Voor literatuurlijst klik hier.
Wat deed Jezus Christus
als mens op aarde?
Jezus Christus kwam naar de aarde om zich te kwalificeren als Koning der
koningen. Zijn koninkrijk zal bij zijn terugkeer op aarde worden opgericht.
Maar een koninkrijk zonder inwoners is zinloos. Aangezien ieder mens heeft
gezondigd en op zonde de doodstraf staat, zou inderdaad Gods Koninkrijk geen
inwoners hebben, ware het niet dat Jezus Christus met zijn leven heeft
betaald voor ieder mens die oprecht berouw heeft en zich bekeert. Hij heeft
op aarde de komst van zijn koninkrijk zorgvuldig voorbereid en werkt ook nu
vanuit de hemel daar voortdurend aan tot zijn daadwerkelijke spoedige
terugkeer.
De kennismaking
Wat is op dit moment voor u
het belangrijkste in uw leven? Zijn het uw vrienden, uw ouders, uw werk of
is het de nieuwste tablet-pc die u wilt hebben?
Misschien is voor u een sollicitatie nu het belangrijkste.
U
kunt zich afvragen wat dit allemaal te maken heeft met een man die bijna
2.000 jaar geleden op aarde leefde. Verrassend eigenlijk dat deze zelfde
Jezus Christus vandaag leeft en bezorgd is over dezelfde dingen als u.
Hij wil dat het ons goed gaat. Christus kwam opdat we een goed en
overvloedig leven zouden hebben!
Johannes 10:10 … Ik ben gekomen, opdat zij leven
hebben en overvloed.
Weet u wat de verbazingwekkende feiten over Jezus Christus met uw leven te
maken hebben? Zijn aardse leven, dood en opstanding tot ontzagwekkende
macht, hebben grote invloed op het dagelijks leven van elk en iedereen van
ons.
In deze publicatie zullen we informatie geven over wie Jezus echt was en is.
U zult meer te weten komen over zijn achtergrond, zijn leringen en de
mysterieuze gebeurtenissen rond zijn dood en opstanding. Als u deze
publicatie met aandacht hebt gelezen, zult u weten wie Christus is, waarom
Hij kwam, wat Hij volbracht heeft en wat Hij nog in de toekomst zal doen.
KENT U UW OUDERS?
Hoe goed kent of kende u uw ouders? Haalt u ze uit een enorme menigte van
mensen? Kunt u een fysieke beschrijving van hen geven zoals: kleur haar,
ogen en huidskleur; fysieke bouw en de grootte van het lichaam; lengte en
stijl van haar; vorm van mond of neus? Als u zonder naar ze te kijken dit
zou opschrijven en daarna controleren, zou alles moeten kloppen, vindt u
niet?
Natuurlijk is iemand kennen meer dan alleen zijn fysieke verschijning
herkennen. Iemand kennen houdt ook in dat je inzicht hebt in zijn
persoonlijkheid en karaktertrekken – hoe hij leeft en wat hij gelooft en
waar hij voor staat. Je kent pas iemand echt als je
alles van hem weet.
Is het belangrijk om je fysieke ouders te kennen? Natuurlijk. God heeft hen
in ons leven gebracht om ons liefde, onderwijs, opleiding en fysieke
behoeften van het leven te geven. Een kind gaat naar hen toe met zijn
fysieke en emotionele behoeften, niet naar vreemden. Hoe vaak bent u als
kind naar een volkomen vreemde gegaan om voedsel of kleding? Waarschijnlijk
nooit. U verwachtte van een vreemde niet dat die voor u zorgde, maar dat
verwachtte u wel van uw ouders! En hoe maakt u onderscheid tussen uw ouders
en een vreemdeling? U kent uw ouders – u weet hoe ze eruitzien, kent hun
persoonlijkheid, hun karakter!
Hebt u ooit in een grote menigte naar uw ouders gezocht? In de verte zag u
de achterkant van een man en u was er zeker van dat hij uw vader was. Hij
had dezelfde fysieke bouw, dezelfde kleur haar en droeg dezelfde kleding. U
had wat meer geld nodig om die boodschap voor uw vader te doen zoals was
afgesproken, dus u rende snel naar uw vader en klopte hem op zijn schouder.
Toen hij zich naar u omkeerde met een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht,
zag u dat hij niet uw vader was en dat bracht u in verlegenheid. U
verwachtte niet dat een vreemde u geld zou geven. U zou het waarschijnlijk
heel raar vinden als hij u geld zou aanbieden. Maar als hij wel uw vader zou
zijn, verwachtte u wat geld om die boodschap te kunnen doen.
KENT U UW GOD?
U
kent uw fysieke ouders, maar de volgende vraag is: ”Hoe goed kent u Jezus
Christus?” Zou u Jezus kunnen beschrijven? Kent u zijn persoonlijkheid en
karakter? Als u een uitspraak hoort die aan Christus wordt toegeschreven,
kunt u dan zeggen of Hij dat gezegd kan hebben of niet, op basis van uw
kennis van zijn karakter en persoonlijkheid?
Zoals u als kind uw menselijke ouders moest kennen voor uw fysieke
behoeften, zo moet u God de Vader kennen om de juiste Persoon te vragen voor
uw geestelijke behoeften.
Mattheüs 7:7
Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u
zal opengedaan worden. 8 Want
een ieder, die bidt, ontvangt, en wie zoekt, vindt, en wie klopt, hem zal
opengedaan worden. 9 Of welk
mens onder u zal, als zijn zoon hem om brood vraagt, hem een steen geven? 10
Of als hij een vis vraagt, zal hij hem toch geen slang geven? 11
Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan
uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader in de hemelen het goede geven aan
hen, die Hem daarom bidden.
U
leert de Vader kennen door te weten hoe Christus was.
Johannes 14:6
Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven;
niemand komt tot de Vader dan door Mij. 7
Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader gekend hebben. Van nu
aan kent gij Hem en hebt gij Hem gezien. 8
Filippus zeide tot Hem: Here, toon ons de Vader en het is ons genoeg.
9 Jezus zeide tot hem: Ben Ik
zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de
Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader? 10
Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De
woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in
Mij blijft, doet zijn werken. 11
Gelooft Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is: of anders,
gelooft om de werken zelf.
Weten wie Jezus Christus was en is, wat Hij deed, hoe Hij eruitzag en waar
Hij voor stond, is essentieel voor het kennen van God de Vader. En het is
van essentieel belang de Vader te kennen om datgene te ontvangen waar u Hem
om vraagt. Dus, laten we beide leren kennen door de beschrijving te
onderzoeken van wat en wie Jezus Christus was en is.
CHRISTUS BESCHRIJFT ZICHZELF
De beschrijving die Jezus Christus ons van zichzelf heeft gegeven is een
schriftelijke beschrijving, zoals die van u werd gevraagd om van uw ouders
te geven. Christus heeft ons geen foto's van zichzelf nagelaten, maar een
verslag van hoe Hij eruitzag toen Hij op deze aarde was. In feite vertelt
Hij ons ook hoe Hij er vandaag uitziet. Beide beschrijvingen van Christus
zijn te vinden in de heilige Bijbel. Daarin moeten we kijken hoe Jezus er
werkelijk uitzag in het verleden en hoe Hij er vandaag uitziet. De ware
beschrijving van Jezus komt van Hem, niet van de afbeeldingen van schilders
die de Bijbel niet kenden en begrepen.
Wat is dan de beschrijving die Jezus Christus van zichzelf geeft in zijn
geschreven Woord? Als we ons richten op die schriftgedeelten aangaande dit
onderwerp, dan zullen we een nauwkeurige beschrijving krijgen,
zo compleet als Christus het wil.
Jesaja 53:2
Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een
wortel uit dorre aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden
hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd.
Jezus was geen ongewone of bijzonder verschijning. Hij was een gewone man,
niet knap noch lelijk. Het voorkomen of uiterlijk van Christus maakte op de
mensen geen indruk. Hij was niet lang, had geen bijzondere ogen. Hij was een
’doorsnee’ man die niet direct herkenbaar was.
Judas Iskariot, die Christus heeft verraden, moest Jezus kussen om zo de
juiste man aan te wijzen zodat Hij gearresteerd kon worden. Lees het verslag
in Mattheüs 26:47-50: ”En terwijl Hij nog sprak, zie, daar was Judas, een
van de twaalven, en met hem een grote schare met zwaarden en stokken,
gezonden vanwege de overpriesters en oudsten des volks. En die Hem
overleverde had hun een teken gegeven, zeggende: Die ik zal kussen, die is
het; grijpt Hem. En terstond trad hij op Jezus toe en zeide: Wees gegroet,
Rabbi, en hij kuste Hem. Maar Jezus zeide tot hem: Vriend, waartoe zijt gij
hier? Toen traden zij toe, sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem.”
De priesters en oudsten van het volk hadden met Judas afgesproken dat hij
Jezus zou kussen zodat ze wisten wie ze gevangen moesten nemen.
Lees wat Jezus nog meer zei over de situatie toen Judas Hem kuste.
Lukas 22:52
Jezus dan zeide tot de overpriesters en hoofdlieden van de tempel en
oudsten, die op Hem afgekomen waren: Als tegen een rover zijt gij
uitgetrokken met zwaarden en stokken? 53
Terwijl Ik dagelijks bij u was in de tempel, hebt gij geen hand naar
Mij uitgestoken. Maar dit is uw ure en de macht der duisternis.
Jezus zei dat degenen die Hem zochten, Hem vele malen in de tempel hadden
gezien. Als Christus een te onderscheiden fysieke eigenschap had gehad,
zouden deze mannen die Hem gezien hadden zeker geen aanwijzing van Judas
nodig hebben gehad.
EEN MANNELIJKE HAARDRACHT
Christus heeft de apostel Paulus geïnspireerd in 1 Corinthiërs 11:3-15
uitleg te geven over de betekenis van het korte haar van een man en het
lange haar van een vrouw. Het duidt op gezagsstructuur. Het hoofd van een
man is Christus en het hoofd van een vrouw is de man. Zie voor een
gedetailleerde uitleg de publicatie van de Gemeente van God ’Paulus over
haar en hoofdbedekking’.
Christus zou zelf de door God gegeven betekenis over kort en lang haar niet
in de wind slaan. Bovendien zegt Hij in vers 14 en 15: ”Leert de natuur zelf
u niet, dat, indien een man lang haar draagt, dit een schande voor hem is,
doch dat, indien een vrouw lang haar draagt, dit een eer voor haar is?
Immers, het haar is haar tot een sluier gegeven.”
De natuur (vers 14) – de schepping van God – leert ons die norm.
Bedenk ook wat in vers 11 staat: ”En toch, in de Here is evenmin de vrouw
zonder man iets, als de man zonder vrouw.”
Als het een schande voor de man is om lang haar te dragen, was het haar van
Christus ongetwijfeld kort en mannelijk.
Op foto's en schilderijen van Jezus wordt Hij afgebeeld als een watje met
lang haar tot op de schouders. Dit is in strijd met de werkelijkheid.
Bovendien zijn op oude munten uit die tijd de mannenhoofden met kort haar
afgebeeld.
Niet de verschijning van Jezus was bijzonder, maar zijn boodschap!
EEN KRACHTIG MAN
Jezus' wettelijke vader was Jozef. Hij was een timmerman zoals Mattheüs ons
vertelt in hoofdstuk 13, vers 55: ”Is dit niet de zoon van de timmerman?...
” Ongetwijfeld heeft Jezus Jozef geholpen met zijn werk en Markus schrijft
in hoofdstuk 6, vers 3 dat de mensen in Nazaret waar Jezus is opgegroeid,
zeggen dat ook Jezus zelf een timmerman was. In een tijd zonder
elektriciteit betekende dat voor de bouwvakker stevig lichamelijk werk.
Johannes geeft ons een voorbeeld van zijn kracht in Johannes 2.
Johannes 2:13
En het Pascha der Joden was nabij en Jezus ging op naar Jeruzalem. 14
En Hij vond in de tempel de verkopers van runderen en schapen en
duiven, en de wisselaars, die daar zaten. 15
En Hij maakte een zweep van touw en dreef allen uit de tempel, de
schapen en de runderen; en het geld van de wisselaars wierp Hij op de grond
en hun tafels keerde Hij om.
Hij toonde hier niet alleen fysieke kracht, maar ook een vastberaden en
krachtige mentaliteit.
De mishandeling en slagen waaronder Jezus tijdens zijn arrestatie tot aan
zijn dood leed toont ook aan dat Hij fysiek en geestelijk sterk en krachtig
moet zijn geweest.
Mattheüs 26:67 Toen
spuwden zij Hem in het aangezicht en sloegen Hem met vuisten; 68
anderen sloegen Hem in het gelaat en zeiden: Profeteer ons, Christus,
wie is het, die u geslagen heeft?
Mattheüs beschrijft wat de soldaten Christus aandeden in hoofdstuk 27.
Mattheüs 27:26
Toen liet hij
[Pilatus, de Romeinse
landvoogd] hun Barabbas los, maar
Jezus geselde hij en hij gaf Hem over om gekruisigd te worden. Vers 29
ook vlochten zij van doornen een kroon en zetten die op zijn hoofd en
gaven Hem een riet in zijn rechterhand. Toen vielen zij voor Hem op de
knieën en spotten, zeggende: Wees gegroet, gij Koning der Joden! 30
En zij spuwden naar Hem en namen het riet en sloegen Hem ermede op
het hoofd.
Jezus had ook de geestelijke kracht van God om deze afschuwelijke en zware
fysieke vernedering en pijniging te doorstaan totdat Hij uiteindelijk aan
het kruis stierf.
HIJ WAS GEWOON EEN JOOD
Jezus was van het Joodse ras en een afstammeling van koning David. In Lukas
staat de genealogie van Christus via zijn moeder Maria. Lees Lukas 3:23-38,
in het bijzonder de verzen 31-33: ”de zoon van David, de zoon van Isaï, …
de zoon van Juda.” Als een Jood (iemand van het geslacht van Juda), was Hij
van het blanke ras, niet geel of zwart. Maar ’blanken’ kunnen verschillen
van lichtbruin tot heel blank. Zijn gelaatstrekken zullen karakteristiek
Joods zijn geweest. De kleur van zijn haar kan zwart, bruin of rood geweest
zijn, maar heeft niet speciaal de aandacht getrokken. De kleur van zijn ogen
waren evenmin opvallend.
Jezus Christus heeft ons verder geen bijzonderheden nagelaten over zijn
lichamelijke verschijning. Wat Hij ons heeft overgeleverd is voldoende om
alle valse ideeën uit te sluiten van een
verwijfde Christus. Eveneens mist
zijn beschrijving voldoende details voor een volledige accurate weergave van
Hem. Dit is ongetwijfeld geen toeval, want daarmee wordt voorkomen dat
afbeeldingen worden gemaakt om te aanbidden. Dat zou een overtreding van het
tweede gebod betekenen. Hoewel van Hem en zijn moeder Maria zeer veel valse
afbeeldingen en beelden zijn gemaakt die aanbeden worden. Hoe Hij er precies
uitzag is helemaal niet belangrijk voor ons mensen. Maar zijn aard, zijn
karakter, zijn levenswijze is voor ons een voorbeeld.
HET KARAKTER VAN CHRISTUS
Laten we nu kijken naar het karakter dat Jezus heeft ontwikkeld als mens –
naar de mentale, geestelijke en emotionele eigenschappen die Hem tot de
meest uitgebalanceerde persoon ooit maakte.
Zelfs als een jonge jongen van 12 was Jezus gretig om met de houding die
God Hem had gegeven te leren – vooral zijn geestelijke kennis van de Bijbel
te vergroten. Jezus luisterde naar en stelde vragen aan de leraren, en dat,
samen met de heilige geest, die Hij had vanaf de geboorte, gaf Hem zoveel
inzicht dat zelfs zijn leraren verwonderd waren. Zie hiervan het verslag van
Lukas 2.
Lukas 2:46
En het geschiedde na drie dagen, dat zij
[zijn ouders Jozef en Maria] Hem
vonden in de tempel, waar Hij zat te midden der leraren, terwijl Hij naar
hen hoorde en hun vragen stelde. 47
Allen nu, die Hem hoorden, waren verbaasd over zijn verstand en zijn
antwoorden.
Jezus schreef daarna wat het gevolg was van deze houding.
Vers 52
En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen.
Toen Jezus opgroeide had Hij veel aandacht voor de bijbelse principes
aangaande de normen en waarden van God en dat kwam niet alleen zijn relatie
met God de Vader ten goede, maar ook zijn relatie met andere mensen.
JEZUS HIELD ZICH AAN DE WET
Mattheüs 5:17 toont ons dat Christus zich volmaakt aan de Wet van God hield.
Mattheüs 5:17
Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden;
Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.
De ”wet” en de ”profeten” is een verwijzing naar de oudtestamentische
boeken. ”Vervullen” betekent ’volledig uitvoeren’. Lees Mattheüs 5 helemaal
en zie dat Jezus ons toont dat de wet van God moet worden gehoorzaamd en op
geestelijke manier worden geleefd – niet alleen
naar de letter. We houden ons
bijvoorbeeld aan het zesde gebod in de letterlijke zin door niemand te
vermoorden. Maar Jezus zegt ons in Mattheüs 5:21-22 dat we het zesde gebod
moeten houden in haar geestelijke
bedoeling door zelfs niemand te haten, omdat haten in geestelijke zin
hetzelfde is als moord.
Wat zei Christus over de geestelijke bedoeling van het zevende gebod tegen
overspel?
Mattheüs 5:27
Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken. 28
Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren,
heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.
Christus zei dat het een overtreding van de bedoeling van het zevende gebod
is om met een begerige blik naar een vrouw te kijken. Let ook op wat Hij zei
over zweren en het afleggen van een eed.
Vers 34
Maar Ik zeg u, in het geheel niet te zweren: bij de hemel niet, omdat hij de
troon van God is.
Mattheüs 5 verzekert ons dat Christus niemand haatte, niet begerig naar
vrouwen keek en niet zwoer.
Meer inzicht in het karakter van Jezus wordt gegeven in Lukas 4:16. Wat deed
Christus gewoonlijk op de sabbat?
Lukas 4:16
En hij kwam te Nazaret, waar Hij opgevoed was, en Hij ging volgens
zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen.
In de synagoge kwamen de Joden in Jezus' dagen bijeen op de sabbat om God te
aanbidden en om onderwijs te ontvangen, zoals wij in onze tijd een heilige
samenkomst hebben op de sabbat. Jezus hield zich niet alleen aan de letter
van de wet door niet te werken op de sabbat (zie Exodus 20:8-11), maar
onderhield ook de samenkomsten en kende de geestelijke betekenis.
Mattheüs 12:8
Want de Zoon des mensen is heer over de sabbat.
EMOTIONEEL IN BALANS
Nu we iets van het geestelijke karakter van Christus hebben gezien, gaan we
kijken hoe Hij emotioneel was. We kunnen vaststellen dat Jezus durf en moed
had. Lees Mattheüs 14:22-25. Deze verzen geven het verslag van Jezus die
over een stormachtig meer liep naar zijn discipelen die in een schip waren.
Niet iedereen heeft het geloof en de moed om op het water te gaan wandelen!
Deze gebeurtenis toont het grote vertrouwen dat Jezus had in God de Vader
die dit voor Hem mogelijk maakte.
Mattheüs 21:12-13 getuigt van de moed en de gedrevenheid van Christus. Deze
verzen vertellen dat Jezus de tempel binnenging en de kooplui, de
geldwisselaars en de dieren eruit joeg. De geldwisselaars en verkopers waren
vanzelfsprekend boos over wat Christus deed met hun handel. Jezus wist van
te voren wat Hij deed en dat ze Hem daarom zouden haten. Maar Jezus wist wat
goed was, en daar ging het om bij Hem. Hij handelde daarnaar ongeacht wat
anderen daarvan zouden denken. Hij deed wat Hij van zijn Vader moest doen!
Dit tempelincident wijst ook op een ander aspect van de emotionele kant van
Christus: Hij kon een gerechtvaardigde woede tonen – Gods woede in Hem!
Jezus was niet kwaad omdat Hij was gekwetst door hun woorden en daden, maar
omdat Hij zich realiseerde hoe ernstig ze zichzelf aan het kwetsen waren
door gebrek aan respect voor God de Vader!
Jezus had ook mededogen met alle mensen en voelde diep hun fysiek en
geestelijk lijden.
Mattheüs 9:35
En Jezus ging alle steden en dorpen langs en leerde in hun synagogen
en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle
kwaal. 36 Toen Hij de scharen
zag, werd Hij met ontferming over hen bewogen, daar zij voortgejaagd en
afgemat waren, als schapen die geen herder hebben.
Een ander voorbeeld van mededogen en vrijgevigheid van Christus staat in
Mattheüs 15, waar Hij meer dan 4.000 mensen die Hem waren gevolgd op
wonderbaarlijke wijze te eten gaf. Lees de verzen 32 t/m 38. We citeren vers
32.
Mattheüs 15:32
Maar Jezus riep zijn discipelen tot Zich en zeide: Ik heb medelijden
met de schare, want zij zijn nu reeds drie dagen bij Mij gebleven en hebben
niets te eten. En zonder voedsel wegzenden wil Ik hen niet, zij mochten eens
onderweg bezwijken.
Rouw en verdriet zijn andere emoties die niet onbekend aan Jezus Christus
waren. In een profetie over Christus vermeldt Jesaja in hoofdstuk 53.
Jesaja 53:3
Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en
vertrouwd met ziekte…
”Smart” betekent ’verdriet’ of ’pijn’ – zowel fysiek als emotioneel. Jezus
was zeer bekend met de intense emotionele pijnen waaronder mensen soms
leden. Lees in Johannes 11:17-45 over de dood van Lazarus en hoe Jezus hem
weer opwekte tot leven.
Lazarus was een vriend van Jezus en de broer van Maria en Marta. Jezus wist
dat God Lazarus door Hem zou opwekken. Hij ging op weg naar het huis van
Maria en Marta nadat Lazarus al was overleden. De zussen waren zeer
teleurgesteld en gekwetst dat Jezus niet haastig naar hun huis was gekomen
zodra Hij wist dat Lazarus ziek was, omdat ze wisten dat Hij zieken kon
genezen. Jezus legde uit dat Lazarus weer tot leven zou worden opgewekt. Dat
Jezus later kwam, had een goede reden. Hij wilde de mensen die zich om Hem
heen verzameld hadden bij het graf van Lazarus tonen dat zijn gebed tot de
Vader om Lazarus tot leven te brengen, verhoord zou worden. Voor de mensen,
ook voor Maria en Marta, was dit een bijzondere les.
Lees nu de verzen 33-35 van Johannes 11.
Johannes 11:33
Toen Jezus haar
[Maria]
dan zag wenen en ook de Joden, die met haar medegekomen waren, zag
wenen, werd Hij verbolgen in de geest en diep ontroerd, 34
en Hij zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Here, kom
en zie. 35 Jezus weende.
Christus zag het verdriet van de mensen en moest daarom huilen.
Jezus Christus had emoties en Hij liet ze zien. Hij werd boos, op een juiste
manier en om een goede reden. Hij lachte en ervoer plezier. Hij had
medelijden en kon bedroefd zijn om het verdriet van anderen, zelfs daarom
huilen. Het is belangrijk om te beseffen dat Hij zijn emoties onder controle
had, zijn nuchtere verstand niet liet uitschakelen. Integendeel, Hij
gebruikte eerst zijn verstand, maar kon dan ook zijn emoties uiten.
CHRISTUS – GOD VAN HET OUDE TESTAMENT
Nu we weten hoe Jezus Christus als mens was, kijken we terug en vooruit in
de tijd van vóór en na zijn menselijk bestaan. Wie en wat was degene die
Jezus Christus werd? Opnieuw geeft Jezus ons het antwoord zelf, via de
apostel Johannes.
Johannes 1:1
In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord
was God. 2 Dit was in den
beginne bij God. 3 Alle dingen
zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat
geworden is. 4 In het Woord was
leven en het leven was het licht der mensen; 5
en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet
gegrepen. Vers 10 Hij was in de
wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet
gekend. 11 Hij kwam tot het
zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12
Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om
kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; 13
die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens
mans, doch uit God geboren zijn. 14
Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij
hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de
eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.
”Het Woord” betekent ’de Woordvoerder’ – die namens een ander spreekt.
Voordat Hij mens werd, was Jezus Christus één van de twee wezens in het
Gezin van God die namens de andere sprak die wij kennen als de Vader. Hij
was Degene die tot Adam en Eva, Mozes en de aartsvaders sprak. Het Woord was
God – één van de twee Personen van de Godheid (Godfamilie). Door Hem zijn
alle dingen gemaakt. Dat betekent dat Degene die later Jezus Christus werd
ook Degene was die in Genesis 1 de Schepper genoemd wordt. Hij was de
Schepper die zijn godheid heeft afgelegd en een mens werd om alles te
vervullen dat noodzakelijk was om ons ook lid te kunnen laten worden van het
Gezin van God. Daarom wordt Jezus in het Nieuwe Testament vaak de ’Zoon des
mensen’ genoemd.
Bovendien, was Jezus Christus Degene die in het Oude Testament de eeuwige
God of Heer wordt genoemd.
1 Corinthiërs 10:1
Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen
allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, 2
allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee, 3
allen hetzelfde geestelijke voedsel aten, 4
en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een
geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus.
Dit toont duidelijk aan dat de ”Heer” die sprak tot Mozes en Israël uit
Egypte leidde Degene was die later Jezus Christus werd. Hij was dezelfde
Heer die tot Abraham, Isaäk, Jakob, Jozef, Samuël en Jeremia sprak.
Behalve de Heer van het Oude Testament had Jezus meer namen, die elk een van
zijn kenmerken of een functie identificeren. Een van zijn namen
identificeerde Hem als de genezer.
Exodus 15:26
terwijl hij zeide: Indien gij aandachtig luistert naar de stem van de
HERE, uw God, en doet wat recht is in zijn ogen, en uw oor neigt tot zijn
geboden en al zijn inzettingen onderhoudt, zal Ik u geen enkele van de
kwalen opleggen, die Ik de Egyptenaren opgelegd heb; want Ik, de HERE, ben
uw Heelmeester.
Jezus was ook bekend als ”de Heer der heerscharen”.
1 Samuël 1:3
Hij nu ging van jaar tot jaar uit zijn stad om de HERE der
heerscharen te Silo te aanbidden en Hem offers te brengen. Daar waren
priesters des HEREN de beide zonen van Eli, Chofni en Pinechas.
”Heerscharen” zijn ’massa's mensen’ of ’legers’. Christus is de bevelhebber
van legers engelen die spoedig met Hem zullen terugkeren.
In Psalm 7:18 staat ”de naam des HEREN, des Allerhoogsten”, waaruit blijkt
dat er geen grotere God is dan de Heer, of de Eeuwige. En Jeremia zegt in
hoofdstuk 23, vers 6, over Jezus: ”dit is zijn naam, waarmede men hem zal
noemen: de HERE onze gerechtigheid”.
Een andere titel die van Christus in het Oude Testament genoemd wordt was
die van hogepriester. Genesis 14:18 zegt van Melchisedek: ”hij nu was een
priester van God, de Allerhoogste”. In Hebreeën 7 lezen we wie werkelijk
Melchisedek was.
Hebreeën 7:1
Want deze Melchisedek, koning van Salem, priester van de allerhoogste
God, die Abraham bij zijn terugkeer na het verslaan van de koningen tegemoet
kwam en hem zegende, 2 aan wie
ook Abraham een tiende van alles gegeven heeft, is vooreerst, volgens de
uitlegging van zijn naam: koning der gerechtigheid, vervolgens ook: koning
van Salem, dat is: koning des vredes; 3
zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin
van dagen of einde des levens, en, aan de Zoon van God gelijkgesteld, blijft
hij priester voor altoos.
Dus was Christus, naast zijn vele andere hoge posities in het Oude
Testament, de hogepriester Melchisedek.
Woordvoerder, Schepper, Genezer, de Heer der heerscharen, de Heer van de
gerechtigheid, Hogepriester – allemaal verschillende namen en titels voor
Degene die Jezus Christus werd.
HOE IS CHRISTUS VANDAAG?
Hoe is de verschijning van Jezus Christus vandaag? In het boek Openbaring
staat een beschrijving van de tegenwoordige verheerlijkte gestalte van
Jezus.
Openbaring 1:13
en te midden van de kandelaren iemand als eens mensen zoon, bekleed
met een tot de voeten reikend gewaad, en aan de borsten omgord met een
gouden gordel; 14 en zijn hoofd
en zijn haren waren wit als witte wol, als sneeuw, en zijn ogen als een
vuurvlam; 15 en zijn voeten
waren gelijk koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt, en zijn stem was
als een geluid van vele wateren. 16
En Hij had zeven sterren in zijn rechterhand en uit zijn mond kwam
een tweesnijdend scherp zwaard; en zijn aanzien
[gezicht] was
gelijk de zon schijnt in haar kracht.
Jezus' gezicht, als de opgestane eerstgeboren Zoon van God, is helderder en
glanzender dan de stralende zon. Christus heeft nog steeds de vorm en
gestalte van een man, maar Hij is nu uit geest samengesteld – niet uit vlees
en bloed. Hij heeft een hoofd, haar, ogen en voeten, zoals wij. Maar alles
is geest.
Jezus legt Nikodemus uit wat geest zijn is.
Johannes 3:8
De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij
weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zo is een ieder, die uit
de Geest geboren is.
Hij vergeleek een persoon die uit geest is samengesteld met de wind, die je
niet kunt zien, hoewel je kunt zien wat het doet. Geestelijke wezens kunnen
we niet zien, maar we kunnen zien wat door hen wordt gedaan. Jezus
inspireerde de apostel Paulus om te schrijven dat geest onsterfelijk is –
niet kan sterven of ophouden te bestaan. Lees 1 Corinthiërs 15:51-57. Jezus
is onsterfelijk en zal daarom altijd bestaan. Wanneer wij in geest geboren
kinderen van God zijn, zullen ook wij eeuwig bestaan.
Welke namen en functies heeft Jezus nu?
Hebreeën 9:11
Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen
zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen
gemaakt, dat is, niet van deze schepping,
’Goederen’ in ”hogepriester der goederen” is een vertaling van
agathos. Het betekent: 1) van goede aard; 2) nuttig, heilzaam; 3)
goed, aangenaam, prettig, blij, gelukkig; 4) voortreffelijk; 5) oprecht,
eerbaar.
Als onze hogepriester maakt Jezus Christus het mogelijk voor ons om in gebed
tot God de Vader te komen. God zegt door Jesaja:
Jesaja 59:2
maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en
uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij
niet hoort.
Echter, de dood van Christus betaalde de straf voor onze zonden, zodat nu
God de Vader onze gebeden zal horen. Vanzelfsprekend zal God nog steeds niet
luisteren naar mensen die Gods geboden niet houden of een valse Jezus
aanbidden.
Openbaring 19 laat ons een zeer belangrijke titel zien van Jezus Christus.
Openbaring 19:16
En Hij heeft op zijn kleed en op zijn dij geschreven de naam: Koning
der koningen en Here der heren.
Jezus zal spoedig terugkeren naar de aarde om Gods regering voor altijd te
vestigen. Hij wordt vervolgens Koning over alle andere koningen en Heer over
alle andere heren.
Johannes de Doper noemde Jezus ”het Lam Gods”, omdat Christus zijn leven
heeft gegeven voor ons allemaal, waarvan het paschalam in het oude Israël
dat voor de zonden werd geofferd, een symbool was.
Johannes 1:29
De volgende dag zag hij
[Johannes de Doper] Jezus tot zich
komen en zeide: Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.
Christus verwees naar zichzelf in Johannes 6:35 als ”het brood des levens”,
wat behalve een verwijzing naar het ’Paschabrood’, ook betekent dat zijn
onderwijs het geestelijk voedsel is dat nodig is om ons geestelijk leven te
geven. We moeten de leer van Christus eten (lezen) en verteren (begrijpen)
en assimileren (toepassen) om geestelijk te groeien.
”De goede herder” was een andere naam die Jezus op zichzelf toepaste in
Johannes 10:11, omdat Hij zorgt voor zijn volk zoals een herder voor zijn
kudde. Hij voorziet in onze behoeften, zowel fysiek als geestelijk, en Hij
beschermt ons tegen degenen die ons fysieke en/of geestelijke schade zouden
willen toebrengen.
Jezus werd ook genoemd ’Immanuël’ (Mattheüs 1:23), wat betekent ’God met
ons’. Hij was God die mens werd en woonde onder de mensen. De naam
Jezus betekent eigenlijk ’Redder’, en ’Christus’ betekent ’de
Gezalfde’ of ’Messias’. Jezus Christus heeft vrijwillig de opdracht aanvaard
om de mensheid te redden van de geestelijke doodstraf.
Christus toonde ons zijn volle leven, hoe Hij Gods wetten leefde, want Hij
is ”onze Wetgever”.
Jesaja 33:22
Want de HERE, onze Rechter, de HERE, onze Wetgever, de HERE, onze
Koning, Hij zal ons verlossen.
Jezus Christus: Feit Of Fictie?
Wat we tot hier hebben gelezen over Christus en wat we van Hem hebben
geciteerd overstijgt het menselijk vermogen. Een mens die God was, nooit
gezondigd heeft, Die de mensheid zal redden van de eeuwige dood – is het
niet te wonderbaarlijk om waar te zijn?
Hoe weet u dat Jezus Christus echt als een mens heeft bestaan? Hebt u Hem
ontmoet en zijn hand geschud? Natuurlijk niet! Onze kennis van mensen en
gebeurtenissen van het verleden is gebaseerd op mondelinge en geschreven
verslagen.
Maar niet alle verslagen zijn geheel nauwkeurig of betrouwbaar. Mensen
veranderen soms de feiten over een persoon of gebeurtenis om ze in
overeenstemming met hun eigen ideeën te brengen.
Voordat we dus verder gaan met een beeld te schetsen van het leven van Jezus
Christus, moeten we een nauwkeurige en betrouwbare
bron hebben.
DE BIJBELSE BRON
De belangrijkste bron van informatie over Jezus Christus is de heilige
Bijbel. Die bron is volledig betrouwbaar. Let op wat God zegt over de
Bijbel. 2 Timotheüs 3:16 Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid.
De Nieuwe Bijbelvertaling zegt het duidelijker: ”Elke schrifttekst is door
God geïnspireerd”. Met andere woorden, God heeft de auteurs van de Bijbel
toegestaan alleen datgene op te schrijven wat Hij wilde! Hij heeft ervoor
gezorgd dat ze zich aan de feiten hielden en geen eigen opvattingen daaraan
toevoegden. Johannes werd geïnspireerd om dit te schrijven over de Bijbel:
Johannes 17:17
Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid.
Zelfs een scepticus kan gemakkelijk bewijzen dat de Bijbel de waarheid is.
De Bijbel staat vol met specifieke profetieën over echte mensen en echte
naties. Zonder uitzondering zijn alle voorspellingen van de opkomst van een
koninkrijk of de val van een natie precies uitgekomen zoals de Bijbel heeft
voorspeld, aangezien deze profetieën waar zijn en de Bijbel het
geïnspireerde Woord van God is! Historische en archeologische studies hebben
dit aangetoond. Hoewel ook vandaag de dag de nieuwsmedia verslagen geven van
gebeurtenissen die al twee- à drieduizend jaar in Gods Woord staan.
God heeft de mensheid de Bijbel gegeven als het fundament van ware kennis,
voor zover Hij die aan de mensen wilde geven. Wat in de Bijbel is opgenomen
is feitelijk juist. Dit waarheidsgetrouwe Boek, en in het bijzonder de vier
evangeliën, geven ons een waar beeld van het leven van Jezus.
HET SECULIERE BEWIJS VAN JEZUS' BESTAAN
Laten we, voordat we kijken naar het bijbelse verslag van het bestaan van
Jezus Christus, onze aandacht richten op bewijsmateriaal over zijn menselijk
bestaan van een bekende seculiere historicus.
Josephus was een Joodse historicus uit de eerste eeuw na Christus. In zijn
geschiedenis van het Joodse volk ’De Joodse Oudheden’, schreef Josephus dit
over Jezus Christus:
”Nu was er in die tijd een zekere Jezus, een wijs man,
voor zover het geoorloofd is hem een mens te noemen, want hij
verrichtte wonderbaarlijke daden, een leermeester van mensen die met vreugde
de waarheid aannamen. Zowel
veel Joden als velen van de andere volken werden door hem aangetrokken. Hij
was de Christus. En toen Pilatus hem, op aanraden van de voornaamste mannen
onder ons, had veroordeeld tot het
kruis, verlieten degenen die hem in het begin lief hadden gehad, hem na zijn
dood niet; want de derde dag verscheen hij weer levend aan hen; zoals
de goddelijke profeten hadden voorzegd en nog vele andere wonderlijke dingen
over hem. En de groepen christenen, zo genoemd naar hem,
bestaan tot op de dag van vandaag”
(De
Joodse Oudheden 18:3).
Als je de woorden van Josephus leest over Jezus Christus, moet je je
realiseren dat Josephus een Jood was. Er is nergens te lezen dat hij ooit
een christen werd. Zijn enige doel was dus een objectief verslag van een
belangrijke historische persoon. Natuurlijk lezen we ook nergens dat hij
andere mensen wilde overtuigen dat Jezus de beloofde Messias was. Josephus
was zelf geen christen, noch probeerde hij om anderen over te halen christen
te worden. Hij schreef slechts over de feiten.
Een aantal Romeinse historici, zoals Plinius de Jongere, Tacitus en
Suetonius getuigden ook dat er zo'n man als Jezus de Christus had geleefd.
Zelfs de religie van de Islam erkent dat Jezus Christus een historische
persoon was en eren Hem als een groot profeet van God! Er is geen twijfel
dat er een man genaamd Jezus heeft geleefd. Of Jezus de beloofde Messias
was, worden vraagtekens bij geplaatst, maar niet of Hij heeft bestaan.
JEZUS – DE BELOOFDE MESSIAS
De meeste Joden in de tijd dat Jezus als mens op aarde leefde geloofden niet
dat Hij inderdaad de Christus was. Miljoenen geloven vandaag nog steeds niet
dat Jezus de beloofde Messias was! Hoe kunnen we dat weten? Lees in Mattheüs
11 Jezus' eigen antwoord op de vraag of Hij de Messias was.
Mattheüs 11:2
Johannes
[de Doper]
nu hoorde in de gevangenis de werken van de Christus en liet Hem door
zijn discipelen de vraag overbrengen: 3
Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten? 4
En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt
Johannes wat gij hoort en ziet: 5
blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd
en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie. 6
En zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt.
”Zijt Gij het, die komen zou” is een verwijzing naar de Messias.
Johannes 6:14
Toen dan de mensen zagen, welk teken Hij verricht had, zeiden zij:
Deze is waarlijk de profeet, die in de wereld komen zou.
Deuteronomium 18:15
Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben [Mozes], zal de HERE, uw God, u
verwekken; naar hem zult gij luisteren. Vers 18
een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen,
zoals gij [Mozes] zijt; Ik zal
mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik
hem gebied.
Merk op dat Jezus niet onmiddellijk reageerde op de vraag van de
boodschappers van Johannes de Doper door te zeggen: ”Je kunt het maar beter
geloven dat ik de Messias ben!” Integendeel, Hij wees naar de vruchten die
Hij in zijn leven voortbracht. Uit de vruchten is gebleken dat Jezus de
Christus – de beloofde Messias – was!
Het Oude Testament staat vol met profetieën aangaande de Messias. Jezus
vervulde al deze profetieën. Daarover later meer. Maar laten we eerst wat
meer inzicht krijgen van de wereld in de tijd waarin Jezus geboren werd.
DE POLITIEKE WERELD WAARIN JEZUS KWAM
Over een groot deel van de beschaafde wereld in Jezus' tijd heerste het
Romeinse Rijk. Het Romeinse Rijk was het grote ’vierde koninkrijk’ genoemd
in de profetie van Daniël 2. Tijdens de eerste eeuw van de huidige
jaartelling strekte zijn territorium zich uit van Groot-Brittannië in het
westen tot Mesopotamië in het oosten. Rome oefende het gezag uit over alle
landen rond de Middellandse Zee.
Augustus (Octavianus) werd de eerste keizer en alleenheerser van Rome. Een
eeuw van politieke onrust in Rome eindigde met de moord op Julius Caesar en
de ineenstorting van de Romeinse Republiek. Augustus bracht het Romeinse
Rijk welvaart en begon een tijdperk van vrede die Pax Romana (’Romeinse
vrede’) wordt genoemd. Geen enkel ander land was sterk genoeg om tijdens
deze periode met succes een grote militaire strijd tegen Rome te beginnen.
De opgelegde vrede bracht een bloeiende handel in het rijk en grote
voorspoed voor Rome. Hoewel het Pax
Romana was voor Rome, was het ’Taks Romana’ voor de veroverde landen.
Zij moesten hoge belasting betalen aan Rome.
Ook het land waar Jezus Christus werd geboren was veroverd door de Romeinen.
Veel Joden in die tijd wilden graag hun onafhankelijkheid terug. Sommige
Joden keken uit naar de beloofde Messias, die, wisten ze, de grootheid die
Israël had genoten onder koning David en zijn zoon koning Salomo, zou
herstellen. Maar ze wisten niet dat deze profetieën over de Messias zijn
tweede komst betroffen – niet zijn eerste!
DE RELIGIEUZE WERELD WAARIN CHRISTUS KWAM
Jezus Christus werd geboren in een wereld waarin de waarheid helaas ontbrak.
De godsdienst van het Romeinse Rijk was heidens. Zij aanbaden een
verscheidenheid aan goden en godinnen die de verschillende elementen in de
natuur en vrijwel elk object of gebeurtenis in iemands leven
vertegenwoordigen. Veel afgodische feesten werden gehouden waarop
verschillende offers werden gebracht. Onder deze feesten waren de
Saturnaliën (Latijn: Saturnalia) – vandaag gehouden als kerst – en
Lupercalia – nu gehouden onder de naam Valentijnsdag. Augustus introduceerde
de keizercultus of keizerverering door zichzelf goddelijk te verklaren. Dit
werd later door andere keizers voortgezet waardoor het reeds grote aantal
afgoden werd uitgebreid.
De religieuze sfeer in Judea was echter heel anders dan in de rest van het
Romeinse Rijk. Sinds hun terugkeer uit de Babylonische gevangenschap waren
sommige Joden streng religieus geworden. De Joden wisten dat hun
ballingschap te wijten was aan hun ongehoorzaamheid aan Gods wetten. Daarom
benadrukten Ezra, de priester, en Nehemia, de landvoogd of gouverneur,
gehoorzaamheid aan de wetten van God zoals ze werden gegeven in de eerste
vijf boeken van de Bijbel, genaamd de Pentateuch.
Zoals vaak het geval is, ook vandaag, probeerden sommigen ijverig om God te
overtreffen in het houden van zijn wetten. Sommige Joden voegden hun eigen
interpretaties toe aan Gods wetten en kwamen met een hele reeks extra
regels. Deze Joden stonden religieus bekend als de Farizeeën. Zie wat Jezus
te zeggen had over hun extra regels.
Mattheüs 15:9
Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van
mensen zijn.
Mattheüs 23:4
Zij binden zware lasten bijeen en leggen die op de schouders der
mensen, maar zelf willen zij ze met hun vinger niet verroeren.
En de apostel Paulus schreef:
Titus 1:14
en niet het oor lenen aan Joodse verdichtsels en geboden van mensen,
die zich van de waarheid afkeren.
Als de ’rechtvaardige’ Farizeeën werkelijk de wetten van God gekend hadden
zoals zij beweerden, zouden ze niet al hun regeltjes van ’dit moet en dat
mag niet’ hebben toegevoegd. Ze zouden hebben geluisterd naar Gods
waarschuwing.
Deuteronomium 4:1
Nu dan, o Israël, hoor de inzettingen en de verordeningen, die ik u
leer na te komen, opdat gij leeft en opdat gij het land binnengaat en in
bezit neemt, dat de HERE, de God uwer vaderen, u geven zal. 2
Gij zult aan wat ik u gebied, niet toedoen en daarvan niet afdoen,
opdat gij de geboden van de HERE, uw God, onderhoudt, die ik u opleg.
De Farizeeën voelden zich verantwoordelijk om de wetten van God aan de
mensen uit te leggen, zodat ze zouden weten hoe ze te houden. Maar de vele
regels die de Farizeeën toevoegden, werden belangrijker dan de werkelijke
wetten van God.
Een andere Joodse religieuze groep in Jezus' tijd waren de Sadduceeën. Ze
waren de tegenstanders van de Farizeeën. Zij aanvaardden alleen de bijbelse
geschriften als bindend en niet de extra regels van de Farizeeën. Maar,
zoals de Farizeeën, hielden ze zich aan de letter van de wet terwijl ze geen
begrip hadden in de geest van de wet.
De ware godsdienst die Christus lang voor zijn menselijke geboorte aan
Israël had gegeven door Mozes was verder beschadigd door de gevestigde
religieuze orde van Jezus' dagen! Dit is de reden waarom Jezus zo veel
nadruk legde op het onderwijzen van de wetten van God en het verkondigen van
het goede nieuws van het Koninkrijk van God!
WAAROM JEZUS MOEST KOMEN ALS EEN MENS
Het Woord, Degene door wie God alle dingen schiep, gaf zijn ontzagwekkende
macht en heerlijkheid op om naar de aarde te komen. Hij kwam als een mens in
de Persoon van Jezus Christus.
Om te begrijpen waarom, is het noodzakelijk om in grote lijnen Gods plan met
de mens te kennen.
God reproduceert of vermenigvuldigt zichzelf, of anders gezegd, Hij breidt
zijn Gezin uit! Ieder mens zal de gelegenheid gegeven worden om geboren te
worden in zijn Gezin. Maar de mens moet eerst het karakter, de natuur van
God, ontwikkelen voordat hem de gave van het eeuwige leven kan worden
gegeven.
Alleen zij, die met Gods hulp, heilig, rechtvaardig karakter hebben
ontwikkeld, kunnen erop vertrouwen om altijd Gods weg te gaan. En
alleen Gods weg brengt waar geluk voort. Iemand die in opstand komt
tegen Gods weg zal ellende over zichzelf brengen en over hen in zijn
omgeving. Daarom zit de wereld vol problemen.
De Tien Geboden (decaloog) zijn een uiting van deze manier van leven. God
maakte dit duidelijk toen Hij zijn wetten aan de Israëlieten gaf. De
zegeningen van gehoorzaamheid tegenover de vervloekingen van
ongehoorzaamheid staan in Deuteronomium 30:15-20.
Deuteronomium 30:19
Ik neem heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen; het leven en
de dood stel ik u voor, de zegen en de vloek; kies dan het leven, opdat gij
leeft, gij en uw nageslacht.
Maar de Israëlieten gingen niet Gods weg. Ze gingen de weg van Satan – de
eerste die tegen God in opstand kwam. Satan is evenwel gemaakt van geest,
hij kan dus niet sterven. Daarom is hij gedoemd om eeuwig in ellende te
leven, omdat hij weigert Gods wetten te houden.
Maar God heeft de mens gemaakt van fysieke materie. Hij kan sterven. God zal
het leven van ieder mens beëindigen die niet zijn weg wil gaan, met andere
woorden, die kiest voor verdriet, zorgen en dood. Want dat is het gevolg van
zonde, het overtreden van de geboden van God. Zie wat Romeinen 6:23 zegt:
Romeinen 6:23
Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood…
In 1 Johannes 3:4 staat wat zonde is.
NBG-vertaling: ”Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de
zonde is wetteloosheid.”
NBV (De Nieuwe Bijbelvertaling): ”Ieder die zondigt overtreedt Gods wet,
want zondigen is Gods wet overtreden.”
Maar iedereen heeft gezondigd.
”Want allen hebben gezondigd en derven [missen, mislopen] de heerlijkheid
Gods” (Romeinen 3:23).
Hoe kan dan iemand het eeuwige leven verkrijgen?
Het antwoord staat in de tweede helft van Romeinen 6:23.
… maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige
leven in Christus Jezus, onze Here.
Jezus Christus kwam om een volmaakt leven te leiden als mens en om dat
volmaakte menselijke leven te offeren om de straf voor onze zonden te
betalen.
Christus kon met zijn leven betalen voor de zonden van de mensen, omdat zijn
leven meer waard was dan alle mensenlevens samen – want Hij is de
Schepper van al het menselijk leven! Christus heeft dezelfde
verleidingen tot zonde ervaren waarmee alle mensen worden geconfronteerd,
maar Hij overwon zonde. Hij was in staat om te overwinnen door heel dicht
bij de Vader te blijven en door het geloof en de kracht van de heilige geest
die Hij had zonder beperking (Lukas 4:1; Johannes 3:34).
Hebreeën 4:15
Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze
zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze [als wij] is
verzocht geweest, doch zonder te zondigen.
1 Petrus 2:21
Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden
heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen
zoudt treden; 22 die geen zonde
gedaan heeft en in wiens mond geen bedrog is gevonden; 23
die, als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet
dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt; 24
die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft,
opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en
door zijn striemen zijt gij genezen.
Omdat één Persoon van de Godheid mens werd, geleefd heeft zonder te
zondigen, en gedood werd, is de doodstraf voor onze zonden voldaan. Wij
hoeven niet te sterven en dood blijven. We kunnen toch Gods beoogde doel
voor ons bereiken – om zijn kinderen te worden – voor eeuwig met Hem te
regeren. En het is allemaal mogelijk gemaakt door Jezus Christus!
GOD ZENDT EEN ENGEL NAAR MARIA
De Verlosser – de Persoon van de Godheid die de doodstraf voor de hele
mensheid betalen zou – was geboren uit een maagd. Lees zorgvuldig het
verslag in Lukas 1:26-38.
Let op Maria's houding toen ze Gods boodschap te horen kreeg. Ze zei
eenvoudig: ”Mij geschiede naar Uw woord.” De volledige betekenis van die
opmerking kan niet begrepen worden voordat we eerst een paar dingen weten. U
moet weten dat het nog nooit is voorgekomen dat God een vrouw heeft
bevrucht! Mannen zijn altijd verantwoordelijk geweest voor de bevruchting
van vrouwen! Dus wie zou haar verhaal geloven dat de baby die ze in haar
schoot droeg van God was? Je kunt je voorstellen dat mensen smalend met een
glimlach tegen Maria zeiden: ”Zeker, hij is de zoon van God. Wie denk je wel
in de maling te kunnen nemen?” Maria werd beschuldigd van losbandigheid. En
men vond haar verdwaasd, omdat zij beweerde dat God de vader was van haar
kind. Ze liet zich hierdoor niet van de wijs brengen. Maria besefte wat een
enorme eer en een voorrecht het zou zijn om de moeder te worden van de
Verlosser van de mensheid. Ze vroeg niet aan God om de bevruchting uit te
stellen tot ze getrouwd was, zodat het ’gepaster’ zou zijn. Haar
voorbeeldige onderwerping aan God wordt getoond door haar reactie: ”Mij
geschiede naar Uw woord.”
