Voor literatuurlijst klik hier.

 Alles wat u moet

weten over

BEHOUD

  

 

Bijna alle zeven miljard mensen (2012)

op aarde weten niet wat behoud is,

hoe het verkregen kan worden en

wanneer men het ontvangt.

Bent u er zeker van dat u zelf het

juiste antwoord op deze vragen weet?

Lees verder en u zult de waarheid

over behoud werkelijk leren begrijpen.


Wat bedoelt u met
BEHOUD?

Zou u de volgende vragen kunnen beantwoorden? Is behoud een plaats, een bestemming, een toestand, een beloning of, indien het geen van deze vier is, wat is het dan wel? En waar in de Bijbel is het antwoord te vinden?

Zou u in de Bijbel kunnen aanwijzen wanneer men het behoud ontvangt? Kunnen wij het nu reeds verkrijgen of pas wanneer wij sterven of wanneer Christus op aarde terugkeert, of op enig ander tijdstip? Deze publicatie zal u dat duidelijk maken.

Erven wij, na onze bekering, direct iets, of pas in de toekomst, en wat is er te erven?

Stel dat men u vraagt welk verband er bestaat tussen behoud en de profetieën, die een derde deel van de Bijbel beslaan. Zou u dat kunnen verklaren? Behalve aan profetieën is ook minstens een derde deel van de Bijbel gewijd aan geschiedenis. Kunt u een verband tussen dit grote bijbelgedeelte en behoud uitleggen? Of gaat de Bijbel niet of nauwelijks over het onderwerp behoud?

 

Wat behoud is

Godsdienstige mensen spreken wel over ’verlossing’ of ’behouden worden’, maar de meesten onder hen begrijpen vaak niet wat de Bijbel werkelijk over behoud leert, wat de ware betekenis van het woord ’behoud’ is. Sommigen zeggen misschien: ”Hoor eens even, ik ga niet naar de kerk; ik heb niet de pretentie godsdienstig te zijn. Waarom zou ik mij druk maken over godsdienstige termen zoals ’zonde’, ’behoud’, en ’geestelijke consequenties’?”

Gaat dit onderwerp alleen godsdienstige mensen aan? Bent u daar zeker van?

Al moet de waarheid aan de Bijbel ontleend worden, toch kan een omschrijving uit een woordenboek helpen. Van Dale bijvoorbeeld, omschrijft ’behoud’ als: redding van iemands leven of welzijn; tot behoud van zondaars.

Vervolgens moeten wij de bijbelse definitie van zonde leren kennen en nagaan wat volgens de Bijbel de geestelijke gevolgen daarvan zijn. Wat die ook mogen zijn, volgens het Van Dale woordenboek betekent behoud dat u voor die gevolgen wordt behoed en de Bijbel toont aan dat Van Dale in dit opzicht gelijk heeft. Behoud betekent tevens redding, en in die zin bevestigt de Bijbel de woordenboekdefinitie.

Waarom moeten wij voor de geestelijke consequenties van de zonde worden behoed? En indien wij onsterfelijke zielen zijn of hebben, waarom moeten wij dan voor vernietiging worden bewaard? Wat heeft dat met u van doen?

 

Waarom het u aangaat

De Almachtige God, die het menselijk leven, ook dat van u, heeft ontworpen en geschapen en het leven onderhoudt, zegt:

Romeinen 3:23  Want allen hebben gezondigd en derven [lopen mis] de heerlijkheid Gods.

Dit betreft ook u!

Wellicht is het veel lezers niet duidelijk wat er bedoeld wordt met ”de heerlijkheid Gods” die wij mislopen. U zult verbaasd zijn als het wordt uitgelegd.

Wat de zonde echter ook moge zijn, u hebt gezondigd, ”want allen hebben gezondigd”. Alleen Christus is daarvan uitgezonderd. U bent er dus ook bij betrokken. En aangezien het behoud de mens bewaart voor de consequenties van de zonde (en, zoals wij zullen zien, bevestigt de Bijbel dat), is het goed eens na te gaan wat volgens Gods Woord die consequenties zijn.

Het antwoord is helder en eenvoudig:

Romeinen 6:23  Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood…

Wellicht hebt u precies het tegendeel horen beweren en misschien ook geloofd. Maar lees het in uw eigen bijbel na! Het loon dat u uitbetaald zult krijgen voor het feit dat u gezondigd hebt is de dood. Waarom verkondigen zoveel godsdienstige mensen precies het omgekeerde van wat de Bijbel leert? Waarom zeggen zij dat het loon van de zonde eeuwig leven in de hel is?

Lees het opnieuw in uw bijbel! Enerzijds is er, als straf, de dood; maar het bijbelvers vervolgt met:

… maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.

Anderzijds is er, als geschenk, het eeuwige leven. Zij zijn elkaars tegendeel. Het is of het een of het ander: Of de dood of het eeuwige leven.

Laten wij hier een ding dat de Bijbel leert alvast goed duidelijk maken. Onze ’werken’ – onze zondige werken – leveren ons een bepaald loon op. Dat loon is niet het behoud. Het loon dat wij ermee verdienen is de dood en niet het behoud.

Laten wij ook het volgende punt heel duidelijk stellen: het eeuwige leven is niet iets dat men kan verdienen. Het is Gods geschenk dat wij via Christus ontvangen! Dat is wat de Bijbel ons heel duidelijk leert. Wij verdienen een loon als we zondigen en volgens de Bijbel is dat de dood.

De Bijbel zegt heel duidelijk: ”De genade, die God schenkt, is het eeuwige leven” (Rom. 6:23). Uit dit vers (en uit alle andere bijbelverzen die op dit onderwerp betrekking hebben) blijkt ondubbelzinnig dat wij door de genade van God het eeuwige leven, als geschenk van God, ontvangen. Het eeuwige leven is iets dat wij van God als geschenk moeten krijgen! Het behoud is dus in feite ’het eeuwige leven’ en het is een geschenk! Veel mensen weigeren te geloven dat het eeuwige leven slechts door genade en via Christus als geschenk van God kan worden verkregen. Zij beweren dat wij het eeuwige leven reeds bezitten en dat wij een ’onsterfelijke ziel’ hebben.

Dit is inderdaad verwonderlijk!

Het is een belangrijke kwestie! Het is de kernvraag waar alles om draait, de kern van het leven, de reden van ons bestaan! Als wij een onsterfelijke ziel hebben en het eeuwige leven reeds bezitten, dan spreekt de Bijbel niet de waarheid, wanneer hij onomwonden zegt dat het eeuwige leven een geschenk van God is. Het eeuwige leven is volgens de Bijbel het geschenk dat degenen die behouden worden via Jezus Christus van God ontvangen. Behoud is dus in feite het ontvangen van iets – het eeuwige leven – dat wij op dit moment nog niet bezitten.

Ga het na in uw bijbel.

Het is tijd dat wij ophouden mensen te geloven en na te volgen. Wij moeten onze bijbel raadplegen en God geloven!

 

Waarom wij hulpeloos zijn 

Zegt de Bijbel ergens dat wij een ’onsterfelijke ziel’ hebben of zijn?

Waarom spreken godsdienstige mensen altijd over onze ”onsterfelijke ziel”, over ”naar de hemel gaan”, over familieleden die nu ”bij de Heer” zijn en dergelijke dingen, die geacht worden te behoren tot de voornaamste geloofspunten van het christendom, zonder aan te tonen waar de Bijbel die dingen leert. Zij spreken over die geloofspunten alsof ze waar zijn. Zij brengen de mensen ertoe ze zonder meer aan te nemen, in de veronderstelling dat ze uit de Bijbel afkomstig zijn.

Wat leert de Bijbel over de ziel? Lees het met eigen ogen in uw eigen bijbel. Vertrouw niet op mensen! Geloof ze niet, maar God!

Ezechiël 18:4  … de ziel die zondigt, die zal sterven.

Inderdaad, het loon van de zonde is de dood, want de ziel die zondigt gaat dood.

Deze waarheid over de ziel is zo belangrijk dat God haar woordelijk laat herhalen. In Ezechiël 18:20 lezen wij opnieuw: ”De ziel die zondigt, die zal sterven.” De ziel is niet onsterfelijk. De Bijbel zegt dat hij kan sterven!

Laat u niet misleiden door de uitspraak: ”Ja, maar dat staat in het Oude Testament.” In het Nieuwe Testament staat duidelijk geschreven:

2 Timotheüs 3:15 (Statenvertaling)  En dat gij van kinds af de heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is. 16  Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is.

”Al de Schrift” – al wat Timotheüs vanaf zijn jeugd had gekend, en dat was het Oude Testament – ”is van God ingegeven”.

Bovendien zegt in het Nieuwe Testament Jezus Christus zelf:

Mattheüs 10:28 … weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel.

Het woord ”hel” is hier de vertaling van het Griekse woord gehenna. Het duidt op een vuur dat lichaam en ziel volledig verbrandt en doet sterven; een vuur dat niet slechts verschroeit, maar volkomen vernietigt! Over dit soort hellevuur spreekt de Bijbel en niet over hellevuur waarin men eeuwig brandt zonder ooit te verbranden. Laten wij Jezus Christus geloven, wanneer Hij zegt dat de menselijke ziel kan worden verbrand. De menselijke ziel is niet onsterfelijk!

Maar niet alleen wordt nergens in de Bijbel gesproken over een ’onsterfelijke ziel’, zelfs het woord ’onsterfelijk’ of een equivalent daarvan komt in de Bijbel slechts sporadisch voor. In 1 Timotheüs 1:17 wordt het woord ’onvergankelijk’ gebruikt met betrekking tot God als onsterfelijk wezen.

Ook het woord ’onsterfelijkheid’ of een equivalent ervan komt in de hele Bijbel niet veel voor. In Romeinen 2:7-8 staan twee uitersten tegenover elkaar.

Romeinen 2:7  hun, die, in het goeddoen volhardende, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, het eeuwige leven; 8  maar hun, die zichzelf zoeken, der waarheid ongehoorzaam en der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, wacht toorn en gramschap.

We lezen dat de onvergankelijkheid iets is dat wij moeten zoeken. Uiteraard! Het eeuwige leven is immers het geschenk dat alleen God kan geven. Wat wij reeds bezitten, behoeven wij niet te zoeken. In 1 Corinthiërs 15:53-54 is onvergankelijkheid of onsterfelijkheid iets dat degenen die worden behouden bij de opstanding zullen ”aandoen”.

1 Corinthiërs 15:53  Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. 54  En zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aangedaan heeft, en dit sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan heeft, zal het woord werkelijkheid worden, dat geschreven is: De dood is verzwolgen in de overwinning.

In 1 Timotheüs 6:16 wordt gesproken over de opgestane en verheerlijkte Christus, die, als enige van al degenen die als mens geboren zijn, onsterfelijkheid bezit. In 2 Timotheüs 1:10 lezen wij dat ”onvergankelijk leven” iets is dat Jezus Christus door het evangelie ”aan het licht gebracht heeft”, opdat wij het zouden kunnen ontvangen.

De Bijbel leert dus dat de ziel niet onsterfelijk, maar juist sterfelijk is en onderworpen aan de dood als straf voor de zonde.

Laten wij aan de hand hiervan eens kijken hoe het met de mens staat!

Allen hebben gezondigd. Dus ook u. De straf voor de zonde is de dood. De mens bezit geen eeuwig leven van nature. Christus zegt immers:

Johannes 3:6  Wat uit het vlees geboren is, is vlees…

De mens is dus louter sterfelijk, uit stof samengesteld vlees. De mens is ”uit de aarde, stoffelijk” (1 Cor. 15:47). Het leven waarmee u bent geboren is slechts een tijdelijk, chemisch bestaan. U leeft door de levensadem, door de in- en uitademing van lucht via uw longen.

De mens is slechts een ademtocht verwijderd van de dood, die het einde is van het bestaan dat wij ’leven’ noemen. Als u geen lucht meer inademt, blijft u geen tien minuten meer in leven. Er is geen onsterfelijke ziel die u in leven en bij bewustzijn houdt. De mens is een ziel (Gen. 2:7; Statenvert.) die heeft gezondigd en die dus zal sterven, tenzij hij van de dood wordt gered door de genade van Christus.

Als uw hart ophoudt met kloppen, is er niets in u waardoor u langer dan tien minuten zou blijven leven. U bestaat door het ademen van lucht en de circulatie van bloed, en door voedsel en water. U hebt slechts een tijdelijk, chemisch bestaan. U bent als een klok die na te zijn opgewonden automatisch afloopt. U weet niet op welk tijdstip de klok tot stilstand zal komen.

U kunt uzelf buiten dit aflopende, chemische bestaan geen leven schenken. Het eeuwige leven is u niet aangeboren. Niets dat in uw vermogen ligt kan het voortbrengen, verschaffen of verdienen. Door uw eigen inspanningen kunt u het niet verkrijgen.

Wat de eigen inspanningen, de eigen werken, voor de mens hebben gedaan, is de doodstraf verdienen. En het gaat daarbij om de eeuwige dood, een straf die eeuwig duurt. Iedereen verricht ”werken”, goede of kwade.

God, en alleen God, bezit onsterfelijkheid! Neem niet zonder nader onderzoek de heidense leer van ’de onsterfelijkheid van de ziel’ aan, maar sla 1 Timotheüs 6:16 nogmaals op en lees het daar met uw eigen ogen in uw eigen bijbel!

1 Timotheüs 6:15  … de Here der Heren, 16  die alleen onsterfelijkheid heeft.

Van allen die als mens geboren zijn, bezit uitsluitend en alleen de opgestane Christus onsterfelijkheid. God bezit onsterfelijkheid, heeft onvervreemdbaar leven in zichzelf.

Johannes 5:26  Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon gegeven leven te hebben in Zichzelf.

Alleen God kan u het eeuwige leven schenken. En Hij doet dat door Christus.

Maar hoe kan een mens tot God komen? De door hem begane zonden veroordelen hem niet alleen tot de doodstraf, maar hebben tevens tussen hem en God een complete scheidsmuur geplaatst. Deze snijdt hem af van iedere toegang tot God!

U kunt dit in de Bijbel nalezen:

Jesaja 59:1  Zie, de hand des HEREN is niet te kort om te verlossen, en zijn oor niet te onmachtig om te horen; 2  maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort.

 

Hoe kan men God zoeken? 

Hoe kan een mens, met die scheidsmuur tussen God en hem, dan tot God gaan om het eeuwige leven te verkrijgen?

Het antwoord van Jesaja luidt:

Jesaja 55:6  Zoekt de HERE, terwijl Hij Zich laat vinden; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. 7  De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot de HERE, dan zal Hij Zich over hem ontfermen; en tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig. 8  Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen luidt het woord des HEREN.

De Bijbel zegt dat niemand God zoekt, maar God doet de eerste stap. Hopelijk zoekt dan die mens God, om het eeuwige leven van Hem te verkrijgen. Hij bekeert zich. Hij geeft zijn eigen levenswijze op en volgt voortaan Gods weg. Maar hij merkt dat er toch nog iets ontbreekt. Hij merkt dat hij nog steeds van God is afgesneden. De scheidsmuur is er nog steeds. Weet u hoe dat komt?

Op dit punt gekomen moeten wij stilstaan bij de betekenis van het woord ’zonde’.

Vindt u die godsdienstige termen niet verwarrend? U hoort spreken over ”zonde”, ”behouden worden”, ”onder de wet of onder de genade staan”, ”rechtvaardiging”, ”geheiligd”, ”hemel”, ”hel”, ”predestinatie”, en nog vele andere zaken. Zijn die termen niet erg vaag, zelfs betekenisloos voor u?

Wist u dat de meeste godsdienstige mensen die al die termen bezigen vaak evenmin weten wat ze werkelijk inhouden?

 

Wat wordt bedoeld met zonde? 

Wij zijn begonnen met het citeren van de tekst: ”Allen hebben gezondigd”. Iedereen is daarbij inbegrepen.

Maar wat is zonde? Waarom wordt dat door predikanten niet op begrijpelijk wijze uitgelegd, omschreven en verduidelijkt? Ze zeggen wat ze zelf daaronder verstaan of wat ’men’ daaronder verstaat: ”Verkeerd bezig zijn”, ”oneerlijke zaken doen”, ”onoprecht zijn”, enz.

