Voor literatuurlijst klik hier.

 

Wat deed Jezus Christus

als mens op aarde?

  

Jezus Christus kwam naar de aarde om zich te kwalificeren als Koning der koningen. Zijn koninkrijk zal bij zijn terugkeer op aarde worden opgericht. Maar een koninkrijk zonder inwoners is zinloos. Aangezien ieder mens heeft gezondigd en op zonde de doodstraf staat, zou inderdaad Gods Koninkrijk geen inwoners hebben, ware het niet dat Jezus Christus met zijn leven heeft betaald voor ieder mens die oprecht berouw heeft en zich bekeert. Hij heeft op aarde de komst van zijn koninkrijk zorgvuldig voorbereid en werkt ook nu vanuit de hemel daar voortdurend aan tot zijn daadwerkelijke spoedige terugkeer.

  

De kennismaking 

 

Wat is op dit moment voor u het belangrijkste in uw leven? Zijn het uw vrienden, uw ouders, uw werk of is het de nieuwste tablet-pc die u wilt hebben? Misschien is voor u een sollicitatie nu het belangrijkste.

U kunt zich afvragen wat dit allemaal te maken heeft met een man die bijna 2.000 jaar geleden op aarde leefde. Verrassend eigenlijk dat deze zelfde Jezus Christus vandaag leeft en bezorgd is over dezelfde dingen als u. Hij wil dat het ons goed gaat. Christus kwam opdat we een goed en overvloedig leven zouden hebben!

Johannes 10:10 … Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed.

Weet u wat de verbazingwekkende feiten over Jezus Christus met uw leven te maken hebben? Zijn aardse leven, dood en opstanding tot ontzagwekkende macht, hebben grote invloed op het dagelijks leven van elk en iedereen van ons.

In deze publicatie zullen we informatie geven over wie Jezus echt was en is. U zult meer te weten komen over zijn achtergrond, zijn leringen en de mysterieuze gebeurtenissen rond zijn dood en opstanding. Als u deze publicatie met aandacht hebt gelezen, zult u weten wie Christus is, waarom Hij kwam, wat Hij volbracht heeft en wat Hij nog in de toekomst zal doen.

 

KENT U UW OUDERS?

 

Hoe goed kent of kende u uw ouders? Haalt u ze uit een enorme menigte van mensen? Kunt u een fysieke beschrijving van hen geven zoals: kleur haar, ogen en huidskleur; fysieke bouw en de grootte van het lichaam; lengte en stijl van haar; vorm van mond of neus? Als u zonder naar ze te kijken dit zou opschrijven en daarna controleren, zou alles moeten kloppen, vindt u niet?

Natuurlijk is iemand kennen meer dan alleen zijn fysieke verschijning herkennen. Iemand kennen houdt ook in dat je inzicht hebt in zijn persoonlijkheid en karaktertrekken – hoe hij leeft en wat hij gelooft en waar hij voor staat. Je kent pas iemand echt als je alles van hem weet.

Is het belangrijk om je fysieke ouders te kennen? Natuurlijk. God heeft hen in ons leven gebracht om ons liefde, onderwijs, opleiding en fysieke behoeften van het leven te geven. Een kind gaat naar hen toe met zijn fysieke en emotionele behoeften, niet naar vreemden. Hoe vaak bent u als kind naar een volkomen vreemde gegaan om voedsel of kleding? Waarschijnlijk nooit. U verwachtte van een vreemde niet dat die voor u zorgde, maar dat verwachtte u wel van uw ouders! En hoe maakt u onderscheid tussen uw ouders en een vreemdeling? U kent uw ouders – u weet hoe ze eruitzien, kent hun persoonlijkheid, hun karakter!

Hebt u ooit in een grote menigte naar uw ouders gezocht? In de verte zag u de achterkant van een man en u was er zeker van dat hij uw vader was. Hij had dezelfde fysieke bouw, dezelfde kleur haar en droeg dezelfde kleding. U had wat meer geld nodig om die boodschap voor uw vader te doen zoals was afgesproken, dus u rende snel naar uw vader en klopte hem op zijn schouder. Toen hij zich naar u omkeerde met een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht, zag u dat hij niet uw vader was en dat bracht u in verlegenheid. U verwachtte niet dat een vreemde u geld zou geven. U zou het waarschijnlijk heel raar vinden als hij u geld zou aanbieden. Maar als hij wel uw vader zou zijn, verwachtte u wat geld om die boodschap te kunnen doen.

 

KENT U UW GOD?

 

U kent uw fysieke ouders, maar de volgende vraag is: ”Hoe goed kent u Jezus Christus?” Zou u Jezus kunnen beschrijven? Kent u zijn persoonlijkheid en karakter? Als u een uitspraak hoort die aan Christus wordt toegeschreven, kunt u dan zeggen of Hij dat gezegd kan hebben of niet, op basis van uw kennis van zijn karakter en persoonlijkheid?

Zoals u als kind uw menselijke ouders moest kennen voor uw fysieke behoeften, zo moet u God de Vader kennen om de juiste Persoon te vragen voor uw geestelijke behoeften.

Mattheüs 7:7  Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. 8  Want een ieder, die bidt, ontvangt, en wie zoekt, vindt, en wie klopt, hem zal opengedaan worden. 9  Of welk mens onder u zal, als zijn zoon hem om brood vraagt, hem een steen geven? 10  Of als hij een vis vraagt, zal hij hem toch geen slang geven? 11  Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader in de hemelen het goede geven aan hen, die Hem daarom bidden.

U leert de Vader kennen door te weten hoe Christus was.

Johannes 14:6  Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij. 7  Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader gekend hebben. Van nu aan kent gij Hem en hebt gij Hem gezien. 8  Filippus zeide tot Hem: Here, toon ons de Vader en het is ons genoeg. 9  Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader? 10  Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werken. 11  Gelooft Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is: of anders, gelooft om de werken zelf.

Weten wie Jezus Christus was en is, wat Hij deed, hoe Hij eruitzag en waar Hij voor stond, is essentieel voor het kennen van God de Vader. En het is van essentieel belang de Vader te kennen om datgene te ontvangen waar u Hem om vraagt. Dus, laten we beide leren kennen door de beschrijving te onderzoeken van wat en wie Jezus Christus was en is.

  

CHRISTUS BESCHRIJFT ZICHZELF

 

De beschrijving die Jezus Christus ons van zichzelf heeft gegeven is een schriftelijke beschrijving, zoals die van u werd gevraagd om van uw ouders te geven. Christus heeft ons geen foto's van zichzelf nagelaten, maar een verslag van hoe Hij eruitzag toen Hij op deze aarde was. In feite vertelt Hij ons ook hoe Hij er vandaag uitziet. Beide beschrijvingen van Christus zijn te vinden in de heilige Bijbel. Daarin moeten we kijken hoe Jezus er werkelijk uitzag in het verleden en hoe Hij er vandaag uitziet. De ware beschrijving van Jezus komt van Hem, niet van de afbeeldingen van schilders die de Bijbel niet kenden en begrepen.

Wat is dan de beschrijving die Jezus Christus van zichzelf geeft in zijn geschreven Woord? Als we ons richten op die schriftgedeelten aangaande dit onderwerp, dan zullen we een nauwkeurige beschrijving krijgen, zo compleet als Christus het wil.

Jesaja 53:2  Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een wortel uit dorre aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd.

Jezus was geen ongewone of bijzonder verschijning. Hij was een gewone man, niet knap noch lelijk. Het voorkomen of uiterlijk van Christus maakte op de mensen geen indruk. Hij was niet lang, had geen bijzondere ogen. Hij was een ’doorsnee’ man die niet direct herkenbaar was.

Judas Iskariot, die Christus heeft verraden, moest Jezus kussen om zo de juiste man aan te wijzen zodat Hij gearresteerd kon worden. Lees het verslag in Mattheüs 26:47-50: ”En terwijl Hij nog sprak, zie, daar was Judas, een van de twaalven, en met hem een grote schare met zwaarden en stokken, gezonden vanwege de overpriesters en oudsten des volks. En die Hem overleverde had hun een teken gegeven, zeggende: Die ik zal kussen, die is het; grijpt Hem. En terstond trad hij op Jezus toe en zeide: Wees gegroet, Rabbi, en hij kuste Hem. Maar Jezus zeide tot hem: Vriend, waartoe zijt gij hier? Toen traden zij toe, sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem.”

De priesters en oudsten van het volk hadden met Judas afgesproken dat hij Jezus zou kussen zodat ze wisten wie ze gevangen moesten nemen.

Lees wat Jezus nog meer zei over de situatie toen Judas Hem kuste.

Lukas 22:52  Jezus dan zeide tot de overpriesters en hoofdlieden van de tempel en oudsten, die op Hem afgekomen waren: Als tegen een rover zijt gij uitgetrokken met zwaarden en stokken? 53  Terwijl Ik dagelijks bij u was in de tempel, hebt gij geen hand naar Mij uitgestoken. Maar dit is uw ure en de macht der duisternis.

Jezus zei dat degenen die Hem zochten, Hem vele malen in de tempel hadden gezien. Als Christus een te onderscheiden fysieke eigenschap had gehad, zouden deze mannen die Hem gezien hadden zeker geen aanwijzing van Judas nodig hebben gehad.

  

EEN MANNELIJKE HAARDRACHT

 

Christus heeft de apostel Paulus geïnspireerd in 1 Corinthiërs 11:3-15 uitleg te geven over de betekenis van het korte haar van een man en het lange haar van een vrouw. Het duidt op gezagsstructuur. Het hoofd van een man is Christus en het hoofd van een vrouw is de man. Zie voor een gedetailleerde uitleg de publicatie van de Gemeente van God ’Paulus over haar en hoofdbedekking’.

Christus zou zelf de door God gegeven betekenis over kort en lang haar niet in de wind slaan. Bovendien zegt Hij in vers 14 en 15: ”Leert de natuur zelf u niet, dat, indien een man lang haar draagt, dit een schande voor hem is, doch dat, indien een vrouw lang haar draagt, dit een eer voor haar is? Immers, het haar is haar tot een sluier gegeven.”

De natuur (vers 14) – de schepping van God – leert ons die norm.

Bedenk ook wat in vers 11 staat: ”En toch, in de Here is evenmin de vrouw zonder man iets, als de man zonder vrouw.”

Als het een schande voor de man is om lang haar te dragen, was het haar van Christus ongetwijfeld kort en mannelijk.

Op foto's en schilderijen van Jezus wordt Hij afgebeeld als een watje met lang haar tot op de schouders. Dit is in strijd met de werkelijkheid. Bovendien zijn op oude munten uit die tijd de mannenhoofden met kort haar afgebeeld.

Niet de verschijning van Jezus was bijzonder, maar zijn boodschap!

  

EEN KRACHTIG MAN

 

Jezus' wettelijke vader was Jozef. Hij was een timmerman zoals Mattheüs ons vertelt in hoofdstuk 13, vers 55: ”Is dit niet de zoon van de timmerman?... ” Ongetwijfeld heeft Jezus Jozef geholpen met zijn werk en Markus schrijft in hoofdstuk 6, vers 3 dat de mensen in Nazaret waar Jezus is opgegroeid, zeggen dat ook Jezus zelf een timmerman was. In een tijd zonder elektriciteit betekende dat voor de bouwvakker stevig lichamelijk werk.

Johannes geeft ons een voorbeeld van zijn kracht in Johannes 2.

Johannes 2:13  En het Pascha der Joden was nabij en Jezus ging op naar Jeruzalem. 14  En Hij vond in de tempel de verkopers van runderen en schapen en duiven, en de wisselaars, die daar zaten. 15  En Hij maakte een zweep van touw en dreef allen uit de tempel, de schapen en de runderen; en het geld van de wisselaars wierp Hij op de grond en hun tafels keerde Hij om.

Hij toonde hier niet alleen fysieke kracht, maar ook een vastberaden en krachtige mentaliteit.

De mishandeling en slagen waaronder Jezus tijdens zijn arrestatie tot aan zijn dood leed toont ook aan dat Hij fysiek en geestelijk sterk en krachtig moet zijn geweest.

Mattheüs 26:67  Toen spuwden zij Hem in het aangezicht en sloegen Hem met vuisten; 68  anderen sloegen Hem in het gelaat en zeiden: Profeteer ons, Christus, wie is het, die u geslagen heeft?

Mattheüs beschrijft wat de soldaten Christus aandeden in hoofdstuk 27.

Mattheüs 27:26  Toen liet hij [Pilatus, de Romeinse landvoogd] hun Barabbas los, maar Jezus geselde hij en hij gaf Hem over om gekruisigd te worden. Vers 29  ook vlochten zij van doornen een kroon en zetten die op zijn hoofd en gaven Hem een riet in zijn rechterhand. Toen vielen zij voor Hem op de knieën en spotten, zeggende: Wees gegroet, gij Koning der Joden! 30  En zij spuwden naar Hem en namen het riet en sloegen Hem ermede op het hoofd.

Jezus had ook de geestelijke kracht van God om deze afschuwelijke en zware fysieke vernedering en pijniging te doorstaan totdat Hij uiteindelijk aan het kruis stierf.

  

HIJ WAS GEWOON EEN JOOD

 

Jezus was van het Joodse ras en een afstammeling van koning David. In Lukas staat de genealogie van Christus via zijn moeder Maria. Lees Lukas 3:23-38, in het bijzonder de verzen 31-33: ”de zoon van David, de zoon van Isaï, … de zoon van Juda.” Als een Jood (iemand van het geslacht van Juda), was Hij van het blanke ras, niet geel of zwart. Maar ’blanken’ kunnen verschillen van lichtbruin tot heel blank. Zijn gelaatstrekken zullen karakteristiek Joods zijn geweest. De kleur van zijn haar kan zwart, bruin of rood geweest zijn, maar heeft niet speciaal de aandacht getrokken. De kleur van zijn ogen waren evenmin opvallend.

Jezus Christus heeft ons verder geen bijzonderheden nagelaten over zijn lichamelijke verschijning. Wat Hij ons heeft overgeleverd is voldoende om alle valse ideeën uit te sluiten van een verwijfde Christus. Eveneens mist zijn beschrijving voldoende details voor een volledige accurate weergave van Hem. Dit is ongetwijfeld geen toeval, want daarmee wordt voorkomen dat afbeeldingen worden gemaakt om te aanbidden. Dat zou een overtreding van het tweede gebod betekenen. Hoewel van Hem en zijn moeder Maria zeer veel valse afbeeldingen en beelden zijn gemaakt die aanbeden worden. Hoe Hij er precies uitzag is helemaal niet belangrijk voor ons mensen. Maar zijn aard, zijn karakter, zijn levenswijze is voor ons een voorbeeld.

  

HET KARAKTER VAN CHRISTUS

 

Laten we nu kijken naar het karakter dat Jezus heeft ontwikkeld als mens – naar de mentale, geestelijke en emotionele eigenschappen die Hem tot de meest uitgebalanceerde persoon ooit maakte.

Zelfs als een jonge jongen van 12 was Jezus gretig om met de houding die God Hem had gegeven te leren – vooral zijn geestelijke kennis van de Bijbel te vergroten. Jezus luisterde naar en stelde vragen aan de leraren, en dat, samen met de heilige geest, die Hij had vanaf de geboorte, gaf Hem zoveel inzicht dat zelfs zijn leraren verwonderd waren. Zie hiervan het verslag van Lukas 2.

Lukas 2:46  En het geschiedde na drie dagen, dat zij [zijn ouders Jozef en Maria] Hem vonden in de tempel, waar Hij zat te midden der leraren, terwijl Hij naar hen hoorde en hun vragen stelde. 47  Allen nu, die Hem hoorden, waren verbaasd over zijn verstand en zijn antwoorden.

Jezus schreef daarna wat het gevolg was van deze houding.

Vers 52  En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen.

Toen Jezus opgroeide had Hij veel aandacht voor de bijbelse principes aangaande de normen en waarden van God en dat kwam niet alleen zijn relatie met God de Vader ten goede, maar ook zijn relatie met andere mensen.

  

JEZUS HIELD ZICH AAN DE WET

 

Mattheüs 5:17 toont ons dat Christus zich volmaakt aan de Wet van God hield.

Mattheüs 5:17  Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.

De ”wet” en de ”profeten” is een verwijzing naar de oudtestamentische boeken. ”Vervullen” betekent ’volledig uitvoeren’. Lees Mattheüs 5 helemaal en zie dat Jezus ons toont dat de wet van God moet worden gehoorzaamd en op geestelijke manier worden geleefd – niet alleen naar de letter. We houden ons bijvoorbeeld aan het zesde gebod in de letterlijke zin door niemand te vermoorden. Maar Jezus zegt ons in Mattheüs 5:21-22 dat we het zesde gebod moeten houden in haar geestelijke bedoeling door zelfs niemand te haten, omdat haten in geestelijke zin hetzelfde is als moord.

Wat zei Christus over de geestelijke bedoeling van het zevende gebod tegen overspel?

Mattheüs 5:27  Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken. 28  Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.

Christus zei dat het een overtreding van de bedoeling van het zevende gebod is om met een begerige blik naar een vrouw te kijken. Let ook op wat Hij zei over zweren en het afleggen van een eed.

Vers 34  Maar Ik zeg u, in het geheel niet te zweren: bij de hemel niet, omdat hij de troon van God is.

Mattheüs 5 verzekert ons dat Christus niemand haatte, niet begerig naar vrouwen keek en niet zwoer.

Meer inzicht in het karakter van Jezus wordt gegeven in Lukas 4:16. Wat deed Christus gewoonlijk op de sabbat?

Lukas 4:16  En hij kwam te Nazaret, waar Hij opgevoed was, en Hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen.

In de synagoge kwamen de Joden in Jezus' dagen bijeen op de sabbat om God te aanbidden en om onderwijs te ontvangen, zoals wij in onze tijd een heilige samenkomst hebben op de sabbat. Jezus hield zich niet alleen aan de letter van de wet door niet te werken op de sabbat (zie Exodus 20:8-11), maar onderhield ook de samenkomsten en kende de geestelijke betekenis.

Mattheüs 12:8  Want de Zoon des mensen is heer over de sabbat.

  

EMOTIONEEL IN BALANS

 

Nu we iets van het geestelijke karakter van Christus hebben gezien, gaan we kijken hoe Hij emotioneel was. We kunnen vaststellen dat Jezus durf en moed had. Lees Mattheüs 14:22-25. Deze verzen geven het verslag van Jezus die over een stormachtig meer liep naar zijn discipelen die in een schip waren. Niet iedereen heeft het geloof en de moed om op het water te gaan wandelen! Deze gebeurtenis toont het grote vertrouwen dat Jezus had in God de Vader die dit voor Hem mogelijk maakte.

Mattheüs 21:12-13 getuigt van de moed en de gedrevenheid van Christus. Deze verzen vertellen dat Jezus de tempel binnenging en de kooplui, de geldwisselaars en de dieren eruit joeg. De geldwisselaars en verkopers waren vanzelfsprekend boos over wat Christus deed met hun handel. Jezus wist van te voren wat Hij deed en dat ze Hem daarom zouden haten. Maar Jezus wist wat goed was, en daar ging het om bij Hem. Hij handelde daarnaar ongeacht wat anderen daarvan zouden denken. Hij deed wat Hij van zijn Vader moest doen! Dit tempelincident wijst ook op een ander aspect van de emotionele kant van Christus: Hij kon een gerechtvaardigde woede tonen – Gods woede in Hem! Jezus was niet kwaad omdat Hij was gekwetst door hun woorden en daden, maar omdat Hij zich realiseerde hoe ernstig ze zichzelf aan het kwetsen waren door gebrek aan respect voor God de Vader!

Jezus had ook mededogen met alle mensen en voelde diep hun fysiek en geestelijk lijden.

Mattheüs 9:35  En Jezus ging alle steden en dorpen langs en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal. 36  Toen Hij de scharen zag, werd Hij met ontferming over hen bewogen, daar zij voortgejaagd en afgemat waren, als schapen die geen herder hebben.

Een ander voorbeeld van mededogen en vrijgevigheid van Christus staat in Mattheüs 15, waar Hij meer dan 4.000 mensen die Hem waren gevolgd op wonderbaarlijke wijze te eten gaf. Lees de verzen 32 t/m 38. We citeren vers 32.

Mattheüs 15:32  Maar Jezus riep zijn discipelen tot Zich en zeide: Ik heb medelijden met de schare, want zij zijn nu reeds drie dagen bij Mij gebleven en hebben niets te eten. En zonder voedsel wegzenden wil Ik hen niet, zij mochten eens onderweg bezwijken.

Rouw en verdriet zijn andere emoties die niet onbekend aan Jezus Christus waren. In een profetie over Christus vermeldt Jesaja in hoofdstuk 53.

Jesaja 53:3  Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte…

”Smart” betekent ’verdriet’ of ’pijn’ – zowel fysiek als emotioneel. Jezus was zeer bekend met de intense emotionele pijnen waaronder mensen soms leden. Lees in Johannes 11:17-45 over de dood van Lazarus en hoe Jezus hem weer opwekte tot leven.

Lazarus was een vriend van Jezus en de broer van Maria en Marta. Jezus wist dat God Lazarus door Hem zou opwekken. Hij ging op weg naar het huis van Maria en Marta nadat Lazarus al was overleden. De zussen waren zeer teleurgesteld en gekwetst dat Jezus niet haastig naar hun huis was gekomen zodra Hij wist dat Lazarus ziek was, omdat ze wisten dat Hij zieken kon genezen. Jezus legde uit dat Lazarus weer tot leven zou worden opgewekt. Dat Jezus later kwam, had een goede reden. Hij wilde de mensen die zich om Hem heen verzameld hadden bij het graf van Lazarus tonen dat zijn gebed tot de Vader om Lazarus tot leven te brengen, verhoord zou worden. Voor de mensen, ook voor Maria en Marta, was dit een bijzondere les.

