in de eerste
opstanding zijn, opstaan in dit paradijs en een eerlijke kans krijgen om
Gods weg te gaan van vrede en geluk. Gedurende dat leven zullen ze
zonder Satans aanwezigheid en met een volledige kennis van Gods Plan
beoordeeld worden. Aan het eind van die periode (de periode van het
Oordeel van de Grote Witte Troon) zullen zij die God gehoorzaam blijven
eveneens met een verheerlijkt onsterfelijk lichaam in Gods Koninkrijk
worden geboren en zij die God niet willen gehoorzamen zullen in een
allesvernietigend vuur verbrand worden.
Pas na het
Millennium in het Oordeel van de Grote Witte Troon (Openbaring 20:1-5,
11-12) zal de berouwvolle dief het paradijs binnengaan! Evenals alle
omstanders bij het kruis (behalve de getrouwe discipelen). Hun ogen voor
Gods Waarheid zal dan geopend worden. In feite zal ieder mens ooit in
het paradijs komen. Daar zal de grote en genadevolle kans zijn op eeuwig
leven en voor de onverbeterlijken is er de eeuwige dood.
Wat bedoelde Jezus dan
met: ”Heden zult
gij met Mij in het paradijs zijn”?
Waarschijnlijk hebt u
aangenomen dat Jezus de dief beloofde diezelfde dag nog samen met Hem in
het Paradijs te zullen zijn.
Niets is minder waar!
Bedenk dat de dief had
gevraagd: ”Jezus, gedenk mijner, wanneer Gij in uw Koninkrijk
komt” (Lukas 23:42). Het ondubbelzinnige feit is dat Jezus nog niet in
zijn Koninkrijk is gekomen.
Lukas 11:2
Hij zeide tot hen: Wanneer gij bidt, zegt: Vader, uw naam worde
geheiligd; uw Koninkrijk kome.
Lukas 19:11
Toen zij daarnaar luisterden, sprak Hij nog een gelijkenis uit,
omdat Hij dicht bij Jeruzalem was en zij meenden, dat het Koninkrijk
Gods terstond openbaar zou worden.
1 Corinthiërs 11:26
Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt
gij de dood des Heren, totdat Hij komt.
1 Thessalonicen 4:13
Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen,
die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere [mensen],
die geen hoop hebben. 14
Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God
ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. 15
Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die
achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de
ontslapenen voorgaan, 16
want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en
bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die
in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; 17
daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op
de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de
lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen.
1 Corinthiërs 15:
22
Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus
allen levend gemaakt worden. 23
Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling,
vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst… Vers 49
En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo
zullen wij het beeld van de hemelse dragen. 50
Dit spreek ik evenwel uit, broeders: vlees en bloed kunnen het
Koninkrijk Gods niet beërven en het vergankelijke beërft de
onvergankelijkheid niet. 51
Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen,
maar allen zullen wij veranderd worden, 52
in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin
zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij
zullen veranderd worden.
Wat Jezus werkelijk zei!
De juiste interpunctie
helpt Lukas 23:43 te verklaren. De meeste vertalingen zijn onjuist
geïnterpungeerd teneinde het te doen voorkomen dat Jezus die dag in het
paradijs zou zijn. De Bijbel toont echter aan dat Jezus die dag niet in
het paradijs was. De komma vóór het woord ’heden’ is onjuist. De komma
behoort erachter te staan: ”Voorwaar, Ik zeg u heden, gij zult met Mij
in het paradijs zijn.”
Open uw bijbel bij dit
omstreden vers. Let op de interpunctie. Bedenk dat er geen interpunctie
staat in het geïnspireerde Grieks dat Lukas schreef. Eeuwen later pas
werd de interpunctie toegevoegd aan het Grieks en aan de vertalingen.
Ook in dit vers werd de interpunctie door mensen toegevoegd.
Hier volgt precies,
woord voor woord, de volgorde in het oorspronkelijke geïnspireerde
Grieks: ”Voorwaar, Ik zeg u heden: Met Mij zult gij in het paradijs
zijn.”
Door het woord ’heden’
te gebruiken benadrukte Jezus het tijdstip van zijn belofte, niet de
tijd dat Hij in het Paradijs zou zijn.
De berouwvolle
misdadiger die met Jezus werd gekruisigd is nog altijd dood en begraven.
Alleen Jezus is de eerstgeborene uit de doden:
Romeinen 8:29
Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd
tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de
eerstgeborene zou zijn onder vele broederen.
Handelingen 26:23
namelijk, dat de Christus zou lijden, en dat Hij als eerste uit
de opstanding der doden het licht zou aankondigen en aan het volk en aan
de heidenen.
1 Corinthiërs 15:23
Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling,
vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst. Maar de tijd komt dat deze man ook zal worden opgewekt en uiteindelijk binnengaat in het paradijs van God dat op deze aarde zal zijn.
Wanneer erven wij de
beloften?