Waarom worden die godsdienstige termen veelal nonchalant, vaag en op weinig zinvolle wijze gebruikt?

Sla nu 1 Johannes 3:4 op. We lezen daar de bijbelse definitie, daar staat wat Gód zegt.

1 Johannes 3:4 (De Nieuwe Bijbel Vertaling)  Ieder die zondigt overtreedt Gods wet, want zondigen is Gods wet overtreden.

Romeinen 7:7 zegt:

Romeinen 7:7  Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen, tenzij door de wet; immers, ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren.

Met andere woorden, de wet bepaalt wat zonde is. Zonde is schending van de wet. In ditzelfde vers lezen wij: ”Immers, ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren”.

Hier wordt één van de Tien Geboden genoemd, de basis van alle geboden van God. Het schenden van de Tien Geboden is zonde.

In vers 12 en 14 van Romeinen 7 kunt u lezen dat de wet heilig, rechtvaardig en goed is en dat het een geestelijke wet is, een wet bestaande uit geestelijke levensbeginselen.

Vers 12  Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed. Vers 14  Wij weten immers, dat de wet geestelijk is.

De hele geestelijke wet kan worden samengevat in het woord liefde.

Romeinen 13:10  De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling der wet.

Dit gebod van liefde kan worden onderverdeeld in twee hoofdgeboden: liefde jegens God en liefde jegens de naaste. Van de Tien Geboden vertellen de eerste vier ons hoe wij God moeten liefhebben en de laatste zes hoe wij onze naaste moeten liefhebben. De Bijbel als geheel werkt deze principes aan de hand van voorbeelden uit en geeft zo een compleet beeld van de juiste manier van leven.

Lees nu Romeinen 3:20.

Romeinen 3:20  daarom, dat uit werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden, want wet doet zonde kennen.

Het houden van de wet rechtvaardigt inderdaad niemand. Wij hebben allen de wet overtreden en dus gezondigd. Wij kunnen de zonde die wij bedreven hebben niet rechtvaardigen; wij kunnen het loon dat wij daarmee verdiend hebben – de dood – niet uit de weg gaan door gehoorzaamheid, goedheid, werken of iets dat wij zelf kunnen verrichten.

Dit moet heel duidelijk zijn. De meeste vrouwen hebben in hun handtas een spiegeltje. Stel dat een vrouw haar spiegeltje pakt, erin kijkt en een vuiltje op haar gezicht ontdekt. Zal zij dan proberen het vuil weg te werken met dat spiegeltje? Natuurlijk niet. Door in de spiegel te kijken wordt het aanwezige vuiltje immers niet weggewist. Waarom niet? Omdat de spiegel alleen de kennis verschaft van het feit dat er een vuiltje is!

Gods wet is Gods geestelijke spiegel. De Bijbel zegt dat heel duidelijk (Jak. 1:22-25).

Jakobus 1:22  En weest daders des woords en niet alleen hoorders: dan zoudt gij uzelf misleiden. 23  Want wie hoorder is van het woord en niet dader, die gelijkt op een man, die het gelaat, waarmede hij geboren is, in een spiegel beschouwt; 24  want hij heeft zich beschouwd, is heengegaan en heeft terstond vergeten, hoe hij er uitzag. 25  Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en daarbij blijft, niet als een vergeetachtige hoorder, doch als een werkelijk dader, die zal zalig zijn in zijn doen.

U kijkt in Gods spiegel, de wet. Deze toont u het geestelijke vuil in uw hart. Als u Gods Woord, dat onderricht, weerlegt en verbetert (2 Tim. 3:16), wel hoort, maar vervolgens niets doet aan het geestelijke vuil dat erdoor aan het licht wordt gebracht, lijkt u op iemand die zijn gezicht in een spiegel bekijkt, het vuil daarop ziet – er kennis van neemt – en daarna vergeet hoe vuil hij is, zonder er iets aan te doen.

Gods wet is de geestelijke spiegel. Wie vanaf vandaag tracht niet nog vuiler te worden, wast het reeds aanwezige vuil daarmee niet weg. Dat is de reden ”dat uit werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden, want wet doet zonde kennen (Rom. 3:20). Dit spreekt voor zich!

Zonde is ”wetsovertreding”. Paulus zou niet hebben geweten dat begeren zonde is, als de wet niet had gezegd: ”Gij zult niet begeren.” De functie van de wet is ons te vertellen wat zonde is. Niet ons te reinigen van zonden die gisteren zijn begaan of de straf uit te wissen van zonden van verleden jaar.

Van een wet kan geen sprake zijn, als op schending ervan geen straf staat.

Romeinen 4:15  … waar echter geen wet is, is ook geen overtreding.

En dan is er ook geen straf of bestraffing. Als het loon – de straf – van de zonde de dood is, de doodstraf, dan is er sprake van een wet. Wordt er geen wet geschonden, dan is er geen overtreding en geen straf – en dan hebben wij geen Verlosser, geen redding van straf nodig.

Waar komt de wet vandaan? God geeft het antwoord ook hier via Jakobus:

Jakobus 4:12  Eén is wetgever.

En dat is God. God heeft vele wetten in werking gesteld, o.a. natuurkundige en chemische wetten. De grote wet van liefde evenwel is een geestelijke wet. Het is de weg van vrede, van geluk en van de juiste omgang met God en de naaste. Het is een onontkoombare, levende wet, even werkzaam en even vast als de wetten van de zwaartekracht en de traagheid. Deze wet schenden is afwijken van de weg van vrede, geluk, veiligheid en overvloed en daarmee de tegengestelde richting volgen: de weg van wedijver, vrees, bezorgdheid, verdriet, lijden en de dood. Het uiteindelijke loon dat u op die weg te wachten staat is de dood!

Het loon van de zonde is weliswaar de dood, maar wij hebben nog hoop! Het geschenk dat God ons wil geven is het eeuwige leven.

Wat is dus de situatie van de mens? Het eeuwige leven kan alleen van God worden verkregen. En dus zoekt hij, zoals eerder gezegd, God. Hij ziet zichzelf echter geplaatst voor een geweldige ondoordringbare muur: de zonden die hij heeft begaan. Zolang die niet zijn gerechtvaardigd, heeft hij geen toegang tot God. In het citaat uit Jesaja 55:6-8 lazen wij reeds dat de zondaar die God wil zoeken, zijn eigen weg moet verlaten en Gods weg moet volgen. Gods wet is Gods weg; en de zonde, de overtreding van Gods wet – opstandigheid en ongehoorzaamheid – is zijn weg.

En nu verlaat hij zijn weg en ziet hij af van de zonde en het overtreden van Gods wet. Hij ziet af van schending van Gods wet door aan Gods wet te gehoorzamen, of dat althans te proberen en daar zijn uiterste best voor te doen.

 

Houden van de wet rechtvaardigt niet 

Wat merkt hij echter? Hij is nog steeds van God afgesneden!

Zoals we zullen zien, kan hij als vleselijk gezinde mens een geestelijke wet niet werkelijk houden. En zelfs als dat wel het geval was, zou zijn gehoorzaamheid van nu slechts zijn wat nu van hem wordt geëist. Vroegere wetsschendingen worden er niet door goedgemaakt. De straf daarvoor hangt hem nog steeds boven het hoofd. Zoals wij gezien hebben, zal door zich nu aan de wet te houden geen vrees worden gerechtvaardigd voor eerdere wetsovertredingen. Iemand die is veroordeeld voor een moord die hij de vorige maand heeft begaan, kan zijn vonnis niet ongedaan maken door zich deze maand aan de wet te houden.

Dit is de leer van de Bijbel! Houd dit goed voor ogen. Alle goede werken ter wereld, alle wetsbetrachting, kunnen uw schuld uit het verleden niet rechtvaardigen.

Als iemand besluit, met zijn vrije wil door God gegeven, om de weg van God te gaan, in welke situatie bevindt hij zich dan nu? Hij is nu onderworpen, gehoorzaam, aan Gods wet. Is dat nodig? Zeer zeker! Wordt hij erdoor gerechtvaardigd? Absoluut niet! Wat is dus zijn situatie? Hij heeft zijn eigen weg, de zonde, verlaten; hij heeft zich tot Gods weg gekeerd, is Gods wet gaan volgen.

En toch is hij nog steeds van God afgesneden. Zijn werken, zijn wetsbetrachting, ofschoon beslist vereist, hebben zijn zonden uit het verleden niet gerechtvaardigd, hebben hem niet met God verzoend.

Na dit alles, na het opgeven van de zonde, het inslaan van Gods weg, zoals door God geboden is, na het onderhouden van Gods wet, hangt die doodstraf voor zijn zonden uit het verleden hem nog steeds boven het hoofd. De straf is nog steeds de dood, en het is bovendien een eeuwige straf, de eeuwige dood! Dat leert de Bijbel! De Bijbel spreekt over een eeuwige straf. Die straf is volgens de Bijbel echter niet een eeuwig leven van eindeloze foltering in een hellevuur. Het is geen eeuwige bestraffing, maar een eeuwige straf. Het is de dood voor alle eeuwigheid. Het geschenk dat God ons wil geven daarentegen is het leven voor alle eeuwigheid!

De Bijbel zegt dat de straf de tweede – de eeuwige – dood is. Het is de mensen beschikt eenmaal te sterven, maar daarna komt het oordeel (Hebr. 9:27). Hoe? Zoals in Adam allen, zondaars en heiligen, sterven, zo zullen in Christus allen, diezelfde zondaars en heiligen, die de eerste dood sterven, levend gemaakt worden.

1 Corinthiërs 15:22  Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.

Hoe? Door een opstanding.

Johannes 5:28  Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, 29  en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel.

Er zal een opstanding plaatsvinden van rechtvaardigen en van onrechtvaardigen, een opstanding zowel van wie het goede als van wie het kwade gedaan hebben. De onverbeterlijke onrechtvaardigen zullen uiteindelijk belanden in een hellevuur dat hen zal verbranden tot as onder de voeten van degenen die behouden worden.

2 Petrus 3:10  Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden.

Openbaring 20:14  En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. 15  En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs.

Maleachi 4:1  Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken (zegt de HERE der heerscharen) welke hun wortel noch tak zal overlaten. 2  Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen; gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. 3  Gij zult de goddelozen vertreden, want tot stof zullen zij zijn onder uw voetzolen op de dag die Ik bereiden zal, zegt de HERE der heerscharen.

Wat is dus de situatie van iemand die Gods weg is gegaan? Ondanks het houden van de Geboden, hetgeen God – vergis u daarin niet – van u eist, is hij eigenlijk nog steeds hulpeloos. Hij kan zichzelf geen eeuwig leven schenken. Hij is tot sterven gedoemd en door zijn zonden uit het verleden is hij nog steeds afgesneden van God die, als enige, eeuwig leven kan schenken.

Hij is inderdaad nog steeds hulpeloos.

Maar ook al is dit het geval, toch heeft hij een juiste start gemaakt. Dat gaat niet op voor iemand die de geboden wil houden met het enige doel om eeuwig leven te ontvangen. Hij zal daarin niet slagen. Gods geboden zijn actieve regels om God en de naaste lief te hebben, ze zijn niet zelfgericht. God kijkt naar het hart.

 

Hoe u contact kunt krijgen 

Nu hij deze juiste start gemaakt heeft, is er een manier om met God, die het eeuwige leven kan schenken, contact te krijgen. God heeft deze wereld van zondaars, die van Hem afgesneden is, zo liefgehad dat Hij zijn enig geboren Zoon heeft gegeven. Bedenk dat God het eeuwige leven schenkt door Christus!

Let op Romeinen 5:6.

Romeinen 5:6  zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven.

Jezus Christus heeft Gods wet nooit overtreden. In Johannes 15:10 zegt Hij dat Hij de geboden van zijn Vader heeft bewaard. Hij zegt tevens dat Hij ons daarmee een voorbeeld heeft gegeven dat wij dienen na te volgen. Hij heeft zich de doodstraf nooit op de hals gehaald. Hij heeft zich nooit van God afgesneden. Toen Hij vrijwillig de doodstraf onderging, was dat niet voor enige zonde van Hemzelf, want Hij had geen enkele zonde bedreven. Hij gaf zijn leven voor ons! Hij onderging de straf die wij verdienen in onze plaats!

Het leven dat Hij gaf was het leven van de Schepper van ons allen. God heeft immers alles door Jezus Christus geschapen.

Efeziërs 3:9 (Statenvertaling)  … God, Welke alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus.

Johannes 1:3  Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is.

Colossenzen 1:16  want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen.

Alles, met inbegrip van alle mensen, is door Hem gemaakt. Het leven dat Hij aan het kruis heeft gegeven was dan ook belangrijker dan alle andere mensenlevens samen! Dat leven is ten behoeve van alle mensen gegeven en daarmee is de straf voor alle zonden betaald! Ieder mens kan er voor kiezen daar een beroep op te doen of er van af te zien.

Nu verder in Romeinen 5:8-10.

Romeinen 5:8  God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. 9  Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn. 10  Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft.

Let wel: ”thans door zijn bloed gerechtvaardigd”. Hoe?

Door onze werken, door de van ons geëiste gehoorzaamheid aan Gods wet? Nee! Door het bloed van Christus! Als iemand tot bekering is gekomen en Jezus Christus als zijn persoonlijke Verlosser erkent, is hij nu reeds gerechtvaardigd!

Maar juist dit is het punt waarop zovelen struikelen. Zij begrijpen de bijbelse termen eenvoudig niet. ”Gerechtvaardigd” verwijst niet naar de toekomst, maar heeft uitsluitend betrekking op uw schuldige verleden. De term ’gerechtvaardigd’ betekent niet definitief, voor eeuwig ’behouden’, zoals wij zo dadelijk zullen zien. Hij slaat niet op de gift van het leven, maar op de gift die bestaat uit de kwijtschelding van zonden uit het verleden. ’Gerechtvaardigd’ betekent dat de straf voor de zonden uit het verleden volledig voor de bekeerling is vergolden, door Christus!

De wet stond boven de zondaar, eiste zijn leven. Hij stond eronder. Maar in plaats van zijn leven heeft de wet het leven van Christus als vergelding aanvaard. De straf is ingelost! De bekeerde persoon die een beroep heeft gedaan op het offer van Christus staat daardoor niet langer onder de wet. De wet kan zijn leven niet meer opeisen. Hij staat nu onder de genade, de onverdiende vergeving. Hij wordt vrijgesteld van de straf, aangezien Jezus Christus die voor hem heeft ondergaan. Dit zijn geen werken van hem, het is Christus' offer. Hij is nu vrijgekocht, gerechtvaardigd. Van zijn lei is een zondig verleden uitgewist. Met andere woorden, de scheidsmuur tussen God en hem is weggehaald! Door het offer van Christus krijgt hij van nu af aan contact met God, wordt hij met God verzoend!

 

Behouden door zijn dood? 

Nu verder: ”Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden ...”

Merk op dat wij al gerechtvaardigd zijn, althans als we na oprecht berouw en bekering een beroep hebben gedaan op Christus' offer. Niet door onze werken, maar door Christus' bloed. Met het verleden is afgerekend; de straf is ingelost; het contact met God is gemaakt. Zijn wij echter ook al behouden?

Kijkt u eens goed! Er staat: Zullen wij behouden worden” en niet dat wij nu reeds behouden zijn.

Verder met vers 10:

”Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons ...” Ook hier staat weer dat wij nu reeds verzoend zijn. Niet door onze werken, maar door Christus' dood. Wanneer u zich werkelijk bekeert, uw eigen weg opgeeft, God zoekt, Christus als uw Verlosser erkent en zijn dood als zoenoffer voor de door u begane zonden aanvaardt, dan bent u nu met God verzoend. Er staat hier dan ook letterlijk, in de voltooide tijd, dat wij door de dood van zijn Zoon met God verzoend zijn.

Wat is door Jezus' dood tot stand gebracht? De straf werd voldaan, waardoor onze schuld uit het verleden is weggewist, waardoor wij gerechtvaardigd zijn, verzoend met God. Heeft Jezus' dood ook ons uiteindelijke en volledige behoud tot stand gebracht? Laten wij goed lezen wat de Bijbel hierover zegt!