Lees nu de verzen 33-35 van Johannes 11.

Johannes 11:33  Toen Jezus haar [Maria] dan zag wenen en ook de Joden, die met haar medegekomen waren, zag wenen, werd Hij verbolgen in de geest en diep ontroerd, 34  en Hij zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Here, kom en zie. 35  Jezus weende.

Christus zag het verdriet van de mensen en moest daarom huilen.

Jezus Christus had emoties en Hij liet ze zien. Hij werd boos, op een juiste manier en om een goede reden. Hij lachte en ervoer plezier. Hij had medelijden en kon bedroefd zijn om het verdriet van anderen, zelfs daarom huilen. Het is belangrijk om te beseffen dat Hij zijn emoties onder controle had, zijn nuchtere verstand niet liet uitschakelen. Integendeel, Hij gebruikte eerst zijn verstand, maar kon dan ook zijn emoties uiten.

  

CHRISTUS – GOD VAN HET OUDE TESTAMENT

 

Nu we weten hoe Jezus Christus als mens was, kijken we terug en vooruit in de tijd van vóór en na zijn menselijk bestaan. Wie en wat was degene die Jezus Christus werd? Opnieuw geeft Jezus ons het antwoord zelf, via de apostel Johannes.

Johannes 1:1  In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2  Dit was in den beginne bij God. 3  Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. 4  In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; 5  en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen. Vers 10  Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend. 11  Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12  Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; 13  die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn. 14  Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.

”Het Woord” betekent ’de Woordvoerder’ – die namens een ander spreekt. Voordat Hij mens werd, was Jezus Christus één van de twee wezens in het Gezin van God die namens de andere sprak die wij kennen als de Vader. Hij was Degene die tot Adam en Eva, Mozes en de aartsvaders sprak. Het Woord was God – één van de twee Personen van de Godheid (Godfamilie). Door Hem zijn alle dingen gemaakt. Dat betekent dat Degene die later Jezus Christus werd ook Degene was die in Genesis 1 de Schepper genoemd wordt. Hij was de Schepper die zijn godheid heeft afgelegd en een mens werd om alles te vervullen dat noodzakelijk was om ons ook lid te kunnen laten worden van het Gezin van God. Daarom wordt Jezus in het Nieuwe Testament vaak de ’Zoon des mensen’ genoemd.

Bovendien, was Jezus Christus Degene die in het Oude Testament de eeuwige God of Heer wordt genoemd.

1 Corinthiërs 10:1  Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, 2  allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee, 3  allen hetzelfde geestelijke voedsel aten, 4  en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus.

Dit toont duidelijk aan dat de ”Heer” die sprak tot Mozes en Israël uit Egypte leidde Degene was die later Jezus Christus werd. Hij was dezelfde Heer die tot Abraham, Isaäk, Jakob, Jozef, Samuël en Jeremia sprak.

Behalve de Heer van het Oude Testament had Jezus meer namen, die elk een van zijn kenmerken of een functie identificeren. Een van zijn namen identificeerde Hem als de genezer.

Exodus 15:26  terwijl hij zeide: Indien gij aandachtig luistert naar de stem van de HERE, uw God, en doet wat recht is in zijn ogen, en uw oor neigt tot zijn geboden en al zijn inzettingen onderhoudt, zal Ik u geen enkele van de kwalen opleggen, die Ik de Egyptenaren opgelegd heb; want Ik, de HERE, ben uw Heelmeester.

Jezus was ook bekend als ”de Heer der heerscharen”.

1 Samuël 1:3  Hij nu ging van jaar tot jaar uit zijn stad om de HERE der heerscharen te Silo te aanbidden en Hem offers te brengen. Daar waren priesters des HEREN de beide zonen van Eli, Chofni en Pinechas.

”Heerscharen” zijn ’massa's mensen’ of ’legers’. Christus is de bevelhebber van legers engelen die spoedig met Hem zullen terugkeren.

In Psalm 7:18 staat ”de naam des HEREN, des Allerhoogsten”, waaruit blijkt dat er geen grotere God is dan de Heer, of de Eeuwige. En Jeremia zegt in hoofdstuk 23, vers 6, over Jezus: ”dit is zijn naam, waarmede men hem zal noemen: de HERE onze gerechtigheid”.

Een andere titel die van Christus in het Oude Testament genoemd wordt was die van hogepriester. Genesis 14:18 zegt van Melchisedek: ”hij nu was een priester van God, de Allerhoogste”. In Hebreeën 7 lezen we wie werkelijk Melchisedek was.

Hebreeën 7:1  Want deze Melchisedek, koning van Salem, priester van de allerhoogste God, die Abraham bij zijn terugkeer na het verslaan van de koningen tegemoet kwam en hem zegende, 2  aan wie ook Abraham een tiende van alles gegeven heeft, is vooreerst, volgens de uitlegging van zijn naam: koning der gerechtigheid, vervolgens ook: koning van Salem, dat is: koning des vredes; 3  zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin van dagen of einde des levens, en, aan de Zoon van God gelijkgesteld, blijft hij priester voor altoos.

Dus was Christus, naast zijn vele andere hoge posities in het Oude Testament, de hogepriester Melchisedek.

Woordvoerder, Schepper, Genezer, de Heer der heerscharen, de Heer van de gerechtigheid, Hogepriester – allemaal verschillende namen en titels voor Degene die Jezus Christus werd.

  

HOE IS CHRISTUS VANDAAG?

 

Hoe is de verschijning van Jezus Christus vandaag? In het boek Openbaring staat een beschrijving van de tegenwoordige verheerlijkte gestalte van Jezus.

Openbaring 1:13  en te midden van de kandelaren iemand als eens mensen zoon, bekleed met een tot de voeten reikend gewaad, en aan de borsten omgord met een gouden gordel; 14  en zijn hoofd en zijn haren waren wit als witte wol, als sneeuw, en zijn ogen als een vuurvlam; 15  en zijn voeten waren gelijk koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt, en zijn stem was als een geluid van vele wateren. 16  En Hij had zeven sterren in zijn rechterhand en uit zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard; en zijn aanzien [gezicht] was gelijk de zon schijnt in haar kracht.

Jezus' gezicht, als de opgestane eerstgeboren Zoon van God, is helderder en glanzender dan de stralende zon. Christus heeft nog steeds de vorm en gestalte van een man, maar Hij is nu uit geest samengesteld – niet uit vlees en bloed. Hij heeft een hoofd, haar, ogen en voeten, zoals wij. Maar alles is geest.

Jezus legt Nikodemus uit wat geest zijn is.

Johannes 3:8  De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zo is een ieder, die uit de Geest geboren is.

Hij vergeleek een persoon die uit geest is samengesteld met de wind, die je niet kunt zien, hoewel je kunt zien wat het doet. Geestelijke wezens kunnen we niet zien, maar we kunnen zien wat door hen wordt gedaan. Jezus inspireerde de apostel Paulus om te schrijven dat geest onsterfelijk is – niet kan sterven of ophouden te bestaan. Lees 1 Corinthiërs 15:51-57. Jezus is onsterfelijk en zal daarom altijd bestaan. Wanneer wij in geest geboren kinderen van God zijn, zullen ook wij eeuwig bestaan.

Welke namen en functies heeft Jezus nu?

Hebreeën 9:11  Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping,

’Goederen’ in ”hogepriester der goederen” is een vertaling van agathos. Het betekent: 1) van goede aard; 2) nuttig, heilzaam; 3) goed, aangenaam, prettig, blij, gelukkig; 4) voortreffelijk; 5) oprecht, eerbaar.

Als onze hogepriester maakt Jezus Christus het mogelijk voor ons om in gebed tot God de Vader te komen. God zegt door Jesaja:

Jesaja 59:2  maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort.

Echter, de dood van Christus betaalde de straf voor onze zonden, zodat nu God de Vader onze gebeden zal horen. Vanzelfsprekend zal God nog steeds niet luisteren naar mensen die Gods geboden niet houden of een valse Jezus aanbidden.

Openbaring 19 laat ons een zeer belangrijke titel zien van Jezus Christus.

Openbaring 19:16  En Hij heeft op zijn kleed en op zijn dij geschreven de naam: Koning der koningen en Here der heren.

Jezus zal spoedig terugkeren naar de aarde om Gods regering voor altijd te vestigen. Hij wordt vervolgens Koning over alle andere koningen en Heer over alle andere heren.

Johannes de Doper noemde Jezus ”het Lam Gods”, omdat Christus zijn leven heeft gegeven voor ons allemaal, waarvan het paschalam in het oude Israël dat voor de zonden werd geofferd, een symbool was.

Johannes 1:29  De volgende dag zag hij [Johannes de Doper] Jezus tot zich komen en zeide: Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.

Christus verwees naar zichzelf in Johannes 6:35 als ”het brood des levens”, wat behalve een verwijzing naar het ’Paschabrood’, ook betekent dat zijn onderwijs het geestelijk voedsel is dat nodig is om ons geestelijk leven te geven. We moeten de leer van Christus eten (lezen) en verteren (begrijpen) en assimileren (toepassen) om geestelijk te groeien.

”De goede herder” was een andere naam die Jezus op zichzelf toepaste in Johannes 10:11, omdat Hij zorgt voor zijn volk zoals een herder voor zijn kudde. Hij voorziet in onze behoeften, zowel fysiek als geestelijk, en Hij beschermt ons tegen degenen die ons fysieke en/of geestelijke schade zouden willen toebrengen.

Jezus werd ook genoemd ’Immanuël’ (Mattheüs 1:23), wat betekent ’God met ons’. Hij was God die mens werd en woonde onder de mensen. De naam Jezus betekent eigenlijk ’Redder’, en ’Christus’ betekent ’de Gezalfde’ of ’Messias’. Jezus Christus heeft vrijwillig de opdracht aanvaard om de mensheid te redden van de geestelijke doodstraf.

Christus toonde ons zijn volle leven, hoe Hij Gods wetten leefde, want Hij is ”onze Wetgever”.

Jesaja 33:22  Want de HERE, onze Rechter, de HERE, onze Wetgever, de HERE, onze Koning, Hij zal ons verlossen.

 

 

Jezus Christus: Feit Of Fictie?

 

Wat we tot hier hebben gelezen over Christus en wat we van Hem hebben geciteerd overstijgt het menselijk vermogen. Een mens die God was, nooit gezondigd heeft, Die de mensheid zal redden van de eeuwige dood – is het niet te wonderbaarlijk om waar te zijn?

Hoe weet u dat Jezus Christus echt als een mens heeft bestaan? Hebt u Hem ontmoet en zijn hand geschud? Natuurlijk niet! Onze kennis van mensen en gebeurtenissen van het verleden is gebaseerd op mondelinge en geschreven verslagen.

Maar niet alle verslagen zijn geheel nauwkeurig of betrouwbaar. Mensen veranderen soms de feiten over een persoon of gebeurtenis om ze in overeenstemming met hun eigen ideeën te brengen.

Voordat we dus verder gaan met een beeld te schetsen van het leven van Jezus Christus, moeten we een nauwkeurige en betrouwbare bron hebben.

  

DE BIJBELSE BRON

 

De belangrijkste bron van informatie over Jezus Christus is de heilige Bijbel. Die bron is volledig betrouwbaar. Let op wat God zegt over de Bijbel.

2 Timotheüs 3:16  Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid.

De Nieuwe Bijbelvertaling zegt het duidelijker: ”Elke schrifttekst is door God geïnspireerd”. Met andere woorden, God heeft de auteurs van de Bijbel toegestaan alleen datgene op te schrijven wat Hij wilde! Hij heeft ervoor gezorgd dat ze zich aan de feiten hielden en geen eigen opvattingen daaraan toevoegden. Johannes werd geïnspireerd om dit te schrijven over de Bijbel:

Johannes 17:17  Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid.

Zelfs een scepticus kan gemakkelijk bewijzen dat de Bijbel de waarheid is. De Bijbel staat vol met specifieke profetieën over echte mensen en echte naties. Zonder uitzondering zijn alle voorspellingen van de opkomst van een koninkrijk of de val van een natie precies uitgekomen zoals de Bijbel heeft voorspeld, aangezien deze profetieën waar zijn en de Bijbel het geïnspireerde Woord van God is! Historische en archeologische studies hebben dit aangetoond. Hoewel ook vandaag de dag de nieuwsmedia verslagen geven van gebeurtenissen die al twee- à drieduizend jaar in Gods Woord staan.

God heeft de mensheid de Bijbel gegeven als het fundament van ware kennis, voor zover Hij die aan de mensen wilde geven. Wat in de Bijbel is opgenomen is feitelijk juist. Dit waarheidsgetrouwe Boek, en in het bijzonder de vier evangeliën, geven ons een waar beeld van het leven van Jezus.

  

HET SECULIERE BEWIJS VAN JEZUS' BESTAAN

 

Laten we, voordat we kijken naar het bijbelse verslag van het bestaan van Jezus Christus, onze aandacht richten op bewijsmateriaal over zijn menselijk bestaan van een bekende seculiere historicus.

Josephus was een Joodse historicus uit de eerste eeuw na Christus. In zijn geschiedenis van het Joodse volk ’De Joodse Oudheden’, schreef Josephus dit over Jezus Christus:

”Nu was er in die tijd een zekere Jezus, een wijs man, voor zover het geoorloofd is hem een mens te noemen, want hij verrichtte wonderbaarlijke daden, een leermeester van mensen die met vreugde de waarheid aannamen. Zowel veel Joden als velen van de andere volken werden door hem aangetrokken. Hij was de Christus. En toen Pilatus hem, op aanraden van de voornaamste mannen onder ons, had veroordeeld tot het kruis, verlieten degenen die hem in het begin lief hadden gehad, hem na zijn dood niet; want de derde dag verscheen hij weer levend aan hen; zoals de goddelijke profeten hadden voorzegd en nog vele andere wonderlijke dingen over hem. En de groepen christenen, zo genoemd naar hem, bestaan tot op de dag van vandaag” (De Joodse Oudheden 18:3).

Als je de woorden van Josephus leest over Jezus Christus, moet je je realiseren dat Josephus een Jood was. Er is nergens te lezen dat hij ooit een christen werd. Zijn enige doel was dus een objectief verslag van een belangrijke historische persoon. Natuurlijk lezen we ook nergens dat hij andere mensen wilde overtuigen dat Jezus de beloofde Messias was. Josephus was zelf geen christen, noch probeerde hij om anderen over te halen christen te worden. Hij schreef slechts over de feiten.

Een aantal Romeinse historici, zoals Plinius de Jongere, Tacitus en Suetonius getuigden ook dat er zo'n man als Jezus de Christus had geleefd. Zelfs de religie van de Islam erkent dat Jezus Christus een historische persoon was en eren Hem als een groot profeet van God! Er is geen twijfel dat er een man genaamd Jezus heeft geleefd. Of Jezus de beloofde Messias was, worden vraagtekens bij geplaatst, maar niet of Hij heeft bestaan.

  

JEZUS – DE BELOOFDE MESSIAS

 

De meeste Joden in de tijd dat Jezus als mens op aarde leefde geloofden niet dat Hij inderdaad de Christus was. Miljoenen geloven vandaag nog steeds niet dat Jezus de beloofde Messias was! Hoe kunnen we dat weten? Lees in Mattheüs 11 Jezus' eigen antwoord op de vraag of Hij de Messias was.

Mattheüs 11:2  Johannes [de Doper] nu hoorde in de gevangenis de werken van de Christus en liet Hem door zijn discipelen de vraag overbrengen: 3  Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten? 4  En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij hoort en ziet: 5  blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie. 6  En zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt.

”Zijt Gij het, die komen zou” is een verwijzing naar de Messias.

Johannes 6:14  Toen dan de mensen zagen, welk teken Hij verricht had, zeiden zij: Deze is waarlijk de profeet, die in de wereld komen zou.

Deuteronomium 18:15  Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben [Mozes], zal de HERE, uw God, u verwekken; naar hem zult gij luisteren. Vers 18  een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij [Mozes] zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied.

Merk op dat Jezus niet onmiddellijk reageerde op de vraag van de boodschappers van Johannes de Doper door te zeggen: ”Je kunt het maar beter geloven dat ik de Messias ben!” Integendeel, Hij wees naar de vruchten die Hij in zijn leven voortbracht. Uit de vruchten is gebleken dat Jezus de Christus – de beloofde Messias – was!

Het Oude Testament staat vol met profetieën aangaande de Messias. Jezus vervulde al deze profetieën. Daarover later meer. Maar laten we eerst wat meer inzicht krijgen van de wereld in de tijd waarin Jezus geboren werd.

  

DE POLITIEKE WERELD WAARIN JEZUS KWAM

 

Over een groot deel van de beschaafde wereld in Jezus' tijd heerste het Romeinse Rijk. Het Romeinse Rijk was het grote ’vierde koninkrijk’ genoemd in de profetie van Daniël 2. Tijdens de eerste eeuw van de huidige jaartelling strekte zijn territorium zich uit van Groot-Brittannië in het westen tot Mesopotamië in het oosten. Rome oefende het gezag uit over alle landen rond de Middellandse Zee.

Augustus (Octavianus) werd de eerste keizer en alleenheerser van Rome. Een eeuw van politieke onrust in Rome eindigde met de moord op Julius Caesar en de ineenstorting van de Romeinse Republiek. Augustus bracht het Romeinse Rijk welvaart en begon een tijdperk van vrede die Pax Romana (’Romeinse vrede’) wordt genoemd. Geen enkel ander land was sterk genoeg om tijdens deze periode met succes een grote militaire strijd tegen Rome te beginnen. De opgelegde vrede bracht een bloeiende handel in het rijk en grote voorspoed voor Rome. Hoewel het Pax Romana was voor Rome, was het ’Taks Romana’ voor de veroverde landen. Zij moesten hoge belasting betalen aan Rome.

Ook het land waar Jezus Christus werd geboren was veroverd door de Romeinen. Veel Joden in die tijd wilden graag hun onafhankelijkheid terug. Sommige Joden keken uit naar de beloofde Messias, die, wisten ze, de grootheid die Israël had genoten onder koning David en zijn zoon koning Salomo, zou herstellen. Maar ze wisten niet dat deze profetieën over de Messias zijn tweede komst betroffen – niet zijn eerste!

  

DE RELIGIEUZE WERELD WAARIN CHRISTUS KWAM

 

Jezus Christus werd geboren in een wereld waarin de waarheid helaas ontbrak.

De godsdienst van het Romeinse Rijk was heidens. Zij aanbaden een verscheidenheid aan goden en godinnen die de verschillende elementen in de natuur en vrijwel elk object of gebeurtenis in iemands leven vertegenwoordigen. Veel afgodische feesten werden gehouden waarop verschillende offers werden gebracht. Onder deze feesten waren de Saturnaliën (Latijn: Saturnalia) – vandaag gehouden als kerst – en Lupercalia – nu gehouden onder de naam Valentijnsdag. Augustus introduceerde de keizercultus of keizerverering door zichzelf goddelijk te verklaren. Dit werd later door andere keizers voortgezet waardoor het reeds grote aantal afgoden werd uitgebreid.

De religieuze sfeer in Judea was echter heel anders dan in de rest van het Romeinse Rijk. Sinds hun terugkeer uit de Babylonische gevangenschap waren sommige Joden streng religieus geworden. De Joden wisten dat hun ballingschap te wijten was aan hun ongehoorzaamheid aan Gods wetten. Daarom benadrukten Ezra, de priester, en Nehemia, de landvoogd of gouverneur, gehoorzaamheid aan de wetten van God zoals ze werden gegeven in de eerste vijf boeken van de Bijbel, genaamd de Pentateuch.

Zoals vaak het geval is, ook vandaag, probeerden sommigen ijverig om God te overtreffen in het houden van zijn wetten. Sommige Joden voegden hun eigen interpretaties toe aan Gods wetten en kwamen met een hele reeks extra regels. Deze Joden stonden religieus bekend als de Farizeeën. Zie wat Jezus te zeggen had over hun extra regels.

Mattheüs 15:9  Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.

Mattheüs 23:4  Zij binden zware lasten bijeen en leggen die op de schouders der mensen, maar zelf willen zij ze met hun vinger niet verroeren.

En de apostel Paulus schreef:

Titus 1:14  en niet het oor lenen aan Joodse verdichtsels en geboden van mensen, die zich van de waarheid afkeren.

Als de ’rechtvaardige’ Farizeeën werkelijk de wetten van God gekend hadden zoals zij beweerden, zouden ze niet al hun regeltjes van ’dit moet en dat mag niet’ hebben toegevoegd. Ze zouden hebben geluisterd naar Gods waarschuwing.

Deuteronomium 4:1  Nu dan, o Israël, hoor de inzettingen en de verordeningen, die ik u leer na te komen, opdat gij leeft en opdat gij het land binnengaat en in bezit neemt, dat de HERE, de God uwer vaderen, u geven zal. 2  Gij zult aan wat ik u gebied, niet toedoen en daarvan niet afdoen, opdat gij de geboden van de HERE, uw God, onderhoudt, die ik u opleg.

De Farizeeën voelden zich verantwoordelijk om de wetten van God aan de mensen uit te leggen, zodat ze zouden weten hoe ze te houden. Maar de vele regels die de Farizeeën toevoegden, werden belangrijker dan de werkelijke wetten van God.

Een andere Joodse religieuze groep in Jezus' tijd waren de Sadduceeën. Ze waren de tegenstanders van de Farizeeën. Zij aanvaardden alleen de bijbelse geschriften als bindend en niet de extra regels van de Farizeeën. Maar, zoals de Farizeeën, hielden ze zich aan de letter van de wet terwijl ze geen begrip hadden in de geest van de wet.

De ware godsdienst die Christus lang voor zijn menselijke geboorte aan Israël had gegeven door Mozes was verder beschadigd door de gevestigde religieuze orde van Jezus' dagen! Dit is de reden waarom Jezus zo veel nadruk legde op het onderwijzen van de wetten van God en het verkondigen van het goede nieuws van het Koninkrijk van God!