Laten wij nu de vraag
stellen wanneer wij deze beloften zullen beërven. Hoe zullen wij
ze beërven? Heeft Abraham zelf zijn loon reeds ontvangen? Heeft Abraham
de beloften reeds geërfd?
Eerst lezen wij de
geïnspireerde woorden van de eerste christelijke martelaar, Stefanus,
die vol geloof en de heilige Geest was – Stefanus die met zijn leven
betaalde voor deze geïnspireerde woorden van de Bijbel. U kunt ze lezen
in Handelingen 7:2-5.
Handelingen 7:2
En hij zeide: Gij, mannen broeders en vaders, hoort toe. De God
der heerlijkheid is verschenen aan onze vader Abraham, toen hij nog in
Mesopotamië was, voordat hij in Haran ging wonen, 3
en Hij zeide tot hem: Verlaat uw land en uw bloedverwanten en kom
herwaarts naar het land, dat Ik u wijzen zal. 4
Toen vertrok hij uit het land der Chaldeeën en vestigde zich in
Haran. En nadat zijn vader gestorven was, bracht Hij hem vandaar over
naar dit land, waar gij nu woont; 5
en Hij gaf hem geen erfdeel daarin, zelfs niet een voet,
maar Hij beloofde het hem en zijn nakomelingschap tot een bezitting te
geven, ofschoon hij geen kinderen had.
God gaf Abraham geen
erfdeel in dat land – ”maar Hij beloofde het hem en zijn
nakomelingschap tot een bezitting te geven, ofschoon hij [nog] geen
kinderen had”.
Abraham heeft de
beloofde erfenis nooit ontvangen – hoewel Gods belofte
onvoorwaardelijk was omdat Abraham God had gehoorzaamd! Maar laten wij
verder gaan. Zie nu Hebreeën 11:8-10, 13.
Hebreeën 11:8
Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in
gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou
ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou. 9
Door het geloof heeft hij vertoefd in het land der belofte, als
in een vreemd land…
Let hier goed op:
Abraham vertoefde alleen maar in het land, het land dat hij
later als erfenis zou ontvangen
… waar hij in tenten woonde met Isaäk en Jakob, die
mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte; 10
want hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de
ontwerper en bouwmeester is. Vers 13
In dat geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften
verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en
begroet…
Abraham, Isaäk en Jakob
– de vaderen aan wie de beloften werden gedaan – zijn allen gestorven,
in het geloof, zonder de beloften te hebben ontvangen!
Begrijpt u wat deze
geïnspireerde tekst van God zegt? Hier staat in duidelijke taal dat zij
zijn gestorven, maar hun loon niet hebben ontvangen – de vaderen zelf
aan wie de beloften werden gedaan, gingen niet ”bij hun dood naar hun
loon”. Aldus zegt de Heer!
Verder vertelt de
Bijbel ons dat Abraham dood is. Toen het Nieuwe Testament werd
geschreven, meer dan achttienhonderd jaar na zijn dood, was Abraham nog
altijd dood, zoals in Johannes 8:52-53 staat. Daar leest u
ondubbelzinnig: ”Abraham is gestorven ... ” Tot op de huidige dag heeft
Abraham de beloofde erfenis niet ontvangen!
In het gehele Nieuwe
Testament leest u dat christenen die door Christus Abrahams kinderen
worden nu in dit tijdperk niet beërven; zij zijn nu slechts erfgenamen.
Een erfgenaam is iemand die nog niet zijn erfenis heeft ontvangen. Waarom heeft Abraham tot op de huidige dag de belofte nog niet beërfd? Waarom niet? Luister! Aangezien de ”eeuwige erfenis” van de aarde de betere beloften van het Nieuwe Testament uitmaakt, en aangezien de boodschap die Christus bracht om deze beloften te bevestigen het Evangelie van het Koninkrijk van God is, volgt hieruit dat het land van deze aarde – het land van de belofte die Jezus kwam bevestigen – het territorium is dat in bezit wordt genomen en wordt geregeerd door het Koninkrijk van God!
Wanneer wij het
Koninkrijk beërven
Dat Koninkrijk, zei
Jezus, is echter niet van deze wereld, dit tijdperk! In zijn grote
profetie over het tegenwoordige wereldnieuws – over wereldoorlogen en de
21e-eeuwse wereldomvattende beroering – zei Jezus, in Lukas:
Lukas 21:29
En Hij sprak een gelijkenis tot hen: Let op de vijgeboom en op al
de bomen. 30 Zodra zij
uitlopen, weet gij uit uzelf, omdat gij het ziet, dat de zomer reeds
nabij is. 31 Zo moet ook
gij, wanneer gij dit ziet geschieden, weten, dat het Koninkrijk Gods
nabij is. 32 Voorwaar, Ik
zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat alles geschiedt.