GOD ZENDT EEN ENGEL NAAR JOZEF
God, de schepper van het gezin, heeft zorgvuldig een rechtvaardig man
uitgekozen om de stiefvader van Jezus Christus te zijn, omdat het belangrijk
is om op de juiste manier kinderen groot te brengen. Jozef had zich al
verloofd met Maria toen ze zwanger werd door God. Hij was van plan de
relatie te verbreken maar God stuurde een engel om de situatie uit te
leggen. Lees Mattheüs 1:18-25.
GENEALOGIE VAN JEZUS CHRISTUS
Jezus Christus was zowel de zoon van God als de zoon van een mens; de zoon
van God omdat Hij door de Vader werd verwekt door de heilige geest; en de
zoon van een mens omdat Hij was geboren uit een vrouw. Jezus' menselijke
stamboom via zijn moeder Maria gaat terug naar koning David van Israël.
Maria's genealogie is te vinden in Lukas 3:23-38. Haar genealogie bewijst
dat Jezus een Jood was en van de koninklijke familie (huis) van David.
In vers 23 van Lukas 3 lezen we dat men ”meende” dat Jezus een zoon van
Jozef was. Men kende kennelijk niet de ware toedracht. We lezen in hetzelfde
vers dat Jozef de zoon van Eli zou zijn, terwijl in Mattheüs 1:16 staat:
”Jakob verwekte Jozef”. Algemeen wordt aangenomen dat Eli de vader was van
Maria. Men zou dus moeten lezen: Jozef, de schoonzoon van Eli.
DE TIJD VAN DE GEBOORTE VAN CHRISTUS
Jezus werd geboren ”in de dagen van koning Herodes” (Mattheüs 2:1). Dit was
in het jaar dat we vandaag 5 v.Chr. noemen. De bedoeling was dat de kalender
van de ’christelijke’ wereld zou beginnen met het geboortejaar van Christus
(1 n.Chr.), maar door een berekeningsfout werd echter het geboortejaar vijf
jaar te laat gedateerd. Aangezien de fout nooit is gecorrigeerd, is Jezus op
de kalender die inmiddels bijna in de gehele wereld wordt gebruikt geboren
in 5 v.Chr.
Er zijn verschillende historische en bijbelse feiten (zie daarvoor de
verschillende publicaties van de Gemeente van God) waarmee het geboortejaar
kan worden bepaald. Bijvoorbeeld zijn overlijden moet in het jaar 30 hebben
plaatsgevonden, want in die jaren toen Hij gekruisigd werd is dat het enige
jaar, waarin het Pascha op een woensdag viel en de eerste heilige dag van
Ongezuurde Broden op donderdag.
Belangrijk om te weten is dat we voor de bijbelse geschiedenis geen Joodse
of andere door mensen ontworpen kalender kunnen gebruiken, maar de kalender
die God heeft gegeven.
Lukas (23:52-56) toont ons dat Jozef van Arimatea het lichaam van Christus
naar het graf bracht op de namiddag vóór de eerste heilige dag van de dagen
van Ongezuurde Broden. Jozef en de vrouwen hielden de eerste heilige dag van
woensdagavond tot donderdagavond. Vervolgens bereidden op vrijdag – een
werkdag – de vrouwen specerijen om het lichaam van Christus te balsemen.
Opnieuw rustten ze op de wekelijkse sabbat ”naar het gebod” (vers 56). Op
zondagmorgen gingen de vrouwen vroeg naar het graf. In Mattheüs 28:1 staat
dat de vrouwen ”laat na de sabbat, tegen het aanbreken van de eerste dag der
week” naar het graf van Christus gingen, maar Jezus was al opgestaan. In de
Griekse grondtekst staat ”na de sabbatten”. Er waren twee sabbatten
gedurende de tijd dat Christus in het graf lag en alleen 30 n.Chr. voldoet
daaraan! Hij is op de sabbat in de namiddag opgestaan. Hij heeft gezegd dat
Hij drie dagen en nachten in het graf zou blijven. Als we drie dagen en
nachten terugtellen vanaf sabbat weten we dat Hij woensdag is gekruisigd.
Lukas toont ook dat Jezus zijn Werk in het openbaar begon toen Hij 30 jaar
oud was (Lukas 3:23), en Daniël geeft aan dat zijn Werk 3½ jaar zou duren
(Daniël 9:27). Als we dus 33½ jaar terugtellen vanaf het voorjaar 30 n.Chr.
brengt ons dat in de herfst van 5 v.Chr.
Het is interessant op te merken dat God niet de exacte maand en dag van de
geboorte van Jezus in de Bijbel heeft laten schrijven. Als Hij wilde dat wij
zijn verjaardag zouden vieren, zou Hij zeker die datum hebben opgenomen in
de Bijbel. Een dag houden, zoals 25 december, om de geboorte van Jezus te
vieren is daarom in strijd met Gods wil. Kerst heeft overigens een heidense
oorsprong. Het houden van heidense feesten wordt door God verboden! De
’christelijke’ wereld kent niet de datum van zijn geboortedag, maar ook niet
het seizoen van het jaar. Jezus' dood gedenken is wél van het grootste
belang!
Aanvullende aanwijzingen naar de tijd van het jaar waarin Jezus werd geboren
vinden we in Lukas 2:4-18. Lees deze verzen in uw bijbel en let vooral op
vers 8.
Lukas 2:8
En er waren herders in diezelfde landstreek, die zich ophielden in het veld
en des nachts de wacht hielden over hun kudde.
Herders waren 's nachts in de velden en pasten op hun kudden toen Jezus
geboren werd. De Bijbel zelf bewijst, in Hooglied 2:11, Mattheüs 24:20 en
Ezra 10:9 en 13, dat de winter koud en een regenseizoen is, waardoor de
herders 's nachts niet in de open lucht konden blijven. De kudden schapen
werden van november tot maart in de stallen gebracht. Daarom kan Christus
niet in de winter zijn geboren. Als we terugtellen vanaf zijn dood in het
voorjaar tot zijn geboorte, dan komen we uit in de herfst.
Maar er is nog meer informatie die ingewijden in Gods Gemeente in staat
stelt ook de dag van Jezus' geboorte te weten, omdat zij Gods Plan met de
mens kennen en daarom weten welke informatie daarvoor nodig is.
PLAATS VAN CHRISTUS' GEBOORTE
God heeft door de profeet Micha geprofeteerd dat de Messias, of Verlosser,
in de stad Betlehem geboren zou worden.
Micha 5:2
En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit
u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong
is van ouds, van de dagen der eeuwigheid.
Jezus werd geboren in Betlehem, en ook dat is een bewijs dat Hij inderdaad
de Messias is!
Let op de omstandigheden van de geboorte van Jezus Christus in de stad
Betlehem. Het verslag kunnen we vinden in Lukas, hoofdstuk 2, de verzen
1-19. We citeren de verzen 1-7.
Lukas 2:1
En het geschiedde in die dagen, dat er een bevel uitging vanwege keizer
Augustus, dat het gehele rijk moest worden ingeschreven. 2
Deze inschrijving had voor het eerst plaats, toen Quirinius het
bewind over Syrië voerde. 3 En
zij gingen allen op reis om zich te laten inschrijven, ieder naar zijn eigen
stad. 4 Ook Jozef trok op van
Galilea, uit de stad Nazaret, naar Judea, naar de stad van David, die
Betlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was, 5
om zich te laten inschrijven met Maria, zijn ondertrouwde vrouw,
welke zwanger was. 6 En het
geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren
zou, 7 en zij baarde haar
eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe,
omdat voor hen geen plaats was in de herberg.
Zeer waarschijnlijk waren Jozef en Maria buitendien al in Betlehem voor de
najaarsfeesten. Het eerste feest van dat seizoen is het Bazuinenfeest, voor
de Joden het begin van het nieuwe jaar. Op die feestdag, het Bazuinenfeest,
is Christus geboren. Betlehem ligt een paar kilometer ten zuiden van
Jeruzalem waar duizenden Joden verzameld waren om het Loofhuttenfeest te
vieren.
Het was een goed moment voor de Romeinen om een registratie van de mensen te
organiseren, aangezien zij al in de buurt van Jeruzalem waren. Ook omdat de
registratie gebruikt werd voor het innen van belasting en de oogstseizoenen
voorbij waren. Het was dus de goede tijd om de hoogte van het bedrag van de
belasting te bepalen.
DE EERSTE LEVENSJAREN VAN JEZUS CHRISTUS
Zeker een jaar na de geboorte van Jezus in Betlehem, kwamen ”wijzen uit het
Oosten” voor een bezoek aan Jezus.
Mattheüs 2:1
Toen nu Jezus geboren was te Betlehem in Judea, in de dagen van
koning Herodes, zie, wijzen uit het Oosten kwamen te Jeruzalem, 2
en vroegen: Waar is de Koning der Joden, die geboren is? Want wij
hebben zijn ster in het Oosten gezien en wij zijn gekomen om Hem hulde te
bewijzen. 3 Toen koning Herodes
hiervan hoorde, ontstelde hij en geheel Jeruzalem met hem. 4
En hij liet al de overpriesters en schriftgeleerden van het volk
vergaderen en trachtte van hen te vernemen, waar de Christus geboren zou
worden. 5 Zij zeiden tot hem: Te
Betlehem in Judea, want aldus staat geschreven door de profeet: 6
En gij, Betlehem, land van Juda, zijt geenszins de minste onder de
leiders van Juda, want uit u zal een leidsman voortkomen, die mijn volk
Israël weiden zal. 7 Toen riep
Herodes de wijzen in het geheim en deed bij hen nauwkeurig navraag naar de
tijd, dat de ster geschenen had. 8
En hij liet hen naar Betlehem gaan, en zeide: Gaat en doet nauwkeurig
onderzoek naar dat kind; en zodra gij het vindt, bericht het mij, opdat ook
ik hem hulde ga bewijzen. 9 Zij
hoorden de koning aan en reisden weg; en zie, de ster, die zij hadden gezien
in het Oosten, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar
het kind was. 10 Toen zij de
ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde. 11
En zij gingen het huis binnen en zagen het kind met Maria, zijn
moeder, en zij vielen neder en bewezen hem hulde. En zij ontsloten hun
kostbaarheden en boden hem geschenken aan: goud en wierook en mirre. 12
En van Godswege in de droom gewaarschuwd om niet tot Herodes terug te
keren, trokken zij langs een andere weg naar hun land terug.
De Bijbel zegt niet hoeveel wijzen er waren. Het is heel goed mogelijk dat
er twaalf wijze mannen waren. Met het Oosten wordt in de Bijbel de
oostelijke rijken als Assyrië, Mesopotamië of Babylonië bedoeld. Daar zijn
in 721 v.Chr. eerst tien stammen van Israël en in 604-595 v.Chr. de overige
stammen naar toe gebracht. Mogelijk dat de ”wijzen” familiehoofden zijn van
restanten van die stammen die daar nog woonden. Vandaar hun interesse en
mogelijk de reden dat God daar voor hen die bijzondere ster liet zien.
Daarop zijn ze met elkaar gaan overleggen en besloten na enige tijd de lange
reis met hun ezels en kamelen naar Jeruzalem te maken.
Jezus was inmiddels een jaar geleden geboren en Jozef, Maria en Jezus
woonden toen in een huis (vers 11).
Koning Herodes voelde zich bedreigd toen hij hoorde dat er een Joodse koning
was geboren.
Mattheüs vervolgt zijn verslag (hoofdstuk 2, de verzen 13-23) door ons te
vertellen dat God de Vader Jozef waarschuwde om met zijn gezin naar Egypte
te vluchten. Ook had Hij de wijzen gewaarschuwd om koning Herodes op de
terugweg niet te bezoeken om te vertellen waar Jezus was geboren, maar langs
een andere route terug te keren naar hun land.
Herodes besloot alle jongetjes in en rond Betlehem te doden en omdat hij van
de wijzen had gehoord dat het minstens een jaar geleden was dat Jezus was
geboren nam hij het zekere voor het onzekere en liet alle jongetjes van twee
jaar en jonger doden (vers 16).
Enige tijd later stierf Herodes. Het was eind 4 v.Chr. of misschien begin 3
v.Chr. Dat is ook een bewijs dat Jezus, die minstens een jaar eerder geboren
was, in de herfst van 5 v.Chr. geboren is. Het was nu veilig voor Jozef,
Maria en Jezus om terug te keren uit Egypte. Ze reisden naar de plaats
Nazaret in Galilea.
Jezus bracht zijn jeugd en vroege volwassen jaren door in Nazaret. Hij
leerde het vak timmerman van zijn stiefvader Jozef. Lukas geeft ons de enige
informatie over deze eerste jaren in hoofdstuk 2, de verzen 40-52. Let
vooral op vers 40.
Lukas 2:40 Het kind groeide op en werd krachtig, en
het werd vervuld met wijsheid, en de genade Gods was op Hem.
En verder:
Vers 52
En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen.
Zelfs als kind begon Christus zich voor te bereiden op zijn ontzagwekkende
verantwoordelijkheid.
De weg bereiden
voor Christus' komst
Het succes of de mislukking
van een grote gebeurtenis wordt in grote mate bepaald door een goede
voorbereiding. Denk maar een huwelijk, de planning van een party of de
aanleg van een wegennet.
Geen enkele belangrijke
gebeurtenis, zoals een bruiloft, kan zonder zorgvuldige voorbereiding
succesvol zijn. Het vormen van regeringen, kroningen van koningen en
presidentiële inauguraties vereisen weken of maanden van voorbereiding.
Daarbij spelen zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid een hoofdrol.
God kent het belang van
voorbereiding. Hij zorgde ervoor dat de start van het Werk van Christus als
mens op aarde goed was voorbereid. We zullen de rol van Johannes de Doper
bij de voorbereiding voor Christus' eerste komst behandelen en hoe God de
tweede komst voor Christus voorbereidt en wat ons aandeel daarin is. Ten
slotte zullen we zien hoe Jezus Christus voordat Hij zijn Werk in het
openbaar begon, Satan, die zich als de god van deze wereld heeft opgeworpen,
overwon en hoe Hij het fundament legde van een team om Hem te helpen in het
verkondigen van het evangelie aan de wereld en om te helpen de volken te
regeren in het Millennium.
Mattheüs 28:19 Gaat dan henen,
maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en
des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u
bevolen heb.
Mattheüs 19:28 Jezus zeide tot
hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de
wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid
zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te
richten.
GOD KIEST DE PERSONEN OM DE WEG TE BEREIDEN
Alle mensen die door God
geroepen worden, heeft Hij al gekozen ver voordat ze zijn geboren. God koos
Samuël en Jeremia voordat zij geboren waren. En ook Johannes de Doper.
De gebeurtenissen rond de
geboorte van Johannes de Doper vinden we in Lukas, hoofdstuk 1. De vader van
Johannes was Zacharias, een priester. Hij en zijn vrouw Elisabet hadden
graag een kind willen hebben, maar Elisabet kon geen kinderen krijgen. Op
een dag, terwijl Zacharias zijn tempeldienst vervulde als priester,
verscheen een engel van God aan hem. De engel vertelde hem dat Elisabet een
zoon zou krijgen en zij moesten hem de naam Johannes geven.
Lees wat God zei in Lukas
1:6 over Zacharias en Elisabet:
Lukas 1:6 Zij waren beiden
rechtvaardig voor God en leefden naar alle geboden en eisen des Heren,
onberispelijk.
God koos zorgvuldig de
ouders van Johannes de Doper, degene die de weg voor Christus bereiden zou.
God wist dat Johannes de juiste opleiding zou krijgen van ouders die
gehoorzaam waren aan Gods geboden om zijn opdracht te vervullen.
Zacharias vroeg de engel
hoe hij er zeker van kon zijn dat hij en zijn vrouw inderdaad een zoon
zouden krijgen, want hij en zijn vrouw waren al oud. De engel antwoordde dat
Zacharias niet in staat zou zijn om te spreken tot Johannes' besnijdenis
acht dagen na zijn geboorte.
DE OPDRACHT VAN JOHANNES
Op de dag van de besnijdenis van Johannes verwachtten de familie en buren
die bij die plechtigheid aanwezig waren dat de jongen vernoemd zou worden
naar zijn vader. Maar Elisabeth zei: ”Nee! Hij moet Johannes heten.” Toen
vroegen ze Zacharias. Omdat hij nog steeds niet in staat was om te spreken,
schreef hij: ”Johannes is zijn naam.” Op dat moment kon Zacharias weer
spreken. Toen werd Zacharias geïnspireerd door Gods geest een profetie uit
te spreken. Hij zei wat de opdracht van Johannes zou zijn. Lees Lukas
1:76-78. Lukas 1:76 En gij, kind, zult een profeet des Allerhoogsten heten; want gij zult uitgaan voor het aangezicht des Heren, om zijn wegen te bereiden, 77 om aan zijn volk te geven kennis van heil in de vergeving hunner zonden, 78 door de innerlijke barmhartigheid van onze God.
De engel Gabriël beschreef
ook de opdracht van Johannes toen hij zijn geboorte aan Zacharias
aangekondigde.
Lukas 1:15 Want hij zal groot zijn voor de Here en wijn en sterke drank zal
hij niet drinken en met de Heilige Geest zal hij vervuld worden, reeds van
de schoot zijner moeder aan, 16
en velen der kinderen Israëls zal hij bekeren tot de Here, hun God. 17
En hij zal voor zijn aangezicht uitgaan in de geest en de kracht van
Elia, om de harten der vaderen te keren tot de kinderen
[om de trouw en gehoorzaamheid aan God van Abraham, Samuël, David en anderen
te doen herleven bij hun nakroost] en
de ongehoorzamen tot de gezindheid der rechtvaardigen, ten einde voor de
Here een weltoegerust volk te bereiden.
Johannes de Doper bereidde
de weg voor het Werk van Jezus Christus door de mensen erop te wijzen dat ze
moesten terugkeren tot God en zijn normen. Hij riep de mensen op zich te
bekeren – dat hun leven in een andere richting moest gaan en Gods wet
moesten gaan houden – dat is de weg van geven. Toen Christus begon te
prediken in het openbaar, was er een groep ontstaan die naar Johannes
luisterde, een groep mensen waaruit Christus enkelen zou kunnen kiezen voor
een speciale opleiding.
HET WERK VAN JOHANNES DE DOPER IN DIENST VAN GOD
Lukas meldt in hoofdstuk 3
dat Johannes in het gebied bij de rivier de Jordaan ”de doop der bekering
tot vergeving van zonden” predikte.
Lukas 3:3 En hij kwam in de
gehele Jordaanstreek en predikte de doop der bekering tot vergeving van
zonden.
Johannes vertelde de mensen
dat ze moesten worden ondergedompeld in water (gedoopt) als een uiterlijk
teken van de ernstige beslissing om anders te gaan leven – een leven in
gehoorzaamheid aan Gods wetten.
Hij leerde het volk dat ze
vruchten moesten voortbrengen als bewijs van hun bekering. Hij voegde eraan
toe dat ze niet moesten verwachten dat het wel goed met hen zou aflopen
omdat hun voorvader (Abraham) een rechtvaardig man was.
Vers 8 Brengt dan vruchten
voort, die aan de bekering beantwoorden. En gaat niet bij uzelf zeggen: Wij
hebben Abraham tot vader; want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze
stenen Abraham kinderen te verwekken.
Integendeel, zij zullen
zelf ook rechtvaardig moeten zijn!
Veel mensen zagen in dat
alleen luisteren naar Johannes niet genoeg was! Ze beseften dat bekering en
goede vruchten voortbrengen iets doen
betekent. ”Wat moeten wij dan doen?” vroegen ze.
We lezen het antwoord van
Johannes in de verzen 11-14:
Lukas 3:11 Hij antwoordde en
zeide: Wie een dubbel stel klederen heeft, dele mede aan wie er geen heeft,
en wie spijzen heeft, doe evenzo. 12
Er kwamen ook tollenaars om zich te laten dopen en zij zeiden tot
hem: Meester, wat moeten wij doen? 13
Hij zeide tot hen: Vordert niet meer dan u voorgeschreven is. 14
En ook die in krijgsdienst waren, vroegen hem, zeggende: En wat
moeten wij doen? En hij zeide tot hen: Plundert niemand uit en perst niets
af en weest tevreden met uw soldij.
Johannes de Doper predikte
Gods manier van leven – de weg van ’geven’. Hij leerde dat de Tien Geboden
een samenvatting zijn van Gods manier van leven. In de voorbeelden die net
geciteerd zijn, vertelde hij de mensen niet te doden, stelen of liegen (het
zesde, achtste en negende gebod). Johannes vertelde ook over de spoedig
komende regering van God. Zie Mattheüs 3:1-2:
Mattheüs 3:1 In die dagen trad
Johannes de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea, 2
en zeide: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.
Gods regering zal gevestigd
worden op aarde bij Jezus' tweede komst. Maar door zijn misleiding van de
mensen heerst Satan nu over de aarde. Met de eerste komst van Jezus naar de
aarde overwon Hij Satan, zoals wij allen Satan moeten overwinnen die met
Christus zullen regeren. Daarvoor worden nu de geroepen mensen opgeleid en
beproefd.
Johannes predikte de
boodschap van bekering tot vergeving van zonden. Sommigen begonnen hun
manier van leven te veranderen. Vervolgens werden ze door Christus geroepen.
Hij werkte met hen tijdens hun leven en maakte ze gereed om met Hem te
regeren in zijn komende Koninkrijk. Zo gebeurt het ook nu. Deze groep
toekomstige leiders zijn leden van Gods Gemeente, ongeacht of ze momenteel
leven of dood in hun graven in afwachting zijn van de opstanding.
De engel Gabriël zei dat
het tot het werk van Johannes behoorde om ”de harten der vaderen te keren
tot de kinderen” (Lukas 1:17). Johannes de Doper zal vele nazaten (”de
kinderen”) van de getrouwe ”vaderen”, zoals Abraham, David en de profeten,
bekeren tot de zuivere levenswandel van deze voorvaders. In Maleachi 4:6
staat het duidelijker: ”Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de
kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen.”
Vanzelfsprekend kunnen we
ook uit Johannes' prediking leren dat het belangrijk is dat huwelijk en
gezin een stabiele basis vormen in de samenleving. In Markus 16:17-18 lezen
we dat na de verstoting van zijn eerste vrouw koning Herodes Antipas met
Herodias trouwde, de vroegere vrouw van zijn halfbroer Herodes Filippus,
terwijl zijn eerste vrouw en Filippus nog leefden. Johannes suggereerde niet
dat dit eigenlijk niet zo hoorde, maar maakte onomwonden duidelijk dat dit
een overtreding van Gods wet is (Leviticus 18:16)! Johannes werd gevangen
genomen en enige tijd later gedood.
Gedurende zijn werkzame
leven benadrukte Johannes de Doper dat hij de weg bereidde voor iemand die
veel groter was dan hij. Dit lezen we in Markus 1:7-8:
Markus 1:7 En hij predikte en
zeide: Na mij komt, die sterker is dan ik, wiens schoenriem ik niet waardig
ben, nederbukkende, los te maken. 8
Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de heilige
Geest.
Het werk van Johannes
bereidde de mensen voor op een nieuw tijdperk en een nieuw leven van
gehoorzaamheid aan Gods geboden en Christus zou de kracht van zijn heilige
geest bieden om dat nieuwe leven in praktijk te brengen.
VOORBEREIDING OP DE TERUGKOMST
Het Werk van Johannes de
Doper is in veel opzichten te vergelijken met het Werk van Gods Gemeente in
onze tijd. De tweede komst van Christus duurt niet zo lang meer.
In de vorige eeuw heeft
Christus zijn gemeente wereldwijd georganiseerd en kon met de nieuwe
technieken van drukpers, radio en televisie en later (vooral in de 21e
eeuw) internet gemakkelijker de mensen worden bereikt in veel landen van de
wereld. De boodschap is als in de dagen van Christus 2000 jaar geleden: de
aankondiging van het spoedig komende Koninkrijk van God.
Het derde hoofdstuk van het
boek van Maleachi spreekt van deze voorbereiding voordat Christus voor de
tweede keer komt.
Maleachi 3:1 Zie, Ik zend mijn
bode, die voor mijn aangezicht de weg bereiden zal; plotseling zal tot zijn
tempel
[de gemeente; zie 1 Corinthiërs 3:16]
komen de Here, die gij zoekt, namelijk de Engel des verbonds, die gij
begeert. Zie, Hij komt, zegt de HERE der heerscharen. 2
Doch wie kan de dag van zijn komst verdragen, en wie zal bestaan, als
Hij verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van de smelter en als het
loog van de blekers.
Johannes de Doper was een
type van de vervulling van deze profetie. De belangrijkste vervulling vindt
plaats voor Christus' tweede komst. We weten dit omdat Christus dit zelf
heeft gezegd.
Mattheüs 17:12 Elia zal wel
komen en alles herstellen.
Bij zijn eerste komst heeft
Christus nog niet degenen die Hem niet vreesden veroordeeld. Maar Hij zal
dat doen bij zijn tweede komst!
Maleachi 3:3 Hij zal zitten, het
zilver smeltend en reinigend. Hij zal de zonen van Levi reinigen, Hij zal
hen louteren als goud en als zilver, opdat zij de HERE in gerechtigheid
offer brengen. 4 Dan zal het
offer van Juda en van Jeruzalem de HERE aangenaam zijn als in de dagen van
ouds en als in vroegere jaren. 5
Ik zal tot u ten gerichte naderen; Ik zal een snelle aanklager zijn tegen de
tovenaars, tegen de echtbrekers, tegen de meinedigen, tegen hen die het loon
van de dagloner drukken, weduwe en wees verdrukken, en de vreemdeling
terzijde dringen, maar Mij niet vrezen, zegt de HERE der heerscharen.
Maleachi vertelt meer over
de voorbereiding van deze eindtijd in hoofdstuk 4.
Maleachi 4:5 Zie, Ik zend u de
profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 6
Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart
der kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de
ban.
Het is duidelijk dat God
hier niet de menselijke profeet de Tisbiet Elia bedoelde om dit te doen,
want Elia is lang geleden gestorven. In de eindtijd van de heerschappij van
Satan en de mens – de periode die aan Christus' komst voorafgaat – zal een
type als Elia de opdracht uitvoeren. De Gemeente van God verkondigt het
evangelie van het Koninkrijk van God en wijst voortdurend op het houden van
Gods geboden van liefde. Vers 4 is een belangrijk element in het Werk.
Vers 4 Gedenkt de wet van Mozes,
mijn knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israël, inzettingen
en verordeningen.
Gods gemeente wijst het
hedendaagse Israël, zoals de V.S., Canada, noordwest Europese landen,
Australië en Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika, op de enige en juiste manier van
leven met medemensen en met God: leven volgens Gods geboden. Leven in een
hechte relatie met God zoals de aartsvaders Abraham, David en de profeten.
De harten van de ”kinderen” (mensen van het tegenwoordige Israël) moeten net
als hun voorvaders gericht zijn op God en zijn geboden. Wie niet wil
luisteren zal gestraft worden: de landen zullen getroffen worden met ”de
ban” (zware straf).
Zoals in de dagen van Elia,
leggen we duidelijk uit wie Israël is en Wie hun God is.
De Gemeente van God wordt
nu voorbereid op de komst van Christus, op de vestiging van Gods regering op
aarde: het Koninkrijk van God.
De Gemeente heeft van God
een zeer bijzonder inzicht gekregen van Gods Plan met de mensheid. Kennis
die men in de wereld niet heeft, inzicht dat ontbreekt bij mensen die zich
christen noemen en deel uitmaken van het christendom, omdat ze Gods geboden
hebben verworpen. Omdat ze de afgodische religies van het oude Babylon
voortzetten en zich daarvoor de naam van Christus hebben toegeëigend. Maar
Christus zal binnenkort alle valse religies vernietigen. Deze kennis geeft
ons een bijzondere positie en een groot voorrecht, maar ook een grote
verantwoordelijkheid.
JEZUS GEDOOPT DOOR JOHANNES
Tijdens het Werk van
Johannes de Doper en kort voor het begin van het Werk van Christus kwam
Jezus naar Johannes bij de rivier de Jordaan om zich door hem te laten
dopen. Johannes probeerde dit te verhinderen door te zeggen: ”Waarom wilt U
gedoopt worden door mij, terwijl ik degene ben die door U gedoopt moet
worden?”
Jezus' antwoord staat in
Mattheüs 3:15.
Mattheüs 3:15 Jezus echter
antwoordde en zeide tot hem: Laat Mij thans geworden, want aldus betaamt het
ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij Hem geworden.
Johannes wist dat Christus
niet gezondigd had en daarom niet hoefde te worden gedoopt. Maar Christus
wilde de doop omdat Hij volledig wilde vervullen wat God had besloten.
Daarom werd Hij gedoopt als een
voorbeeld voor iedereen die christen zou worden.
Johannes doopte Jezus door
Hem volledig onder te dompelen in het water van de Jordaan. Nadat Jezus
gedoopt was, gaf God vervolgens een speciaal teken om te laten zien dat Hij
inderdaad de Zoon van God was. De Heilige Geest van God daalde als een duif
op Jezus Christus en een stem uit de hemel zei: ”Deze is mijn Zoon, de
geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb” (Mattheüs 3:17).
De reactie van Johannes de
Doper hierop vinden we in het evangelie van Johannes.
Johannes 1:32 En Johannes getuigde en
zeide: Ik heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als een duif uit de
hemel, en Hij bleef op Hem. 33
En ik kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te dopen met water,
die had tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem
blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt. 34
En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is.
Door een goddelijke
openbaring wist hij dat Degene op wie de geest van God zou neerdalen als een
duif de Messias zou zijn.
DE GROOTSTE OVERWINNING IN DE GESCHIEDENIS
Jezus Christus kwam naar
deze aarde om verschillende redenen. Hij kwam om te sterven voor ons – om
voor de straf voor onze zonden met zijn dood te betalen. Hij kwam ook om
zijn Gemeente te stichten om zijn toekomstige regering te vormen. Maar
begrijp ook dat Christus zich moest kwalificeren als Koning der koningen?
Daarom moest Hij Satan overwinnen die de mensen verleidt tot zonde en
daardoor de heerser is van deze wereld en die de grootste tegenstander van
God is.
Na zijn doop werd Jezus
door de heilige Geest naar de woestijn van Judea geleid met het doel van God
dat Hij op de proef gesteld werd, want als toekomstig leider van Gods
Koninkrijk moest Hij alle verleidingen als mens kunnen weerstaan.
Satan greep de gelegenheid
aan om Jezus Christus tot ongehoorzaamheid aan God te verleiden. Hij was
ervan overtuigd dat hij de menselijke Jezus zou kunnen verslaan – zoals hij
eerder Adam en Eva en de mensen daarna had verleid tot zonde. Hij zou God de
onmogelijkheid van zijn plan tonen om zonen van God te maken uit de mens.
Satan was vastbesloten om Gods plan te vernietigen.
Jezus onderschatte de
kracht van zijn tegenstander niet! Hij wist dat Hij als een menselijk wezen
geen partij was voor Satan. Hij wist dat de kracht en de macht om Satan te
overwinnen van God moet komen door zijn heilige Geest, omdat alleen God meer
macht heeft dan Satan. Daarom vastte (niet eten of drinken) Jezus veertig
dagen en nachten om zo dicht bij God te zijn dat Hij er zeker van was de
macht en kracht te ontvangen die Hij nodig had om Satan te weerstaan en te
overwinnen. De belangrijkste stap in Gods Plan was aangebroken, de Zoon van God zou zich kwalificeren als Koning der koningen in alle eeuwigheden! Als Satan er ook maar enigszins in zou slagen Jezus te verleiden tot zwakte ten aanzien van de wil van zijn Vader zouden er geen vele kinderen geboren kunnen worden in het Gezin van God.
In de woestijn en wildernis
en bij de wilde dieren dienden engelen Jezus, want God liet Hem niet alleen.
Na veertig dagen kreeg Hij honger. Dit was het moment voor Satan, die
gedurende de veertig dagen al had geprobeerd dat Jezus deze beproeving zou
opgeven, om zijn grootste aanval in te zetten.
Lees hierover in Mattheüs
4:1-11. ”En de verzoeker kwam en zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt,
zeg dan, dat deze stenen broden worden” (vers 3). Satan tartte Christus dat
Hij de Zoon van God was (”indien Gij Gods Zoon zijt”). Satan daagde op
subtiele wijze Christus uit om te bewijzen dat Hij werkelijk Gods Zoon was.
Als Satan Jezus zo ver zou krijgen dat Hij ook maar in het geringste
tegemoet zou komen aan zijn wensen (misleidingen), wist hij dat Christus zou
worden gediskwalificeerd als heerser van de aarde. Slechts een lichte
gehoorzaamheid aan Satans opdrachten of suggesties zou Jezus'
onderworpenheid aan Satan hebben aangetoond.
Satan maakte ook gebruik
van de fysieke gesteldheid van Christus. Christus was uiteraard zeer
hongerig en dorstig na veertig dagen en nachten vasten. In zijn verzwakte
lichamelijke conditie moet het verlangen naar eten en drinken enorm groot
zijn geweest! Satan probeerde Christus' gedachten op fysieke dingen te
richten. Mogelijk heeft Satan gezegd dat God Jezus niet had geboden om te
vasten, dus zou Hij niet ongehoorzaam aan God zijn om te stoppen met vasten
als Hij dat zou willen. Dat zou dan toch zijn eigen beslissing zijn, heeft
Satan er misschien aan toegevoegd. De beslissing was inderdaad van Christus,
maar de suggestie was zeker van Satan! Maar Christus' geest was niet op
fysieke dingen gericht. Zijn vasten had zijn geest gericht op de geestelijke
dingen van God!
In Mattheüs 4:4 staat het
antwoord van Jezus.
Mattheüs 4:4 Maar Hij antwoordde
en zeide: Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven, maar
van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat.
Jezus Christus legde uit
dat het leven niet alleen bestaat uit fysieke dingen, maar ook uit
geestelijke dingen van God – wat God zegt en wil dat we doen. En Gods woord
gehoorzamen is het belangrijkst voor Hem.
Daarna bracht de duivel
Jezus naar Jeruzalem en zette Hem op het hoogste punt van de tempel. ”Indien
Gij Gods Zoon zijt,” zei Satan weer, ”werp Uzelf dan naar beneden; er staat
immers geschreven: Aan zijn engelen zal Hij opdracht geven aangaande u, en
op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen
stoot.” Satan citeerde uit Psalm 91 waarin God beschrijft wat Hij zal doen
voor degenen die Hem gehoorzamen en vertrouwen. Satan citeerde de Schrift
correct, maar hij misbruikte die.
Satan daagde Christus weer
uit met ”indien Gij Gods Zoon zijt” om de gevoelens van Jezus te bespelen om
Satan te bewijzen dat Hij werkelijk de Zoon van God is. Daarmee zou Hij
Satans wil doen. Maar Hij zou deze strijd niet verliezen. Hij
won!
Satan suggereerde met zijn
opmerking over de bescherming van engelen dat Psalm 91 meer dan voor ieder
ander mens voor Jezus gold die zo'n goed geestelijk contact had met God. En
wilde Hij, Christus, er niet zeker van zijn dat God zich aan deze belofte
zou houden alvorens Hij gekruisigd zou worden? Bovendien, hoe zeker was Hij
er van dat God zijn belofte zou houden om Hem op te wekken uit de dood na
zijn kruisiging als God deze belofte niet zou houden?
Satan wilde ongetwijfeld
Jezus eraan herinneren dat Hij menselijk was en zelf Satan niet kon
overwinnen. Hoe zeker was Hij dat God er zou zijn om Hem te helpen? Was Hij
bang om te springen omdat Hij ging begrijpen dat God er niet was om Hem te
helpen? Satan heeft mogelijk meer listige opmerkingen gemaakt dan die ene
zin die opgenomen is in de Bijbel om te pogen Christus aan zijn kant te
krijgen tegen God de Vader.
Maar dan komt het antwoord
van Christus.
Vers 7 Jezus zeide tot hem: Er
staat ook geschreven: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken.
Jezus Christus kende de
sluwe motieven van Satan die probeert gevoelens te misbruiken. Hij herkende
Satans pogingen twijfel te zaaien in zijn gedachten over God en zijn
beloften en zijn eigen relatie met de Vader. Jezus begreep dat Hij God niet
mocht beproeven door zich opzettelijk in gevaar te begeven om daarmee Gods
hulp af te dwingen.
Na de eerste twee
mislukte verleidingen probeerde Satan een derde. De duivel nam Hem opnieuw
mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij toonde Hem alle koninkrijken van de
wereld in al hun pracht en zei: ”Dit alles zal ik U geven, indien Gij U
nederwerpt en mij aanbidt.”
Hiermee wilde Satan Jezus
opnieuw in verleiding brengen. Hij zou alleen maar op zijn knieën Satan
moeten eren. Dan zou Hij nu koning zijn over de gehele aarde, in plaats van
nog 2.000 jaar te wachten. De Vader wil immers ook dat Hij Koning wordt, hoe
dan ook. En zou het op deze manier niet veel eenvoudiger zijn om de
heerschappij te verkrijgen dan op Gods manier, wat betekent dat Hij
gekruisigd moest worden?
Satan had zich de macht
over deze wereld al toegeëigend. In 2 Corinthiërs staat dat hij de god van
deze wereld is.
2 Corinthiërs 4:4 ongelovigen,
wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen, zodat zij
het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus,
die het beeld Gods is.
Zie ook Efeziërs 6:12.
Efeziërs 6:12 want wij hebben
niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de
machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten
in de hemelse gewesten.
Maar let op het antwoord
van Christus.
Mattheüs 4:10 Toen zeide Jezus
tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult
gij aanbidden en Hem alleen dienen.
Satan droop af, hij had
verloren! Jezus Christus werd de winnaar en Hij had zich gekwalificeerd als
heerser over de aarde! Engelen kwamen om Jezus te dienen. Lukas 4:13 voegt
er aan toe dat Satan zich slechts tijdelijk terugtrok, want Hij is
vastbesloten Gods Plan met de mens te vernietigen.
Lukas 4:13 En toen de duivel alle
verzoeking ten einde had gebracht, week hij van Hem tot een bestemde tijd.
Bij God is alle macht en
kennis. Deze aanval van Satan was voorzien. Maar God zal zijn Plan ten
uitvoer brengen. Geen macht of kracht kan Hem dat beletten. Al vóór de
schepping van de aarde lag Gods reddingsplan klaar met Jezus in de hoofdrol.
Jezus betekent redder.
Na de overwinning op Satan
begon Christus mensen uit te kiezen om ze op te leiden tot een hecht team om
Hem te helpen in zijn toekomstige regering. Dit team begon met de twaalf
discipelen die apostelen werden. Christus breidde deze groep uit met vele
anderen. Zij allen vormen de hele Gemeente van God tot de huidige dag.
Een discipel is een
leerling. De twaalf discipelen volgden Jezus Christus en leerden van Hem
Gods weg. Jezus onderwees hen Gods manier van leven door zowel zijn woorden
als zijn voorbeeld. Hij wilde hen leren om leiding te geven en te regeren
met Hem in het Koninkrijk van God. Hij vertelde hen ook het evangelie van
het Koninkrijk over de gehele wereld te verkondigen (Mattheüs 24:14) en
onder alle volken mensen te onderwijzen wat Hij hen had geleerd (Mattheüs
28:19-20).
Andreas en zijn broer Simon
en Filippus behoorden tot de eerste discipelen die Christus riep. Andreas
was een leerling van Johannes de Doper. Op zekere dag toen Andreas en nog
een discipel bij Johannes stonden, zagen ze Jezus wandelen. ”Zie, het lam
Gods!” zei Johannes de Doper (Johannes 1:36). Andreas en de andere discipel
(waarschijnlijk Filippus) wisten dat Johannes vaak had gezegd dat hij de weg
bereidde voor de Christus – de beloofde Messias. ”Dit moet Jezus van
Nazareth zijn, de Messias,” moet Andreas bij zichzelf hebben gezegd.
Andreas en zijn vriend
liepen toen direct Christus achterna. Jezus draaide zich om en toen Hij zag
dat ze Hem volgden, vroeg Hij wat ze zochten. Ze vroegen Hem waar Hij
woonde, omdat ze met Hem praten wilden.
Christus nodigde Andreas en
de andere discipel van Johannes uit mee te gaan naar zijn huis. Het was
ongeveer vier uur in de middag. Jezus legde veel dingen uit gedurende de
rest van de dag.
Andreas was verheugd dat
hij de Messias ontmoet had en ging op zoek naar zijn broer Simon. Toen hij
hem vond, zei hij: ”We hebben de Messias gevonden!” Andreas vertelde hem
over zijn gesprek met Jezus en nam hem mee naar het huis van Christus. Daar
aangekomen zei Jezus:
Johannes 1:43 … Gij zijt Simon, de zoon van Johannes
[of Jona], gij zult heten Kefas, wat vertaald wordt met Petrus [steen].
Toen Hij Simon riep als
zijn leerling, gaf Jezus hem de naam of eigenlijk de titel ’Petrus’.
De volgende dag riep Jezus
Filippus als zijn discipel. Filippus woonde in dezelfde stad als Andreas en
Simon Petrus.
Filippus kwam Natanaël
tegen en zei tegen hem: ”We hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet
geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus, de zoon van
Jozef, uit Nazaret!” (Johannes 1:46.)
Nu was Natanaël (ook wel
Bartolomeüs genoemd) voorzichtig over het enthousiasme van Filippus. ”Waar
in de Schrift staat dat er een profeet uit Nazaret zal komen, laat staan de
Messias?” zei hij. In de ogen van de Joden had Galilea, waar Nazaret lag,
geen beste reputatie. Bovendien zou de Christus toch geboren worden in
Betlehem volgens de Schriften?
”Ga zelf maar kijken,” zei
Filippus. Filippus wist dat Natanaël overtuigd zou zijn als hij met
Christus zou spreken.
Jezus zag Natanaël aankomen
en zei: ”Dat is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog” (Johannes
1:48).
”Waar kent u mij van?”
vroeg Natanaël. Jezus antwoordde: ”Ik had u al gezien voordat Filippus u
riep, toen u onder de vijgenboom zat.”
”Hoe kon Hij weten wie ik
was en waar ik was. God moet Hem dat geopenbaard hebben,” moet Natanaël
gedacht hebben. Daarom zei hij: ”Rabbi, u bent de Zoon van God, u bent de
koning van Israël!”
Jezus vroeg: ”Gelooft u
omdat ik tegen u zei dat ik u onder de vijgenboom zag zitten? U zult nog
grotere dingen zien.”
Jezus zei verder: ”Ja, ik
verzeker u allen: u zult de hemel open zien en de engelen van God zien
opklimmen en afdalen naar de Mensenzoon!”
HET EERSTE WONDER VAN CHRISTUS
De volgende dag was er een
bruiloft in Kana in Galilea en de moeder van Jezus was daar en ook Jezus en
zijn discipelen waren uitgenodigd (Johannes 2:1-11). Het was een groot feest
met veel eten en wijn. Toen de wijn bijna op was, zei de moeder van Jezus
tegen Hem: ”Ze hebben geen wijn meer,” in de hoop dat Hij helpen zou.
”Waarom wilt u dat ik
help?” vroeg Jezus. ”Het is niet het juiste moment voor mij om iets te doen
dat veel aandacht zal trekken.”
Maria wist niet wat Jezus
zou gaan doen, maar ze was ervan overtuigd dat Hij zou helpen. ”Doe maar wat
Hij jullie zegt, wat het ook is,” zei ze tegen de bedienden.
Christus liet zes
watervaten van elk ongeveer 100 liter, tot de rand vullen met water. Toen
liet Hij door de bedienden een beker naar de gastheer van het feest brengen.
Toen de gastheer het ging drinken was het water veranderd in wijn. Hij wist
niet waar het vandaan kwam, maar de bedienden die het water geschept hadden
en de discipelen wisten het wel. Hij liet de bruidegom roepen en zei tegen
hem: ”Iedereen schenkt eerst de beste wijn, en wanneer de gasten goed
gedronken hebben, de minder goede. Maar u hebt de beste wijn voor het laatst
bewaard!”
Dit wonder in Kana was het
eerste van de vele wonderen die Jezus zou verrichten. Hij toonde zo zijn
grootheid en het versterkte het geloof van zijn discipelen dat Hij de
Christus was. Deze wonderen droegen er toe bij dat de volgelingen van Jezus
zeker wisten dat God zijn gemeente leidt. Dezelfde God die nu leiding geeft
aan het bereiden van de weg voor Jezus' terugkeer.
Aanvang van het
werk van Jezus Christus Voor het leven en de
leer van Jezus Christus dienen we de officiële biografieën van Christus'
leven te raadplegen – de evangeliën van Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes. Wanneer je het leven en
de leer van Christus bestudeert, let dan goed op wat Hij zei en deed en
vooral de redenen van zijn daden en woorden. Laat de gebeurtenissen niet
zomaar langs je heen gaan, maar leef je goed in in de situaties. JEZUS
GAAT NAAR JERUZALEM Nadat Jezus zijn eerste
wonder had verricht in Galilea in de plaats Kana, ging Hij naar de plaats
Kafarnaüm (Kapernaüm) en bleef er enige tijd (Johannes 2:1-12). Kafarnaüm
lag ten oosten van Kana en gelegen aan het Meer van Galilea (ook het Meer
Gennésaret of het Meer van Tiberias genoemd). Toen het Pascha naderde,
reisde Jezus naar Jeruzalem om dit feest te houden. In Jeruzalem ging
Christus naar de tempel. Over wat Hij daar zag en hoorde werd Hij zeer
verontwaardigd! Hij trof in de tempelvoorhof een markt aan waar
offerdieren werden verkocht en aan
tafels van wisselaars geld werd omgewisseld voor de tempelmunt waarmee de
tempelbelasting moest worden betaald. Deze kooplieden hadden het huis
van God tot een commerciële markt gemaakt. Dus toen Jezus, de Zoon
van God, zag hoe deze mannen met minachting voor God van zijn huis een
koopmanshuis hadden gemaakt, maakte Hij van touwen een zweep en joeg hen
allemaal met hun schapen en runderen de tempel uit. Het geld van de
wisselaars gooide Hij op de grond en hun tafeltjes wierp Hij omver (Johannes
2:13-17). Als de Zoon van God had
Jezus het volste recht om de tempel te reinigen. Hij was immers gebouwd als
een plaats om de Schepper God te aanbidden. Maar hoe reageerden de Joden op
wat Christus deed? Lees wat ze zeiden in Johannes 2:18.
Johannes 2:18
De Joden dan antwoordden en zeiden tot Hem: Welk teken toont Gij ons,
dat Gij dit moogt doen? Deze Joden zeiden: ”Welk
bewijs kunt U ons tonen dat U het recht hebt om te doen wat U net deed?” In
plaats van naar zichzelf te kijken hoe verkeerd ze waren en de
terechtwijzing te aanvaarden, daagden zij Hem uit en zeiden eigenlijk: ”Wie
denkt U wel die U bent om zoiets te doen?” Christus antwoordde: ”Breek deze
tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen” (Johannes 2:19).
Jezus verwees naar het feit dat Hij zou worden gedood en weer opgewekt
worden tot leven na drie dagen en drie nachten – Hij was werkelijk de Zoon
van God; en als Gods zoon had Hij het recht om de tempel te reinigen. Maar de Joden begrepen
niet dat Jezus sprak over zijn komende dood, begrafenis en opstanding. Ze
dachten dat Hij sprak over de letterlijke tempel van God in Jeruzalem.
Daarom werd er in Jeruzalem tijdens dat Pascha veel gesproken over wat Jezus
in de tempel had gedaan en wat Hij daarover (als onderwijs) had gezegd.
Velen geloofden in zijn Naam, doordat zij zijn wonderen hadden gezien. NIKODEMUS
BEZOEKT CHRISTUS Zo was er een Farizeeër,
een van de Joodse leiders, met de naam Nikodemus, die ook onder de indruk
was van wat Jezus had gedaan. Hij gaf toe dat hij en vele andere Joodse
leiders wisten dat Jezus een leraar was die door God gezonden was (Johannes
3:1-2), want niemand kan die wonderen doen, welke Hij deed, tenzij God hem
heeft gezonden. In de loop van zijn
gesprek met Nikodemus legde Jezus het doel van het leven van de mens uit.
Hij zei dat men opnieuw geboren moet worden door de geest van God om het
Koninkrijk of Gezin van God binnen te kunnen gaan. Het feit dat de mens
opnieuw geboren moet worden om deel van Gods Koninkrijk uit te kunnen maken
plaatste Nikodemus voor een raadsel. Hij zei: ”Hij kan toch niet voor de
tweede keer de moederschoot ingaan en weer geboren worden?” (Johannes
3:3-4). Christus legde uit dat
een mens geboren moet worden uit Gods
Geest. Als hij dus opnieuw geboren is is hij samengesteld uit geest. Hij
is dan geen fysiek mens meer, samengesteld uit vlees en bloed (verzen 5-8).
Maar Nikodemus begreep het nog steeds niet. Jezus vertelde Nikodemus
dan dat God zo veel van de mensen houdt dat Hij zijn eniggeboren Zoon,
Jezus, gegeven heeft zodat degenen die geloven en Hem gehoorzamen, niet
verloren hoeven te gaan, maar eeuwig leven hebben omdat Christus met zijn
leven betaald heeft voor de doodstraf voor de hele mensheid. JEZUS
VERTREKT NAAR GALILEA Na het Pascha en de
Dagen van Ongezuurde Broden bleef Jezus in de regio van Judea met zijn
discipelen (Johannes 3:22). Hij leerde het volk en doopte hen, hoewel Hij
het dopen door zijn discipelen liet doen (Johannes 4:2). Dit was een doop
van bekering, een symbolische reiniging, maar zonder het ontvangen van de
heilige geest. Later werd Johannes de
Doper gevangen genomen door Herodes, de gouverneur van Judea (Lukas
3:19-20). Herodes zette Johannes in de gevangenis omdat die hem onomwonden
had gezegd dat hij overspelig leefde met een andere vrouw en dus
ongehoorzaam was aan God. Jezus besefte ongetwijfeld dat ook Hij misschien
gevangen gezet zou worden als Hij in het gebied bleef. Dus vertrok Hij
wijselijk naar Galilea, het gebied waarin Hij was opgegroeid (Mattheüs
4:12). Het woord ’evangelie’
betekent goed nieuws. Wat Jezus Christus predikte was een boodschap van goed
nieuws. Maar goed nieuws over wat?