Vers 10 vervolgt met de woorden: ”zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft.”

Gelooft u wat er in uw eigen bijbel staat?

Door Christus' dood zijn wij reeds met God verzoend, maar wij zullen [in de toekomst] behouden worden.Wij zijn nu nog niet voor eeuwig behouden, maar wij zullen in de toekomst behouden worden.

Welnu, hoe zullen wij in de toekomst worden behouden? Door de dood van Christus? Nee! Laten wij goed lezen: wij zullen ”behouden worden, doordat Hij leeft”!

God heeft Christus, nadat Hij gestorven was, weer tot leven gewekt. Wij worden eeuwig behouden door Christus' opstanding, door Christus' leven. Wij hebben een levende Verlosser! Lees 1 Corinthiërs 15:13-24.

1 Corinthiërs 15:13  Indien er geen opstanding der doden is, dan is ook Christus niet opgewekt. 14  En indien Christus niet is opgewekt, dan is immers onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof. 15  Dan blijken wij ook valse getuigen van God te zijn, want dan hebben wij tegen God in getuigd, dat Hij de Christus opgewekt heeft, die Hij toch niet heeft opgewekt, indien er geen doden opgewekt worden. 16  Immers, indien er geen doden opgewekt worden, dan is Christus ook niet opgewekt; 17  en indien Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zonder vrucht, dan zijt gij nog in uw zonden. 18  Dan zijn ook zij, die in Christus ontslapen zijn, verloren. 19  Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. 20  Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn. 21  Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens. 22  Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. 23  Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst; 24  daarna het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader overdraagt, wanneer Hij alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond zal hebben.

 

Wat wordt bedoeld met ”onder de wet”? 

En hoe is de situatie van iemand die het offer van Christus heeft aanvaard? Hij maakt vorderingen. Hij heeft nu werkelijk hoop. Hij heeft zich bekeerd, hij heeft God gezocht, zijn eigen weg opgegeven en hij volgt inmiddels Gods weg, die in Gods wet en overal in Gods Woord staat beschreven. Hij heeft Jezus Christus als zijn persoonlijke Verlosser erkend en zijn bloed, dat ter vergeving van onze zonden vergoten werd, aanvaard. Hij is nu met God verzoend. Hij is gerechtvaardigd, zijn schuldige verleden is hem vergeven. Hij valt niet meer onder de straf van de wet die hij had geschonden. Hij is gevrijwaard van de doodstraf die hij voor zijn zonden uit het verleden had verdiend. Hij is echter nog steeds sterfelijk, nog steeds niet voor eeuwig behouden. Hij kan nog steeds zondigen en daardoor opnieuw onder de doodstraf vallen.

En nu lezen wij de vraag:

Romeinen 6:1  Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme?

Hij staat nu onder de genade, de onverdiende vergeving!

Hij verdiende de dood. Vergeving, de kwijtschelding van de doodstraf, heeft hij niet verdiend. Hij heeft die door genade door middel van Jezus Christus ontvangen.

Mag hij dan nu in de zonde blijven voortleven, d.w.z. doorgaan met de wet te overtreden? Het antwoord is:

Vers 2  Volstrekt niet!

Hij stond onder de wet, toen de wet over hem heerste en haar straf opeiste. Doordat Christus de straf voor zijn zonden heeft ondergaan en aan de eisen van de wet heeft voldaan, valt hij niet langer onder de wet, maar onder de genade. Betekent dat nu ook dat hij niet langer onder de verplichting valt aan de wet te gehoorzamen? Staat het hem nu vrij te zondigen, de wet te overtreden? Houd in gedachten dat zonde wetsovertreding is.

We lezen vervolgens:

Romeinen 6:15  Wat dan? Zullen wij zondigen [en dus, volgens de bijbelse definitie, de wet schenden], omdat wij niet onder de wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet! 16  Weet gij niet, dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij dan van de zonde [door de wet te schenden] tot de dood [de doodstraf voor ongehoorzaamheid aan Gods wet], hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid?

Dat is het antwoord. Wij moeten niet opnieuw ingaan tegen Gods onverbiddelijke wet van liefde, de rechtvaardige levenswijze van God. Doen wij dat wel, dan vallen wij opnieuw onder de wet, worden wij automatisch opnieuw ter dood veroordeeld! Wanneer u, door Gods genade, vergeving van zonden ontvangt, is dat alleen voor de zonden die reeds begaan zijn. U kunt niet al bij voorbaat vergeving krijgen voor alle wetteloosheid die u in de toekomst zou willen bedrijven.

Lees het in de Bijbel.

Romeinen  3:24 en worden [wij] om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. 25  Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden [Statenvert. vergeven].

Wij zijn alleen gerechtvaardigd voor de zonden uit het verleden. Wij ontvangen uitsluitend vergeving voor de zonden die reeds begaan zijn. Wij krijgen geen vrijbrief om de wet ook in de toekomst te schenden.

Waarom leren zoveel godsdienstige mensen dan toch dat christenen de wet kunnen blijven schenden? Waarom beweren zij dat genade vrijheid tot ongehoorzaamheid aan Gods wet betekent? Geen wonder dat God het noodzakelijk vond ons door middel van Judas te vermanen ernstig te strijden voor het geloof dat eenmaal door Jezus Christus aan de heiligen is overgeleverd, want, zoals u in Judas 3-4 kunt lezen, er zijn zekere mensen binnengeslopen die om te misleiden genade in losbandigheid veranderen!

Zou een machthebber iemand die wegens moord is veroordeeld gratie verlenen om hem met moorden te laten doorgaan? Gods barmhartige vergeving – zijn genade – wordt ons geschonken omdat wij berouw hebben en ons juist oprecht willen afkeren van onze levenswijze waarmee wij Gods wetten schonden. Een ’christen’ die nooit diep berouw heeft gehad over het schenden van de geboden van God, is niet bekeerd. Als wij bereid zijn, van nu af aan, rechtvaardig en gelukkig te leven, zoals wij vanaf het begin hadden behoren te doen, dan is de barmhartige en liefdevolle God bereid ons zijn Zoon Jezus Christus te schenken, die op zijn beurt bereid was zijn leven te geven om ons zondige verleden te vereffenen, opdat wij een schone lei zouden hebben, en die ons door zijn barmhartigheid en genade de mogelijkheid schenkt tot een nieuwe en frisse start.

Van nu af aan moeten wij dus gehoorzamen, tot gerechtigheid (Rom. 6:16).

 

Hoe het eeuwige leven te ontvangen 

Maar op eigen kracht kunt u aan Gods wet, die geestelijk is, niet werkelijk geestelijk gehoorzamen. God, die ons van de straf voor onze zonden van het verleden heeft gered, zal ons van nu af aan ook moeten behoeden voor de gewoonte van het zondigen. Dit is het tweede aspect van het behoud.

Laten wij trachten dit goed te begrijpen!

Veel godsdienstige mensen, onder wie veel predikanten, zullen u vertellen dat het ”onmogelijk is de wet te houden”. Vertellen zij de waarheid? Wat zegt de Bijbel daarover? Over de ouders van Johannes de Doper lezen wij:

Lukas 1:6  Zij waren beiden rechtvaardig voor God en leefden naar alle geboden en eisen des Heren, onberispelijk.

Iemand vraagt Christus wat hij moet doen om het eeuwige leven te ontvangen.

Mattheüs 19:16  En zie, iemand kwam tot Hem en zeide: Meester, wat voor goed moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven? 17  Hij zeide tot hem: Wat vraagt gij Mij naar het goede? Eén is de Goede. Maar indien gij het leven wilt binnengaan, onderhoud de geboden.

Als het onderhouden van de geboden onmogelijk was, zou Christus dat dan zeggen?

Over wie beweert ”de Heer te kennen” en niettemin leert dat wij de geboden niet hoeven te onderhouden, zegt de Bijbel:

1 Johannes 2:4  Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet.

Desalniettemin kunnen wij uit onszelf de wet niet onderhouden in geestelijke zin. Dit is geen tegenstrijdigheid. Wij kunnen van de wet wel de letter, maar niet de geest onderhouden.

Laten wij dit verduidelijken en u tegelijkertijd uitleggen hoe u het eeuwige leven, d.w.z. behoud, kunt ontvangen.

De mens die berouw heeft getoond en zich bekeerd heeft is nog steeds sterfelijk, hij bezit slechts een tijdelijk, chemisch bestaan. Alleen Gods leven is eeuwig. Leven kan uitsluitend uit leven, niet uit dood, voortkomen. Christus' dood heeft de straf voor zijn schuldige verleden betaald en hem daarvan gered, heeft hem met God verzoend, hem directe toegang tot God gegeven. Christus' dood heeft hem echter niet het eeuwige leven gegeven, heeft hem niet voor eeuwig behouden. Wat nu?

Jezus Christus zei dat Hij ten behoeve van ons sterfelijke mensen naar de troon van de Vader in de hemel moest gaan (Joh. 16:5-7) teneinde ons de heilige Geest van God te zenden. Dit kon alleen geschieden door de opgestane, levende Christus. Na zijn opstanding is Jezus dan ook opgevaren naar de troon van God die het gehele universum bestuurt.

Handelingen 1:9  En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.

Openbaring 3:21  Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon.

Tien dagen later, op de dag van het jaarlijkse Pinksterfeest, kwam de heilige Geest in het hart en verstand van al degenen die werkelijk berouw hadden van hun opstandigheid jegens God en zijn levenswijze en die met God waren verzoend, toegang hadden gekregen tot God, door het geloof in Christus' bloed, dat ter vergeving van de begane zonden was vergoten (Hand. 2:1-4).

Deze eerste discipelen ontvingen Gods Geest door het werk van de opgestane, verheerlijkte en levende Christus. De Geest van de Vader is tevens de Geest van Christus. Het was dus in feite de levende Christus zelf, die in hen kwam, niet persoonlijk, maar geestelijk! Christus is de levende Verlosser die zijn werk van behoud van binnenuit verricht.

Laten wij nu het verband met de bekeerling leggen.

Indien Gods heilige Geest werkelijk in hem woont, zal God, die Christus uit de dood heeft opgewekt, ook zijn lichaam onsterfelijk maken door zijn Geest die in hem woont.

Romeinen 8:11  En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont. Vers 9  Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe.

Als zijn Geest niet werkelijk in iemand woont, is hij geen christen, bij hoeveel kerken hij zich ook aansluit!

Gods heilige Geest is Gods leven. Deze Geest schenkt hem het leven van God! Hij schenkt hem nog meer, zoals we zullen zien.

 

God maakt zichzelf niets wijs 

God schenkt u nog iets: de heilige Geest is tevens goddelijke, geestelijke liefde, de liefde van God die in u stroomt vanuit de Almachtige God, door de levende Christus.

Romeinen 5:5  en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, die ons gegeven is.

De heilige Geest geeft de kracht en de juiste houding om Gods geboden te kunnen houden.

1 Johannes 5:3  Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar.

Jezus heeft uitgelegd dat wij tot Hem moeten komen en van zijn Geest als van stromend water moeten drinken; en dat diezelfde heilige Geest uit ons binnenste zal vloeien als een rivier van levend water.

Johannes 7:37  En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! 38  Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. 39  Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.

Laten wij dat alles nu op eenvoudige en duidelijke wijze formuleren.

Gods wet is een wet van liefde: liefde tot God in eerbied, aanbidding en gehoorzaamheid; en liefde tot de naaste in dienstbaarheid, vriendelijkheid en bereidheid tot delen. Er is liefde nodig om de wet te vervullen, uit te voeren. U kunt dat lezen in Romeinen 13:10.

Romeinen 13:10  De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling der wet.

In Romeinen 7:14 evenwel hebben we gelezen dat deze wet een geestelijke wet is. De wetenschap kent alleen fysieke wetten, de natuurwetten. Wij mensen zijn sterfelijke, fysieke wezens en ons is uitsluitend een vermogen tot fysieke liefde aangeboren: liefde van ouders tot kinderen, liefde tussen man en vrouw en ook liefde voor familieleden, vrienden, buren. Bovendien worden wij geboren met een vermogen tot afgunst, na-ijver, haat.

Maar de geestelijke wet kan alleen worden vervuld, uitgevoerd, geestelijk onderhouden en gehoorzaamd, door geestelijke liefde. Dit soort liefde is u als mens niet aangeboren. Van nature beschikt u niet over het soort liefde dat vereist is om Gods zo belangrijke geestelijke wet werkelijk na te leven.

Om dat soort liefde te ontvangen moet u naar God gaan. Het is een liefde die Hij u schenkt via de levende Christus. Het is zijn eigen liefde. Een liefde die rechtstreeks van Hem uitgaat.

Psalmen 119:172  Mijn tong zal uw woord bezingen, want al uw geboden zijn gerechtigheid.

Ware gerechtigheid is het houden van al Gods geboden. Het is het uitvoeren van Gods geestelijke wet door de geestelijke liefde die alleen God kan schenken.

U drinkt die van Hem in, wanneer het contact eenmaal tot stand is gebracht. Die liefde stroomt dan weer uit u als een rivier van levend water. Water in een rivier stroomt in een bepaalde richting, geleid door de rivierbedding. Gods wet is de bedding die de richting of uitdrukkingswijze van die stroom van goddelijke liefde bepaalt. Gods wet is de weg die leidt tot volmaakt goddelijk karakter, het karakter van God zelf.

De geest die God ons schenkt, zijn leven, zijn behoud, is dan ook tevens Gods eigen liefde die Gods gerechtigheid schenkt. Wij zijn het niet langer alleen, die uit eigen kracht ”de geboden onderhoudt”; geestelijk gesproken is het de levende Christus in ons, die ons behoudt, die de Geboden van zijn Vader onderhoudt, met dezelfde goddelijke liefde als toen Hij hier als mens op aarde was.

Kunnen wij ons dus beroemen op onze eigen gerechtigheid? Nee, het is niet onze gerechtigheid, maar die van God! Als Christus, door zijn genade, onze zondige verleden heeft uitgewist, ons van de doodstraf heeft gered, ons toegang tot God heeft gegeven en ons nu redt van de gewoonte van het zondigen door de geestelijke liefde die de wet onderhoudt in ons uit te storten en door ons heen te doen stromen, dan is dat niet onze, maar Gods gerechtigheid.

Evenmin zijn het onze ”werken”. Het is niet iets dat wij verdienen!

God maakt zichzelf niets wijs. Sommige geestelijke leiders beweren dat Christus, toen Hij op aarde was, in onze plaats een rechtvaardig leven heeft geleid; en dat God, omdat wij ”de wet niet kunnen houden”, Christus' rechtvaardigheid van bijna 20 eeuwen geleden aan ons ”toeschrijft”, dat God zich dus als het ware wijsmaakt dat wij rechtvaardig zijn, terwijl ons intussen de vrijheid wordt gelaten nog steeds als een geestelijke misdadiger zijn wet te schenden!

God schrijft ons niet iets toe wat wij niet bezitten. Integendeel, de levende Christus maakt ons door zijn kracht rechtvaardig! Hij schenkt ons de kracht om werkelijk rechtvaardig te worden. Het is zijn werk. Hij redt ons, behoudt ons door in ons te leven!

 

Waarom nu niet naar de hemel? 

En nu opnieuw terug naar de pas bekeerde! Wat is zijn situatie nu?

Er staan hem allereerst twee dingen te doen. Op die Pinksterdag na Christus' hemelvaart werden velen die zich, tijdens het proces tegen Christus door Pilatus, hadden geschaard achter de menigte die opgeroepen had tot Christus' kruisiging, door gewetensnood gekweld, toen zij de geïnspireerde toespraak van Petrus hoorden. Zij riepen uit: ”Wat moeten wij doen?” Ook zij waren machteloos.

Handelingen 2:37  Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders? 38  En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.

Let op de twee dingen die iemand te doen staat:

1)  Hij moet zich bekeren, d.w.z. zich afkeren van zijn eigen weg om Gods weg – zijn wet – te volgen. Wij bekeren ons van onze zonden. Zonde is de overtreding van de geestelijke wet. God zelf schenkt ons de mogelijkheid tot bekering als wij ons aan Hem onderwerpen en Hem zoeken.