  

WAAROM JEZUS MOEST KOMEN ALS EEN MENS

 

Het Woord, Degene door wie God alle dingen schiep, gaf zijn ontzagwekkende macht en heerlijkheid op om naar de aarde te komen. Hij kwam als een mens in de Persoon van Jezus Christus.

Om te begrijpen waarom, is het noodzakelijk om in grote lijnen Gods plan met de mens te kennen.

God reproduceert of vermenigvuldigt zichzelf, of anders gezegd, Hij breidt zijn Gezin uit! Ieder mens zal de gelegenheid gegeven worden om geboren te worden in zijn Gezin. Maar de mens moet eerst het karakter, de natuur van God, ontwikkelen voordat hem de gave van het eeuwige leven kan worden gegeven.

Alleen zij, die met Gods hulp, heilig, rechtvaardig karakter hebben ontwikkeld, kunnen erop vertrouwen om altijd Gods weg te gaan. En alleen Gods weg brengt waar geluk voort. Iemand die in opstand komt tegen Gods weg zal ellende over zichzelf brengen en over hen in zijn omgeving. Daarom zit de wereld vol problemen.

De Tien Geboden (decaloog) zijn een uiting van deze manier van leven. God maakte dit duidelijk toen Hij zijn wetten aan de Israëlieten gaf. De zegeningen van gehoorzaamheid tegenover de vervloekingen van ongehoorzaamheid staan in Deuteronomium 30:15-20.

Deuteronomium 30:19  Ik neem heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen; het leven en de dood stel ik u voor, de zegen en de vloek; kies dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw nageslacht.

Maar de Israëlieten gingen niet Gods weg. Ze gingen de weg van Satan – de eerste die tegen God in opstand kwam. Satan is evenwel gemaakt van geest, hij kan dus niet sterven. Daarom is hij gedoemd om eeuwig in ellende te leven, omdat hij weigert Gods wetten te houden.

Maar God heeft de mens gemaakt van fysieke materie. Hij kan sterven. God zal het leven van ieder mens beëindigen die niet zijn weg wil gaan, met andere woorden, die kiest voor verdriet, zorgen en dood. Want dat is het gevolg van zonde, het overtreden van de geboden van God. Zie wat Romeinen 6:23 zegt:

Romeinen 6:23  Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood…

In 1 Johannes 3:4 staat wat zonde is.

NBG-vertaling: ”Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid.”

NBV (De Nieuwe Bijbelvertaling): ”Ieder die zondigt overtreedt Gods wet, want zondigen is Gods wet overtreden.”

Maar iedereen heeft gezondigd.

”Want allen hebben gezondigd en derven [missen, mislopen] de heerlijkheid Gods” (Romeinen 3:23).

Hoe kan dan iemand het eeuwige leven verkrijgen?

Het antwoord staat in de tweede helft van Romeinen 6:23.

… maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.

Jezus Christus kwam om een volmaakt leven te leiden als mens en om dat volmaakte menselijke leven te offeren om de straf voor onze zonden te betalen.

Christus kon met zijn leven betalen voor de zonden van de mensen, omdat zijn leven meer waard was dan alle mensenlevens samen – want Hij is de Schepper van al het menselijk leven! Christus heeft dezelfde verleidingen tot zonde ervaren waarmee alle mensen worden geconfronteerd, maar Hij overwon zonde. Hij was in staat om te overwinnen door heel dicht bij de Vader te blijven en door het geloof en de kracht van de heilige geest die Hij had zonder beperking (Lukas 4:1; Johannes 3:34).

Hebreeën 4:15  Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze [als wij] is verzocht geweest, doch zonder te zondigen.

1 Petrus 2:21  Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden; 22  die geen zonde gedaan heeft en in wiens mond geen bedrog is gevonden; 23  die, als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt; 24  die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen.

Omdat één Persoon van de Godheid mens werd, geleefd heeft zonder te zondigen, en gedood werd, is de doodstraf voor onze zonden voldaan. Wij hoeven niet te sterven en dood blijven. We kunnen toch Gods beoogde doel voor ons bereiken – om zijn kinderen te worden – voor eeuwig met Hem te regeren. En het is allemaal mogelijk gemaakt door Jezus Christus!

  

GOD ZENDT EEN ENGEL NAAR MARIA

 

De Verlosser – de Persoon van de Godheid die de doodstraf voor de hele mensheid betalen zou – was geboren uit een maagd. Lees zorgvuldig het verslag in Lukas 1:26-38.

Let op Maria's houding toen ze Gods boodschap te horen kreeg. Ze zei eenvoudig: ”Mij geschiede naar Uw woord.” De volledige betekenis van die opmerking kan niet begrepen worden voordat we eerst een paar dingen weten. U moet weten dat het nog nooit is voorgekomen dat God een vrouw heeft bevrucht! Mannen zijn altijd verantwoordelijk geweest voor de bevruchting van vrouwen! Dus wie zou haar verhaal geloven dat de baby die ze in haar schoot droeg van God was? Je kunt je voorstellen dat mensen smalend met een glimlach tegen Maria zeiden: ”Zeker, hij is de zoon van God. Wie denk je wel in de maling te kunnen nemen?” Maria werd beschuldigd van losbandigheid. En men vond haar verdwaasd, omdat zij beweerde dat God de vader was van haar kind. Ze liet zich hierdoor niet van de wijs brengen. Maria besefte wat een enorme eer en een voorrecht het zou zijn om de moeder te worden van de Verlosser van de mensheid. Ze vroeg niet aan God om de bevruchting uit te stellen tot ze getrouwd was, zodat het ’gepaster’ zou zijn. Haar voorbeeldige onderwerping aan God wordt getoond door haar reactie: ”Mij geschiede naar Uw woord.”

  

GOD ZENDT EEN ENGEL NAAR JOZEF

 

God, de schepper van het gezin, heeft zorgvuldig een rechtvaardig man uitgekozen om de stiefvader van Jezus Christus te zijn, omdat het belangrijk is om op de juiste manier kinderen groot te brengen. Jozef had zich al verloofd met Maria toen ze zwanger werd door God. Hij was van plan de relatie te verbreken maar God stuurde een engel om de situatie uit te leggen. Lees Mattheüs 1:18-25.

  

GENEALOGIE VAN JEZUS CHRISTUS

 

Jezus Christus was zowel de zoon van God als de zoon van een mens; de zoon van God omdat Hij door de Vader werd verwekt door de heilige geest; en de zoon van een mens omdat Hij was geboren uit een vrouw. Jezus' menselijke stamboom via zijn moeder Maria gaat terug naar koning David van Israël. Maria's genealogie is te vinden in Lukas 3:23-38. Haar genealogie bewijst dat Jezus een Jood was en van de koninklijke familie (huis) van David.

In vers 23 van Lukas 3 lezen we dat men ”meende” dat Jezus een zoon van Jozef was. Men kende kennelijk niet de ware toedracht. We lezen in hetzelfde vers dat Jozef de zoon van Eli zou zijn, terwijl in Mattheüs 1:16 staat: ”Jakob verwekte Jozef”. Algemeen wordt aangenomen dat Eli de vader was van Maria. Men zou dus moeten lezen: Jozef, de schoonzoon van Eli.

  

DE TIJD VAN DE GEBOORTE VAN CHRISTUS

 

Jezus werd geboren ”in de dagen van koning Herodes” (Mattheüs 2:1). Dit was in het jaar dat we vandaag 5 v.Chr. noemen. De bedoeling was dat de kalender van de ’christelijke’ wereld zou beginnen met het geboortejaar van Christus (1 n.Chr.), maar door een berekeningsfout werd echter het geboortejaar vijf jaar te laat gedateerd. Aangezien de fout nooit is gecorrigeerd, is Jezus op de kalender die inmiddels bijna in de gehele wereld wordt gebruikt geboren in 5 v.Chr.

Er zijn verschillende historische en bijbelse feiten (zie daarvoor de verschillende publicaties van de Gemeente van God) waarmee het geboortejaar kan worden bepaald. Bijvoorbeeld zijn overlijden moet in het jaar 30 hebben plaatsgevonden, want in die jaren toen Hij gekruisigd werd is dat het enige jaar, waarin het Pascha op een woensdag viel en de eerste heilige dag van Ongezuurde Broden op donderdag.

Belangrijk om te weten is dat we voor de bijbelse geschiedenis geen Joodse of andere door mensen ontworpen kalender kunnen gebruiken, maar de kalender die God heeft gegeven.

Lukas (23:52-56) toont ons dat Jozef van Arimatea het lichaam van Christus naar het graf bracht op de namiddag vóór de eerste heilige dag van de dagen van Ongezuurde Broden. Jozef en de vrouwen hielden de eerste heilige dag van woensdagavond tot donderdagavond. Vervolgens bereidden op vrijdag – een werkdag – de vrouwen specerijen om het lichaam van Christus te balsemen. Opnieuw rustten ze op de wekelijkse sabbat ”naar het gebod” (vers 56). Op zondagmorgen gingen de vrouwen vroeg naar het graf. In Mattheüs 28:1 staat dat de vrouwen ”laat na de sabbat, tegen het aanbreken van de eerste dag der week” naar het graf van Christus gingen, maar Jezus was al opgestaan. In de Griekse grondtekst staat ”na de sabbatten”. Er waren twee sabbatten gedurende de tijd dat Christus in het graf lag en alleen 30 n.Chr. voldoet daaraan! Hij is op de sabbat in de namiddag opgestaan. Hij heeft gezegd dat Hij drie dagen en nachten in het graf zou blijven. Als we drie dagen en nachten terugtellen vanaf sabbat weten we dat Hij woensdag is gekruisigd.

Lukas toont ook dat Jezus zijn Werk in het openbaar begon toen Hij 30 jaar oud was (Lukas 3:23), en Daniël geeft aan dat zijn Werk 3½ jaar zou duren (Daniël 9:27). Als we dus 33½ jaar terugtellen vanaf het voorjaar 30 n.Chr. brengt ons dat in de herfst van 5 v.Chr.

Het is interessant op te merken dat God niet de exacte maand en dag van de geboorte van Jezus in de Bijbel heeft laten schrijven. Als Hij wilde dat wij zijn verjaardag zouden vieren, zou Hij zeker die datum hebben opgenomen in de Bijbel. Een dag houden, zoals 25 december, om de geboorte van Jezus te vieren is daarom in strijd met Gods wil. Kerst heeft overigens een heidense oorsprong. Het houden van heidense feesten wordt door God verboden! De ’christelijke’ wereld kent niet de datum van zijn geboortedag, maar ook niet het seizoen van het jaar. Jezus' dood gedenken is wél van het grootste belang!

Aanvullende aanwijzingen naar de tijd van het jaar waarin Jezus werd geboren vinden we in Lukas 2:4-18. Lees deze verzen in uw bijbel en let vooral op vers 8.

Lukas 2:8  En er waren herders in diezelfde landstreek, die zich ophielden in het veld en des nachts de wacht hielden over hun kudde.

Herders waren 's nachts in de velden en pasten op hun kudden toen Jezus geboren werd. De Bijbel zelf bewijst, in Hooglied 2:11, Mattheüs 24:20 en Ezra 10:9 en 13, dat de winter koud en een regenseizoen is, waardoor de herders 's nachts niet in de open lucht konden blijven. De kudden schapen werden van november tot maart in de stallen gebracht. Daarom kan Christus niet in de winter zijn geboren. Als we terugtellen vanaf zijn dood in het voorjaar tot zijn geboorte, dan komen we uit in de herfst.

Maar er is nog meer informatie die ingewijden in Gods Gemeente in staat stelt ook de dag van Jezus' geboorte te weten, omdat zij Gods Plan met de mens kennen en daarom weten welke informatie daarvoor nodig is.

  

PLAATS VAN CHRISTUS' GEBOORTE

 

God heeft door de profeet Micha geprofeteerd dat de Messias, of Verlosser, in de stad Betlehem geboren zou worden.

Micha 5:2  En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid.

Jezus werd geboren in Betlehem, en ook dat is een bewijs dat Hij inderdaad de Messias is!

Let op de omstandigheden van de geboorte van Jezus Christus in de stad Betlehem. Het verslag kunnen we vinden in Lukas, hoofdstuk 2, de verzen 1-19. We citeren de verzen 1-7.

Lukas 2:1  En het geschiedde in die dagen, dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus, dat het gehele rijk moest worden ingeschreven. 2  Deze inschrijving had voor het eerst plaats, toen Quirinius het bewind over Syrië voerde. 3  En zij gingen allen op reis om zich te laten inschrijven, ieder naar zijn eigen stad. 4  Ook Jozef trok op van Galilea, uit de stad Nazaret, naar Judea, naar de stad van David, die Betlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was, 5  om zich te laten inschrijven met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke zwanger was. 6  En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou, 7  en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg.

Zeer waarschijnlijk waren Jozef en Maria buitendien al in Betlehem voor de najaarsfeesten. Het eerste feest van dat seizoen is het Bazuinenfeest, voor de Joden het begin van het nieuwe jaar. Op die feestdag, het Bazuinenfeest, is Christus geboren. Betlehem ligt een paar kilometer ten zuiden van Jeruzalem waar duizenden Joden verzameld waren om het Loofhuttenfeest te vieren.

Het was een goed moment voor de Romeinen om een registratie van de mensen te organiseren, aangezien zij al in de buurt van Jeruzalem waren. Ook omdat de registratie gebruikt werd voor het innen van belasting en de oogstseizoenen voorbij waren. Het was dus de goede tijd om de hoogte van het bedrag van de belasting te bepalen.

 

DE EERSTE LEVENSJAREN VAN JEZUS CHRISTUS

 

Zeker een jaar na de geboorte van Jezus in Betlehem, kwamen ”wijzen uit het Oosten” voor een bezoek aan Jezus.

Mattheüs 2:1  Toen nu Jezus geboren was te Betlehem in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het Oosten kwamen te Jeruzalem, 2  en vroegen: Waar is de Koning der Joden, die geboren is? Want wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en wij zijn gekomen om Hem hulde te bewijzen. 3  Toen koning Herodes hiervan hoorde, ontstelde hij en geheel Jeruzalem met hem. 4  En hij liet al de overpriesters en schriftgeleerden van het volk vergaderen en trachtte van hen te vernemen, waar de Christus geboren zou worden. 5  Zij zeiden tot hem: Te Betlehem in Judea, want aldus staat geschreven door de profeet: 6  En gij, Betlehem, land van Juda, zijt geenszins de minste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman voortkomen, die mijn volk Israël weiden zal. 7  Toen riep Herodes de wijzen in het geheim en deed bij hen nauwkeurig navraag naar de tijd, dat de ster geschenen had. 8  En hij liet hen naar Betlehem gaan, en zeide: Gaat en doet nauwkeurig onderzoek naar dat kind; en zodra gij het vindt, bericht het mij, opdat ook ik hem hulde ga bewijzen. 9  Zij hoorden de koning aan en reisden weg; en zie, de ster, die zij hadden gezien in het Oosten, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het kind was. 10  Toen zij de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde. 11  En zij gingen het huis binnen en zagen het kind met Maria, zijn moeder, en zij vielen neder en bewezen hem hulde. En zij ontsloten hun kostbaarheden en boden hem geschenken aan: goud en wierook en mirre. 12  En van Godswege in de droom gewaarschuwd om niet tot Herodes terug te keren, trokken zij langs een andere weg naar hun land terug.

De Bijbel zegt niet hoeveel wijzen er waren. Het is heel goed mogelijk dat er twaalf wijze mannen waren. Met het Oosten wordt in de Bijbel de oostelijke rijken als Assyrië, Mesopotamië of Babylonië bedoeld. Daar zijn in 721 v.Chr. eerst tien stammen van Israël en in 604-595 v.Chr. de overige stammen naar toe gebracht. Mogelijk dat de ”wijzen” familiehoofden zijn van restanten van die stammen die daar nog woonden. Vandaar hun interesse en mogelijk de reden dat God daar voor hen die bijzondere ster liet zien. Daarop zijn ze met elkaar gaan overleggen en besloten na enige tijd de lange reis met hun ezels en kamelen naar Jeruzalem te maken.

Jezus was inmiddels een jaar geleden geboren en Jozef, Maria en Jezus woonden toen in een huis (vers 11).

Koning Herodes voelde zich bedreigd toen hij hoorde dat er een Joodse koning was geboren.

Mattheüs vervolgt zijn verslag (hoofdstuk 2, de verzen 13-23) door ons te vertellen dat God de Vader Jozef waarschuwde om met zijn gezin naar Egypte te vluchten. Ook had Hij de wijzen gewaarschuwd om koning Herodes op de terugweg niet te bezoeken om te vertellen waar Jezus was geboren, maar langs een andere route terug te keren naar hun land.

Herodes besloot alle jongetjes in en rond Betlehem te doden en omdat hij van de wijzen had gehoord dat het minstens een jaar geleden was dat Jezus was geboren nam hij het zekere voor het onzekere en liet alle jongetjes van twee jaar en jonger doden (vers 16).

Enige tijd later stierf Herodes. Het was eind 4 v.Chr. of misschien begin 3 v.Chr. Dat is ook een bewijs dat Jezus, die minstens een jaar eerder geboren was, in de herfst van 5 v.Chr. geboren is. Het was nu veilig voor Jozef, Maria en Jezus om terug te keren uit Egypte. Ze reisden naar de plaats Nazaret in Galilea.

Jezus bracht zijn jeugd en vroege volwassen jaren door in Nazaret. Hij leerde het vak timmerman van zijn stiefvader Jozef. Lukas geeft ons de enige informatie over deze eerste jaren in hoofdstuk 2, de verzen 40-52. Let vooral op vers 40.

Lukas 2:40 Het kind groeide op en werd krachtig, en het werd vervuld met wijsheid, en de genade Gods was op Hem.

En verder:

Vers 52  En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen.

Zelfs als kind begon Christus zich voor te bereiden op zijn ontzagwekkende verantwoordelijkheid.

 

 

De weg bereiden

voor Christus' komst

  

Het succes of de mislukking van een grote gebeurtenis wordt in grote mate bepaald door een goede voorbereiding. Denk maar een huwelijk, de planning van een party of de aanleg van een wegennet.

Geen enkele belangrijke gebeurtenis, zoals een bruiloft, kan zonder zorgvuldige voorbereiding succesvol zijn. Het vormen van regeringen, kroningen van koningen en presidentiële inauguraties vereisen weken of maanden van voorbereiding. Daarbij spelen zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid een hoofdrol.

God kent het belang van voorbereiding. Hij zorgde ervoor dat de start van het Werk van Christus als mens op aarde goed was voorbereid. We zullen de rol van Johannes de Doper bij de voorbereiding voor Christus' eerste komst behandelen en hoe God de tweede komst voor Christus voorbereidt en wat ons aandeel daarin is. Ten slotte zullen we zien hoe Jezus Christus voordat Hij zijn Werk in het openbaar begon, Satan, die zich als de god van deze wereld heeft opgeworpen, overwon en hoe Hij het fundament legde van een team om Hem te helpen in het verkondigen van het evangelie aan de wereld en om te helpen de volken te regeren in het Millennium.

Mattheüs 28:19  Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.

Mattheüs 19:28  Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten.

  

GOD KIEST DE PERSONEN OM DE WEG TE BEREIDEN

 

Alle mensen die door God geroepen worden, heeft Hij al gekozen ver voordat ze zijn geboren. God koos Samuël en Jeremia voordat zij geboren waren. En ook Johannes de Doper.

De gebeurtenissen rond de geboorte van Johannes de Doper vinden we in Lukas, hoofdstuk 1. De vader van Johannes was Zacharias, een priester. Hij en zijn vrouw Elisabet hadden graag een kind willen hebben, maar Elisabet kon geen kinderen krijgen. Op een dag, terwijl Zacharias zijn tempeldienst vervulde als priester, verscheen een engel van God aan hem. De engel vertelde hem dat Elisabet een zoon zou krijgen en zij moesten hem de naam Johannes geven.

Lees wat God zei in Lukas 1:6 over Zacharias en Elisabet:

Lukas 1:6  Zij waren beiden rechtvaardig voor God en leefden naar alle geboden en eisen des Heren, onberispelijk.

God koos zorgvuldig de ouders van Johannes de Doper, degene die de weg voor Christus bereiden zou. God wist dat Johannes de juiste opleiding zou krijgen van ouders die gehoorzaam waren aan Gods geboden om zijn opdracht te vervullen.

Zacharias vroeg de engel hoe hij er zeker van kon zijn dat hij en zijn vrouw inderdaad een zoon zouden krijgen, want hij en zijn vrouw waren al oud. De engel antwoordde dat Zacharias niet in staat zou zijn om te spreken tot Johannes' besnijdenis acht dagen na zijn geboorte.

  

DE OPDRACHT VAN JOHANNES

 

Op de dag van de besnijdenis van Johannes verwachtten de familie en buren die bij die plechtigheid aanwezig waren dat de jongen vernoemd zou worden naar zijn vader. Maar Elisabeth zei: ”Nee! Hij moet Johannes heten.” Toen vroegen ze Zacharias. Omdat hij nog steeds niet in staat was om te spreken, schreef hij: ”Johannes is zijn naam.” Op dat moment kon Zacharias weer spreken. Toen werd Zacharias geïnspireerd door Gods geest een profetie uit te spreken. Hij zei wat de opdracht van Johannes zou zijn. Lees Lukas 1:76-78.

Lukas 1:76  En gij, kind, zult een profeet des Allerhoogsten heten; want gij zult uitgaan voor het aangezicht des Heren, om zijn wegen te bereiden, 77  om aan zijn volk te geven kennis van heil in de vergeving hunner zonden, 78  door de innerlijke barmhartigheid van onze God.