Markus 1:14
En nadat Johannes was overgeleverd, ging Jezus naar Galilea om het
evangelie Gods te prediken, 15
en Hij zeide: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen.
Bekeert u en gelooft het evangelie. Het goede nieuws dat
Jezus bracht was niet zomaar een verzameling van onsamenhangende mooie
gedachten en woorden. De boodschap die Hij predikte ging over het Koninkrijk
van God en hoe sterfelijke mensen daarin geboren kunnen worden – geboren in
Gods onsterfelijke en geestelijke Gezin, om met Hem in eeuwigheid te
regeren. Welk nieuws is beter dan de kennis van wat het werkelijke doel van
het leven is en hoe dat prachtige doel te realiseren! Alle wetten en principes
die Jezus uiteenzette, hebben rechtstreeks betrekking op de verwezenlijking
van het doel waarvoor wij zijn geboren. Ze zijn bedoeld om ons te helpen het
rechtvaardig karakter van God te ontwikkelen, zodat Hij ons veilig het
zoonschap kan toevertrouwen in zijn universum. Denk tijdens de bijbelstudie
er aan hoe je het onderwijs van Christus kunt toepassen in je leven zodat je
Goddelijk karakter ontwikkelen kunt. JEZUS
KOMT THUIS Toen Jezus naar Galilea
was teruggekeerd, ging Hij ook naar Nazaret waar Hij zijn jeugd heeft
doorgebracht. Naar zijn gewoonte ging Hij elke sabbat naar de synagoge, het
Joodse gebedshuis waar de diensten of samenkomsten werden gehouden (Lukas
4:16). Iemand gaf Hem het boek Jesaja waaruit Hij een gedeelte las wat de
Gezalfde of Messias zou doen. Nadat Hij dat gelezen had zei Hij: ”Heden is
dit schriftwoord voor uw oren vervuld” (Lukas 4:21). Eigenlijk vertelde
Jezus de Joodse gemeenschap in de synagoge dat Hij de Messias was. Hoewel aanvankelijk de
mensen opgetogen waren over zijn woorden, sloeg dit om in ongeloof. Ze
kenden Hem al als klein kind. ”Dacht Jezus nu werkelijk dat Hij de Messias
was?” Omdat Hij één van hen was in hun stad Nazaret ontstond er ongeloof.
Een bekende uit hun midden kon toch niet de Zoon van God zijn? Toen Jezus hun
scepticisme bemerkte, legde Hij uit dat er geen wonderen in Nazaret waren
verricht vanwege hun gebrek aan geloof in Hem. Jezus zei dat een profeet in
zijn eigen stad niet geaccepteerd wordt (vers 24). Toen de aanwezigen in de
synagoge dit hoorden, ontstaken ze in grote woede. Ze sprongen op en dreven
Hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om
Hem in de afgrond te storten (Lukas 4:28-29). Maar Hij liep midden tussen
hen door en vertrok. Na deze gebeurtenis ging Hij in Kafarnaüm wonen, waar
Hij de inwoners steeds op sabbat onderwees. Ze waren diep onder de indruk
van zijn onderricht, want Hij sprak met gezag. VISSERS
VAN MENSEN Op zekere dag sprak
Jezus een grote groep mensen toe in de buurt van het Meer van Gennésaret
(het Meer van Galilea) (Lukas 5:1-2). Simon (Petrus) en verschillende andere
vissers – Andreas zijn broer (Markus 1:16) en Jakobus en Johannes, hun
metgezellen – waren hun netten aan het spoelen. Hij stapte in de boot van
Simon en vroeg hem een eindje van het land weg te varen; Hij ging zitten en
sprak de menigte aan de oever toe vanuit de boot (Lukas 5:3). Toen Hij uitgesproken
was, zei Hij tegen Simon: ”Vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om
vis te vangen.” Simon antwoordde: ”De hele nacht hebben we ons ingespannen
en niets gevangen. Maar als U het zegt, zal ik de netten uitwerpen” (Lukas
5:4-5). Tot verbazing van Petrus
vingen ze zoveel vis dat de netten begonnen te scheuren door het grote
gewicht! Zij wenkten hun makkers Jakobus en Johannes in het andere schip,
dat zij hen zouden komen helpen. Zij vulden beide schepen die daardoor bijna
zonken (Lukas 5:6-7). ”Wees niet bang,” zei
Christus tegen Petrus. ”De boten zullen niet zinken. Ik heb dit wonder
verricht om je te tonen hoe groot de taak van het verkondigen van het
evangelie van het Koninkrijk van God aan de mensheid is. Ik wil dat jij me
helpt in dit Werk net als Jakobus en Johannes je hielpen. Ik wil dat jullie
vissers van mensen worden en me
helpen om mensen te ’vangen’ voor het Gezin van God. Ik wil dat je al je
tijd en energie steekt in jullie hulp in dit grote Werk” (Lukas 5:8-11). Andreas, Petrus,
Johannes en Jakobus dachten aan het wonder dat ze net hadden meegemaakt. Zij
herinnerden zich ook dat Johannes de Doper Jezus had geïdentificeerd als het
Lam van God – de Messias (Johannes 1:36, 40-41). Dus zij ”lieten alles
achter en volgden Hem” (Lukas 5:11). Sindsdien stonden ze voor de rest van
hun leven in volledige dienst van Jezus Christus. JEZUS
GENEEST VELEN Ze gingen op weg naar
Kafarnaüm en op de eerstvolgende sabbat ging Jezus naar de synagoge en
onderwees er de mensen. Ze waren diep onder de indruk van zijn onderricht,
want Hij sprak hen toe als iemand met gezag, niet zoals de schriftgeleerden
(Markus 1:21-22). Er was in de synagoge
ook een man die bezeten was door een onreine geest. Jezus gebood de demon om
uit die man te gaan. Toen Jezus en zijn
discipelen de synagoge verlieten, gingen ze rechtstreeks naar het huis van
Simon en Andreas waar Simons schoonmoeder met hoge koorts in bed lag. Jezus
ging naar haar toe en genas haar. 's Avonds laat, toen de zon al was
ondergegaan, brachten de mensen alle zieken en bezetenen naar Hem toe. De
gehele stad had zich bij de deur van het huis verzameld. Hij genas vele
zieken van allerlei kwalen en Hij dreef veel demonen uit (Markus 1:23-34). Het nieuws van deze
genezingen verspreidde zich snel in de hele regio van Galilea waar Jezus en
zijn discipelen het evangelie van het Koninkrijk van God onderwezen. Een man
die melaats was, een vreselijke huidziekte (lepra), kwam bij Jezus. Zie het
verslag in Lukas.
Lukas 5:12
En het geschiedde, toen Hij in een van de steden was, zie, daar was
een man vol melaatsheid. Toen hij Jezus zag, wierp hij zich op zijn
aangezicht en smeekte Hem, zeggende: Here, indien Gij wilt, kunt Gij mij
reinigen. Deze melaatse geloofde
dat Christus hem kon genezen als Hij dat zou willen.
Vers 13
En Hij strekte de hand uit, raakte hem aan en zeide: Ik wil het, word
rein. En terstond verliet hem de melaatsheid. Een paar dagen later
keerde Jezus terug naar Kafarnaüm en predikte het evangelie van het
Koninkrijk van God aan de mensen die bij Hem kwamen (Markus 2:1-12). Onder
de Joden hadden zich ook Farizeeën en schriftgeleerden uit Galilea en Judea
verzameld om Hem te horen (Lukas 5:17-26). Zij beschouwden zichzelf als
deskundige leraren van de wetten die God had gegeven door Mozes. Toen Jezus de mensen
onderwees, werd een verlamde man door vier van zijn vrienden op een bed naar
Jezus gebracht voor genezing. Vanwege de grote menigte in en rond het huis
waar Christus was, klommen ze op het dak van het huis, maakten de
dakbedekking los en lieten de verlamde man op zijn draagbed naar beneden
zakken in de kamer waar Jezus sprak! De verlamde man en zijn vrienden wisten
dat Jezus hem kon genezen en niets kon hen weerhouden om Christus te
spreken! Christus was verbaasd over het geloof. ”Uw zonden zijn u
vergeven,” zei Jezus tegen de verlamde man toen Hij hun geloof zag. Met
afkeurende blikken hoorden de Farizeeën en de schriftgeleerden dit. Deze
zelfvoldane mannen overlegden met elkaar en zeiden: ”Wie is deze, die zulke
godslasterlijke dingen zegt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?” Jezus doorzag hen en
wist wat ze dachten. Hij zei: ”Waarom hebt u zulke boosaardige gedachten?
Wat is gemakkelijker, te zeggen: uw zonden worden u vergeven, of: sta op en
loop? (Mattheüs 9:4). Maar, Ik zal u laten zien dat de Zoon des mensen macht
heeft op aarde zonden te vergeven.” Hij zei tegen de verlamde: ”Tegen u zeg
Ik, sta op, neem uw matras op en ga naar uw huis” (Markus 2:8-11). Bij het zien hiervan
werden de mensen met ontzag vervuld en ze loofden God, om de wonderbaarlijke
genezing. MATTHEÜS
GEKOZEN ALS DISCIPEL Na de genezing van de
melaatse man ging Jezus verder en zag Hij bij het tolhuis een tollenaar
zitten die Mattheüs heette (ook Levi genoemd, Lukas 5:27). Zijn werk bestond
uit het innen van belasting voor de Romeinse regering. Jezus zei tegen hem:
”Volg mij!” Mattheüs stond op, liet alles achter en volgde Hem (Lukas 5:28;
Mattheüs 9:9). Mattheüs bood Jezus bij
zich thuis een groot feestmaal aan. Er waren veel tollenaars en ook anderen,
die met hen mee-aten (Lukas 5:29).
Toen enkele
schriftgeleerden die tot de Farizeeën behoorden, zagen dat Hij at met
zondaars en tollenaars, zeiden zij vol afkeuring tegen zijn discipelen:
”Waarom eten en drinken jullie met tollenaars en zondaars?” Jezus hoorde het
en zei: ”Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieke wel. Denk maar
eens na over de betekenis van deze woorden: ”Barmhartigheid wil Ik, geen
offers (offerdieren). Want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen uit te
nodigen, maar zondaars” (Mattheüs 9:11-13). Jezus kan mensen redden
die geestelijk ziek zijn, dat wil zeggen zondaars zijn, maar mensen die
menen dat ze rechtvaardig zijn, kan Hij niet helpen.
SABBATCONTROVERSES De Farizeeën en
schriftgeleerden, de religieuze leiders in Christus' dagen, bemerkten dat
hun gezag over het volk werd bedreigd door de leer van Christus. Jezus wees
voortdurend op de fouten in hun doctrines en tradities. In plaats van de
correcties van de ware Zoon van God te accepteren en op zoek te gaan naar de
waarheid, probeerden ze hun posities van leiderschap over het volk te
handhaven door hun pogingen Hem in diskrediet te brengen. Er zijn drie
verschillende situaties waarin ze Jezus beschuldigden dat Hij de sabbat zou
hebben geschonden. De eerste gebeurtenis
vinden we in Johannes, hoofdstuk 5. Lees het hele hoofdstuk. Op deze heilige
dag genas Jezus een man die al 38 jaar aan een ziekte leed. De religieuze
leiders wilden Jezus vervolgen omdat ze genezen op de sabbat beschouwden als
werk. Zij beschuldigden Christus er ook van dat Hij de genezen man aanzette
tot het schenden van de sabbat, omdat de Joodse wet het dragen van een
matras ook beschouwde als werk. Maar deze Joodse traditie was geen gebod die
God aan Israël had gegeven in de tijd van Mozes. Jezus vertelde de Joden
dat Hij alleen deed wat zijn Vader deed. Hij kon zelf geen geestelijk werk
doen, de wonderen die Hij deed werden eigenlijk gedaan door de Vader door
Hem (verzen 19-20). Jezus zei dat de Joden God, Die zij beweerden te
aanbidden, onteren als ze de Zoon Die de Vader heeft gezonden, niet eren
(vers 23). De werken die Christus
deed waren getuigenissen van het feit dat de Vader Hem had gezonden. Johannes 5:36 Maar Ik heb een getuigenis, gewichtiger dan dat van Johannes; want de werken, die Mij de Vader gegeven heeft om te volbrengen, juist die werken, die Ik doe, getuigen van Mij, dat de Vader Mij gezonden heeft. Jezus vertelde verder
dat als de Joden echt geloofden wat Mozes heeft geschreven, zij ook zijn
woorden zouden geloven.
Vers
46 Want indien gij Mozes
geloofdet, zoudt gij ook Mij geloven, want hij heeft van Mij geschreven. 47
Maar indien gij zijn geschriften niet gelooft, hoe zult gij mijn
woorden geloven? Eveneens op een sabbat
liepen Jezus en zijn discipelen door korenvelden. Zijn discipelen kregen
honger en begonnen aren te plukken waarvan ze de korrels opaten (Mattheüs
12:1-2). De Farizeeën zagen het en zeiden tegen Jezus: ”Kijk eens, uw
discipelen doen iets wat op sabbat niet mag.” De Farizeeën beschouwden dit
als oogsten op de sabbat. En was het overtreden van de geboden, vooral het
sabbatgebod, niet de oorzaak dat vroeger Israël in ballingschap was
weggevoerd? Ze probeerden hiermee stemming te maken tegen Christus. Maar Christus
antwoordde: ”Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij en zijn mannen
honger kregen? Hij ging het huis van God binnen en zij aten de altaarbroden
op, die alleen de priesters mogen eten en hij en zijn mannen niet. En hebt u
ook niet in de wet van Mozes gelezen dat priesters die op sabbat in de
tempel dienstdoen, wel de sabbatwet overtreden, maar toch niet schuldig
zijn? Bovendien, Ik, als de Schepper van de sabbat, ben
Heer over de sabbat en daarom
bepaal Ik hoe die dag gehouden moet worden.” Ook de derde controverse
over de sabbat ging over genezing op de sabbat. Jezus ging op een sabbat de
synagoge binnen en onderwees er de mensen. Nu was daar een man met een
verschrompelde rechterhand. De schriftgeleerden en de Farizeeën hielden
Jezus scherp in het oog of Hij de man op sabbat zou genezen; dan konden ze
een aanklacht tegen Hem indienen (Lukas 6:6-7). Maar Hij wist wat ze
dachten. Tegen de man met de verschrompelde hand zei Hij: ”Kom hier in het
midden staan.” Dat deed de man. Toen zei Jezus tegen de aanwezigen: ”Is het
op sabbat toegestaan goed te doen of kwaad te doen? Mag men op sabbat een
leven redden of mag men iemand ombrengen? Stel dat u maar één schaap hebt en
dat valt op sabbat in een kuil, wie van u zou het niet grijpen en het er
weer uit halen? En is een mens niet veel meer waard dan een schaap? Daarom
mogen we op sabbat goed doen” (Mattheüs 12:11-12; Markus 3:1-5). Zes dagen behoren mensen
hun eigen werk en bezigheden te doen en op de sabbat laten we die rusten en
richten we ons op geestelijk onderwijs. De sabbat is geheiligd en is Gods
tijd. Iemand genezen staat daar los van, evenals iemand in een kritieke
situatie naar het ziekenhuis brengen of hulp bieden aan iemand die van een
brug is gevallen. Die zaken staan los van onze dagelijkse arbeid of heilige
tijd van de sabbat. Hulp bieden moet zeven dagen per week. Jezus keek de
schriftgeleerden en de Farizeeën boos aan, maar ook diepbedroefd vanwege hun
harde houding en toen zei Hij tegen de man die in het midden stond: ”Steek
uw hand uit.” Hij stak zijn hand uit en die was weer gezond. En de Farizeeën
vertrokken en overlegden wat ze tegen Hem konden ondernemen om Hem om te
brengen (Markus 3:5-6). CHRISTUS
KIEST DE TWAALF APOSTELEN Grote aantallen mensen
volgden intussen Jezus. Maar Jezus koos slechts twaalf discipelen om hen
persoonlijk te onderwijzen gedurende drie en een half jaar. Ze moesten
grondig worden opgeleid om na zijn kruisiging en hemelvaart naar de hemel
het Werk voort te zetten dat Hij begonnen was. Deze twaalf vormden het
fundament van de nieuwtestamentische gemeente, samen met de profeten van het
Oude Testament en Christus zelf, Die de ”hoeksteen” is (Efeziërs 2:19-20). Nadat Hij een nacht
doorgebracht had met bidden tot God koos Jezus de twaalf mannen die
apostelen zouden worden. Dat waren Simon Petrus, Andreas (broer van Petrus),
Jakobus (de zoon van Zebedeüs), Johannes (broer van Jakobus), Filippus,
Bartolomeüs (Natanaël), Mattheüs (Levi Mattheüs), Tomas, Jakobus (de zoon
van Alfeüs), Simon de Zeloot, Taddeüs (Judas, de zoon van Jakobus) en Judas
Iskariot (Markus 3:13-19; Lukas 6:12-16; Mattheüs 10:1-4). Deze twaalf discipelen
of leerlingen werden apostelen genoemd, aangezien een apostel iemand is die
uitgezonden wordt met een opdracht, een boodschapper die gemachtigd is door
de macht en het gezag van God. De oorspronkelijke twaalf apostelen werden
uitgezonden door God om het evangelie van het Koninkrijk van God te
prediken, om de zieken te genezen en om demonen te verdrijven (Mattheüs
10:7-8). WAT IS
WAAR GELUK? Wat is de bron van waar
geluk? Een scooter? Nieuwe kleren? Een succesvolle carrière? Een echte
vriend? Wonen in een stad met goede faciliteiten voor sport en amusement?
Allemaal prima, maar geen enkele hiervan is de bron van geluk waar Jezus
over sprak. Jezus leerde dat echt geluk ontstaat wanneer we Gods weg gaan
die gebaseerd is op zijn wet van liefde – de weg van
geven, van uitgaande zorg voor anderen (Mattheüs 22:36-40). Kort na het uitkiezen
van zijn twaalf discipelen, nam Jezus hen mee een berg op en leerde hen wat
ze moesten doen om Gods weg te gaan en gezegend te worden met het geluk en
de vreugde die van God komt. Deze instructies zijn te vinden in Mattheüs 5,
6 en 7 en in Lukas 6:20-49. Lees deze schriftgedeelten in je Bijbel. Wij
citeren een gedeelte.
Mattheüs 5:3
Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Jezus zei dat we
gezegend zouden worden als we de juiste houding hebben – als we nederig zijn
en correcties willen aannemen. Degenen die God in zijn Gemeente heeft
geroepen – degenen die zich van hun zonden bekeren en de heilige geest van
God ontvangen – zullen worden geboren in het gezin van God bij de opstanding
van de doden als ze zijn gegroeid in genade en kennis en als ze volhard
hebben tot het einde (2 Petrus 3:18; Mattheüs 24:13).
Vers 4
Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden. Hoe kan iemand die
verdrietig en bedroefd is over zijn eigen zonden en de verschrikkelijke
staat van deze wereld gelukkig zijn? Hij kan verheugd zijn dat zijn zonden
vergeven zijn, wanneer hij zich bekeert. En hij kan getroost worden over het
feit dat Jezus Christus spoedig zal komen om eindelijk vrede te brengen in
de wereld! En uiteindelijk zal er een tijd komen wanneer er geen tranen,
verdriet of pijn meer zal zijn (Openbaring 21:4).
Vers 5
Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. In de wereld van vandaag
wordt ’bescheidenheid’ geïnterpreteerd als ’zwak’. Het woord zachtmoedig dat
Christus gebruikte in Mattheüs 5:5 betekent bescheiden of gezeglijk, bereid
om Gods correcties aan te nemen. Ware christenen zijn zachtmoedig en nederig
en zijn bereid om te worden onderwezen door God. En aan hen die Christus'
leer hebben gevolgd zal heerschappij worden gegeven over de aarde onder
Jezus Christus wanneer Hij terugkomt om over alle volken te regeren.
Vers 6
Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen
verzadigd worden. Degenen die Gods geboden
gehoorzamen – die aangeduid worden met gerechtigheid (Psalm 119:172) –
zullen begrip, vrede, geluk, geloof, geduld en Gods liefde ontvangen.
Vers 7
Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden. Degenen die
vergevingsgezind naar anderen zijn zullen barmhartigheid verkrijgen van God.
Als we anderen het onrecht dat zij ons hebben aangedaan vergeven, ontvangen
we genade en vergeving van God voor onze zonden tegen Hem als we om zijn
vergeving vragen. Hij die vergeeft en wordt vergeven heeft grote vrede en
geluk.
Vers 8
Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien. Degenen die ”rein van
hart” zijn hebben God lief omdat ze weten dat zijn wegen goed zijn. Hun
motieven en houding zijn zuiver en juist. Ze kunnen zich verheugen en zijn
gelukkig omdat ze weten dat zij kinderen van God zijn en God zullen zien
zoals Hij is (1 Johannes 3:1-3).
Vers 9
Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd
worden. Gods geestelijk verwekte
kinderen zijn vredestichters. Zij zullen uiteindelijk geboren worden in Gods
eigen gezin.
Vers 10
Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het
Koninkrijk der hemelen. 11 Zalig
zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u
spreekt om Mijnentwil. 12
Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo
hebben zij de profeten voor u vervolgd. Jezus zei tegen zijn
discipelen dat ze verheugd moeten zijn wanneer ze worden vervolgd vanwege
het gehoorzamen aan Gods wetten en wanneer mensen leugens over hen
vertellen. Maar hoe kun je eigenlijk gelukkig en blij zijn als anderen kwaad
over jou spreken, onware dingen over je zeggen en je het leven lastig maken?
Christus zei dat we blij kunnen zijn ondanks deze nare dingen, als we onze
ogen gericht houden op de ontzagwekkende beloning die ons in de nabije
toekomst te wachten staat – de geboorte als kinderen in het gezin van God
dat het universum zal regeren! HET LICHT
DER WERELD Het is een natuurlijk
gedrag om je te willen mengen in de menigte. De meeste jonge mensen vertonen
groepsgedrag, ze willen niets doen of laten waardoor misschien de aandacht
op hen gevestigd wordt en zij buiten de gewoonten en normen van de groep
geraken. Bang om ’anders’ te zijn. Mensen lopen graag mee met de algemene
normen, mode en dikwijls slechte gewoonten. Maar Jezus instrueerde zijn
discipelen om juist ’anders’ te zijn. Niet in het slechte, maar juist in het
goede. ”Jullie zijn het licht
van de wereld,” zei Hij. ”Zoals een hoog gelegen stad die straalt in de
nacht, die iedereen kan zien. Men steekt ook geen lamp aan om hem vervolgens
onder een korenmaat weg te zetten, nee, men zet hem op een standaard, zodat
hij licht geeft voor ieder die in huis is” (Mattheüs 5:14-15). Ook de mensen van God in
onze tijd moeten een ’licht’ zijn voor de mensen in de wereld, zodat ze hun
goede daden zien en eer bewijzen aan hun Vader in de hemel (Mattheüs 5:16).
Echt beleefde mensen worden schaars, zowel onder de volwassenen als de
jongeren. Een keurig beleefd persoon valt direct op. Beleefdheid, aandacht
en vriendelijkheid schenken is ook een vorm van geven. Met je plezierige
houding en het houden van de sabbat en het Loofhuttenfeest, wat sommige van
je vrienden en familieleden weten, ben je een getuige van God voor je
vrienden, familie en anderen. Als je 's nachts over
een weg loopt laat je de lamp voor je uit schijnen. Het licht toont je de
weg. God geeft ons de kans om een leider te worden in de Wereld van Morgen.
Dat wordt je vrienden en familie niet aangeboden, zolang ze geen deel
uitmaken van Gods Gemeente. Eens zullen ze begrijpen dat je Gods manier van
leven hebt laten schijnen.
Onze opleiding
als discipelen van Jezus Als je in een volleybal-
of voetbalteam speelt, dan weet je hoeveel uren je bezig bent om te trainen.
Als je ook een coach hebt dan leert hij je de plannen en strategieën voor
het team om op zijn best te kunnen spelen! Hij laat je zien hoe je een
wedstrijd kunt winnen en laat je veel oefenen totdat je elke beweging
correct kunt uitvoeren. Je coach heeft je misschien ook gewezen op het
belang van de juiste houding, zodat je als groep een hecht en eensgezind
team vormt. CHRISTUS
LEIDT ZIJN ’TEAM’ OP Jezus Christus is de
coach van zijn ’Team’ – de leden die deel van zijn Gemeente uitmaken. Hij
geeft hen een plan om uit te voeren zodat zij hun doel kunnen bereiken om
eeuwiglevende leden te worden van het Gezin van God! Christus leidt zijn
mensen in de basisprincipes van dat plan en ’traint’ hen voortdurend. Hij
onderwijst door zijn woorden in de Bijbel de houding en handelingen die hen
zullen helpen overwinnaars in dit leven te worden en in het toekomstige
leven. Tijdens zijn menselijk
bestaan op aarde bestond Christus' eerste
team uit de oorspronkelijke twaalf
apostelen. Hij leerde hen persoonlijk de beginselen van Gods doel en plan
met de mensheid – wat we zouden kunnen noemen de ’match van het leven’. Na
de dood en opstanding van Christus inspireerde Hij deze mannen de regels en
de strategieën van ’de strijd’ en hoe ze moeten worden uitgevoerd op te
schrijven. Hun geschriften werden wat we vandaag de heilige Bijbel noemen.
Daardoor hebben we de zekerheid dat nieuwe leden ook door Christus worden
getraind. Gods Gemeente bestaat
vandaag uit zijn huidige discipelen die lid zijn van het ’team’ van
Christus. Als leden of toekomstige leden van dat team is het belangrijk om
de regels, strategieën en wetten die de Coach, Jezus Christus, via de oudere
teamgenoten, de apostelen en profeten, heeft doorgegeven, te begrijpen en
toe te passen. Met dit in gedachten gaan we nu verder met onze studie van
wat Christus zijn discipelen leerde in de beroemde ”Bergrede”. CHRISTUS
VERDIEPT DE WET Christus legt in
Mattheüs 5:3-12 uit hoe de discipelen, leden van zijn Gemeente en hun
kinderen, moeten leven om uiteindelijk gezegend te worden. Hij benadrukte in
de verzen 13-16 dat wij het goede voorbeeld moeten geven. Als een licht op
een heuvel, zo moet ons leven een licht zijn voor anderen om Gods weg te
kunnen gaan. Mattheüs 5:17 zegt dat Gods instructies nog steeds actueel en
actief zijn.
Mattheüs 5:17
Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden;
Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Christus heeft de regels
niet ontbonden. Integendeel, Hij wil dat zijn Team de regels kent en er naar
leeft om te slagen. Hij geeft duidelijke uitleg hoe ze nageleefd moeten
worden. Laten we nu sommige van deze regels onderzoeken. We lezen Mattheüs
5:18-20 en let vooral op de instructie die Christus geeft in vers 20.
Vers 18
Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er
niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.
19 Wie dan één van de kleinste
dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert
[zoals algemeen door het christendom wordt gedaan],
zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen [en zal zelf niet in
het Koninkrijk zijn]; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der
hemelen. 20 Want Ik zeg u:
Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der
schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker
niet binnengaan. Jezus benadrukte dat
zijn discipelen zich aan zijn wetten moeten houden voordat ze geboren kunnen
worden in het Gezin van God. Christus legt dan uit dat ware christenen naar
de ”geest van de wet” moeten leven, want de schriftgeleerden en Farizeeën
leefden ijverig naar de ”letter van de wet”. Maar ze verwaarloosden of
negeerden de geest of de intentie van de wet – de
geestelijke betekenis in hun
leven!
Mattheüs 23:23
Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij geeft
tienden van de munt, de dille en de komijn en gij hebt het gewichtigste van
de wet verwaarloosd: het oordeel en de barmhartigheid en de trouw. 24
Dit moest men doen en het andere niet nalaten. Om te tonen wat Hij
bedoelde, nam Jezus het zesde gebod als voorbeeld, het verbod om te moorden.
De Farizeeën hielden zich daar letterlijk aan. Maar Christus zei dat ook de
geestelijke bedoeling van een gebod nodig is om rechtvaardig karakter te
bouwen. We lezen verder in Mattheüs 5.
Mattheüs 5:21
Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet
doodslaan; en: Wie doodslag pleegt, zal vervallen aan het gerecht. 22
Maar Ik zeg u: Een ieder, die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal
vervallen aan het gerecht. Wie tot zijn broeder zegt: Leeghoofd, zal
vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het
hellevuur. 23 Wanneer gij dan uw
gave brengt naar het altaar en u daar herinnert, dat uw broeder iets tegen u
heeft, 24 laat uw gave daar,
voor het altaar, en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder en kom en offer
daarna uw gave. Gods volk mag geen
houding hebben van minachting of haat jegens andere mensen. Haat is een
houding die soms tot moord kan leiden. Wie een dergelijke houding heeft is
een moordenaar in de ogen van God!
1 Johannes 3:15
Een ieder, die zijn broeder haat, is een mensenmoorder en gij weet,
dat geen mensenmoorder eeuwig leven blijvend in zich heeft. Mensen die elkaar haten
kunnen niet samen in het Koninkrijk van God zijn. Natuurlijk moeten we wel
het slechte gedrag van mensen haten. Christus' discipelen behoren, met de
hulp van Gods geest, te leven naar de geest en bedoeling van de wet. Een ander voorbeeld dat
Christus gaf is het zevende gebod dat echtscheiding of overspel verbiedt.
Door letterlijk (naar de letter) niet de daad van overspel te plegen, denken
de mensen dat ze zich aan het gebod houden, maar Christus zei in Mattheüs
5:27-28 dat ook het kijken naar een ander dan je eigen huwelijkspartner met
lustgevoelens, dus te denken aan overspel, in feite een overtreding van het
zevende gebod is. Een foute gedachte is geestelijk gezien hetzelfde als een
foute daad.
Jakobus 1:14
Maar zo vaak iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en
verlokking zijner eigen begeerte. 15
Daarna, als die begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de
zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort. Al blijft het bij een
gedachte, God wil alleen kinderen in zijn Koninkrijk die zuiver van
gedachten en daden zijn. Stel dat je in een
restaurant ziet dat een man zijn mobieltje op een tafel laat liggen om even
naar toilet te gaan. Op het moment dat je opstaat om het te stelen, draait
de man zich plotseling om en komt terug. Je loopt argeloos langs zijn tafel
alsof je niets van plan was. Toen de gedachte bij je opkwam om het mobieltje
weg te pakken, heb je volgens God al gestolen. Bij Christus is nooit de
gedachte opgekomen om zelfs maar een kleinigheidje van een ander in zijn zak
te steken. Helaas gaat het in de
rechtsspraak van mensen vooral om de letter van de wet. Deze hoge (geestelijke)
normen golden ook voor de discipelen van Christus, hoewel zij Gods heilige
geest toen nog niet hadden ontvangen. Hij vertelde hen later dat de ”geest
van waarheid”, de heilige Geest, met
of bij hen was en later in
hen zou zijn.
Johannes 14:17
de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij
ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en
zal in u zijn. Jezus Christus verwacht
van ons dat we ons aan de regels houden, zowel letterlijk als volgens de
bedoeling (geest). Daarvoor moeten we Gods wet en de geestelijke betekenis
kennen. Lees ook het boekje van de Gemeente van God ’De Tien Geboden’. De
Tien geboden staan in Exodus 20. Probeer de bedoeling van elk gebod, de
reden waarom God die aan ons heeft gegeven, te begrijpen. STREVEN
NAAR VOLMAAKTHEID Hoe vaak krijgen we niet
te maken met gemene streken. Dat kan in het verkeer zijn, in de sport, van
een commercieel bedrijf, met politieoptreden of juist nalatigheid van de
politie. Het komt voor dat de overheid ons door laakbaar tot zelfs
onrechtmatig gedrag benadeelt. Soms kunnen we een poging doen om iets recht
te zetten om de schade te beperken en om schade en onrecht tegenover anderen
te voorkomen. Maar verontwaardigd reageren en anderen erop wijzen hoe
onrechtvaardig de situatie is, zodat die anderen kunnen zien hoe
rechtvaardig we zelf zijn, is een verkeerde aanpak. Lees wat Christus zei
over zulke dingen in Mattheüs 5:38-48.
Mattheüs 5:38
Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand. 39
Maar Ik zeg u, de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft
op de rechterwang, keer hem ook de andere toe; 40
en wil iemand met u rechten en uw hemd nemen, laat hem ook uw mantel;
41 en zal iemand u voor een mijl
pressen, ga er twee met hem. Hier wordt uitgelegd om
de ruzie niet aan te wakkeren met tegenacties, om niet terug te slaan. We
moeten verschillende situaties in het juiste verband zien. Toen Jezus
gevangen was genomen en na zijn antwoord op een vraag van de hogepriester
een klap kreeg van een dienaar van de hogepriester, keerde Hij hem niet zijn
andere wang toe maar vroeg Hij naar de reden of redelijkheid van die klap.
Johannes 18:21
Waarom vraagt gij Mij? Vraag hun, die gehoord hebben, wat Ik tot hen
gesproken heb; zie, dezen weten, wat Ik gezegd heb. 22
En toen Hij dit zeide, gaf een van de dienaars, die erbij stond,
Jezus een slag in het gelaat en zeide: Antwoordt Gij zo de hogepriester? 23
Jezus antwoordde hem: Indien Ik verkeerd gesproken heb, geef aan wat
verkeerd was, maar indien het goed was, waarom slaat gij Mij? Verder in Mattheüs 5.
Vers 43
Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en
uw vijand zult gij haten. 44
Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, 45
opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is;
want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over
rechtvaardigen en onrechtvaardigen. 46
Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat voor loon hebt gij?
Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? 47
En indien gij alleen uw broeders groet, waarin doet gij meer dan het
gewone? Doen ook de heidenen niet hetzelfde? 48
Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is. Christus zei tegen zijn
discipelen het onrecht dat ons wordt aangedaan geduldig te verdragen.
1 Petrus 2:20
Want mag dat roem heten, als gij slagen moet verduren, omdat gij
kwaad doet? Maar als gij goed doet en dan lijden moet verduren, dat is
genade bij God. Als we worden geschopt,
schoppen we niet terug en blijven ook niet staan wachten op die persoon om
ons opnieuw te laten schoppen! Integendeel, we moeten proberen weg te gaan
van de nare situatie en indien mogelijk, in de eerste plaats te vermijden. Zie Romeinen 12:17-21.
Romeinen 12:17
Vergeldt niemand kwaad met kwaad; hebt het goede voor met alle
mensen. 18 Houdt zo mogelijk,
voor zover het van u afhangt, vrede met alle mensen. 19
Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er
staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de
Here. 20 Maar, indien uw vijand
honger heeft, geef hem te eten; indien hij dorst heeft, geef hem te drinken,
want zo zult gij vurige kolen op zijn hoofd hopen. 21
Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door
het goede. Hier legt Christus uit
dat we geen kwaad met kwaad moeten vergelden. Dat wil zeggen niet terugslaan
voor een klap of terugschoppen voor een schop. Als ons onrecht is aangedaan,
laat de wraak dan maar aan God over en in de tussentijd, ”overwin
het kwade door het goede”. Zie wat Jezus specifiek
zei in Mattheüs 5:44-45.
Mattheüs 5:44
Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, 45
opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is;
want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over
rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Waarom onze vijanden
liefhebben en goed doen voor degenen die ons haten? Zo kunnen we de kinderen
van God zijn, deel hebben aan zijn gezin dat over het universum zal regeren!
Soms kan de persoon die ons haat in zijn hart veranderen. Als wij degenen
die ons al haten kwaad met kwaad vergelden, zullen ze ons alleen nog meer
gaan haten. Maar als we vriendelijk voor hen zijn, zou hun houding ten
opzichte van ons misschien kunnen veranderen. We moeten dit thema goed
in de context van elke situatie plaatsen. We moeten nooit de indruk wekken
dat we onbetrouwbaarheid, leugens, diefstal, vernederingen, enz. steunen.
Want het is verkeerd om wangedrag te belonen. Verdraagzaamheid
betekent niet dat we vriendelijk met ruziemakers moeten omgaan. Men zou
kunnen denken dat je bij zo'n groep hoort en het gedrag dus goedkeurt. Als
een lamp van Christus haten we slechte houdingen. God zegt ons daarom om
zorgvuldig onze vrienden uit te kiezen. Lees nu Mattheüs 5:48 en
zie wat Christus nog meer van ons vraagt.
Vers 48
Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is. Klinkt moeilijk,
nietwaar? Eigenlijk is het in dit fysieke leven onmogelijk zo volmaakt te
zijn als God! Maar met Gods hulp kunnen we groeien in volmaaktheid. Pas
wanneer we in Gods goddelijke familie zijn geboren zullen we even volmaakt
zijn als Hij is.
1 Johannes 3:9
Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde; want het zaad
[Gods] blijft in hem en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. God is volmaakt en als
zijn kinderen moeten we ook volmaakt worden! LEREN TE
GEVEN Christus leert zijn
discipelen vervolgens specifieke dingen die zij moeten doen om te groeien
naar volmaakt goddelijk karakter. In Mattheüs 6:1-4 zegt Hij hoe en waarom
je een aalmoes geeft. Een aalmoes is een charitatieve gift aan mensen in
nood, zoals geld, voedsel en kleding. Christus waarschuwde de discipelen om
niet te geven zoals de huichelaars, die niet uit zorg voor de armen geven,
maar alleen dat anderen het kunnen zien en hen loven. Geven om de lof van
mensen te ontvangen is verkeerd! We moeten geven omdat wij andere mensen
willen helpen en hen gelukkig maken. CHRISTUS
LEERT HOE TE BIDDEN Om zo volmaakt te worden
als God moeten we Hem goed leren kennen. We moeten weten hoe Hij is, hoe Hij
denkt, waar Hij wel en niet van houdt en wat Hij doet. We moeten leren Wie
en wat God is. Hoe kunnen we dit doen? Hoe leer je een nieuwe
collega kennen? Je praat met hem. Je vertelt hem over jezelf en hij vertelt
jou over zichzelf. En dat is precies hoe we God de Vader leren kennen! We
praten met Hem in het gebed, en Hij praat met ons door zijn geschreven
Woord, de Bijbel. Geen wonder dat Jezus vervolgens sprak over het onderwerp
gebed. Voordat Hij zijn discipelen een patroon gaf voor hun gebeden, gaf Hij
twee algemene instructies over hoe te bidden.
Mattheüs 6:5
En wanneer [niet ’als’]
gij bidt, zult gij niet zijn als de huichelaars, want zij staan gaarne in de
synagogen en op de hoeken der pleinen te bidden, om zich aan de mensen te
vertonen. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. 6
Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en
bid tot uw Vader in het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet,
zal het u vergelden. 7 En
gebruikt bij uw bidden geen omhaal van woorden, zoals de heidenen; want zij
menen door hun veelheid van woorden verhoord te zullen worden. 8
Wordt hun dan niet gelijk, want God uw Vader weet, wat gij van node
hebt, eer gij Hem bidt. We moeten niet bidden
zodat anderen ons zullen zien en horen en onder de indruk zijn van onze
’gerechtigheid’. Dat is wat de huichelaars doen – mensen die anderen willen
laten denken dat ze iets zijn wat ze in werkelijkheid niet zijn. We moeten
daarentegen bidden omdat we echt willen spreken met God. Privé is daarvoor
de beste plaats! Jezus zegt geen ”omhaal
van woorden” of ”ijdele herhalingen” te gebruiken in onze gebeden. Ze worden
’opvulling’ of ’riedels’ in onze gebeden en verhinderen een zinvol gesprek
met God. God is meer geïnteresseerd in de kwaliteit van onze gebeden dan in
de hoeveelheid woorden. Met andere woorden, God wil dat we bidden vanuit het
hart. EEN
PATROON VOOR GEBED Christus heeft ons een
patroon voor het gebed gegeven.
Mattheüs 6:9
Bidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde
geheiligd; 10 uw Koninkrijk
kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. 11
Geef ons heden ons dagelijks brood; 12
en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze
schuldenaren; 13 en leid ons
niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uwer is het Koninkrijk
en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. Wat door de
’christelijke’ wereld ’het Onze Vader’ of ’het Gebed des Heren’ wordt
genoemd is slechts een aanwijzing van Jezus welke belangrijke punten in onze
dagelijkse gebeden moeten zijn opgenomen. Laten we het voorbeeldgebed van
Jezus eens in detail bezien, zodat wij het volledig zullen begrijpen. We
beginnen het gebed met de erkenning en bevestiging dat God onze Vader is.
Daarmee geven we ook aan dat we zijn kinderen zijn en de potentie hebben
ontvangen om uiteindelijk deel uit te maken van zijn Gezin dat over het
universum regeert. We moeten God danken voor die kostbare kennis en voor het
ontzagwekkende potentieel om onsterfelijke geestelijke wezens te worden. We
moeten God vragen om ons te helpen dat grote doel te bereiken en om eens het
volmaakte karakter van Hem te bezitten! We moeten de naam van
God ”heiligen” (als heilig apart zetten en eren). Het derde gebod moeten we
daarbij goed in acht nemen. Wij heiligen zijn naam door niet te vloeken, te
zweren en niet ijdel (zonder inhoud, nutteloos) te gebruiken. Sommigen
gebruiken Gods naam zelfs als een ’stopwoord’. Gebruik ook geen woorden die
afgeleid zijn van God, zoals gatsie,
gets, getsie,
gossiemijne, goh, gossie,
gatsiedarrie, getsiederrie, potdorie, potjandorie, potverdikke. Let ook op
woorden die zijn afgeleid van Jezus: jee (o jee), jeetje, jeminee, tjee,
tjeempie, tjeminee, jemig en jeetjemina, jasses, jakkes. We moeten
ook bidden dat God ons helpt dat we niet door slecht gedrag zijn naam schade
toebrengen. We moeten regelmatig
bidden dat Gods Koninkrijk spoedig zal komen en dat we uitzien naar de
terugkomst van Jezus Christus om Gods regering te vestigen op aarde. Alleen
door Gods direct ingrijpen in de aangelegenheden van de mensheid kan er
vrede en welvaart komen. Christus zei dat voordat dit zal gebeuren zijn
boodschap van het Evangelie van het Koninkrijk van God zou worden gepredikt
in de hele wereld als een getuigenis voor alle volken (Mattheüs 24:14). Bid
dat God hierin leiding en voorspoed zal geven aan de Gemeente van God. In onze gebeden moeten
we voortdurend bidden voor alle aspecten van het Werk, zoals het voeden van
de gemeente en het maken van de publicaties of artikelen en de bekendmaking
daarvan, de contacten met geïnteresseerden uit de wereld; een goede
gezondheid, bescherming en inspiratie voor allen die met het Werk bezig
zijn. Doe dit niet af met dagelijks dezelfde algemene bewoording, maar wees
specifiek, zodat God ook specifiek zal antwoorden. Vervolgens moeten we
niet vergeten om te bidden dat Gods wil wordt gedaan op aarde zoals in de
hemel. Dit houdt natuurlijk in bidden dat zijn Koninkrijk op aarde komt.
Alleen dan zal de mensheid, als één geheel, de wil van God doen. Het
betekent ook dat we God om hulp moeten vragen om zijn wil te doen en een
voorbeeld voor de wereld te zijn van Gods manier van leven. We moeten ook bidden dat
God ons zal helpen zijn wil te aanvaarden. God kan bijvoorbeeld tegenslagen
toestaan zodat we beproefd worden, omdat Hij weet dat het sommige aspecten
van ons karakter zal ontwikkelen die momenteel zwak zijn. We vinden de
beproeving niet prettig, maar we moeten ons realiseren dat het nuttig is
voor ons uiteindelijk welzijn en dank God ervoor. Hoewel God niet wil dat
de nadruk van onze gebeden op materiële zaken gericht zijn, verwacht Hij wel
van ons dat we Hem vragen om ons in onze lichamelijke behoeften te voorzien.
Christus zei niet dat wij bovenmatige zorgen moeten hebben over onze
behoeften voor morgen, volgende week, volgende maand of zelfs volgend jaar
(Mattheüs 6:11: ”Geef ons heden
ons dagelijks brood”). Hij wil dat we God vragen om onze
dagelijkse behoeften. Deze
omvatten voedsel, onderdak, kleding en die dingen die nodig zijn voor het
leven. Dat betekent niet dat we
niet hoeven te plannen en ijverig ook voor de toekomst moeten zorgen.
Spreuken 6:6
Ga tot de mier, gij luiaard, zie haar wegen en word wijs: 7
hoewel zij geen aanvoerder heeft, noch leidsman, noch heerser, 8
bereidt zij in de zomer haar brood, verzamelt zij in de oogst haar
spijs. In deze context past ook
onze dagelijkse vraag naar de dingen die we die dag nodig hebben. Nogmaals, specificeer je
verzoeken en dank God voor de overvloedige manier waarop Hij in alles
voorziet. We doen ons best om niet
te zondigen, maar als we dat toch doen, is het belangrijk dat we onze zonden
in gebed belijden voor God en Hem vragen om ons deze zonde(n) te vergeven (1
Johannes 1:8-9). Wanneer je bidt, denk na welke van Gods geboden je tijdens
de dag zou kunnen hebben overtreden. Vraag God om je deze zonde(n) te
vergeven. En vergeef ook anderen die jou op een bepaalde manier kunnen
hebben beschadigd. God zal ons vergeven gelijk ook wij anderen vergeven.
Mattheüs 6:14
Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse
Vader ook u vergeven; 15 maar
indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet
vergeven. ”En leid ons niet in
verzoeking [beproeving, verleiding], maar verlos ons van de boze [het
kwaad]” (Mattheüs 6:13, eerste deel van het vers). Ook moeten we God vragen
om ons de nodige lessen van het christelijke leven nu te leren, zodat we ze
niet later moeten leren door middel van beproevingen, die God daarvoor kan
toelaten. We moeten God vragen ons de juiste geesteshouding te geven om zijn
instructies te kunnen ontvangen, om pijnlijke ervaringen te voorkomen. Ook
moeten we bidden om bevrijding van de negatieve invloeden van Satan en zijn
wereld. We moeten God vragen om hulp en wijsheid om de druk van onze familie
en vrienden te kunnen weerstaan en om zaken te vermijden waarvan we weten
dat ze schadelijk zijn. We moeten onze gebeden
beëindigen met de bevestiging dat alle macht en heerlijkheid van God is.
Christus gaf, voordat Hij naar zijn Vader in de hemel ging, de instructie
”te dien dage [wanneer Hij naar de Vader is gegaan] zult gij in mijn naam
bidden” (Johannes 16:26), wat betekent door zijn macht en gezag. We eindigen
dan het gebed met ’amen’. Dat betekent: het is (zij) zo. Dit zijn de basispunten
van het gebed die Christus gaf. Ga ze nog eens goed bestuderen zodat je ze
gebruiken kunt wanneer je bidt tot God. HOE
MOETEN WE VASTEN? Na de uitleg hoe te
bidden, leerde Jezus vervolgens de discipels hoe te vasten.
Mattheüs 6:16
En wanneer gij vast, toont dan niet, zoals de huichelaars, een somber
gelaat; want zij maken hun aangezicht ontoonbaar, om zich aan de mensen te
vertonen, wanneer zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds.
17 Maar gij, zalf uw hoofd, als
gij vast, en was uw gelaat, 18
om u niet bij uw vasten aan de mensen te vertonen, maar aan uw Vader, die in
het verborgene is; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u
vergelden. God gebiedt ons te
vasten op de Grote Verzoendag. Maar we kunnen besluiten ook te vasten op
andere dagen. Wanneer we vasten, eten en drinken we niet. Vasten helpt ons
om ons te verootmoedigen voor God. Het helpt ons onze gedachten op God te
concentreren zodat, wanneer we bidden, onze gebeden effectiever zullen zijn. We moeten met vasten
niet proberen om God iets af te dwingen wat we graag willen. Christus legde uit dat
we anderen niet hoeven te vertellen wanneer we vasten. We moeten niet aan de
grote klok hangen als we gaan vasten. Vasten is een persoonlijke
aangelegenheid tussen ons en God. Natuurlijk is het praktisch dat
huisgenoten het weten in verband met de maaltijden. Vasten doet ons ook
beseffen hoe afhankelijk we van God zijn. ZOEK
EERST HET KONINKRIJK VAN GOD Het volgende gedeelte
van Christus' instructies aan zijn discipelen staat in Mattheüs 6:19-34.
Mattheüs 6:19
Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar
maakt en waar dieven inbreken en stelen; 20
maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze
ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. 21
Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. 22
De lamp van het lichaam is het oog. Indien dan uw oog zuiver is, zal
geheel uw lichaam verlicht zijn; 23
maar indien uw oog slecht is, zal geheel uw lichaam duister zijn.
Indien nu wat licht in u is, duisternis is, hoe groot is dan de duisternis!
24 Niemand kan twee heren
dienen, want hij zal of de ene haten en de andere liefhebben, of zich aan de
ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen en Mammon. 25
Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten
of drinken, of over uw lichaam, waarmede gij het zult kleden. Is het leven
niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding? 26
Ziet naar de vogelen des hemels: zij zaaien niet en maaien niet en
brengen niet bijeen in schuren, en toch voedt uw hemelse Vader die; gaat gij
ze niet verre te boven? 27 Wie
van u kan door bezorgd te zijn een el aan zijn lengte toevoegen? 28
En wat zijt gij bezorgd over kleding? Let op de leliën des velds, hoe
zij groeien: 29 zij arbeiden
niet en spinnen niet; en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid
niet bekleed was als één van deze. 30
Indien nu God het gras des velds, dat er heden is en morgen in de
oven geworpen wordt, zo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden,
kleingelovigen? 31 Maakt u dan
niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of
waarmede zullen wij ons kleden? 32
Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw
hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft. 33
Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles
zal u bovendien geschonken worden. 34
Maakt u dan niet bezorgd tegen de dag van morgen, want de dag van
morgen zal zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen
kwaad. Het principe van dit
onderwerp is samengevat in Mattheüs 6:33: ”Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk
en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.” Christus sprak met zijn
discipelen over de vele dingen die ons dagelijks bezighouden. We moeten de
tijd verdelen over geestelijke zaken zoals gebed en bijbelstudie, en
lichamelijke behoeften zoals voedsel, onderdak en kleding; bovendien de wens
voor plezier, ontspanning en recreatie. Christus leerde dat
geestelijke zaken een eerste prioriteit hebben. Waarom? Lees nog eens waarom
in de verzen 19-21.