Het Koninkrijk van God
zal de wereld regeren. Het is nog niet opgericht – maar het is vandaag
wel nabij! In Lukas 19 gaf Jezus de gelijkenis van de ’ponden’, omdat
zij dachten dat het Koninkrijk van God terstond zou verschijnen. Hij
stelde zichzelf voor als een jonge edelman die naar een ver land – de
hemel – ging om het recht te ontvangen het koninkrijk te besturen,
waaruit blijkt dat het zou worden opgericht en de heerschappij over alle
naties zou overnemen bij de wederkomst van Christus!
Maar er is nog een
reden, inderdaad, nog een andere reden waarom wij in deze tegenwoordige
tijd nog slechts erfgenamen kunnen zijn. Zie 1 Corinthiërs 15:50.
1 Corinthiërs 15:50
Dit spreek ik evenwel uit, broeders: vlees en bloed kunnen het
Koninkrijk Gods niet beërven en het vergankelijke beërft de
onvergankelijkheid niet.
Geen mens kan het
Koninkrijk beërven. Het Koninkrijk van God is geen menselijk koninkrijk.
Er zijn geen mensen in. Het is een Goddelijk Koninkrijk!
Jezus maakte dit
duidelijk aan Nikodemus in Johannes.
Johannes 3:3
Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u,
tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods
niet zien. 4 Nikodemus zeide
tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, als hij oud is? Kan hij dan
voor de tweede maal in de moederschoot ingaan en geboren worden? 5
Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand
geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet
binnengaan. 6 Wat uit het
vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest. 7
Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom
geboren worden. 8 De wind
blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet,
vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zo is een ieder, die uit de Geest
geboren is.
Nikodemus begreep dit
niet. Ook vandaag begrijpen niet veel mensen het! Jezus zei verder dat
iemand, tenzij hij uit geest geboren wordt, het Koninkrijk van
God niet kan binnengaan. ”Wat uit het vlees geboren is is vlees,” zei
Jezus. Inderdaad, wij werden allen uit het vlees geboren, daarom zei
Jezus dat wij vlees zijn – ja, vlees en bloed. En vlees en bloed kunnen
het Koninkrijk van God niet beërven, kunnen het niet binnengaan. ”Wat
uit de Geest geboren is”, zei Jezus, ”is geest”. Wanneer wij uit de
Geest zijn geboren, zullen wij geest zijn – aldus Jezus. Wist
Jezus waarover Hij het had, of denken sommigen van ons het vandaag beter
te weten?
Nu terug naar Paulus'
verklaring in 1 Corinthiërs 15:50-53:
”Dit spreek ik evenwel
uit, broeders: vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven en
het vergankelijke [vlees is vergankelijk, onderhevig aan verouderen en
verval] beërft de onvergankelijkheid niet [geestelijke dingen en
geestelijke wezens zijn onsterfelijk, veranderen nooit, zijn altijd en
eeuwig nieuw]. Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet
ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden” – let hier
heel goed op: ”allen zullen wij veranderd worden.” Veranderd van
de ene substantie in de andere, van de ene samenstelling in de andere. ”In een ondeelbaar ogenblik”, vervolgt Paulus, ”bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden [niet de levenden in de hemel, maar de doden] zullen onvergankelijk opgewekt worden [niet neerdalen uit de hemel, maar worden opgewekt] en wij [de dan levende generatie] zullen veranderd worden. Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.”
Opstanding uit de
dood
Nu beginnen wij in te
zien waarom Abraham, en zijn kinderen door Christus, vooralsnog niet in
het beloofde loon zijn gekomen!
Maar wij gaan verder.
Wij kunnen niet in deze eeuwige erfenis komen voordat wij in het eeuwige
leven zijn gekomen. En wat is onze enige hoop op het beërven van eeuwig
leven? De opstanding! Misschien is dit een verrassing.
Zie 1 Corinthiërs
15:12-18.
1 Corinthiërs 15:12
Indien nu van Christus gepredikt wordt, dat Hij uit de doden is
opgewekt, hoe komen sommigen onder u ertoe te zeggen, dat er geen
opstanding der doden is? 13
Indien er geen opstanding der doden is, dan is ook Christus niet
opgewekt. 14 En indien
Christus niet is opgewekt, dan is immers onze prediking zonder inhoud,
en zonder inhoud is ook uw geloof. 15
Dan blijken wij ook valse getuigen van God te zijn, want dan
hebben wij tegen God in getuigd, dat Hij de Christus opgewekt heeft, die
Hij toch niet heeft opgewekt, indien er geen doden opgewekt worden. 16
Immers, indien er geen doden opgewekt worden, dan is Christus ook
niet opgewekt; 17 en indien
Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zonder vrucht, dan zijt gij
nog in uw zonden. 18 Dan
zijn ook zij, die in Christus ontslapen zijn, verloren.
Dit is een boude
uitspraak!
De doden in Christus
zijn verloren, zijn niet in leven om reeds van de beloofde erfenis te
genieten, maar zij zijn verloren – totaal vergaan – tenzij er een
opstanding uit de doden komt! Wat een verschil met de tegenwoordige
fabels waartoe een misleid volk zich heeft gekeerd!