De engel Gabriël beschreef ook de opdracht van Johannes toen hij zijn geboorte aan Zacharias aangekondigde.

Lukas 1:15  Want hij zal groot zijn voor de Here en wijn en sterke drank zal hij niet drinken en met de Heilige Geest zal hij vervuld worden, reeds van de schoot zijner moeder aan, 16  en velen der kinderen Israëls zal hij bekeren tot de Here, hun God. 17  En hij zal voor zijn aangezicht uitgaan in de geest en de kracht van Elia, om de harten der vaderen te keren tot de kinderen [om de trouw en gehoorzaamheid aan God van Abraham, Samuël, David en anderen te doen herleven bij hun nakroost] en de ongehoorzamen tot de gezindheid der rechtvaardigen, ten einde voor de Here een weltoegerust volk te bereiden.

Johannes de Doper bereidde de weg voor het Werk van Jezus Christus door de mensen erop te wijzen dat ze moesten terugkeren tot God en zijn normen. Hij riep de mensen op zich te bekeren – dat hun leven in een andere richting moest gaan en Gods wet moesten gaan houden – dat is de weg van geven. Toen Christus begon te prediken in het openbaar, was er een groep ontstaan die naar Johannes luisterde, een groep mensen waaruit Christus enkelen zou kunnen kiezen voor een speciale opleiding.

  

HET WERK VAN JOHANNES DE DOPER IN DIENST VAN GOD

 

Lukas meldt in hoofdstuk 3 dat Johannes in het gebied bij de rivier de Jordaan ”de doop der bekering tot vergeving van zonden” predikte.

Lukas 3:3  En hij kwam in de gehele Jordaanstreek en predikte de doop der bekering tot vergeving van zonden.

Johannes vertelde de mensen dat ze moesten worden ondergedompeld in water (gedoopt) als een uiterlijk teken van de ernstige beslissing om anders te gaan leven – een leven in gehoorzaamheid aan Gods wetten.

Hij leerde het volk dat ze vruchten moesten voortbrengen als bewijs van hun bekering. Hij voegde eraan toe dat ze niet moesten verwachten dat het wel goed met hen zou aflopen omdat hun voorvader (Abraham) een rechtvaardig man was.

Vers 8  Brengt dan vruchten voort, die aan de bekering beantwoorden. En gaat niet bij uzelf zeggen: Wij hebben Abraham tot vader; want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken.

Integendeel, zij zullen zelf ook rechtvaardig moeten zijn!

Veel mensen zagen in dat alleen luisteren naar Johannes niet genoeg was! Ze beseften dat bekering en goede vruchten voortbrengen iets doen betekent. ”Wat moeten wij dan doen?” vroegen ze.

We lezen het antwoord van Johannes in de verzen 11-14:

Lukas 3:11  Hij antwoordde en zeide: Wie een dubbel stel klederen heeft, dele mede aan wie er geen heeft, en wie spijzen heeft, doe evenzo. 12  Er kwamen ook tollenaars om zich te laten dopen en zij zeiden tot hem: Meester, wat moeten wij doen? 13  Hij zeide tot hen: Vordert niet meer dan u voorgeschreven is. 14  En ook die in krijgsdienst waren, vroegen hem, zeggende: En wat moeten wij doen? En hij zeide tot hen: Plundert niemand uit en perst niets af en weest tevreden met uw soldij.

Johannes de Doper predikte Gods manier van leven – de weg van ’geven’. Hij leerde dat de Tien Geboden een samenvatting zijn van Gods manier van leven. In de voorbeelden die net geciteerd zijn, vertelde hij de mensen niet te doden, stelen of liegen (het zesde, achtste en negende gebod). Johannes vertelde ook over de spoedig komende regering van God. Zie Mattheüs 3:1-2:

Mattheüs 3:1  In die dagen trad Johannes de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea, 2  en zeide: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.

Gods regering zal gevestigd worden op aarde bij Jezus' tweede komst. Maar door zijn misleiding van de mensen heerst Satan nu over de aarde. Met de eerste komst van Jezus naar de aarde overwon Hij Satan, zoals wij allen Satan moeten overwinnen die met Christus zullen regeren. Daarvoor worden nu de geroepen mensen opgeleid en beproefd.

Johannes predikte de boodschap van bekering tot vergeving van zonden. Sommigen begonnen hun manier van leven te veranderen. Vervolgens werden ze door Christus geroepen. Hij werkte met hen tijdens hun leven en maakte ze gereed om met Hem te regeren in zijn komende Koninkrijk. Zo gebeurt het ook nu. Deze groep toekomstige leiders zijn leden van Gods Gemeente, ongeacht of ze momenteel leven of dood in hun graven in afwachting zijn van de opstanding.

De engel Gabriël zei dat het tot het werk van Johannes behoorde om ”de harten der vaderen te keren tot de kinderen” (Lukas 1:17). Johannes de Doper zal vele nazaten (”de kinderen”) van de getrouwe ”vaderen”, zoals Abraham, David en de profeten, bekeren tot de zuivere levenswandel van deze voorvaders. In Maleachi 4:6 staat het duidelijker: ”Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen.”

Vanzelfsprekend kunnen we ook uit Johannes' prediking leren dat het belangrijk is dat huwelijk en gezin een stabiele basis vormen in de samenleving. In Markus 16:17-18 lezen we dat na de verstoting van zijn eerste vrouw koning Herodes Antipas met Herodias trouwde, de vroegere vrouw van zijn halfbroer Herodes Filippus, terwijl zijn eerste vrouw en Filippus nog leefden. Johannes suggereerde niet dat dit eigenlijk niet zo hoorde, maar maakte onomwonden duidelijk dat dit een overtreding van Gods wet is (Leviticus 18:16)! Johannes werd gevangen genomen en enige tijd later gedood.

Gedurende zijn werkzame leven benadrukte Johannes de Doper dat hij de weg bereidde voor iemand die veel groter was dan hij. Dit lezen we in Markus 1:7-8:

Markus 1:7  En hij predikte en zeide: Na mij komt, die sterker is dan ik, wiens schoenriem ik niet waardig ben, nederbukkende, los te maken. 8  Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de heilige Geest.

Het werk van Johannes bereidde de mensen voor op een nieuw tijdperk en een nieuw leven van gehoorzaamheid aan Gods geboden en Christus zou de kracht van zijn heilige geest bieden om dat nieuwe leven in praktijk te brengen.

  

VOORBEREIDING OP DE TERUGKOMST

 

Het Werk van Johannes de Doper is in veel opzichten te vergelijken met het Werk van Gods Gemeente in onze tijd. De tweede komst van Christus duurt niet zo lang meer.

In de vorige eeuw heeft Christus zijn gemeente wereldwijd georganiseerd en kon met de nieuwe technieken van drukpers, radio en televisie en later (vooral in de 21e eeuw) internet gemakkelijker de mensen worden bereikt in veel landen van de wereld. De boodschap is als in de dagen van Christus 2000 jaar geleden: de aankondiging van het spoedig komende Koninkrijk van God.

Het derde hoofdstuk van het boek van Maleachi spreekt van deze voorbereiding voordat Christus voor de tweede keer komt.

Maleachi 3:1  Zie, Ik zend mijn bode, die voor mijn aangezicht de weg bereiden zal; plotseling zal tot zijn tempel [de gemeente; zie 1 Corinthiërs 3:16] komen de Here, die gij zoekt, namelijk de Engel des verbonds, die gij begeert. Zie, Hij komt, zegt de HERE der heerscharen. 2  Doch wie kan de dag van zijn komst verdragen, en wie zal bestaan, als Hij verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van de smelter en als het loog van de blekers.

Johannes de Doper was een type van de vervulling van deze profetie. De belangrijkste vervulling vindt plaats voor Christus' tweede komst. We weten dit omdat Christus dit zelf heeft gezegd.

Mattheüs 17:12  Elia zal wel komen en alles herstellen.

Bij zijn eerste komst heeft Christus nog niet degenen die Hem niet vreesden veroordeeld. Maar Hij zal dat doen bij zijn tweede komst!

Maleachi 3:3  Hij zal zitten, het zilver smeltend en reinigend. Hij zal de zonen van Levi reinigen, Hij zal hen louteren als goud en als zilver, opdat zij de HERE in gerechtigheid offer brengen. 4  Dan zal het offer van Juda en van Jeruzalem de HERE aangenaam zijn als in de dagen van ouds en als in vroegere jaren. 5  Ik zal tot u ten gerichte naderen; Ik zal een snelle aanklager zijn tegen de tovenaars, tegen de echtbrekers, tegen de meinedigen, tegen hen die het loon van de dagloner drukken, weduwe en wees verdrukken, en de vreemdeling terzijde dringen, maar Mij niet vrezen, zegt de HERE der heerscharen.

Maleachi vertelt meer over de voorbereiding van deze eindtijd in hoofdstuk 4.

Maleachi 4:5  Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 6  Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban.

Het is duidelijk dat God hier niet de menselijke profeet de Tisbiet Elia bedoelde om dit te doen, want Elia is lang geleden gestorven. In de eindtijd van de heerschappij van Satan en de mens – de periode die aan Christus' komst voorafgaat – zal een type als Elia de opdracht uitvoeren. De Gemeente van God verkondigt het evangelie van het Koninkrijk van God en wijst voortdurend op het houden van Gods geboden van liefde. Vers 4 is een belangrijk element in het Werk.

Vers 4  Gedenkt de wet van Mozes, mijn knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israël, inzettingen en verordeningen.

Gods gemeente wijst het hedendaagse Israël, zoals de V.S., Canada, noordwest Europese landen, Australië en Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika, op de enige en juiste manier van leven met medemensen en met God: leven volgens Gods geboden. Leven in een hechte relatie met God zoals de aartsvaders Abraham, David en de profeten. De harten van de ”kinderen” (mensen van het tegenwoordige Israël) moeten net als hun voorvaders gericht zijn op God en zijn geboden. Wie niet wil luisteren zal gestraft worden: de landen zullen getroffen worden met ”de ban” (zware straf).

Zoals in de dagen van Elia, leggen we duidelijk uit wie Israël is en Wie hun God is.

De Gemeente van God wordt nu voorbereid op de komst van Christus, op de vestiging van Gods regering op aarde: het Koninkrijk van God.

De Gemeente heeft van God een zeer bijzonder inzicht gekregen van Gods Plan met de mensheid. Kennis die men in de wereld niet heeft, inzicht dat ontbreekt bij mensen die zich christen noemen en deel uitmaken van het christendom, omdat ze Gods geboden hebben verworpen. Omdat ze de afgodische religies van het oude Babylon voortzetten en zich daarvoor de naam van Christus hebben toegeëigend. Maar Christus zal binnenkort alle valse religies vernietigen. Deze kennis geeft ons een bijzondere positie en een groot voorrecht, maar ook een grote verantwoordelijkheid.

  

JEZUS GEDOOPT DOOR JOHANNES

 

Tijdens het Werk van Johannes de Doper en kort voor het begin van het Werk van Christus kwam Jezus naar Johannes bij de rivier de Jordaan om zich door hem te laten dopen. Johannes probeerde dit te verhinderen door te zeggen: ”Waarom wilt U gedoopt worden door mij, terwijl ik degene ben die door U gedoopt moet worden?”

Jezus' antwoord staat in Mattheüs 3:15.

Mattheüs 3:15  Jezus echter antwoordde en zeide tot hem: Laat Mij thans geworden, want aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij Hem geworden.

Johannes wist dat Christus niet gezondigd had en daarom niet hoefde te worden gedoopt. Maar Christus wilde de doop omdat Hij volledig wilde vervullen wat God had besloten. Daarom werd Hij gedoopt als een voorbeeld voor iedereen die christen zou worden.

Johannes doopte Jezus door Hem volledig onder te dompelen in het water van de Jordaan. Nadat Jezus gedoopt was, gaf God vervolgens een speciaal teken om te laten zien dat Hij inderdaad de Zoon van God was. De Heilige Geest van God daalde als een duif op Jezus Christus en een stem uit de hemel zei: ”Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb” (Mattheüs 3:17).

De reactie van Johannes de Doper hierop vinden we in het evangelie van Johannes.

Johannes 1:32  En Johannes getuigde en zeide: Ik heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als een duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem. 33  En ik kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt. 34  En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is.

Door een goddelijke openbaring wist hij dat Degene op wie de geest van God zou neerdalen als een duif de Messias zou zijn.

  

DE GROOTSTE OVERWINNING IN DE GESCHIEDENIS

 

Jezus Christus kwam naar deze aarde om verschillende redenen. Hij kwam om te sterven voor ons – om voor de straf voor onze zonden met zijn dood te betalen. Hij kwam ook om zijn Gemeente te stichten om zijn toekomstige regering te vormen. Maar begrijp ook dat Christus zich moest kwalificeren als Koning der koningen? Daarom moest Hij Satan overwinnen die de mensen verleidt tot zonde en daardoor de heerser is van deze wereld en die de grootste tegenstander van God is.

Na zijn doop werd Jezus door de heilige Geest naar de woestijn van Judea geleid met het doel van God dat Hij op de proef gesteld werd, want als toekomstig leider van Gods Koninkrijk moest Hij alle verleidingen als mens kunnen weerstaan.

Satan greep de gelegenheid aan om Jezus Christus tot ongehoorzaamheid aan God te verleiden. Hij was ervan overtuigd dat hij de menselijke Jezus zou kunnen verslaan – zoals hij eerder Adam en Eva en de mensen daarna had verleid tot zonde. Hij zou God de onmogelijkheid van zijn plan tonen om zonen van God te maken uit de mens. Satan was vastbesloten om Gods plan te vernietigen.

Jezus onderschatte de kracht van zijn tegenstander niet! Hij wist dat Hij als een menselijk wezen geen partij was voor Satan. Hij wist dat de kracht en de macht om Satan te overwinnen van God moet komen door zijn heilige Geest, omdat alleen God meer macht heeft dan Satan. Daarom vastte (niet eten of drinken) Jezus veertig dagen en nachten om zo dicht bij God te zijn dat Hij er zeker van was de macht en kracht te ontvangen die Hij nodig had om Satan te weerstaan en te overwinnen.

De belangrijkste stap in Gods Plan was aangebroken, de Zoon van God zou zich kwalificeren als Koning der koningen in alle eeuwigheden! Als Satan er ook maar enigszins in zou slagen Jezus te verleiden tot zwakte ten aanzien van de wil van zijn Vader zouden er geen vele kinderen geboren kunnen worden in het Gezin van God.

In de woestijn en wildernis en bij de wilde dieren dienden engelen Jezus, want God liet Hem niet alleen. Na veertig dagen kreeg Hij honger. Dit was het moment voor Satan, die gedurende de veertig dagen al had geprobeerd dat Jezus deze beproeving zou opgeven, om zijn grootste aanval in te zetten.

Lees hierover in Mattheüs 4:1-11. ”En de verzoeker kwam en zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen broden worden” (vers 3). Satan tartte Christus dat Hij de Zoon van God was (”indien Gij Gods Zoon zijt”). Satan daagde op subtiele wijze Christus uit om te bewijzen dat Hij werkelijk Gods Zoon was. Als Satan Jezus zo ver zou krijgen dat Hij ook maar in het geringste tegemoet zou komen aan zijn wensen (misleidingen), wist hij dat Christus zou worden gediskwalificeerd als heerser van de aarde. Slechts een lichte gehoorzaamheid aan Satans opdrachten of suggesties zou Jezus' onderworpenheid aan Satan hebben aangetoond.

Satan maakte ook gebruik van de fysieke gesteldheid van Christus. Christus was uiteraard zeer hongerig en dorstig na veertig dagen en nachten vasten. In zijn verzwakte lichamelijke conditie moet het verlangen naar eten en drinken enorm groot zijn geweest! Satan probeerde Christus' gedachten op fysieke dingen te richten. Mogelijk heeft Satan gezegd dat God Jezus niet had geboden om te vasten, dus zou Hij niet ongehoorzaam aan God zijn om te stoppen met vasten als Hij dat zou willen. Dat zou dan toch zijn eigen beslissing zijn, heeft Satan er misschien aan toegevoegd. De beslissing was inderdaad van Christus, maar de suggestie was zeker van Satan! Maar Christus' geest was niet op fysieke dingen gericht. Zijn vasten had zijn geest gericht op de geestelijke dingen van God!

In Mattheüs 4:4 staat het antwoord van Jezus.

Mattheüs 4:4  Maar Hij antwoordde en zeide: Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat.

Jezus Christus legde uit dat het leven niet alleen bestaat uit fysieke dingen, maar ook uit geestelijke dingen van God – wat God zegt en wil dat we doen. En Gods woord gehoorzamen is het belangrijkst voor Hem.

Daarna bracht de duivel Jezus naar Jeruzalem en zette Hem op het hoogste punt van de tempel. ”Indien Gij Gods Zoon zijt,” zei Satan weer, ”werp Uzelf dan naar beneden; er staat immers geschreven: Aan zijn engelen zal Hij opdracht geven aangaande u, en op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot.” Satan citeerde uit Psalm 91 waarin God beschrijft wat Hij zal doen voor degenen die Hem gehoorzamen en vertrouwen. Satan citeerde de Schrift correct, maar hij misbruikte die.

Satan daagde Christus weer uit met ”indien Gij Gods Zoon zijt” om de gevoelens van Jezus te bespelen om Satan te bewijzen dat Hij werkelijk de Zoon van God is. Daarmee zou Hij Satans wil doen. Maar Hij zou deze strijd niet verliezen. Hij won!

Satan suggereerde met zijn opmerking over de bescherming van engelen dat Psalm 91 meer dan voor ieder ander mens voor Jezus gold die zo'n goed geestelijk contact had met God. En wilde Hij, Christus, er niet zeker van zijn dat God zich aan deze belofte zou houden alvorens Hij gekruisigd zou worden? Bovendien, hoe zeker was Hij er van dat God zijn belofte zou houden om Hem op te wekken uit de dood na zijn kruisiging als God deze belofte niet zou houden?

Satan wilde ongetwijfeld Jezus eraan herinneren dat Hij menselijk was en zelf Satan niet kon overwinnen. Hoe zeker was Hij dat God er zou zijn om Hem te helpen? Was Hij bang om te springen omdat Hij ging begrijpen dat God er niet was om Hem te helpen? Satan heeft mogelijk meer listige opmerkingen gemaakt dan die ene zin die opgenomen is in de Bijbel om te pogen Christus aan zijn kant te krijgen tegen God de Vader.

Maar dan komt het antwoord van Christus.

Vers 7  Jezus zeide tot hem: Er staat ook geschreven: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken.

Jezus Christus kende de sluwe motieven van Satan die probeert gevoelens te misbruiken. Hij herkende Satans pogingen twijfel te zaaien in zijn gedachten over God en zijn beloften en zijn eigen relatie met de Vader. Jezus begreep dat Hij God niet mocht beproeven door zich opzettelijk in gevaar te begeven om daarmee Gods hulp af te dwingen.

Na de eerste twee mislukte verleidingen probeerde Satan een derde. De duivel nam Hem opnieuw mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij toonde Hem alle koninkrijken van de wereld in al hun pracht en zei: ”Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt.”

Hiermee wilde Satan Jezus opnieuw in verleiding brengen. Hij zou alleen maar op zijn knieën Satan moeten eren. Dan zou Hij nu koning zijn over de gehele aarde, in plaats van nog 2.000 jaar te wachten. De Vader wil immers ook dat Hij Koning wordt, hoe dan ook. En zou het op deze manier niet veel eenvoudiger zijn om de heerschappij te verkrijgen dan op Gods manier, wat betekent dat Hij gekruisigd moest worden?

Satan had zich de macht over deze wereld al toegeëigend. In 2 Corinthiërs staat dat hij de god van deze wereld is.

2 Corinthiërs 4:4  ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is.

Zie ook Efeziërs 6:12.

Efeziërs 6:12  want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten.

Maar let op het antwoord van Christus.

Mattheüs 4:10  Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.

Satan droop af, hij had verloren! Jezus Christus werd de winnaar en Hij had zich gekwalificeerd als heerser over de aarde! Engelen kwamen om Jezus te dienen. Lukas 4:13 voegt er aan toe dat Satan zich slechts tijdelijk terugtrok, want Hij is vastbesloten Gods Plan met de mens te vernietigen.

Lukas 4:13  En toen de duivel alle verzoeking ten einde had gebracht, week hij van Hem tot een bestemde tijd.

Bij God is alle macht en kennis. Deze aanval van Satan was voorzien. Maar God zal zijn Plan ten uitvoer brengen. Geen macht of kracht kan Hem dat beletten. Al vóór de schepping van de aarde lag Gods reddingsplan klaar met Jezus in de hoofdrol. Jezus betekent redder.

 

 GOD BEREIDT EEN TEAM VOOR

 

Na de overwinning op Satan begon Christus mensen uit te kiezen om ze op te leiden tot een hecht team om Hem te helpen in zijn toekomstige regering. Dit team begon met de twaalf discipelen die apostelen werden. Christus breidde deze groep uit met vele anderen. Zij allen vormen de hele Gemeente van God tot de huidige dag.

Een discipel is een leerling. De twaalf discipelen volgden Jezus Christus en leerden van Hem Gods weg. Jezus onderwees hen Gods manier van leven door zowel zijn woorden als zijn voorbeeld. Hij wilde hen leren om leiding te geven en te regeren met Hem in het Koninkrijk van God. Hij vertelde hen ook het evangelie van het Koninkrijk over de gehele wereld te verkondigen (Mattheüs 24:14) en onder alle volken mensen te onderwijzen wat Hij hen had geleerd (Mattheüs 28:19-20).