Vers 19
Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar
maakt en waar dieven inbreken en stelen; 20
maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze
ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. 21
Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. Geestelijke zaken zoals
bidden, bijbelstudie, anderen van dienst zijn, en de verworven kennis en het
ontwikkelde karakter, zijn de enige aspecten van blijvende waarde! Ze geven
geestelijke voldoening. Voedsel, onderdak,
kleding, auto's, zijn voor ons fysieke leven wel heel belangrijk. We dienen
daarvoor ook onze verantwoordelijkheid te nemen door ijver, planning,
organisatie, enz. Maar het zijn vergankelijke zaken, ze kunnen aangetast
worden door mot, roest, fel zonlicht, vorst. Computers, televisietoestellen,
scooters, auto's kunnen gestolen worden. We dienen prioriteiten
te stellen in ons leven. Zie wat Christus ons heeft beloofd als we
geestelijke zaken – onze toekomst met God – voorop plaatsen in ons leven: ”…
en dit alles [de fysieke zaken] zal u
[een belofte] bovendien geschonken worden” (Mattheüs 6:33). De manier waarop wij
hechten aan en pronken met materiële zaken is ook een aspect van de
geestelijke houding. Christus waarschuwde zijn discipelen dat het onmogelijk
is ”God en mammon” te dienen (vers 24). Mammon is rijkdom en gehechtheid
daaraan, maar alles wat we boven God plaatsen is een ’mammon’, dus een
afgod. Als je zoveel hecht aan materiële zaken, dat er geen of nauwelijks
tijd en energie overblijft voor de Bijbel en gebed, dan staat God niet
bovenaan de lijst van prioriteiten. Elke dag behoort Gods Plan met ons de
eerste plaats in ons leven in te nemen. Alle fysieke zaken die we nodig
hebben zal God ons dan schenken. De wezenlijke vraag is: nemen (hebzucht) of
geven? Neem dit in acht, laat
geen dag voorbijgaan met God als eerste belang, zoals gebed, de Bijbel, de
literatuur van de Gemeente. Want God wil ons vormen. Als we daarvoor geen
tijd geven, zal Hij in de eeuwigheid geen tijd voor ons hebben! CHRISTUS
WIL DAT ZIJN TEAM SAMENWERKT Heb je ooit een winnend
team gezien waarin de teamleden onder elkaar en met hun coach bakkeleiden?
Zie je wel eens dat de teamleden van een winnend team voortdurend kritiek op
elkaars spel hebben en elkaar vertellen welke domme fouten ze maken? Het is
twijfelachtig dat je dat hebt gezien, omdat succesvolle teams samenwerken en
elkaar onderling ondersteunen. Als je ooit de pech hebt
gehad om te spelen in een team waarin constant negatieve kritiek was, zult
je het begrijpen. Het is erg demoraliserend als je een fout maakt terwijl je
flink je best doet en je teamgenoten en coach je bekritiseren. Het is
bovendien niet bevorderlijk voor je spel en het team als je na de wedstrijd
je teamgenoten grinnikend hoort zeggen wat voor een vreselijke speler je
bent. Jezus Christus wil dat
de leden van zijn Team samenwerken en elkaar steunen om te slagen. Zijn
volgende instructie betreft daarom de kritiek op en oordelen van anderen.
Mattheüs 7:1
Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt; 2
want met het oordeel, waarmede gij oordeelt, zult gij geoordeeld
worden, en met de maat, waarmede gij meet, zal u gemeten worden. 3
Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in
uw eigen oog bemerkt gij niet? 4
Hoe zult gij dan tot uw broeder zeggen: Laat mij de splinter uit uw oog
wegdoen, terwijl, zie, de balk in uw oog is? 5
Huichelaar, doe eerst de balk uit uw oog weg, dan zult gij scherp
kunnen zien om de splinter uit het oog van uw broeder weg te doen. Het woord ’oordelen’ in
vers 1 impliceert hier een harde negatieve kritiek op iemands karakter en
motieven, eigenlijk veroordelen. Het betekent niet dat je niet zou kunnen
bepalen (oordelen) of een daad goed of fout is. Laten we nog een voorbeeld
uit de sport nemen. Als een medespeler in een voetbalwedstrijd per ongeluk
een keer buitenspel loopt – dat is een fout – kun je niet zeggen dat die
teamgenoot achterlijk is en wil voorkomen dat je team wint. Die kritiek is
negatief en niet opbouwend. Misschien dat je zelf even later een nog grotere
blunder begaat en dat ze jou dan belachelijk en stom vinden! Jezus Christus wil dat
zijn discipelen – zijn gemeente, zijn ’Team’ – elkaar steunen en
aanmoedigen, niet op zoek gaan naar fouten van anderen of roddelen over
elkaar. Wanneer teamgenoten elkaar ondersteunen en elkaar helpen om hun
vaardigheden te verbeteren, zal de eenheid groeien en het doel bereikt
worden. In Mattheus 7:12
beschrijft Christus wat onze houding ten opzichte van elkaar moet zijn.
Vers 12
Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus:
want dit is de wet en de profeten. Als je niet wilt dat
anderen over je roddelen, roddel dan niet over hen! Als je wilt dat anderen
vriendelijk en hulpvaardig voor je zijn, toon het aan hen! Als je wilt dat
anderen een houding van geven tegenover jou hebben, geef aan hen! Dit is een
belangrijk beginsel van de menselijke relaties. EEN
AANSPORING, WAARSCHUWING EN GELIJKENIS Ter afsluiting van de
instructies aan zijn discipelen merkt Jezus Christus op dat het volgen van
Gods weg, zoals net beschreven, niet gemakkelijk is.
Mattheüs 7:13
Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed de weg,
die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan; 14
want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt, en
weinigen zijn er, die hem vinden. 15
Wacht u voor de valse profeten, die in schapevacht tot u komen, maar
van binnen zijn zij roofgierige wolven. 16
Aan hun vruchten zult gij hen kennen: men leest toch geen druiven van
dorens of vijgen van distels? 17
Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de slechte boom
brengt slechte vruchten voort. 18
Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, of een slechte boom
goede vruchten dragen. 19 Iedere
boom, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur
geworpen. 20 Zo zult gij hen dan
aan hun vruchten kennen. 21 Niet
een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen
binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is. 22
Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet
in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam
vele krachten gedaan? 23 En dan
zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij
werkers der wetteloosheid. Velen zullen proberen
deel uit te gaan maken van het team en niet slagen. Anderen zullen deel uit
gaan maken van het team en vervolgens weer afvallen. Slechts weinigen zullen
bereid zijn tot zelfdiscipline en gaan groeien in geestelijke kennis en
vaardigheden en vasthouden aan het team tot de overwinning. Aan degenen die
volharden, dus overwinnen, belooft Christus eeuwig leven in het Koninkrijk
van God! Met zijn aansporing kwam
ook een waarschuwing. Vele ”valse profeten” – valse coaches (als we de
vergelijking doortrekken naar sport) – beweren te zijn gezonden door Jezus
Christus en proberen om zijn discipelen andere (spel)regels in te prenten.
Ze zullen proberen om zijn discipelen te misleiden met bedrog en corruptie
(verzen 15, 23). Met andere woorden, ze zullen niet onderrichten om
gehoorzaam te zijn aan Gods geboden.
Markus 7:7
Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van
mensen zijn. 8 Gij verwaarloost
het gebod Gods en houdt u aan de overlevering der mensen. 9
En Hij zeide tot hen: Het gebod Gods stelt gij wel fraai buiten
werking om uw overlevering in stand te houden. Sinds de jaren negentig
van de vorige eeuw hebben invloedrijke mensen binnen Gods gemeente Gods
geboden buiten werking gesteld, anderen hebben als Farizeeën theorieën
opgesteld, maar de geest van de Wet niet begrepen als gevolg van hun
ijdelheid. Christus draagt zijn
Team op om te letten op de vruchten (resultaten) van de manier van leven van
deze valse ’coaches’.
Mattheüs 7:16
Aan hun vruchten zult gij hen kennen: men leest toch geen druiven van
dorens of vijgen van distels? 17
Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de slechte boom
brengt slechte vruchten voort. 18
Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, of een slechte boom
goede vruchten dragen. 19 Iedere
boom, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur
geworpen. 20 Zo zult gij hen dan
aan hun vruchten kennen. Als hun wegen en leer
geen vrede, eenheid, samenwerking en wederzijdse ondersteuning voortbrengen,
zijn ze niet gezonden door Jezus Christus. Als ze zich niet houden aan
dezelfde regels of wetten van God, die Christus hield, zijn ze niet door Hem
gezonden. Als zij niet de wil van God de Vader doen en niet doen wat
Christus deed, zijn ze niet gezonden door Hem. Jezus wil niet dat zijn leden
van zijn team worden bedrogen en leden worden van het verkeerde team! Christus besloot zijn
speciale instructies aan de discipelen met een gelijkenis. Dat kunnen we
vinden in Mattheüs 7:24-27. Daarin zei Christus dat als de discipelen
gehoorzamen en in praktijk brengen wat Hij net had verteld, ze de stormen en
vloedstromen van het leven zullen doorstaan zoals een huis dat gebouwd is op
een stevige rots.
Vers 24
Een ieder nu, die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op
een verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots. 25
En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en
stortten zich op dat huis, en het viel niet in, want het was op de rots
gegrondvest. 26 En een ieder,
die deze mijn woorden hoort en ze niet doet, zal gelijken op een dwaas man,
die zijn huis bouwde op het zand. 27
En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en
sloegen tegen dat huis, en het viel in, en zijn val was groot. EEN
VOORBEELD VAN GEZAG Nadat Christus aan zijn
discipelen zijn instructies had gegeven, ging Hij de stad van Kafarnaüm
binnen. Daar kwamen enkele Joodse oudsten bij Hem met het verzoek om naar
het huis van een Romeinse militaire officier, een hoofdman, te gaan om een
van zijn knechten te genezen die ernstig ziek was en op sterven lag.
Lukas 7:1
Nadat Hij al zijn woorden ten aanhoren van het volk voleindigd had,
ging Hij Kafarnaüm binnen. 2 Een
slaaf nu van een hoofdman, die deze op hoge prijs stelde, was ernstig
ongesteld en lag op sterven. 3
Toen hij van Jezus hoorde, zond hij enige oudsten der Joden tot Hem met het
verzoek te komen en zijn slaaf in het leven te behouden. 4
Zij kwamen dan tot Jezus en drongen zeer bij Hem aan, want, zeiden
zij, hij is waard, dat Gij dit voor hem doet; 5
want hij heeft ons volk lief en onze synagoge heeft hij gebouwd. 6
En Jezus ging met hen mede. Toen Hij niet ver meer van het huis was,
zond de hoofdman vrienden om tot Hem te zeggen: Here, doe geen moeite, want
ik ben niet waard, dat Gij onder mijn dak komt; 7
daarom heb ik ook mijzelf niet waardig geacht tot U te komen, maar
spreek (slechts) een woord en mijn knecht moet herstellen. 8
Want ik neem zelf een ondergeschikte plaats in met soldaten onder
mij, en ik zeg tot de één: Ga heen, en hij gaat heen, en tot een ander: Kom,
en hij komt, en tot mijn slaaf: Doe dit, en hij doet het. 9
Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich over hem, en Zich kerende
tot de schare, die Hem volgde, sprak Hij: Ik zeg u, zelfs in Israël heb Ik
een zo groot geloof niet gevonden! 10
En toen zij, die gezonden waren, terugkwamen in het huis, vonden zij
de slaaf gezond. De Joodse oudsten legden
uit dat deze hoofdman de Joden vriendelijk behandeld en een synagoge had
gebouwd voor hen en het verdiende dat zijn knecht genezen zou worden. Jezus ging met hen mee.
Toen Hij niet ver meer van het huis was, stuurde de officier vrienden met de
boodschap: ”Heer, doe geen moeite. Wie ben ik dat u in mijn huis zou komen?
Zo wilde ik ook niet zelf naar u toe komen. U hoeft maar een woord te zeggen
en mijn knecht is beter. Want ik ben zelf iemand die onder gezag van anderen
staat met weer soldaten onder mij. En als ik tegen de één zeg: Ga, dan gaat
hij, en tegen de ander: Kom, dan komt hij, en tegen mijn knecht: Doe dit,
dan doet hij het” (Lukas 7:6-8; Mattheüs 8:8-9). Jezus Christus was
verwonderd over het geloof en begrip van autoriteit die deze man toonde
(Lukas 7:9). De officier wist dat Christus de macht en het gezag had om te
genezen. Hij wist dat Christus maar één woord hoefde te zeggen en de knecht
zou worden genezen. De officier
voerde altijd uit wat degene die
in gezag boven hem stond, zei, en die onder hem stond
altijd deed wat hij zei. De ervaring van de
hoofdman met gezag was zodanig dat wanneer iemand met gezag een bevel gaf,
het altijd werd gedaan. Daarom
wist hij dat zijn knecht zou worden genezen als Christus dat zou zeggen. Het
vertrouwen en de zekerheid van de officier dat zijn knecht zou worden
genezen, wordt geloof genoemd.
Hebreeën 11:1
Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het
bewijs der dingen, die men niet ziet. ZIJN WERK
BEWIJST DAT JEZUS DE MESSIAS IS Kort daarna bracht
Christus een dode man weer terug tot fysiek leven. Het nieuws van dit
geweldige wonder werd snel verspreid over de regio.
Lukas 7:11
En het geschiedde kort daarna, dat Hij reisde naar een stad, genaamd
Naïn. En zijn discipelen reisden met Hem, en een grote schare. 12
Toen Hij dicht bij de stadspoort gekomen was, zie, een dode werd
uitgedragen, de enige zoon zijner moeder, die weduwe was, en veel volk uit
de stad was bij haar. 13 En toen
de Here haar zag, werd Hij met ontferming over haar bewogen en Hij zeide tot
haar: Ween niet. 14 En naderbij
gekomen raakte Hij de baar aan (de dragers stonden stil) en zeide:
Jongeling, Ik zeg u, sta op! 15
En de dode ging overeind zitten en begon te spreken, en Hij gaf hem aan zijn
moeder. 16 En vrees beving hen
allen en zij verheerlijkten God, zeggende: Een groot profeet is onder ons
opgestaan, en: God heeft naar zijn volk omgezien. 17
En dit gerucht over Hem verbreidde zich in het ganse Joodse land en
in de gehele omtrek. Na het horen van het
opwindende nieuws van de opstanding van de dode jongen, gingen de discipelen
van Johannes de Doper, die in de gevangenis zat, naar hem toe. Nadat ze hem het nieuws
hadden verteld, vroeg hij zich af of deze Jezus van Nazaret dezelfde persoon
was die hij eerder gedoopt had en die, zoals hij wist, de zoon van God was. Om achter de waarheid te
komen, stuurde Johannes twee van zijn discipelen naar Jezus in Galilea. Toen
ze Hem hadden gevonden zeiden zij dat Johannes de Doper hen had gezonden om
te vragen of Hij het is, die komen zou, of wij een ander hebben te
verwachten.
Vers 18
En de discipelen van Johannes boodschapten hem al deze dingen. 19
En Johannes riep een tweetal van zijn discipelen tot zich en zond hen
naar de Here om te zeggen: Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een
ander te verwachten? 20 Toen de
mannen bij Hem gekomen waren, zeiden zij: Johannes de Doper heeft ons tot U
gezonden, om te zeggen: Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander
te verwachten? Jezus reageerde niet
rechtstreeks met ja of nee. Hij genas toen juist veel mensen van ziekten en
allerlei aandoeningen en van boze geesten en Hij gaf tal van blinden het
gezichtsvermogen terug. Hij antwoordde: ”Gaat heen en boodschapt Johannes
wat gij gezien en gehoord hebt: Blinden worden ziende, lammen wandelen,
melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt, armen
ontvangen het evangelie; en zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt.”
(Lukas 7:21-23). Christus antwoordde dus
niet met de woorden: ”Zeker ben Ik de Messias!” Nee, Hij vestigde
hun aandacht op de werken of vruchten van zijn opdracht, het enige echte
bewijs dat Hij de Messias is en niet één van de valse profeten waarover we
in Mattheüs 7:15-20 gelezen hebben. Nadat de mannen die
Johannes had gestuurd vertrokken waren, legde Jezus Christus aan de mensen
uit dat Johannes de Doper meer was dan een profeet. Hij was die boodschapper
van wie was aangekondigd dat hij de weg voor de eerste komst van Christus
bereiden zou (Maleachi 3:1: Zie, Ik zend
mijn bode, die voor mijn aangezicht de weg bereiden zal). Jezus voegde
er aan toe dat er geen mens groter was dan Johannes de Doper.
Vers 24
Toen de boden van Johannes vertrokken waren, begon Hij tot de scharen
te zeggen van Johannes: Wat zijt gij in de woestijn gaan aanschouwen? Een
riet door de wind bewogen? 25
Maar wat zijt gij gaan zien? Een mens in weelderige klederen gekleed? Zie,
die schitterend gekleed gaan en overdadig leven, zijn in de paleizen. 26
Maar wat zijt gij gaan zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, zelfs meer
dan een profeet. 27 Deze is het,
van wie geschreven staat: Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die
uw weg voor u heen bereiden zal. 28
Ik zeg u, onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is niemand groter
dan Johannes, maar de kleinste in het Koninkrijk Gods is groter dan hij. Alle mensen die dit
hoorden, ook de tollenaars (mensen die belasting inden), brachten hulde aan
God en zijn gerechtigheid: zij hadden zich immers door Johannes laten dopen.
Maar de Farizeeën en wetgeleerden verwierpen het plan van God: zij hadden
zich immers niet door hem laten dopen.
Vers 29
En toen al het volk dit hoorde, en ook de tollenaars, hebben zij God
gerechtvaardigd, daar zij met de doop van Johannes gedoopt waren. Omdat Johannes de Doper
en Jezus Christus niet aan de religieuze manieren en ideeën van de Farizeeën
voldeden, brachten de Farizeeën valse beschuldigingen tegen hen. Zij
beschuldigden Johannes dat hij was bezeten door een demon en beschuldigden
Jezus dat Hij een dronkaard en een veelvraat was.
Vers 30
Maar de Farizeeën en de wetgeleerden verwierpen voor zichzelf de raad
Gods, daar zij niet door hem gedoopt waren. Vers 33
Want Johannes de Doper is gekomen, geen brood etende of wijn
drinkende, en gij zegt: Hij heeft een boze geest! 34
De Zoon des mensen is gekomen, wel etende en drinkende, en gij zegt:
Zie, een vraatzuchtig mens en een wijndrinker, een vriend van tollenaars en
zondaars! Christus herinnerde hen
eraan dat de wijsheid van zijn weg als recht is bewezen door de resultaten,
zoals hun ’werken’ laten zien dat hun weg verkeerd is.
Vers 35 En
de wijsheid is gerechtvaardigd door al haar kinderen. DE TWAALF
LEREN DAGELIJKS Het dagelijkse leven met
Christus geeft de twaalf discipelen een optimale opleiding ter voorbereiding
van hun verantwoordelijkheden als apostelen. Apostel betekent gezant, iemand
die uitgezonden wordt met een opdracht. Als apostelen zouden zij na de dood
en opstanding van Jezus Christus worden uitgezonden om het evangelie van het
Koninkrijk van God aan de wereld te verkondigen. Aangezien de discipelen
het Werk van God moesten voortzetten na de dood van Jezus, moest Hij hen
volledig instrueren in de wetten van God, de betekenis van het Evangelie en
hoe ze zijn Werk moesten voortzetten. De discipelen konden dit
allemaal niet leren in een paar dagen of weken! Hun opleiding duurde drie en
een half jaar. Bijna dag en nacht trokken ze gedurende die tijd op met hun
leraar Jezus Christus. Zelfs na die intensieve en persoonlijke training,
konden de discipelen niet alles onthouden of volledig begrijpen wat ze nodig
hadden om met succes hun opdracht uit te voeren. Pas met Pinksteren,
vijftig dagen na de opstanding van Christus, ontvingen de discipelen de
heilige geest. Hierdoor kregen ze een beter begrip en inzicht en zouden ze
de dingen die Jezus hen had geleerd weer herinneren.
Johannes 14:25
Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u verblijf; 26
maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn
naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb. Maar die tijd was nog
niet gekomen. Christus was nog niet klaar met de persoonlijke opleiding van
zijn discipelen voor hun taak als apostel. Eerst moesten ze nog veel leren! We zullen een aantal
gelijkenissen behandelen die Jezus gaf over het Koninkrijk van God en waarom
we het Werk van God vandaag doen zoals we nu doen. JEZUS
VALS BESCHULDIGD Op zekere dag waren
Jezus en de discipelen allemaal bijeen gekomen in een huis. Er waren veel
mensen daar die gekomen waren om Hem te horen spreken en om door Hem genezen
te worden van hun ziekten. Een van de personen die
door Jezus was genezen was een man die niet kon zien of spreken. Jezus genas
de man door de demon uit hem te verjagen die deze problemen had veroorzaakt.
Na het zien van dit wonder geloofden velen dat Jezus echt de voorspelde
Messias, de zoon van David, was. Er waren
schriftgeleerden en Farizeeën vanuit Jeruzalem gestuurd om Jezus in
diskrediet te brengen. Zij vreesden dat Hij met zijn boodschap en wonderen
een bedreiging was voor hun autoriteit en invloed had op het volk. Deze Joodse leiders
verwachtten dat de geprofeteerde Messias de fysieke natie Israël zou
bevrijden van de overheersing door de Romeinen. Ze begrepen niet dat
Christus, de Messias, toen niet kwam om op dat moment zijn wereldregering in
te stellen. Die regering – het Koninkrijk van God – zal over alle volken
worden gevestigd bij de tweede komst van Christus! De schriftgeleerden en
Farizeeën beschuldigden Christus vals door te zeggen: ”Hij heeft Beëlzebul
[is bezeten door Satan], en door de overste [Satan] der boze geesten drijft
Hij de geesten [demonen] uit” (Markus 3:22). Zij beschuldigden Christus
ervan dat Hij Satans gezag gebruikte om demonen te verdrijven in de hoop dat
deze leugen de mensen zou weerhouden om Hem te volgen. Jezus was gekomen met de
boodschap van het Koninkrijk van God en om Satan te overwinnen. Nu werd Hij
ervan beschuldigd dat Hij samen zou werken met Satan! Luister wat Jezus zijn
valse aanklagers antwoordde.
Mattheüs 12:25
Maar Hij kende hun gedachten en zeide tot hen: Ieder koninkrijk, dat
tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder, en geen stad of huis, tegen
zichzelf verdeeld, zal standhouden. 26
En indien de satan de satan uitdrijft, is hij tegen zichzelf
verdeeld; hoe zal dan zijn koninkrijk kunnen standhouden? Christus zei dat als Hij
met behulp van Satan demonen (dienstknechten van Satan) zou uitdrijven,
Satan tegen zichzelf werkte en zijn koninkrijk dientengevolge zou vallen.
Maar Satan werkt zichzelf niet opzettelijk tegen! Wat zei Jezus verder in de
verzen 27 en 28? ”En indien Ik door
Beëlzebul de boze geesten uitdrijf, door wie doen uw zonen het dan? Daarom
zullen zij rechters over u zijn. Maar indien Ik door de Geest Gods de boze
geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen.” Degenen die waren
gekomen om kwaad te spreken van Jezus brachten zichzelf nu in diskrediet!
Jezus toonde duidelijk aan dat zijn aanklagers verkeerde bedoelingen hadden.
Daarmee werd hun gezag aangetast. Geen mens is opgewassen tegen de waarheid,
ook de schriftgeleerden en Farizeeën niet! De sluwe
schriftgeleerden en Farizeeën besloten de bewijslast terug te leggen bij
Christus. Met een huichelachtige nederigheid zeiden zij: ”Meester, wij
zouden wel een teken van U willen zien” (vers 38). Jezus was zich terdege
bewust van hun sluwe aanpak. Zijn tegenstander, Satan, had tweemaal op die
manier geprobeerd om Hem te verleiden in de wildernis (Mattheüs 4:3, 6). Ze
wilden dat Hij een wonder zou verrichten om te bewijzen dat Hij echt de
Christus was. In plaats van zichzelf
te verheerlijken door het doen van een wonder, toonde Jezus dat het God
zou zijn die Hem verheerlijken zou door een opstanding uit de dood, waaruit
blijkt dat Hij werkelijk de Christus was! Het antwoord van Christus staat in
verzen 39 en 40.
Vers 39
Maar Hij antwoordde hun en zeide: Een boos en overspelig geslacht
verlangt een teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van
Jona, de profeet. 40 Want gelijk
Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de
Zoon des mensen in het hart der aarde zijn, drie dagen en drie nachten. Dit teken was het enige
teken dat Jezus Christus heeft gegeven dat Hij de Messias was. Jezus ging niet pochen
over zichzelf, dwepen met zijn bijzondere kwaliteiten (die Hij absoluut
had). In Mattheüs 23:12 zei Jezus: ”Al wie zichzelf zal verhogen, zal
vernederd worden en al wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden.” Zelfs tegenover zijn
valse aanklagers vernederde Jezus zich. Hij vestigde de aandacht van de
mensen op God, nooit op zichzelf! We lezen Filippenzen
2:3-8 waar Paulus schrijft dat christenen streven moeten naar dezelfde
bescheiden houding van Jezus als mens.
Filippenzen 2:3
zonder zelfzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achte de
een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn
eigen belang, 4 maar ieder lette
ook op dat van anderen. 5 Laat
die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, 6
die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een
roof heeft geacht, 7 maar
Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft
aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. 8
En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd
en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. En dan de verzen 9 en 10
waar staat dat het God was die Christus uitermate heeft verhoogd.
Vers 9
Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle
naam geschonken, 10 opdat in de
naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op
de aarde en die onder de aarde zijn. De les is duidelijk. Wie
zichzelf op een voetstuk plaatst, is in de ogen van God klein, maar wie
oprecht bescheiden blijft en als een leerling van Christus ook
zijn houding wil aanleren, zal
door God opgemerkt en gezegend worden op de door God bepaalde tijd. JEZUS'
GEESTELIJKE FAMILIE Terwijl Jezus en de
discipelen nog steeds in het huis waren, probeerden zijn moeder en broers
Hem te spreken te krijgen. Ze konden het huis niet binnengaan vanwege de
grote menigte van mensen, zodat iemand Hem kwam zeggen dat zijn moeder en
broers buiten wachtten. Jezus wees naar zijn
discipelen en zei: ”Ziedaar mijn moeder en mijn broeders. Want al wie doet
de wil mijns Vaders, die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en
moeder” (Mattheüs 12:49-50). Hiermee gaf Jezus aan dat allen die de wil van
God doen uiteindelijk tot Gods gezin zullen behoren. Jezus wist dat Hij
gekomen was om het voor degenen die zich zouden bekeren en worden gedoopt,
mogelijk te maken de heilige geest te ontvangen, zodat ze in de opstanding
tot geestelijke wezens in het goddelijke gezin van God geboren kunnen
worden. Bij zijn opstanding uit
de dood was Jezus ”de eerstgeborene uit de doden” in het Gezin van God
(Openbaring 1:5; Colossenzen 1:18). Zij die Christus nu, als zijn geestelijk
verwekte broers en zussen, volgen, zullen deel gaan uitmaken van het uit
geest geboren Gezin van God wanneer Hij zal terugkeren om het Koninkrijk van
God op aarde te vestigen.
1 Corinthiërs 15:23
Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling,
vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst. De leden van het Gezin
van God zullen het Koninkrijk van God gaan vormen! Jezus toonde dat deel
hebben aan het geestelijke gezin van God veel belangrijker en blijvender is
dan deel uitmaken van een fysieke familie.
GELIJKENISSEN OVER HET KONINKRIJK Jezus en de discipelen
verlieten het huis, gevolgd door de grote menigte die zich had verzameld, en
gingen naar de oever van het Meer van Galilea. Jezus ging in een vissersboot
zitten, een soort podium voor Hem, terwijl de schare mensen op de oever
stonden. Jezus vertelde enkele gelijkenissen aangaande het Koninkrijk. Een gelijkenis of
parabel is een kort verhaal met een symbolische betekenis, een les. Maar de
gelijkenissen die Jezus gaf werden niet begrepen door de grote menigte. De
betekenis ervan legde Hij alleen uit aan de discipelen. De eerste gelijkenis die
Jezus gaf was de ’gelijkenis van de zaaier’.
Mattheüs 13:3
En Hij sprak tot hen vele dingen in gelijkenissen en zeide: Zie, een
zaaier ging uit om te zaaien. 4
En bij het zaaien viel een deel langs de weg en de vogels kwamen en aten het
op. 5 Een ander deel viel op de
steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had, en terstond schoot het
op, omdat het geen diepe aarde had, 6
maar toen de zon opkwam, verschroeide het en omdat het geen wortel
had, verdorde het. 7 Een ander
deel viel op de dorens en de dorens kwamen op en verstikten het. 8
Een ander deel viel in goede aarde en het gaf vrucht, deels
honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig. 9
Wie oren heeft, die hore! Deze gelijkenis is een
van de meest belangrijke gelijkenissen die Jezus ooit gaf.
Markus 4:13
En Hij zeide tot hen: Weet gij niet, wat deze gelijkenis betekent, en
hoe zult gij dan al de gelijkenissen verstaan? Bestudeer goed de
betekenis van de vier verschillende soorten aarde waarin het zaad viel en
wat in elke situatie gebeurde. WAAROM
JEZUS IN GELIJKENISSEN SPRAK Nadat Jezus deze
gelijkenis en verscheidene andere gegeven had legde Hij ze uit aan de
discipelen toen Hij met hen alleen was. De twaalf vroegen Jezus waarom Hij
de gelijkenissen aan de menigte gaf, maar dan niet hun betekenissen aan hen
uitlegde.
Mattheüs 13:10
En de discipelen kwamen en zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen
in gelijkenissen? Vers 34 Dit
alles zeide Jezus in gelijkenissen tot de scharen en zonder gelijkenis zeide
Hij niets tot hen. Het is belangrijk om dit
te begrijpen voordat we de rest van de gelijkenissen behandelen. Het
antwoord van Jezus is zelfs een hulp voor de uitleg van de ’gelijkenis van
de zaaier’.
Markus 4:11
En Hij zeide tot hen: U is gegeven het geheimenis van het Koninkrijk
Gods, maar tot hen, die buiten staan, komt alles in gelijkenissen, 12
dat zij ziende zien en niet bemerken, en horende horen en niet
verstaan, opdat zij zich niet bekeren en hun vergeven worde. De roeping van God is
vanaf de eerste discipelen tot de terugkomst van Christus gericht op de
weinigen die Gods gezin vormen. De mensen die God op het oog heeft voor zijn
roeping worden geleid door Gods geest om de Waarheid te kunnen begrijpen en
wanneer zij de heilige geest ontvangen en
in hen is kan de kennis verder
groeien. Alleen met Gods geest kan de ware betekenis van de gelijkenissen
begrepen worden. Degenen die nog niet
door God zijn geroepen, zijn niet in staat de waarheid te begrijpen, ook al
kunnen zij die horen. Dit is de verklaring van het eerste deel van Jezus'
gelijkenis. In Mattheüs 13:18-19, zei Jezus: ”Gij nu, hoort de gelijkenis
van de zaaier. Bij een ieder, die het woord van het Koninkrijk hoort en het
niet verstaat, komt de boze en rooft wat in zijn hart gezaaid is: dat is de
langs de weg gezaaide.” Er zijn veel mensen over
de hele wereld die de waarheid van de boodschap van Gods gemeente hebben
gehoord of gelezen, het zaad dat langs de weg is gezaaid (Mattheüs 13:19).
Deze mensen hebben gehoord en gelezen van het evangelie van het Koninkrijk,
maar niet begrepen. Misschien zouden ze de bestudering van de publicaties
van Gods Gemeente hebben voortgezet, maar er kwam iets dat hen afleidde. Ze
zijn net als velen in de menigte die de boodschap van Jezus hadden gehoord,
maar ze werden afgeleid of raakten verward door de valse beschuldigingen
tegen Hem. Ze volgden Hem niet. Vaak komt er een eigen belang tussen dat
voor hen een hogere prioriteit heeft. Zij die het niet hebben
begrepen zullen hun kans krijgen in de tweede opstanding, wanneer God hen
dan roept om zijn waarheid te leren en deel te gaan uitmaken van zijn Gezin.
De meerderheid van de mensen – bijna alle mensen – die ooit hebben geleefd
behoren tot deze categorie en krijgen hun gelegenheid en kans dan. ZIJ DIE
GODS WAARHEID BEGRIJPEN De andere drie
voorbeelden van het zaad dat op verschillende soorten grond viel,
vertegenwoordigen drie verschillende soorten mensen die het evangelie
begrijpen en bekeerd zijn. De steenachtige bodem waarop het ”zaad”, of het
Woord van God, viel vertegenwoordigt het type persoon die het evangelie
hoort en zeer blij is met deze nieuwe kennis. Hij heeft zich bekeerd, met
grote vreugde, maar heeft gewoon geen geestelijke diepte van karakter, zodat
het enthousiasme slechts voor een tijdje is. Hij is net als het zaad dat
opschiet op de rotsachtige bodem. Het groeit snel, maar komt niet tot
volledige ontwikkeling omdat het zich niet geworteld heeft (verzen 20-21).
Een jonge plant moet goede, sterke wortels hebben die de groeiende stengel
en bladeren voeden en versterken. Wortels halen diep uit de grond vocht naar
de plant. Zonder sterke wortels, verdroogt de plant in de hitte van de zon.
Zo zal iemand die geen energie steekt in karakterbouw, maar oppervlakkig
snel wat kennis verzamelt, over onvoldoende kracht beschikken en opgeven
wanneer situaties (tegenslagen, verdrukking) moeilijk worden, of wanneer
anderen hem verleiden of bespotten, pesten of hem uitsluiten van banen of
vriendschap, omdat hij anders is. Zelfs vervolging is mogelijk. Alleen een sterke
persoonlijkheid is opgewassen tegen een dergelijke druk! Maar wie ’diepe’,
sterke wortels heeft, weet dat Gods weg de enige juiste en de beste is. Hij
weet dat wanneer situaties moeilijk worden, God er zal zijn om te helpen.
Romeinen 8:31
Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie
zal tegen ons zijn? 32 Hoe zal
Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen
overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken? 33
Wie zal uitverkorenen Gods beschuldigen? God is het, die
rechtvaardigt; 34 wie zal
veroordelen? Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die
ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit. 35
Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of
benauwdheid of vervolging of honger, of naaktheid, of gevaar, of het zwaard?
36 Gelijk geschreven staat: Om
Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij zijn gerekend als
slachtschapen. 37 Maar in dit
alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad. 38
Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch
machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, 39
noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen
scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here. Nu naar Mattheüs 13:22,
waarin wordt beschreven wat er gebeurt met het zaad dat tussen de
doornstruiken is gezaaid. Dit betreft het type persoon die zich bekeert,
Gods heilige geest ontvangt, maar zich door de zorgen van het leven en ook
het bedrog van rijkdom, zodanig laat beïnvloeden dat de interesse luwt en
daardoor het Koninkrijk van God niet gehaald wordt. Hij brengt geen vruchten
van de heilige geest voort. Er is geen geestelijke groei, de materiële
dingen van dit leven zijn belangrijker voor hem. Hij doet niet wat Jezus zei
in Mattheüs 6:33: ”Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en
dit alles [basisbehoeften van het leven] zal u bovendien geschonken worden”.
Veel mensen worden na verloop van tijd geestelijk lauw. De goede aarde waarop
het zaad viel is het type persoon die zich heeft bekeerd, Gods heilige geest
heeft ontvangen en werkelijk geheel en al op Gods weg gaat.
Mattheüs 13:23
De in goede aarde gezaaide is hij, die het woord hoort en verstaat,
die dan ook vrucht draagt en oplevert, deels honderdvoudig, deels
zestigvoudig, deels dertigvoudig. Hij stelt de juiste
prioriteit en laat niet toe dat er iets in de weg staat om God te dienen.
Hij begrijpt Gods wetten en wil zich daaraan van harte houden. Hij
ontwikkelt geestelijk karakter, groeit geestelijk verder en brengt de vrucht
van de geest voort. Het gebed en dagelijks lezen in de Bijbel en de
literatuur van de Gemeente houdt hem dicht bij God. God geeft zo'n persoon
vele zegeningen – vooral het koningschap met Christus in het Millennium! Er zijn vele
schriftgedeelten die Gods belofte van leiderschap bevestigen aan degenen die
overwinnen en volharden tot het einde van hun leven of totdat Christus
terugkeert. Openbaring 3:21 is er één van.
Openbaring 3:21
Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon,
gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon. NOG VIJF
ANDERE GELIJKENISSEN VOOR DE SCHARE Terwijl Jezus nog steeds
in de boot zat, gaf Hij nog vijf gelijkenissen aan de menigte die op de wal
stond. Drie daarvan zijn opgenomen in het evangelie van Mattheüs en twee in
het evangelie van Markus. Elke parabel vertelt over een belangrijk punt van
het Koninkrijk van God. De ’gelijkenis van het
onkruid tussen de tarwe’ – ook wel: ’gelijkenis van het onkruid in de akker’
– vinden we in Mattheüs 13:24-30.
Mattheüs 13:24
Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zeide: Het Koninkrijk
der hemelen komt overeen met iemand, die goed zaad gezaaid had in zijn
akker. 25 Doch terwijl de mensen
sliepen, kwam zijn vijand en zaaide er onkruid overheen, midden tussen het
koren, en ging weg. 26 Toen het
graan opkwam en vrucht zette, toen kwam ook het onkruid te voorschijn. 27
Daarna kwamen de slaven van de eigenaar en zeiden tot hem: Heer, hebt
gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Hoe komt hij dan aan onkruid? 28
Hij zeide tot hen: Dat heeft een vijandig mens gedaan. 29
De slaven zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij het bijeenhalen? Hij
zeide: Neen, want bij het bijeenhalen van het onkruid zoudt gij tevens het
koren kunnen uittrekken. 30 Laat
beide samen opgroeien tot de oogst. En in de oogsttijd zal ik tot de maaiers
zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bossen om het te
verbranden, maar brengt het koren bijeen in mijn schuur. Zoals Hij had gedaan met
de ’gelijkenis van de zaaier’, verklaarde Jezus later de betekenis ervan aan
de discipelen. De betekenis staat in de verzen 36 tot en met 43.
Vers 36
Toen liet Hij de scharen gaan en ging naar huis. En zijn discipelen
kwamen bij Hem en zeiden: Maak ons de gelijkenis van het onkruid in de akker
duidelijk. 37 Hij antwoordde en
zeide: Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen; 38
de akker is de wereld; het goede zaad, dat zijn de kinderen van het
Koninkrijk; 39 het onkruid zijn
de kinderen van de boze; de vijand, die het gezaaid heeft, is de duivel; de
oogst is de voleinding der wereld; de maaiers zijn de engelen. 40
Zoals nu het onkruid verzameld wordt en met vuur verbrand, zo zal het
gaan bij de voleinding der wereld. Wie, zei Jezus in zijn
uitleg van deze gelijkenis, is de ”vijand”? Satan de duivel. Het ”goede
zaad”? De kinderen van het Koninkrijk. En het onkruid? De kinderen van het
kwaad, eigenlijk van Satan. In de oorspronkelijke Griekse tekst staat voor
onkruid een grassoort dat op tarwe lijkt, maar wanneer het rijp is, is het
gemakkelijk van tarwe te onderscheiden, want de korrels zijn zwart. Jezus zei dat de
heiligen, of ”kinderen van het Koninkrijk”, samen met de onrechtvaardigen
zouden leven in deze wereld (”de akker” vers 38) totdat Christus terugkeert
aan ”de voleinding der wereld” (verzen 39 en 40). Dat is wanneer Christus
een einde maakt aan de wereldse heerschappijen. De goddelozen (degenen die
Gods roeping hebben geweigerd) zullen uiteindelijk worden verbrand in de
poel des vuurs, maar de heiligen zullen worden verheerlijkt door het
ontvangen van geestelijke lichamen wanneer ze geboren worden in het
Koninkrijk van God.
Vers 41
De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn
Koninkrijk verzamelen al wat tot zonde verleidt en hen, die de
ongerechtigheid bedrijven, 42 en
zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal het geween zijn en het
tandengeknars. 43 Dan zullen de
rechtvaardigen stralen als de zon in het Koninkrijk huns Vaders. Wie oren
heeft, die hore! Zij zullen ”stralen als
de zon” (vers 43). 1 Johannes 3:2 zegt: ”Het is nog niet geopenbaard, wat
wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij [Jezus Christus] zal
geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien,
gelijk Hij is.” Hoe ziet de
verheerlijkte Jezus eruit? Lees Mattheüs 17:2 en Openbaring 1:14-16. Zo
zullen ook de heiligen eruitzien wanneer ze worden verheerlijkt in het
Koninkrijk! De ’gelijkenis van het
mosterdzaadje’ en de ’gelijkenis van de zuurdesem’ (Mattheüs 13:31-33) laten
zien dat het Koninkrijk van God heel klein begint.
Mattheüs 13:31
Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zeide: Het Koninkrijk
der hemelen is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand nam en in zijn akker
zaaide. 32 Het is wel het
kleinste van alle zaden, maar als het volgroeid is, is het groter dan de
tuingewassen en het wordt een boom, zodat de vogelen des hemels in zijn
takken kunnen nestelen. 33 Nog
een gelijkenis sprak Hij tot hen: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan
een zuurdesem, welke een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het
geheel doorzuurd was. Jezus koos slechts
twaalf discipelen en ook vandaag de dag heeft de Gemeente van God over de
gehele wereld slechts een zeer klein aantal leden ten opzichte van het
totale aantal mensen dat nu leeft. Maar het Koninkrijk van God zal zich
uitbreiden over de hele aarde met alle mensen die daarop wonen. In de ’gelijkenis van de
lamp onder de korenmaat’ (Markus 4:21-23) toonde Jezus dat het ware
evangelie, dat voor de wereld een mysterie is en verborgen voor het begrip
van de mensen, zeker zou worden gepredikt aan de hele wereld.
Markus 4:21
En Hij zeide tot hen: De lamp komt toch niet om onder de korenmaat of
onder het bed gezet te worden? Is het niet om op de standaard gezet te
worden? 22 Want er is niets
verborgen, dan om geopenbaard te worden, of aan het oog onttrokken, dan om
in het openbaar te komen. 23 Indien
iemand oren heeft om te horen, die hore. Zo behoort het leven van
een christen te zijn, maar ook het Werk van God gedaan te worden. In Mattheüs 10:26-27
vertelde Jezus specifiek aan de discipelen: ”Er is niets bedekt, of het zal
geopenbaard worden en verborgen, of het zal bekend worden. Wat Ik u zeg in
het donker [of privé], zegt het in het licht; wat gij u in het oor hoort
fluisteren, predikt het van de daken.” De ware Gemeente van God
zet in onze tijd de taak van het verkondigen van het evangelie aan de wereld
voort die Christus eerst aan de discipelen gaf. Jezus profeteerde dat ”dit
evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot
een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn”
(Mattheüs 24:14). De ’gelijkenis van het
zaad dat vanzelf groeit’ in Markus 4:26-29, toont dat, zodra het zaad wordt
gezaaid, God de groei geeft.
Markus 4:26
En Hij zeide: Alzo is het Koninkrijk Gods, als een mens, die zaad
werpt in de aarde, 27 en slaapt
en opstaat, nacht en dag, en het zaad komt op en groeit, zonder dat hij zelf
weet hoe. 28 De grond brengt
vanzelf vrucht voort; eerst een halm, daarna een aar, daarna het volle koren
in de aar. 29 Wanneer dan de
vrucht rijp is, laat hij er terstond de sikkel in slaan, omdat de oogsttijd
aangebroken is. Vergelijk dit met 1
Corinthiërs 3:6-7.
1 Corinthiërs 3:6
Ik heb geplant, Apollos heeft
begoten, maar God gaf de wasdom. 7
Daarom, noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, die
de wasdom geeft. Gods gemeente verkondigt
het evangelie van het Koninkrijk van God, maar het is God die daarop mensen
in zijn gemeente roept om uiteindelijk in het Koninkrijk te komen. In deze gelijkenissen
sprak Jezus tot de menigte die verzameld was op de oever van het Meer van
Galilea. Toen Hij klaar was, zond Jezus de menigte weg en legde dan alleen
aan de discipelen de betekenis van de gelijkenissen uit. Vervolgens gaf
Jezus de discipelen nog vier gelijkenissen over het Koninkrijk van God. DE
GELIJKENISSEN VOOR DE DISCIPELEN In de eerste van deze
gelijkenissen voor de discipelen, de ’gelijkenis van de verborgen schat’ zei
Jezus:
Mattheüs 13:44
Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een schat, verborgen in een
akker, die een mens ontdekte en verborg, en in zijn blijdschap erover gaat
hij heen en verkoopt al wat hij heeft en koopt die akker. In de ’gelijkenis van de
kostbare parel’ zei Jezus:
Vers 45
Evenzo is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die
schone parelen zocht. 46 Toen
hij een kostbare parel gevonden had, ging hij heen en verkocht al wat hij
had, en kocht die. In deze twee parabels
moedigde Jezus de leerlingen aan om vóór alles in hun hele leven eerst het
Koninkrijk van God te zoeken. Geboren worden in het Koninkrijk van God is
zo'n kostbaar geschenk dat men bereid moet zijn alles op te geven om dat
grote doel te bereiken. Petrus, Andreas, Jakobus
en Johannes hebben hun beroep van visser opgegeven om discipelen van
Christus te worden.
Mattheüs 4:18
Toen Hij nu langs de zee van Galilea ging, zag Hij twee broeders,
Simon, die Petrus genoemd wordt, en Andreas, diens broeder, een net in zee
werpen; want zij waren vissers. 19
En Hij zeide tot hen: Komt achter Mij en Ik zal u vissers van mensen
maken. 20 Zij nu lieten terstond
hun netten liggen en volgden Hem. 21
En vandaar verder gegaan zijnde, zag Hij nog twee broeders, Jakobus,
de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broeder, in het schip met hun vader
Zebedeüs, terwijl ze bezig waren hun netten in orde te brengen, en Hij riep
hen. 22 Zij lieten dan terstond
het schip en hun vader achter en volgden Hem. Welke baan heeft
Mattheüs, die ook Levi werd genoemd, opgegeven?
Lukas 5:27
En daarna vertrok Hij en zag een tollenaar
[een tollenaar int belasting],
Levi genaamd, bij zijn tolhuis zitten en Hij zeide tot hem: Volg Mij. 28
En hij liet alles achter, stond op en volgde Hem. De discipelen gaven
alles op en volgden Jezus (Markus 10:28).
Markus 10:28
Petrus begon tot Hem te zeggen: Zie, wij hebben alles prijsgegeven en
zijn U gevolgd. Hoewel God niet altijd
van christenen vraagt om alles wat ze bezitten op te geven, verwacht Hij wel
dat ze er toe bereid zijn. Het opgeven van materiële zaken, hobby's en
vermaak staat in geen verhouding tot de geboorte in het Koninkrijk van God! De ’gelijkenis van het
net’ in Mattheüs 13:47-50 was een waarschuwing aan de discipelen – die
werden uitgezonden als ”vissers van mensen” – dat niet iedereen die ze
’vingen’ werkelijk geroepen zou worden door God.
Mattheüs 13:47
Evenzo is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een sleepnet,
neergelaten in de zee, dat allerlei bijeenbrengt. 48
Wanneer het vol is, haalt men het op de oever, en zet zich neer en
verzamelt het goede in vaten, doch het ondeugdelijke werpt men weg. 49
Zo zal het gaan bij de voleinding der wereld. De engelen zullen
uitgaan om de bozen uit het midden der rechtvaardigen af te zonderen, 50
en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal het geween zijn
en het tandengeknars. De evangelieboodschap
trekt allerlei mensen, maar niet allen zijn werkelijk bekeerd. Jezus zei dat
wanneer Hij terugkeert, al degenen die niet werkelijk bekeerd zijn, zullen
worden gescheiden van degenen die dat wel zijn. Christus vond het
belangrijk dat ze allemaal de lessen van de gelijkenissen goed hadden
begrepen. Dat is ook voor ons van toepassing.
Vers 51
Hebt gij dit alles verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja. Dan geeft Hij voor dat
moment zijn discipelen de laatste gelijkenis, de ’gelijkenis van de heer des
huizes’.
Vers 52
Hij zeide tot hen: Daarom is iedere schriftgeleerde, die een discipel
geworden is van het Koninkrijk der hemelen, gelijk aan een heer des huizes,
die uit zijn voorraad nieuwe en oude dingen te voorschijn brengt. Nieuwe en oude dingen –
het begrijpen van Jezus’ spreken in gelijkenissen maakt iemand van een
schriftgeleerde tot een discipel van het Koninkrijk der hemelen. Ze leerden
enkele geheel nieuwe dingen die ”sinds de grondlegging der wereld verborgen
gebleven” waren.
Mattheüs 13:34
Dit alles zeide Jezus in gelijkenissen tot de scharen en zonder
gelijkenis zeide Hij niets tot hen, 35
opdat vervuld zou worden het woord, gesproken door de profeet, toen
hij zeide: Ik zal mijn mond opendoen met gelijkenissen, Ik zal verkondigen
wat sinds de grondlegging der wereld verborgen gebleven is. Deze gelijkenis in vers
52 laat zien dat de discipelen niet alleen over ’oude’ dingen – lessen uit
het Oude Testament – preken, maar ook de ’nieuwe’ waarheden over het
Koninkrijk van God preken die Jezus hen persoonlijk had geleerd. Op dezelfde
wijze verkondigt Gods gemeente vandaag dezelfde dingen. Hiermee worden de
gelijkenissen van het Koninkrijk van God die Jezus op die bepaalde dag gaf,
afgesloten. Hij gaf zes gelijkenissen aan de mensen, die Hij later
verklaarde aan zijn discipelen en Hij gaf vier gelijkenissen alleen aan de
discipelen. Aan de mensen waren: ’Gelijkenis van de
zaaier’; ’Gelijkenis van het
onkruid tussen de tarwe’; ’Gelijkenis van het
mosterdzaadje’; ’Gelijkenis van de
zuurdesem’; ’Gelijkenis van de lamp
onder de korenmaat’; ’Gelijkenis van het zaad
dat vanzelf groeit’. Alleen aan zijn
discipelen: ’Gelijkenis van de
verborgen schat’; ’Gelijkenis van de
kostbare parel’; ’Gelijkenis van het
net’; ’Gelijkenis van de heer
des huizes’. We gaan later nog meer
gelijkenissen behandelen. CHRISTUS
LUWT DE STORM Op zekere dag stapten
Jezus en de discipelen in een boot om over te steken naar de andere kant van
het Meer van Galilea. Onderweg viel Jezus in slaap.