Abraham, Isaäk en Jakob
zijn dus dood. En tenzij er een opstanding komt – een opstaan uit het
graf – zijn zij verloren. Abraham wist van Christus, en Jezus zei dat
Abraham zich verheugde zijn dag te zien, en Abraham zag die ook en was
verheugd. En sprekend over Abraham en de opstanding zei Jezus, zoals in
Mattheüs staat:
Mattheüs 22:31
Wat nu de opstanding der doden betreft
[merk op dat Jezus hier iets zegt om de
opstanding te bewijzen], hebt gij
niet gelezen, wat door God tot u gesproken is, toen Hij zeide: 32
Ik ben de God van Abraham, en de God van Isaäk, en de God van
Jakob? 33 Hij is niet een
God van doden, maar van levenden. Deze tekst wordt vaak verdraaid en verwrongen in de poging te bewijzen dat Abraham niet dood is, maar reeds zijn beloofde loon heeft ontvangen, en dat hij nooit zal opstaan, m.a.w. precies het tegenovergestelde van wat Jezus aanvoerde als bewijs. ”Wat nu de opstanding der doden betreft …”, zei Jezus, ”God is de God der levenden.” Abraham stierf. Maar door een opstanding zal hij weer leven.
Wij ontvangen het
loon wanneer Jezus terugkeert
Wanneer zullen Abraham
en zijn kinderen door Christus in het beloofde loon komen? Wanneer zal
de opstanding zijn? Het antwoord is te vinden in 1 Corinthiërs 15:50-53:
het beërven van de beloften vindt plaats op hetzelfde moment dat
de levende christenen van sterfelijk in onsterfelijk zullen worden
veranderd. En Paulus zei dat dit bij de laatste bazuin zou zijn,
zoals u zich zult herinneren.
Goed, laten wij nu 1
Thessalonicenzen 4:16-17 opslaan:
1 Thessalonicen 4:16
want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een
aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel,
en zij, die in Christus
[niet buiten
Christus] gestorven zijn, zullen
het eerst opstaan; 17 daarna
zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in
een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo
zullen wij altijd met de Here wezen.
En de opstanding zal
dus gebeuren bij de wederkomst van Christus, wanneer Hij komt als Koning
der koningen en Heer der heren om voor het eerst alle naties van de
aarde te regeren en te besturen. Wanneer Hij komt om zijn Koninkrijk op
te richten, dan zullen Abraham en zijn kinderen in Christus die dan
leven of gestorven zijn tot onsterfelijkheid worden opgewekt, het
koninkrijk beërven, een wereldomvattende regering met Christus aan het
hoofd, die zal regeren over dat land dat aan Abraham werd beloofd: vanaf
de rivier van Egypte tot aan de Eufraat. En dit Koninkrijk, dat is
samengesteld uit onsterfelijke wezens, vlees en bloed kunnen het immers
niet binnengaan, zal vervolgens eveneens over alle andere naties van de
aarde regeren – en deze andere naties bestaan uit sterfelijke mensen van
vlees en bloed!
1 Thessalonicen 4:16
zegt niet, zoals zoveel mensen menen, dat Christus de
heiligen halverwege tegemoet komt als de heiligen op weg naar de hemel
zijn. Nee, Jezus is dan op weg naar de aarde zoals Hij zei in Johannes
14:3: ”En wanneer Ik heengegaan ben ... kom ik weder”. Wat een fantastische belofte! Jezus beloofde dat Hij naar de aarde zou terugkomen. En verder beloofde Hij dat Hij, als Hij naar de aarde is teruggekeerd, dan, zoals Hij zei, ”u tot Mij [zal] nemen”. Waar is dat? Hier op de aarde natuurlijk! De heiligen, zowel de doden als de levenden, opgestaan en onsterfelijk gemaakt, zullen opstijgen om Hem te ontmoeten als Hij naar deze aarde terugkeert. Zij ontmoeten elkaar in de wolken. (Iedere dag wordt er door vliegtuigen veel hoger gevlogen.) En Zacharia 14:4 stelt dat de voeten van Christus dan op de Olijfberg zullen staan, in Israël, het Beloofde Land. En zij die Hem als Hij komt zullen ontmoeten, zullen altijd bij Hem zijn waar Hij is. Ja, dat is wat anders dan de fabels van de zgn. christelijke kerken, maar dit is de zuivere waarheid van Gods Woord!
Het loon is niet de
hemel
Jezus zei: ”Zalig de
zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven” (Matth. 5:5).
Dit is een onderdeel van de Bergrede – en iedere christen moet toch
zeker de Bergrede geloven! Dan moeten wij, als wij christen zijn, ook
geloven dat wat de behoudenen zullen beërven de aarde is, en niet de
hemel! Jezus zei heel duidelijk:
”Niemand is
opgevaren naar de hemel” (Joh. 3:13).