Andreas en zijn broer Simon en Filippus behoorden tot de eerste discipelen die Christus riep. Andreas was een leerling van Johannes de Doper. Op zekere dag toen Andreas en nog een discipel bij Johannes stonden, zagen ze Jezus wandelen. ”Zie, het lam Gods!” zei Johannes de Doper (Johannes 1:36). Andreas en de andere discipel (waarschijnlijk Filippus) wisten dat Johannes vaak had gezegd dat hij de weg bereidde voor de Christus – de beloofde Messias. ”Dit moet Jezus van Nazareth zijn, de Messias,” moet Andreas bij zichzelf hebben gezegd.

Andreas en zijn vriend liepen toen direct Christus achterna. Jezus draaide zich om en toen Hij zag dat ze Hem volgden, vroeg Hij wat ze zochten. Ze vroegen Hem waar Hij woonde, omdat ze met Hem praten wilden.

Christus nodigde Andreas en de andere discipel van Johannes uit mee te gaan naar zijn huis. Het was ongeveer vier uur in de middag. Jezus legde veel dingen uit gedurende de rest van de dag.

Andreas was verheugd dat hij de Messias ontmoet had en ging op zoek naar zijn broer Simon. Toen hij hem vond, zei hij: ”We hebben de Messias gevonden!” Andreas vertelde hem over zijn gesprek met Jezus en nam hem mee naar het huis van Christus. Daar aangekomen zei Jezus:

Johannes 1:43 … Gij zijt Simon, de zoon van Johannes [of Jona], gij zult heten Kefas, wat vertaald wordt met Petrus [steen].

Toen Hij Simon riep als zijn leerling, gaf Jezus hem de naam of eigenlijk de titel ’Petrus’.

De volgende dag riep Jezus Filippus als zijn discipel. Filippus woonde in dezelfde stad als Andreas en Simon Petrus.

Filippus kwam Natanaël tegen en zei tegen hem: ”We hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret!” (Johannes 1:46.)

Nu was Natanaël (ook wel Bartolomeüs genoemd) voorzichtig over het enthousiasme van Filippus. ”Waar in de Schrift staat dat er een profeet uit Nazaret zal komen, laat staan de Messias?” zei hij. In de ogen van de Joden had Galilea, waar Nazaret lag, geen beste reputatie. Bovendien zou de Christus toch geboren worden in Betlehem volgens de Schriften?

”Ga zelf maar kijken,” zei Filippus. Filippus wist dat Na­tanaël overtuigd zou zijn als hij met Christus zou spreken.

Jezus zag Natanaël aankomen en zei: ”Dat is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog” (Johannes 1:48).

”Waar kent u mij van?” vroeg Natanaël. Jezus antwoordde: ”Ik had u al gezien voordat Filippus u riep, toen u onder de vijgenboom zat.”

”Hoe kon Hij weten wie ik was en waar ik was. God moet Hem dat geopenbaard hebben,” moet Natanaël gedacht hebben. Daarom zei hij: ”Rabbi, u bent de Zoon van God, u bent de koning van Israël!”

Jezus vroeg: ”Gelooft u omdat ik tegen u zei dat ik u onder de vijgenboom zag zitten? U zult nog grotere dingen zien.”

Jezus zei verder: ”Ja, ik verzeker u allen: u zult de hemel open zien en de engelen van God zien opklimmen en afdalen naar de Mensenzoon!”

  

HET EERSTE WONDER VAN CHRISTUS

 

De volgende dag was er een bruiloft in Kana in Galilea en de moeder van Jezus was daar en ook Jezus en zijn discipelen waren uitgenodigd (Johannes 2:1-11). Het was een groot feest met veel eten en wijn. Toen de wijn bijna op was, zei de moeder van Jezus tegen Hem: ”Ze hebben geen wijn meer,” in de hoop dat Hij helpen zou.

”Waarom wilt u dat ik help?” vroeg Jezus. ”Het is niet het juiste moment voor mij om iets te doen dat veel aandacht zal trekken.”

Maria wist niet wat Jezus zou gaan doen, maar ze was ervan overtuigd dat Hij zou helpen. ”Doe maar wat Hij jullie zegt, wat het ook is,” zei ze tegen de bedienden.

Christus liet zes watervaten van elk ongeveer 100 liter, tot de rand vullen met water. Toen liet Hij door de bedienden een beker naar de gastheer van het feest brengen. Toen de gastheer het ging drinken was het water veranderd in wijn. Hij wist niet waar het vandaan kwam, maar de bedienden die het water geschept hadden en de discipelen wisten het wel. Hij liet de bruidegom roepen en zei tegen hem: ”Iedereen schenkt eerst de beste wijn, en wanneer de gasten goed gedronken hebben, de minder goede. Maar u hebt de beste wijn voor het laatst bewaard!”

Dit wonder in Kana was het eerste van de vele wonderen die Jezus zou verrichten. Hij toonde zo zijn grootheid en het versterkte het geloof van zijn discipelen dat Hij de Christus was. Deze wonderen droegen er toe bij dat de volgelingen van Jezus zeker wisten dat God zijn gemeente leidt. Dezelfde God die nu leiding geeft aan het bereiden van de weg voor Jezus' terugkeer.

 

 

Aanvang van het

werk van Jezus Christus

  

Voor het leven en de leer van Jezus Christus dienen we de officiële biografieën van Christus' leven te raadplegen – de evangeliën van Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes.

Wanneer je het leven en de leer van Christus bestudeert, let dan goed op wat Hij zei en deed en vooral de redenen van zijn daden en woorden. Laat de gebeurtenissen niet zomaar langs je heen gaan, maar leef je goed in in de situaties.

  

JEZUS GAAT NAAR JERUZALEM

 

Nadat Jezus zijn eerste wonder had verricht in Galilea in de plaats Kana, ging Hij naar de plaats Kafarnaüm (Kapernaüm) en bleef er enige tijd (Johannes 2:1-12). Kafarnaüm lag ten oosten van Kana en gelegen aan het Meer van Galilea (ook het Meer Gennésaret of het Meer van Tiberias genoemd). Toen het Pascha naderde, reisde Jezus naar Jeruzalem om dit feest te houden.

In Jeruzalem ging Christus naar de tempel. Over wat Hij daar zag en hoorde werd Hij zeer verontwaardigd! Hij trof in de tempelvoorhof een markt aan waar offerdieren werden verkocht en aan tafels van wisselaars geld werd omgewisseld voor de tempelmunt waarmee de tempelbelasting moest worden betaald. Deze kooplieden hadden het huis van God tot een commerciële markt gemaakt.

Dus toen Jezus, de Zoon van God, zag hoe deze mannen met minachting voor God van zijn huis een koopmanshuis hadden gemaakt, maakte Hij van touwen een zweep en joeg hen allemaal met hun schapen en runderen de tempel uit. Het geld van de wisselaars gooide Hij op de grond en hun tafeltjes wierp Hij omver (Johannes 2:13-17).

Als de Zoon van God had Jezus het volste recht om de tempel te reinigen. Hij was immers gebouwd als een plaats om de Schepper God te aanbidden. Maar hoe reageerden de Joden op wat Christus deed? Lees wat ze zeiden in Johannes 2:18.

Johannes 2:18  De Joden dan antwoordden en zeiden tot Hem: Welk teken toont Gij ons, dat Gij dit moogt doen?

Deze Joden zeiden: ”Welk bewijs kunt U ons tonen dat U het recht hebt om te doen wat U net deed?” In plaats van naar zichzelf te kijken hoe verkeerd ze waren en de terechtwijzing te aanvaarden, daagden zij Hem uit en zeiden eigenlijk: ”Wie denkt U wel die U bent om zoiets te doen?” Christus antwoordde: ”Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen” (Johannes 2:19). Jezus verwees naar het feit dat Hij zou worden gedood en weer opgewekt worden tot leven na drie dagen en drie nachten – Hij was werkelijk de Zoon van God; en als Gods zoon had Hij het recht om de tempel te reinigen.

Maar de Joden begrepen niet dat Jezus sprak over zijn komende dood, begrafenis en opstanding. Ze dachten dat Hij sprak over de letterlijke tempel van God in Jeruzalem. Daarom werd er in Jeruzalem tijdens dat Pascha veel gesproken over wat Jezus in de tempel had gedaan en wat Hij daarover (als onderwijs) had gezegd. Velen geloofden in zijn Naam, doordat zij zijn wonderen hadden gezien.

  

NIKODEMUS BEZOEKT CHRISTUS

 

Zo was er een Farizeeër, een van de Joodse leiders, met de naam Nikodemus, die ook onder de indruk was van wat Jezus had gedaan. Hij gaf toe dat hij en vele andere Joodse leiders wisten dat Jezus een leraar was die door God gezonden was (Johannes 3:1-2), want niemand kan die wonderen doen, welke Hij deed, tenzij God hem heeft gezonden.

In de loop van zijn gesprek met Nikodemus legde Jezus het doel van het leven van de mens uit. Hij zei dat men opnieuw geboren moet worden door de geest van God om het Koninkrijk of Gezin van God binnen te kunnen gaan. Het feit dat de mens opnieuw geboren moet worden om deel van Gods Koninkrijk uit te kunnen maken plaatste Nikodemus voor een raadsel. Hij zei: ”Hij kan toch niet voor de tweede keer de moederschoot ingaan en weer geboren worden?” (Johannes 3:3-4).

Christus legde uit dat een mens geboren moet worden uit Gods Geest. Als hij dus opnieuw geboren is is hij samengesteld uit geest. Hij is dan geen fysiek mens meer, samengesteld uit vlees en bloed (verzen 5-8). Maar Nikodemus begreep het nog steeds niet.

Jezus vertelde Nikodemus dan dat God zo veel van de mensen houdt dat Hij zijn eniggeboren Zoon, Jezus, gegeven heeft zodat degenen die geloven en Hem gehoorzamen, niet verloren hoeven te gaan, maar eeuwig leven hebben omdat Christus met zijn leven betaald heeft voor de doodstraf voor de hele mensheid.

  

JEZUS VERTREKT NAAR GALILEA

 

Na het Pascha en de Dagen van Ongezuurde Broden bleef Jezus in de regio van Judea met zijn discipelen (Johannes 3:22). Hij leerde het volk en doopte hen, hoewel Hij het dopen door zijn discipelen liet doen (Johannes 4:2). Dit was een doop van bekering, een symbolische reiniging, maar zonder het ontvangen van de heilige geest.

Later werd Jo­hannes de Doper gevangen geno­men door Hero­des, de gouver­neur van Judea (Lukas 3:19-20). Herodes zette Johannes in de gevangenis omdat die hem onomwonden had gezegd dat hij overspelig leefde met een andere vrouw en dus ongehoorzaam was aan God. Jezus besefte ongetwijfeld dat ook Hij misschien gevangen gezet zou worden als Hij in het gebied bleef. Dus vertrok Hij wijselijk naar Galilea, het gebied waarin Hij was opgegroeid (Mattheüs 4:12).

 

 HET WARE EVANGELIE VAN CHRISTUS

 

Het woord ’evangelie’ betekent goed nieuws. Wat Jezus Christus predikte was een boodschap van goed nieuws. Maar goed nieuws over wat?

Markus 1:14  En nadat Johannes was overgeleverd, ging Jezus naar Galilea om het evangelie Gods te prediken, 15  en Hij zeide: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie.

Het goede nieuws dat Jezus bracht was niet zomaar een verzameling van onsamenhangende mooie gedachten en woorden. De boodschap die Hij predikte ging over het Koninkrijk van God en hoe sterfelijke mensen daarin geboren kunnen worden – geboren in Gods onsterfelijke en geestelijke Gezin, om met Hem in eeuwigheid te regeren. Welk nieuws is beter dan de kennis van wat het werkelijke doel van het leven is en hoe dat prachtige doel te realiseren!

Alle wetten en principes die Jezus uiteenzette, hebben rechtstreeks betrekking op de verwezenlijking van het doel waarvoor wij zijn geboren. Ze zijn bedoeld om ons te helpen het rechtvaardig karakter van God te ontwikkelen, zodat Hij ons veilig het zoonschap kan toevertrouwen in zijn universum. Denk tijdens de bijbelstudie er aan hoe je het onderwijs van Christus kunt toepassen in je leven zodat je Goddelijk karakter ontwikkelen kunt.

  

JEZUS KOMT THUIS

 

Toen Jezus naar Galilea was teruggekeerd, ging Hij ook naar Nazaret waar Hij zijn jeugd heeft doorgebracht. Naar zijn gewoonte ging Hij elke sabbat naar de synagoge, het Joodse gebedshuis waar de diensten of samenkomsten werden gehouden (Lukas 4:16). Iemand gaf Hem het boek Jesaja waaruit Hij een gedeelte las wat de Gezalfde of Messias zou doen. Nadat Hij dat gelezen had zei Hij: ”Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervuld” (Lukas 4:21). Eigenlijk vertelde Jezus de Joodse gemeenschap in de synagoge dat Hij de Messias was.

Hoewel aanvankelijk de mensen opgetogen waren over zijn woorden, sloeg dit om in ongeloof. Ze kenden Hem al als klein kind. ”Dacht Jezus nu werkelijk dat Hij de Messias was?” Omdat Hij één van hen was in hun stad Nazaret ontstond er ongeloof. Een bekende uit hun midden kon toch niet de Zoon van God zijn?

Toen Jezus hun scepticisme bemerkte, legde Hij uit dat er geen wonderen in Nazaret waren verricht vanwege hun gebrek aan geloof in Hem. Jezus zei dat een profeet in zijn eigen stad niet geaccepteerd wordt (vers 24). Toen de aanwezigen in de synagoge dit hoorden, ontstaken ze in grote woede. Ze sprongen op en dreven Hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem in de afgrond te storten (Lukas 4:28-29). Maar Hij liep midden tussen hen door en vertrok. Na deze gebeurtenis ging Hij in Kafarnaüm wonen, waar Hij de inwoners steeds op sabbat onderwees. Ze waren diep onder de indruk van zijn onderricht, want Hij sprak met gezag.

  

VISSERS VAN MENSEN

 

Op zekere dag sprak Jezus een grote groep mensen toe in de buurt van het Meer van Gennésaret (het Meer van Galilea) (Lukas 5:1-2). Simon (Petrus) en verschillende andere vissers – Andreas zijn broer (Markus 1:16) en Jakobus en Johannes, hun metgezellen – waren hun netten aan het spoelen. Hij stapte in de boot van Simon en vroeg hem een eindje van het land weg te varen; Hij ging zitten en sprak de menigte aan de oever toe vanuit de boot (Lukas 5:3).

Toen Hij uitgesproken was, zei Hij tegen Simon: ”Vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen.” Simon antwoordde: ”De hele nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen. Maar als U het zegt, zal ik de netten uitwerpen” (Lukas 5:4-5).

Tot verbazing van Petrus vingen ze zoveel vis dat de netten begonnen te scheuren door het grote gewicht! Zij wenkten hun makkers Jakobus en Johannes in het andere schip, dat zij hen zouden komen helpen. Zij vulden beide schepen die daardoor bijna zonken (Lukas 5:6-7).

”Wees niet bang,” zei Christus tegen Petrus. ”De boten zullen niet zinken. Ik heb dit wonder verricht om je te tonen hoe groot de taak van het verkondigen van het evangelie van het Koninkrijk van God aan de mensheid is. Ik wil dat jij me helpt in dit Werk net als Jakobus en Johannes je hielpen. Ik wil dat jullie vissers van mensen worden en me helpen om mensen te ’vangen’ voor het Gezin van God. Ik wil dat je al je tijd en energie steekt in jullie hulp in dit grote Werk” (Lukas 5:8-11).

Andreas, Petrus, Johannes en Jakobus dachten aan het wonder dat ze net hadden meegemaakt. Zij herinnerden zich ook dat Johannes de Doper Jezus had geïdentificeerd als het Lam van God – de Messias (Johannes 1:36, 40-41). Dus zij ”lieten alles achter en volgden Hem” (Lukas 5:11). Sindsdien stonden ze voor de rest van hun leven in volledige dienst van Jezus Christus.

  

JEZUS GENEEST VELEN

 

Ze gingen op weg naar Kafarnaüm en op de eerstvolgende sabbat ging Jezus naar de synagoge en onderwees er de mensen. Ze waren diep onder de indruk van zijn onderricht, want Hij sprak hen toe als iemand met gezag, niet zoals de schriftgeleerden (Markus 1:21-22).

Er was in de synagoge ook een man die bezeten was door een onreine geest. Jezus gebood de demon om uit die man te gaan.

Toen Jezus en zijn discipelen de synagoge verlieten, gingen ze rechtstreeks naar het huis van Simon en Andreas waar Simons schoonmoeder met hoge koorts in bed lag. Jezus ging naar haar toe en genas haar. 's Avonds laat, toen de zon al was ondergegaan, brachten de mensen alle zieken en bezetenen naar Hem toe. De gehele stad had zich bij de deur van het huis verzameld. Hij genas vele zieken van allerlei kwalen en Hij dreef veel demonen uit (Markus 1:23-34).

Het nieuws van deze genezingen verspreidde zich snel in de hele regio van Galilea waar Jezus en zijn discipelen het evangelie van het Koninkrijk van God onderwezen. Een man die melaats was, een vreselijke huidziekte (lepra), kwam bij Jezus. Zie het verslag in Lukas.

Lukas 5:12  En het geschiedde, toen Hij in een van de steden was, zie, daar was een man vol melaatsheid. Toen hij Jezus zag, wierp hij zich op zijn aangezicht en smeekte Hem, zeggende: Here, indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen.

Deze melaatse geloofde dat Christus hem kon genezen als Hij dat zou willen.

Vers 13  En Hij strekte de hand uit, raakte hem aan en zeide: Ik wil het, word rein. En terstond verliet hem de melaatsheid.

Een paar dagen later keerde Jezus terug naar Kafarnaüm en predikte het evangelie van het Koninkrijk van God aan de mensen die bij Hem kwamen (Markus 2:1-12). Onder de Joden hadden zich ook Farizeeën en schriftgeleerden uit Galilea en Judea verzameld om Hem te horen (Lukas 5:17-26). Zij beschouwden zichzelf als deskundige leraren van de wetten die God had gegeven door Mozes.

Toen Jezus de mensen onderwees, werd een verlamde man door vier van zijn vrienden op een bed naar Jezus gebracht voor genezing. Vanwege de grote menigte in en rond het huis waar Christus was, klommen ze op het dak van het huis, maakten de dakbedekking los en lieten de verlamde man op zijn draagbed naar beneden zakken in de kamer waar Jezus sprak! De verlamde man en zijn vrienden wisten dat Jezus hem kon genezen en niets kon hen weerhouden om Christus te spreken! Christus was verbaasd over het geloof.

”Uw zonden zijn u vergeven,” zei Jezus tegen de verlamde man toen Hij hun geloof zag. Met afkeurende blikken hoorden de Farizeeën en de schriftgeleerden dit. Deze zelfvoldane mannen overlegden met elkaar en zeiden: ”Wie is deze, die zulke godslasterlijke dingen zegt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?”

Jezus doorzag hen en wist wat ze dachten. Hij zei: ”Waarom hebt u zulke boosaardige gedachten? Wat is gemakkelijker, te zeggen: uw zonden worden u vergeven, of: sta op en loop? (Mattheüs 9:4). Maar, Ik zal u laten zien dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven.” Hij zei tegen de verlamde: ”Tegen u zeg Ik, sta op, neem uw matras op en ga naar uw huis” (Markus 2:8-11).

Bij het zien hiervan werden de mensen met ontzag vervuld en ze loofden God, om de wonderbaarlijke genezing.

  

MATTHEÜS GEKOZEN ALS DISCIPEL

 

Na de genezing van de melaatse man ging Jezus verder en zag Hij bij het tolhuis een tollenaar zitten die Mattheüs heette (ook Levi genoemd, Lukas 5:27). Zijn werk bestond uit het innen van belasting voor de Romeinse regering. Jezus zei tegen hem: ”Volg mij!” Mattheüs stond op, liet alles achter en volgde Hem (Lukas 5:28; Mattheüs 9:9).

Mattheüs bood Jezus bij zich thuis een groot feestmaal aan. Er waren veel tollenaars en ook anderen, die met hen mee-aten (Lukas 5:29).

Toen enkele schriftgeleerden die tot de Farizeeën behoorden, zagen dat Hij at met zondaars en tollenaars, zeiden zij vol afkeuring tegen zijn discipelen: ”Waarom eten en drinken jullie met tollenaars en zondaars?” Jezus hoorde het en zei: ”Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieke wel. Denk maar eens na over de betekenis van deze woorden: ”Barmhartigheid wil Ik, geen offers (offerdieren). Want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen uit te nodigen, maar zondaars” (Mattheüs 9:11-13).

Jezus kan mensen redden die geestelijk ziek zijn, dat wil zeggen zondaars zijn, maar mensen die menen dat ze rechtvaardig zijn, kan Hij niet helpen.

  

SABBATCONTROVERSES

 

De Farizeeën en schriftgeleerden, de religieuze leiders in Christus' dagen, bemerkten dat hun gezag over het volk werd bedreigd door de leer van Christus. Jezus wees voortdurend op de fouten in hun doctrines en tradities. In plaats van de correcties van de ware Zoon van God te accepteren en op zoek te gaan naar de waarheid, probeerden ze hun posities van leiderschap over het volk te handhaven door hun pogingen Hem in diskrediet te brengen. Er zijn drie verschillende situaties waarin ze Jezus beschuldigden dat Hij de sabbat zou hebben geschonden.

De eerste gebeurtenis vinden we in Johannes, hoofdstuk 5. Lees het hele hoofdstuk. Op deze heilige dag genas Jezus een man die al 38 jaar aan een ziekte leed. De religieuze leiders wilden Jezus vervolgen omdat ze genezen op de sabbat beschouwden als werk. Zij beschuldigden Christus er ook van dat Hij de genezen man aanzette tot het schenden van de sabbat, omdat de Joodse wet het dragen van een matras ook beschouwde als werk. Maar deze Joodse traditie was geen gebod die God aan Israël had gegeven in de tijd van Mozes.