Lukas 8:22
En het geschiedde op een van die dagen, dat Hij in een schip ging met
zijn discipelen, en Hij zeide tot hen: Laten wij oversteken naar de overkant
van het meer; en zij staken van wal. 23
En terwijl zij varende waren, viel Hij in slaap. En er sloeg een
stormvlaag neder op het meer en zij kregen water in en verkeerden in nood. Vóór het bereiken van de
oever aan de overkant, kwam plotseling een storm opzetten. De discipelen
werden bang. Het moet een ongewoon krachtige storm zijn geweest, omdat
sommige discipelen ervaren vissers waren die gewend waren aan de plotselinge
buien die vaak op het Meer van Galilea kwamen. Maar die ervaren vissers
waren niet opgewassen tegen de golven die nu over de zijkanten van de boot
kwamen. Ze dreigden te zinken! Ze maakten Jezus wakker
en schreeuwden over de beukende golven: ”Meester, Meester, we vergaan!” Hij
werd wakker en sprak de wind en de golven streng toe; ze kwamen tot rust en
het werd stil. De discipelen waren verbaasd. Ze hadden nog nooit meegemaakt
dat op iemands bevel een storm luwde!
Vers 24
Toen kwamen zij en maakten Hem wakker en zeiden: Meester, Meester,
wij vergaan! En Hij, wakker geworden, bestrafte de wind en de wilde wateren.
En zij kwamen tot rust en het werd stil. 25
En Hij zeide tot hen: Waar was uw geloof? En zij werden bevreesd en
zeiden met verbazing tot elkander: Wie is toch deze, dat Hij ook aan de
winden en aan het water bevelen geeft en zij Hem gehoorzaam zijn? Nadat ze de oostelijke
oever bereikt hadden en aan land gegaan waren, kwam een man hen tegemoet die
door vele demonen bezeten was. Christus beval de demonen uit de man te gaan
en liet ze in een kudde zwijnen gaan. De varkens stormden de steile helling
af, het meer in, en verdronken.
Lukas 8:27
Toen Hij aan land gegaan was, kwam Hem een man uit de stad tegemoet,
die door boze geesten bezeten was, en sinds lang had hij geen mantel meer
aan en woonde niet in een huis, maar in de graven
[rotsgraven, rotsspelonken].
28 Toen hij nu Jezus zag, stiet
hij een kreet uit en hij viel aan zijn voeten en sprak met luider stem: Wat
hebt Gij met mij te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik smeek U,
dat Gij mij niet pijnigt. De geestenwereld, Satan
en zijn demonen, kenden Jezus al toen Hij God was. Ze zijn zelfs door Hem
geschapen. Natuurlijk hebben ze onder elkaar gesproken over die
wonderbaarlijke geboorte van Jezus als mens. Deze demon erkende en vreesde
het gezag van Jezus.
Vers 29
Want Hij gaf de onreine geest bevel van de man uit te varen. Want
menigmaal had de geest hem met geweld medegesleurd, en om hem te bewaken
werd hij met ketenen en voetboeien geboeid, maar hij brak de boeien stuk en
werd door de geest naar eenzame streken gedreven. 30
En Jezus vroeg hem: Wat is uw naam? Hij zeide: Legioen; want vele
geesten waren in hem gevaren. 31
En zij smeekten Hem, dat Hij hun niet gelasten zou in de afgrond te varen. Het Griekse woord voor
afgrond is dezelfde plaats waar Satan bij de komst van Christus gevangen
gezet wordt. Er zijn al zondige engelen in deze ’afgrond’ geworpen die daar
tot het oordeel moet blijven (1 Petrus 3:19-20; 2 Petrus 2:4; Judas 1:6).
Vers 32
Nu werd op de berg een talrijke kudde zwijnen gehoed; en zij smeekten
Hem, dat Hij hun zou toestaan daarin te varen. En Hij stond het hun toe. 33
En de geesten voeren uit die mens en voeren in de zwijnen en de kudde
stormde langs de helling het meer in en verdronk. 34
Toen de hoeders zagen wat er gebeurd was, namen zij de vlucht en
berichtten het in de stad en op het land. 35
En de mensen liepen uit om te zien wat gebeurd was, en zij kwamen bij
Jezus en vonden de mens, van wie de boze geesten uitgevaren waren, aan de
voeten van Jezus zitten, gekleed en goed bij zijn verstand, en zij werden
bevreesd. 36 En zij, die het
gezien hadden, verhaalden hun, hoe de bezetene genezen was. Wat deed de bevolking in
het gebied nadat ze hoorden wat er gebeurd was en zagen dat de man die
bezeten was geweest, rustig met Jezus zat te praten?
Vers 37
En de gehele bevolking van de streek der Gerasenen vroeg Hem, of Hij
van hen wilde weggaan, want zij waren door grote vrees bevangen. En Hij ging
in het schip en keerde terug. De mensen waren bang
voor Jezus en vroegen Hem om te vertrekken! Natuurlijk waren ze ook bang dat
ze nog meer varkens zouden kwijtraken of andere schade van aardse belangen.
De man bij wie de demonen waren weggegaan, vroeg Christus met aandrang bij
Hem te mogen blijven. Maar Hij stuurde hem weg met de woorden: ”Ga terug
naar huis en vertel alles wat God voor u heeft gedaan.” Hij ging weg en
maakte overal in de stad bekend wat Jezus voor hem had gedaan. Deze man was
zeer dankbaar. Na zijn terugkeer in
Kafarnaüm, ging Jezus door met zijn onderwijs en het verrichten van vele
wonderen. Toen vertrok Hij naar de stad Nazaret, waar Hij was opgegroeid.
Jezus sprak er op de sabbat, maar de stedelingen – eens zijn buren – namen
aanstoot aan zijn onderwijs en wonderen.
Markus 6:1
En Hij vertrok vandaar en kwam in zijn vaderstad, en zijn discipelen
volgden Hem. 2 En toen de sabbat
aangebroken was, begon Hij te leren in de synagoge. En zeer velen van die
Hem hoorden, stonden versteld en zeiden: Waar heeft Hij deze dingen vandaan
en wat is dat voor een wijsheid, die Hem gegeven is? En zulke krachten, als
door zijn handen geschieden? Dit is de eerste
reactie, maar dan zeiden ze:
Vers 3
Is dit niet de timmerman, de zoon van Maria, en de broeder van
Jakobus en Jozef en Judas en Simon? En behoren zijn zusters hier niet bij
ons? En zij namen aanstoot aan Hem. 4
En Jezus zeide tot hen: Een profeet is alleen in zijn vaderstad en
onder zijn verwanten en in zijn huis ongeëerd. 5
En Hij kon daar geen enkele kracht doen; alleen genas Hij enige
zieken door handoplegging. 6 En
Hij verwonderde Zich over hun ongeloof. En Hij ging de omliggende dorpen
rond en leerde. Zeer weinigen geloofden
in Hem. Hij kon daar geen wonderen doen, behalve dat Hij een paar zieken
genas. Jezus ging toen naar de
andere dorpen en steden en sprak over het evangelie van het Koninkrijk van
God. Velen luisterden en Christus verrichtte vele wonderen en genezingen
onder deze mensen. CHRISTUS
ZOND DE TWAALF DISCIPELEN UIT De discipelen waren
onderwezen in de betekenis van het evangelie van het Koninkrijk en waren
vertrouwd geraakt met het Werk van Christus. Ze waren nu klaar om te worden
uitgezonden voor hun eerste opdracht om het evangelie te preken. In onze tijd – de
eindtijd – vervult de Gemeente van God deze opdracht. De instructie die
Christus gaf aan zijn discipelen voordat ze werden uitgezonden zijn daarom
ook voor ons van belang. Het helpt Gods volk om te weten hoe het Werk van
God vandaag gedaan moet worden. Laten we eens kijken
welke bevoegdheden Christus hen gaf voordat de discipelen werden
uitgezonden.
Mattheüs 10:1
En Hij riep zijn twaalf discipelen tot Zich en gaf hun macht over
onreine geesten om die uit te drijven en om alle ziekte en alle kwaal te
genezen. De discipelen hadden
niet de macht om deze werken zelf te doen. Christus, die de macht door de
Vader is gegeven, gaf die aan hen. Genezing en het uitdrijven van demonen
zou worden gedaan in de naam van, of op gezag van Jezus Christus. Daarom kan
een dienaar van God je nu met olie zalven en bidden om genezing in de naam
van Jezus. Niet de dienaar, maar God geneest! Hoewel de mensen in de
Gemeente macht van God krijgen, beslist God wanneer en hoe je daar gebruik
van kunt maken. Met Gods macht kunnen we alles overwinnen, maar God bepaalt
hoe en wanneer. Als een christen alle macht van God zou hebben en zelf kon
beslissen hoe en wanneer die te gebruiken, zou Gods Plan anders verlopen dan
nu op Gods programma staat. Christus stond het toe dat de apostel Paulus
werd gemarteld, dat bijna alle eerste apostelen werden gedood, omdat ze het
Werk van Christus deden. De mensheid wordt hiermee een spiegel voorgehouden
en zal mede daardoor eens vol afschuw terugkijken op hun daden en begrijpen
dat Gods weg de enige weg van vrede is. God stond Paulus niet
toe dat hij zichzelf genas, opdat hij nederig zou blijven. Vele andere
dienaren hadden niet de gave van genezing (1 Corinthiërs 12:27-30). Toen Christus met de
voorbereiding van de oprichting van zijn Gemeente begon, was het belangrijk
dat alle apostelen beschikten over grote krachten, want uit niets moest een
breed fundament gelegd worden voor Gods gemeente in de komende eeuwen. Met
een sterke en indrukwekkende start verzekerde God het succes van het Werk. Wat was de boodschap die
de discipelen moesten brengen?
Mattheüs 10:7
Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. De Gemeente van God kent
ook vandaag die opdracht en geeft in publicaties op haar website
gedetailleerde informatie en uitleg over vele onderwerpen die verband houden
met deze blijde boodschap over Gods Koninkrijk die spoedig op aarde
gevestigd zal worden. Let ook op het laatste
deel van vers 8 waarin Jezus zei hoe het evangelie moet worden gepredikt.
Vers 8
… Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet. Christus kwam om te
geven en niet om te nemen van de mensen. De discipelen, die gratis onderwijs
hadden gekregen van Jezus, moesten eveneens het evangelie van het Koninkrijk
prediken en zieken genezen zonder daarvoor iets terug te vragen. Dit is de
reden waarom ook nu en in de vorige eeuw, toen het verkondigen van het
evangelie van het Koninkrijk via de tv en de drukpers financieel een
kostbare aangelegenheid was, Gods ware gemeente het publiek nooit om geld
heeft gevraagd. De wereldse kerken misbruiken Gods naam om gelden te kunnen
incasseren en ook afsplitsingen van Gods ware gemeente gebruiken
gemeenteleden als koopwaar (2 Petrus 2:1-3).
2 Petrus 2:1
Toch zijn er ook valse profeten onder het volk geweest, zoals ook
onder u valse leraars zullen komen, die verderfelijke ketterijen zullen doen
binnensluipen, zelfs de Heerser, die hen gekocht heeft, verloochenende en
een schielijk verderf over zichzelf brengend. 2
En velen zullen hun losbandigheden navolgen, zodat door hun schuld de
weg der waarheid gelasterd zal worden; 3
en zij zullen uit hebzucht met verzonnen redeneringen u als koopwaar
behandelen; maar het oordeel houdt zich reeds lang met hen bezig en hun
verderf sluimert niet. Lees nu verder de verzen
11-13 van Mattheüs 10.
Mattheüs 10:11
Welke stad of welk dorp gij ook binnenkomt, onderzoekt wie het daarin
waard is, en blijft daar tot uw vertrek. 12
Als gij het huis binnentreedt, geeft het de vredegroet; 13
en indien het huis het waard is, zo kome uw vrede daarover; doch
indien niet, zo kere uw vrede tot u terug
[dan zal uw zegenwens voor het huis zonder
uitwerking blijven]. Jezus zei dat sommige
mensen zouden luisteren en anderen niet. Met deze instructies gaf
Jezus ook de discipelen een waarschuwing (verzen 16-17, 22): ”Zie, Ik zend u
als schapen midden onder wolven; weest dan voorzichtig als slangen en
argeloos als duiven. Maar wacht u voor de mensen; want zij zullen u
overleveren aan de gerechtshoven en zij zullen u geselen in hun synagogen…
En gij zult door allen gehaat worden om mijns naams wil; maar wie volhardt
tot het einde, die zal behouden worden”. De discipelen wisten
goed hoe de religieuze leiders Jezus haatten. Aangezien zij nu officieel
Christus vertegenwoordigden, zouden ook de discipelen worden aangevallen.
Later in hun Werk voor God, na de dood en opstanding van Christus, werden
sommigen van hen gebracht voor ’raden’, of de rechter, en veroordeeld tot de
doodstraf. Zoals het toen gebeurd is, zo zal het ook gebeuren met de leden
van Gods gemeente in de nabije toekomst! Na deze instructies aan
de twaalf discipelen te hebben geven, stuurde Jezus hen eropuit. Ze volgden
zijn opdracht op, het verkondigen van het evangelie van het Koninkrijk en
genazen veel zieke mensen. Toen de discipelen terugkwamen, vertelden ze
Jezus wat ze gedaan en onderwezen hadden (Markus 6:30). HET WERK
VAN CHRISTUS IN PEREA,
HET OVERJORDAANSE Tijdens de laatste
maanden van zijn drie en een half jaar Werk was Christus veel in het gebied
aan de overkant van de Jordaan (Perea) ten noordoosten van de Dode Zee.
Markus 10:1
En Hij stond op en vertrok vandaar naar het gebied van Judea en het
Overjordaanse, en weder kwamen de scharen bij Hem samen en weder leerde Hij
hen, zoals Hij gewoon was. Lees Lukas 13:22 tot en
met Lukas 19:28. Jezus leerde zijn
discipelen verder over het Koninkrijk van God. En door zijn perfect
voorbeeld en onderwijs, toonde Hij hen hoe op Gods manier te leven. Hij
berispte ook ernstig de schijnheilige religieuze leiders van zijn tijd. Het verslag van Lukas
van het Werk van Christus laat zien dat Hij door verschillende steden en
dorpen van Perea ging. Ook de apostel Johannes heeft daarover geschreven.
Johannes 10:40
En Hij [Jezus]
vertrok weer naar de overzijde van de Jordaan [het gebied Perea],
naar de plaats, waar Johannes [de Doper]
de eerste maal doopte, en Hij bleef daar. Waarvoor waarschuwden
enkele Farizeeën toen Hij daar was?
Lukas 13:31
Terzelfder tijd kwamen enige Farizeeën en zeiden tot Hem: Ga heen en
vertrek vanhier, want Herodes wil U doden. De provincie Perea werd
bestuurd door de tetrarch (viervorst) Herodes Antipas (de zoon van Herodes
de Grote), die ook over Galilea heerste. Hij moest verantwoording afleggen
aan de Romeinse gouverneur in Syrië. Het is dezelfde Herodes die eerder
Johannes de Doper had laten onthoofden en nu ook Christus wilde doden
Vers 32
En Hij zeide tot hen: Gaat heen en zegt die vos: Zie, Ik drijf boze
geesten uit en volbreng genezingen, heden en morgen, en op de derde dag ben
ik gereed. 33 Doch Ik moet heden
en morgen en de volgende dag reizen, want het gaat niet aan, dat een profeet
buiten Jeruzalem omkomt. Christus reisde later
eerst naar Samaria en Galilea in het noorden om daarna te vertrekken naar
het zuiden voor zijn laatste reis naar Jeruzalem (Lukas 17:11). In die tijd
waren duizenden Joden op weg naar Jeruzalem voor het Pascha. Veel van deze
pelgrims waren in de menigte die naar Christus luisterde. Op weg naar Jeruzalem
ging Christus nogmaals door het gebied van Perea, zoals in Mattheüs 19:1-2
staat.
Mattheüs 19:1
En het geschiedde, toen Jezus deze woorden geëindigd had, dat Hij uit
Galilea vertrok, en Hij kwam over de Jordaan in het gebied van Judea. 2
En vele scharen volgden Hem en Hij genas hen aldaar. Christus bereikte
uiteindelijk Jericho (Lukas 19:1). Van daar reisde Hij naar Betanië, waarna
Hij Jeruzalem binnenging.
CONFRONTATIE MET DE FARIZEEËN Gedurende de jaren dat
Christus in het openbaar het Werk van God deed, werd Hij door de
schriftgeleerden en Farizeeën voortdurend beschuldigd van het overtreden van
regels. Ze probeerden Hem te beschuldigen van ontrouw aan de Romeinse
regering. Ze probeerden ook om Hem met geslepen bijbelse vragen in een
valstrik te lokken, in de hoop dat de grote scharen mensen Hem niet meer
zouden volgen. Aanvankelijk vermeed
Christus meestal de openlijke confrontatie met de schriftgeleerden en
Farizeeën. Hij reageerde vaak op hun sluwe vragen door een wedervraag te
stellen waarop Hij geen antwoord kreeg. Later werden de
confrontaties met de schriftgeleerden en Farizeeën directer. Op tal van
gelegenheden veroordeelde Hij hun hypocrisie en bedrog. Hij gaf vaak hun
gedrag als een contrast tegenover de manier waarop ware christenen moeten
leven. Een dergelijke
confrontatie staat in Lukas 14:1-24. Bij deze gelegenheid was Christus
uitgenodigd in het huis van een van de leiders van de Farizeeën om te
dineren op de sabbat. De Farizeeën sloegen Hem nauwlettend gade op zoek naar
een reden om Hem te kunnen bekritiseren en veroordelen. Bij zijn aankomst
ontmoette Christus een man die leed aan oedeem of waterzucht (een zwelling
van weefsels als gevolg van overtollig vocht). Christus kende goed de
strenge regels en voorschriften van de Farizeeën over wat wel en niet mag op
de sabbat. Volgens hun wet was genezen van iemand op de sabbatdag schending
van de sabbat. Maar deze regels komen niet overeen met Gods bedoeling van de
sabbat. Jezus vroeg aan de
wetgeleerden en de Farizeeën: ”Is het toegestaan hem op sabbat te genezen of
niet?” Maar ze zwegen. Hij pakte de man bij de hand en genas hem. En tegen de Farizeeën en
wetgeleerden zei Hij: ”Als uw ezel of uw os in een put valt, dan haalt u hem
er toch meteen uit, ook al is het sabbat?” Omdat Hij wist dat dit volgens
hun wet toegestaan was, toonde Hij hoe huichelachtig het is om de genezing
van een mens op de sabbat te veroordelen. Wat was het antwoord van
hen?
Lukas 14:6
En zij waren niet in staat iets daartegen in te brengen. Voordat het diner begon,
zag Christus dat de Farizeeën de beste plaatsen voor zichzelf uitkozen. Ze
wilden anderen laten zien hoe belangrijk ze waren. Dat is een vorm van
zelfverheerlijking. Christus wees hen terecht door een gelijkenis te
vertellen en wat ze hadden moeten doen.
Lukas 14:7
Hij sprak tot de genodigden een gelijkenis, omdat Hij bemerkte, hoe
zij de eerste plaatsen uitkozen, en zeide tot hen: 8
Wanneer gij door iemand op een bruiloft genodigd zijt, ga dan niet op
de eerste plaats aanliggen. Misschien is er iemand, voornamer dan gij, door
hem genodigd; 9 en dan zou hij,
die u en hem genodigd heeft, komen en tot u zeggen: Maak plaats voor deze,
en dan zoudt gij tot uw schande de laatste plaats moeten gaan innemen. 10
Maar wanneer gij genodigd zijt, ga dan, als gij erheen gaat, op de
laatste plaats aanliggen. Dan zal misschien hij, die u genodigd heeft,
wanneer hij binnenkomt, tot u zeggen: Vriend, kom meer naar voren. Dan zal
dat u tot eer zijn tegenover allen, die met u aanliggen. Wat was de conclusie van
deze parabel van Christus, die ook voor ons van toepassing is?
Vers 11
Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wie
zichzelf vernedert, zal verhoogd worden. Christus toonde dat
niemand naar een leidende positie moet streven
om daarmee eer te behalen. We
moeten niet naar voren treden om belangrijk te willen zijn. Daarentegen
moeten we elke verantwoordelijkheid die we hebben gekregen nederig
aanvaarden en onze uiterste best doen om die te vervullen. God zal ons ter
bestemder tijd de eer geven die ons toekomt.
AANZIEN DES
PERSOONS Christus wist dat de
Farizeeën graag omgingen met voorname mensen. Hij legde uit dat hun enige
beloning daarvoor de tijdelijke bewondering van mensen zou zijn. Maar
degenen die bevriend zijn met de armen en gehandicapten zullen beloond
worden door God in de opstanding der rechtvaardigen.
Lukas 14:12
Hij zeide ook tot die Hem genodigd had: Wanneer gij een
middagmaaltijd of avondmaaltijd aanricht, roep dan niet uw vrienden of uw
broeders of uw verwanten of uw rijke buren; die zouden immers op hun beurt u
ook kunnen uitnodigen en gij zoudt terugbetaling ontvangen. 13
Maar wanneer gij een gastmaal aanricht, nodig dan bedelaars,
misvormden, lammen en blinden. 14
En gij zult zalig zijn, omdat zij niets hebben om u terug te betalen.
Want het zal u terugbetaald worden bij de opstanding der rechtvaardigen. In tegenstelling tot de
Farizeeën oordeelt God zonder aanzien des persoons. Hij beoordeelt de mensen
niet op hun uiterlijk en hun manier van spreken of het dragen van de laatste
mode. Let op wat God zegt in 1 Petrus 1:17.
1 Petrus 1:17
En indien gij Hem als Vader aanroept, die zonder aanzien des persoons
naar ieders werk oordeelt, wandelt dan in vreze de tijd uwer
vreemdelingschap. DE GROTE
FEESTMAALTIJD Toen iemand van de
disgenoten dat hoorde, zei hij tegen Christus: ”Zalig wie brood eten zal in
het Koninkrijk Gods.” Christus reageerde met
een gelijkenis over hen die in het Koninkrijk van God zullen zijn. Hij
vertelde over een rijke man die een groot feestmaal georganiseerd had en
daarvoor veel gasten uitgenodigd. Toen de tijd aangebroken was voor de
maaltijd, hadden allen die uitgenodigd waren excuses waarom zij niet konden
komen. De rijke man werd boos. Hij nodigde toen de armen en mensen met
gebreken, zoals kreupelen, blinden en verlamden uit om deel te nemen aan
zijn grote feestmaal (Lukas 14:16-24). Christus leerde dat veel
mensen niet op de roeping van zijn Vader reageren zullen. Gods waarheid zal
hen worden voorgehouden, maar ze zullen niet reageren, omdat hun aandacht,
zorgen en genoegens helemaal gericht zijn op het vergankelijke leven dat ze
nu leiden in deze wereld. Algemeen wordt toch
verondersteld dat mensen met een uiterlijk religieus vertoon, vooral hun
leiders, in het Koninkrijk van God zullen komen, zoals de Farizeeën. Maar
vanwege hun hypocrisie en eigengerechtigheid, gaan hun plaatsen naar de
mensen die geminacht worden. Mensen die Gods roeping serieus nemen en Hem
gehoorzamen, zullen de heilige geest ontvangen en Gods Koninkrijk
binnengaan. DE
BETEKENIS VAN EEN BEKEERDE ZONDAAR De schriftgeleerden en
Farizeeën bekritiseerden Christus vaak omdat Hij sprak met tollenaars en
zondaars. Tollenaars stonden
bekend om hun oneerlijkheid in het innen van belastingen voor de Romeinse
overheid. Ze inden vaak meer belastingen dan was vereist, om een deel voor
zichzelf te houden. Tollenaars hadden een slechte reputatie en werden
beschouwd als verloren zondaren van de samenleving. Daarom wilden de
schriftgeleerden en Farizeeën niet gezien worden met hen. Het is waar dat
tollenaars zondaren waren, maar wat vindt God van de schriftgeleerden en
Farizeeën? Vaak wordt het beeld
geschetst dat Jezus veelvuldig omging met tollenaars, prostituees en
criminelen. Maar Christus keurt elk zondig gedrag af zonder aanziens des
persoons. Als een tollenaar of andere zondaar bij Hem kwam om naar Hem te
luisteren, waren ze even welkom als alle andere mensen. En alle mensen
hebben gezondigd zegt de Bijbel.
Lukas 15:1
Al de tollenaars nu en de zondaars plachten tot Hem te komen om naar
Hem te horen. Toen de schriftgeleerden
en Farizeeën zagen dat Christus met de tollenaars en zondaars sprak, hadden
ze kritiek op Hem. Met een houding van zogenaamde rechtvaardigheid zeiden
ze: ”Deze ontvangt zondaars en eet met hen” (Lukas 15:2). Christus reageerde
op hun kritiek door drie gelijkenissen te vertellen. Alvorens deze
gelijkenissen te bekijken, gaan we kort herhalen waarom Christus vaak sprak
in gelijkenissen die de massa mensen en ook de schriftgeleerden en Farizeeën
niet begrepen.
Mattheüs 13:10
En de discipelen kwamen en zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen
in gelijkenissen? 11 Hij
antwoordde hun en zeide: Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het
Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat niet gegeven. 12
Want wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben;
maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. 13
Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien
en horende niet horen of begrijpen. 14
En aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het
gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij
zien en gij zult het geenszins opmerken; 15
want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn
hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien
met hun ogen, en met hun oren niet horen, en met hun hart niet verstaan en
zich bekeren, en Ik hen zou genezen. 16
Maar uw ogen zijn zalig, omdat zij zien en uw oren, omdat zij horen. Christus sprak in
gelijkenissen om de werkelijke zin van belangrijke waarheden te verbergen
voor de massa's – niet om te verduidelijken, zoals veel mensen ten onrechte
geloven. Maar Christus legde de betekenis van de gelijkenissen wel aan zijn
discipelen uit. In Lukas 15:1-32 gaf
Christus drie gelijkenissen, waarin Hij duidelijk maakt hoe belangrijk Hij
het vindt als slechts één zondaar zich bekeert en God gaat gehoorzamen. Hij
vergelijkt eerst de bekering van een zondaar met een herder die een verloren
schaap zoekt. Hoewel negenennegentig schapen veilig zijn, zoekt de herder
nog naar die ene die verdwaald is. Toen hij het verloren schaap gevonden
had, was hij heel blij. De volgende gelijkenis
gaat over een vrouw die tien zilveren munten had en één ervan verloor. Zou
ze niet een lamp aansteken en overal zoeken en het hele huis aanvegen tot ze
de munt heeft gevonden? Ze zou haar vriendinnen en buurvrouwen bij elkaar
roepen en zeggen: ”Zijn jullie ook niet blij dat ik de zilveren munt die ik
kwijt was, weer heb gevonden?”
Lukas 15:10
Alzo is er, zeg Ik u, blijdschap bij de engelen Gods over één
zondaar, die zich bekeert. DE
VERLOREN ZOON Om de vreugde over de
bekering van een zondaar nog verder te illustreren vertelde Christus een
derde gelijkenis. Deze parabel die bekend staat als ’gelijkenis van de
verloren zoon’ staat in Lukas 15:11-32. Christus vertelde over een man die
twee zonen had. De jongste zoon vroeg zijn deel van de erfenis en vertrok
naar een ver land. Daar leidde hij een losbandig leven en verkwistte al zijn
geld en geraakte in vreselijke armoede. Hij vond werk als hoeder
van varkens. Hij leed erge honger en had graag zijn maag gevuld met het voer
van de varkens, maar niemand gaf het hem. Toen kwam hij tot bezinning en
keerde terug naar huis. Hij zei tegen zijn vader, die erg met hem te doen
had: ”Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer
waard uw zoon te heten” (vers 21). De vader werd ontroerd
door zijn zoons nederigheid en bekering. Hij verwelkomde hem met een
feestelijke thuiskomst. De oudere broer die getrouw heeft gediend in zijn
vaders bedrijf kon niet begrijpen waarom zijn broer een dergelijk onthaal
kreeg. Zijn vader zei tegen
hem: ”Kind, gij zijt altijd bij mij en al het mijne is het uwe. Wij moesten
feestvieren en vrolijk zijn, want uw broeder hier was dood en is levend
geworden, hij was verloren en is gevonden” (verzen 31-32). In deze gelijkenis
vergeleek Christus de houding van God tegenover een berouwvolle zondaar met
de houding van de Farizeeën. De Farizeeën verwierpen volledig de mensen die
zij als minderwaardig beschouwden, waaronder berouwvolle zondaars. Maar God
aanvaardt hen die zich van hun zonden bekeren en Hem gaan gehoorzamen. Hij
heeft grote vreugde over de bekering van zelfs maar één zondaar! MEN KAN
GEEN TWEE HEREN DIENEN Christus leerde
vervolgens zijn discipelen dat het onmogelijk is God volledig te dienen en
tegelijkertijd je hart verpanden aan geld verdienen. Christus zei:
Lukas 16:13
Geen slaaf kan twee heren dienen, want hij zal of de ene haten en de
andere liefhebben, of zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij
kunt niet God dienen en Mammon
[geld]. De Farizeeën, die
geldzuchtig waren, hoorden dit alles aan en ze haalden honend hun neus voor
Hem op. Maar Jezus wees hen
terecht door te zeggen dat ze met hun vrome houding bij de mensen altijd
voor rechtvaardig willen doorgaan, maar dat God hun hart kent. Hoewel die
huichelarij bij de mensen in hoog aanzien kan staan, is het een gruwel in de
ogen van God.
Lukas 16:14
Dit alles hoorden de Farizeeën, die geldzuchtig waren, en zij hoonden
Hem. 15 En Hij zeide tot hen:
Gij zijt het, die voor rechtvaardig wilt doorgaan voor de mensen, maar God
kent uw harten. Want wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God. Ook tegenwoordig worden
welgestelde mensen vaak gerespecteerd vanwege hun rijkdom. Maar God
respecteert hen niet als zij die rijkdom op een oneerlijke manier verwerven.
Op allerlei manieren wordt het achtste gebod van de Tien Geboden overtreden:
gij zult niet stelen. LAZARUS
EN DE RIJKE MAN Christus vertelde de
Farizeeën vervolgens een gelijkenis die verkeerd begrepen wordt door veel
mensen die geloven dat we naar de hemel of de hel gaan wanneer wij sterven.
De gelijkenis gaat over een rijke man die in luxe en weelde leefde en de
arme bedelaar Lazarus, die onder de zweren zat. Er kwam een dag dat zowel de
rijke man als de bedelaar stierven (Lukas 16:19-22). In deze beschrijving
wordt Lazarus naar Abrahams schoot gebracht (andere vertalingen: boezem) –
dat wil zeggen, in hechte vriendschap met Abraham. Veel mensen geloven dat
dit betekent dat Lazarus naar de hemel ging. Echter, zoals andere
schriftgedeelten bevestigen, verwijst dit naar de tijd wanneer zowel Lazarus
als Abraham, samen met ware christenen, tot eeuwig leven opgewekt zullen
worden in de eerste opstanding. Dit zal zijn bij de terugkomst van Jezus
Christus, wanneer Hij het Koninkrijk van God op aarde zal vestigen. Vervolgens wordt de
rijke man beschreven in een staat van kwelling. Nogmaals, mensen begrijpen
dit vaak verkeerd en denken dat de rijke man in een eeuwig brandende hel
wordt gekweld. Maar dit kan niet waar zijn, aangezien de Bijbel duidelijk
aantoont dat er geen eeuwig brandende hel is. Wat betekent dit dan? In sommige vertalingen
van de Bijbel staat in Lukas 16:23 het woord ’hel’ (in de NBG-vertaling
’dodenrijk’) dat komt van het Griekse woord
hades, dat ’graf’ betekent – een
begraafplaats in de grond. De rijke man is herrezen uit zijn graf tot fysiek
leven, niet in het Koninkrijk van God zoals Lazarus, maar om te worden
verbrand in de poel des vuurs. In deze bijzondere opstanding, die
na de duizendjarige heerschappij
van Jezus Christus plaatsvindt, zullen al degenen zijn die hebben geweigerd
om God te gehoorzamen. Zij zullen worden geworpen in de poel des vuurs om
verbrand te worden. Ze zullen altijd dood blijven! De kwelling van de rijke
man doet hem beseffen dat hij in de poel of zee van vuur is geworpen omdat
hij weigerde om zich te bekeren van zijn zonden en te leven volgens Gods
manier. Hij heeft zijn beloning ontvangen in de materiële dingen die hij
zocht, verlangde en verwierf tijdens zijn sterfelijke leven. De gelijkenis laat een
grote kloof zien tussen degenen die zullen worden opgewekt tot
onsterfelijkheid, zoals vertegenwoordigd door Lazarus en degenen die zullen
worden opgewekt om te worden geworpen in de poel des vuurs, zoals
vertegenwoordigd door de rijke man (Lukas 16:26). Deze grote kloof is
onoverkomelijk. Deze kloof (de
symbolische scheiding) die voorkomt dat de goddelozen ontsnappen uit de dood
in de poel des vuurs en ook voorkomt dat de rechtvaardigen verbrand worden,
blijft altijd bestaan. Degenen die onsterfelijk zijn gemaakt kunnen nooit
sterven omdat zij geboren zijn uit God en daarom samengesteld uit geest.
Maar mensen die zijn opgestaan en weer mensen zijn van vlees en bloed, zijn
niet uit God geboren en kunnen worden verbrand door vuur. De rijke man, die
sterfelijk is, zal verbranden en de tweede dood sterven. Toen hij zich ten slotte
realiseerde dat hij verdoemd was en dat deze grote kloof bestaat, smeekte de
rijke man Abraham om Lazarus naar zijn vijf broers te sturen om ze te
waarschuwen, opdat hen dit verschrikkelijke lijden bespaard zou worden.
Abraham antwoordde dat ze de geschriften van Mozes en de profeten hadden. De
rijke man begreep dat zij niet zouden luisteren naar deze geschriften. Maar
als iemand uit de dood naar zijn broers zou gaan, zouden zij zich bekeren. Abraham antwoordde dat
als ze niet naar Mozes en de profeten luisteren, ze zich ook niet zullen
laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat (Lukas 16:27-31). Christus onderwees
verschillende lessen met deze gelijkenis. Ten eerste onderwees Hij een
opstanding uit de doden. Ten tweede illustreerde Hij de tweede dood in de
poel des vuurs die de goddelozen volledig zal vernietigen. En ten derde
toonde Hij aan dat als de schriftgeleerden en Farizeeën, of ieder ander,
weigeren de Bijbel te gehoorzamen, ze geen hoop hebben op redding! U zou ook nog de
publicatie van de Gemeente van God ’LAZARUS en de RIJKE MAN’ kunnen lezen. TIEN
MELAATSEN GENEZEN Tijdens de laatste
maanden van het Werk van Christus vonden er twee aangrijpende genezingen
plaats. Deze genezingen verhardden de houding van de schriftgeleerden en
Farizeeën tegenover Christus nog meer. Toen op zijn reis naar
Jeruzalem Jezus een dorp binnenging, kwamen tien melaatsen Hem tegemoet. Ze
bleven op een afstand staan en riepen: ”Jezus, Meester, heb medelijden met
ons!” (Lukas 17:13.) De ziekte melaatsheid of
lepra komt vaak voor in het Oude en Nieuwe Testament. De ziekte tast de huid
(botten kunnen bloot komen te liggen) of de zenuwen aan, die verlamd raken
zodat de zieke ten slotte gevoelloos wordt. Vaak wordt de zieke gekweld door
hevige jeuk over het hele lichaam. De melaatse was van de samenleving
uitgesloten en woonde geïsoleerd. Het was geen wonder dat
deze tien melaatsen, die van Christus' genezende kracht hadden gehoord, om
hulp riepen. Christus zag hen aan en
zei: ”Ga naar de priesters om u te laten zien”. Dit was een eis van
de wet die God door Mozes had gegeven. Die wet zei dat als iemand meende dat
hij genezen was van melaatsheid, hij zich moest laten zien aan de priester
die zou bepalen of hij wel of niet genezen was (Leviticus 14:1-3). De melaatsen deden zoals
Christus had gezegd en gingen op weg naar de priesters. Terwijl ze gingen,
verdween hun melaatsheid. Slechts één van de tien keerde terug naar Christus
om Hem te bedanken voor de genezing.
Lukas 17:15
En één van hen keerde terug, toen hij zag, dat hij genezen was, met
luider stem God verheerlijkende, 16
en hij wierp zich op zijn aangezicht voor zijn voeten om Hem te
danken. En dit was een Samaritaan. 17
En Jezus antwoordde en zeide: Zijn niet alle tien rein geworden? Waar
zijn de negen anderen? 18 Waren
er dan geen anderen om terug te keren en God eer te geven, dan deze
vreemdeling? 19 En Hij zeide tot
hem: Sta op, ga heen, uw geloof heeft u behouden. Een belangrijke les die
we hier uit kunnen trekken is dat we onze zegeningen nooit als
vanzelfsprekend moeten zien, zoals de negen melaatsen die werden genezen.
Evenals de man die terugkeerde naar Christus, moeten wij altijd onze
dankbaarheid tonen voor de zegeningen die we ontvangen. Ga voor je zelf eens
na welke zegeningen je hebt ontvangen. Toen Jezus in de buurt
van Jericho kwam, zat er langs de weg een blinde te bedelen. Zijn naam was
Bartimeüs (Lukas 18:35; Markus 10:46). Toen de blinde een menigte voorbij
hoorde komen, vroeg hij wat er gaande was. Ze zeiden dat Jezus uit Nazaret
voorbij komt. Daarop riep de blinde: ”Jezus, Zoon van David, heb medelijden
met mij!” Degenen die voorop liepen, vermaanden hem dat hij moest zwijgen,
maar hij schreeuwde des te harder: ”Zoon van David, heb medelijden met mij!” Jezus bleef staan en
liet de blinde bij zich komen. Toen deze voor Hem stond, vroeg Hij hem: ”Wat
wilt u dat Ik voor u doe?” De blinde antwoordde: ”Heer, zorg dat ik weer kan
zien.” Jezus zei: ”Zie weer! Uw geloof heeft u gered.” Onmiddellijk kon hij
weer zien en hij volgde Jezus terwijl hij God loofde. Alle mensen die
getuige waren geweest van dit voorval brachten hulde aan God (Lukas
18:36-43). DE
ZEGENING VAN KLEINE KINDEREN In Lukas 18:15-17 en
Markus 10:13-16 staat een verslag van Christus die kleine kinderen zegent.
De mensen probeerden kleine kinderen bij Hem te brengen om ze door Hem te
laten aanraken, maar de discipelen berispten hen. Toen Jezus dat zag, nam
Hij het hun kwalijk en zei tegen hen: ”Laat de kinderen tot Mij komen en
verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods. Voorwaar, Ik
zeg u: Wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het voorzeker
niet binnengaan.” Christus vergeleek
degenen die het Koninkrijk van God binnengaan met kleine kinderen. Hij zei
dat men een nederige en kinderlijk onschuldige houding moet hebben om het
Koninkrijk van God binnen te kunnen gaan. Jonge kinderen zijn bovendien goed
te onderwijzen. Christus wil dat zijn mensen een dergelijke houding
ontwikkelen en open staan voor correcties. Meestal ontwikkelen de meeste
mensen vanaf hun kindertijd een ego die zich nauwelijks iets laat gezeggen. Na deze belangrijke les,
zegent Christus de jonge kinderen. Hij nam ze in zijn armen, legde hen zijn
handen op en bad voor hen. Ook in onze tijd volgen
we dit voorbeeld van Christus. De dienaren van God vragen God om bescherming
en zegeningen gedurende de jaren dat de kinderen opgroeien. DE
ROEPING VAN ZACHEÜS Jezus ging Jericho in en
trok door de stad. Tussen de menigte was Zacheüs, een rijke hoofdtollenaar
(hoofd van de belastinginners) en hij was rijk. Hij wilde Jezus zien, om te
weten te komen wat voor iemand het was, maar dat lukte hem niet vanwege de
menigte, want hij was klein van stuk. Daarom liep hij snel vooruit en klom
in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer Hij voorbijkwam.
Lukas 19:4
En hij liep hard vooruit en klom in een wilde vijgeboom om Hem te
zien, want Hij zou daarlangs komen. 5
En toen Jezus bij die plaats kwam, keek Hij naar boven en zeide tot
hem: Zacheüs, kom vlug naar beneden, want heden moet Ik in uw huis
vertoeven. De schriftgeleerden en
Farizeeën verweten Jezus weer dat Hij te gast was bij een tollenaar die ze
verachtten. Zie wat ze zeiden in vers 7. ”En toen zij het zagen, morden zij
allen en zeiden: Hij is bij een zondig man binnengegaan om zijn intrek te
nemen.” Maar Zacheüs heeft zich
van zijn zonden bekeerd en zijn bekering ook daadwerkelijk getoond door zich
bereid te verklaren het geld dat hij ten onrechte had genomen van mensen,
viervoudig te vergoeden en de helft van zijn rijkdom aan de armen te geven.
Hij wilde van niemand meer profiteren. Christus zei dat de
berouwvolle houding van Zacheüs het hem mogelijk maakt om het Koninkrijk van
God binnen te gaan. DE ENGE
POORT Christus wist dat de
tijd van de opleiding van de discipelen ten einde liep. De laatste maanden
van zijn Werk leerde Hij hen voortdurend over het Koninkrijk van God. Hij
legde ook uit hoe belangrijk het voor hen was dat hun eigen houding God
behaagt. Er werd Christus eens
gevraagd of er maar weinigen behouden worden. Hij zei:
Lukas 13:24
Strijdt om in te gaan door de enge poort, want velen, zeg Ik u,
zullen trachten in te gaan, doch het niet kunnen.
Christus leerde dat de
weg naar eeuwig leven niet gemakkelijk is. Veel mensen zullen het onderwijs
van Christus horen en geloven dat dat alles is wat ze moeten doen om het
Koninkrijk van God binnen te gaan.
Vers 25
Van het ogenblik af, dat de heer des huizes is opgestaan en de deur
gesloten heeft, zult gij beginnen buiten te staan en aan de deur te kloppen
zeggende: Here, doe ons open, en Hij zal antwoorden en tot u zeggen: Ik weet
niet, vanwaar gij zijt. 26 Dan
zult gij beginnen te zeggen: Wij hebben voor uw ogen gegeten en gedronken en
in onze straten hebt Gij geleerd. 27
En Hij zal tot u spreken, zeggende: Ik weet niet, vanwaar gij zijt;
gaat weg van Mij, alle gij werkers der ongerechtigheid. 28
Daar zal het geween zijn en het tandengeknars, wanneer gij Abraham en
Isaäk en Jakob zult zien en al de profeten in het Koninkrijk Gods, maar
uzelf buitengeworpen. Maar Christus
waarschuwde de discipelen dat enkel het luisteren naar wat Hij onderwees
niet voldoende is. Wanneer iemand door God geroepen is, zich heeft bekeerd
en zich heeft laten dopen, moet hij streven, met de hulp van Gods heilige
geest, om voor de rest van zijn leven te leven op de manier zoals Christus
heeft onderwezen. Soms is het moeilijk om
de invloed te weerstaan van degenen die willen dat wij ons niet zullen
houden aan Gods wetten. Er zijn allerlei bezigheden en activiteiten op het
werk, met sport, op school, met vrienden waarbij beslissingen moeten worden
genomen om niet mee te doen. En ook zaken als roken, zweren, stelen, vulgair
taalgebruik, roddelen, respectloosheid, enz. moeten we verre van ons houden.
Verder kan de behoefte aan aanzien of status in de wereld een valkuil zijn. De meeste mensen houden
geen rekening met Gods wetten en gaan over een zeer brede weg. Er zijn maar
weinig mensen die zich aan Gods normen en waarden willen houden. Vandaar dat
Christus sprak over een smalle poort. Het vereist moed en
inspanning om te staan voor wat juist is. Maar Christus beloont degenen die
er naar streven te doen wat goed en welgevallig is in zijn ogen! DE KOSTEN
BEREKENEN Grote mensenmenigten
trokken met Jezus mee. Hij keerde zich om en zei tegen hen:
Lukas 14:26
Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en
vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan
mijn discipel niet zijn. D.w.z. het gedrag of het
leven (levenswijze) van andere gezinsleden haat, zoals in dit vers ook
”eigen leven” staat, want een christen haat andere mensen niet. Mattheüs 5:44 Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen. Christus leert dat we,
om Hem te volgen, God en gehoorzaamheid aan zijn geboden boven alles moeten
stellen, ook boven de familiebanden en ons eigen leven. In vergelijking met
de liefde die mensen voor hun gezinnen hebben, moet de liefde voor Christus
en zijn leer veel groter zijn. Als de andere gezinsleden geen deel uitmaken
van Gods Gezin, kiezen we altijd eerst voor God, maar als de andere
gezinsleden wél deel uitmaken van Gods Gezin is dit niet aan de orde, want een
keuze voor God is immers ook een keuze voor hen, voor het Gezin van God. Jezus legde verder uit
dat zij die Hem willen volgen eerst zorgvuldig de kosten moeten berekenen.
Om dit te illustreren stelde Hij een vraag.
Lukas 14:28
Want wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder
om de kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen? Als iemand begint met de
bouw van een toren, maar niet de kosten heeft berekend, zou het kunnen dat
hij de toren niet kan afbouwen (verzen 29-30). Verder vroeg Jezus welke
koning die erop uittrekt om met een andere koning oorlog te voeren, zal niet
eerst bij zichzelf te rade gaan of hij wel met tienduizend man kan optrekken
tegen iemand die met twintigduizend man tegen hem oprukt? Als hij dat niet
kan, stuurt hij eerst, wanneer de troepen nog ver van elkaar verwijderd
zijn, een gezant om naar de voorwaarden voor vrede te vragen (verzen 31-32). Christus gaf deze
voorbeelden om duidelijk te maken dat als iemand Hem wil volgen, hij bereid
moet zijn alles op te geven wat niet samengaat met Gods normen. Hij moet
beslissen of hij bereid is tot onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan God voor
de rest van zijn leven. In Lukas 14:34-35 zegt
Jezus dat als zout zijn kracht verliest, het nutteloos wordt. Op dezelfde
manier kan een christen die niet volhardt, de beproevingen niet overwint, de
aantrekkingskracht van de wereld niet overwint, falen. Dit beginsel is van
toepassing op elk aspect van ons leven. Voordat we ergens aan beginnen,
moeten we ervoor zorgen dat we volledig begrijpen wat er voor nodig is om
het project met succes te voltooien. Zodra we ons ertoe verplicht hebben,
moeten we het project volledig uitvoeren en afmaken. EEN
ONNUTTE DIENSTKNECHT
Lukas 17:7
Wie van u zal tot zijn slaaf, die voor hem ploegt of het vee hoedt,
als hij van het land thuiskomt, zeggen: Kom terstond hier aan tafel? 8
Zal hij niet veeleer tot hem zeggen: Maak mijn maaltijd gereed,
schort uw kleren op en bedien mij, tot ik klaar ben met eten en drinken, en
daarna kunt gij eten en drinken? 9
Zal hij de slaaf soms danken, omdat hij deed wat hem bevolen was? Christus leerde zijn
discipelen wat het betekent om een nuttige dienstknecht te zijn. Hij vroeg
hen of een dienstknecht die alleen doet waarvoor hij betaald wordt, speciale
dank verdient. Degenen die alleen doen wat van hen gevraagd wordt, zijn niet
rendabel. Christus noemt hen zelfs ”onnutte slaven”.
Vers 10
Zo moet ook gij, nadat gij alles gedaan hebt wat u bevolen is,
zeggen: Wij zijn onnutte slaven; wij hebben slechts gedaan, wat wij moesten
doen. Wanneer we een opdracht
krijgen, moeten we daarvoor altijd ons uiterste best doen. We moeten
proberen meer te doen dan van ons verwacht wordt. Dit maakt ons voor onze
leraren, ouders en werkgevers extra waardevol. We moeten dus geen nutteloze
dienstknecht van God willen zijn. DE
VASTHOUDENDE WEDUWE Om zijn discipelen
duidelijk te maken dat ze moesten blijven bidden, dat ze nooit moesten
verslappen of opgeven en het geloof nooit moesten verliezen, vertelde Jezus
hun een gelijkenis over een vasthoudende weduwe. De weduwe bleef voortdurend
een onrechtvaardige rechter vragen om haar recht te verschaffen tegenover
een tegenstander die haar onrecht had aangedaan. Geruime tijd weigerde de
rechter. Maar omdat ze maar bleef aanhouden verschafte hij haar uiteindelijk
recht (Lukas 18:1-8). Met deze gelijkenis
toonde Christus de discipelen hoeveel meer God, die rechtvaardig is, de
herhaalde gebeden van zijn mensen die dag en nacht tot Hem roepen om recht,
zal verhoren. Hij zal hen niet negeren zoals de onrechtvaardige rechter
probeerde te doen. Christus vroeg
vervolgens zijn discipelen of Hij zo'n geloof onder zijn volk zou vinden als
Hij weer naar de aarde terugkeert.
Lukas 18:7
Zal God dan zijn uitverkorenen geen recht verschaffen, die dag en
nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen wachten? 8
Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. Doch, als de
Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde? Dit is een uitdaging
voor ons vandaag. Zullen wij, die in de dagen voorafgaand aan de terugkeer
van Christus leven, hetzelfde geloof in Hem hebben als de apostelen die met
Hem spraken en wandelden? DE
FARIZEEËR EN DE TOLLENAAR Met het oog op sommigen
die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten, vertelde Christus de
volgende gelijkenis. Twee mensen gingen naar
de tempel om te bidden, de een was een Farizeeër en de ander een tollenaar.
De Farizeeër stond rechtop te bidden.