David was een man naar
Gods hart. David heeft de belofte dat hij in het Koninkrijk van God zal
zijn, en dat hij, onder Christus, over Israël zal regeren, in de tijd
dat Christus alle naties regeert. Maar op de Pinksterdag waarop de
nieuwtestamentische Gemeente begon zei de geïnspireerde Petrus: ”David
is niet opgevaren naar de hemelen” (Hand. 2:34).
De meest wijze man die
ooit heeft geleefd werd ertoe geïnspireerd om als onderdeel van het
heilige Woord van God op te schrijven:
Spreuken 10:30
De rechtvaardige zal in eeuwigheid niet wankelen, maar de
goddelozen zullen de aarde niet bewonen.
Velen hebben deze
teksten weleens gelezen. Dit is het ”Aldus zegt de Here” betreffende
deze kwestie. Er is in de hele Bijbel absoluut geen enkele tekst waarin
de hemel beloofd wordt als het loon dat de behoudenen zullen beërven. En
toch, hebben de meeste mensen niet op een of andere wijze hun verstand
verblind voor deze duidelijke, ondubbelzinnige uitspraken van de
Almachtige God en zomaar, zonder vragen, het idee aanvaard van het naar
de hemel gaan?
Dominees, priesters en
andere religieuze voorgangers zeggen op een begrafenis: ”Hij/zij is nu
bij de Here”. Dit is een misleiding, een ernstig bedrog.
Let erop wanneer het
Koninkrijk beërfd zal worden – wanneer de erfgenamen van de beloften aan
Abraham tenslotte in hun loon zullen komen, en de eigenlijke erfenis
zullen ontvangen. Het staat in Mattheüs.
Mattheüs 25:31
Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de
engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner
heerlijkheid. Vers 34 Dan
zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij
gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is
van de grondlegging der wereld af. Inderdaad, het Koninkrijk van God is de plaats die bereid is. Jezus zei dat Hij heenging om voor ons een plaats te bereiden. Hij zei ook dat Hij heenging om voor zichzelf een koninkrijk te ontvangen, en dan terug te keren. En wanneer Hij terugkeert, als Koning der koningen, en als dat Koninkrijk is opgericht (wij zien dat dit de plaats is die wordt bereid), dan zal de vreugdevolle roep uitgaan: ”Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is."
Wat is de PLAATS die
door Jezus wordt voorbereid?
De Bijbel geeft veel informatie over de plaats die God voorbereidt voor
zijn kinderen. Jezus zei niet dat christenen naar de hemel gaan.
Veel mensen geloven dat
Jezus zijn discipelen heeft verteld dat christenen de eeuwigheid zullen
doorbrengen in ”woningen” in de hemel. Zij halen zijn woorden in
Johannes 14:1-4 aan.
Johannes 14:1
Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in
Mij. 2 In het huis mijns
Vaders zijn vele woningen (anders zou Ik het u gezegd hebben) want Ik ga
heen om u plaats te bereiden; 3
en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder
en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben. 4
En waar Ik heenga, daarheen weet gij de weg.
Zei Jezus werkelijk dat
ons loon een woning in de hemel is? Laten wij eens zien wat het huis
van de Vader is.
Jezus zei duidelijk dat
er in het huis van zijn Vader vele ”woningen” zijn. Als dit niet zo was
geweest, zo zei Hij, zou Hij het ons hebben gezegd. Het Griekse woord
mone dat als ’woning’ is vertaald betekent in meer hedendaagse taal
’kamer’, ’verblijf’ of ’vertrek’. In het huis van de Vader is dus een
bepaald aantal kamers of vertrekken.
Maar wat is het huis
van de Vader? Wat zegt de Bijbel dat het huis van de Vader is?
Toen Hij in de tempel
was, zei Jezus tot de Joden die daar duiven en vee verkochten: ”Maakt
het huis mijns Vaders niet tot een verkoophuis” (Joh. 2:16).
Dit is een eenvoudige
bijbelse definitie van het huis van de Vader.
De tempel te Jeruzalem
was een aards type van het huis van de Vader in de hemel. Lukas 19:46 en
Jesaja 56:7 citeren eveneens de Heer als Hij over de Tempel zegt:
”Mijn huis zal
een bedehuis zijn”. Dus de tempel te Jeruzalem in de dagen van Christus
was een type van het huis van de Vader in de hemel.
Maar waren er in de
tempel vele ”woningen” of kamers en vertrekken? Inderdaad!
Als wij Jeremia 35:2
opslaan lezen wij:
Jeremia 35:2
Ga naar het huis der Rekabieten en spreek met hen, breng hen naar
het huis des HEREN in een van de vertrekken, en geef hun wijn te
drinken.
In het vierde vers van
hetzelfde hoofdstuk zien wij dat er verschillende vertrekken waren voor
personen van verschillende rangen. Chanan, een man van God, had zijn
kamer of vertrek ”naast
het vertrek der vorsten” en
”boven dat van …
de dorpelwachter”.
Salomo bouwde een
”aanbouw” met verdiepingen aan de tempel.