Jezus vertelde de Joden dat Hij alleen deed wat zijn Vader deed. Hij kon zelf geen geestelijk werk doen, de wonderen die Hij deed werden eigenlijk gedaan door de Vader door Hem (verzen 19-20). Jezus zei dat de Joden God, Die zij beweerden te aanbidden, onteren als ze de Zoon Die de Vader heeft gezonden, niet eren (vers 23).

De werken die Christus deed waren getuigenissen van het feit dat de Vader Hem had gezonden.

Johannes 5:36  Maar Ik heb een getuigenis, gewichtiger dan dat van Johannes; want de werken, die Mij de Vader gegeven heeft om te volbrengen, juist die werken, die Ik doe, getuigen van Mij, dat de Vader Mij gezonden heeft.

Jezus vertelde verder dat als de Joden echt geloofden wat Mozes heeft geschreven, zij ook zijn woorden zouden geloven.

Vers  46  Want indien gij Mozes geloofdet, zoudt gij ook Mij geloven, want hij heeft van Mij geschreven. 47  Maar indien gij zijn geschriften niet gelooft, hoe zult gij mijn woorden geloven?

Eveneens op een sabbat liepen Jezus en zijn discipelen door korenvelden. Zijn discipelen kregen honger en begonnen aren te plukken waarvan ze de korrels opaten (Mattheüs 12:1-2). De Farizeeën zagen het en zeiden tegen Jezus: ”Kijk eens, uw discipelen doen iets wat op sabbat niet mag.” De Farizeeën beschouwden dit als oogsten op de sabbat. En was het overtreden van de geboden, vooral het sabbatgebod, niet de oorzaak dat vroeger Israël in ballingschap was weggevoerd? Ze probeerden hiermee stemming te maken tegen Christus.

Maar Christus antwoordde: ”Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij en zijn mannen honger kregen? Hij ging het huis van God binnen en zij aten de altaarbroden op, die alleen de priesters mogen eten en hij en zijn mannen niet. En hebt u ook niet in de wet van Mozes gelezen dat priesters die op sabbat in de tempel dienstdoen, wel de sabbatwet overtreden, maar toch niet schuldig zijn? Bovendien, Ik, als de Schepper van de sabbat, ben Heer over de sabbat en daarom bepaal Ik hoe die dag gehouden moet worden.”

Ook de derde controverse over de sabbat ging over genezing op de sabbat. Jezus ging op een sabbat de synagoge binnen en onderwees er de mensen. Nu was daar een man met een verschrompelde rechterhand. De schriftgeleerden en de Farizeeën hielden Jezus scherp in het oog of Hij de man op sabbat zou genezen; dan konden ze een aanklacht tegen Hem indienen (Lukas 6:6-7).

Maar Hij wist wat ze dachten. Tegen de man met de verschrompelde hand zei Hij: ”Kom hier in het midden staan.” Dat deed de man. Toen zei Jezus tegen de aanwezigen: ”Is het op sabbat toegestaan goed te doen of kwaad te doen? Mag men op sabbat een leven redden of mag men iemand ombrengen? Stel dat u maar één schaap hebt en dat valt op sabbat in een kuil, wie van u zou het niet grijpen en het er weer uit halen? En is een mens niet veel meer waard dan een schaap? Daarom mogen we op sabbat goed doen” (Mattheüs 12:11-12; Markus 3:1-5).

Zes dagen behoren mensen hun eigen werk en bezigheden te doen en op de sabbat laten we die rusten en richten we ons op geestelijk onderwijs. De sabbat is geheiligd en is Gods tijd. Iemand genezen staat daar los van, evenals iemand in een kritieke situatie naar het ziekenhuis brengen of hulp bieden aan iemand die van een brug is gevallen. Die zaken staan los van onze dagelijkse arbeid of heilige tijd van de sabbat. Hulp bieden moet zeven dagen per week.

Jezus keek de schriftgeleerden en de Farizeeën boos aan, maar ook diepbedroefd vanwege hun harde houding en toen zei Hij tegen de man die in het midden stond: ”Steek uw hand uit.” Hij stak zijn hand uit en die was weer gezond.

En de Farizeeën vertrokken en overlegden wat ze tegen Hem konden ondernemen om Hem om te brengen (Markus 3:5-6).

  

CHRISTUS KIEST DE TWAALF APOSTELEN

 

Grote aantallen mensen volgden intussen Jezus. Maar Jezus koos slechts twaalf discipelen om hen persoonlijk te onderwijzen gedurende drie en een half jaar. Ze moesten grondig worden opgeleid om na zijn kruisiging en hemelvaart naar de hemel het Werk voort te zetten dat Hij begonnen was. Deze twaalf vormden het fundament van de nieuwtestamentische gemeente, samen met de profeten van het Oude Testament en Christus zelf, Die de ”hoeksteen” is (Efeziërs 2:19-20).

Nadat Hij een nacht doorgebracht had met bidden tot God koos Jezus de twaalf mannen die apostelen zouden worden. Dat waren Simon Petrus, Andreas (broer van Petrus), Jakobus (de zoon van Zebedeüs), Johannes (broer van Jakobus), Filippus, Bartolomeüs (Natanaël), Mattheüs (Levi Mattheüs), Tomas, Jakobus (de zoon van Alfeüs), Simon de Zeloot, Taddeüs (Judas, de zoon van Jakobus) en Judas Iskariot (Markus 3:13-19; Lukas 6:12-16; Mattheüs 10:1-4).

Deze twaalf discipelen of leerlingen werden apostelen genoemd, aangezien een apostel iemand is die uitgezonden wordt met een opdracht, een boodschapper die gemachtigd is door de macht en het gezag van God. De oorspronkelijke twaalf apostelen werden uitgezonden door God om het evangelie van het Koninkrijk van God te prediken, om de zieken te genezen en om demonen te verdrijven (Mattheüs 10:7-8).

  

WAT IS WAAR GELUK?

 

Wat is de bron van waar geluk? Een scooter? Nieuwe kleren? Een succesvolle carrière? Een echte vriend? Wonen in een stad met goede faciliteiten voor sport en amusement? Allemaal prima, maar geen enkele hiervan is de bron van geluk waar Jezus over sprak. Jezus leerde dat echt geluk ontstaat wanneer we Gods weg gaan die gebaseerd is op zijn wet van liefdede weg van geven, van uitgaande zorg voor anderen (Mattheüs 22:36-40).

Kort na het uitkiezen van zijn twaalf discipelen, nam Jezus hen mee een berg op en leerde hen wat ze moesten doen om Gods weg te gaan en gezegend te worden met het geluk en de vreugde die van God komt. Deze instructies zijn te vinden in Mattheüs 5, 6 en 7 en in Lukas 6:20-49. Lees deze schriftgedeelten in je Bijbel. Wij citeren een gedeelte.

Mattheüs 5:3  Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.

Jezus zei dat we gezegend zouden worden als we de juiste houding hebben – als we nederig zijn en correcties willen aannemen. Degenen die God in zijn Gemeente heeft geroepen – degenen die zich van hun zonden bekeren en de heilige geest van God ontvangen – zullen worden geboren in het gezin van God bij de opstanding van de doden als ze zijn gegroeid in genade en kennis en als ze volhard hebben tot het einde (2 Petrus 3:18; Mattheüs 24:13).

Vers 4  Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden.

Hoe kan iemand die verdrietig en bedroefd is over zijn eigen zonden en de verschrikkelijke staat van deze wereld gelukkig zijn? Hij kan verheugd zijn dat zijn zonden vergeven zijn, wanneer hij zich bekeert. En hij kan getroost worden over het feit dat Jezus Christus spoedig zal komen om eindelijk vrede te brengen in de wereld! En uiteindelijk zal er een tijd komen wanneer er geen tranen, verdriet of pijn meer zal zijn (Openbaring 21:4).

Vers 5  Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.

In de wereld van vandaag wordt ’bescheidenheid’ geïnterpreteerd als ’zwak’. Het woord zachtmoedig dat Christus gebruikte in Mattheüs 5:5 betekent bescheiden of gezeglijk, bereid om Gods correcties aan te nemen. Ware christenen zijn zachtmoedig en nederig en zijn bereid om te worden onderwezen door God. En aan hen die Christus' leer hebben gevolgd zal heerschappij worden gegeven over de aarde onder Jezus Christus wanneer Hij terugkomt om over alle volken te regeren.

Vers 6  Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.

Degenen die Gods geboden gehoorzamen – die aangeduid worden met gerechtigheid (Psalm 119:172) – zullen begrip, vrede, geluk, geloof, geduld en Gods liefde ontvangen.

Vers 7  Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden.

Degenen die vergevingsgezind naar anderen zijn zullen barmhartigheid verkrijgen van God. Als we anderen het onrecht dat zij ons hebben aangedaan vergeven, ontvangen we genade en vergeving van God voor onze zonden tegen Hem als we om zijn vergeving vragen. Hij die vergeeft en wordt vergeven heeft grote vrede en geluk.

Vers 8  Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien.

Degenen die ”rein van hart” zijn hebben God lief omdat ze weten dat zijn wegen goed zijn. Hun motieven en houding zijn zuiver en juist. Ze kunnen zich verheugen en zijn gelukkig omdat ze weten dat zij kinderen van God zijn en God zullen zien zoals Hij is (1 Johannes 3:1-3).

Vers 9  Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden.

Gods geestelijk verwekte kinderen zijn vredestichters. Zij zullen uiteindelijk geboren worden in Gods eigen gezin.

Vers 10  Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. 11  Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil. 12  Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij de profeten voor u vervolgd.

Jezus zei tegen zijn discipelen dat ze verheugd moeten zijn wanneer ze worden vervolgd vanwege het gehoorzamen aan Gods wetten en wanneer mensen leugens over hen vertellen. Maar hoe kun je eigenlijk gelukkig en blij zijn als anderen kwaad over jou spreken, onware dingen over je zeggen en je het leven lastig maken? Christus zei dat we blij kunnen zijn ondanks deze nare dingen, als we onze ogen gericht houden op de ontzagwekkende beloning die ons in de nabije toekomst te wachten staat – de geboorte als kinderen in het gezin van God dat het universum zal regeren!

  

HET LICHT DER WERELD

 

Het is een natuurlijk gedrag om je te willen mengen in de menigte. De meeste jonge mensen vertonen groepsgedrag, ze willen niets doen of laten waardoor misschien de aandacht op hen gevestigd wordt en zij buiten de gewoonten en normen van de groep geraken. Bang om ’anders’ te zijn. Mensen lopen graag mee met de algemene normen, mode en dikwijls slechte gewoonten. Maar Jezus instrueerde zijn discipelen om juist ’anders’ te zijn. Niet in het slechte, maar juist in het goede.

”Jullie zijn het licht van de wereld,” zei Hij. ”Zoals een hoog gelegen stad die straalt in de nacht, die iedereen kan zien. Men steekt ook geen lamp aan om hem vervolgens onder een korenmaat weg te zetten, nee, men zet hem op een standaard, zodat hij licht geeft voor ieder die in huis is” (Mattheüs 5:14-15).

Ook de mensen van God in onze tijd moeten een ’licht’ zijn voor de mensen in de wereld, zodat ze hun goede daden zien en eer bewijzen aan hun Vader in de hemel (Mattheüs 5:16). Echt beleefde mensen worden schaars, zowel onder de volwassenen als de jongeren. Een keurig beleefd persoon valt direct op. Beleefdheid, aandacht en vriendelijkheid schenken is ook een vorm van geven. Met je plezierige houding en het houden van de sabbat en het Loofhuttenfeest, wat sommige van je vrienden en familieleden weten, ben je een getuige van God voor je vrienden, familie en anderen.

Als je 's nachts over een weg loopt laat je de lamp voor je uit schijnen. Het licht toont je de weg. God geeft ons de kans om een leider te worden in de Wereld van Morgen. Dat wordt je vrienden en familie niet aangeboden, zolang ze geen deel uitmaken van Gods Gemeente. Eens zullen ze begrijpen dat je Gods manier van leven hebt laten schijnen.

 

 

Onze opleiding

als discipelen van Jezus

  

Als je in een volleybal- of voetbalteam speelt, dan weet je hoeveel uren je bezig bent om te trainen. Als je ook een coach hebt dan leert hij je de plannen en strategieën voor het team om op zijn best te kunnen spelen! Hij laat je zien hoe je een wedstrijd kunt winnen en laat je veel oefenen totdat je elke beweging correct kunt uitvoeren. Je coach heeft je misschien ook gewezen op het belang van de juiste houding, zodat je als groep een hecht en eensgezind team vormt.

  

CHRISTUS LEIDT ZIJN ’TEAM’ OP

 

Jezus Christus is de coach van zijn ’Team’ – de leden die deel van zijn Gemeente uitmaken. Hij geeft hen een plan om uit te voeren zodat zij hun doel kunnen bereiken om eeuwiglevende leden te worden van het Gezin van God! Christus leidt zijn mensen in de basisprincipes van dat plan en ’traint’ hen voortdurend. Hij onderwijst door zijn woorden in de Bijbel de houding en handelingen die hen zullen helpen overwinnaars in dit leven te worden en in het toekomstige leven.

Tijdens zijn menselijk bestaan op aarde bestond Christus' eerste team uit de oorspronkelijke twaalf apostelen. Hij leerde hen persoonlijk de beginselen van Gods doel en plan met de mensheid – wat we zouden kunnen noemen de ’match van het leven’. Na de dood en opstanding van Christus inspireerde Hij deze mannen de regels en de strategieën van ’de strijd’ en hoe ze moeten worden uitgevoerd op te schrijven. Hun geschriften werden wat we vandaag de heilige Bijbel noemen. Daardoor hebben we de zekerheid dat nieuwe leden ook door Christus worden getraind.

Gods Gemeente bestaat vandaag uit zijn huidige discipelen die lid zijn van het ’team’ van Christus. Als leden of toekomstige leden van dat team is het belangrijk om de regels, strategieën en wetten die de Coach, Jezus Christus, via de oudere teamgenoten, de apostelen en profeten, heeft doorgegeven, te begrijpen en toe te passen. Met dit in gedachten gaan we nu verder met onze studie van wat Christus zijn discipelen leerde in de beroemde ”Bergrede”.

  

CHRISTUS VERDIEPT DE WET

 

Christus legt in Mattheüs 5:3-12 uit hoe de discipelen, leden van zijn Gemeente en hun kinderen, moeten leven om uiteindelijk gezegend te worden. Hij benadrukte in de verzen 13-16 dat wij het goede voorbeeld moeten geven. Als een licht op een heuvel, zo moet ons leven een licht zijn voor anderen om Gods weg te kunnen gaan. Mattheüs 5:17 zegt dat Gods instructies nog steeds actueel en actief zijn.

Mattheüs 5:17  Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.

Christus heeft de regels niet ontbonden. Integendeel, Hij wil dat zijn Team de regels kent en er naar leeft om te slagen. Hij geeft duidelijke uitleg hoe ze nageleefd moeten worden. Laten we nu sommige van deze regels onderzoeken. We lezen Mattheüs 5:18-20 en let vooral op de instructie die Christus geeft in vers 20.

Vers 18  Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. 19  Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert [zoals algemeen door het christendom wordt gedaan], zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen [en zal zelf niet in het Koninkrijk zijn]; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen. 20  Want Ik zeg u: Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan.

Jezus benadrukte dat zijn discipelen zich aan zijn wetten moeten houden voordat ze geboren kunnen worden in het Gezin van God. Christus legt dan uit dat ware christenen naar de ”geest van de wet” moeten leven, want de schriftgeleerden en Farizeeën leefden ijverig naar de ”letter van de wet”. Maar ze verwaarloosden of negeerden de geest of de intentie van de wet – de geestelijke betekenis in hun leven!

Mattheüs 23:23  Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij geeft tienden van de munt, de dille en de komijn en gij hebt het gewichtigste van de wet verwaarloosd: het oordeel en de barmhartigheid en de trouw. 24  Dit moest men doen en het andere niet nalaten.

Om te tonen wat Hij bedoelde, nam Jezus het zesde gebod als voorbeeld, het verbod om te moorden. De Farizeeën hielden zich daar letterlijk aan. Maar Christus zei dat ook de geestelijke bedoeling van een gebod nodig is om rechtvaardig karakter te bouwen. We lezen verder in Mattheüs 5.

Mattheüs 5:21  Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doodslaan; en: Wie doodslag pleegt, zal vervallen aan het gerecht. 22  Maar Ik zeg u: Een ieder, die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het gerecht. Wie tot zijn broeder zegt: Leeghoofd, zal vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het hellevuur. 23  Wanneer gij dan uw gave brengt naar het altaar en u daar herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft, 24  laat uw gave daar, voor het altaar, en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder en kom en offer daarna uw gave.

Gods volk mag geen houding hebben van minachting of haat jegens andere mensen. Haat is een houding die soms tot moord kan leiden. Wie een dergelijke houding heeft is een moordenaar in de ogen van God!

1 Johannes 3:15  Een ieder, die zijn broeder haat, is een mensenmoorder en gij weet, dat geen mensenmoorder eeuwig leven blijvend in zich heeft.

Mensen die elkaar haten kunnen niet samen in het Koninkrijk van God zijn. Natuurlijk moeten we wel het slechte gedrag van mensen haten. Christus' discipelen behoren, met de hulp van Gods geest, te leven naar de geest en bedoeling van de wet.

Een ander voorbeeld dat Christus gaf is het zevende gebod dat echtscheiding of overspel verbiedt. Door letterlijk (naar de letter) niet de daad van overspel te plegen, denken de mensen dat ze zich aan het gebod houden, maar Christus zei in Mattheüs 5:27-28 dat ook het kijken naar een ander dan je eigen huwelijkspartner met lustgevoelens, dus te denken aan overspel, in feite een overtreding van het zevende gebod is. Een foute gedachte is geestelijk gezien hetzelfde als een foute daad.

Jakobus 1:14  Maar zo vaak iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en verlokking zijner eigen begeerte. 15  Daarna, als die begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort.

Al blijft het bij een gedachte, God wil alleen kinderen in zijn Koninkrijk die zuiver van gedachten en daden zijn.

Stel dat je in een restaurant ziet dat een man zijn mobieltje op een tafel laat liggen om even naar toilet te gaan. Op het moment dat je opstaat om het te stelen, draait de man zich plotseling om en komt terug. Je loopt argeloos langs zijn tafel alsof je niets van plan was. Toen de gedachte bij je opkwam om het mobieltje weg te pakken, heb je volgens God al gestolen. Bij Christus is nooit de gedachte opgekomen om zelfs maar een kleinigheidje van een ander in zijn zak te steken.

Helaas gaat het in de rechtsspraak van mensen vooral om de letter van de wet.

Deze hoge (geestelijke) normen golden ook voor de discipelen van Christus, hoewel zij Gods heilige geest toen nog niet hadden ontvangen. Hij vertelde hen later dat de ”geest van waarheid”, de heilige Geest, met of bij hen was en later in hen zou zijn.

Johannes 14:17  de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.

Jezus Christus verwacht van ons dat we ons aan de regels houden, zowel letterlijk als volgens de bedoeling (geest). Daarvoor moeten we Gods wet en de geestelijke betekenis kennen. Lees ook het boekje van de Gemeente van God ’De Tien Geboden’. De Tien geboden staan in Exodus 20. Probeer de bedoeling van elk gebod, de reden waarom God die aan ons heeft gegeven, te begrijpen.

  

STREVEN NAAR VOLMAAKTHEID

 

Hoe vaak krijgen we niet te maken met gemene streken. Dat kan in het verkeer zijn, in de sport, van een commercieel bedrijf, met politieoptreden of juist nalatigheid van de politie. Het komt voor dat de overheid ons door laakbaar tot zelfs onrechtmatig gedrag benadeelt. Soms kunnen we een poging doen om iets recht te zetten om de schade te beperken en om schade en onrecht tegenover anderen te voorkomen. Maar verontwaardigd reageren en anderen erop wijzen hoe onrechtvaardig de situatie is, zodat die anderen kunnen zien hoe rechtvaardig we zelf zijn, is een verkeerde aanpak. Lees wat Christus zei over zulke dingen in Mattheüs 5:38-48.

Mattheüs 5:38  Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand. 39  Maar Ik zeg u, de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe; 40  en wil iemand met u rechten en uw hemd nemen, laat hem ook uw mantel; 41  en zal iemand u voor een mijl pressen, ga er twee met hem.

Hier wordt uitgelegd om de ruzie niet aan te wakkeren met tegenacties, om niet terug te slaan. We moeten verschillende situaties in het juiste verband zien. Toen Jezus gevangen was genomen en na zijn antwoord op een vraag van de hogepriester een klap kreeg van een dienaar van de hogepriester, keerde Hij hem niet zijn andere wang toe maar vroeg Hij naar de reden of redelijkheid van die klap.

Johannes 18:21  Waarom vraagt gij Mij? Vraag hun, die gehoord hebben, wat Ik tot hen gesproken heb; zie, dezen weten, wat Ik gezegd heb. 22  En toen Hij dit zeide, gaf een van de dienaars, die erbij stond, Jezus een slag in het gelaat en zeide: Antwoordt Gij zo de hogepriester? 23  Jezus antwoordde hem: Indien Ik verkeerd gesproken heb, geef aan wat verkeerd was, maar indien het goed was, waarom slaat gij Mij?

Verder in Mattheüs 5.

Vers 43  Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten. 44  Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, 45  opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is; want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. 46  Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat voor loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? 47  En indien gij alleen uw broeders groet, waarin doet gij meer dan het gewone? Doen ook de heidenen niet hetzelfde? 48  Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is.

Christus zei tegen zijn discipelen het onrecht dat ons wordt aangedaan geduldig te verdragen.

1 Petrus 2:20  Want mag dat roem heten, als gij slagen moet verduren, omdat gij kwaad doet? Maar als gij goed doet en dan lijden moet verduren, dat is genade bij God.