Lukas 18:11 De
Farizeeër stond en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet zo
ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als
deze tollenaar; 12 ik vast
tweemaal per week, ik geef tienden van al mijn inkomsten. De tollenaar echter
bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te
richten. In plaats daarvan sloeg hij zich op de borst en zei: ”O God, wees
mij, zondaar, genadig!” (vers 13.) Jezus zei dat de
tollenaar vergeving van God had ontvangen toen hij naar huis ging. Maar die
Farizeeër niet! Want wie erop uit is meer eer te krijgen dan hem toekomt,
zal worden vernederd. Maar wie nederig is, zijn fouten en tekortkomingen
erkent, zal eer ontvangen.
Vers 14
Ik zeg u: Deze keerde, in tegenstelling met de ander, gerechtvaardigd
naar huis terug. Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd
worden, doch wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden. We hebben slechts een
klein deel van het onderwijs van Christus behandeld. We moeten ons best doen
de lessen toe te passen in ons leven. We hebben gezien hoe
Christus zijn ’Team’ – de Gemeente – opvoedt. We hebben het gehad over de
regels van het leven (zoals er regels zijn in de sport), de ’strategieën’
die Jezus Christus heeft gegeven die nodig zijn voor geestelijk succes! We hebben aanwijzingen
gekregen hoe we communiceren met God door het gebed. Het belang van
samenwerken (teamgeest) is uitgelegd, de wederzijdse steun en aanmoediging
in Gods Team om succesvol te zijn. We hebben gezien hoe je
misleiding kunt herkennen en wat uiteindelijk zal falen. We moeten bij de
les blijven om te slagen, zoals je in een sportwedstrijd je voortdurend moet
concentreren op het spel om te winnen. Materiële zaken hebben natuurlijk wel
onze aandacht nodig, maar onze tijd en inspanningen behoren
elke dag in de eerste plaats
gericht te zijn op het geestelijke doel van Gods Plan met de mensheid en in
het bijzonder met het Gezin van God. De wereld probeert op
sluwe en meedogenloze wijze de geroepenen van God uit te schakelen, zoals de
Farizeeën Jezus vals beschuldigden. Jezus maakte duidelijk
wie zijn geestelijke familie is en geeft over het Koninkrijk gelijkenissen.
Die worden niet gegeven om voor de mensen het evangelie te verduidelijken,
zoals misleide valse christenen menen, maar om te verbergen. Alleen de
discipelen krijgen uitleg. En voor hen zijn de gelijkenissen belangrijke
lessen voor hun eigen leven en voor de Gemeente en voor het verkondigen van
het Koninkrijk van God. Het onderwijs van
Christus maakt duidelijk dat de enige juiste levenswijze, zoals God ons
leert, over een smalle weg gaat. Het vereist een karakter dat boven wereldse
gewoonten en genoegens staat. God moet elke dag opnieuw bovenaan onze
prioriteitenlijst staan. Christus verricht grote
wonderen waardoor grote menigten mensen zeer veel ontzag krijgen. Dit maakt
een sterke start van Gods gemeente mogelijk. Ook de twaalf eerste discipelen
zijn hierdoor gesterkt en getraind en worden er voor het eerst op
uitgezonden om het evangelie van het Koninkrijk te verkondigen. Met
diezelfde opdracht gaan wij in onze tijd voort.
De laatste weken
van
Jezus als mens op
aarde De gebeurtenissen
tijdens de laatste weken van het leven van Christus in de lente van 30
n.Chr. zijn uiterst belangrijk geweest, zoals zijn laatste toespraken in het
openbaar en de vele belangrijke principes die Hij nog aan zijn discipelen
onderwees. Verder de confrontaties met de religieuze leiders die leidden tot
de arrestatie van Jezus, zijn illegale proces en kruisiging. DE
OPWEKKING VAN LAZARUS Christus verrichtte een
spectaculair wonder in Betanië, een dorp een paar kilometer ten oosten van
Jeruzalem achter de Olijfberg aan de weg naar Jericho. Het verslag van dit
wonder staat in Johannes 11:1-44. Lazarus, een goede
vriend van Jezus, woonde met zijn zussen, Maria en Marta in Betanië. Maria
is degene die later Jezus' voeten zalfde met een kostbare zalf (Johannes
11:2, 12:3), kort voor zijn proces en de kruisiging. Lazarus werd ernstig
ziek en lag op sterven. Zijn twee zussen stuurden een bericht over zijn
ziekte naar Christus. Hoewel Jezus veel van Marta, Maria en Lazarus hield,
maakte Hij geen aanstalten naar hen toe te gaan.
Johannes 11:4
Toen Jezus het hoorde, zeide Hij: Deze ziekte is niet ten dode, maar
ter ere Gods, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt worde. Toen er twee dagen
voorbij gegaan waren, zei Jezus dat ze weer naar Judea zouden gaan, waar ook
Betanië ligt. Zijn discipelen schrokken. Ze waren bang voor wat er zou
kunnen gebeuren wanneer Jezus daarheen zou gaan.
Johannes 11:8
De discipelen zeiden tot Hem: Rabbi, onlangs trachtten de Joden U te
stenigen en gaat Gij weder daarheen? De discipelen wisten dat
de religieuze leiders Christus wilden doden. Hij had de schriftgeleerden en
Farizeeën publiekelijk vele malen terechtgewezen en te schande gezet om hun
huichelachtigheid en schijnheiligheid. Jezus zei dat ze zich
maar geen zorgen moesten maken. Vervolgens vertelde Hij hen dat hun vriend
Lazarus sliep en dat Hij Hem wakker zou maken. De discipelen waren blij om
dit te horen. Ze dachten dat Hij bedoelde dat Lazarus herstellende was van
zijn ziekte en de rust van de slaap hem goed deed. Toen zei Jezus hen
duidelijk dat Lazarus dood was! Op veel plaatsen in het
Nieuwe Testament wordt de dood voorgesteld als slaap, in afwachting van een
opstanding. Lees wat de apostel Paulus schreef met betrekking tot de dood in
Christus:
1 Thessalonicen 4:13
Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die
ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere [mensen], die geen
hoop hebben. 14 Want indien wij
geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die
ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. Het woord ’ontslapen’ is
een vertaling van een Grieks woord dat ’slapen’ betekent. Zij die met de
heilige geest in zich overleden zijn, zullen in een opstanding opstaan,
zoals uit een slaap. Toen Christus en zijn
discipelen in Betanië kwamen, was Lazarus al vier dagen dood. In het dorp
waren vele Joden die gekomen waren om hun medeleven te betuigen aan Maria en
Marta. Toen Marta hoorde dat
Jezus onderweg was ging ze Hem tegemoet. Bedroefd zei ze tegen Jezus dat als
Hij eerder was gekomen, haar broer niet overleden zou zijn, wat betekent dat
ze wist dat Jezus hem zou hebben genezen. Christus vertelde haar dan een
zeer belangrijke waarheid.
Johannes 11:25
Jezus zeide tot haar: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij
gelooft zal leven, ook al is hij gestorven, 26
en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet
sterven; gelooft gij dat? Christus toonde dat Hij
kan doen herleven, of leven herstellen van de doden. Daarom zal op een dag
degenen die geloven en Hem gehoorzamen, hoewel zij sterven, worden opgewekt
tot eeuwig leven. Marta zei dat ze dit
geloofde en keerde daarna terug naar huis. Ze vertelde haar zus Maria dat
Christus haar wilde spreken. Maria verliet snel de groep rouwenden. Toen ze
Jezus zag, zei ze ook dat als Hij eerder was gekomen, haar broer niet zou
zijn gestorven. Toen Jezus haar en de
Joden die met haar waren meegekomen, zag huilen, werd Hij ontroerd en
huilde. Niet om Lazarus, maar vanwege hun verdriet. Jezus zei dat ze de
steen voor het graf, een spelonk, weg moesten halen, hoewel Marta zei dat
niet te doen omdat er al een lijklucht was. Na een kort gebed tot zijn Vader
in de hemel riep Christus tegen Lazarus dat hij naar buiten moest komen. Verbaasd zagen de mensen
de gestorven man tevoorschijn komen, zijn handen en voeten in linnen
gewikkeld en zijn gezicht bedekt met een doek. Veel Joden die gezien hadden
wat Jezus deed, kwamen tot geloof in Hem. Maar enkelen gingen naar de
Farizeeën om hun te vertellen wat Jezus gedaan had. Daarop kwamen de
hogepriesters en de Farizeeën in vergadering bijeen om te beslissen wat te
doen met Christus. Deze mannen waren bang
dat de mensen Jezus als de Messias zouden toejuichen, de verwachte Bevrijder
en Verlosser. Zij vreesden dat Hij het volk in opstand zou brengen tegen de
Romeinen en dat die zouden komen om zowel hun hoge posities als het volk van
hen af te nemen. Om dit te voorkomen zei
de hogepriester Kajafas: ”Gij beseft niet, dat het in uw belang is, dat een
mens [Christus] sterft voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat”
(Johannes 11:50). Hij bedoelde dat het
beter was één oproerkraaier op te ruimen, zodat er rust onder de mensen
komt. Kajafas besefte niet dat
hij eigenlijk profeteerde dat Jezus zou sterven voor het volk, en niet
alleen voor het Joodse volk, maar voor de zonden van de gehele mensheid.
Naar aanleiding van Kajafas' woorden besloot men actie te ondernemen.
Johannes 11:53
Sinds die dag dan beraadslaagden zij om Hem te doden. CHRISTUS
GAAT JERUZALEM BINNEN Omdat Jezus wist dat ze
Hem ter dood wilden brengen, trad Hij niet meer openlijk op onder de Joden,
maar ging naar de streek bij de woestijn, naar de stad Efraïm waar Hij enige
tijd met zijn discipelen bleef. Het was kort voor het
Pascha en veel mensen uit Judea en de omliggende gebieden gingen naar
Jeruzalem. Zij keken naar Jezus uit en vroegen zich af of Hij zijn leven zou
riskeren om naar het feest te komen. De overpriesters en de Farizeeën hadden
bevel gegeven dat iedereen die wist waar Jezus was, dat moest komen
aangeven. Dan konden ze Hem grijpen.
Johannes 11:55
Nu was het Pascha der Joden nabij en velen van het land gingen op
naar Jeruzalem, nog voor het Pascha, om zich te reinigen. 56
Zij zochten dan naar Jezus en spraken onder elkander, terwijl zij in
de tempel stonden: Wat dunkt u? Zou Hij wel op het feest komen? 57
De overpriesters en de Farizeeën nu hadden voorschriften gegeven,
dat, indien iemand wist, waar Hij zich bevond, hij het zou aangeven, opdat
zij Hem konden grijpen. Zes dagen vóór het
Pascha keerde Jezus terug naar Betanië en dineerde met Lazarus en zijn twee
zussen (Johannes 12:2). De volgende dag vertrok Christus naar Jeruzalem.
Toen ze Jeruzalem naderden en bij de Olijfberg kwamen, stuurde Jezus twee
discipelen naar een naburig dorp waar ze een ezelin met haar veulen zouden
aantreffen die ze mee moesten nemen. Op dat veulen hield Jezus zijn intocht
in Jeruzalem. Toen Hij Jeruzalem voor
zich zag liggen, begon Hij te huilen over het lot van de stad. Hij wist dat
er een tijd zou komen dat Jeruzalem steen voor steen zou worden afgebroken
en zijn inwoners gedood.
Lukas 19:41
En toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij
over haar, 42 en zeide: Och, of
gij ook op deze dag verstond wat tot uw vrede dient; maar thans is het
verborgen voor uw ogen. 43 Want
er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen
opwerpen 44 en u omsingelen en u
van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u
vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de
tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag. Duizenden van de mensen
in Jeruzalem hadden gehoord van Jezus en zijn wonderen, met name de
opstanding van Lazarus. Toen ze hoorden dat Jezus naar Jeruzalem kwam, kwam
een menigte mensen Hem met blijdschap tegemoet en velen liepen met
palmtakken waarvan ook op de weg werd gelegd samen met hun mantels. Ze
begroetten Hem als de Messias en riepen: ”Hosanna de Zoon van David,
gezegend Hij, die komt in de naam des Heren” (Mattheüs 21:8-9; Lukas
19:36-38; Johannes 12:12-13). Christus reed Jeruzalem
binnen, niet als een zegevierende held op een wit paard, zoals veel van de
Joden verwachtten dat de Messias zou komen, maar in volkomen nederigheid.
Hij kwam naar Jeruzalem om zijn leven te geven voor de mensheid. In het Oude
Testament wordt in Zacharia 9:9 de intocht in Jeruzalem van Christus
geprofeteerd.
Zacharia 9:9
Jubel luide, gij dochter van Sion; juich, gij dochter van Jeruzalem!
Zie, uw koning komt tot u, hij is rechtvaardig en zegevierend, nederig, en
rijdende op een ezel, op een ezelshengst, een ezelinnejong. De schriftgeleerden en
Farizeeën haatten Christus vanwege de eer die de mensen Hem schonken.
Mattheüs 21:15
Toen de overpriesters en de schriftgeleerden de wonderwerken zagen,
die Hij deed, en de kinderen, die in de tempel riepen, zeggende: Hosanna de
Zoon van David! namen zij dat kwalijk. DE
VERDORDE VIJGENBOOM Tijdens deze laatste
paar dagen van zijn leven overnachtte Christus in Betanië, waarschijnlijk
bij Lazarus, Maria en Marta. 's Ochtends ging Hij naar Jeruzalem en 's
avonds keerde Hij terug in Betanië. Op één van die dagen,
toen Hij vroeg naar Jeruzalem was gegaan, kreeg Hij honger. Hij zag een
vijgenboom langs de weg staan en liep er heen. Maar er zaten geen vijgen
aan. Alleen maar bladeren. ”En Hij zeide tot hem: Nooit groeie aan u enige
vrucht meer, in eeuwigheid! En terstond verdorde de vijgenboom” (Mattheüs
21:19). Toen ze de volgende
morgen daar weer langs kwamen, zagen ze dat de boom van de wortel af verdord
was (Markus 11:20). De discipelen waren heel verbaasd.
Mattheüs 21:21
Maar Jezus antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, indien
gij geloof hebt en niet twijfelt, zult gij niet alleen doen wat met de
vijgenboom is gebeurd, maar zelfs indien gij tot deze berg zegt: Hef u op en
werp u in de zee, het zal geschieden. 22
En al wat gij in het gebed gelovig vragen zult, zult gij ontvangen. Christus benadrukte
hiermee dat God zal antwoorden op de gebeden van degenen die geloof
(vertrouwen) in Hem hebben. Hij zal, indien nodig, enorme wonderen
verrichten, zelfs bergen verplaatsen, voor degenen die Hem in geloof vragen. Maar wat is geloof en
wat moeten we doen om het te hebben? Geloof en vertrouwen is geloven dat God
bestaat en dat Hij zal doen wat Hij heeft beloofd in de Bijbel. Maar wat
moeten we doen voordat God ons zal geven wat wij vragen?
1 Johannes 3:22
en ontvangen wij van Hem al wat wij bidden, daar wij zijn geboden
bewaren en doen wat welgevallig is voor zijn aangezicht. Ook al hebben we geloof,
God zal ons niet alles geven wat we vragen. We moeten er zeker van zijn dat
wat wij vragen zijn wil is, zoals aangegeven in Efeziërs 5:17.
Efeziërs 5:17
Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan, wat de wil
des Heren is. Als wij doen wat in ons
vermogen ligt om God te gehoorzamen en zijn Woord te bestuderen om te leren
wat zijn wil is, kunnen we met vertrouwen bidden en God in volledig geloof
vragen in onze behoeften te voorzien en zelfs sommige wensen te vervullen. Bedenk wel dat God
precies weet wat we nodig hebben en wat Hij ons (voorlopig) wil onthouden in
het belang van karakterbouw. KOOPLUI
UIT DE TEMPEL GEJAAGD Tijdens het
Paschaseizoen kwamen vele duizenden mensen naar Jeruzalem om offeranden te
brengen in de tempel. Op de binnenplaats van de tempel verkochten handelaren
duiven en andere dieren aan velen van deze mensen, die ze als slachtoffers
aan God gaven. Kun je je het lawaai en de stank voorstellen afkomstig van
deze dierenhandel? Mensen gingen van de ene handelaar naar de andere om de
beste prijzen te bedingen. Anderen drongen rond de
tafels van de geldwisselaars. Deze mannen wisselden munten uit alle delen
van het Romeinse Rijk voor de
tempelmunt waarmee de tempelbelasting moest worden betaald. De
wisselaars die wisten dat de mensen die munten nodig hadden om te kunnen
offeren in de tempel, maakten daar misbruik van en hanteerden extra hoge
tarieven. Toen Christus de
binnenplaats van de tempel binnenging, was Hij boos op wat Hij zag. Ze
hadden van zijn Vaders Huis een rovershol gemaakt. Hij joeg met een zweep de
handelaren met hun dieren en de kopers uit de tempel en gooide de tafels en
stoelen van de wisselaars omver! (Mattheüs 21:12-13.) Er is een belangrijke
les die we van dit incident leren kunnen. Wanneer we sabbatdiensten
bijwonen, moeten we bescheiden en rustig zijn in de zaal of kamer waar de
samenkomst plaatsvindt met respect tegenover God en de andere aanwezigen. We
komen in Gods aanwezigheid om Hem te aanbidden en om zijn woorden uit de
Bijbel en de uitleg daarvan te horen. Bedenk bovendien dat de tempel van God
nu Gods geestelijke gemeente is. Die Gemeente moet zich verre houden van
wereldse normen en is geen verblijfplaats voor rovers en woekeraars. Christus keerde elke dag
terug naar de tempel en onderwees de vele mensen die zich om Hem heen
verzamelden. De hogepriesters, de schriftgeleerden en de leiders van het
volk wilden Hem uit de weg ruimen, maar ze wisten niet hoe ze dat moesten
doen, want het hele volk hing aan zijn lippen (Lukas 19:47-48). CHRISTUS
SPREEKT OVER ZIJN DOOD Christus wist dat zijn
leven als mens op aarde zeer binnenkort beëindigd zou worden. Verwijzend
naar zijn spoedige dood en opstanding, zei Hij tegen de mensen die bij Hem
stonden: ”De ure is gekomen, dat de Zoon des mensen moet verheerlijkt
worden”. Vervolgens, om uit te leggen dat zijn dood noodzakelijk was, zei
Christus dat als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij
slechts één graankorrel. Maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort
(Johannes 12:23-24). Deze eenvoudige analogie
gebruikte Jezus om te laten zien dat door zijn dood en de daaropvolgende
opstanding, allen die ooit geleefd hebben een kans zullen krijgen om het
eeuwige leven te ontvangen. Christus zei toen tegen
zijn discipelen:
Johannes 12:25
Wie zijn leven liefheeft, maakt dat het verloren gaat, maar wie zijn
leven haat in deze wereld, zal het bewaren ten eeuwigen leven. Hij zei dat als iemand
gehecht is aan dit fysieke leven en er van wil genieten op een manier
waarbij hij ongehoorzaam is aan God, zijn leven zal verliezen. Maar als
iemand zijn leven in dienst van God stelt in gehoorzaamheid aan Hem en de
dankbare en gelukkige manier van geven
in plaats van nemen in praktijk brengt, zal God hem uiteindelijk het eeuwige leven
schenken. Christus zei dat als iemand zijn dienstknecht wil zijn, dat alleen
kan met een volkomen toewijding aan God (vers 26). Sommige kerken die zich
christelijk noemen, wekken de indruk dat plezier en genieten iets is wat bij
deze wereld hoort en niet past bij een oprecht gelovige. Dat bedoelt
Christus niet. Ongetwijfeld is God ook de Schepper van plezier en genieten.
Maar in alle situaties moeten we eerst kiezen voor God, in situaties van
droefheid en in situaties van vreugde, in situaties van tegenslag en in
situaties van voorspoed. EEN
GETUIGENIS VOOR DE MENIGTE Jezus zei tegen zijn
discipelen dat Hij diep bewogen was nu zijn dood naderde. In een vluchtig
moment wenste Hij dat God Hem voor een pijnlijke en vernederende dood zou
sparen. Maar Christus wist dat dit een van de redenen was waarom Hij naar de
aarde was gekomen en daarom bevestigde Hij zijn verlangen om Gods wil te
doen.
Johannes 12:27
Nu is mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit
deze ure! Maar hiertoe ben Ik in deze ure gekomen. Later – de avond voor de
kruisiging – kunnen we zien hoe menselijk Hij was en angst Hem bekroop.
Mattheüs 26:36
Toen ging Jezus met hen naar een plaats, genaamd Getsemane, en Hij
zeide tot de discipelen: Zet u hier neder, terwijl Ik heenga om daar te
bidden. 37 En Hij nam Petrus en
de twee zonen van Zebedeüs mede en Hij begon bedroefd en beangst te worden.
38 Toen zeide Hij tot hen: Mijn
ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft hier en waakt met Mij. 39
En Hij ging een weinig verder en Hij wierp Zich met het aangezicht
ter aarde en bad, zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze
beker Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt. Johannes 12:27, waar Hij
al in een kort moment uiting gaf van de spanning, vond één dag of enkele
dagen daarvoor plaats. Op dat moment klonk een stem uit de hemel.
Johannes 12:28
Vader, verheerlijk uw naam! Toen kwam een stem uit de hemel: Ik heb
hem verheerlijkt, en Ik zal hem nogmaals verheerlijken! De omstanders, die het
hoorden, zeiden dat het een donderslag was geweest. Anderen zeiden dat een
engel iets tegen Hem had gezegd. Toen zei Jezus dat die stem niet voor Hem
had gesproken, maar voor hen. Het was een getuigenis van het feit dat Hij
werd gestuurd door God de Vader. Hoewel Christus de
mensen bij vele gelegenheden zei om te luisteren naar zijn boodschap en in
Hem te geloven, deden de meesten dat niet. Ze dachten dat de Messias zou
komen als een zegevierende held om hen te bevrijden van de Romeinen. De
mensen geloofden gewoonweg Christus niet, zoals de profeet Jesaja honderden
jaren eerder had geprofeteerd.
Jesaja 53:3
Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en
vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij
was veracht en wij hebben hem niet geacht. In Jesaja's profetieën
vinden we de reden waarom de mensen Christus niet geloofden en Hem daarom
afwezen. Zie wat Jesaja over Christus schreef in hoofdstuk 6, vers 10.
Jesaja 6:10
Maak het hart van dit volk vet, maak zijn oren doof en doe zijn ogen
dichtkleven, opdat het met zijn ogen niet zie en met zijn oren niet hore en
opdat zijn hart niet versta, zodat het zich niet bekere en genezen worde. Jezus wist dat de mensen
niet begrepen wie Hij was en dat Hij door God de Vader naar de aarde was
gezonden. Want de Vader had hun ogen voor deze waarheid gesloten!
Johannes 12:39
Hierom konden zij niet geloven, omdat Jesaja elders gezegd heeft: 40
Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, dat zij niet met hun
ogen zien, met hun hart verstaan en zich bekeren, en Ik hen geneze. Velen volgden Hem om te
zien welke grote dingen Hij nog meer zou doen. Velen van de Joodse
leiders wisten echter wél wie Christus was en geloofden Hem.
Johannes 12:42
En toch geloofden zelfs uit de oversten velen in Hem, maar ter wille
van de Farizeeën kwamen zij er niet voor uit, om niet uit de synagoge te
worden gebannen; 43 want zij
waren gesteld op de eer der mensen, meer dan op de eer van God. Tegen de vele mensen die
om Hem heen stonden zei Christus toen:
Johannes 12:44
… Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Mij, maar in Hem, die Mij
gezonden heeft; Vers 46 Ik ben
als een licht in de wereld gekomen, opdat een ieder, die in Mij gelooft,
niet in de duisternis blijve. Vers 49
Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft
gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet.
50 En Ik weet, dat zijn gebod
eeuwig leven is. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zo, als de Vader Mij gezegd
heeft. God de Vader had
Christus naar de aarde gestuurd en Christus sprak op zijn gezag. Hij zei
alleen wat zijn Vader Hem gezegd had. Velen waren wel bereid
om Christus te volgen en anderen te vertellen dat de wonderen die Hij
verrichtte echt waren, maar ze wilden niet zijn voorbeeld volgen en
doen wat Hij zei en de boodschap
van God die Hij verkondigde ter harte nemen! POGINGEN
OM CHRISTUS IN DISKREDIET TE BRENGEN Bedenk dat de religieuze
leiders er op uit waren om Christus te doden. Voortdurend probeerden ze met
vragen Hem in de ogen van de mensen in diskrediet te brengen. Als zij de
menigte tegen Hem zouden kunnen opzetten, konden ze Hem arresteren zonder
hun verzet. We zien dat in Mattheüs 21, te beginnen met vers 23. Terwijl Christus in de
tempel onderwijs gaf, gingen de overpriesters en oudsten naar Hem toe en
vroegen Hem op wiens gezag Hij onderwees en wonderen verrichte. Christus zei
dat Hij hun vraag zou beantwoorden als zij eerst een vraag van Hem zouden
beantwoorden. Toen vroeg Hij van wie Johannes de Doper de bevoegdheid kreeg
om te dopen, van God of van de mensen. Ze begonnen met elkaar
te overleggen: ”Zeggen we: Van God, dan zegt Hij: Waarom hebt u Johannes dan
niet geloofd? Maar zeggen we: Van de mensen, dan hebben we het volk te
vrezen, want iedereen ziet in Johannes een profeet” (Mattheüs 21:25-26;
Lukas 20:5-6). Hun enige keuze was dus om te weigeren de vraag van Christus
te beantwoorden. Daarop zei Hij tegen hen dat Hij hun vraag dan ook niet zou
beantwoorden. Jezus gaf vervolgens
twee gelijkenissen ter illustratie van het verschil tussen degenen die
Johannes de Doper hadden geloofd en de religieuze leiders die hem hadden
afgewezen. De eerste gelijkenis
vinden we in Mattheüs 21:28-32. Omdat de NBG-vertaling van dit
schriftgedeelte gebaseerd is op een eerdere uitgave waarin de zonen optreden
in omgekeerde volgorde, op grond van de keuze van andere handschriften,
lezen we in de Nieuwe Bijbel Vertaling (NBV). ”Wat denkt u van het
volgende? Iemand had twee zonen. Hij zei tegen de één: Jongen, ga vandaag in
de wijngaard aan het werk. De
zoon antwoordde: Ik wil niet, maar later bedacht hij zich en ging alsnog.
Tegen de ander zei de man precies hetzelfde. Die antwoordde: Ja, vader, maar
ging niet. Wie van de twee heeft
nu de wil van zijn vader gedaan? Ze zeiden: De eerste” (Mattheüs 21:28-31). De eerste zoon zei dat
hij niet ging, maar kreeg later berouw en deed zoals zijn vader vroeg. De
andere zoon zei dat hij zou gaan, de indruk wekkend dat hij een getrouwe
zoon was. Maar hij ging niet. Christus illustreerde
dat zij die Johannes de Doper geloofden en zich bekeerden van hun zonden de
religieuze leiders zullen voorgaan in het Koninkrijk van God die Johannes
toen niet hadden geloofd noch zich hadden bekeerd van hun zonden. Ze toonden
een uiterlijk vertoon van rechtvaardigheid, maar in werkelijkheid
gehoorzaamden ze God niet. In de andere gelijkenis
(Mattheüs 21:33-46) beschreef Christus een landheer die zijn wijngaard
verpachtte aan wijnboeren. Hij vertrok zelf naar het buitenland. Tegen de
tijd van de druivenoogst stuurde hij zijn knechten naar die pachters om zijn
vruchten in ontvangst te nemen. Maar de pachters grepen zijn knechten,
sloegen de ene, doodden de andere en stenigden een derde. Hij stuurde toen
nog meer knechten, maar dezen werden op dezelfde wijze behandeld. Ten slotte
zond hij zijn zoon tot hen, want hij dacht dat ze die zouden ontzien. Maar
toen de pachters de zoon zagen, zeiden zij tegen elkaar dat hij de erfgenaam
is en doodden hem ook om zijn erfenis te verkrijgen. Christus vroeg toen:
”Wanneer nu de eigenaar van de wijngaard komt, wat zal hij met die pachters
doen?” Ze antwoordden: ”Hij zal die schurken op een vreselijke manier laten
doden. En de wijngaard zal hij verpachten aan wijnbouwers die wel de oogst
op tijd afleveren.” De religieuze leiders
realiseerden zich niet dat ze net zichzelf hadden veroordeeld! Jezus gebruikte deze
gelijkenis om te tonen dat de religieuze leiders van Israël keer op keer de
profeten die door God waren gezonden hadden verworpen. Tot slot zond God
zijn eigen Zoon om tot hen te prediken. Maar ze zouden Hem ook doden.
Christus vertelde hen dat wegens hun goddeloosheid, God nu de mogelijkheid
om het Koninkrijk van God binnen te gaan zou geven aan hen die zich wél
zouden bekeren en de vruchten van gehoorzaamheid aan God voortbrengen. De religieuze leiders
waren woedend toen ze beseften dat Christus met deze gelijkenissen hen
bedoelde. Ze wilden Hem gevangennemen, maar deden dat nog niet omdat ze bang
waren voor het volk. NOG MEER
STRIKVRAGEN In een andere gelijkenis
vergeleek Christus het Koninkrijk van God met een bruiloft (Mattheüs
22:1-14). In deze gelijkenis was er een koning die een bruiloft voor zijn
zoon organiseerde. De gasten die waren uitgenodigd weigerden naar de
bruiloft te komen. Sommige boodschappers van de koning die de uitnodiging
kwamen brengen werden zelfs gedood. Daarom gaf de koning zijn knechten
opdracht andere mensen te zoeken die op de bruiloft wilden komen. Dit is te vergelijken
met de manier waarop de schriftgeleerden en Farizeeën Christus en zijn
boodschap over het Koninkrijk van God hadden verworpen en uiteindelijk Hem
zouden doden. In hun plaats roept God dus gewone mensen om lid te worden van
zijn Gemeente. Deze mensen hebben nu de kans om deel te hebben aan het
huwelijk van de Gemeente met Christus bij zijn tweede komst, mits zij dan
het juiste ”bruiloftskleed” dragen. Christus heeft op
verschillende plaatsen in het Nieuwe Testament gezegd dat Hij eerst naar het
uitverkoren volk Israël was gekomen met het Goede Nieuws van het Koninkrijk.
Ook de apostelen kregen opdracht om naar de ’verloren stammen van Israël’ te
gaan. Maar het uitverkoren volk keerde God de rug toe, waarna het Evangelie
aan de heidenen is verkondigd. In Openbaring 19:7-9
wordt de eigenlijke bruiloft beschreven waarover Jezus sprak in zijn
gelijkenis. Het is het huwelijk van Gods Gemeente met de verheerlijkte
Christus! Maar alleen degenen die goed ’gekleed’ zijn – zij die zich hebben
voorbereid door te groeien in genade, kennis en gehoorzaamheid aan God –
zullen worden toegestaan om te trouwen met Christus. In Openbaring 19:8 zien
we dat deze goede kleding een symboliek is van gerechtigheid.
Openbaring 19:7
Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want
de bruiloft des Lams is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; 8
en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te
kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen. De Farizeeën waren nu
wanhopig. Ze trokken zich terug om zich erop te beraden hoe ze Hem met een
uitspraak in de val konden lokken. Ze wilden een aanleiding om Hem gevangen
te kunnen nemen. Ze stuurden enkele van hun leerlingen naar Hem toe met de
vraag: ”Is het toegestaan de keizer belasting te betalen of niet?” (Mattheüs
22:17.) Als Hij hun vraag met ja zou beantwoorden, zou Christus de gunst van
veel Joden hebben verloren. Maar als Hij nee zou zeggen, zou Hij
gearresteerd kunnen worden door ambtenaren van de overheid wegens oppositie
tegen de Romeinse regering. Jezus had hun boze opzet
door en zei: ”Waarom stelt u me op de proef, huichelaars? Laat me de
belastingmunt zien.” Ze reikten Hem een Romeinse munt. Hij vroeg hun: ”Van
wie is dit een afbeelding en van wie is het opschrift?” Ze antwoordden: ”Van
de keizer.” Daarop zei Hij tegen hen: ”Geef dan wat van de keizer is aan de
keizer, en geef aan God wat God toebehoort.” Ze waren zeer verbaasd toen ze
dit hoorden. Ze lieten Hem staan en gingen weg. Tegen deze wijsheid waren ze
niet opgewassen. Diezelfde dag kwamen
enige Sadduceeën naar Christus, een religieuze groep die niet in de
opstanding geloofde. Ze hoopten Christus belachelijk te maken door Hem een
vraag voor te leggen waarvan ze dachten dat Hij die niet kon beantwoorden.
Daarmee wilden ze hun overtuiging bewijzen dat er geen opstanding uit de
dood is. De Sadduceeën zeiden
tegen Christus: ”Mozes zegt: Als iemand kinderloos sterft, moet zijn broer
met de weduwe trouwen en voor nageslacht zorgen voor zijn broer. Nu waren er
bij ons zeven broers. De eerste trouwde maar stierf kinderloos en liet zijn
vrouw na aan zijn broer. De tweede overkwam hetzelfde als de eerste, en zo
ging het ook met de derde tot en met de zevende. Ten slotte stierf de vrouw.
Van wie zal zij nu de vrouw zijn na de opstanding? Want zij is van alle
zeven de vrouw geweest!” (Mattheüs 22:23-28.)
Mattheüs 22:29
Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gij dwaalt, want gij kent de
Schriften niet noch de kracht Gods. 30
Immers, in de opstanding huwen zij niet en worden zij niet ten
huwelijk genomen, maar zij zijn als engelen in de hemel. Christus legde
vervolgens de onwetendheid van de Sadduceeën bloot met betrekking tot de
opstanding.
Vers 31
Wat nu de opstanding der doden betreft, hebt gij niet gelezen, wat
door God tot u gesproken is, toen Hij zeide: 32
Ik ben de God van Abraham, en de God van Isaäk, en de God van Jakob?
[Exodus 3:6] 33 Hij is niet een God van
doden, maar van levenden. Wat Jezus duidelijk
maakte was dat als God de God van de
levenden is, Abraham, Isaäk en Jakob weer
tot leven gebracht moeten worden
in een opstanding uit de dood! De Sadduceeën zwegen,
niet in staat om Jezus' woorden te weerleggen. Nadat de Farizeeën
hadden vernomen dat Hij de Sadduceeën tot zwijgen had gebracht, kwamen ze
bij elkaar. Ze kwamen met een nieuwe strikvraag. Eén van hen, een
godsdienstleraar, nam het woord. ”Meester, wat is het belangrijkste gebod in
de wet van Mozes?” Het antwoord van Jezus
geeft ons een beter inzicht in het doel van Gods geboden. In zijn antwoord
vatte Hij Gods Wet als volgt samen:
Mattheüs 22:37
Hij zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw
hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. 38
Dit is het grote en eerste gebod. 39
Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als
uzelf. 40 Aan deze twee geboden
hangt de ganse wet en de profeten. Wat Jezus hier zei was
geen gedeeltelijke of gehele afschaffing van de Wet zoals velen van het
valse christendom beweren, maar een samenvatting waarin het doel van de Wet
wordt verduidelijkt. De Tien Geboden staan in Exodus 20:3-17 en
Deuteronomium 5:7-21. Daarna zien we in Deuteronomium 6:5 en Leviticus 19:18
dezelfde samenvatting die Jezus gaf. Weer gaf Christus het
juiste antwoord waarmee Hij zijn critici de mond snoerde. Hij stelde toen de
Farizeeën een vraag die zij niet konden beantwoorden: ”Wat dunkt u van de
Christus? Wiens zoon is Hij? Zij zeiden tot Hem: Davids Zoon. Hij zeide tot
hen: Hoe kan David Hem dan door de Geest zijn Here noemen, als hij zegt [in
Psalm 110]: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand,
totdat Ik uw vijanden onder uw voeten gelegd heb. Indien David Hem dus Here
noemt, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?” (Mattheüs 22:42-45.) Jezus wás fysiek qua
afstamming de zoon van David, maar Jezus was ook de Heer van het Oude
Testament, omdat Hij toen God was. Op de cruciale vraag waarom David zijn
eigen zoon, die ongeveer 1000 jaar later geboren zou worden, toen in Davids
dagen Heer noemde, bleven de Farizeeën het antwoord schuldig.
”De Here heeft
gezegd tot mijn Here”: Dat God de Vader sprak tot de persoon die later Jezus
Christus werd, was voor de schriftgeleerden en Farizeeën uitgesloten. ”En niemand kon Hem
daarop iets antwoorden en evenmin durfde iemand van die dag af Hem meer iets
vragen” (vers 46). Niemand onder hen kon
Hem op die vraag antwoorden, omdat zij de Messias voor een gewoon mens en
een wereldlijk bestuurder hielden, die wel Davids zoon, maar niet de God van
het Oude Testament was en nooit als Gods Zoon ook Davids Heer zal zijn in
het Koninkrijk van God.
Na deze woorden
heeft Jezus vóór zijn gevangenneming geen woord meer met de Farizeeën en
schriftgeleerden, de overpriesters en oversten van het volk gesproken. CHRISTUS
BESTRAFT ERNSTIG DE
SCHRIFTGELEERDEN EN FARIZEEËN De schriftgeleerden en
Farizeeën uit de tijd dat Christus op aarde leefde waren leiders in hun
gemeenschap. Ze werden gerespecteerd en bewonderd omdat ze de schijn wekten
van zeer rechtvaardig te zijn. Deze mannen hielden zich
aan strakke religieuze regels. Ze vastten twee keer per week, baden in het
openbaar voor iedereen zichtbaar. Ze hadden hun eigen strenge regels,
bijvoorbeeld hoe de sabbat gehouden moest worden. Voor iedereen goed
zichtbaar wierpen veel rijken veel geld in de offerkist van de tempel. Christus legde die
slechte karaktertrek van uiterlijk vertoon van gerechtigheid bloot. De
grootste zonde van de Farizeeën was
huichelarij. Hoe noemde Christus deze zonde in Lukas 12:1?
Lukas 12:1
Toen intussen duizenden mensen waren bijeengekomen, zodat zij
elkander verdrongen, begon Hij te spreken, in de eerste plaats tot zijn
discipelen: Wacht u voor de zuurdesem, dat is de huichelarij, der Farizeeën. In Mattheüs 23
beschuldigt Jezus de Farizeeën van hypocriet gedrag in een reeks van
voorbeelden. Lees dat hoofdstuk aandachtig. Laten we eens wat
’zuurdesem’ van de Farizeeën bekijken. De Farizeeën waren zeer
trots op hun positie als religieuze leiders in de samenleving. Ze wilden dat
iedereen tegen hen opkeek. Hun gebedsriemen maakten ze extra breed, dat
waren banden met schriftteksten die zij op hun voorhoofd en aan hun armen
droegen, om hun ’rechtvaardigheid’ te tonen. Ze wilden er ’goddelijk’
uitzien en spraken ook ’goddelijke’ teksten. Ze reisden over zee en land om
bekeerlingen te winnen voor hun godsdienst. Men zou kunnen
veronderstellen dat iemand met al deze ’prestaties’ zou worden geprezen door
Christus. Maar Hij deed precies het tegenovergestelde. Hij herkende het
gezag van de schriftgeleerden en Farizeeën en zei dat ze op de stoel van
Mozes waren gaan zitten (Mattheüs 23:2). Dat wil zeggen dat ze een
belangrijke positie hadden ingenomen die in de dagen van Mozes was
ingesteld. Maar Hij waarschuwde de mensen om geen voorbeeld aan hen te
nemen. Hoewel zij een deel van Gods waarheid leerden, gehoorzaamden zij
zelf daaraan
niet! De religieuze leiders wilden alleen maar indruk maken op de
mensen in plaats van zich te verootmoedigen voor God. Lees de felle
aanklacht van Christus.
Mattheüs 23:23 Wee u, schriftgeleerden en
Farizeeën, gij huichelaars, want gij geeft tienden van de munt, de dille en
de komijn en gij hebt het gewichtigste van de wet verwaarloosd: het oordeel
en de barmhartigheid en de trouw. 24
Dit moest men doen en het andere niet nalaten. Gij blinde wegwijzers,
die de mug uitzift, maar de kameel doorzwelgt. De schriftgeleerden en
Farizeeën waren zeer nauwgezet in het houden van de letter van de wet, zelfs
tot in het kleinste detail (”dit moest men doen”, vers 24). Maar ze
veronachtzaamden of leefden helemaal niet naar de geest of de intentie van
de wet (”het andere niet nalaten”, vers 24). Ze waren niet nederig en hadden
niet de houding om God werkelijk te gehoorzamen. Zij waren trots en vol
eigendunk. Christus berispte
ernstig de Farizeeën, meer dan degenen die onwetend zondigden, omdat Hij
wist dat ze bewust zo leefden. Hij wist dat terwijl ze bezig waren met een
uiterlijk vertoon van gerechtigheid, ze eveneens bezig waren plannen te
beramen om Hem te doden.
Mattheüs 23:28
Zo ook gij, van buiten schijnt gij de mensen wel rechtvaardig, doch
van binnen zijt gij vol huichelarij en wetsverachting. Christus wist dat Hij
spoedig ter dood zou worden gebracht, daarom wachtte Hij niet met het
publiekelijk profileren van het karakter van de samenzwerende religieuze
leiders en om ze duidelijk de les te lezen. De afwijzende houding
van de Joden tegenover God zal grote gevolgen hebben voor Jeruzalem. Terwijl
Hij nog in de tempel stond zei Hij:
Mattheüs 23:37
Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u
gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een
hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild. 38
Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. 39
Want Ik zeg u, gij zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat gij
zegt: Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren! De religieuze leiders
bekritiseerden Christus nu niet meer. Hun enige doel was een manier te
vinden om Hem te doden. Ze wilden zich van Hem ontdoen vanwege zijn
bedreiging voor hun gezag. Christus richtte zich nu
niet meer op het publiek. Hij zou de laatste paar dagen voor zijn
arrestatie, illegale proces en kruisiging gebruiken om belangrijke
instructies aan zijn discipelen te geven. De profetie op de
olijfberg Een belangrijk deel van
zijn onderwijs gaf Jezus Christus tijdens de laatste dagen van zijn leven.
Centraal daarin is de cruciale profetie van de hele Bijbel – de profetie op
de Olijfberg aangaande wereldgebeurtenissen in onze tijd! Christus werd
voortdurend in twijfel getrokken en uitgedaagd door de schriftgeleerden en
Farizeeën. Maar nu kwamen ze niet meer met strikvragen en met het
bekritiseren van Christus. Ze waren er nu op uit om Hem te arresteren en te
doden.
CHRISTUS PROFETEERT
DE VERNIETIGING VAN
JERUZALEM Nadat Jezus de tempel
had verlaten, wezen zijn discipelen Hem op de gebouwen van de tempel. Jezus
zei daarop dat al die gebouwen zullen worden verwoest. Er zal geen steen op
de andere blijven.
Mattheüs 24:2
En Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet?
Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die
niet zal worden weggebroken. Christus sprak van een
tijd ongeveer 40 jaar later, toen de tempel, samen met de stad Jeruzalem,
zou worden vernietigd door de legers van het Romeinse Rijk. Na deze
tragische profetie, gingen Christus en de discipelen door het Kidrondal en
liepen de Olijfberg op. Vanaf die berg konden zij de stad Jeruzalem
bekijken. Terwijl ze naar de oude stad keken, stelden de discipelen twee
zeer belangrijke vragen aan Jezus.
Vers 3
… Zeg ons wanneer zal dat geschieden
[de vernietiging van Jeruzalem en de tempel],
en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der wereld
[tijdperk]? De discipelen wilden
weten wanneer de verwoesting van de tempel zou plaatsvinden en wanneer
Christus zou terugkeren om het Koninkrijk van God op aarde te vestigen. Ze
verwachtten dat Christus tijdens hun leven zou terugkeren. Ze wisten niet
dat de profetie van Christus' terugkeer pas over tweeduizend jaar in
vervulling zou gaan. EEN VALS
EVANGELIE Jezus antwoordde de
discipelen met de waarschuwing op te passen voor misleiding: ”Ziet toe, dat
niemand u verleide! Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik
ben de Christus, en zij zullen velen verleiden” (Mattheüs 24:4-5). Jezus legde uit dat
valse religieuze leraren zouden komen die zullen beweren dat ze Christus
vertegenwoordigen, dat ze zijn dienaren zijn – zelfs de naam ’christen’
gebruiken. Maar met hun daden zullen ze mensen misleiden. Zij prediken niet
de boodschap van het evangelie dat
Christus bracht. Ze verkondigen een vals evangelie
over Hem, maar doen niet wat Hij
zegt. Jezus zei dat het
noodzakelijk is om het evangelie te geloven om gered te worden. Miljoenen
belijdende ’christenen’ weten tegenwoordig, maar ook gedurende de afgelopen
2000 jaar, niet wat het evangelie is! De laatste opdracht die Christus gaf
aan zijn apostelen, die uitgezonden werden om zijn Gemeente te bouwen, was:
”Gaat heen in de gehele wereld,
verkondigt het evangelie aan de ganse schepping” (Markus 16:15). Vervolgens zei Jezus:
”Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft,
zal veroordeeld worden” (Markus 16:16). Let op! Jezus benadrukte
het belang van te geloven. Ze moesten geloven wat ze verkondigden – het
evangelie! Het is noodzakelijk om het evangelie te geloven om gered te
worden. Maar wat
is het evangelie? We lezen in Markus 1:1
dat wat Markus schreef, een verslag was van het begin van het evangelie van
Jezus Christus. In de volgende verzen wordt het werk van Johannes de Doper
beschreven, die doopte in de woestijn en de doop van bekering tot vergeving
van zonden predikte. Dan lezen we in vers 14 dat Jezus het evangelie Gods
predikte. In andere vertalingen staat het anders en beter, namelijk: het
evangelie van het Koninkrijk van God. En vers 15: ”en Hij zeide: De tijd is
vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het
evangelie.” Uit deze verzen zien wij
dat Christus het evangelie over het Koninkrijk Gods verkondigde. Het evangelie van Jezus
Christus is niet het evangelie van mensen over de persoon Jezus Christus.
Dit valse evangelie wordt wereldwijd verkondigd. Het beperkt zich tot wie
Jezus schijnbaar was of wat Hij deed, aangevuld met heidense doctrines.
Dientengevolge geloven miljoenen in die valse christus, maar niet in de
boodschap van de ware Christus over het evangelie van het Koninkrijk van
God. Jezus Christus
waarschuwde zijn discipelen dat de mensen zouden misleid en bedrogen worden
door vele valse predikers en leraren. Dit begon al direct na de dood en
opstanding van Christus. In 2 Corinthiërs 11:4
waarschuwde de apostel Paulus: ”Want indien de eerste de beste
een andere Jezus predikt, die wij
niet hebben gepredikt, of gij een
andere geest ontvangt, die gij niet hebt ontvangen, of
een ander evangelie, dat gij niet
hebt aangenomen, dan verdraagt gij dat zeer wel.” Verder in vers 13: ”Want
zulke lieden zijn schijn-apostelen,
bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus.” Al in de eerste eeuw
begonnen valse leraren een vals christendom te leren en bedrogen veel
mensen. Deze religieuze misleiding breidde zich uit en onderdrukte feitelijk
de ware boodschap van Jezus en bedroog de hele wereld aangaande het ware
evangelie van Christus! Christus waarschuwde ook
dat valse ’christussen’ en valse profeten in de eindtijd zouden komen.
”Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft
het niet. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij
zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de
uitverkorenen zouden verleiden” [dat zijn Gods gekozen mensen die zich
bekeerd hebben] (Mattheüs 24:23-24). Dezelfde religieuze
misleiding wordt ook vertegenwoordigd door het witte paard en zijn ruiter
van Openbaring 6:2.
Openbaring 6:2
En ik zag, en zie, een wit paard, en die erop zat, had een boog en
hem werd een kroon gegeven, en hij trok uit, overwinnende en om te
overwinnen. Veel mensen maken de
fout door te beweren dat het witte paard van Openbaring 6 dezelfde is als
die in Openbaring 19 waar de ware Christus wordt voorgesteld. Uit de mond
van de ware terugkerende Christus van Openbaring 19 (vers 11) komt een
zwaard (Openbaring 19:15) en Hij heeft geen boog in zijn hand (Openbaring
6:2). Ook de tijd van de twee hoofdstukken is volledig anders. Openbaring 19
beschrijft de terugkeer van Jezus Christus, maar Openbaring 6 beschrijft een
valse christus die met een vals evangelie de wereld bedriegt vóór Christus'
terugkeer. OORLOGEN
EN GERUCHTEN VAN OORLOGEN Verder zei Christus in
zijn profetie over gebeurtenissen in de eindtijd dat er oorlogen zullen
komen en er geruchten over oorlogen te horen zullen zijn (Mattheüs 24:6). Maar over welke oorlogen
sprak Christus? Jezus profeteerde eerst
dat er in zijn algemeenheid oorlogen op aarde zouden blijven vanaf zijn tijd
tot het einde van de beschaving van de mens. Daarna waarschuwde Christus
niet in paniek te raken, want dit is nog niet het einde.
Mattheüs 24:6
Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet
toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het
nog niet. Gedurende 6000 jaar
hebben op aarde oorlogen gewoed – grote en kleine, burgerlijke en
internationale. Let er eens op, bijna
dagelijks zien en horen we op de televisie, het internet of lezen we in de
krant verslagen van gewelddadigheden, terrorisme, guerrillaoorlogen,
bevrijdingsoorlogen, oorlogen tussen stammen, over religie. Dit is een vervulling
van Christus' woorden. In vers 7 van Mattheüs
24 kunnen we lezen dat de spanning in de wereld aanzienlijk toeneemt: ”Want
volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk”. Het zal
uitlopen op de grootste catastrofale wereldoorlog aller tijden en de
laatste. De omschrijving ”volk
zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk” duidt op een
mondiale oorlog tussen bondgenoten. De wereld heeft al
geleden door twee wereldoorlogen, maar geen van beide waren van een
wereldomspannende omvang en nucleaire vernietiging waarover Christus sprak
in Mattheüs 24:22: ”En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees
behouden worden [in leven blijven]; doch ter wille van de uitverkorenen
zullen die dagen worden ingekort.” Christus duidt op deze
mogelijke totale vernietiging van de gehele mensheid als de Grote
Verdrukking.
Mattheüs 24:21
Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is
van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal. Nooit eerder had de mens
het potentieel voor de totale vernietiging van alle menselijk leven. Zoals
de mens altijd alle mogelijke wapens heeft gebruikt die hij ter beschikking
had, zo zal de mensheid ook nu de wapens gebruiken die zij in haar arsenaal
heeft. Deze profetie van een
wereldoorlog loopt parallel met het verslag van Openbaring 6:4, waar deze
oorlogssituatie wordt gesymboliseerd door een ruiter die op een rood
(rossig) paard rijdt.