1 Koningen 6:5
Voorts bouwde hij tegen de muur van het huis
[de tempel] een aanbouw, rondom tegen de muren van het huis, rondom tegen de
hoofdzaal en de achterzaal; en hij maakte die rondom met verdiepingen.
De diverse vertrekken
of ”woningen” correspondeerden met de rangen van de personen die daarin
verblijf hielden. Elke kamer van de tempel – een type van het huis van
de Vader – gaf niet alleen de verblijfplaats van elke
functionaris aan, maar was tevens een aanwijzing van diens positie of
ambt, hetzij die van portier of die van prins. Nee, Jezus verwees niet naar de hemel. Hij verwees naar een plaats die wordt voorbereid in de hemel.
Wat is de plaats in
voorbereiding?
Nu kijken wij naar de
rest van Jezus' gesprek met de discipelen. Jezus zei: ”Ik ga heen om u
plaats te bereiden.” Uit andere bijbelteksten weten wij dat Jezus
inderdaad naar de hemel ging, naar de rechterhand van de Vader, waar Hij
nu werkt als onze ”Hogepriester”.
Hebreeën 9:11
Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die
gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met
handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping,
Ziet u de betekenis
hiervan?
Een deel van de functie
van het ambt van Hogepriester is de voorbereiding van een plaats voor
ieder van ons, zoals Jezus zijn discipelen beloofde. Maar merk
nauwkeurig op: de voorbereiding van iedere plaats gebeurt in
de hemel, maar Jezus zei niet dat de plaatsen een deel van de
hemel zijn. (Een kok kan de maaltijden in de keuken bereiden,
maar de maaltijden zijn geen deel van de keuken.)
Zijn er bijbelteksten
die ons zeggen wat er wordt voorbereid? Inderdaad. Er zijn twee
verzen in de Bijbel die ons zeggen wat er wordt voorbereid.
De eerste is Mattheüs
25:34. Hier zegt Christus: ”Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft
het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld
af.” De andere tekst is Openbaring 21:2:
Openbaring 21:2
En ik
[Johannes] zag de heilige stad,
een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid
[Grieks hetoimazo:
voorbereid] als een bruid, die
voor haar man versierd is.
De tempel te Jeruzalem
in de dagen van Jezus was een type van het Koninkrijk van God en
de stad Nieuw Jeruzalem.
De enige
plaatsen die volgens de Bijbel worden voorbereid zijn het Koninkrijk van
God en het Nieuwe Jeruzalem. Daar het dus het Koninkrijk en de Heilige
Stad zijn die tenslotte voor ons allen worden voorbereid, moet dus
datgene wat Jezus voor elk van ons aan het voorbereiden is, bestaan uit
individuele posities in het Koninkrijk en in de nieuwe stad Jeruzalem. Nu is het duidelijk waarom Christus naar de tempel verwees als voorbeeld van het Koninkrijk van God en van het Nieuwe Jeruzalem. De tempel had kamers die dienden als kantoren voor de diverse bewoners van verschillende rangen. Op dezelfde wijze zal ieder van ons zijn eigen plaats of kantoor in de Heilige Stad hebben, in overeenstemming met hoe goed wij de talenten gebruiken die God ons in dit leven heeft gegeven. Hoe meer wij in dit leven overwinnen, hoe groter de eer van onze plaats in het Nieuwe Jeruzalem zal zijn en hoe groter onze verantwoordelijkheid in het Koninkrijk.
Het huis van de Vader
komt naar de aarde!
Openbaring 21:2 toont
duidelijk aan dat de Heilige Stad – het huis van de Vader, aangezien Hij
het zijn toekomstige woonplaats zal maken (Openb. 21:3 en 22:3) – een
van de twee dingen is die Jezus momenteel in de hemel voorbereidt. Zowel
God de Vader als zijn Zoon geven het vorm, want wat de Vader doet, dat
doet de Zoon ook (Joh. 5:19). Daar de stad volledig toebereid uit de
hemel neerdaalt, moet die ook in de hemel zijn toebereid,
zoals Jezus ook zei dat Hij zou doen.
Merk tevens op dat de
stad uit de hemel komt. Er staat niet dat wij naar de hemel gaan.
In het Nieuwe Testament
wordt de Gemeente van God het Huis van God genoemd. De Gemeente is nu de
verloofde van Christus en zal zijn vrouw worden, de Bruid van Christus.
Vandaar dat het Nieuwe Jeruzalem de Bruid wordt genoemd. ”Getooid als
een bruid” staat in Openb. 21:2. Die beschrijving is begrijpelijk, want
de stad is gereed gemaakt voor de bruid om in haar prachtige woningen te
gaan wonen. Hetoimazo is het Griekse woord dat in vers 2 vertaald
is met ’getooid’. Meestal wordt het vertaald met ’gereed maken’ of
’voorbereiden’. Kosmeo betekent behalve versieren (vers 2) ook in orde brengen,
gereed maken, voorbereiden. Dit vindt plaats bij de terugkomst van
Christus (aanvang Millennium).