Als we worden geschopt, schoppen we niet terug en blijven ook niet staan wachten op die persoon om ons opnieuw te laten schoppen! Integendeel, we moeten proberen weg te gaan van de nare situatie en indien mogelijk, in de eerste plaats te vermijden.

Zie Romeinen 12:17-21.

Romeinen 12:17  Vergeldt niemand kwaad met kwaad; hebt het goede voor met alle mensen. 18  Houdt zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, vrede met alle mensen. 19  Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here. 20  Maar, indien uw vijand honger heeft, geef hem te eten; indien hij dorst heeft, geef hem te drinken, want zo zult gij vurige kolen op zijn hoofd hopen. 21  Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.

Hier legt Christus uit dat we geen kwaad met kwaad moeten vergelden. Dat wil zeggen niet terugslaan voor een klap of terugschoppen voor een schop. Als ons onrecht is aangedaan, laat de wraak dan maar aan God over en in de tussentijd, ”overwin het kwade door het goede”.

Zie wat Jezus specifiek zei in Mattheüs 5:44-45.

Mattheüs 5:44  Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, 45  opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is; want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.

Waarom onze vijanden liefhebben en goed doen voor degenen die ons haten? Zo kunnen we de kinderen van God zijn, deel hebben aan zijn gezin dat over het universum zal regeren! Soms kan de persoon die ons haat in zijn hart veranderen. Als wij degenen die ons al haten kwaad met kwaad vergelden, zullen ze ons alleen nog meer gaan haten. Maar als we vriendelijk voor hen zijn, zou hun houding ten opzichte van ons misschien kunnen veranderen.

We moeten dit thema goed in de context van elke situatie plaatsen. We moeten nooit de indruk wekken dat we onbetrouwbaarheid, leugens, diefstal, vernederingen, enz. steunen. Want het is verkeerd om wangedrag te belonen.

Verdraagzaamheid betekent niet dat we vriendelijk met ruziemakers moeten omgaan. Men zou kunnen denken dat je bij zo'n groep hoort en het gedrag dus goedkeurt. Als een lamp van Christus haten we slechte houdingen. God zegt ons daarom om zorgvuldig onze vrienden uit te kiezen.

Lees nu Mattheüs 5:48 en zie wat Christus nog meer van ons vraagt.

Vers 48  Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is.

Klinkt moeilijk, nietwaar? Eigenlijk is het in dit fysieke leven onmogelijk zo volmaakt te zijn als God! Maar met Gods hulp kunnen we groeien in volmaaktheid. Pas wanneer we in Gods goddelijke familie zijn geboren zullen we even volmaakt zijn als Hij is.

1 Johannes 3:9  Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde; want het zaad [Gods] blijft in hem en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren.

God is volmaakt en als zijn kinderen moeten we ook volmaakt worden!

  

LEREN TE GEVEN

 

Christus leert zijn discipelen vervolgens specifieke dingen die zij moeten doen om te groeien naar volmaakt goddelijk karakter. In Mattheüs 6:1-4 zegt Hij hoe en waarom je een aalmoes geeft. Een aalmoes is een charitatieve gift aan mensen in nood, zoals geld, voedsel en kleding. Christus waarschuwde de discipelen om niet te geven zoals de huichelaars, die niet uit zorg voor de armen geven, maar alleen dat anderen het kunnen zien en hen loven. Geven om de lof van mensen te ontvangen is verkeerd! We moeten geven omdat wij andere mensen willen helpen en hen gelukkig maken.

  

CHRISTUS LEERT HOE TE BIDDEN

 

Om zo volmaakt te worden als God moeten we Hem goed leren kennen. We moeten weten hoe Hij is, hoe Hij denkt, waar Hij wel en niet van houdt en wat Hij doet. We moeten leren Wie en wat God is. Hoe kunnen we dit doen?

Hoe leer je een nieuwe collega kennen? Je praat met hem. Je vertelt hem over jezelf en hij vertelt jou over zichzelf. En dat is precies hoe we God de Vader leren kennen! We praten met Hem in het gebed, en Hij praat met ons door zijn geschreven Woord, de Bijbel. Geen wonder dat Jezus vervolgens sprak over het onderwerp gebed. Voordat Hij zijn discipelen een patroon gaf voor hun gebeden, gaf Hij twee algemene instructies over hoe te bidden.

Mattheüs 6:5  En wanneer [niet ’als’] gij bidt, zult gij niet zijn als de huichelaars, want zij staan gaarne in de synagogen en op de hoeken der pleinen te bidden, om zich aan de mensen te vertonen. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. 6  Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. 7  En gebruikt bij uw bidden geen omhaal van woorden, zoals de heidenen; want zij menen door hun veelheid van woorden verhoord te zullen worden. 8  Wordt hun dan niet gelijk, want God uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.

We moeten niet bidden zodat anderen ons zullen zien en horen en onder de indruk zijn van onze ’gerechtigheid’. Dat is wat de huichelaars doen – mensen die anderen willen laten denken dat ze iets zijn wat ze in werkelijkheid niet zijn. We moeten daarentegen bidden omdat we echt willen spreken met God. Privé is daarvoor de beste plaats!

Jezus zegt geen ”omhaal van woorden” of ”ijdele herhalingen” te gebruiken in onze gebeden. Ze worden ’opvulling’ of ’riedels’ in onze gebeden en verhinderen een zinvol gesprek met God. God is meer geïnteresseerd in de kwaliteit van onze gebeden dan in de hoeveelheid woorden. Met andere woorden, God wil dat we bidden vanuit het hart.

  

EEN PATROON VOOR GEBED

 

Christus heeft ons een patroon voor het gebed gegeven.

Mattheüs 6:9  Bidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; 10  uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. 11  Geef ons heden ons dagelijks brood; 12  en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; 13  en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.

Wat door de ’christelijke’ wereld ’het Onze Vader’ of ’het Gebed des Heren’ wordt genoemd is slechts een aanwijzing van Jezus welke belangrijke punten in onze dagelijkse gebeden moeten zijn opgenomen. Laten we het voorbeeldgebed van Jezus eens in detail bezien, zodat wij het volledig zullen begrijpen. We beginnen het gebed met de erkenning en bevestiging dat God onze Vader is. Daarmee geven we ook aan dat we zijn kinderen zijn en de potentie hebben ontvangen om uiteindelijk deel uit te maken van zijn Gezin dat over het universum regeert. We moeten God danken voor die kostbare kennis en voor het ontzagwekkende potentieel om onsterfelijke geestelijke wezens te worden. We moeten God vragen om ons te helpen dat grote doel te bereiken en om eens het volmaakte karakter van Hem te bezitten!

We moeten de naam van God ”heiligen” (als heilig apart zetten en eren). Het derde gebod moeten we daarbij goed in acht nemen. Wij heiligen zijn naam door niet te vloeken, te zweren en niet ijdel (zonder inhoud, nutteloos) te gebruiken. Sommigen gebruiken Gods naam zelfs als een ’stopwoord’. Gebruik ook geen woorden die afgeleid zijn van God, zoals gatsie, gets, getsie, gossiemijne, goh, gossie, gatsiedarrie, getsiederrie, potdorie, potjandorie, potverdikke. Let ook op woorden die zijn afgeleid van Jezus: jee (o jee), jeetje, jeminee, tjee, tjeempie, tjeminee, jemig en jeetjemina, jasses, jakkes. We moeten ook bidden dat God ons helpt dat we niet door slecht gedrag zijn naam schade toebrengen.

We moeten regelmatig bidden dat Gods Koninkrijk spoedig zal komen en dat we uitzien naar de terugkomst van Jezus Christus om Gods regering te vestigen op aarde. Alleen door Gods direct ingrijpen in de aangelegenheden van de mensheid kan er vrede en welvaart komen. Christus zei dat voordat dit zal gebeuren zijn boodschap van het Evangelie van het Koninkrijk van God zou worden gepredikt in de hele wereld als een getuigenis voor alle volken (Mattheüs 24:14). Bid dat God hierin leiding en voorspoed zal geven aan de Gemeente van God.

In onze gebeden moeten we voortdurend bidden voor alle aspecten van het Werk, zoals het voeden van de gemeente en het maken van de publicaties of artikelen en de bekendmaking daarvan, de contacten met geïnteresseerden uit de wereld; een goede gezondheid, bescherming en inspiratie voor allen die met het Werk bezig zijn. Doe dit niet af met dagelijks dezelfde algemene bewoording, maar wees specifiek, zodat God ook specifiek zal antwoorden.

Vervolgens moeten we niet vergeten om te bidden dat Gods wil wordt gedaan op aarde zoals in de hemel. Dit houdt natuurlijk in bidden dat zijn Koninkrijk op aarde komt. Alleen dan zal de mensheid, als één geheel, de wil van God doen. Het betekent ook dat we God om hulp moeten vragen om zijn wil te doen en een voorbeeld voor de wereld te zijn van Gods manier van leven.

We moeten ook bidden dat God ons zal helpen zijn wil te aanvaarden. God kan bijvoorbeeld tegenslagen toestaan zodat we beproefd worden, omdat Hij weet dat het sommige aspecten van ons karakter zal ontwikkelen die momenteel zwak zijn. We vinden de beproeving niet prettig, maar we moeten ons realiseren dat het nuttig is voor ons uiteindelijk welzijn en dank God ervoor.

Hoewel God niet wil dat de nadruk van onze gebeden op materiële zaken gericht zijn, verwacht Hij wel van ons dat we Hem vragen om ons in onze lichamelijke behoeften te voorzien. Christus zei niet dat wij bovenmatige zorgen moeten hebben over onze behoeften voor morgen, volgende week, volgende maand of zelfs volgend jaar (Mattheüs 6:11: ”Geef ons heden ons dagelijks brood”). Hij wil dat we God vragen om onze dagelijkse behoeften. Deze omvatten voedsel, onderdak, kleding en die dingen die nodig zijn voor het leven.

Dat betekent niet dat we niet hoeven te plannen en ijverig ook voor de toekomst moeten zorgen.

Spreuken 6:6  Ga tot de mier, gij luiaard, zie haar wegen en word wijs: 7  hoewel zij geen aanvoerder heeft, noch leidsman, noch heerser, 8  bereidt zij in de zomer haar brood, verzamelt zij in de oogst haar spijs.

In deze context past ook onze dagelijkse vraag naar de dingen die we die dag nodig hebben.

Nogmaals, specificeer je verzoeken en dank God voor de overvloedige manier waarop Hij in alles voorziet.

We doen ons best om niet te zondigen, maar als we dat toch doen, is het belangrijk dat we onze zonden in gebed belijden voor God en Hem vragen om ons deze zonde(n) te vergeven (1 Johannes 1:8-9). Wanneer je bidt, denk na welke van Gods geboden je tijdens de dag zou kunnen hebben overtreden. Vraag God om je deze zonde(n) te vergeven. En vergeef ook anderen die jou op een bepaalde manier kunnen hebben beschadigd. God zal ons vergeven gelijk ook wij anderen vergeven.

Mattheüs 6:14  Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; 15  maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet vergeven.

”En leid ons niet in verzoeking [beproeving, verleiding], maar verlos ons van de boze [het kwaad]” (Mattheüs 6:13, eerste deel van het vers). Ook moeten we God vragen om ons de nodige lessen van het christelijke leven nu te leren, zodat we ze niet later moeten leren door middel van beproevingen, die God daarvoor kan toelaten. We moeten God vragen ons de juiste geesteshouding te geven om zijn instructies te kunnen ontvangen, om pijnlijke ervaringen te voorkomen. Ook moeten we bidden om bevrijding van de negatieve invloeden van Satan en zijn wereld. We moeten God vragen om hulp en wijsheid om de druk van onze familie en vrienden te kunnen weerstaan en om zaken te vermijden waarvan we weten dat ze schadelijk zijn.

We moeten onze gebeden beëindigen met de bevestiging dat alle macht en heerlijkheid van God is. Christus gaf, voordat Hij naar zijn Vader in de hemel ging, de instructie ”te dien dage [wanneer Hij naar de Vader is gegaan] zult gij in mijn naam bidden” (Johannes 16:26), wat betekent door zijn macht en gezag. We eindigen dan het gebed met ’amen’. Dat betekent: het is (zij) zo.

Dit zijn de basispunten van het gebed die Christus gaf. Ga ze nog eens goed bestuderen zodat je ze gebruiken kunt wanneer je bidt tot God.

  

HOE MOETEN WE VASTEN?

 

Na de uitleg hoe te bidden, leerde Jezus vervolgens de discipels hoe te vasten.

Mattheüs 6:16  En wanneer gij vast, toont dan niet, zoals de huichelaars, een somber gelaat; want zij maken hun aangezicht ontoonbaar, om zich aan de mensen te vertonen, wanneer zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. 17  Maar gij, zalf uw hoofd, als gij vast, en was uw gelaat, 18  om u niet bij uw vasten aan de mensen te vertonen, maar aan uw Vader, die in het verborgene is; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.

God gebiedt ons te vasten op de Grote Verzoendag. Maar we kunnen besluiten ook te vasten op andere dagen. Wanneer we vasten, eten en drinken we niet. Vasten helpt ons om ons te verootmoedigen voor God. Het helpt ons onze gedachten op God te concentreren zodat, wanneer we bidden, onze gebeden effectiever zullen zijn.

We moeten met vasten niet proberen om God iets af te dwingen wat we graag willen.

Christus legde uit dat we anderen niet hoeven te vertellen wanneer we vasten. We moeten niet aan de grote klok hangen als we gaan vasten. Vasten is een persoonlijke aangelegenheid tussen ons en God. Natuurlijk is het praktisch dat huisgenoten het weten in verband met de maaltijden.

Vasten doet ons ook beseffen hoe afhankelijk we van God zijn.

 

ZOEK EERST HET KONINKRIJK VAN GOD

 

Het volgende gedeelte van Christus' instructies aan zijn discipelen staat in Mattheüs 6:19-34.

Mattheüs 6:19  Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen; 20  maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. 21  Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. 22  De lamp van het lichaam is het oog. Indien dan uw oog zuiver is, zal geheel uw lichaam verlicht zijn; 23  maar indien uw oog slecht is, zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien nu wat licht in u is, duisternis is, hoe groot is dan de duisternis! 24  Niemand kan twee heren dienen, want hij zal of de ene haten en de andere liefhebben, of zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen en Mammon. 25  Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten of drinken, of over uw lichaam, waarmede gij het zult kleden. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding? 26  Ziet naar de vogelen des hemels: zij zaaien niet en maaien niet en brengen niet bijeen in schuren, en toch voedt uw hemelse Vader die; gaat gij ze niet verre te boven? 27  Wie van u kan door bezorgd te zijn een el aan zijn lengte toevoegen? 28  En wat zijt gij bezorgd over kleding? Let op de leliën des velds, hoe zij groeien: 29  zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als één van deze. 30  Indien nu God het gras des velds, dat er heden is en morgen in de oven geworpen wordt, zo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, kleingelovigen? 31  Maakt u dan niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? 32  Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft. 33  Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden. 34  Maakt u dan niet bezorgd tegen de dag van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.

Het principe van dit onderwerp is samengevat in Mattheüs 6:33: ”Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.”

Christus sprak met zijn discipelen over de vele dingen die ons dagelijks bezighouden. We moeten de tijd verdelen over geestelijke zaken zoals gebed en bijbelstudie, en lichamelijke behoeften zoals voedsel, onderdak en kleding; bovendien de wens voor plezier, ontspanning en recreatie.

Christus leerde dat geestelijke zaken een eerste prioriteit hebben. Waarom? Lees nog eens waarom in de verzen 19-21.

Vers 19  Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen; 20  maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen. 21  Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.

Geestelijke zaken zoals bidden, bijbelstudie, anderen van dienst zijn, en de verworven kennis en het ontwikkelde karakter, zijn de enige aspecten van blijvende waarde! Ze geven geestelijke voldoening.

Voedsel, onderdak, kleding, auto's, zijn voor ons fysieke leven wel heel belangrijk. We dienen daarvoor ook onze verantwoordelijkheid te nemen door ijver, planning, organisatie, enz. Maar het zijn vergankelijke zaken, ze kunnen aangetast worden door mot, roest, fel zonlicht, vorst. Computers, televisietoestellen, scooters, auto's kunnen gestolen worden.

We dienen prioriteiten te stellen in ons leven. Zie wat Christus ons heeft beloofd als we geestelijke zaken – onze toekomst met God – voorop plaatsen in ons leven: ”… en dit alles [de fysieke zaken] zal u [een belofte] bovendien geschonken worden” (Mattheüs 6:33).

De manier waarop wij hechten aan en pronken met materiële zaken is ook een aspect van de geestelijke houding. Christus waarschuwde zijn discipelen dat het onmogelijk is ”God en mammon” te dienen (vers 24). Mammon is rijkdom en gehechtheid daaraan, maar alles wat we boven God plaatsen is een ’mammon’, dus een afgod. Als je zoveel hecht aan materiële zaken, dat er geen of nauwelijks tijd en energie overblijft voor de Bijbel en gebed, dan staat God niet bovenaan de lijst van prioriteiten. Elke dag behoort Gods Plan met ons de eerste plaats in ons leven in te nemen. Alle fysieke zaken die we nodig hebben zal God ons dan schenken. De wezenlijke vraag is: nemen (hebzucht) of geven?

Neem dit in acht, laat geen dag voorbijgaan met God als eerste belang, zoals gebed, de Bijbel, de literatuur van de Gemeente. Want God wil ons vormen. Als we daarvoor geen tijd geven, zal Hij in de eeuwigheid geen tijd voor ons hebben!

  

CHRISTUS WIL DAT ZIJN TEAM SAMENWERKT

 

Heb je ooit een winnend team gezien waarin de teamleden onder elkaar en met hun coach bakkeleiden? Zie je wel eens dat de teamleden van een winnend team voortdurend kritiek op elkaars spel hebben en elkaar vertellen welke domme fouten ze maken? Het is twijfelachtig dat je dat hebt gezien, omdat succesvolle teams samenwerken en elkaar onderling ondersteunen.

Als je ooit de pech hebt gehad om te spelen in een team waarin constant negatieve kritiek was, zult je het begrijpen. Het is erg demoraliserend als je een fout maakt terwijl je flink je best doet en je teamgenoten en coach je bekritiseren. Het is bovendien niet bevorderlijk voor je spel en het team als je na de wedstrijd je teamgenoten grinnikend hoort zeggen wat voor een vreselijke speler je bent.

Jezus Christus wil dat de leden van zijn Team samenwerken en elkaar steunen om te slagen. Zijn volgende instructie betreft daarom de kritiek op en oordelen van anderen.

Mattheüs 7:1  Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt; 2  want met het oordeel, waarmede gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden, en met de maat, waarmede gij meet, zal u gemeten worden. 3  Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij niet? 4  Hoe zult gij dan tot uw broeder zeggen: Laat mij de splinter uit uw oog wegdoen, terwijl, zie, de balk in uw oog is? 5  Huichelaar, doe eerst de balk uit uw oog weg, dan zult gij scherp kunnen zien om de splinter uit het oog van uw broeder weg te doen.

Het woord ’oordelen’ in vers 1 impliceert hier een harde negatieve kritiek op iemands karakter en motieven, eigenlijk veroordelen. Het betekent niet dat je niet zou kunnen bepalen (oordelen) of een daad goed of fout is. Laten we nog een voorbeeld uit de sport nemen. Als een medespeler in een voetbalwedstrijd per ongeluk een keer buitenspel loopt – dat is een fout – kun je niet zeggen dat die teamgenoot achterlijk is en wil voorkomen dat je team wint. Die kritiek is negatief en niet opbouwend. Misschien dat je zelf even later een nog grotere blunder begaat en dat ze jou dan belachelijk en stom vinden!

Jezus Christus wil dat zijn discipelen – zijn gemeente, zijn ’Team’ – elkaar steunen en aanmoedigen, niet op zoek gaan naar fouten van anderen of roddelen over elkaar. Wanneer teamgenoten elkaar ondersteunen en elkaar helpen om hun vaardigheden te verbeteren, zal de eenheid groeien en het doel bereikt worden.

In Mattheus 7:12 beschrijft Christus wat onze houding ten opzichte van elkaar moet zijn.

Vers 12   Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus: want dit is de wet en de profeten.

Als je niet wilt dat anderen over je roddelen, roddel dan niet over hen! Als je wilt dat anderen vriendelijk en hulpvaardig voor je zijn, toon het aan hen! Als je wilt dat anderen een houding van geven tegenover jou hebben, geef aan hen! Dit is een belangrijk beginsel van de menselijke relaties.

  

EEN AANSPORING, WAARSCHUWING EN GELIJKENIS

 

Ter afsluiting van de instructies aan zijn discipelen merkt Jezus Christus op dat het volgen van Gods weg, zoals net beschreven, niet gemakkelijk is.

Mattheüs 7:13  Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan; 14  want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden. 15  Wacht u voor de valse profeten, die in schapevacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven. 16  Aan hun vruchten zult gij hen kennen: men leest toch geen druiven van dorens of vijgen van distels? 17  Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de slechte boom brengt slechte vruchten voort. 18  Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, of een slechte boom goede vruchten dragen. 19  Iedere boom, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. 20  Zo zult gij hen dan aan hun vruchten kennen. 21  Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is. 22  Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? 23  En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.

Velen zullen proberen deel uit te gaan maken van het team en niet slagen. Anderen zullen deel uit gaan maken van het team en vervolgens weer afvallen. Slechts weinigen zullen bereid zijn tot zelfdiscipline en gaan groeien in geestelijke kennis en vaardigheden en vasthouden aan het team tot de overwinning. Aan degenen die volharden, dus overwinnen, belooft Christus eeuwig leven in het Koninkrijk van God!