Romeinen 2:4  Of veracht gij de rijkdom van zijn goedertierenheid, verdraagzaamheid en lankmoedigheid, en beseft gij niet, dat de goedertierenheid Gods u tot boetvaardigheid leidt?

2 Timotheüs 2:25  … Het kon zijn, dat God hun gaf zich tot erkentenis der waarheid te keren. 26  en, ontnuchterd, zich te wenden tot de wil van Hem, losgekomen uit de strik des duivels, die hen gevangen hield.

2)  Hij moet zich laten dopen. De Ethiopische kamerheer vroeg bij het bereiken van een water aan Filippus wat ertegen was, dat hij gedoopt zou worden. ”Indien gij van ganser harte gelooft, is het geoorloofd”, was de voorwaarde die Filippus stelde (Hand. 8:36-37). Berouw en bekering zijn gericht op God, want de wet is afkomstig van God, maar geloof is gericht op Jezus Christus (Hand. 20:21). De doop is door God geboden om uitdrukking te geven aan ons geloof in het offer van Christus als zoenoffer voor onze zonden. (Lees onze publicatie De betekenis van de WATERDOOP.)

3)  Hij zal daarna de heilige Geest ontvangen.

De heilige Geest is Gods geschenk, de voorwaardelijke aanwezigheid van eeuwig leven.

En als hij nu Gods weg – de weg waarlangs de heilige Geest hem leidt – trouw volgt, is hij als kind van God verwekt!

Romeinen 8:14  Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.

1 Johannes 3:1  Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het [ook]. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. 2  Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij [Christus] zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.

Neem dit goed in u op! Hij is nu bekeerd, een ander mens geworden, want Gods Geest brengt een vernieuwing van zijn denken teweeg.

Efeziërs 4:23  dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken.

Zijn levensopvatting en levensrichting zijn volkomen anders geworden. Gods Geest is Gods eigen leven dat aan hem geschonken wordt! Hij is nu een door God verwekt kind en hij wordt behouden door Christus die in hem leeft.

Wat hij zal worden is echter nog niet zichtbaar. In 1 Joh. 3:2 lezen wij niet waarheen wij zullen gaan” of waar wij zullen zijn”. Er wordt gesproken over een toestand, niet over een plaats. Er staat: wat wij zijn zullen”! Behoud heeft te maken met wat wij zullen worden, niet met waar wij heen gaan. Het is Gods doel ons te veranderen: ons slechte karakter te veranderen in zijn eigen volmaakte karakter. Gods doel is niet ons een andere verblijfplaats te geven!

Hij is nu reeds een door God verwekt kind en hij mag God nu Vader noemen. Maar alleen zolang hij zich door Gods Geest laat leiden! En niet langer.

Hebreeën 10:26  Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over, 27  maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal verteren.

Er zijn nog een paar ’maren’ aan verbonden. Hij moet geestelijk nog groeien.

2 Petrus 3:18  maar wast op in de genade en in de kennis van onze Here en Heiland, Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, zowel nu als tot de dag der eeuwigheid.

Aan ”wie overwint” zal Christus toestaan met Hem te zitten op zijn troon, wanneer Hij op aarde terugkeert (Openb. 3:21). Als u overwint, d.w.z. uw eigen zinnelijke natuur, de wereld en de duivel onderwerpt, en Christus' werken doet (niet uw eigen werken, maar die van Christus, door zijn Geest die in u woont), dan zult u, in de gelukkige wereld van morgen, met Hem regeren en alle volken besturen!

Een werkelijk christelijk leven is een leven van overwinnen en van geestelijke groei. Het is het enige, werkelijk gelukkige en overvloedige leven, hier en nu! Wij moeten volharden en standvastig blijven, want het is degene die volhardt tot het einde, die behouden zal worden. U kunt dit in uw eigen bijbel nalezen.

Mattheüs 10:22  En gij zult door allen gehaat worden om mijns naams wil; maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.

Mattheüs 24:12  En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen. 13  Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.

Markus 4:16  En evenzo zijn, die op steenachtige plaatsen gezaaid worden, degenen, die, zodra zij het woord horen, het terstond met blijdschap aannemen. 17  Doch zij hebben geen wortel in zich, maar zijn mensen van het ogenblik; wanneer later verdrukking of vervolging komt om der wille van het woord, komen zij terstond ten val.

Johannes 6:27  Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt.

1 Corinthiërs 9:24  Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts één de prijs kan ontvangen? Loopt dan zo, dat gij die behaalt! 25  En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. 26  Ik loop dan ook niet maar in den blinde en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat. 27  Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden.

En nu tenslotte weer naar hem die zich pas heeft laten dopen! Zijn denken, zijn opvattingen, zijn houding en levenswijze zijn veranderd. Hij is verwekt als kind van God en in hem is nu eeuwig leven aanwezig – zolang hij zich door Gods Geest langs Gods weg laat leiden, zolang hij in contact en gemeenschap met God blijft. Dit alles is hem door Gods genade geschonken; het is niet iets dat hij door zijn eigen werken heeft verdiend.

Nee, hij gaat niet naar de hemel, maar moet tijdens zijn leven – nu – volharden en overwinnen. En hij zal nooit naar de hemel gaan, zoals we later zullen zien.

Als hij nu blijft overwinnen en geestelijk blijft groeien – door de kracht die hij van God ontvangt – zal hij het Koninkrijk van God beërven, onsterfelijk gemaakt worden en eeuwig leven in vreugde en geluk! Dit is het definitieve, eeuwige behoud.

 

Samenvatting 

Zoals wij gezien hebben, heeft het woord ’behoud’ twee betekenissen: 1) het behoeden van de mens voor de geestelijke gevolgen van de zonde, en 2) het bewaren voor vernietiging, mislukking of enig ander kwaad.

Behoud omvat dus twee dingen: 1) het behoeden van de mens voor de doodstraf die hij zich door te zondigen op de hals heeft gehaald; en 2) levensbehoud – aangezien de mens geen eeuwig leven bezit, kan zijn leven uitsluitend behouden worden als God hem de gave van het eeuwige leven geeft door een opstanding of een verandering van sterfelijk in onsterfelijk.

In feite spreekt de Bijbel over behoud als iets dat zich op drie manieren, of preciezer nog, als een proces dat zich in drie fasen voltrekt.

Jezus heeft ons reeds (voltooide tijd) door zijn bloed behoed voor, gered van, de doodstraf, door in onze plaats zelf de doodstraf te ondergaan.

Titus 3:5  heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered … Vers 7  opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden …

In deze passage wordt gezegd dat wij zijn gered van de straf voor onze zonden uit het verleden, dat wij zijn gerechtvaardigd, en dat wij, nadat wij Gods heilige Geest ontvangen hebben, erfgenamen van God zijn geworden. Merk op dat (in vers 7) gesproken wordt over rechtvaardiging van reeds begane zonden en over de status van erfgenaam in de zin van erfgerechtigde, d.w.z. iemand die nog niet daadwerkelijk geërfd heeft.

In 2 Corinthiërs 2:15 wordt vervolgens gesproken over hen ”die gered worden”, tegenwoordige tijd.

Zeer veel bijbelpassages spreken over het toekomstige behoud, het behoud van degenen die zullen worden  (toekomende tijd) behouden. De meeste passages waarin het tijdstip van het behoud ter sprake komt, zoals Openbaring 12:10, impliceren dat dit bij de komst van Christus zal zijn.

Wat ons geestelijk behoud betreft is de straf die wij verdiend hebben voor ons voldaan door het bloed – de dood – van Christus. Het bloed van Christus behoedt ons voor de vernietiging, d.w.z. voor de tweede dood. Het voorkomt dat wij de straf moeten ondergaan – op voorwaarde dat wij ons bekeren en in geloof Jezus als onze persoonlijke Verlosser aanvaarden en Hem geloven (lees Romeinen 5:8-10).

Gods geschenk, het eeuwige leven, ontvangen wij echter door het leven van Christus (vers 10), door het feit dat Christus is opgestaan en leeft, niet door zijn dood. Met zijn dood heeft Hij de straf voor de door ons begane zonden, waardoor wij van God waren afgesneden, in onze plaats ondergaan. Wanneer wij in berouw en geloof Jezus' offer aanvaarden, zijn wij niet langer van God afgesneden, maar met Hem verzoend. De band of het contact met God wordt tot stand gebracht, zodat God door het leven van zijn Zoon ons nu zijn heilige Geest kan geven en ten tijde van de opstanding, bij Christus' wederkomst, het eeuwige leven. Hierdoor wordt ons bestaan uiteindelijk voor eeuwig bewaard.

Daarom zegt de Bijbel: ”Wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden” (Matth. 24:13 enz.).

Wij zijn reeds gered van de doodstraf – de eeuwige dood – voor de zonden die wij hebben begaan, wanneer wij ons bekeren en in Christus geloven, zolang wij niet opnieuw zondigen! En wij zullen zeker opnieuw zondigen! Maar, indien en wanneer wij struikelen en opnieuw zondigen, zullen wij, als wij daarvan berouw hebben, als wij ons ervan bekeren, opnieuw vergeving krijgen. Steeds opnieuw! Dat wil zeggen, zolang wij ons van harte onderwerpen aan God, zolang wij geloven in Christus en zolang Gods Geest in ons woont.

De drie vormen of fasen van het behoud zijn dus: 1) ”rechtvaardiging”, d.w.z. vergeving van zonden uit het verleden (Rom. 3:24-25), doordat Jezus de straf voor ons gedragen heeft en ons zodoende heeft gerechtvaardigd of gerehabiliteerd; 2) ’heiliging’ (Grieks: hagiasmos), in de zin van apartzetten of reserveren voor een heilig gebruik of doel, hetgeen een voortdurend proces is dat ingaat op het moment dat wij geheiligd worden en dat voert naar het definitieve behoud, de verandering van sterfelijk in onsterfelijk, van materiele in geestelijke samenstelling, van een menselijk tot een goddelijk wezen; en tenslotte 3) behoud door opstanding – eeuwig leven.

 

Wat is het LOON van behoud? 

Maar wat is het eeuwige leven? Waar is dat? Maakt het voor het onsterfelijke leven iets uit hoe wij tijdens ons fysieke bestaan als christen leven?

Welke zekerheid hebben wij dat onze overleden familieleden naar de hemel zijn gegaan? Op welk gezag geloven wij dat wij naar de hemel zullen gaan, indien wij zijn behouden?

Wij willen u een redelijke vraag stellen: hebt u ooit in uw bijbel gekeken om te zien of daar werkelijk in staat dat u eens naar de hemel gaat, indien u bent behouden? Hebt u ooit in uw bijbel gekeken om te zien wat daarin wordt geopenbaard aangaande wat degenen die behouden zijn zullen beërven voor de eeuwigheid?

Het zal voor de meesten van u wel een verrassing zijn als u zich realiseert dat u dit nooit hebt gedaan? Natuurlijk hebt u altijd gehoord dat u naar de hemel gaat, als u behouden bent. U hebt dat waarschijnlijk gewoon geaccepteerd. Maar hebt u ooit de moeite genomen het te bewijzen?

 

God doet een belofte 

We willen graag uw aandacht vestigen op Galaten 3:16 en 29.

Galaten 3:16  Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet: en aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkelvoud: en aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus. Vers 29  Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.

De christen is nog geen bezitter van zijn loon – hij is een erfgenaam. En wat hij zal beërven, indien hij behouden is, is de belofte die aan Abraham werd gedaan. Wat het loon van de behoudenen ook mag zijn, waar wij ook de eeuwigheid zullen doorbrengen als wij behouden zijn, het is een ondubbelzinnige, specifieke belofte van God. Deze belofte werd gedaan aan Abraham, die in ditzelfde boek Galaten, dat aan heidense bekeerlingen geschreven werd, als de vader der gelovigen wordt beschreven. Indien iemand bekeerd is, of hij nu Jood is of heiden – ongeacht ras, huidskleur of geslacht – als iemand van Christus is, dan wordt hij een van Abrahams kinderen, en een erfgenaam van de belofte die aan Abraham werd gedaan. Wat hij zal beërven is datgene wat aan Abraham werd beloofd.

Als u in uw bijbel kijkt om te zien wat God aan Abraham beloofde, om te zien wat het loon is voor degenen die behouden zijn, om te zien waarom wij kinderen van Abraham moeten zijn willen wij deze belofte van behoud beërven, wanneer en hoe wij de belofte zullen beërven – dan staat u een aangrijpende verrassing te wachten!

Deze zaak betreft uw eeuwigheid, en toch zult u er waarschijnlijk nooit aan hebben gedacht om het zelf eens uit te zoeken, in uw eigen bijbel!

 

Christus bevestigde de belofte 

Teneinde deze uiterst belangrijke kwestie te begrijpen moeten wij eerst lezen wat in Romeinen 15:8 staat.

Romeinen 15:8  Ik bedoel namelijk, dat Christus ter wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen geweest is, om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen.

Met een nieuwe boodschap – het Evangelie – kwam Jezus de beloften die aan de vaderen werden gedaan bevestigen. Maar wie zijn de vaderen? En wat zijn de beloften die aan hen werden gedaan? De hemel? Het vagevuur? Uw behoud hangt van het antwoord af! In Handelingen 3:13 lezen wij de volgende geïnspireerde woorden van Petrus:

Handelingen 3:13  De God van Abraham en Isaäk en Jakob, de God onzer vaderen, heeft zijn knecht Jezus verheerlijkt…

De vaderen zijn dus Abraham, Isaäk en Jakob. Indien u van Christus bent – indien u een christen bent – bent u een erfgenaam die zal beërven, niet wat mensen met hun fantasieën hebben uitgedacht – u bent een erfgenaam naar de belofte! Indien u een erfgenaam bent, zult u iets beërven. Indien u een erfgenaam naar de belofte bent, zult u beërven datgene wat beloofd is – en niet iets anders.

Deze belofte aan Abraham is belangrijk! Wat het ook is, het is dat wat u zult beërven – indien u behouden bent! U vindt die belofte aan Abraham in het boek Genesis.

Te beginnen in het 12e hoofdstuk van Genesis.

Genesis 12:1  De HERE nu zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal.

Eerst riep God Abram, zoals hij toen nog heette, uit het land Babylon waar hij woonde – een symbool van het geestelijke Babylon waarin wij vandaag leven – precies zoals God ons in deze tijd uit deze wereld, uit dit Babylon, roept! Abraham excuseerde zich niet en begon niet te redetwisten. Er staat:

Vers 4  Toen ging Abram.

Hij ging naar een land waarheen God hem leidde, het land dat wij tegenwoordig Israël noemen!

Abraham gehoorzaamde God. ”Toen ging Abram”, staat er geschreven. Daarom werd hij de vader van de kostbare beloften waarop uw eeuwige behoud rust! Hij gehoorzaamde – hij vertrok onmiddellijk!

Ja, precies zoals u moet gehoorzamen, als u, met Abraham, die belofte wilt beërven!

Tegenwoordig hebben de mensen geen idee van wat er in werkelijkheid klaarligt voor degene die waarlijk is behouden. Die erfenis die u wacht – indien u zich aan God overgeeft, indien u gehoorzaamt zoals Abraham gehoorzaamde, indien u vertrouwt, niet op uw eigen geloof, maar op het geloof van Christus, wanneer u werkelijk wedergeboren bent – die erfenis overtreft in zo grote mate alles waaraan u tot nu toe ooit hebt gedacht, dat u niet het flauwste idee hebt van uw ware potentiële bestemming!

Zoals wij lezen in 1 Corinthiërs 2:9.

1 Corinthiërs 2:9  Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.

De erfenis die God u heeft bereid, kan zelfs niet eens door het natuurlijke verstand van de mens worden bedacht. Maar God openbaart het aan ons.

Vers 10  Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods.

Welnu, wat beloofde God aan Abraham?

Het antwoord is te vinden in Genesis 12:6-7.

Genesis 12:6  En Abram trok het land door tot de plek bij Sichem, tot de terebint More; en de Kanaänieten waren toen in het land. 7  Toen verscheen de HERE aan Abram en zeide: Aan uw nageslacht [uw zaad; Gal. 3] zal Ik dit land geven.