Openbaring 21:9
En er kwam een van de zeven engelen met de zeven schalen, die vol
waren van de laatste zeven plagen, en hij sprak met mij, zeggende: Kom
hier, ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams. 10
En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg, en
hij toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, nederdalende uit de hemel,
van God.
In het O.T.
symboliseert de tempel de plaats waar God is. In het N.T. is geen
gebouw, maar is de geestelijke Gemeente de tempel. Er is ín de Gemeente
geen tempel, maar de Gemeente is de tempel. De tegenwoordigheid van God
de Vader en Christus met zijn Bruid maakt van het nieuwe Jeruzalem één
grote geestelijke tempel.
Openbaring 21:22
En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de
Almachtige, is haar tempel, en het Lam.
Laten wij nu begrijpen
wat de Bijbel zegt over het Koninkrijk dat in de hemel in
voorbereiding is en dat naar de aarde zal komen. Jezus keerde naar de
hemel terug om het koningschap te ontvangen (Lukas 19:12). Hij moet dat
voorbereiden terwijl Hij het ambt van Hogepriester uitoefent. Daar het
Koninkrijk voor ons allen wordt voorbereid als erfenis, moet de speciale
plaats die Christus voor elk van ons voorbereidt dus onze eigen positie
of ons ambt in dat Koninkrijk zijn. ”Plaats” (Joh. 14:3
en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb) betekent zowel
’positie’, ’ambt’, ’rang’ als geografische plaats. Onze plaats of
positie in de regering van God hangt af van het ambt dat wij bekleden.
Christus heeft de eerste plaats, Hij is immers Koning der koningen. Wij
zullen allen ondergeschikte plaatsen hebben, lagere posities onder Hem.
In de gelijkenis van Lukas 19 verbeelden ponden de heilige Geest,
waarmee we goddelijk karakter ontwikkelen en de wereld overwinnen.
Lukas 19:13
En hij riep tien van zijn slaven en gaf hun tien ponden en zeide
tot hen: Drijft handel, totdat ik terugkom. Vers 15
En het geschiedde, toen hij terugkwam, nadat hij de koninklijke
waardigheid verkregen had, dat hij die slaven, aan welke hij het geld
gegeven had, bij zich liet roepen om te weten, wat ieder met zijn handel
bereikt had. 16 En de eerste
verscheen en zeide: Heer, uw pond heeft tien ponden winst gemaakt. 17
En hij zeide tot hem: Voortreffelijk, goede slaaf; omdat gij in
het minste getrouw geweest zijt, heb gezag over tien steden. 18
De tweede kwam en zeide: Uw pond, heer, heeft vijf ponden
opgebracht. 19 Hij zeide ook
tot hem: En gij, wees heer over vijf steden.
Dit schetst de posities
van de eerstelingen die Gods regering gaan vormen.
Het Koninkrijk van God
is de regering van God, waarvan de leden uit God zullen worden geboren.
Het uit God geboren worden maakt het hele Koninkrijk dus het gezin
van God. ”Tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij
het Koninkrijk Gods niet binnengaan” (Joh. 3:5). Daarom gebruikte Jezus
de oude tempel als een fysiek type van het geestelijke gezin of
Koninkrijk van God. Nu wordt het duidelijk waarom onze plaats of positie in Gods Regering door Jezus in de hemel moet worden voorbereid. Wij konden de heilige Geest, het enige middel waardoor wij het Koninkrijk kunnen binnengaan, niet ontvangen voordat Christus naar de hemel was gegaan (Joh. 16:7). Christus bereidt onze plaats of positie in het Koninkrijk door onze Hogepriester te zijn die voor ons bemiddelt en door ons de Geest van God te geven. De plaatsen of posities – de ambtelijke verantwoordelijkheden – worden voorbereid door ons voor die ambten op te leiden. Als onze Hogepriester roept, rechtvaardigt en vervolmaakt Jezus ieder van ons voor zijn Koninkrijk, zodat wanneer het Koninkrijk van God naar deze aarde komt (Matth. 6:10), iedere positie of plaats volledig is voorbereid doordat iemand van ons dat bepaalde ambt zal bekleden. Als Christus geen Hogepriester in de hemel was, zou het Koninkrijk niet worden voorbereid. Er zou niemand zijn om de ambten te bekleden.
”Ik kom weder”
Hoewel Christus naar de
hemel moest gaan, zei Hij:
Johannes 14:3
en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik
weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.
Dit is Jezus' eigen
belofte dat Hij terugkomt!
Let erop dat er in dit
vers nergens staat dat wij naar de hemel gaan. Er staat juist het
tegendeel. Jezus komt naar de aarde!
Jezus zal in wolken uit
de hemel terugkeren. Wij zullen Hem in de lucht ontmoeten (1 Thess.