Openbaring 6:4
En een tweede, een rossig paard, kwam, en hem, die erop zat, werd
gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en dat zij elkander zouden
slachten, en hem werd een groot zwaard gegeven. De eerste ruiter ”trok
uit, overwinnende en om te overwinnen” in de naam van zijn valse religie
(Openbaring 6:2). De tweede ruiter symboliseert oorlog, een van de
’instrumenten’ om die overwinning tot stand te brengen. De profetie
beschrijft dit militaire ’instrument’ van de eindtijd als een toekomstig
verbond van tien landen (Daniël 2, Openbaring 13). Onder degenen die in die
tijd zullen worden gestraft zijn de hedendaagse afstammelingen van het oude
tienstammen huis van Israël. Deze vertegenwoordigen de volken van de
Verenigde Staten, een aantal landen van het voormalige Britse gemenebest en
enkele van de democratieën van Noordwest-Europa. Er vormen zich
machtsblokken die uiteindelijk zal leiden tot de afschuwelijkste
titanenstrijd in de menselijke geschiedenis. Dit zijn angstaanjagende
woorden, maar Gods volk behoeft niet bang te zijn als ze God trouw blijft en
Hem gehoorzaamt. Christus zei aan zijn ware volgelingen: ”Ziet toe, weest
niet verontrust”.
HONGERSNOOD Hongersnood ontstaat
vaak tijdens oorlogen, maar ook door droogte. Hongersnood en schaarste zijn
de gevolgen van gewasschade, verontreinigd water, gestorven vee en de zeer
grote vraag naar voedsel voor een groot leger. In Mattheüs 24:7 sprak
Christus van hongersnood in de context van oorlog.
Mattheüs 24:7
Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en
er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn. Hij gebruikte opnieuw
het meervoud, hongersnoden, verwijzend naar terugkerende gevallen van
hongersnood door de eeuwen heen, maar in de tijd voorafgaand aan zijn
terugkomst steeds vaker en intenser als nooit tevoren. Hongersnood veroorzaakt
door oorlog zal regelmatig de aarde slaan als een vreselijke plaag. Maar in
onze tijd is er ook hongersnood die veroorzaakt wordt door andere factoren,
zoals overbevolking van de wereld, afnemende voedselvoorraden in
ontwikkelingslanden, mislukte oogsten. Hoewel de
wereldvoedselproductie ongeveer gelijke tred met deze toenemende bevolking
houdt, is de ongelijke verdeling van dat voedsel een primair probleem van de
honger. Voedsel wordt niet geoogst waar dat nodig is en politieke en
economische problemen verhinderen vaak de levering van overtollig voedsel
van rijke landen aan armere naties. Door misbruik van hebzuchtige lieden,
komt veel van de kostbare hulp vaak niet of onvoldoende terecht daar waar
het nodig is. Jezus Christus
profeteerde van deze plaag toen Hij zei, ”er zullen hongersnoden zijn”.
Christus wees echter ook op een specifieke grote hongersnood in de nabije
toekomst. Het zwarte paard van
Openbaring 6:5-6 vertegenwoordigt hongersnood op wereldschaal als gevolg van
oorlogen in de gehele wereld en ook door toenemende extreme
weersomstandigheden waardoor oogsten mislukken.
Openbaring 6:5
En toen Hij het derde zegel opende, hoorde ik het derde dier zeggen:
Kom! En ik zag, en zie, een zwart paard, en die erop zat had een weegschaal
in zijn hand. 6 En ik hoorde als
een stem te midden van de vier dieren zeggen: Een maat tarwe voor een
schelling en drie maten gerst voor een schelling; en breng geen schade toe
aan de olie en de wijn. Deze verschrikkelijke
hongersnood zal de volken in Noord-Amerika en Noordwest-Europa en de
overgrote meerderheid van de mensheid teisteren. Deze hongersnood zal zich
uitbreiden onder alle volken totdat de mensheid zich zal bekeren tot God. Nadat de mensheid deze
straf die tot correctie dient, begrepen heeft en ervan geleerd heeft, zal
God alle volken zegenen in de prachtige Wereld van Morgen.
WERELDWIJDE EPIDEMIEËN In vers 7 van Mattheüs
24 ontbreekt in de NBG-vertaling een informatie die wel in andere
vertalingen staat, bijvoorbeeld de Statenvertaling: pestilentiën (dit staat
achter hongersnood in dat vers). Pestilentie is een ander woord voor pest of
epidemische ziekte. Terwijl de hongersnood
diepe ellende veroorzaakt in de gehele wereld, verspreiden zich ook
epidemieën voorspelt Christus. Nog meer miljoenen zullen sterven van hen die
de eerste oorlogshandelingen, zoals nucleaire acties en de daaruit
voortvloeiende hongersnoden, overleven. Dergelijke massale
plagen teisteren momenteel (2013) niet de ontwikkelde landen. Sanitaire
normen, medische wetenschap en georganiseerde veiligheidsmaatregelen kunnen
op dit moment de ’beschaving’ scheiden van de ’primitieve wereld’. Maar het
potentieel voor een epidemie is altijd aanwezig wanneer dergelijke
beschermende voorwaarden het begeven, met name als zich nieuwe of onbekende
virussen, bacteriën, schimmels en andere veroorzakers van ernstige ziekten
ontwikkelen. De profetie van Christus
in Mattheüs 24 loopt parallel aan Openbaring 6:7-8. Hier worden de
verschrikkingen van epidemieën vertegenwoordigd door een ruiter die op een
vaal paard rijdt.
Openbaring 6:8
En ik zag, en zie, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was
de dood, en het dodenrijk volgde achter hem. En hun werd macht gegeven over
het vierde deel der aarde om te doden, met het zwaard, met de honger, met de
zwarte dood en door de wilde dieren der aarde. DE GROTE
VERDRUKKING De gebeurtenissen
geprofeteerd door Christus in Mattheüs 24:4-7 zullen uiteindelijk leiden
naar een ongekende uitwerking op de wereld.
Mattheüs 24:8
Doch dat alles is het begin der weeën. Deze gebeurtenissen zijn
het begin van de geprofeteerde Grote Verdrukking, de volgende gebeurtenis.
Zie hoe Jezus deze tijd van verdrukking uitlegde aan zijn discipelen.
Vers 9
Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden,
en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil. Christus duidt op
bekeerde christenen en op de tegenwoordige afstammelingen van de huizen van
Israël en Juda. In 70 n.Chr. werd de natie Juda getroffen door een
verdrukking, een voorloper van de grote nationale invasies en gevangenschap
die spoedig op wereldwijde schaal in de eindtijd zullen plaatsvinden. Jezus vervolgt in de
verzen 10-13 van hoofdstuk 24:
Vers 10
En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren
en elkander haten. 11 En vele
valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. 12
En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten
verkillen. 13 Maar wie volhardt
tot het einde, die zal behouden worden. Verder in vers 21:
Vers 21
Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is
van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal. Veel mensen hebben
verkeerde opvattingen over gebeurtenissen over de periode voordat Christus
terugkeert. Ze verwarren vaak de Grote Verdrukking met de ’Dag des Heren’ en
de tekens aan de hemel. De Bijbel toont ons dat
de Grote Verdrukking de tijd is wanneer Satan de duivel in zijn uiterste
inspanning zijn woede en frustratie botviert op de mensheid. Satan is
verantwoordelijk voor het lijden van degenen die niet waardig geacht worden
om te ontsnappen aan deze afschuwelijke gebeurtenissen. Ware christenen die
het contact met God niet hebben onderhouden zullen niet ontkomen aan deze
verdrukking. De Grote Verdrukking is
het resultaat van de woede van Satan de duivel, de Dag des Heren, die daarna
komt, is de toorn van God. Deze grote verdrukking
is een tijd van oorlog en ballingschap voor de huidige naties van Israël en
Juda en een tijd van het martelaarschap voor leden van Gods gemeente. HET
EVANGELIE IN DE GEHELE WERELD VERKONDIGD De discipelen van
Christus vroegen Hem naar het teken van zijn tweede komst.
Mattheüs 24:3
Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen zijn discipelen alleen
tot Hem en zeiden: Zeg ons wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken
van uw komst en van de voleinding der wereld? In Mattheüs 24:14
onderbrak Jezus zijn betoog over de reeks wereldgebeurtenissen die in de
loop der tijden zullen plaatsvinden om hen te vertellen wanneer het einde
gekomen zal zijn: ”En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele
wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het
einde gekomen zijn.” Dit was het antwoord
van Jezus op hun vraag. Hij had zijn discipelen gewaarschuwd voor valse
profeten met een vals evangelie. Maar in de eindtijd, kort voor de terugkeer
van Christus, zal het ware evangelie van het Koninkrijk van God verkondigd
worden onder alle volken. De vervulling van deze
profetie is in de vorige eeuw begonnen. God opende wereldwijd deuren, naar
volken en ook staatshoofden, overheden en parlementen. Vandaag wordt dit
Werk voortgezet met de hedendaagse mediatechnieken waarmee alle volken
bereikt kunnen worden door Gods gemeente. EEN WEG
OM TE ONTKOMEN Christus maakt duidelijk
dat voor Gods volk er een weg is om aan de Grote Verdrukking te ontsnappen.
Jezus gebiedt ons te waken en te bidden.
Lukas 21:36
Waakt te allen tijde, biddende, dat gij in staat moogt wezen te
ontkomen aan alles wat geschieden zal, en gesteld te worden voor het
aangezicht van de Zoon des mensen. We moeten de
gebeurtenissen in de wereld goed volgen. Hierdoor kunnen we inzicht krijgen
waar we zijn in de tijd en gebeurtenissen van de eindtijdprofetieën van de
Bijbel. We behoren acht te geven welke profetieën in vervulling gaan vóór de
terugkeer van Christus. We moeten bidden voor
hulp van God om Hem in alle situaties trouw te blijven en zijn wetten te
houden. Dat is de belangrijkste voorwaarde om te kunnen ontkomen aan de
Grote Verdrukking. In Mattheüs 24:15-20
zegt Christus ons te bidden dat de vlucht niet op een sabbat of in de winter
valt. Bovendien lezen we: ”Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen”. Jezus Christus heeft
beloofd zijn uitverkorenen onder duidelijke voorwaarden te beschermen
tijdens de geprofeteerde verdrukking die over deze wereld zal komen. God zal
zelfs de duur van het lijden van miljoenen anderen op een gegeven moment
verkorten ”ter wille van de uitverkorenen” (Mattheüs 24:22). Dit is de enige
hoop van de mensheid om te overleven. TEKENEN
AAN DE HEMEL GAAN VOORAF AAN DE
KOMST VAN CHRISTUS Direct volgend op de
periode van verdrukking, zal de mensheid getuige zijn van angstaanjagende
gebeurtenissen.
Mattheüs 24:29
Terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden
en de maan zal haar glans niet geven en de sterren zullen van de hemel
vallen en de machten der hemelen zullen wankelen. De profeet Joël schreef
hetzelfde.
Joël 2:31
De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed,
voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. Joël verwijst naar deze
hemelse tekenen als het begin van de vreselijke Dag des Heren. Laten we eens zien wat
de Bijbel zegt over deze hemelse tekenen:
Openbaring 6:12
En ik zag, toen Hij het zesde zegel opende, en daar geschiedde een
grote aardbeving en de zon werd zwart als een haren zak en de maan werd
geheel als bloed. 13 En de
sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgeboom zijn
wintervijgen laat vallen, wanneer hij door een harde wind geschud wordt. 14
En de hemel week terug als een boekrol, die wordt opgerold, en alle
berg en eiland werd van zijn plaats gerukt. 15
En de koningen der aarde en de groten en de oversten over duizend en
de rijken en de machtigen en iedere slaaf en vrije verborgen zich in de
holen en de rotsen der bergen; 16
en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Valt op ons en verbergt
ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de
toorn van het Lam; 17 want de
grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan? Dan is de tijd gekomen
wanneer God direct zal ingrijpen op het wereldtoneel. De Dag des Heren is de
tijd wanneer God de opstandige volken van deze wereld zal straffen
(Openbaring 6:17). Over die Dag zegt God:
”Nabij is de grote dag des HEREN, nabij en hij nadert haastig. Hoort, de dag
des HEREN; bitter schreeuwt dan de held. Die dag is een dag van
verbolgenheid, een dag van benauwdheid en van angst, een dag van vernieling
en van vernietiging, een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van
wolken en van dikke duisternis, een dag van bazuingeschal en van
krijgsgeschreeuw tegen de versterkte steden en tegen de hoge hoektorens. Dan
zal Ik de mensen benauwen, zodat zij gaan als blinden, want zij hebben tegen
de HERE gezondigd, en hun bloed zal worden uitgestort als stof en hun
ingewand als drek” (Safanja 1:14-17). Deze dag van Gods toorn
zal komen na de hemelse tekenen van de zon, maan en sterren. En deze
angstaanjagende bovennatuurlijke tekenen zullen onmiddellijk volgen na de
Grote Verdrukking. Alles aan het firmament
(de hemel) zal terugwijken zoals een boekrol wordt opgerold (Openbaring
6:14). Onze kalender die vrijwel in de gehele wereld wordt gebruikt, wordt
onbruikbaar. God herstelt de juiste tijd in het universum – een jaar zal
weer 360 dagen gaan tellen, waar Gods profetieën op gebaseerd zijn omdat dit
het fundament is van de kalender van God. Met het uitrollen van de ’boekrol’
met de hemellichamen zal Gods kalender hersteld zijn voordat Christus
terugkomt. DE
TERUGKEER VAN CHRISTUS Christus beschreef zijn
terugkomst als de bliksem die van oost naar west licht. Iedereen die dan
leeft zal het kunnen zien.
Mattheüs 24:27
Want gelijk de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen,
zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. Christus zal terugkeren
naar de aarde met grote macht en heerlijkheid en op de aarde heersen en
vrede brengen.
Vers 30
En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel
en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de
Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en
heerlijkheid. Christus had zijn
discipelen eerder gewaarschuwd dat valse profeten zouden komen die velen
zullen misleiden. Door de eeuwen heen heeft Satan zijn valse profeten
gestuurd om mensen te misleiden door aan te kondigen dat de Messias in hun
tijd zou terugkeren. Dientengevolge zijn velen in twijfel gebracht of
Christus wel ooit zal terugkeren. Wanneer dan de ware dienaren van God de
juiste tijd van de komst van Christus aankondigen, geloven de meeste mensen
het niet! De mensen zullen nog
meer verward raken als een krachtige religieuze leider een enorme invloed
heeft op de wereld. Christus zegt dat deze grote valse profeet, die tijdens
de Grote Verdrukking zijn scepter zal zwaaien, grote tekenen en wonderen zal
doen om zelfs bekeerde christenen te misleiden als dat mogelijk zou zijn
(Mattheüs 24:24). De zevende bazuin is de
aankondiging van de komst van Christus. De zeven bazuinen zullen na elkaar
klinken tijdens de Dag des Heren. Elke bazuin kondigt ingrijpende
gebeurtenissen aan. Wanneer de zevende klinkt en Christus komt, zal er nog
meer bazuingeschal klinken.
Mattheüs 24:31
En Hij zal zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal en zij
zullen zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het ene
uiterste der hemelen tot het andere. Gods volk zal bijeen
gebracht worden uit alle delen van de hele aarde. Dat zijn zij die in leven
zijn bij Christus' komst en zij die gestorven zijn in Christus door de
eeuwen heen. Dit is de eerste opstanding. De apostel Paulus
schreef in 1 Thessalonicenzen 4:15-17 dat degenen die zijn ”ontslapen”
(overlijden wordt hier vergeleken met slapen) zullen worden opgewekt.
Wanneer Christus terugkeert bij het geluid van de zevende bazuin, zullen de
christenen die leven, samen met hen die zich hebben gekwalificeerd en
gestorven zijn, worden opgenomen in de lucht om bij Hem te zijn in de
wolken. Zij zullen dan neerdalen met Christus om over de aarde te gaan
regeren. Paulus schreef ook:
1 Corinthiërs 15:51
Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen,
maar allen zullen wij veranderd worden, 52
in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal
klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen
veranderd worden. Kun je je een dergelijke
wonderlijke gebeurtenis voorstellen? Het gezin van God, 144.000 mensen,
veranderd in geestelijke onsterfelijke wezens! Ze zullen opstijgen om
Christus in de lucht te ontmoeten om daarna samen naar deze aarde terug te
keren. Zij zullen op de Olijfberg bij Jeruzalem neerdalen om Christus te
dienen in een Millennium van wereldvrede. Een fantastische toekomst om naar
uit te kijken! NIEMAND
WEET WELK UUR Ongetwijfeld hebben de
discipelen Christus gevraagd wanneer Hij zal terugkeren. Jezus heeft dat
niet gezegd. Christus zei dat niemand, zelfs de engelen in de hemel niet, de
exacte tijd van zijn terugkomst weten (Mattheüs 24:36). Christus zei dat we
wel kunnen weten wanneer zijn terugkeer zeer nabij is. In de gelijkenis van
de vijgenboom zei Christus dat wanneer de takken uitlopen en er bladeren en
knoppen aan komen, we weten dat de zomer in aantocht is. Op dezelfde manier
kijken wij naar het wereldgebeuren en begrijpen uit de Bijbel met behulp van
de literatuur van de Gemeente van God in welke tijd we leven en we ongeveer
weten wanneer Christus zal terugkeren. Zoals we al hebben
gezien, sprak Christus over veel tekenen en situaties in de wereld die
onmiddellijk aan zijn terugkeer voorafgaan. Maar hoe staat het met de mensen
in de wereld?
Mattheüs 24:37
Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon
des mensen zijn. 38 Want zoals
zij in die dagen voor de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en
ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, 39
en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo
zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. Zoals de mensen ten
tijde van de Zondvloed verdorven en egoïstisch waren met hun eigen leven
zonder God, onverschillig en zonder geloof, zo zijn de mensen in de
eindtijd. En wij van de Gemeente van God herkennen die mentaliteit, de
verkilling en ongeïnteresseerdheid in deze tijd zeer goed! Wij zien ruimschoots
bewijs dat de terugkeer niet lang meer zal duren, maar voor de wereld zal
het zijn zoals de Zondvloed plotseling kwam en alle ’beschaving’ van de mens
wegspoelde. Let daarom goed op de
wereldgebeurtenissen en bestudeer de Bijbel en de literatuur van de Gemeente
van God waarin nauwkeurig de tijden van de gebeurtenissen en de komst van
Christus worden uitgelegd. Christus herhaalt zijn
aanmoediging:
Mattheüs 24:42
Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt. Wij moeten als
discipelen van Christus altijd klaar zijn voor zijn terugkeer door op te
letten wat er in de wereld gebeurt en vooral door gebed en door dicht bij
God te blijven. Als Christus' volgelingen dit doen, zullen ze niet
overrompeld worden door zijn terugkeer, zoals het voorbeeld dat Christus
gaf: Als de heer des huizes had geweten in welk deel van de nacht de dief
zou komen, dan zou hij wakker gebleven zijn en niet in zijn huis hebben
laten inbreken (Mattheüs 24:43). WEES EEN
TROUWE EN VERSTANDIGE KNECHT In de laatste paar
verzen van Mattheüs 24 en heel hoofdstuk 25 waarschuwt Christus zijn
gemeente klaar te zijn voor zijn terugkeer. Hij spoort zijn mensen aan zich
geestelijk voor te bereiden. Zij moeten zijn wetten houden en een voorbeeld
zijn zoals van een christen verwacht mag worden. Ze moeten de weg van
’geven’ gaan in plaats van te nemen voor je zelf zoals in de wereld steeds
meer wordt gedaan. Zij moeten zijn Werk doen totdat Hij terugkeert. In de gelijkenis van
Mattheüs 24:45-51 vergelijkt Christus zich met een heer die zijn zaken en
werk heeft toevertrouwd aan een dienstknecht. Op dezelfde manier heeft
Christus zijn Gemeente en het Werk toevertrouwd aan zijn volk. Wat verwacht
Hij aan te treffen bij zijn terugkeer?
Mattheüs 24:46
Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zo bezig zal vinden. 47
Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezit zal stellen. Het is belangrijk om al
op jonge leeftijd te beginnen met het karakter te ontwikkelen dat nodig is
om een goede dienstknecht van Christus te zijn. We moeten in deze wereld
oefenen om straks met Christus die dienende taak in het Koninkrijk van God
te vervullen. Christus' laatste Pascha De opdracht van Christus
was bijna uitgevoerd. Hij had Satan overwonnen, de Boodschap van zijn Vader
van het spoedig komende Koninkrijk van God gebracht. Hij had zieken genezen
en de opleiding van zijn discipelen was bijna voleindigd. DE
SAMENZWERING OM JEZUS TE ARRESTEREN Jezus Christus had tegen
zijn discipelen gezegd dat Hij over twee dagen zou worden gearresteerd en
gekruisigd. Dat zou gebeuren net voor de Dagen van Ongezuurde Broden. Het
Pascha en de daaropvolgende zeven Dagen van Ongezuurde Broden werden door de
Joden ook samen het Paschafeest genoemd. Maar ook wel samen het feest van
Ongezuurde Broden. Het was een van de grote feesttijden van het jaar, en een
tijd dat Joden uit de Romeinse wereld naar Jeruzalem reisden (Mattheüs
26:1-5, 17; Lukas 22:1).
Mattheüs 26:2
Gij weet, dat het over twee dagen Paasfeest is, en alsdan wordt de
Zoon des mensen overgeleverd om gekruisigd te worden. Paasfeest is een
vertaling van het Griekse Pascha.
Mattheüs 26:17
Op de eerste dag van het feest der ongezuurde broden, kwamen de
discipelen bij Jezus en zeiden: Waar wilt Gij, dat wij toebereidselen maken
voor U om het Pascha te eten? Hier wordt het Pascha en
de Zeven dagen van Ongezuurde Broden samen ”feest der ongezuurde broden”
genoemd.
Lukas 22:1
Het feest nu der ongezuurde broden, dat Pascha genoemd wordt,
naderde. Hier wordt dus de hele
periode Paschafeest genoemd. Hoewel hier ook alleen het Pascha bedoeld kan
zijn, omdat met Pascha ongezuurd brood wordt gegeten. ”Op” in Mattheüs 26:17 is een vertaling van het Griekse woord
de, dat in de NBG-vertaling bijna nooit wordt vertaald met ’op’. Het
betekent ’noch’, ’maar’, ’bovendien’, ’en’. Hier past beter ’in verband met’
of ’ten aanzien van’ of ’wat betreft’. Dus: in verband met het Pascha kwamen
de discipelen bij Hem. Lukas 22:7 zegt het wat duidelijker: ”De dag der
ongezuurde broden kwam [kwam er aan], waarop het Pascha moest geslacht
worden.” Het was nog de 13e van de eerste maand. De volgende dag
op de 14e is het Pascha, maar i.v.m. zijn kruisiging was dat voor
Christus onmogelijk.
Johannes 18:28
Zij brachten Jezus dan van Kajafas naar het gerechtsgebouw. En het
was vroeg in de morgen [van de 14e]; doch zelf gingen zij het gerechtsgebouw niet binnen, om zich niet te
verontreinigen, maar het Pascha te
kunnen eten.
Johannes 19:13
Pilatus
dan hoorde deze woorden en hij liet Jezus naar buiten brengen en zette zich
op de rechterstoel, op de plaats, genaamd Litostrotos, in het Hebreeuws
Gabbata. 14 En het was
Voorbereiding voor het Pascha, ongeveer het zesde uur [van de 14e],
en hij zeide tot de Joden: Zie, uw koning! Wetende dat Jezus naar
Jeruzalem zou komen om het Pascha te houden, beraamden de religieuze leiders
een plan om Hem te arresteren en te doden. Hun probleem was echter hoe dit
te doen zonder een rel te veroorzaken.
Lukas 22:2
En de overpriesters en de schriftgeleerden zochten, hoe zij Hem uit
de weg konden ruimen, want zij waren bang voor het volk. Nog maar een paar dagen
geleden hadden de mensen Jezus een enthousiast onthaal gegeven toen Hij
Jeruzalem binnenging. De schriftgeleerden en
Farizeeën vreesden een opstand van het volk, dat bovendien consequenties kon
hebben tegenover de Romeinse overheid. Ze wisten dat zij verantwoordelijk
zouden worden gehouden door de Romeinse autoriteiten voor eventuele
ordeverstoring tijdens die feestdagen. Het laatste wat ze wilden was een
militair ingrijpen door Rome. Toch was de woede van velen van hen tegen
Christus, zoals we hebben gezien, zonder gronden. Alleen zijn dood zou hun
woede, die werd veroorzaakt door zijn onderwijs en verwijt van hun
huichelarij, kunnen bekoelen. Zijn dood zouden ze ervaren als een triomf en
zekerheid aangaande hun hoge posities. Voor hun dilemma kwam
gedeeltelijk en onverwacht een oplossing toen één van de discipelen van
Christus – later bezeten door Satan – besloot om Christus te verraden.
Mattheüs 26:14
Toen ging een van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, naar de
overpriesters, 15 en hij zeide:
Wat wilt gij mij geven? Dan zal ik Hem u overleveren. Als de penningmeester
had Judas geld, dat besteed werd voor de levensbehoeften van Christus met
zijn mensen en voor hulp aan de armen, uit de kas gestolen. Oneerlijkheid en
ongetwijfeld ook een houding van opstandigheid was Judas niet vreemd.
Johannes 12:3
Maria dan nam een pond echte, kostbare nardusmirre, en zij zalfde de
voeten van Jezus en droogde zijn voeten af met haar haren; en de geur der
mirre verspreidde zich door het gehele huis. 4
Maar Judas Iskariot, een van zijn discipelen, die Hem verraden zou,
zeide: 5 Waarom is deze mirre
niet voor driehonderd schellingen verkocht en aan de armen gegeven? 6
Maar dit zeide hij niet, omdat hij zich om de armen bekommerde, maar
omdat hij een dief was en als beheerder der kas de inkomsten wegnam. Judas gaf toe aan Satans
invloed om Christus te verraden. Al het onderwijs van Christus en de relatie
van Judas met de andere discipelen waren niet in zijn gedachten – alleen
hebzucht en vijandigheid die er uiteindelijk toe zou leiden om zijn eigen
Schepper te verraden. We hebben wel eens
meegemaakt dat iemand ons gemeen heeft behandeld. Behalve boosheid kan
geleidelijk ook een bitterheid en misschien zelfs haat in ons groeien. De apostel Paulus
waarschuwt ons niet bitter te worden:
Hebreeën 12:15
Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er
geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen
zouden besmet worden. De overpriesters waren
bereid slechts 30 zilverstukken te betalen als prijs voor het verraden van
Jezus. Judas nam het geld gretig aan en zocht meteen een gunstige
gelegenheid om Christus uit te leveren aan de religieuze autoriteiten.
Mattheüs 26:15
en hij zeide: Wat wilt gij mij geven? Dan zal ik Hem u overleveren.
16 En zij stelden hem dertig
zilverlingen ter hand. En van toen af zocht hij een goede gelegenheid om Hem
over te leveren. JEZUS OP
DE DAG VAN HET PASCHA GEKRUISIGD Al vele eeuwen wordt
algemeen verondersteld dat Jezus werd gekruisigd op vrijdag en tegen
zonsopgang zondagochtend uit het graf herrees. De Bijbel laat zien dat dat
onmogelijk is! Wat heeft Christus
gezegd over de duur van de tijd dat Hij in het graf zou zijn?
Mattheüs 12:39
Maar Hij antwoordde hun en zeide: Een boos en overspelig geslacht
verlangt een teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van
Jona, de profeet. 40 Want gelijk
Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de
Zoon des mensen in het hart der aarde zijn, drie dagen en drie nachten. Christus' enige teken
dat Hij de Messias was, was dat Hij
precies drie dagen en drie nachten in het graf zou blijven. Als Hij met
dit teken faalde, moet Hij worden afgewezen als een bedrieger. Een simpele
optelsom toont ons dat vrijdagmiddag tot zonsopgang zondagochtend geen drie
dagen en drie nachten duren. Satan heeft dit verhaal verzonnen om de mensen
te misleiden niet in Christus te geloven. Jezus beaamde dat in een
etmaal van 24 uur er 12 uur daglicht is.
Johannes 11:9
Jezus antwoordde: Gaan er geen twaalf uren in een dag? … Met drie dagen van 12
uur en drie nachten van 12 uur hebben we een totaal van 72 uur dat Christus
in het graf was. Lees in Genesis 1:5, 8,
12-13 hoe God dagen telt. God werkte overdag aan de schepping (dat gedeelte
van de dag noemt Hij ”licht”). Dan volgt de avond tot 's morgens de zon
opkomt. Dan begint Hij met werken op de volgende dag. In de NBG-vertaling
staat: ”Toen was het avond geweest en het was morgen geweest”. Andere
vertalingen zeggen het duidelijker: ”Het werd avond en het werd morgen.” God
verdeelt dus een etmaal in een dag en een nacht, zoals wij nog steeds doen. Om precies drie dagen en
drie nachten in het graf te zijn, moest Christus opstaan uit het graf op
hetzelfde moment van de dag dat zijn lichaam werd begraven en het graf
gesloten. Laten we nog meer
schriftgedeelten bekijken die tonen dat de tijd van het begraven van
Christus tot zijn opstanding drie dagen duurt.
Mattheüs 27:63 en zij zeiden: Heer, wij
hebben ons herinnerd, dat die verleider bij zijn leven gezegd heeft: Na drie
dagen word Ik opgewekt.
Markus 8:31
En Hij begon hen te leren, dat de Zoon des mensen veel moest lijden
en verworpen worden door de oudsten en de overpriesters en de
schriftgeleerden en gedood worden en na drie dagen opstaan.
Markus 9:31
Want Hij onderwees zijn discipelen en zeide tot hen: De Zoon des
mensen wordt overgeleverd in de handen der mensen en zij zullen Hem ter dood
brengen en drie dagen na zijn dood zal Hij opstaan.
Johannes 2:19
Jezus antwoordde en zeide tot hen: Breekt deze tempel af en binnen
drie dagen zal Ik hem doen herrijzen. 20
De Joden dan zeiden: Zesenveertig jaren is over deze tempel gebouwd
en Gij zult hem binnen drie dagen doen herrijzen? 21
Maar Hij sprak van de tempel zijns lichaams.
1 Corinthiërs 15:3
Want voor alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen
heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften, 4
en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften. Jezus werd tegen
zonsondergang begraven op dezelfde dag dat Hij stierf. Volgens Deuteronomium
21:22-23 moest een gestorven (gekruisigde) zondaar vóór zonsondergang
begraven worden, vooral vóór aanvang van de sabbat. Hij stierf rond 3 uur in
de middag of het ”negende uur” (Lukas 23:44, 52-54). De dag waarop Christus
werd gekruisigd was ook de dag van ”Voorbereiding” (Mattheüs 27:62). De
apostel Johannes schrijft dat deze voorbereidingsdag vooraf ging aan een
sabbat en ”de dag van die sabbat was groot”, namelijk een van de zeven
jaarlijkse heilige dagen. Het was de heilige dag waarmee de Dagen van
Ongezuurde Broden beginnen.
Johannes 19:31
De Joden dan, daar het Voorbereiding was en de lichamen niet op
sabbat aan het kruis mochten blijven (want de dag van die sabbat was groot)
vroegen Pilatus, dat hun benen gebroken en zij weggenomen zouden worden.
Vers 42 daar dan legden zij Jezus neder wegens de Voorbereiding der Joden,
omdat het graf dichtbij was. Christus werd gekruisigd
op dezelfde dag dat het paschalam werd geslacht.
Exodus 12:5
Een gaaf, mannelijk, eenjarig stuk kleinvee moet gij nemen; gij kunt
dit nemen van de schapen of van de geiten. 6
En gij zult het bewaren tot de veertiende dag van deze maand; dan zal
de gehele vergadering der gemeente van Israël het slachten in de
avondschemering.
1 Corinthiërs 5:7
Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij
zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. Dat was op de 14e
van de eerste maand van Gods kalender. De dag daarna, op de 15e,
begon de eerste heilige dag van de Dagen van Ongezuurde Broden (Leviticus
23:5-6; Numeri 28:16-18). In het jaar 30 n.Chr.
viel de 14e van de eerste maand op een woensdag en de eerste dag
van de Dagen van Ongezuurde Broden op donderdag. Als Christus op woensdag in
de namiddag is gedood, dan is Hij in de namiddag van de wekelijkse sabbat
opgestaan – precies drie dagen en drie nachten daarna. Op de eerste dag van de
week ging Maria van Magdala (Magdalena) heel vroeg, toen de zon opging, naar
het graf. Ze zag dat de steen voor de ingang was weggewenteld (Johannes
20:1; Markus 16:2). Een engel zei:
Mattheüs 28:6
Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, gelijk Hij gezegd heeft;
komt, ziet de plaats, waar Hij gelegen heeft. Christus was al
opgestaan uit de dood in de namiddag van zaterdag, vóór zonsondergang! Er is
dus absoluut geen sprake van een opstanding op zondag. Christus is opgestaan
op de zevende dag, op sabbat, precies drie dagen en drie nachten nadat Hij
werd begraven. We kunnen in omgekeerde
volgorde ook stellen dat als Hij tegen zonsopgang op zondagmorgen al
opgestaan was en Hij in de namiddag begraven is, was Hij dus al opgestaan op
zaterdagmiddag vóór zonsondergang, zodat we met het terugtellen op woensdag
komen dat Hij begraven is en dat komt overeen met bijvoorbeeld de profetie
van Daniël 9:26-27 waar bevestigd wordt dat de Messias ”in de helft van de
week” – dat is op woensdag – gekruisigd zou worden. Zie voor meer informatie
de publicatie van de Gemeente van God ’De zeventig weken bevestigen dat
Jezus de Christus is’. Nog een opmerking.
Genesis laat zien dat een nieuwe dag 's morgens bij zonsopgang begint. De
nacht daarvoor noemt God ’gisteren’. De avond daarvoor is de datum van de
vorige dag. Het Pascha moet dus niet gehouden worden op de avond vóór de 14e
(dat is de 13e) van de eerste maand, zoals verscheidene mensen
menen. Maar de heilige tijd van een heilige dag begint op de avond ervoor.
Op vrijdagavond met zonsondergang begint de heilige tijd van de sabbat en op
de avond van de 14e van de eerste maand begint de heilige tijd
van de 1e dag van de Week van Ongezuurde Broden, hoewel die week
wordt aangegeven van de 15e tot en met de 21e.
Exodus 12:18
In de eerste [maand], op de veertiende dag der maand, des avonds
[de avond vóór de 15e
begint de heilige tijd], zult gij ongezuurde broden eten, tot aan de eenentwintigste dag der
maand, des avonds.
Leviticus 23:27
Maar op de tiende van die zevende maand is de Verzoendag; een heilige
samenkomst zult gij hebben en gij zult u verootmoedigen en de HERE een
vuuroffer brengen. Vers 32 Het
zal u een volkomen sabbat zijn en gij zult u verootmoedigen. Op de negende
van de maand, des avonds [de avond
vóór de 10e begint de heilige tijd], van avond tot avond, zult gij uw sabbat vieren. DIE
DIENSTBAAR WIL ZIJN IS DE GROOTSTE Christus stuurde twee
van zijn discipelen, Petrus en Johannes, naar Jeruzalem naar een man bij wie
ze een kamer konden gebruiken om het Pascha te houden.
Lukas 22:7
De dag der ongezuurde broden kwam, waarop het Pascha moest geslacht
worden. 8 En Hij zond Petrus en
Johannes uit, zeggende: Gaat heen, maakt het Pascha voor ons gereed, opdat
wij het kunnen eten. 9 En zij
zeiden tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij het gereed maken? 10
Hij zeide tot hen: Zie, wanneer gij de stad inkomt, zal u een man
tegenkomen, die een kruik water draagt. Volgt Hem in het huis, dat hij
binnengaat, 11 en zegt dan tot
de heer van dat huis: De Meester zegt u: Waar is het vertrek, waar Ik met
mijn discipelen het Pascha kan eten? 12
En hij zal u een grote bovenzaal wijzen, van alles voorzien: maakt
het daar gereed. 13 En zij
gingen heen en vonden het zoals Hij hun gezegd had, en zij maakten het
Pascha gereed. Omdat Christus wist dat
Hij de volgende dag, woensdag, gekruisigd zou worden, hield Hij (alleen dat
jaar) het Pascha de avond vóór zijn dood. Het paschalam moest immers eerst
geslacht worden voordat het gegeten kon worden. Dat betekent dat het Pascha
gehouden moet worden nadat Christus is gedood, dus op de avond van
de 14e na de kruisiging. Christus vervulde exact de door God
bepaalde tijd met zijn dood (Leviticus 23:4). Die avond was voor Jezus
een tijd van spanning en emotie toen Hij en zijn discipelen bijeen zaten.
Hij wist wat er stond te gebeuren en dat dit zijn laatste Pascha was als
mens.
Lukas 22:14
En toen het uur aangebroken was, ging Hij aanliggen en de apostelen
met Hem. 15 En Hij zeide tot
hen: Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer Ik lijd. 16
Want Ik zeg u, dat Ik het voorzeker niet meer eten zal, voordat het
vervuld is in het Koninkrijk Gods.
Mattheüs 26:29 Doch Ik zeg u, Ik zal van nu
aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die
dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders. Terwijl de discipelen
onder elkaar aan het praten waren, ontstond er een debat over wie van hen de
belangrijkste in het Koninkrijk van God worden zou. Christus zei tegen hen
dat het verlangen naar grootheid en macht over anderen een karaktertrek is
van de heersers van deze wereld. Hij legde uit dat grootheid in Gods ogen
gebaseerd is op iemands wens om anderen te dienen. Christus toonde zelf zijn
dienstbaarheid door zijn eigen leven te geven voor de hele mensheid. Omdat de discipelen
trouw aan Christus waren gebleven, zal hun macht en gezag worden gegeven in
zijn Koninkrijk. Wanneer Christus naar deze aarde terugkeert, zullen de
opgestane apostelen op tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te
regeren.
Lukas 22:24
Er ontstond ook onenigheid onder hen over de vraag, wie van hen als
de eerste moest gelden. 25 Hij
zeide tot hen: De koningen der volken voeren heerschappij over hen en hun
machthebbers worden weldoeners genoemd. 26
Doch gij niet alzo, maar de eerste onder u worde als de jongste en de
leider als de dienaar. 27 Want
wie is de eerste: die aanligt, of die dient? Is het niet, die aanligt? Maar
Ik ben in uw midden als dienaar. 28
Gij zijt het, die steeds bij Mij gebleven zijt in mijn verzoekingen.
29 En Ik beschik u het
Koninkrijk, gelijk mijn Vader het Mij beschikt heeft, 30
opdat gij aan mijn tafel eet en drinkt in mijn Koninkrijk. En gij
zult zitten op tronen om de twaalf stammen Israëls te richten. Jezus wist dat Satan
deze avond Judas Iskariot had beïnvloed om zijn verraad uit te voeren. Maar
Christus hield van zijn discipelen en zou nu, zelfs op de laatste avond, een
voorbeeld geven van liefde en nederigheid.
Johannes 13:1
En voor het Paasfeest, toen Jezus wist, dat zijn ure gekomen was om
uit deze wereld over te gaan tot de Vader, heeft Hij de zijnen, die Hij in
de wereld liefhad, liefgehad tot het einde. 2
En onder de maaltijd, toen de duivel reeds Judas, Simons zoon
Iskariot, in het hart had gegeven Hem te verraden, 3
stond Hij, wetende, dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en
dat Hij van God uitgegaan was en tot God heenging, van de maaltijd op. CHRISTUS
WAST DE VOETEN VAN DE DISCIPELEN Christus stond op van de
tafel, deed zijn mantel uit en deed een linnen doek om zijn middel. Op
dezelfde manier zou een nederige slaaf dat hebben gedaan. Christus schonk
water in een kom en begon de voeten van zijn discipelen te wassen en daarna
af te drogen met de doek. Petrus protesteerde
tegen deze manier waarop Christus zich vernederende.
Johannes 13:6
Hij kwam dan bij Simon Petrus. Deze zeide tot Hem: Here, wilt Gij mij
de voeten wassen? 7 Jezus
antwoordde en zeide tot hem: Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het
later verstaan. 8 Petrus zeide
tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in eeuwigheid! Jezus antwoordde
hem: Indien Ik u niet was, hebt gij geen deel aan Mij. ”Geen deel aan Mij”
betekent ook: niet tot Gods gemeente behoren Wat was de reactie van
Petrus?
Johannes 13:9
Simon Petrus zeide tot Hem: Here, niet alleen mijn voeten, maar ook
de handen en het hoofd! 10 Jezus
zeide tot hem: Wie gebaad heeft, behoeft zich alleen de voeten te laten
wassen, want hij is geheel rein; en gijlieden zijt rein, doch niet allen. Christus zinspeelde op
de onreinheid van Judas, omdat Hij wist dat die Hem zou verraden. Waarom waste Christus de
voeten van de discipels?
Vers 14
Indien nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort
ook gij elkander de voeten te wassen; 15
want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u
gedaan heb. Deze voetwassing is een
voorbeeld en wordt daarom door de leden van de nieuwtestamentische Gemeente
van God jaarlijks met het Pascha gedaan. Het is een teken van nederigheid en
dienstbaarheid. Als God nieuwe leden
toevoegt, moet hun dit en alles wat Christus heeft onderwezen, ook geleerd
worden.
Mattheüs 28:19
Gaat dan henen, maakt
[onder] al de volken tot mijn
discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen
Geestes en leert hen onderhouden al
wat Ik u bevolen heb.
JUDAS
VERRAADT CHRISTUS Jezus keerde weer terug
op het onderwerp dat Hij door een van hen verraden zou worden. Hij zei de
discipelen dat de profetie van koning David in Psalm 41:10 zou worden
vervuld.
Psalmen 41:10
Zelfs mijn vriend, op wie ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft
zijn hiel tegen mij opgeheven. Christus legde uit dat
ook dit een bewijs voor hen is dat Hij de Zoon van God is.
Johannes 13:18
Ik spreek niet van u allen; Ik weet, wie Ik heb uitgekozen; maar het
schriftwoord moet vervuld worden: Hij, die mijn brood eet, heeft zijn hiel
tegen Mij opgeheven. 19 Thans
reeds zeg Ik het u, eer het geschiedt, opdat gij, wanneer het geschiedt,
gelooft, dat Ik het ben. We kunnen veel weten
over het karakter van God door de woorden en daden van zijn Zoon Jezus
Christus te bestuderen. Jezus zei in Johannes 10:30 dat Hij en de Vader één
zijn. Ze zijn in overeenstemming met elkaar. Door Christus te kennen en te
begrijpen, kunnen we ook God de Vader kennen en begrijpen. Dan wordt Jezus ontroerd
en zei dat één van hen Hem zou verraden. De discipelen keken elkaar aan en
vroegen zich af wie Hij bedoelde (Johannes 13:21-22). Petrus gaf Johannes die
naast Christus zat een wenk om Hem te vragen wie het was. Jezus zei dat het
diegene is die Hij een stuk brood zou geven dat Hij nu in de schaal ging
dopen. Hij doopte een stuk brood in de schaal en gaf het aan Judas, de zoon
van Simon Iskariot (Johannes 13:23-26). Op dat moment nam de
duivel bezit van Judas. Jezus zei toen tegen Judas dat hij maar meteen moest
doen wat hij van plan was. Eigenlijk sprak Jezus ook rechtstreeks tegen
Satan. Niemand aan tafel begreep waarom Hij dit zei. Omdat Judas de kas
beheerde, dachten sommigen dat Jezus bedoelde dat hij voor het feest inkopen
moest doen of wat aan de armen geven. Judas nam het brood aan en ging meteen
weg en verdween in de nacht (verzen 27-30). EEN NIEUW
GEBOD Toen Judas was weggegaan
gaf Jezus uitleg aangaande het nieuwtestamentische Pascha. Hij zei dat Hij
spoedig naar zijn Vader zou terugkeren. Hij gaf hun een gebod waarnaar alle
christenen moeten leven. Ze moeten elkaar liefhebben, zoals Christus hen
heeft liefgehad en zijn leven voor hen offerde. Behalve voor de Gemeente
zelf, heeft dit gebod ook een functie voor alle mensen.
Johannes 13:35
Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien
gij liefde hebt onder elkander. Christus legde uit dat
respect en liefde – een uitgaande
bezorgdheid – voor elkaar het echte kenmerk is van een ware christen. Hoe
anders is de houding van de meeste mensen in de wereld! In de Tweede
Wereldoorlog bijvoorbeeld, vochten ’christenen’ van alle gezindten aan beide
fronten tegen elkaar! Het gebod van Christus
is totaal anders.
Johannes 15:12 Dit is mijn gebod, dat gij
elkander liefhebt, gelijk Ik u heb liefgehad. 13
Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn
vrienden. 14 Gij zijt mijn
vrienden, indien gij doet, wat Ik u gebied. Ware christenen doen elk
jaar aan zelfonderzoek voor het Pascha en moeten vooral deze woorden van
Christus in gedachten houden in de voorbereiding op het Pascha. Toen Christus dit thema
van liefde benadrukte, verklaarde Petrus zich bereid zijn leven volledig in
te zetten voor Jezus, om voor Hem te sterven. Ongetwijfeld meende hij
oprecht wat hij zei. Maar Christus vertelde hem dat, voordat de volgende
morgen aanbreekt, hij drie keer zal ontkennen dat hij Jezus kent! (Lukas
22:33-34; Johannes 13:37-38.) BROOD EN
WIJN Tijdens dit bijzondere
Pascha stelde Christus de symbolen van het brood en de wijn in.
Lukas 22:14
En toen het uur aangebroken was, ging Hij aanliggen en de apostelen
met Hem. Vers 19 En Hij nam een
brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende: Dit is
mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt;
doet dit tot mijn gedachtenis. Christus gaf opdracht
aan christenen om elk Pascha (ongezuurd) brood te breken en te eten ter
nagedachtenis aan Hem. Sindsdien is het een jaarlijkse
herinnering aan zijn dood.
Exodus 12:6
En gij zult het bewaren tot de veertiende dag van deze maand; dan zal
de gehele vergadering der gemeente van Israël het slachten in de
avondschemering.
Exodus 13:10
Gij zult deze inzetting onderhouden op haar vaste tijd, van jaar tot
jaar.
1 Corinthiërs 11:26
Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij
de dood des Heren, totdat Hij komt. Dit gebroken brood
symboliseert het lichaam van Christus dat Hij offerde, Hij werd geslagen en
’gebroken’ door de Romeinse geseling. Het ’breken’ van het lichaam leidde
tot de dood van Christus zodat de doodstraf die wij verdiend hebben, voor
ons betaald is. Op dat offer kan ieder oprecht berouwvol mens een beroep
doen, zodat hij de doodstraf voor zijn zonden niet behoeft te ondergaan. Christus nam vervolgens
een beker wijn en gaf die aan de discipelen en zei dat ze daaruit moesten
drinken.
Mattheüs 26:27
En Hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en
zeide: Drinkt allen daaruit. Wat symboliseerde de
wijn?
Vers 28
Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt
tot vergeving van zonden. Christus legde uit dat
de wijn zijn bloed vertegenwoordigt – zijn leven. Zijn leven was zonder
zonde en daarom kon Hij betalen voor onze zonden. Het Nieuwe Verbond is met
zijn bloed bevestigd. God zelf betaalde door
Christus de prijs voor onze zonden en de doodstraf als gevolg van die
zonden. Zo kan een mens geestelijke genezing en leven ontvangen van God.
1 Petrus 2:24
Die [Christus]
zelf onze zonden in zijn lichaam op
het hout [het kruis] gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de
gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen.
Jesaja 53:5
Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze
ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op
hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. Iemand die zondigt is
geestelijk gesproken ziek en iemand die niet zondigt is rein en gezond. Elke
oprechte christen is door Christus gered van de dood en geestelijk genezen. Paulus zegt ons dat
iedereen gezondigd heeft en dat de ’beloning’ van de zonde de dood is. Alle
mensen hebben gezondigd en staan daarom onder de doodstraf. Christus, die
een zondeloos leven leefde, gaf vrijwillig zijn leven om voor onze doodstraf
te betalen (Romeinen 3:23; 6:23). Christus geeft zijn
volgelingen de opdracht om elk jaar met het Pascha wijn te drinken om het
offer dat Hij voor ons heeft gebracht opnieuw in herinnering te brengen. We
staan stil bij zijn lijden, zijn vergoten bloed en zijn dood, zodat onze
zonden vergeven kunnen worden. Dit was een grote daad van liefde en
dienstbaarheid van Christus en zijn Vader.
Johannes 3:16
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren
Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga,
maar eeuwig leven hebbe. Het Pascha is een
jaarlijks terugkerende herinnering dat Christus zijn leven gaf, waardoor ons
de gelegenheid van verlossing en het eeuwige leven in zijn Koninkrijk wordt
gegeven. De overeenkomst die God
biedt aan een christen de doodstraf kwijt te schelden om vervolgens hard te
werken aan leven zonder zonde, dus te leven naar Gods wetten, met de belofte
van eeuwig leven, heet het Nieuwe Testament (verbond). Het Oude Verbond was
een overeenkomst tussen God en het volk van Israël. God zou Israël
overvloed, bescherming en vrede geven als het God zou gehoorzamen en
straffen als het God niet zou gehoorzamen. Er was geen belofte van eeuwig
leven. Het verbond werd gebroken door de Israëlieten toen ze in opstand
kwamen tegen God. Het Nieuwe Verbond is een overeenkomst tussen Gods ware
Gemeente (geestelijk Israël) en God met de belofte van eeuwig leven.
Johannes 6:44
Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft,
hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Het offer van Christus
heeft de toegang tot de Vader vrijgemaakt voor hen die God roept. Die
roeping maakt het mogelijk om naar God te gaan om Hem te vragen naar datgene
wat we nodig hebben.
Johannes 14:13
en wat gij ook vraagt in mijn naam, Ik zal het doen, opdat de Vader
in de Zoon verheerlijkt worde. 14
Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen. In de grondtekst en de
meeste vertalingen staat niet het woord ’Mij’.