Dus de belofte was het land Israël als erfgoed.

 

Het beloofde land 

Laten wij verder gaan in Genesis 13:14-15.

Genesis 13:14  En de HERE zeide tot Abram, nadat Lot zich van hem gescheiden had: Sla toch uw ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt, naar het noorden, zuiden, oosten en westen, 15  want het gehele land, dat gij ziet, zal Ik u en uw nageslacht voor altoos geven.

Het land waar Abram was is het land Kanaän, dat vandaag Israël wordt genoemd. Dit is dus het beloofde land – daarom wordt het het Beloofde Land genoemd!

En voor hoelang wordt het gegeven? Voor altijd! De erfenis zal een eeuwige erfenis zijn, hetgeen noodzakelijkerwijs eeuwigdurend leven insluit en omvat!

Als iemand een stuk land erft, moet de akte de precieze grenzen van het eigendom beschrijven. Wordt er zo'n beschrijving gegeven in deze akte van het land dat wij mogen hopen te beërven?

Het antwoord staat in Genesis 15:18.

Genesis 15:18  Te dien dage sloot de HERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven, van de rivier van Egypte tot de grote rivier, de rivier de Eufraat.

Vanaf de Nijl tot aan de Eufraat!

Wij hebben allemaal genoeg landkaarten gezien om te weten waar dat is, en zeer zeker weten wij allemaal dat het niet ergens in de hemel is, maar eenvoudig hier op aarde. ”Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen” (Gal. 3:29); en de belofte – de belofte van een eeuwig erfgoed – is het land Israël, vanaf de Nijl tot aan de Eufraat, hier op deze aarde! Geloof het onfeilbare Woord van God, niet de fabels van mensen!

Overigens laten andere teksten zien dat het territorium van Christus' Koninkrijk zich zal uitbreiden tot het tenslotte de gehele aarde omvat. En zelfs verder.

 

Gehoorzamen vóór beërven 

Toen God deze belofte aan Abram deed, stelde Hij gehoorzaamheid als voorwaarde. Abraham gehoorzaamde inderdaad! Ten eerste liet hij zijn geboorteland, zijn vrienden en familie, zijn oude manier van leven achter zich – hij verliet alles en volgde Gods leiding. Nogmaals stelde God gehoorzaamheid als voorwaarde voor de beloften. Abraham werd geboden zijn enige zoon, Isaäk, te offeren. En ook toen begon hij niet te redeneren, of zich te verontschuldigen, of zich te verzetten: hij gehoorzaamde! God nam de zoon niet; Hij wenste louter Abrahams bereidheid te gehoorzamen, in geloof.

Maar let nu op: nadat Abraham had gehoorzaamd – op de proef was gesteld en getrouw was bevonden – waren er toen nog meer voorwaarden voor de belofte?

Laten wij het lezen in Genesis 22:15-18.

Genesis 22:15  Toen riep de Engel des HEREN ten tweeden male van de hemel tot Abraham en zeide: 16  Ik zweer bij Mijzelf, luidt het woord des HEREN: omdat gij dit gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, Mij niet onthouden hebt, 17  zal Ik u rijkelijk zegenen, en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren des hemels en als het zand aan de oever der zee, en uw nageslacht zal de poort zijner vijanden in bezit nemen. 18  En met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, omdat gij naar mijn stem gehoord hebt.

Nu was de belofte onvoorwaardelijk. Abraham had reeds zijn deel van het verbond, van deze overeenkomst vervuld. En daarom kan vandaag van iedere natie iedereen die door God wordt geroepen komen en vrij van het water des levens nemen, omdat God zijn belofte heeft gehouden en het beloofde Zaad, Christus, is gekomen.

Ja, de belofte staat nu absoluut vast. Waarom? ”Omdat”, lezen wij verder in Genesis 26:5, ”Abraham naar Mij geluisterd en mijn dienst in acht genomen heeft: mijn geboden, mijn inzettingen en mijn wetten.” Laten we nogmaals zeggen dat zonde de overtreding van de Wet is, dezelfde fundamentele, eeuwige, geestelijke Wet die Adam overtrad toen hij zondigde, en dezelfde wetten en geboden die Abraham gehoorzaamde en hield (lang vóór de offeranden en rituelen van Mozes), waardoor alle zegeningen die wij vandaag hebben, zowel materiele als geestelijke, mogelijk zijn geworden!

U zult zich herinneren dat Isaäk en Jakob eveneens deel uitmaakten van ”de vaderen”. Wij zien nu dat dezelfde beloften ook aan hen werden gedaan.

Zie Genesis 26:2-5.

Genesis 26:2  Toen verscheen hem [Isaäk] de HERE en zeide: Trek niet naar Egypte, woon in het land, dat Ik u zeggen zal, 3  vertoef in dit land als een vreemdeling, dan zal Ik met u zijn en u zegenen, want u en uw nageslacht zal Ik al die landen geven, en Ik zal de eed gestand doen, die Ik uw vader Abraham gezworen heb. 4  En Ik zal uw nageslacht vermenigvuldigen als de sterren des hemels, en Ik zal uw nageslacht al die landen geven, en met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, 5  omdat Abraham naar Mij geluisterd en mijn dienst in acht genomen heeft: mijn geboden, mijn inzettingen en mijn wetten.

En de belofte werd opnieuw aan Jakob gedaan, zoals in Genesis 35:9-12 staat.

Genesis 35:9  En God verscheen wederom aan Jakob, bij zijn komst uit Paddan-aram, en zegende hem; 10  en God zeide tot hem: Gij heet Jakob; gij zult niet meer Jakob heten, maar Israël zal uw naam zijn. En Hij noemde hem Israël. 11  En God zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wees vruchtbaar en word talrijk; een volk [de huidige Verenigde Staten], ja een menigte van volken [die van het voormalige Britse Gemenebest], zal uit u ontstaan, en koningen zullen uit uw lendenen voortkomen. 12  En dit land, dat Ik Abraham en Isaäk gegeven heb, zal Ik u geven; en uw nageslacht zal Ik dit land geven.

Lees om te weten wie de huidige afstammelingen van het oude Israël zijn onze publicatie De Verenigde Staten en Groot-Brittannië in de profetieën.

Zelfs de heiden van geboorte wordt, door Christus, niet alleen Abrahams nageslacht, maar bovendien een geestelijk geadopteerde Israëliet.

De beloften werden gedaan aan Abraham, Isaäk en Jakob en aan hun kinderen. Hun kinderen zijn Israëlieten, geen heidenen. De belofte van de Scepter, waardoor Christus en behoud werden beloofd, ging naar het Huis Juda, waarvan de mensen Joden worden genoemd. De Bijbel openbaart dat de verbonden en de beloften uitsluitend Israël toekomen. Dit lezen wij in Romeinen 9:4.

Romeinen 9:4  immers, zij zijn Israëlieten, hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften.

Maar hoe zullen alle volken door deze beloften worden gezegend?

 

Christenen zijn erfgenamen van de belofte 

Tot de heidense Galaten zei Paulus: ”Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad [kinderen] van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.” Welke hoop heeft een heiden zonder, door geestelijke adoptie door middel van Christus, Israëliet te worden? Absoluut geen!

Jakob was evenmin een Israëliet. Hij kreeg pas die naam van God toen hij een volwassen man was met een gezin. God maakte van hem een Israëliet. Het volk Israël werd als eerste natie uitverkoren om de belofte te ontvangen.

Romeinen 9:5  hunner zijn de vaderen en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus, die is boven alles, God, te prijzen tot in eeuwigheid! Amen.

Maar…

Vers 6  Maar het is niet mogelijk, dat het woord Gods zou vervallen zijn. Want niet allen, die van Israël afstammen, zijn Israël, 7  en zij zijn ook niet allen kinderen, omdat zij nageslacht van Abraham zijn…

Hier gaat het over ’geestelijke’ kinderen die meedelen in de erfenis met Christus.

Vers 8  Dat wil zeggen: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen Gods, maar de kinderen der beloften gelden voor nageslacht.

Paulus vergelijkt Israël met een ”edele” olijfboom. God heeft een aantal takken, die de Israëlieten verbeelden, weggebroken omdat veel Israëlieten ongehoorzaam zijn geworden aan God.

Romeinen 11:13  Ik spreek tot u, heidenen… Vers 17  Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als wilde loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen, 18  beroem u dan niet tegen de takken! Vers 20  Goed! Zij zijn om hun ongeloof weggebroken en gij staat door het geloof.

Heidense takken zijn op de stam van de ’Israëlboom’ geënt. D.w.z. heidenen zijn geestelijk Israëliet geworden. Gods nieuwtestamentische Gemeente bestaat uit geestelijk Israëlieten, ongeacht hun fysieke ras.

Over Israël schrijft Paulus:

Vers 23  Maar ook zij zullen, wanneer zij niet bij hun ongeloof blijven, weder geënt worden; God is immers bij machte hen opnieuw te enten. 24  Want indien gij uit de wilde olijf, waartoe gij naar uw natuur behoort, weggekapt en tegen uw natuur op de edele olijf geënt zijt, hoeveel te meer zullen dezen, naar hun natuur, op hun eigen olijf geënt worden. 25  Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis; een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, 26  en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden.

Aan de van geboorte heidense Efeziërs schreef Paulus:

Efeziërs 2:11  Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees…

Zegt dit niet duidelijk dat zij niet langer als heidenen worden beschouwd? Paulus vervolgt:

Vers 12  dat gij te dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld.

Zolang deze Efeziërs nog heiden waren – voordat zij door Christus Israëliet werden – waren zij vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld!

Maar let nu op het 13e vers:

Vers 13  Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus.

En dan vers 19:

Vers 19  Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods.

Wat een glorieus, ongeëvenaard privilege is het om te worden opgenomen onder de huisgenoten van God – om de Eeuwige Schepper onze Vader te kunnen noemen! Van de onbekeerden is Adam de menselijke vader en Satan de geestelijke vader. Maar door Christus wordt Abraham onze aardse vader, en wordt God onze geestelijke Vader.

Want in Galaten 3:7 lezen wij:

Galaten 3:7  Gij bemerkt dus, dat zij, die uit het geloof zijn, kinderen van Abraham zijn.

Daarom wordt Abraham ”de vader der gelovigen” genoemd – van zowel Joden als heidenen!

En in Romeinen 8:14:

Romeinen 8:14  Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.

Ja, verwekte zonen, nu – om als zonen te worden geboren ten tijde van de opstanding, wanneer wij het Koninkrijk van God beërven! Het Koninkrijk van God is het Gezin van God! Het is een glorieus gezinsverband! Dit fantastische erfgoed overtreft alles waarvan u zich ooit een beeld heeft gevormd!

 

Niemand is naar de hemel gegaan – behalve Jezus 

Jezus heeft niet gezegd dat wij naar de hemel zouden gaan om daar met Hem te zijn. In plaats daarvan zei Hij in Johannes 3:13:

Johannes 3:13  En niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen.

Niemand, dus ook koning David niet.

Handelingen 2:29  Mannen broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de aartsvader David, dat hij en gestorven en begraven is, en zijn graf is bij ons tot op deze dag. Vers 34  Want David is niet opgevaren naar de hemelen.

Jezus zelf ging weer terug naar de hemel vanwaar Hij was gekomen. Maar Hij zei:

Johannes 8:22  … waar Ik heenga, kunt gij niet komen?

Johannes 13:33  Kinderkens, nog een korte tijd ben Ik bij u; gij zult Mij zoeken en, gelijk Ik de Joden gezegd heb: Waar Ik heenga, kunt gij niet komen, zo spreek Ik thans ook tot u.

Ook zei Hij:

Johannes 14:2  In het huis mijns Vaders zijn vele woningen (anders zou Ik het u gezegd hebben) want Ik ga heen om u plaats te bereiden; 3  en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.

Inderdaad, Hij komt weer terug naar de aarde. En wanneer Hij komt, wanneer Hij weer hier is, zal Hij, zoals Hij zei, ”u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben [hier op aarde].”

En in Mattheus 25, te beginnen in vers 31, lezen wij dat wanneer Jezus naar deze aarde zal zijn teruggekeerd, als Koning der koningen, als Heerser over alle naties op aarde, Hij dan tot de behoudenen zal zeggen: ”Komt, gij gezegenden ... beërft het Koninkrijk, dat u bereid is ... ” (vers 34).

Mattheüs 25:31  Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. 32  En al de volken zullen voor Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken, 33  en Hij zal de schapen zetten aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn linkerhand. 34  Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.

Het Koninkrijk van God is het zeer heilige Gezin van God. Het zal alle naties hier op aarde regeren! Dit goddelijke Koninkrijk van God binnen te gaan – het te beërven – is een bestemming van zo'n ontzaglijke heerlijkheid dat uw verstand het onmogelijk kan bevatten, op dit moment! En onze erfenis, als goddelijke leden van het Gezin van God, zal deze aarde zijn, als een eeuwigdurend bezit.

Deze aarde zal een hersteld paradijs zijn. Er zal zelfs in de dierenwereld vrede zijn, een leeuw ligt naast een lam. Alle maatschappijen van mensen zijn onbruikbaar in het komende Utopia. Zonde regeert in de huidige wereld: opstandigheid jegens God en zijn eeuwige geestelijke wetten die vrede, geluk en vreugde regelen! Gods maatschappij zal gevestigd worden. Vreugde en blijdschap – een verheerlijkte toestand die u kunt beërven – is geen kwestie van geografische plaats! Het is een geestelijke toestand! In de gelukkige Wereld van Morgen zal er een andere mentaliteit zijn. Geen leugenaars, geen moordenaars, geen dieven of rovers. Denk u eens in: er zal geen Satan zijn, geen sloten op de deuren, geen gevangenissen, geen ziekenhuizen, geen armoede, vanzelfsprekend geen strijd of oorlog, geen honger of gebrek!

 

”Uw loon is groot in de hemelen” 

Wat bedoelde Jezus toen Hij tot zijn discipelen zei:

Mattheüs 5:11  Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil. 12  Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij de profeten voor u vervolgd.

En waarom zei Christus, slechts enkele verzen daarvoor:

Vers 5  Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.

Gaan sommige behouden mensen – de ”vervolgden” (vers 11-12) – naar de hemel om hun loon in ontvangst te nemen, terwijl anderen – ”de zachtmoedigen” – de aarde beërven? Of sprak Jezus zichzelf binnen een minuut tegen?

De apostel Petrus werd geïnspireerd te schrijven:

1 Petrus 1:3  Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden [opnieuw verwekt] tot een levende hoop, 4  tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor u.

Het loon van behoud – de erfenis van de ware christenen – is in de hemelen weggelegd. Daar wordt het bewaard.

Maar gaan christenen naar de hemel om hun loon in ontvangst te nemen? Jezus Christus verklaarde dit in het boek Openbaring.

Openbaring 22:12  Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden, naardat zijn werk is.

Wanneer Christus uit de hemel terugkeert zal Hij het loon voor de behouden mensen meebrengen! Terwijl het nu tijdelijk in de hemel wordt bewaard, zal Jezus het loon van de heiligen (ware christenen) naar deze aarde brengen!

Daniël schreef:

Daniël 7:27  En het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk van de heiligen des Allerhoogsten: zijn koningschap is een eeuwig koningschap, en alle machten zullen het dienen en gehoorzamen.

Jezus zei niet dat christenen hun loon in de hemel zullen beërven. In plaats daarvan wordt het loon – gezag, een ambt met macht in het Koninkrijk van God – tijdelijk in de hemel bewaard omdat dat de plaats is waar Jezus is. Maar het zal naar de aarde worden gebracht, waar Jezus zijn heiligen, in het Koninkrijk van God, zal belonen met een positie van macht en gezag over de naties. Dit hebben we hierboven gelezen in Joh. 14:2-3, Matth. 25:31-34 en Openb. 22:12 en andere schriftgedeelten.

 

Waarom wilde Paulus sterven en bij Christus zijn? 

Waarom schreef Paulus aan de Filippenzen:

Filippenzen 1:23  Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; 24  maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil.

Waarom zei Paulus, ofschoon hij bij zijn dood naar het graf zou gaan, dat hij bij Christus zou zijn?