4:15-17). Van daar zal Hij met ons neerdalen op de Olijfberg om
Jeruzalem te redden en zijn Koninkrijk te vestigen.
Judas 1:14
Ook over hen heeft Henoch, de zevende van Adam af, geprofeteerd,
zeggende: Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden.
1 Thessalonicen 3:13
om uw harten te versterken, zodat zij onberispelijk zijn in
heiligheid voor onze God en Vader bij de komst van onze Here Jezus met
al zijn heiligen.
Zacharia 14:1
Zie, er komt een dag voor de HERE, waarop de buit, op u behaald,
binnen uw muren verdeeld zal worden.
2
Dan zal Ik alle volken tegen Jeruzalem ten strijde vergaderen; de
stad zal genomen worden, de huizen zullen worden geplunderd en de
vrouwen geschonden. De helft van de stad zal wegtrekken in ballingschap,
maar de rest van het volk zal in de stad niet uitgeroeid worden. 3
Dan zal de HERE uittrekken om tegen die volken te strijden, zoals
Hij vroeger streed, ten dage van de krijg; 4
zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die voor
Jeruzalem ligt aan de oostzijde; dan zal de Olijfberg middendoor
splijten, oostwaarts en westwaarts, tot een zeer groot dal, en de ene
helft van de berg zal noordwaarts wijken en de andere helft zuidwaarts;
5 en gij zult de vlucht
nemen in het dal mijner bergen, want het dal der bergen zal reiken tot
Asel; ja, gij zult de vlucht nemen, zoals gij de vlucht genomen hebt
voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van Juda. En de
HERE, mijn God, zal komen, alle heiligen met Hem. 6
En op die dag zal er geen kostelijk licht zijn, noch verstijving;
7 ja, het zal een dag zijn
(die is bij de HERE bekend) geen dag en geen nacht; maar ten tijde van
de avond zal er licht wezen. 8
Dan zullen te dien dage levende wateren uit Jeruzalem vlieten, de
helft daarvan naar de oostelijke en de helft naar de westelijke zee; in
de zomer zowel als in de winter zal dat geschieden. 9
En de HERE zal koning worden over de gehele aarde; te dien dage
zal de HERE de enige zijn, en zijn naam de enige. 10
Het gehele land zal worden als de Vlakte van Geba tot Rimmon,
zuidelijk van Jeruzalem; maar dit zal verhoogd worden en op zijn plaats
blijven bestaan, van de Benjaminpoort tot de plaats van de vroegere
poort, tot de Hoekpoort, en van de Chananeltoren tot de koninklijke
perskuipen; 11 men zal het
bewonen, en er zal geen ban meer zijn, maar Jeruzalem zal veilig gelegen
zijn.
In die tijd zal Jezus
ons onze plaatsen of posities in het Koninkrijk geven, in overeenkomst
met wat wij hebben gedaan met onze gegeven talenten.
Daniël 7:27
En het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken
onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk van de heiligen des
Allerhoogsten: zijn koningschap is een eeuwig koningschap, en alle
machten zullen het dienen en gehoorzamen.
Er is geen bijbelse
aanwijzing dat Jezus vervolgens naar de hemel terugkeert. Hij komt om
het Koninkrijk op de aarde op te richten! Daar wij het Koninkrijk
beërven, zullen ook wij op de aarde, niet in de hemel zijn.
Christenen gaan dus
alles welbeschouwd niet naar de hemel. Wij zullen hier met Jezus op de
aarde zijn: ”opdat ook gij zijn moogt waar Ik ben.” Wij zullen met Christus op aarde duizend jaar over de
volken regeren.
Openbaring 5:10
en Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot
priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde.
Openbaring 20:4
En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd
hun gegeven … en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang.
Geen wonder dat Jezus
zei dat de zachtmoedigen de aarde zullen beërven (Matth. 5:5).
Romeinen 8:17
Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van
God, en mede-erfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn
lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking.
Jakobus 2:5
Hoort, mijn geliefde broeders! Heeft God niet de armen naar de
wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het
Koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben?
Hebben wij God werkelijk lief? Tonen we dat in onze beslissingen en
daden? Willen we van harte God gehoorzamen? God schenkt alle mensen die
Hem gehoorzamen genade, mogelijk gemaakt door het offer van Christus.
Behoud heeft niemand verdiend. Behoud
krijgen we als we God oprecht
liefhebben. Bovendien ontvangen we een beloning naar mate we ons laten
leiden door Gods Geest. Dat tonen we met onze daden. Christus weet bij
zijn terugkomst wat we met de talenten (Gods Geest) gedaan hebben. Kan
Hij dan zeggen, zoals in Matth. 25:21: ”Wel gedaan, gij goede en
getrouwe slaaf”?.
Hebreeën 1:1
Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen
gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot
ons gesproken in de Zoon, 2
die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de
wereld geschapen heeft. De Gemeente van God is mede-erfgenaam van alle dingen. Voor het verstand van een mens een niet te bevatten loon. |