Johannes 16:23
En te dien dage zult gij Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg
u, als gij de Vader om iets bidt, zal Hij het u geven in mijn naam. Behalve God de Vader
vragen in onze gebeden, danken we Hem natuurlijk ook. En het is goed ook
Christus te danken voor zijn offer en leiding in ons leven. We houden in de Gemeente
van God ook nu het Pascha zoals ingesteld door Jezus Christus. De leden
wassen elkaars voeten. Vervolgens eten zij een klein stukje van het
ongezuurde brood dat is gebroken en waarvoor de zegen gevraagd is. Na het
eten van het brood, wordt een zegen gevraagd voordat zij een beetje wijn
drinken, dat het vergoten bloed van Christus symboliseert. Daarna worden
gedeelten van Christus' laatste woorden aan zijn discipelen voorgelezen en
de samenkomst wordt beëindigd met een gezang. NOG MEER
INSTRUCTIES VAN CHRISTUS AAN ZIJN
DISCIPELEN Na de instelling van de
belangrijke symbolen van het brood en de wijn, gaf Christus nog meer
instructies aan zijn discipelen. Terwijl de tijd van zijn arrestatie
naderde, begon Hij opnieuw te vertellen over de toekomst. Christus vertelde hen
dat Hij terugging naar zijn Vader om de regeringsposities in zijn Koninkrijk
voor hen voor te bereiden. Hij zei hun dat er veel belangrijke taken en
verantwoordelijke posities zijn. Deze functies zullen worden vervuld door
christenen die door de eeuwen heen zijn overleden en die zullen worden
opgewekt in de eerste opstanding, samen met de leden van Gods gemeente die
leven bij de terugkeer van Jezus Christus en trouw blijven aan God.
Johannes 14:1
Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij.
2 In het huis mijns Vaders zijn
vele woningen (anders zou Ik het u gezegd hebben) want Ik ga heen om u
plaats te bereiden; 3 en wanneer
Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij
nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.
1 Corinthiërs 15:51
Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen,
maar allen zullen wij veranderd worden, 52
in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal
klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen
veranderd worden. Christus zei dat als zij
Hem trouw zouden blijven, Hij God zou vragen om hen de heilige Geest te
sturen. Hij beschreef Gods geest als een ”Trooster” en als ”de Geest der
waarheid”.
Johannes 14:16
En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om
tot in eeuwigheid bij u te zijn, 17
de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij
ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en
zal in u zijn. Gods heilige Geest is de
grote macht en kracht van God. Het is
geen persoon of wezen. Het is de kracht die God aan een persoon schenkt
die zich bekeerd heeft en gedoopt is. De Geest van God, de
heilige Geest, verenigt zich met onze geest die we vanaf de geboorte hebben,
waardoor wij opnieuw verwekt worden – deze keer geestelijk, zoals wij
eens fysiek werden verwekt. De heilige Geest doordringt ons met de
goddelijke natuur. Die geestelijke verwekking vervult ons met de natuur en
de gedachten van God. Die geeft ons ook inzicht in het potentieel van de
mens, namelijk om God te worden, want dat is het doel van de schepping van
de mens. In de onbekeerde mens
met zijn menselijke natuur, beïnvloed door Satan, is Gods geest niet
aanwezig. Hij kan geestelijke dingen niet begrijpen.
1 Corinthiërs 2:11
Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen
eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest
Gods. Paulus zegt verder in
vers 12: ”Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest
uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is.” Later in zijn gesprek
met de discipelen zei Christus dat Gods geest hen naar de waarheid zal
leiden en hen helpen om het te begrijpen. Gods Woord, de Bijbel, is
waarheid en we begrijpen het door
Gods geest. De Bijbel is een gecodeerd boek en zonder de juiste code kan het
niet begrepen worden. Die code is Gods Heilige Geest.
Johannes 16:13
doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen
tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat
Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. Christus legde uit dat
God door zijn heilige geest in ware christenen aanwezig is. Hij leeft zijn
leven, de weg van liefde, in ons door zijn geest. En dan zullen zij die God
liefhebben de woorden van Christus gehoorzamen. Zij die God liefhebben,
onderhouden zijn geboden.
Johannes 14:15
Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. Vers 23
Jezus antwoordde en zeide tot hem: Indien iemand Mij liefheeft, zal
hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot
hem komen en bij hem wonen. 24
Wie Mij niet liefheeft bewaart mijn woorden niet; en het woord, dat gij
hoort, is niet van Mij, maar van de Vader, die Mij gezonden heeft. Een van de vruchten of
resultaten van de leiding door de heilige geest is vrede. Christus zei tegen
zijn discipelen dat ze niet ongerust of bang hoefden te zijn en niet de moed
moesten verliezen, maar dat ze moesten leven zoals Hij geleefd had.
Johannes 14:27
Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die
geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd.
Filippenzen 4:6 Weest in geen ding bezorgd,
maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend
worden bij God. 7 En de vrede
Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten
behoeden in Christus Jezus. Welke vruchten van Gods
geest noemt Paulus nog meer?
Galaten 5:22
Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede,
lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid,
zelfbeheersing. 23 Tegen
zodanige mensen is de wet niet. De heilige geest geeft
ons een juist inzicht in alle aspecten van het leven. De intentie, de
bedoeling van regels om te respecteren worden duidelijk met Gods geest. Hoe
vaak stelen mensen niet zonder dat dat door deze wereld stelen wordt
genoemd? Hoeveel ’strenge’ ’christelijken’ maken zelf geen regels die God zo
niet heeft bedoeld? Hoeveel ’vrije’ ’christenen’ kleden zich en gedragen
zich op een manier die God verfoeit? Alleen de heilige geest leidt ons tot
een juist begrip. Nadat Christus gezegd
had wat Hij wilde zeggen, zongen Hij en zijn discipelen een gezang waarmee
het Pascha werd beëindigd. Zij gingen het huis uit
waar ze het Pascha hadden gehouden en verlieten Jeruzalem. Ze wandelden in
oostelijke richting naar de voet van de Olijfberg. Zij staken de Kidronbeek
over, waar een hof was met olijfbomen. Dit was de hof van Getsemane, die Hij
met zijn discipelen binnenging.
De arrestatie, het
proces
en de kruisiging Na het Pascha staken
Jezus Christus en zijn discipelen de Kidronbeek over en liepen langs de voet
van de Olijfberg. Hier had Hij de laatste momenten van rust en afzondering
in gebed met zijn Vader. Jezus wist hoe
belangrijk het was dicht bij zijn Vader te zijn vóór de traumatische
gebeurtenissen van de komende dag. Hij wilde de steun en inspiratie van zijn
Vader om Hem te helpen bij de verschrikkelijke beproeving die Hem te wachten
stond. DICHT BIJ
GOD BLIJVEN Wanneer we
geconfronteerd worden met moeilijke situaties, in benarde omstandigheden
zitten of beproefd worden, is het belangrijk dat we een hechte relatie met
God hebben. We moeten gebruik maken van de steun, aanmoediging en
begeleiding die God ons op zulke momenten kan geven. Wat belooft God aan
degenen die dicht bij Hem blijven?
Hebreeën 13:5
Laat uw wijze van doen onbaatzuchtig zijn, weest tevreden met wat gij
hebt. Want Hij heeft gezegd: Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins
verlaten. 6 Daarom kunnen wij
met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat
zou een mens mij doen? Het maakt niet uit hoe
groot of hoe klein het probleem is, God is altijd aanwezig om ons te helpen
in onze behoeften en te luisteren naar onze gebeden om hulp. Misschien zien
we op tegen een project op het werk of zijn er problemen met familie of is
de druk van sommige collega's te groot. Ongeacht de omstandigheden, God
hoort ons wanneer we Hem om hulp vragen. CHRISTUS
BIDT TOT DE VADER Na aankomst in de hof
van Getsemane zei Christus tegen zijn discipelen te wachten terwijl Hij
verderop ging om te bidden. Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee
en uitte toen zijn angst en zei dat Hij diep bedroefd was.
Markus 14:33
En Hij nam Petrus en Jakobus en Johannes mede. En Hij begon zeer
ontsteld en beangst te worden, 34
en Hij zeide tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe;
blijft hier en waakt. Vergeet niet dat
Christus ook een mens was. Met Gods heilige geest vanaf zijn geboorte heeft
Hij een volmaakt, zondeloos leven geleid, maar toch leed Hij net als ieder
ander mens.
Hebreeën 4:14
Daar wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is
doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij aan die belijdenis vasthouden.
15 Want wij hebben geen
hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in
alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest, doch zonder te
zondigen. Jezus Christus werd op
de proef gesteld door verleiding tot zonde net zoals wij, maar Hij zondigde
niet. Daarom begrijpt Christus de beproevingen en de problemen die wij als
mensen ondervinden. Het is geen wonder dat Christus ”zeer ontsteld” en
”beangst” werd en ”zeer bedroefd, tot stervens toe” was zoals Hij zei in
verband met zijn arrestatie, het proces en de kruisiging. Christus wist wat voor
een verschrikkelijke dood Hem te wachten stond. Hij wist dat Hij de zonden
van de wereld op zijn schouders zou dragen. Christus wist dat Hij met zijn
leven betaalde voor de doodstraf wegens het overtreden van Gods wetten voor
allen die van God het eeuwige leven ontvangen. Met al deze
gebeurtenissen in gedachten bad Jezus tot zijn Vader. Hij vroeg of er
mogelijk een andere manier was om Gods doel van redding te verkrijgen. Maar
Jezus beëindigde zijn gebed met de erkenning dat alle dingen gedaan moesten
worden zoals zijn Vader het wilde. Wij komen ook dikwijls
in gebed tot de Vader op dezelfde manier zoals Christus deed, maar misschien
raken we dan van streek als ons gebed niet wordt verhoord zoals wij dat
hebben gevraagd. We moeten net als Christus begrijpen dat de manier van God
het beste is. Vaak beoordelen we de situatie naar onze redenatie. Wij hebben
een opvatting wat juist is volgens de menselijke manier. Maar God oordeelt
op volmaakte wijze. En soms handelt Hij anders dan wij verwachten.
Jesaja 55:8
Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn
wegen luidt het woord des HEREN. 9
Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen
hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten. We moeten altijd
proberen de wil van God te begrijpen. Wanneer iemand Gods Heilige Geest
ontvangt, begint hij stap voor stap te denken als God. Hij of zij begint
Gods weg te begrijpen. Omdat Jezus de heilige geest vanaf de geboorte had,
begreep Hij de wil van God en was bereid te erkennen dat Gods weg juist is. Christus was zo in
doodsangst toen Hij bad, dat het zweet als bloeddruppels op de grond viel
(Lukas 22:44). Toen Christus naar
Petrus, Jakobus en Johannes terugging, zag Hij dat ze in slaap gevallen
waren. Hij moedigde hen aan wakker te blijven en te bidden dat ze niet
zouden bezwijken in de beproeving. Hij ging weer weg en opnieuw bad Hij, met
dezelfde woorden. Toen Hij terugkwam, vond Hij ze weer in slaap. Want ze
konden hun ogen niet openhouden. En ze wisten niet wat ze moesten zeggen
(Markus 14:37-40). Voor de derde keer ging
Jezus om te bidden. Weer bad Hij om een uitweg, een andere manier dan die
arrestatie en kruisiging die Hem te wachten stond, want Hij stond onder
enorme spanning. Hij legde zich dan neer bij Gods wil en aanvaardde wat er
met Hem zou gebeuren. Hij ging terug naar zijn
discipelen en zei dat ze moesten opstaan, want de tijd was aangebroken dat
Hij zou worden overgeleverd aan de zondaren. Hij was nu klaar voor zijn
laatste zware opdracht (Mattheüs 26:46). JUDAS DE
VERRADER Nog voor Hij
uitgesproken was, kwam Judas eraan in gezelschap van een troep Romeinse
soldaten en een grote, met zwaarden en knuppels bewapende bende, die door de
hogepriesters en de oudsten van het volk was gestuurd. Judas wist dat Jezus
en zijn discipelen vaak in de hof van Getsemane kwamen (Mattheüs 26:47;
Johannes 18:2-3). Judas kuste Jezus, want
hij had tegen de soldaten gezegd dat zij degene die hij zou kussen, gevangen
nemen moesten (Mattheüs 26:48-49). Jezus, die precies wist
wat Hem te wachten stond, vroeg: ”Wie zoekt u?” ”Jezus van Nazaret,”
antwoordden ze. ”Ik ben het!” zei Hij. Bij die woorden deinsden ze terug en
vielen op de grond. ”Wie zoekt u?” vroeg Hij nog eens. Ze zeiden weer:
”Jezus van Nazaret.” ”Ik heb u al gezegd dat ik het ben,” antwoordde Hij.
”Als u mij zoekt, laat deze mensen dan gaan.” Toen ze naderbij kwamen
om Hem te arresteren, trok Petrus zijn zwaard en trof een dienaar van de
hogepriester en sloeg hem het rechteroor af. Christus wees Petrus terecht
met de woorden: ”Allen, die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard
omkomen”. Toen genas Jezus het oor weer (Mattheüs 26:51-52; Johannes
18:4-11; Lukas 22:49-51). Jezus zei tegen Petrus
dat als Hij zich had willen verzetten tegen de gevangenneming, Hij de hulp
had kunnen inroepen van duizenden engelen. Maar Jezus wist dat het Gods wil
was dat Hij gevangen genomen zou worden. De soldaten grepen
Christus en bonden Hem vast met touwen. Christus vroeg hen waarom ze Hem nu
gevangen namen in de late avond op een rustige, afgelegen plek, terwijl
daarvoor vele gelegenheden waren toen Hij in de tempel was. Ook hen liet Hij
weten dat dit Gods wil was. Op het moment van de
arrestatie van Christus vluchtten alle discipelen. Niemand bleef ter
ondersteuning bij Hem (Markus 14:50). De discipelen hadden
drie en een half jaar met Christus opgetrokken. Ze hadden vele fantastische
wonderen gezien. Zij hadden gezien hoe Christus had gereageerd op veel
verschillende situaties. Ze hadden Hem met gezag de ware betekenis van de
Schriften horen uitleggen – er geen draai aan geven zoals de Farizeeën deden
om beter passend te maken voor henzelf. Petrus had eerder al eens gezegd dat
er geen andere weg was om te leven dan Christus' voorbeeld te volgen.
Johannes 6:65
En Hij zeide: Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan,
tenzij het hem van de Vader gegeven zij. 66
Van toen af keerden vele van zijn discipelen terug en gingen niet
langer met Hem mede. 67 Jezus
zeide dan tot de twaalven: Gij wilt toch ook niet weggaan? 68
Simon Petrus antwoordde Hem: Here, tot wie zullen wij heengaan? Gij
hebt woorden van eeuwig leven; 69
en wij hebben geloofd en erkend, dat Gij zijt de Heilige Gods. Maar de discipelen
hadden Gods geest nog niet en werden nu beproefd. Hoewel ze wisten dat alles
wat Jezus gezegd had waar was, hadden ze nog niet het karakter om te staan
voor alles wat ze geloofden. Maar als we kijken naar
hun verdere leven, dan zien we dat ze dat karakter later wel ontwikkelden.
Nadat ze Gods geest met Pinksteren in 30 n.Chr. ontvingen, vond een
drastische verandering plaats in hun leven. Ze onderwezen met kracht en
gezag datgene wat Christus hun had gezegd om te onderwijzen, namelijk het
evangelie van het Koninkrijk van God. EEN
ONWETTIG PROCES Van de hof van Getsemane
werd Christus meegenomen naar het huis van Annas, de schoonvader van de
hogepriester (Johannes 18:13). Annas was een invloedrijke man onder de
Joodse religieuze leiders. Hij was eerder als hogepriester afgezet door de
Romeinen in 15 n.Chr. In 18 n.Chr. werd zijn schoonzoon Kajafas
hogepriester, maar Annas bleef een gerespecteerd religieus leider onder de
Joden. Annas en Kajafas werden vaak beiden beschouwd als de hogepriesters
(Lukas 3:2). Annas was een oudere man
en doorwinterd in de Joodse wet. Hij maakte zich zorgen over zijn positie in
de Joodse samenleving als de boodschap van het Koninkrijk van God zou worden
geloofd door de menigten. Annas ondervroeg Jezus
over zijn discipelen en over zijn leer. Jezus antwoordde dat Hij in het
openbaar tot de wereld had gesproken op plaatsen waar de Joden bij elkaar
komen, in synagogen en in de tempel, en nooit iets in het geheim had gezegd. ”Waarom ondervraagt u
mij?” zei Jezus. ”Vraag het toch aan de mensen die mij gehoord hebben, zij
weten wat ik gezegd heb.” Toen gaf een van de
bewakers die erbij stonden, Hem een klap in het gezicht en zei: ”Is dat een
manier om de hogepriester te antwoorden?” (Johannes 18:19-22.) Dit was het begin van de
fysieke mishandeling die uiteindelijk met de kruisiging van Christus zou
eindigen. Jezus werd toen meegenomen naar het huis van Kajafas. Snel werd
een raad bijeengeroepen in het hogepriesterlijk paleis. De Raad (ook Hoge
Raad genoemd, het hoogste rechtscollege der Joden) bestond uit invloedrijke
mensen van Judea, vooraanstaande mensen van de Sadduceeën en Farizeeën. De Raad kon in
burgerlijke en religieuze zaken in Judea optreden. Maar onder het Romeinse
gezag was de Raad niet bevoegd hoogverraad of ontrouw aan het Romeinse gezag
te behandelen. Getuigen werden
omgekocht valse beschuldigingen tegen Christus af te leggen. Maar geen van
de getuigenissen stemden overeen. Vervolgens kwamen twee mannen naar voren
die ten onrechte beweerden dat Jezus had gepocht dat Hij de tempel zou
afbreken en weer opbouwen in drie dagen. Maar ook deze twee getuigen konden
het niet eens worden over hun verhaal en verdraaiden wat Christus precies
had gezegd (Markus 14:55-59). Jezus had niet gezegd
dat Hij de tempel zou afbreken. Bovendien was de tempel waarover Jezus sprak
zijn lichaam.
Mattheüs 26:61
Maar ten laatste traden er twee op, die verklaarden: Deze heeft
gezegd: Ik kan de tempel Gods afbreken en binnen drie dagen opbouwen.
Johannes 2:18
De Joden dan antwoordden en zeiden tot Hem: Welk teken toont Gij ons,
dat Gij dit moogt doen? 19 Jezus
antwoordde en zeide tot hen: Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal
Ik hem doen herrijzen. 20 De
Joden dan zeiden: Zesenveertig jaren is over deze tempel gebouwd en Gij zult
hem binnen drie dagen doen herrijzen? 21
Maar Hij sprak van de tempel zijns lichaams. De apostel Paulus zei
ook dat het lichaam van een bekeerde christen de tempel van God is. Waarom wordt dat de
tempel genoemd?
1 Corinthiërs 3:16
Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u
woont? Het enige
teken dat Hij de Messias was dat
Christus aan de ongelovige Joden had gegeven was, dat Hij drie dagen en drie
nachten in het graf zou zijn. Hij zou begraven worden en zijn lichaam, de
tempel van Gods geest, zou drie dagen later worden opgewekt. Christus verdedigde zich
niet tegen de valse beschuldigingen en leugens gericht tegen Hem. Dit was
nutteloos in dit onrechtvaardige Hof (Markus 14:61). Bovendien wist Jezus
dat Hij zijn leven moest geven voor de mensheid en het proces dus moest
doorgaan.
Mattheüs 26:63
Maar Jezus bleef zwijgen. En de hogepriester
[Kajafas]
zeide tot Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij
zijt de Christus, de Zoon van God. 64
Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg u, van nu aan
zult gij de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en
komende op de wolken des hemels. Toen scheurde de
hogepriester zijn kleren (tegen de wet: Leviticus 21:10) als een uiterlijk
vertoon als een uiting van verontwaardiging, maar in werkelijkheid was hij
blij, want hij had nu een reden om Christus te veroordelen. Hij zei: ”Hij
heeft God gelasterd! Waartoe hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt gij
de godslastering gehoord” (Mattheüs 26:65). Volgens de wet
(Leviticus 24:16) moet iemand die God lastert gestenigd en ter dood gebracht
worden. De religieuze leiders die Jezus haatten en een vooroordeel hadden,
wilden die doodstraf graag laten voltrekken. Ze toonden hun haat door Hem in
het gezicht te spugen en met vuisten te slaan. Anderen sloegen Hem in het
gezicht en zeiden: ”Profeteer dan maar eens voor ons, messias, wie is het
die je geslagen heeft?” Deze lafhartige
mishandelingen duurden tot de morgenuren. De hele rechtszaak was
volgens de Joodse wet niet rechtsgeldig. Behalve de valse beschuldigingen
was ook de nachtelijke tijd een schending van de wet. Om ten minste de
schijn te redden hield de Hoge Raad 's morgens nog een zitting, waarin het
nachtelijk uitgesproken vonnis van de dood over Jezus wettig gemaakt werd. PETRUS
VERLOOCHENT CHRISTUS Petrus en een andere
discipel, waarschijnlijk Johannes, hadden de arrestatie op afstand gevolgd
tot het huis van Kajafas. Omdat Johannes een bekende was van de
hogepriester, mochten ze het paleis van de hogepriester binnen. Petrus zat
buiten op de binnenplaats (Johannes 18:15-16; Mattheüs 26:58). Een dienstmeisje kwam
naar hem toe terwijl hij zich warmde bij een vuur. Ze zei: ”U was ook bij
die Jezus uit Galilea.” Maar Petrus ontkende heftig: ”Welnee, hoe komt u
daarbij?” Hij ging naar buiten,
naar het voorportaal, en er kraaide een haan. Toen het meisje hem daar weer
zag, zei ze opnieuw, nu tegen de omstanders: ”Hij is een van hen!” Maar hij
ontkende het weer. En algauw zeiden ook de omstanders tegen Petrus: ”U bent
wel degelijk een van hen, u komt immers ook uit Galilea.” Maar hij begon
zich te vervloeken en zwoer: ”Ik ken die man over wie jullie het hebben
niet!”
Markus 14:72
En terstond kraaide de haan voor de tweede maal. En Petrus herinnerde
zich het woord, dat Jezus tot hem gesproken had: Eer de haan tweemaal
gekraaid heeft, zult gij Mij driemaal verloochenen. En hij begon te wenen.
Lukas 22:61
En de Here keerde Zich om en zag Petrus aan. En Petrus herinnerde
zich het woord des Heren, hoe Hij tot hem gezegd had: Eer de haan heden
kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. En Petrus ging naar
buiten en weende bitter (Mattheüs 26:75). JEZUS TOT
DE DOOD VEROORDEELD Jezus Christus werd vals
beschuldigd, beledigd, vernederd en lichamelijk ernstig mishandeld. Vroeg in
de morgen werd Hij opnieuw voor de Raad van religieuze leiders geleid.
Opnieuw werd Hem gevraagd of Hij de Christus, de zoon van God, was. Wat was
het antwoord van Christus?
Lukas 22:66
En toen het dag geworden was, kwam de Raad van de oudsten van het
volk bijeen, overpriesters en schriftgeleerden, en zij leidden Hem voor hun
Raad 67 en zeiden: Indien Gij de
Christus zijt, zeg het ons dan. Hij zeide tot hen: Al zeide Ik het u, gij
zoudt het toch niet geloven; 68
en al zou Ik u vragen, gij zoudt toch niet antwoorden
[Statenvert.
loslaten]. 69 Van nu aan zal de Zoon
des mensen zijn gezeten aan de rechterhand Gods. 70
En zij zeiden allen: Zijt Gij dan de Zoon van God? Hij zeide tot hen:
Gij zegt zelf, dat Ik het ben. Volgens de leden van de
Raad werd Jezus door zijn eigen woorden nu veroordeeld. DE DOOD
VAN DE VERRADER Toen Judas Iskariot de
veroordeling van Christus hoorde en ze Hem aan Pilatus de stadhouder
overleverden, wist hij wat dat betekende. Hij begreep dat de religieuze
leiders die dag niet eerder zouden rusten voordat Christus ter dood gebracht
zou zijn. Het drong nu goed tot hem door dat mede door zijn daad Christus
ter dood veroordeeld was. Judas bracht de
zilverstukken, de prijs voor het verraden van Christus, terug naar de
overpriesters. Ze weigerden het, want ze zeiden huichelachtig dat het
bloedgeld was, d.w.z. geld door moord verkregen (Mattheüs 27:3-10). Toen gooide Judas de
zilverstukken in de tempel, hij liep weg en hing zich op. Hij wilde niet
langer leven omdat hij niet in staat was de schuld te dragen. Het touw
waarmee hij zich opgehangen had, brak en zijn lichaam viel op de grond en
zijn buik scheurde open en al zijn ingewanden kwamen eruit (Handelingen
1:18-19). JEZUS
VOOR PILATUS GELEID Na zijn veroordeling
door de Joodse Raad was Christus naar de Romeinse stadhouder van Judea
Pontius Pilatus gebracht (Mattheüs 27:2). Hij bestuurde Judea en Samaria van
26-36 n.Chr. Rome liet veel over aan de plaatselijke overheden, maar de
doodstraf was een zaak van het Romeinse gezag. Pilatus had ook de militaire
macht en inde de belastinggelden. Hij benoemde de hogepriester en
controleerde de tempelfondsen. De Romeinse geschiedschrijver Philo
beschrijft Pilatus als een harde en hatelijke man. Pilatus wilde de
Romeinse keizer tevreden houden en tegelijkertijd een volk besturen dat hij
haatte en niet begreep. Hij haatte vooral de zelfingenomen, wraakzuchtig
religieuze leiders van de Joden die dezelfde gevoelens voor hem hadden. Toen Christus vroeg in
de morgen naar Pilatus werd gebracht, kwam hij naar buiten. De Joden, die
Jezus bij Pilatus als een misdadiger beschuldigden, bleven buiten staan
omdat zij volgens hun regels zich voor het Pascha niet mochten
verontreinigen door een heidens gebouw binnen te gaan. Ze wilden dat
Christus veroordeeld en ter dood gebracht werd door het Romeinse gezag. Hun
valse beschuldigingen moest dit mogelijk maken (Lukas 23:1, 32; Johannes
18:28-29).
Jesaja 53:7
Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond
niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat
stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open.
Lukas 23:1
En de gehele menigte van hen stond op en leidde Hem voor Pilatus. 2
En zij begonnen Hem te beschuldigen en zeiden: Wij hebben bevonden,
dat deze ons volk verleidt, doordat Hij verbiedt de keizer belasting te
betalen en van Zichzelf zegt, dat Hij de Christus, de Koning is. Ze beweerden dat
Christus een complot aan het smeden was tegen Caesar. Dit was verraad, een
misdaad volgens het Romeins recht waarop de doodstraf stond. Pilatus had ongetwijfeld
van Christus gehoord, die veel aandacht had gekregen in Jeruzalem vanwege
zijn wonderen en leer. Maar omdat hij geen kwaad in de leer van Christus
zag, zei Pilatus dat ze Hem volgens de Joodse wetten mochten veroordelen.
Johannes 18:31
Pilatus dan zeide tot hen: Neemt gij Hem en oordeelt Hem naar uw wet.
De Joden dan zeiden tot hem: Het is ons niet geoorloofd iemand ter dood te
brengen; 32 opdat het woord van
Jezus vervuld werd, dat Hij gezegd had, aanduidende, welke dood Hij sterven
zou.
Johannes 12:32
en als Ik van de aarde verhoogd ben
[dat is de dood aan het kruis],
zal Ik allen tot Mij trekken. 33
En dit zeide Hij om aan te duiden, welke dood Hij sterven zou.
Johannes 8:28
Jezus dan zeide: Wanneer gij de Zoon des mensen verhoogd hebt…
Johannes 3:14
En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet ook
de Zoon des mensen verhoogd worden… Door een veroordeling
van de kant van de Romeinse landvoogd zou in vervulling gaan hoe Hij gedood
zou worden: niet door steniging, maar door kruisiging Nu dreigde hun boze
opzet te mislukken en daarom zeiden de Joden dat zij niet het recht hadden
om iemand ter dood te brengen, maar dat Pilatus verantwoordelijk was.
Pilatus wilde niet dat ze hun beklag bij de keizer zouden doen dat hij
opruiing tegen het Romeinse gezag had toegestaan en vervolgde met tegenzin
het verhoor van Jezus. Nu ging Pilatus weer
naar binnen en vroeg aan Jezus: ”Bent u de koning van de Joden?” Jezus
antwoordde: ”Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over mij gezegd?”
”Ik ben toch geen Jood,” antwoordde Pilatus. ”Uw volk en uw hogepriesters
hebben u aan mij uitgeleverd. Wat hebt u gedaan?” (Johannes 18:33-35.) Christus legde
vervolgens uit dat Hij inderdaad een koning was en voor dat doel was
geboren. Maar zijn Koninkrijk was niet van deze wereld (tijdperk). Zijn
dienaren hadden daarom niet voor Hem gestreden om Hem uit de handen van de
Joden te houden. Hij zei dat Hij geboren en in de wereld gekomen was om de
waarheid bekend te maken. Hierop zei Pilatus: ”Wat is waarheid?” (Johannes
18:38.) De Bijbel geeft ons
daarop antwoord.
Johannes 17:17
Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid. Tevreden dat Christus
geen bedreiging vormde voor de Romeinse regering, zei Pilatus tegen de
Joodse religieuze leiders dat hij Christus onschuldig had bevonden. Maar de religieuze
leiders bleven bij hun beschuldigingen tegen Christus. Pilatus was verbaasd
dat Christus bleef zwijgen, niet reageerde op hun beschuldigingen zoals de
meeste mensen zouden hebben gedaan (Mattheüs 27:13-14). Maar de Joodse
religieuze leiders hielden vol: ”Hij brengt in heel het Joodse land het volk
in opstand met wat hij leert! Eerst in Galilea, en nu hier.” Toen Pilatus dit hoorde,
vroeg hij: ”Komt hij uit Galilea?” Nu hij begreep dat Jezus uit het
rechtsgebied van Herodes kwam, stuurde hij Hem door naar Herodes. Die was op
dat moment ook in Jeruzalem. Herodes Antipas was de tetrach (viervorst)
namens Rome over Galilea. Hij had Johannes de
Doper laten onthoofden en was zeer verheugd Jezus te zien, maar niet met
goede bedoelingen. Hij had van de wonderen van Christus gehoord en hoopte nu
zelf een of ander teken van Jezus te zien. Hij stelde Hem allerlei vragen,
maar Jezus gaf geen enkel antwoord, terwijl de overpriesters en
schriftgeleerden Hem heftig beschuldigden. Toen begonnen Herodes en
zijn soldaten Hem te vernederen en te bespotten. Herodes liet Hem een
staatsiemantel omdoen en stuurde Hem zo terug naar Pilatus (Lukas 23:6-12). BARABBAS
VRIJGELATEN Het was de gewoonte dat
de stadhouder op het feest een gevangene vrijliet. Het volk mocht kiezen
wie. Pilatus, die overtuigd was van Christus' onschuld (Lukas 23:20), liet
het volk kiezen tussen Christus en Barabbas, een gevangene die betrokken was
bij een oproer en een moord. Pilatus probeerde hierdoor de beslissing over
Jezus’ lot van zich af te schuiven en met behulp van het volk Jezus uit de
handen van de overpriesters te redden. Tevergeefs. De priesters overreedden
het volk om Barabbas te kiezen om vrij te laten. Pilatus vertelde hen dat
hij geen schuld kon vinden om Jezus te laten kruisigen. De Joodse leiders
geraakten bijna buiten zichzelf van woede. Wat zeiden ze tegen Pilatus?
Johannes 19:12
Van toen af trachtte Pilatus Hem los te laten, maar de Joden
schreeuwden en zeiden: Indien gij deze loslaat, zijt gij geen vriend van de
keizer; een ieder, die zich koning maakt, verzet zich tegen de keizer. Pilatus realiseerde zich
dat het ging om het leven van Christus of zijn eigen positie, want als de
keizer van de Joodse leiders te horen zou krijgen dat hij een opstandeling,
zoals Christus door hen werd afgespiegeld, in leven had gelaten, zou zijn
positie en zelfs zijn eigen leven in gevaar kunnen komen. Hij bracht Jezus
naar de Joodse leiders als de koning van de Joden. ”Wij hebben geen koning,
alleen de keizer!” schreeuwden ze tegen Pilatus.
Johannes 19:15
Zij dan schreeuwden: Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem! Pilatus
zeide tot hen: Moet ik uw koning kruisigen? De overpriesters antwoordden:
Wij hebben geen koning, alleen de keizer! Pilatus waste plechtig
zijn handen, waarmee hij symbolisch aangaf dat hij niet zelf
verantwoordelijk was voor de dood van Christus. Hij besliste dat aan hun eis
moest worden voldaan en liet Barabbas vrij en liet Jezus door de soldaten
geselen en Hem wegleiden om gekruisigd te worden (Mattheüs 27:23-26; Lukas
23:24). DE
ROMEINSE MARTELING De Romeinse geselingen
stonden bekend om hun ontzettende wreedheid. De gevangene werd aan een paal
gebonden en kreeg meestal negenendertig zweepslagen, maar soms ook meer. Dat
hing ook af van de stemming van de soldaat die geselde. De zweep bestond uit
gevlochten leren riemen, waarin ijzeren balletjes en scherpe botsplinters
gevlochten waren. Velen stierven door zo'n afranseling. Het slachtoffer leed
in ieder geval ontzettend veel pijn. Christus was na de marteling nauwelijks
herkenbaar. Lees wat Jesaja daarover
heeft geschreven.
Jesaja 52:14
Zoals velen zich over u ontzet hebben (zozeer misvormd, niet meer
menselijk was zijn verschijning, en niet meer als die der mensenkinderen
zijn gestalte). Deze afstraffing was een
essentieel onderdeel in Gods plan. Het vergoten bloed van Christus en zijn
gebroken lichaam beeldt een volledig en totaal offer voor de zonde. Met het Pascha wordt het
offer van Christus herinnerd door de symbolen die Christus heeft ingesteld.
Een klein glaasje wijn vertegenwoordigt het vergoten bloed van Christus en
een stukje van het ongezuurde brood vertegenwoordigt zijn gebroken lichaam
dat werd gedood. Ware christenen tonen in die plechtigheid dat het bloed van
Christus vergeving van de zonden schenkt en het brood kwijtschelding van de
doodstraf. Het gezamenlijk eten van het Paschabrood betekent ook deel hebben
aan het lichaam. De Gemeente is nu zijn lichaam. De mensheid is haar
eigen weg gegaan, een weg die geleid heeft tot onnoemelijk lijden.
Jesaja 53:6
Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen
weg, maar de HERE heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen.
1 Petrus 2:25
Want gij waart dwalende als schapen, maar thans hebt gij u bekeerd
tot de herder en hoeder van uw zielen. De mensen moeten eerst
geestelijk genezen worden om verlost te kunnen worden van alle ellende.
Jezus heeft het resultaat van het menselijk falen – alle problemen, pijnen,
ziekte – op zich genomen en aan het hout gebracht.
1 Petrus 2:24
die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft,
opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en
door zijn striemen zijt gij genezen.
Colossenzen 1:20
en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises,
alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde,
hetzij wat in de hemelen is.
Jesaja 53:4
Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten
gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene
en verdrukte. 5 Maar om onze
overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de
straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons
genezing geworden. Vers 7 Hij
werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open;
als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is
voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open. 8
Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn
tijdgenoten bedacht, dat hij is afgesneden uit het land der levenden? Om de
overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest. Na de verschrikkelijke
geseling sloegen de Romeinse soldaten een rode mantel om het bebloede en
mishandelde lichaam van Christus. Ze vlochten een kroon van doorntakken en
zetten die op zijn hoofd. Natuurlijk veroorzaakte dit nog meer pijn en bloed
dat langs zijn hoofd droop. Vervolgens gaven ze Hem een rietstok in zijn
rechterhand en vielen voor Hem op de knieën. Spottend zeiden ze: ”Gegroet,
koning van de Joden” en ze spuwden op Hem, pakten Hem de rietstok weer af en
sloegen Hem tegen het hoofd (Mattheüs 27:27-30). CHRISTUS
GEKRUISIGD Na hun vernederende
behandeling van Christus leidden de soldaten Hem weg om te worden
gekruisigd. Hij was zo zwak van de brute geseling, dat ze een zekere Simon
van Cyrene, die net van het land kwam, dwongen het zware houten kruis achter
Hem aan te dragen (Lukas 23:26). Een grote menigte van
mensen volgde buiten de stad. Sommige vrouwen die
Jezus zagen begonnen te huilen. Christus keerde zich om en zei hen niet te
huilen om Hem, maar om henzelf en de kinderen want Jeruzalem zou over
ongeveer 40 jaar door de Romeinen verwoest worden.
Lukas 23:27
En Hem volgde een grote menigte van volk en van vrouwen, die zich op
de borst sloegen en over Hem weeklaagden. 28
En Jezus wendde Zich tot haar en zeide: Dochters van Jeruzalem, weent
niet over Mij, maar weent over uzelf en over uw kinderen, 29
want zie, er komen dagen, waarop men zeggen zal: Zalig de
onvruchtbaren, en de schoot, die niet heeft gebaard, en de borsten, die niet
hebben gezoogd. 30 Dan zal men
beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons, en tot de heuvelen: Bedekt
ons. 31 Want indien zij dit doen
aan het groene hout, wat zal met het dorre geschieden? Maar zijn woorden hadden
vooral betrekking op de korte tijd die aan zijn terugkeer vooraf gaat. De soldaten brachten
Christus naar een kleine rotsachtige heuvel met de naam Golgota, buiten de
muur van de stad. Golgota betekent ’Schedelplaats’ (Markus 15:22). Daar deden ze zijn
mantel uit en legden Hem op het kruis en sloegen spijkers door zijn handen
en voeten om Hem vast te maken aan de houten paal. Boven het hoofd van
Christus had Pilatus op de paal een inscriptie laten aanbrengen in drie
talen, Hebreeuws, Grieks en Latijn, met de tekst: ”Jezus van Nazaret, de
Koning der Joden”. Dit was een laatste hatelijke daad van Pilatus, gericht
aan de Joodse religieuze leiders (Johannes 19:19-20). Jezus hing met
vreselijke pijnen aan het kruis terwijl de overpriesters en Farizeeën kwamen
om Hem te bespotten en te beledigen. Ze daagden Hem uit om van het kruis te
komen om zichzelf te redden. Ze wisten niet dat Jezus duizenden engelen had
kunnen roepen om Hem te redden. Maar Christus wist dat Hij moest volharden
in deze verschrikkelijke situatie om het mogelijk te maken voor God om zijn
Gezin uit te breiden (Mattheüs 27:39-43). Hij vroeg zijn Vader hen te
vergeven die Hem zouden doden (Lukas 23:34). Aan weerszijden van Hem
waren twee misdadigers gekruisigd. Eén van hen lasterde en beschimpte Hem.
De ander wist dat ze allebei hun straf verdienden, maar dat Christus
onschuldig was. Hij vroeg toen Christus aan hem te denken wanneer Hij in
zijn Koninkrijk komt. Christus' antwoordde dat hij bij Hem in het paradijs
zou zijn. En zo zal het zijn met alle mensen die oprecht berouw hebben en
zich bekeren in de tweede opstanding van alle doden (Lukas 23:39-43). Onder de mensen rond het
kruis stonden ook Maria, de moeder van Christus, en Johannes, een van zijn
discipelen. Ook nu, terwijl Hij zwaar leed, dacht Jezus aan anderen en droeg
de zorg voor zijn moeder aan Johannes over (Johannes 19:27). Rond het middaguur kwam
een onnatuurlijke duisternis over Judea. Het duurde ongeveer drie uur.
Christus begreep dat zelfs zijn Vader Hem had verlaten, terwijl Hij de
zonden van de wereld op zijn schouders droeg. Met een hartverscheurende
schreeuw riep Christus tot zijn Vader.
Mattheüs 27:46
Omstreeks het negende uur riep Jezus met luider stem, zeggende: Eli,
Eli, lama sabachtani? Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij
verlaten? Kort daarna stierf
Jezus. Op het moment dat Christus stierf, vonden er wonderbaarlijke
gebeurtenissen plaats. In de tempel scheurde het voorhangsel, dat het
heilige der heiligen scheidde van de ruimte daarvoor, van boven tot onder in
tweeën, hetgeen betekent dat de mens nu rechtstreeks toegang heeft tot de
Vader. De aarde beefde en de rotsen spleten. Graven werden geopend en de
lichamen van veel gestorven heiligen werden tot leven gewekt. Na Jezus’
opstanding kwamen ze uit de graven en gingen Jeruzalem binnen en maakten
zich bekend aan een groot aantal mensen (Mattheüs 27:51-54). De lichamen moesten van
het kruis gehaald worden vóór zonsondergang i.v.m. de naderende sabbat van
de eerste dag van Ongezuurde Broden. Soldaten kwamen om de benen te breken
van de gekruisigden. Dit zou hun dood versnellen daar de benen dan niet
langer het gewicht van hun lichaam kunnen ondersteunen om te ademen. Toen de soldaten de
benen van de twee dieven gebroken hadden, zagen ze dat Christus al overleden
was en braken zijn benen niet. Een soldaat nam zijn speer en stak in de zij
van Christus, zodat er bloed en water uitstroomde (Johannes 19:31-34). Dit
was een vervulling van de profetie dat niet één van de beenderen van
Christus gebroken zou worden (Psalm 34:21). Het offer van Christus
maakt het nu mogelijk om onze zonden te vergeven, als wij ons er van
bekeren. We hebben nu ook directe toegang tot God de Vader. Christus stierf zodat
wij kunnen leven in overvloed in Gods Gezin. Het is volbracht! De Vader heeft Hem opgewekt uit
de dood en Hij zit nu aan zijn rechterhand.
Zeven Kruiswoorden Elke heilige dag en elk
feest van God is gericht op de toekomst: de wereld van God. Tot de laatste
minuut had Christus dit Doel voor ogen. Daarom is elke sabbat een feestdag
omdat wij zeker weten – dat is ons geloof – dat Jezus Christus terugkomt. Hij zal terugkomen met
grote macht en kracht. Betekent macht en kracht meedogenloos? Wel voor veel
machthebbers in deze wereld, maar niet voor Christus, want zo heeft Hij ons
als mens niet verlaten. Wel sterk, maar tegelijkertijd zachtmoedig. Christus
is God en God is altijd dezelfde. We hebben aandacht
besteed aan de laatste jaren, maanden, weken, dagen en uren van het leven
van Christus als mens op aarde. We hebben zijn laatste
woorden gelezen. In die uren van de grootste angst en pijn van zijn leven,
de dood stond Hem voor ogen, pleitte Hij als een middelaar voor zijn naaste,
troostte zijn naaste, zorgde voor zijn naaste en vervulde tegelijkertijd
zijn opdracht in Gods plan. De Christus van het
Pascha – zijn offerdood – is dezelfde Christus van het Bazuinenfeest – zijn
terugkomst. Dezelfde Christus die met grote macht naar de aarde zal
terugkeren. Uit de laatste uren en
de laatste woorden van Jezus aan het kruis gaan we zeven punten halen
waaruit blijkt dat Hij zich tot de laatste minuut volledig in dienst van
zijn naaste en het plan van God stelde. De woorden die Hij sprak
zijn uit Lukas 23, Johannes 19 en Markus 15. Hij sprak aan het kruis
slechts een paar zinnen, maar daarin staan basislessen voor het christelijk
leven. De zeven punten uit die paar zinnen noemen we in dit kader Zeven
Kruiswoorden. HET 1e KRUISWOORD:
Middelaar
Middelaar tot vergeving.
Toen ze Christus onder de grootste
vernedering aan het kruis hadden genageld, zei Jezus:
Lukas 23:34
Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Christus pleit voor
vergeving, want deze mensen kennen Gods Plan niet. Ze zijn opgegroeid in een
verminkte religieuze samenleving zoals wij die ook nu kennen. Ze waren zich
niet bewust van wat ze deden. Ze
hebben eerst meer kennis van de Waarheid nodig, kennis van de normen en
waarden van God voordat ze berouw zullen hebben en zich zullen bekeren. Paulus schrijft daar
over in de eerste brief aan de Corinthiërs. Hij zegt dat de Gemeente van God
beschikt over een wijsheid die de leiders van deze wereld niet kennen. Wat
wij spreken, is als een geheimenis, zegt hij, is de verborgen wijsheid Gods,
die God [reeds] van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid. En
geen van de leiders van deze eeuw heeft van haar geweten, want indien zij
van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd
hebben, schreef Paulus (1 Corinthiërs 2:6-8). ”Vergeef het hun”,
vraagt Christus aan zijn Vader. Hij begint al de rol van
bemiddelaar op zich te nemen. In Jesaja 53:12 staat
dat Hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft.
Zo was Christus als mens. HET 2e KRUISWOORD:
Troost
Hij gaf troost.
Christus troostte één van de gehangen misdadigers. Nog twee andere mensen
hingen aan een kruis naast Jezus. Eén van die misdadigers lasterde Hem en
zei: ”Als u de Christus bent, redt u dan uzelf en ons” (Lukas 23:39). Maar
de andere bestrafte hem en zei: ”Vrees je nu God nog niet?
Wij worden terecht opgehangen voor
wat wij hebben misdaan. Maar Hij, Christus, heeft niets onbehoorlijks
gedaan” (vers 40-41). Toen vroeg Hij Christus om aan hem te denken wanneer
Hij in het Koninkrijk zou zijn. Dan zegt Jezus: ”U zult
met Mij in het paradijs zijn” (vers 43) en troostte daarmee de misdadiger,
want de dood van de misdadiger kreeg hiermee een heel ander perspectief. HET 3e KRUISWOORD:
Naastenliefde
Hij gaf naastenliefde.
Hij zorgde aan het kruis op fysieke wijze nog voor zijn moeder. Een uiting
van naastenliefde. Toen Jezus vanaf het
kruis zijn moeder en Johannes zag, zei Hij tegen zijn moeder: beschouw hem
als uw zoon. En tegen Johannes zei Hij: zie haar als je moeder. En vanaf dat
moment nam Johannes haar bij zich in huis (Johannes 19:26-27). HET 4e KRUISWOORD:
Volharding
Hij volhardde in zijn opdracht.
Op het moment dat zijn Vader Hem alleen
moest laten, riep Jezus: ”Mijn
God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” (Markus 15:34). Dit is een
vervulling van wat is geprofeteerd in
Psalmen 22:2 waar dezelfde woorden staan: Mijn God, mijn God, waarom
hebt Gij mij verlaten. Op dat moment worden
alle zonden uit de menselijke geschiedenis van hen die zich bekeren op Hem
geladen. Hij heeft dat ongetwijfeld sterk gevoeld. Hij had alle
consequenties hiervan op zich genomen en werd op dat moment behandeld,
vervolgd en gestraft als een zondaar. Jesaja schreef in Jesaja
59:1-2: ”Zie, de hand des Heren is niet te kort om te verlossen, en zijn oor
niet te onmachtig om te horen; maar uw ongerechtigheden zijn het, die
scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden houden zijn aangezicht
voor u verborgen, zodat Hij niet hoort.” Er komt scheiding tussen
God en degene die zonden op zich geladen heeft. Dat gold ook voor Christus. Omdat
alle zonden van
alle mensen die uiteindelijk het
Koninkrijk zullen binnengaan, op dat moment op Jezus rustten,
kon God niet anders, dan zijn
aangezicht verborgen houden voor Christus. Daarmee werd het een waar offer
en geen gefingeerd offer. Christus volhardde in
zijn opdracht en dat was het 4e punt. HET 5e KRUISWOORD:
Laatste
In de laatste plaats dacht Christus aan zich
zelf. Het offer moest eerst volbracht en door God de Vader aanvaard worden,
voordat Hij aan zichzelf dacht. In Johannes 19:28 staat
dat nadat Hij voor zijn moeder gezorgd had en
wist dat Hij zijn opdracht volledig had uitgevoerd opdat de Schrift
vervuld zou worden, zei Hij pas dat Hij dorst had.
Johannes 19:28
Hierna zeide Jezus, daar Hij wist, dat alles reeds volbracht was,
opdat de Schrift vervuld zou worden: Mij dorst! Dit was al 1000 jaar
eerder geprofeteerd.
Psalmen 22:16
verdroogd als een scherf is mijn kracht, mijn tong kleeft aan mijn
gehemelte; in het stof des doods legt Gij mij neer.
Psalmen 69:22
Ja, zij gaven mij gif tot spijze, en lieten mij in mijn dorst azijn
drinken. HET 6e KRUISWOORD:
Zelfcontrole
Uiteindelijk
bevestigde Christus
zelf dat alles was volbracht.
Hij wist het. Hij had alles nog onder controle. Toen Jezus dan de zure wijn
genomen had, zei Hij dat ook: ”Het
is volbracht!”, zei Hij. En Hij boog het hoofd en gaf de geest (Johannes
19:30). Hij bevestigde zelf dat
alles volbracht was. Tot de laatste minuut was zijn gedachten nog bij zijn
opdracht in dienst van zijn Vader en voor de mensheid. HET 7e KRUISWOORD: Vrijwillig
Een vrijwillige dood en een vrijwillige
opstanding. Daarvoor had Hij de macht.
Dit moest gebeuren voor het
vervullen van de opdracht. En Jezus riep met luider
stem: ”Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. En toen Hij dat gezegd had,
gaf Hij de geest” (Lukas 23:46). Een vrijwillige dood. In Johannes 10:17 staat:
”Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg
om het weder te nemen.” Een vrijwillige dood en
een vrijwillige opstanding. We komen dan tot de
conclusie dat Christus ook in de laatste uren aan het kruis een
volmaakte Redder en Messias is gebleven. Bovendien een voorbeeld voor iemand
die een ware christen wil zijn. Bij het kruis stonden
slechts vier van zijn volgelingen: drie vrouwen, drie Maria's: zijn moeder
Maria, de zuster van zijn moeder, Maria van Klopas, en Maria van Magdala. En
Johannes stond bij hen. De rest had Hem verlaten. Gelukkig is dit verslag in
de Bijbel voor ons bewaard, zodat wij
allen in gedachten bij dat kruis kunnen staan. In ieder geval die woorden
kunnen lezen. Hij is ons grote
voorbeeld. Benut daarom elke gelegenheid om
ook voor onze medemensen te
pleiten als een middelaar en voor hen te zorgen en hen te troosten. En
bovendien, ook te volharden. Bedenk dat Christus dit voorbeeld gaf als een
verstotene, hangend aan het kruis. Dezelfde Christus zal
naar de aarde terugkeren met grote macht en kracht ...en
met mededogen. Tot slot nog een
waarschuwing van Christus zelf.
Mattheüs 10:32
Een ieder dan, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook Ik
belijden voor mijn Vader, die in de hemelen is; 33
maar al wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal ook Ik
verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is.
|