Merk op dat Paulus niet zei waar hij heen zou gaan of wanneer hij bij Christus zou zijn. Er is hier met geen woord sprake van de hemel en evenmin is er een woord dat zegt dat hij onmiddellijk bij Christus zou zijn. Waarom dan die haast om te verscheiden?

Teneinde te begrijpen wat hier is bedoeld slaan wij een andere tekst op waar Paulus zegt gereed te zijn om te sterven. In 2 Timotheüs 4:6-8 schreef Paulus:

2 Timotheüs 4:6  Want wat mij aangaat, reeds word ik als plengoffer geofferd en het tijdstip van mijn verscheiden staat voor de deur. 7  Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden; 8  voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.

In deze verzen legt Paulus uit wat hij bedoelde met ”met

Christus zijn”. Hij ontvangt zijn loon niet onmiddellijk bij zijn dood. Maar er ligt een rechtvaardigheidskroon voor hem gereed en de Heer zal hem die te dien dage geven. Welke dag is dat? De dag van Christus' verschijning: zijn wederkomst! In Jesaja 40:10 wordt deze zelfde dag genoemd:

Jesaja 40:10  Zie, hier is uw God! Zie, de Here HERE zal komen met kracht en zijn arm zal heerschappij oefenen; zie, zijn loon is bij Hem en zijn vergelding gaat voor Hem uit.

Zie ook Openbaring 22:12.

Aan de Thessalonicenzen schreef Paulus:

1 Thessalonicen 4:16  want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; 17  daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen.

Dit is de tijd dat de doden ”die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken” (Dan. 12:2). De doden zijn al deze duizenden jaren niet bij de Heer geweest; maar zij wachten op de tijd, wanneer zij uit het stof van de aarde zullen ontwaken om de Heer in de lucht te ontmoeten!

Christus zal binnenkort de hemel verlaten en zal dan op weg naar de aarde zijn getrouwen die veranderd zijn van mensen van vlees en bloed in geest – zoals God en de engelen – in de lucht ontmoeten om vervolgens gezamenlijk op aarde het Koninkrijk van God te vestigen.

Handelingen 1:10  En toen zij naar de hemel staarden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, 11  die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen.

Dit is de tijd dat de doden, volgens 1 Corinthiërs 15:52, onvergankelijk zullen opstaan door de kracht van de Geest van God. Dit is de eerste opstanding.

1 Corinthiërs 15:51  Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, 52  in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden.

Nu is Paulus' raadselachtige uitspraak in Filippenzen duidelijk. Ter wille van de Filippenzen, die hem nodig hadden als leraar en apostel, wilde hij in leven blijven, ook al verlangde hij er soms naar van zijn problemen te worden verlost door de dood om de opstanding af te wachten en bij Christus te zijn. Sterven is winst! Er is geen besef van de verstrijkende tijd. Het volgende moment is de opstanding!

Prediker 9:5  De levenden weten tenminste, dat zij sterven moeten, maar de doden weten niets… 6  Zowel hun liefde als hun haat en hun na-ijver zijn reeds lang vergaan; en zij hebben nimmer deel aan iets, dat onder de zon geschiedt. Vers 10  Al wat uw hand vindt om naar uw vermogen te doen, doe dat, want er is geen werk of overleg of kennis of wijsheid in het dodenrijk, waarheen gij gaat.

Psalmen 146:4  gaat zijn adem uit, dan keert hij weder tot zijn aarde, te dien dage vergaan zijn plannen.

 

Paulus in de hemel? 

Wanneer 2 Corinthiërs 12:1-7 nauwkeurig wordt onderzocht, is het duidelijk dat degene die in een visioen ”tot in de derde hemel” werd weggevoerd de apostel Paulus zelf was!

In het elfde hoofdstuk van 2 Corinthiërs spreekt Paulus over zijn fysieke problemen en vervolgingen. In hoofdstuk 12 evenwel begint hij enkele van zijn geestelijke ervaringen te vertellen. Merk op dat in de eerste zeven verzen het voornaamwoord ’ik’ veertien keer voorkomt! In het allereerste vers zegt Paulus: ” .. ik zal komen op gezichten en openbaringen des Heren.” Dit is duidelijk uit 2 Corinthiërs 12:7 waar Paulus zegt: ”En ook om het buitengewone van de openbaringen … is mij, opdat ik mij niet te zeer zou verheffen, een doorn in het vlees gegeven...”

Paulus begint over zijn visioen te vertellen in vers 2 waar hij zegt: ”Ik weet van een mens in Christus, veertien jaar is het geleden – of het in het lichaam was, weet ik niet, of dat het buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het – dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel.”

Paulus sprak over zichzelf! Hij werd weggevoerd ”tot in de derde hemel” – in een visioen. Deze ”derde hemel” is waar Gods troon is. Dit visioen was zo levendig dat het voor hem realistisch scheen, alsof hij lichamelijk naar de hemel was gevoerd. Maar Gods Woord geeft het antwoord! ”En niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen” (Joh. 3:13). Wat Paulus meemaakte was een gezicht of openbaring, zoals hij zelf zei in vers 1.

Maar waarom spreekt Paulus over het zien van de derde hemel door de omweg ”ik weet van een mens” te gebruiken? Paulus geeft het antwoord in 2 Cor. 12:6.

2 Corinthiërs 12:6  Want als ik wil roemen, zal ik niet onverstandig zijn, want ik zal de waarheid zeggen; maar ik onthoud mij ervan, opdat men mij niet meer toekenne dan wat men van mij ziet en hoort.

Paulus wilde eenvoudig niet dat anderen over hem zouden denken als een groot, verheven personage! Door op een indirecte wijze te spreken (”Ik weet van een mens”) benadrukte hij dit punt. Hij spreekt van zichzelf in de derde persoon, een teken van nederigheid.

 

Ging de ”dief aan het kruis”
onmiddellijk het Paradijs binnen?
 

Jezus zei dat Hij na zijn kruisiging drie dagen en drie nachten in het graf zou zijn. Kon de dief dan diezelfde dag samen met Christus in het Paradijs zijn?

Lees Lukas 23:43 nauwkeurig.

Lukas 23:43  En Hij zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.

Jezus zei dat de gekruisigde misdadiger bij Hem in het paradijs zou zijn. Indien wij kunnen bewijzen waar Jezus heenging toen Hij stierf, dan kunnen wij bewijzen of de misdadiger die dag werkelijk naar het paradijs ging.

Sla 1 Corinthiërs 15:3-4 op. Paulus zet nog eens uiteen:

1 Corinthiërs 15:3  Want voor alle dingen heb ik u [sprekend tot christenen] overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften, 4  en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften.

Merk op dat Jezus werd begraven. Er staat niet dat het lichaam werd begraven en dat de ziel naar het paradijs ging. Er staat dat Hij – Jezus zelf – werd begraven. Gedurende drie dagen was Hij dood. Hij stierf voor onze zonden. Daarna kwam Hij tot leven. Hij stond op!

Jezus was in het graf!

Johannes geeft ons verder bewijs van waar Jezus was.

Johannes 19:41  En er was ter plaatse, waar Hij gekruisigd was, een hof en in die hof een nieuw graf, waarin nog nooit iemand was bijgezet; 42  daar dan [in de tombe, het graf] legden zij Jezus neder.

Het was Jezus die in de graftombe werd gelegd, niet slechts het lichaam van Jezus. Jezus was dood!

Om dit nog duidelijker te maken slaan wij Handelingen 2:31 op. Sprekend over Christus citeert Petrus de profeet David als volgt:

Handelingen 2:31  heeft hij [David] in de toekomst gezien en gesproken van de opstanding van de Christus, dat Hij niet aan het dodenrijk is overgelaten, noch zijn vlees ontbinding heeft gezien.

Dit vers laat zien dat Jezus niet in het paradijs was, maar in het dodenrijk. Het oorspronkelijke geïnspireerde Griekse woord dat door Petrus werd gebruikt voor ’dodenrijk’ is hades, dat het ’graf’ betekent.

Het graf is niet het paradijs. Daar Jezus die dag – de dag van de kruisiging – niet het paradijs binnenging, ging de misdadiger het dus evenmin binnen. Christus is ”onder alles de eerste”, lezen wij in Colossenzen 1:18. Derhalve kan de misdadiger die berouw had Christus niet in het paradijs zijn voorgegaan. Onverschillig wanneer de berouwvolle misdadiger het Paradijs zal binnengaan, Christus zal daar ook zijn. Hij zei immers: ”[Gij zult] met Mij in het paradijs zijn.”

Sommige mensen grijpen 1 Petrus 3:19-20 aan als verondersteld bewijs dat Jezus leefde toen Hij dood was – dat Hij
gedurende de drie dagen en drie nachten waarin Hij in het graf de doodsslaap sliep tot geesten in de gevangenis predikte!

Wanneer predikte Jezus tot de geesten in de gevangenis?

Wel, laten wij zien wat deze verzen in Petrus' brief werkelijk zeggen. Zondige engelen die Satan zijn gevolgd zijn in ketenen van duisternis, gekerkerd wegens hun eigen dwaasheid (Judas 6).

Judas 1:6  en dat Hij engelen, die aan hun oorsprong ontrouw werden en hun eigen woning verlieten, voor het oordeel van de grote dag met eeuwige banden onder donkerheid heeft bewaard gehouden.

Wanneer predikte Jezus tot de gekerkerde geesten? Lees het:

1 Petrus 3:19  in welke Hij ook heengegaan is en gepredikt heeft aan de geesten in de gevangenis, 20  die eertijds ongehoorzaam geweest waren, toen de lankmoedigheid Gods bleef afwachten, in de dagen van Noach, terwijl de ark in gereedheid werd gebracht, waarin weinigen, dat is acht zielen, door het water heen gered werden.

Toen was het dat Jezus tot de geesten of zondige engelen predikte: in de dagen van Noach, niet gedurende de tijd dat Hij dood was en begraven in het graf!

Daar wij weten waar Jezus was toen Hij stierf, moeten wij nu het paradijs opsporen.

Openbaring 2:7  Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, hem zal Ik geven te eten van de boom des levens, die in het paradijs Gods is.

Openbaring 2:7 toont aan dat zich in het paradijs van God de boom des levens bevindt. In het nieuwe Jeruzalem, ”de heilige stad, Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God” (Openb. 21:10) bevindt zich het paradijs (Openb. 22:1-2).

Het nieuwe Jeruzalem is evenwel nog niet voltooid. Christus is nog steeds bezig er voor ware christenen een plaats te bereiden. In het begin van het Millennium zal het op aarde neerdalen. Christus zal dan de gehele aarde vernieuwen tot een paradijs, als de Hof van Eden.

Jesaja 51:3  Want de HERE troost Sion, Hij troost al haar puinhopen; Hij maakt haar woestijn als Eden en haar wildernis als de hof des HEREN; blijdschap en vreugde zullen er gevonden worden, loflied en geklank van gezang.

Het herstel van het paradijs zal beginnen in het gebied waar nu Israël ligt.

Ezechiël 36:33  Zo spreekt de Here HERE: Wanneer Ik u reinig van al uw ongerechtigheden, zal Ik de steden weer bevolken en zullen de puinhopen herbouwd worden; 34  het verwoeste land zal weer worden bewerkt, in plaats van een woestenij te zijn voor het oog van iedere voorbijganger. 35  En men zal zeggen: Dit land dat verwoest was, is geworden als de hof van Eden; de steden die, verwoest en vernield, in puin lagen, zijn weer versterkt en bewoond. 36  Dan zullen de volken die om u heen overgebleven zijn, weten, dat Ik, de HERE, herbouwd heb wat vernield was en beplant heb wat verwoest was. Ik, de HERE, heb het gesproken en Ik zal het doen.

In feite is het komende Millennium (het Vrederijk) een herstel van de Hof van Eden (het Paradijs).

Jezus zei dat de berouwvolle misdadiger bij Hem in dit paradijs zou zijn. Maar Hij had dit ook kunnen zeggen tegen de andere misdadiger aan het kruis en ook tegen alle omstanders.

Een beknopte beschrijving van Gods Plan met de mensheid. De weinigen (Luk. 12:32) die van Christus zijn bij zijn terugkomst – eerstelingen genoemd – zullen in de eerste opstanding veranderd worden in geestelijke wezens met een onsterfelijk lichaam. Zij zullen in Gods Koninkrijk regeren onder Christus. Dit Koninkrijk zal gedurende het komende Millennium regeren over de gehele aarde, die vernieuwd zal worden tot een paradijs, bewoond door mensen van vlees en bloed. Na dit 1000-jarige Vrederijk zullen alle mensen die ooit hebben geleefd vóór dit Millennium en niet in de eerste opstanding zijn, opstaan in dit paradijs en een eerlijke kans krijgen om Gods weg te gaan van vrede en geluk. Gedurende dat leven zullen ze zonder Satans aanwezigheid en met een volledige kennis van Gods Plan beoordeeld worden. Aan het eind van die periode (de periode van het Oordeel van de Grote Witte Troon) zullen zij die God gehoorzaam blijven eveneens met een verheerlijkt onsterfelijk lichaam in Gods Koninkrijk worden geboren en zij die God niet willen gehoorzamen zullen in een allesvernietigend vuur verbrand worden.

Pas na het Millennium in het Oordeel van de Grote Witte Troon (Openbaring 20:1-5, 11-12) zal de berouwvolle dief het paradijs binnengaan! Evenals alle omstanders bij het kruis (behalve de getrouwe discipelen). Hun ogen voor Gods Waarheid zal dan geopend worden. In feite zal ieder mens ooit in het paradijs komen. Daar zal de grote en genadevolle kans zijn op eeuwig leven en voor de onverbeterlijken is er de eeuwige dood.

Wat bedoelde Jezus dan met: Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn”?

Waarschijnlijk hebt u aangenomen dat Jezus de dief beloofde diezelfde dag nog samen met Hem in het Paradijs te zullen zijn.

Niets is minder waar!

Bedenk dat de dief had gevraagd: ”Jezus, gedenk mijner, wanneer Gij in uw Koninkrijk komt” (Lukas 23:42). Het ondubbelzinnige feit is dat Jezus nog niet in zijn Koninkrijk is gekomen.

Lukas 11:2  Hij zeide tot hen: Wanneer gij bidt, zegt: Vader, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome.

Lukas 19:11  Toen zij daarnaar luisterden, sprak Hij nog een gelijkenis uit, omdat Hij dicht bij Jeruzalem was en zij meenden, dat het Koninkrijk Gods terstond openbaar zou worden.

1 Corinthiërs 11:26  Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt.

1 Thessalonicen 4:13  Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere [mensen], die geen hoop hebben. 14  Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. 15  Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, 16  want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; 17  daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen.

1 Corinthiërs 15: 22  Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. 23  Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst… Vers 49  En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen. 50  Dit spreek ik evenwel uit, broeders: vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven en het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet. 51  Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, 52  in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden.

Wat Jezus werkelijk zei!

De juiste interpunctie helpt Lukas 23:43 te verklaren. De meeste vertalingen zijn onjuist geïnterpungeerd teneinde het te doen voorkomen dat Jezus die dag in het paradijs zou zijn. De Bijbel toont echter aan dat Jezus die dag niet in het paradijs was. De komma vóór het woord ’heden’ is onjuist. De komma behoort erachter te staan: ”Voorwaar, Ik zeg u heden, gij zult met Mij in het paradijs zijn.”

Open uw bijbel bij dit omstreden vers. Let op de interpunctie. Bedenk dat er geen interpunctie staat in het geïnspireerde Grieks dat Lukas schreef. Eeuwen later pas werd de interpunctie toegevoegd aan het Grieks en aan de vertalingen. Ook in dit vers werd de interpunctie door mensen toegevoegd.

Hier volgt precies, woord voor woord, de volgorde in het oorspronkelijke geïnspireerde Grieks: ”Voorwaar, Ik zeg u heden: Met Mij zult gij in het paradijs zijn.”

Door het woord ’heden’ te gebruiken benadrukte Jezus het tijdstip van zijn belofte, niet de tijd dat Hij in het Paradijs zou zijn.

De berouwvolle misdadiger die met Jezus werd gekruisigd is nog altijd dood en begraven. Alleen Jezus is de eerstgeborene uit de doden:

Romeinen 8:29  Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen.

Handelingen 26:23  namelijk, dat de Christus zou lijden, en dat Hij als eerste uit de opstanding der doden het licht zou aankondigen en aan het volk en aan de heidenen.

1 Corinthiërs 15:23  Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst.

Maar de tijd komt dat deze man ook zal worden opgewekt en uiteindelijk binnengaat in het paradijs van God dat op deze aarde zal zijn.

 

Wanneer erven wij de beloften? 

Laten wij nu de vraag stellen wanneer wij deze beloften zullen beërven. Hoe zullen wij ze beërven? Heeft Abraham zelf zijn loon reeds ontvangen? Heeft Abraham de beloften reeds geërfd?

Eerst lezen wij de geïnspireerde woorden van de eerste christelijke martelaar, Stefanus, die vol geloof en de heilige Geest was – Stefanus die met zijn leven betaalde voor deze geïnspireerde woorden van de Bijbel. U kunt ze lezen in Handelingen 7:2-5.

Handelingen 7:2  En hij zeide: Gij, mannen broeders en vaders, hoort toe. De God der heerlijkheid is verschenen aan onze vader Abraham, toen hij nog in Mesopotamië was, voordat hij in Haran ging wonen, 3  en Hij zeide tot hem: Verlaat uw land en uw bloedverwanten en kom herwaarts naar het land, dat Ik u wijzen zal. 4  Toen vertrok hij uit het land der Chaldeeën en vestigde zich in Haran. En nadat zijn vader gestorven was, bracht Hij hem vandaar over naar dit land, waar gij nu woont; 5  en Hij gaf hem geen erfdeel daarin, zelfs niet een voet, maar Hij beloofde het hem en zijn nakomelingschap tot een bezitting te geven, ofschoon hij geen kinderen had.

God gaf Abraham geen erfdeel in dat land – ”maar Hij beloofde het hem en zijn nakomelingschap tot een bezitting te geven, ofschoon hij [nog] geen kinderen had”.

Abraham heeft de beloofde erfenis nooit ontvangen – hoewel Gods belofte onvoorwaardelijk was omdat Abraham God had gehoorzaamd! Maar laten wij verder gaan. Zie nu Hebreeën 11:8-10, 13.

Hebreeën 11:8  Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou. 9  Door het geloof heeft hij vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land…

Let hier goed op: Abraham vertoefde alleen maar in het land, het land dat hij later als erfenis zou ontvangen

… waar hij in tenten woonde met Isaäk en Jakob, die mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte; 10  want hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is. Vers 13  In dat geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet…

Abraham, Isaäk en Jakob – de vaderen aan wie de beloften werden gedaan – zijn allen gestorven, in het geloof, zonder de beloften te hebben ontvangen!

Begrijpt u wat deze geïnspireerde tekst van God zegt? Hier staat in duidelijke taal dat zij zijn gestorven, maar hun loon niet hebben ontvangen – de vaderen zelf aan wie de beloften werden gedaan, gingen niet ”bij hun dood naar hun loon”. Aldus zegt de Heer!

Verder vertelt de Bijbel ons dat Abraham dood is. Toen het Nieuwe Testament werd geschreven, meer dan achttienhonderd jaar na zijn dood, was Abraham nog altijd dood, zoals in Johannes 8:52-53 staat. Daar leest u ondubbelzinnig: ”Abraham is gestorven ... ” Tot op de huidige dag heeft Abraham de beloofde erfenis niet ontvangen!

In het gehele Nieuwe Testament leest u dat christenen die door Christus Abrahams kinderen worden nu in dit tijdperk niet beërven; zij zijn nu slechts erfgenamen. Een erfgenaam is iemand die nog niet zijn erfenis heeft ontvangen.

Waarom heeft Abraham tot op de huidige dag de belofte nog niet beërfd? Waarom niet? Luister! Aangezien de ”eeuwige erfenis” van de aarde de betere beloften van het Nieuwe Testament uitmaakt, en aangezien de boodschap die Christus bracht om deze beloften te bevestigen het Evangelie van het Koninkrijk van God is, volgt hieruit dat het land van deze aarde – het land van de belofte die Jezus kwam bevestigen – het territorium is dat in bezit wordt genomen en wordt geregeerd door het Koninkrijk van God!

 

Wanneer wij het Koninkrijk beërven 

Dat Koninkrijk, zei Jezus, is echter niet van deze wereld, dit tijdperk! In zijn grote profetie over het tegenwoordige wereldnieuws – over wereldoorlogen en de 21e-eeuwse wereldomvattende beroering – zei Jezus, in Lukas:

Lukas 21:29  En Hij sprak een gelijkenis tot hen: Let op de vijgeboom en op al de bomen. 30  Zodra zij uitlopen, weet gij uit uzelf, omdat gij het ziet, dat de zomer reeds nabij is. 31  Zo moet ook gij, wanneer gij dit ziet geschieden, weten, dat het Koninkrijk Gods nabij is. 32  Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat alles geschiedt.

Het Koninkrijk van God zal de wereld regeren. Het is nog niet opgericht – maar het is vandaag wel nabij! In Lukas 19 gaf Jezus de gelijkenis van de ’ponden’, omdat zij dachten dat het Koninkrijk van God terstond zou verschijnen. Hij stelde zichzelf voor als een jonge edelman die naar een ver land – de hemel – ging om het recht te ontvangen het koninkrijk te besturen, waaruit blijkt dat het zou worden opgericht en de heerschappij over alle naties zou overnemen bij de wederkomst van Christus!

Maar er is nog een reden, inderdaad, nog een andere reden waarom wij in deze tegenwoordige tijd nog slechts erfgenamen kunnen zijn. Zie 1 Corinthiërs 15:50.

1 Corinthiërs 15:50  Dit spreek ik evenwel uit, broeders: vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven en het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet.

Geen mens kan het Koninkrijk beërven. Het Koninkrijk van God is geen menselijk koninkrijk. Er zijn geen mensen in. Het is een Goddelijk Koninkrijk!

Jezus maakte dit duidelijk aan Nikodemus in Johannes.

Johannes 3:3  Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. 4  Nikodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, als hij oud is? Kan hij dan voor de tweede maal in de moederschoot ingaan en geboren worden? 5  Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. 6  Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest. 7  Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden. 8  De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zo is een ieder, die uit de Geest geboren is.

Nikodemus begreep dit niet. Ook vandaag begrijpen niet veel mensen het! Jezus zei verder dat iemand, tenzij hij uit geest geboren wordt, het Koninkrijk van God niet kan binnengaan. ”Wat uit het vlees geboren is is vlees,” zei Jezus. Inderdaad, wij werden allen uit het vlees geboren, daarom zei Jezus dat wij vlees zijn – ja, vlees en bloed. En vlees en bloed kunnen het Koninkrijk van God niet beërven, kunnen het niet binnengaan. ”Wat uit de Geest geboren is”, zei Jezus, ”is geest”. Wanneer wij uit de Geest zijn geboren, zullen wij geest zijn – aldus Jezus. Wist Jezus waarover Hij het had, of denken sommigen van ons het vandaag beter te weten?

Nu terug naar Paulus' verklaring in 1 Corinthiërs 15:50-53:

”Dit spreek ik evenwel uit, broeders: vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven en het vergankelijke [vlees is vergankelijk, onderhevig aan verouderen en verval] beërft de onvergankelijkheid niet [geestelijke dingen en geestelijke wezens zijn onsterfelijk, veranderen nooit, zijn altijd en eeuwig nieuw]. Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden” – let hier heel goed op: ”allen zullen wij veranderd worden.” Veranderd van de ene substantie in de andere, van de ene samenstelling in de andere.

”In een ondeelbaar ogenblik”, vervolgt Paulus, ”bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden [niet de levenden in de hemel, maar de doden] zullen onvergankelijk opgewekt worden [niet neerdalen uit de hemel, maar worden opgewekt] en wij [de dan levende generatie] zullen veranderd worden. Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.”

 

Opstanding uit de dood 

Nu beginnen wij in te zien waarom Abraham, en zijn kinderen door Christus, vooralsnog niet in het beloofde loon zijn gekomen!

Maar wij gaan verder. Wij kunnen niet in deze eeuwige erfenis komen voordat wij in het eeuwige leven zijn gekomen. En wat is onze enige hoop op het beërven van eeuwig leven? De opstanding! Misschien is dit een verrassing.

Zie 1 Corinthiërs 15:12-18.

1 Corinthiërs 15:12  Indien nu van Christus gepredikt wordt, dat Hij uit de doden is opgewekt, hoe komen sommigen onder u ertoe te zeggen, dat er geen opstanding der doden is? 13  Indien er geen opstanding der doden is, dan is ook Christus niet opgewekt. 14  En indien Christus niet is opgewekt, dan is immers onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof. 15  Dan blijken wij ook valse getuigen van God te zijn, want dan hebben wij tegen God in getuigd, dat Hij de Christus opgewekt heeft, die Hij toch niet heeft opgewekt, indien er geen doden opgewekt worden. 16  Immers, indien er geen doden opgewekt worden, dan is Christus ook niet opgewekt; 17  en indien Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zonder vrucht, dan zijt gij nog in uw zonden. 18  Dan zijn ook zij, die in Christus ontslapen zijn, verloren.

Dit is een boude uitspraak!

De doden in Christus zijn verloren, zijn niet in leven om reeds van de beloofde erfenis te genieten, maar zij zijn verloren – totaal vergaan – tenzij er een opstanding uit de doden komt! Wat een verschil met de tegenwoordige fabels waartoe een misleid volk zich heeft gekeerd!

Abraham, Isaäk en Jakob zijn dus dood. En tenzij er een opstanding komt – een opstaan uit het graf – zijn zij verloren. Abraham wist van Christus, en Jezus zei dat Abraham zich verheugde zijn dag te zien, en Abraham zag die ook en was verheugd. En sprekend over Abraham en de opstanding zei Jezus, zoals in Mattheüs staat:

Mattheüs 22:31  Wat nu de opstanding der doden betreft [merk op dat Jezus hier iets zegt om de opstanding te bewijzen], hebt gij niet gelezen, wat door God tot u gesproken is, toen Hij zeide: 32  Ik ben de God van Abraham, en de God van Isaäk, en de God van Jakob? 33  Hij is niet een God van doden, maar van levenden.

Deze tekst wordt vaak verdraaid en verwrongen in de poging te bewijzen dat Abraham niet dood is, maar reeds zijn beloofde loon heeft ontvangen, en dat hij nooit zal opstaan, m.a.w. precies het tegenovergestelde van wat Jezus aanvoerde als bewijs. ”Wat nu de opstanding der doden betreft …”, zei Jezus, ”God is de God der levenden.” Abraham stierf. Maar door een opstanding zal hij weer leven.

 

Wij ontvangen het loon wanneer Jezus terugkeert 

Wanneer zullen Abraham en zijn kinderen door Christus in het beloofde loon komen? Wanneer zal de opstanding zijn? Het antwoord is te vinden in 1 Corinthiërs 15:50-53: het beërven van de beloften vindt plaats op hetzelfde moment dat de levende christenen van sterfelijk in onsterfelijk zullen worden veranderd. En Paulus zei dat dit bij de laatste bazuin zou zijn, zoals u zich zult herinneren.

Goed, laten wij nu 1 Thessalonicenzen 4:16-17 opslaan:

1 Thessalonicen 4:16  want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus [niet buiten Christus] gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; 17  daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen.

En de opstanding zal dus gebeuren bij de wederkomst van Christus, wanneer Hij komt als Koning der koningen en Heer der heren om voor het eerst alle naties van de aarde te regeren en te besturen. Wanneer Hij komt om zijn Koninkrijk op te richten, dan zullen Abraham en zijn kinderen in Christus die dan leven of gestorven zijn tot onsterfelijkheid worden opgewekt, het koninkrijk beërven, een wereldomvattende regering met Christus aan het hoofd, die zal regeren over dat land dat aan Abraham werd beloofd: vanaf de rivier van Egypte tot aan de Eufraat. En dit Koninkrijk, dat is samengesteld uit onsterfelijke wezens, vlees en bloed kunnen het immers niet binnengaan, zal vervolgens eveneens over alle andere naties van de aarde regeren – en deze andere naties bestaan uit sterfelijke mensen van vlees en bloed!

1 Thessalonicen 4:16  zegt niet, zoals zoveel mensen menen, dat Christus de heiligen halverwege tegemoet komt als de heiligen op weg naar de hemel zijn. Nee, Jezus is dan op weg naar de aarde zoals Hij zei in Johannes 14:3: ”En wanneer Ik heengegaan ben ... kom ik weder”.

Wat een fantastische belofte! Jezus beloofde dat Hij naar de aarde zou terugkomen. En verder beloofde Hij dat Hij, als Hij naar de aarde is teruggekeerd, dan, zoals Hij zei, ”u tot Mij [zal] nemen”. Waar is dat? Hier op de aarde natuurlijk! De heiligen, zowel de doden als de levenden, opgestaan en onsterfelijk gemaakt, zullen opstijgen om Hem te ontmoeten als Hij naar deze aarde terugkeert. Zij ontmoeten elkaar in de wolken. (Iedere dag wordt er door vliegtuigen veel hoger gevlogen.) En Zacharia 14:4 stelt dat de voeten van Christus dan op de Olijfberg zullen staan, in Israël, het Beloofde Land. En zij die Hem als Hij komt zullen ontmoeten, zullen altijd bij Hem zijn waar Hij is. Ja, dat is wat anders dan de fabels van de zgn. christelijke kerken, maar dit is de zuivere waarheid van Gods Woord!

 

Het loon is niet de hemel 

Jezus zei: ”Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven” (Matth. 5:5). Dit is een onderdeel van de Bergrede – en iedere christen moet toch zeker de Bergrede geloven! Dan moeten wij, als wij christen zijn, ook geloven dat wat de behoudenen zullen beërven de aarde is, en niet de hemel! Jezus zei heel duidelijk: Niemand is opgevaren naar de hemel” (Joh. 3:13).

David was een man naar Gods hart. David heeft de belofte dat hij in het Koninkrijk van God zal zijn, en dat hij, onder Christus, over Israël zal regeren, in de tijd dat Christus alle naties regeert. Maar op de Pinksterdag waarop de nieuwtestamentische Gemeente begon zei de geïnspireerde Petrus: ”David is niet opgevaren naar de hemelen” (Hand. 2:34).

De meest wijze man die ooit heeft geleefd werd ertoe geïnspireerd om als onderdeel van het heilige Woord van God op te schrijven:

Spreuken 10:30  De rechtvaardige zal in eeuwigheid niet wankelen, maar de goddelozen zullen de aarde niet bewonen.

Velen hebben deze teksten weleens gelezen. Dit is het ”Aldus zegt de Here” betreffende deze kwestie. Er is in de hele Bijbel absoluut geen enkele tekst waarin de hemel beloofd wordt als het loon dat de behoudenen zullen beërven. En toch, hebben de meeste mensen niet op een of andere wijze hun verstand verblind voor deze duidelijke, ondubbelzinnige uitspraken van de Almachtige God en zomaar, zonder vragen, het idee aanvaard van het naar de hemel gaan?

Dominees, priesters en andere religieuze voorgangers zeggen op een begrafenis: ”Hij/zij is nu bij de Here”. Dit is een misleiding, een ernstig bedrog.

Let erop wanneer het Koninkrijk beërfd zal worden – wanneer de erfgenamen van de beloften aan Abraham tenslotte in hun loon zullen komen, en de eigenlijke erfenis zullen ontvangen. Het staat in Mattheüs.

Mattheüs 25:31  Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. Vers 34  Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.

Inderdaad, het Koninkrijk van God is de plaats die bereid is. Jezus zei dat Hij heenging om voor ons een plaats te bereiden. Hij zei ook dat Hij heenging om voor zichzelf een koninkrijk te ontvangen, en dan terug te keren. En wanneer Hij terugkeert, als Koning der koningen, en als dat Koninkrijk is opgericht (wij zien dat dit de plaats is die wordt bereid), dan zal de vreugdevolle roep uitgaan: ”Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is."

 

Wat is de PLAATS die door Jezus wordt voorbereid? 

De Bijbel geeft veel informatie over de plaats die God voorbereidt voor zijn kinderen. Jezus zei niet dat christenen naar de hemel gaan.

Veel mensen geloven dat Jezus zijn discipelen heeft verteld dat christenen de eeuwigheid zullen doorbrengen in ”woningen” in de hemel. Zij halen zijn woorden in Johannes 14:1-4 aan.

Johannes 14:1  Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. 2  In het huis mijns Vaders zijn vele woningen (anders zou Ik het u gezegd hebben) want Ik ga heen om u plaats te bereiden; 3  en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben. 4  En waar Ik heenga, daarheen weet gij de weg.

Zei Jezus werkelijk dat ons loon een woning in de hemel is? Laten wij eens zien wat het huis van de Vader is.

Jezus zei duidelijk dat er in het huis van zijn Vader vele ”woningen” zijn. Als dit niet zo was geweest, zo zei Hij, zou Hij het ons hebben gezegd. Het Griekse woord mone dat als ’woning’ is vertaald betekent in meer hedendaagse taal ’kamer’, ’verblijf’ of ’vertrek’. In het huis van de Vader is dus een bepaald aantal kamers of vertrekken.

Maar wat is het huis van de Vader? Wat zegt de Bijbel dat het huis van de Vader is?

Toen Hij in de tempel was, zei Jezus tot de Joden die daar duiven en vee verkochten: ”Maakt het huis mijns Vaders niet tot een verkoophuis” (Joh. 2:16).

Dit is een eenvoudige bijbelse definitie van het huis van de Vader.

De tempel te Jeruzalem was een aards type van het huis van de Vader in de hemel. Lukas 19:46 en Jesaja 56:7 citeren eveneens de Heer als Hij over de Tempel zegt: Mijn huis zal een bedehuis zijn”. Dus de tempel te Jeruzalem in de dagen van Christus was een type van het huis van de Vader in de hemel.

Maar waren er in de tempel vele ”woningen” of kamers en vertrekken? Inderdaad!

Als wij Jeremia 35:2 opslaan lezen wij:

Jeremia 35:2  Ga naar het huis der Rekabieten en spreek met hen, breng hen naar het huis des HEREN in een van de vertrekken, en geef hun wijn te drinken.

In het vierde vers van hetzelfde hoofdstuk zien wij dat er verschillende vertrekken waren voor personen van verschillende rangen. Chanan, een man van God, had zijn kamer of vertrek naast het vertrek der vorsten” en boven dat van … de dorpelwachter”.

Salomo bouwde een ”aanbouw” met verdiepingen aan de tempel.

1 Koningen 6:5  Voorts bouwde hij tegen de muur van het huis [de tempel] een aanbouw, rondom tegen de muren van het huis, rondom tegen de hoofdzaal en de achterzaal; en hij maakte die rondom met verdiepingen.

De diverse vertrekken of ”woningen” correspondeerden met de rangen van de personen die daarin verblijf hielden. Elke kamer van de tempel – een type van het huis van de Vader – gaf niet alleen de verblijfplaats van elke functionaris aan, maar was tevens een aanwijzing van diens positie of ambt, hetzij die van portier of die van prins.

Nee, Jezus verwees niet naar de hemel. Hij verwees naar een plaats die wordt voorbereid in de hemel.

 

Wat is de plaats in voorbereiding? 

Nu kijken wij naar de rest van Jezus' gesprek met de discipelen. Jezus zei: ”Ik ga heen om u plaats te bereiden.” Uit andere bijbelteksten weten wij dat Jezus inderdaad naar de hemel ging, naar de rechterhand van de Vader, waar Hij nu werkt als onze ”Hogepriester”.

Hebreeën 9:11  Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping,

Ziet u de betekenis hiervan?

Een deel van de functie van het ambt van Hogepriester is de voorbereiding van een plaats voor ieder van ons, zoals Jezus zijn discipelen beloofde. Maar merk nauwkeurig op: de voorbereiding van iedere plaats gebeurt in de hemel, maar Jezus zei niet dat de plaatsen een deel van de hemel zijn. (Een kok kan de maaltijden in de keuken bereiden, maar de maaltijden zijn geen deel van de keuken.)

Zijn er bijbelteksten die ons zeggen wat er wordt voorbereid? Inderdaad. Er zijn twee verzen in de Bijbel die ons zeggen wat er wordt voorbereid.

De eerste is Mattheüs 25:34. Hier zegt Christus: ”Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.” De andere tekst is Openbaring 21:2:

Openbaring 21:2  En ik [Johannes] zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid [Grieks hetoimazo: voorbereid] als een bruid, die voor haar man versierd is.

De tempel te Jeruzalem in de dagen van Jezus was een type van het Koninkrijk van God en de stad Nieuw Jeruzalem.

De enige plaatsen die volgens de Bijbel worden voorbereid zijn het Koninkrijk van God en het Nieuwe Jeruzalem. Daar het dus het Koninkrijk en de Heilige Stad zijn die tenslotte voor ons allen worden voorbereid, moet dus datgene wat Jezus voor elk van ons aan het voorbereiden is, bestaan uit individuele posities in het Koninkrijk en in de nieuwe stad Jeruzalem.

Nu is het duidelijk waarom Christus naar de tempel verwees als voorbeeld van het Koninkrijk van God en van het Nieuwe Jeruzalem. De tempel had kamers die dienden als kantoren voor de diverse bewoners van verschillende rangen. Op dezelfde wijze zal ieder van ons zijn eigen plaats of kantoor in de Heilige Stad hebben, in overeenstemming met hoe goed wij de talenten gebruiken die God ons in dit leven heeft gegeven. Hoe meer wij in dit leven overwinnen, hoe groter de eer van onze plaats in het Nieuwe Jeruzalem zal zijn en hoe groter onze verantwoordelijkheid in het Koninkrijk.

 

Het huis van de Vader komt naar de aarde! 

Openbaring 21:2 toont duidelijk aan dat de Heilige Stad – het huis van de Vader, aangezien Hij het zijn toekomstige woonplaats zal maken (Openb. 21:3 en 22:3) – een van de twee dingen is die Jezus momenteel in de hemel voorbereidt. Zowel God de Vader als zijn Zoon geven het vorm, want wat de Vader doet, dat doet de Zoon ook (Joh. 5:19). Daar de stad volledig toebereid uit de hemel neerdaalt, moet die ook in de hemel zijn toebereid, zoals Jezus ook zei dat Hij zou doen.

Merk tevens op dat de stad uit de hemel komt. Er staat niet dat wij naar de hemel gaan.

In het Nieuwe Testament wordt de Gemeente van God het Huis van God genoemd. De Gemeente is nu de verloofde van Christus en zal zijn vrouw worden, de Bruid van Christus. Vandaar dat het Nieuwe Jeruzalem de Bruid wordt genoemd. ”Getooid als een bruid” staat in Openb. 21:2. Die beschrijving is begrijpelijk, want de stad is gereed gemaakt voor de bruid om in haar prachtige woningen te gaan wonen. Hetoimazo is het Griekse woord dat in vers 2 vertaald is met ’getooid’. Meestal wordt het vertaald met ’gereed maken’ of ’voorbereiden’. Kosmeo betekent behalve versieren (vers 2) ook in orde brengen, gereed maken, voorbereiden. Dit vindt plaats bij de terugkomst van Christus (aanvang Millennium).

Openbaring 21:9  En er kwam een van de zeven engelen met de zeven schalen, die vol waren van de laatste zeven plagen, en hij sprak met mij, zeggende: Kom hier, ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams. 10  En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg, en hij toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God.

In het O.T. symboliseert de tempel de plaats waar God is. In het N.T. is geen gebouw, maar is de geestelijke Gemeente de tempel. Er is ín de Gemeente geen tempel, maar de Gemeente is de tempel. De tegenwoordigheid van God de Vader en Christus met zijn Bruid maakt van het nieuwe Jeruzalem één grote geestelijke tempel.

Openbaring 21:22  En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam.

Laten wij nu begrijpen wat de Bijbel zegt over het Koninkrijk dat in de hemel in voorbereiding is en dat naar de aarde zal komen. Jezus keerde naar de hemel terug om het koningschap te ontvangen (Lukas 19:12). Hij moet dat voorbereiden terwijl Hij het ambt van Hogepriester uitoefent. Daar het Koninkrijk voor ons allen wordt voorbereid als erfenis, moet de speciale plaats die Christus voor elk van ons voorbereidt dus onze eigen positie of ons ambt in dat Koninkrijk zijn. ”Plaats” (Joh. 14:3  en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb) betekent zowel ’positie’, ’ambt’, ’rang’ als geografische plaats. Onze plaats of positie in de regering van God hangt af van het ambt dat wij bekleden. Christus heeft de eerste plaats, Hij is immers Koning der koningen. Wij zullen allen ondergeschikte plaatsen hebben, lagere posities onder Hem. In de gelijkenis van Lukas 19 verbeelden ponden de heilige Geest, waarmee we goddelijk karakter ontwikkelen en de wereld overwinnen.

Lukas 19:13  En hij riep tien van zijn slaven en gaf hun tien ponden en zeide tot hen: Drijft handel, totdat ik terugkom. Vers 15  En het geschiedde, toen hij terugkwam, nadat hij de koninklijke waardigheid verkregen had, dat hij die slaven, aan welke hij het geld gegeven had, bij zich liet roepen om te weten, wat ieder met zijn handel bereikt had. 16  En de eerste verscheen en zeide: Heer, uw pond heeft tien ponden winst gemaakt. 17  En hij zeide tot hem: Voortreffelijk, goede slaaf; omdat gij in het minste getrouw geweest zijt, heb gezag over tien steden. 18  De tweede kwam en zeide: Uw pond, heer, heeft vijf ponden opgebracht. 19  Hij zeide ook tot hem: En gij, wees heer over vijf steden.

Dit schetst de posities van de eerstelingen die Gods regering gaan vormen.

Het Koninkrijk van God is de regering van God, waarvan de leden uit God zullen worden geboren. Het uit God geboren worden maakt het hele Koninkrijk dus het gezin van God. ”Tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan” (Joh. 3:5). Daarom gebruikte Jezus de oude tempel als een fysiek type van het geestelijke gezin of Koninkrijk van God.

Nu wordt het duidelijk waarom onze plaats of positie in Gods Regering door Jezus in de hemel moet worden voorbereid. Wij konden de heilige Geest, het enige middel waardoor wij het Koninkrijk kunnen binnengaan, niet ontvangen voordat Christus naar de hemel was gegaan (Joh. 16:7). Christus bereidt onze plaats of positie in het Koninkrijk door onze Hogepriester te zijn die voor ons bemiddelt en door ons de Geest van God te geven. De plaatsen of posities – de ambtelijke verantwoordelijkheden – worden voorbereid door ons voor die ambten op te leiden. Als onze Hogepriester roept, rechtvaardigt en vervolmaakt Jezus ieder van ons voor zijn Koninkrijk, zodat wanneer het Koninkrijk van God naar deze aarde komt (Matth. 6:10), iedere positie of plaats volledig is voorbereid doordat iemand van ons dat bepaalde ambt zal bekleden. Als Christus geen Hogepriester in de hemel was, zou het Koninkrijk niet worden voorbereid. Er zou niemand zijn om de ambten te bekleden.

 

”Ik kom weder” 

Hoewel Christus naar de hemel moest gaan, zei Hij:

Johannes 14:3  en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.

Dit is Jezus' eigen belofte dat Hij terugkomt!

Let erop dat er in dit vers nergens staat dat wij naar de hemel gaan. Er staat juist het tegendeel. Jezus komt naar de aarde!

Jezus zal in wolken uit de hemel terugkeren. Wij zullen Hem in de lucht ontmoeten (1 Thess. 4:15-17). Van daar zal Hij met ons neerdalen op de Olijfberg om Jeruzalem te redden en zijn Koninkrijk te vestigen.

Judas 1:14  Ook over hen heeft Henoch, de zevende van Adam af, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden.

1 Thessalonicen 3:13  om uw harten te versterken, zodat zij onberispelijk zijn in heiligheid voor onze God en Vader bij de komst van onze Here Jezus met al zijn heiligen.

Zacharia 14:1  Zie, er komt een dag voor de HERE, waarop de buit, op u behaald, binnen uw muren verdeeld zal worden. 2  Dan zal Ik alle volken tegen Jeruzalem ten strijde vergaderen; de stad zal genomen worden, de huizen zullen worden geplunderd en de vrouwen geschonden. De helft van de stad zal wegtrekken in ballingschap, maar de rest van het volk zal in de stad niet uitgeroeid worden. 3  Dan zal de HERE uittrekken om tegen die volken te strijden, zoals Hij vroeger streed, ten dage van de krijg; 4  zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt aan de oostzijde; dan zal de Olijfberg middendoor splijten, oostwaarts en westwaarts, tot een zeer groot dal, en de ene helft van de berg zal noordwaarts wijken en de andere helft zuidwaarts; 5  en gij zult de vlucht nemen in het dal mijner bergen, want het dal der bergen zal reiken tot Asel; ja, gij zult de vlucht nemen, zoals gij de vlucht genomen hebt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van Juda. En de HERE, mijn God, zal komen, alle heiligen met Hem. 6  En op die dag zal er geen kostelijk licht zijn, noch verstijving; 7  ja, het zal een dag zijn (die is bij de HERE bekend) geen dag en geen nacht; maar ten tijde van de avond zal er licht wezen. 8  Dan zullen te dien dage levende wateren uit Jeruzalem vlieten, de helft daarvan naar de oostelijke en de helft naar de westelijke zee; in de zomer zowel als in de winter zal dat geschieden. 9  En de HERE zal koning worden over de gehele aarde; te dien dage zal de HERE de enige zijn, en zijn naam de enige. 10  Het gehele land zal worden als de Vlakte van Geba tot Rimmon, zuidelijk van Jeruzalem; maar dit zal verhoogd worden en op zijn plaats blijven bestaan, van de Benjaminpoort tot de plaats van de vroegere poort, tot de Hoekpoort, en van de Chananeltoren tot de koninklijke perskuipen; 11  men zal het bewonen, en er zal geen ban meer zijn, maar Jeruzalem zal veilig gelegen zijn.

In die tijd zal Jezus ons onze plaatsen of posities in het Koninkrijk geven, in overeenkomst met wat wij hebben gedaan met onze gegeven talenten.

Daniël 7:27  En het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk van de heiligen des Allerhoogsten: zijn koningschap is een eeuwig koningschap, en alle machten zullen het dienen en gehoorzamen.

Er is geen bijbelse aanwijzing dat Jezus vervolgens naar de hemel terugkeert. Hij komt om het Koninkrijk op de aarde op te richten! Daar wij het Koninkrijk beërven, zullen ook wij op de aarde, niet in de hemel zijn.

Christenen gaan dus alles welbeschouwd niet naar de hemel. Wij zullen hier met Jezus op de aarde zijn: ”opdat ook gij zijn moogt waar Ik ben. Wij zullen met Christus op aarde duizend jaar over de volken regeren.

Openbaring 5:10  en Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde.

Openbaring 20:4  En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven … en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang.

Geen wonder dat Jezus zei dat de zachtmoedigen de aarde zullen beërven (Matth. 5:5).

Romeinen 8:17  Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking.

Jakobus 2:5  Hoort, mijn geliefde broeders! Heeft God niet de armen naar de wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het Koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben?

Hebben wij God werkelijk lief? Tonen we dat in onze beslissingen en daden? Willen we van harte God gehoorzamen? God schenkt alle mensen die Hem gehoorzamen genade, mogelijk gemaakt door het offer van Christus. Behoud heeft niemand verdiend. Behoud krijgen we als we God oprecht liefhebben. Bovendien ontvangen we een beloning naar mate we ons laten leiden door Gods Geest. Dat tonen we met onze daden. Christus weet bij zijn terugkomst wat we met de talenten (Gods Geest) gedaan hebben. Kan Hij dan zeggen, zoals in Matth. 25:21: ”Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf”?.

Hebreeën 1:1  Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, 2  die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft.

De Gemeente van God is mede-erfgenaam van alle dingen. Voor het verstand van een mens een niet te bevatten loon. 

 

Terug naar de Home Page

web analytics