Met zijn aansporing kwam ook een waarschuwing. Vele ”valse profeten” – valse coaches (als we de vergelijking doortrekken naar sport) – beweren te zijn gezonden door Jezus Christus en proberen om zijn discipelen andere (spel)regels in te prenten. Ze zullen proberen om zijn discipelen te misleiden met bedrog en corruptie (verzen 15, 23). Met andere woorden, ze zullen niet onderrichten om gehoorzaam te zijn aan Gods geboden.

Markus 7:7  Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn. 8  Gij verwaarloost het gebod Gods en houdt u aan de overlevering der mensen. 9  En Hij zeide tot hen: Het gebod Gods stelt gij wel fraai buiten werking om uw overlevering in stand te houden.

Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw hebben invloedrijke mensen binnen Gods gemeente Gods geboden buiten werking gesteld, anderen hebben als Farizeeën theorieën opgesteld, maar de geest van de Wet niet begrepen als gevolg van hun ijdelheid.

Christus draagt zijn Team op om te letten op de vruchten (resultaten) van de manier van leven van deze valse ’coaches’.

Mattheüs 7:16  Aan hun vruchten zult gij hen kennen: men leest toch geen druiven van dorens of vijgen van distels? 17  Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de slechte boom brengt slechte vruchten voort. 18  Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, of een slechte boom goede vruchten dragen. 19  Iedere boom, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. 20  Zo zult gij hen dan aan hun vruchten kennen.

Als hun wegen en leer geen vrede, eenheid, samenwerking en wederzijdse ondersteuning voortbrengen, zijn ze niet gezonden door Jezus Christus. Als ze zich niet houden aan dezelfde regels of wetten van God, die Christus hield, zijn ze niet door Hem gezonden. Als zij niet de wil van God de Vader doen en niet doen wat Christus deed, zijn ze niet gezonden door Hem. Jezus wil niet dat zijn leden van zijn team worden bedrogen en leden worden van het verkeerde team!

Christus besloot zijn speciale instructies aan de discipelen met een gelijkenis. Dat kunnen we vinden in Mattheüs 7:24-27. Daarin zei Christus dat als de discipelen gehoorzamen en in praktijk brengen wat Hij net had verteld, ze de stormen en vloedstromen van het leven zullen doorstaan zoals een huis dat gebouwd is op een stevige rots.

Vers 24  Een ieder nu, die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots. 25  En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, en het viel niet in, want het was op de rots gegrondvest. 26  En een ieder, die deze mijn woorden hoort en ze niet doet, zal gelijken op een dwaas man, die zijn huis bouwde op het zand. 27  En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis, en het viel in, en zijn val was groot.

  

EEN VOORBEELD VAN GEZAG

 

Nadat Christus aan zijn discipelen zijn instructies had gegeven, ging Hij de stad van Kafarnaüm binnen. Daar kwamen enkele Joodse oudsten bij Hem met het verzoek om naar het huis van een Romeinse militaire officier, een hoofdman, te gaan om een van zijn knechten te genezen die ernstig ziek was en op sterven lag.

Lukas 7:1  Nadat Hij al zijn woorden ten aanhoren van het volk voleindigd had, ging Hij Kafarnaüm binnen. 2  Een slaaf nu van een hoofdman, die deze op hoge prijs stelde, was ernstig ongesteld en lag op sterven. 3  Toen hij van Jezus hoorde, zond hij enige oudsten der Joden tot Hem met het verzoek te komen en zijn slaaf in het leven te behouden. 4  Zij kwamen dan tot Jezus en drongen zeer bij Hem aan, want, zeiden zij, hij is waard, dat Gij dit voor hem doet; 5  want hij heeft ons volk lief en onze synagoge heeft hij gebouwd. 6  En Jezus ging met hen mede. Toen Hij niet ver meer van het huis was, zond de hoofdman vrienden om tot Hem te zeggen: Here, doe geen moeite, want ik ben niet waard, dat Gij onder mijn dak komt; 7  daarom heb ik ook mijzelf niet waardig geacht tot U te komen, maar spreek (slechts) een woord en mijn knecht moet herstellen. 8  Want ik neem zelf een ondergeschikte plaats in met soldaten onder mij, en ik zeg tot de één: Ga heen, en hij gaat heen, en tot een ander: Kom, en hij komt, en tot mijn slaaf: Doe dit, en hij doet het. 9  Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich over hem, en Zich kerende tot de schare, die Hem volgde, sprak Hij: Ik zeg u, zelfs in Israël heb Ik een zo groot geloof niet gevonden! 10  En toen zij, die gezonden waren, terugkwamen in het huis, vonden zij de slaaf gezond.

De Joodse oudsten legden uit dat deze hoofdman de Joden vriendelijk behandeld en een synagoge had gebouwd voor hen en het verdiende dat zijn knecht genezen zou worden.

Jezus ging met hen mee. Toen Hij niet ver meer van het huis was, stuurde de officier vrienden met de boodschap: ”Heer, doe geen moeite. Wie ben ik dat u in mijn huis zou komen? Zo wilde ik ook niet zelf naar u toe komen. U hoeft maar een woord te zeggen en mijn knecht is beter. Want ik ben zelf iemand die onder gezag van anderen staat met weer soldaten onder mij. En als ik tegen de één zeg: Ga, dan gaat hij, en tegen de ander: Kom, dan komt hij, en tegen mijn knecht: Doe dit, dan doet hij het” (Lukas 7:6-8; Mattheüs 8:8-9).

Jezus Christus was verwonderd over het geloof en begrip van autoriteit die deze man toonde (Lukas 7:9). De officier wist dat Christus de macht en het gezag had om te genezen. Hij wist dat Christus maar één woord hoefde te zeggen en de knecht zou worden genezen. De officier voerde altijd uit wat degene die in gezag boven hem stond, zei, en die onder hem stond altijd deed wat hij zei.

De ervaring van de hoofdman met gezag was zodanig dat wanneer iemand met gezag een bevel gaf, het altijd werd gedaan. Daarom wist hij dat zijn knecht zou worden genezen als Christus dat zou zeggen. Het vertrouwen en de zekerheid van de officier dat zijn knecht zou worden genezen, wordt geloof genoemd.

Hebreeën 11:1  Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet.

  

ZIJN WERK BEWIJST DAT JEZUS DE MESSIAS IS

 

Kort daarna bracht Christus een dode man weer terug tot fysiek leven. Het nieuws van dit geweldige wonder werd snel verspreid over de regio.

Lukas 7:11  En het geschiedde kort daarna, dat Hij reisde naar een stad, genaamd Naïn. En zijn discipelen reisden met Hem, en een grote schare. 12  Toen Hij dicht bij de stadspoort gekomen was, zie, een dode werd uitgedragen, de enige zoon zijner moeder, die weduwe was, en veel volk uit de stad was bij haar. 13  En toen de Here haar zag, werd Hij met ontferming over haar bewogen en Hij zeide tot haar: Ween niet. 14  En naderbij gekomen raakte Hij de baar aan (de dragers stonden stil) en zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op! 15  En de dode ging overeind zitten en begon te spreken, en Hij gaf hem aan zijn moeder. 16  En vrees beving hen allen en zij verheerlijkten God, zeggende: Een groot profeet is onder ons opgestaan, en: God heeft naar zijn volk omgezien. 17  En dit gerucht over Hem verbreidde zich in het ganse Joodse land en in de gehele omtrek.

Na het horen van het opwindende nieuws van de opstanding van de dode jongen, gingen de discipelen van Johannes de Doper, die in de gevangenis zat, naar hem toe.

Nadat ze hem het nieuws hadden verteld, vroeg hij zich af of deze Jezus van Nazaret dezelfde persoon was die hij eerder gedoopt had en die, zoals hij wist, de zoon van God was.

Om achter de waarheid te komen, stuurde Johannes twee van zijn discipelen naar Jezus in Galilea. Toen ze Hem hadden gevonden zeiden zij dat Johannes de Doper hen had gezonden om te vragen of Hij het is, die komen zou, of wij een ander hebben te verwachten.

Vers 18  En de discipelen van Johannes boodschapten hem al deze dingen. 19  En Johannes riep een tweetal van zijn discipelen tot zich en zond hen naar de Here om te zeggen: Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten? 20  Toen de mannen bij Hem gekomen waren, zeiden zij: Johannes de Doper heeft ons tot U gezonden, om te zeggen: Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten?

Jezus reageerde niet rechtstreeks met ja of nee. Hij genas toen juist veel mensen van ziekten en allerlei aandoeningen en van boze geesten en Hij gaf tal van blinden het gezichtsvermogen terug. Hij antwoordde: ”Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij gezien en gehoord hebt: Blinden worden ziende, lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt, armen ontvangen het evangelie; en zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt.” (Lukas 7:21-23).

Christus antwoordde dus niet met de woorden: ”Zeker ben Ik de Messias!” Nee, Hij vestigde hun aandacht op de werken of vruchten van zijn opdracht, het enige echte bewijs dat Hij de Messias is en niet één van de valse profeten waarover we in Mattheüs 7:15-20 gelezen hebben.

Nadat de mannen die Johannes had gestuurd vertrokken waren, legde Jezus Christus aan de mensen uit dat Johannes de Doper meer was dan een profeet. Hij was die boodschapper van wie was aangekondigd dat hij de weg voor de eerste komst van Christus bereiden zou (Maleachi 3:1:  Zie, Ik zend mijn bode, die voor mijn aangezicht de weg bereiden zal). Jezus voegde er aan toe dat er geen mens groter was dan Johannes de Doper.

Vers 24  Toen de boden van Johannes vertrokken waren, begon Hij tot de scharen te zeggen van Johannes: Wat zijt gij in de woestijn gaan aanschouwen? Een riet door de wind bewogen? 25  Maar wat zijt gij gaan zien? Een mens in weelderige klederen gekleed? Zie, die schitterend gekleed gaan en overdadig leven, zijn in de paleizen. 26  Maar wat zijt gij gaan zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet. 27  Deze is het, van wie geschreven staat: Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg voor u heen bereiden zal. 28  Ik zeg u, onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is niemand groter dan Johannes, maar de kleinste in het Koninkrijk Gods is groter dan hij.

Alle mensen die dit hoorden, ook de tollenaars (mensen die belasting inden), brachten hulde aan God en zijn gerechtigheid: zij hadden zich immers door Johannes laten dopen. Maar de Farizeeën en wetgeleerden verwierpen het plan van God: zij hadden zich immers niet door hem laten dopen.

Vers 29  En toen al het volk dit hoorde, en ook de tollenaars, hebben zij God gerechtvaardigd, daar zij met de doop van Johannes gedoopt waren.

Omdat Johannes de Doper en Jezus Christus niet aan de religieuze manieren en ideeën van de Farizeeën voldeden, brachten de Farizeeën valse beschuldigingen tegen hen. Zij beschuldigden Johannes dat hij was bezeten door een demon en beschuldigden Jezus dat Hij een dronkaard en een veelvraat was.

Vers 30  Maar de Farizeeën en de wetgeleerden verwierpen voor zichzelf de raad Gods, daar zij niet door hem gedoopt waren. Vers 33  Want Johannes de Doper is gekomen, geen brood etende of wijn drinkende, en gij zegt: Hij heeft een boze geest! 34  De Zoon des mensen is gekomen, wel etende en drinkende, en gij zegt: Zie, een vraatzuchtig mens en een wijndrinker, een vriend van tollenaars en zondaars!

Christus herinnerde hen eraan dat de wijsheid van zijn weg als recht is bewezen door de resultaten, zoals hun ’werken’ laten zien dat hun weg verkeerd is.

Vers 35  En de wijsheid is gerechtvaardigd door al haar kinderen.

 

DE TWAALF LEREN DAGELIJKS

 

Het dagelijkse leven met Christus geeft de twaalf discipelen een optimale opleiding ter voorbereiding van hun verantwoordelijkheden als apostelen. Apostel betekent gezant, iemand die uitgezonden wordt met een opdracht. Als apostelen zouden zij na de dood en opstanding van Jezus Christus worden uitgezonden om het evangelie van het Koninkrijk van God aan de wereld te verkondigen.

Aangezien de discipelen het Werk van God moesten voortzetten na de dood van Jezus, moest Hij hen volledig instrueren in de wetten van God, de betekenis van het Evangelie en hoe ze zijn Werk moesten voortzetten.

De discipelen konden dit allemaal niet leren in een paar dagen of weken! Hun opleiding duurde drie en een half jaar. Bijna dag en nacht trokken ze gedurende die tijd op met hun leraar Jezus Christus. Zelfs na die intensieve en persoonlijke training, konden de discipelen niet alles onthouden of volledig begrijpen wat ze nodig hadden om met succes hun opdracht uit te voeren.

Pas met Pinksteren, vijftig dagen na de opstanding van Christus, ontvingen de discipelen de heilige geest. Hierdoor kregen ze een beter begrip en inzicht en zouden ze de dingen die Jezus hen had geleerd weer herinneren.

Johannes 14:25  Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u verblijf; 26  maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb.

Maar die tijd was nog niet gekomen. Christus was nog niet klaar met de persoonlijke opleiding van zijn discipelen voor hun taak als apostel. Eerst moesten ze nog veel leren!

We zullen een aantal gelijkenissen behandelen die Jezus gaf over het Koninkrijk van God en waarom we het Werk van God vandaag doen zoals we nu doen.

  

JEZUS VALS BESCHULDIGD

 

Op zekere dag waren Jezus en de discipelen allemaal bijeen gekomen in een huis. Er waren veel mensen daar die gekomen waren om Hem te horen spreken en om door Hem genezen te worden van hun ziekten.

Een van de personen die door Jezus was genezen was een man die niet kon zien of spreken. Jezus genas de man door de demon uit hem te verjagen die deze problemen had veroorzaakt. Na het zien van dit wonder geloofden velen dat Jezus echt de voorspelde Messias, de zoon van David, was.

Er waren schriftgeleerden en Farizeeën vanuit Jeruzalem gestuurd om Jezus in diskrediet te brengen. Zij vreesden dat Hij met zijn boodschap en wonderen een bedreiging was voor hun autoriteit en invloed had op het volk.

Deze Joodse leiders verwachtten dat de geprofeteerde Messias de fysieke natie Israël zou bevrijden van de overheersing door de Romeinen. Ze begrepen niet dat Christus, de Messias, toen niet kwam om op dat moment zijn wereldregering in te stellen. Die regering – het Koninkrijk van God – zal over alle volken worden gevestigd bij de tweede komst van Christus!

De schriftgeleerden en Farizeeën beschuldigden Christus vals door te zeggen: ”Hij heeft Beëlzebul [is bezeten door Satan], en door de overste [Satan] der boze geesten drijft Hij de geesten [demonen] uit” (Markus 3:22). Zij beschuldigden Christus ervan dat Hij Satans gezag gebruikte om demonen te verdrijven in de hoop dat deze leugen de mensen zou weerhouden om Hem te volgen.

Jezus was gekomen met de boodschap van het Koninkrijk van God en om Satan te overwinnen. Nu werd Hij ervan beschuldigd dat Hij samen zou werken met Satan!

Luister wat Jezus zijn valse aanklagers antwoordde.

Mattheüs 12:25  Maar Hij kende hun gedachten en zeide tot hen: Ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder, en geen stad of huis, tegen zichzelf verdeeld, zal standhouden. 26  En indien de satan de satan uitdrijft, is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn koninkrijk kunnen standhouden?

Christus zei dat als Hij met behulp van Satan demonen (dienstknechten van Satan) zou uitdrijven, Satan tegen zichzelf werkte en zijn koninkrijk dientengevolge zou vallen. Maar Satan werkt zichzelf niet opzettelijk tegen! Wat zei Jezus verder in de verzen 27 en 28?

”En indien Ik door Beëlzebul de boze geesten uitdrijf, door wie doen uw zonen het dan? Daarom zullen zij rechters over u zijn. Maar indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen.”

Degenen die waren gekomen om kwaad te spreken van Jezus brachten zichzelf nu in diskrediet! Jezus toonde duidelijk aan dat zijn aanklagers verkeerde bedoelingen hadden. Daarmee werd hun gezag aangetast. Geen mens is opgewassen tegen de waarheid, ook de schriftgeleerden en Farizeeën niet!

De sluwe schriftgeleerden en Farizeeën besloten de bewijslast terug te leggen bij Christus. Met een huichelachtige nederigheid zeiden zij: ”Meester, wij zouden wel een teken van U willen zien” (vers 38).

Jezus was zich terdege bewust van hun sluwe aanpak. Zijn tegenstander, Satan, had tweemaal op die manier geprobeerd om Hem te verleiden in de wildernis (Mattheüs 4:3, 6). Ze wilden dat Hij een wonder zou verrichten om te bewijzen dat Hij echt de Christus was.

In plaats van zichzelf te verheerlijken door het doen van een wonder, toonde Jezus dat het God zou zijn die Hem verheerlijken zou door een opstanding uit de dood, waaruit blijkt dat Hij werkelijk de Christus was! Het antwoord van Christus staat in verzen 39 en 40.

Vers 39  Maar Hij antwoordde hun en zeide: Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van Jona, de profeet. 40  Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon des mensen in het hart der aarde zijn, drie dagen en drie nachten.

Dit teken was het enige teken dat Jezus Christus heeft gegeven dat Hij de Messias was.

Jezus ging niet pochen over zichzelf, dwepen met zijn bijzondere kwaliteiten (die Hij absoluut had). In Mattheüs 23:12 zei Jezus: ”Al wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden en al wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden.”

Zelfs tegenover zijn valse aanklagers vernederde Jezus zich. Hij vestigde de aandacht van de mensen op God, nooit op zichzelf!

We lezen Filippenzen 2:3-8 waar Paulus schrijft dat christenen streven moeten naar dezelfde bescheiden houding van Jezus als mens.

Filippenzen 2:3  zonder zelfzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, 4  maar ieder lette ook op dat van anderen. 5  Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, 6  die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, 7  maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. 8  En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises.

En dan de verzen 9 en 10 waar staat dat het God was die Christus uitermate heeft verhoogd.

Vers 9  Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, 10  opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn.

De les is duidelijk. Wie zichzelf op een voetstuk plaatst, is in de ogen van God klein, maar wie oprecht bescheiden blijft en als een leerling van Christus ook zijn houding wil aanleren, zal door God opgemerkt en gezegend worden op de door God bepaalde tijd.

  

JEZUS' GEESTELIJKE FAMILIE

 

Terwijl Jezus en de discipelen nog steeds in het huis waren, probeerden zijn moeder en broers Hem te spreken te krijgen. Ze konden het huis niet binnengaan vanwege de grote menigte van mensen, zodat iemand Hem kwam zeggen dat zijn moeder en broers buiten wachtten.

Jezus wees naar zijn discipelen en zei: ”Ziedaar mijn moeder en mijn broeders. Want al wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder” (Mattheüs 12:49-50). Hiermee gaf Jezus aan dat allen die de wil van God doen uiteindelijk tot Gods gezin zullen behoren.

Jezus wist dat Hij gekomen was om het voor degenen die zich zouden bekeren en worden gedoopt, mogelijk te maken de heilige geest te ontvangen, zodat ze in de opstanding tot geestelijke wezens in het goddelijke gezin van God geboren kunnen worden.

Bij zijn opstanding uit de dood was Jezus ”de eerstgeborene uit de doden” in het Gezin van God (Openbaring 1:5; Colossenzen 1:18). Zij die Christus nu, als zijn geestelijk verwekte broers en zussen, volgen, zullen deel gaan uitmaken van het uit geest geboren Gezin van God wanneer Hij zal terugkeren om het Koninkrijk van God op aarde te vestigen.

1 Corinthiërs 15:23  Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst.

De leden van het Gezin van God zullen het Koninkrijk van God gaan vormen! Jezus toonde dat deel hebben aan het geestelijke gezin van God veel belangrijker en blijvender is dan deel uitmaken van een fysieke familie.

  

GELIJKENISSEN OVER HET KONINKRIJK

 

Jezus en de discipelen verlieten het huis, gevolgd door de grote menigte die zich had verzameld, en gingen naar de oever van het Meer van Galilea. Jezus ging in een vissersboot zitten, een soort podium voor Hem, terwijl de schare mensen op de oever stonden. Jezus vertelde enkele gelijkenissen aangaande het Koninkrijk.

Een gelijkenis of parabel is een kort verhaal met een symbolische betekenis, een les. Maar de gelijkenissen die Jezus gaf werden niet begrepen door de grote menigte. De betekenis ervan legde Hij alleen uit aan de discipelen.

De eerste gelijkenis die Jezus gaf was de ’gelijkenis van de zaaier’.

Mattheüs 13:3  En Hij sprak tot hen vele dingen in gelijkenissen en zeide: Zie, een zaaier ging uit om te zaaien. 4  En bij het zaaien viel een deel langs de weg en de vogels kwamen en aten het op. 5  Een ander deel viel op de steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had, en terstond schoot het op, omdat het geen diepe aarde had, 6  maar toen de zon opkwam, verschroeide het en omdat het geen wortel had, verdorde het. 7  Een ander deel viel op de dorens en de dorens kwamen op en verstikten het. 8  Een ander deel viel in goede aarde en het gaf vrucht, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig. 9  Wie oren heeft, die hore!

Deze gelijkenis is een van de meest belangrijke gelijkenissen die Jezus ooit gaf.

Markus 4:13  En Hij zeide tot hen: Weet gij niet, wat deze gelijkenis betekent, en hoe zult gij dan al de gelijkenissen verstaan?

Bestudeer goed de betekenis van de vier verschillende soorten aarde waarin het zaad viel en wat in elke situatie gebeurde.

  

WAAROM JEZUS IN GELIJKENISSEN SPRAK

 

Nadat Jezus deze gelijkenis en verscheidene andere gegeven had legde Hij ze uit aan de discipelen toen Hij met hen alleen was. De twaalf vroegen Jezus waarom Hij de gelijkenissen aan de menigte gaf, maar dan niet hun betekenissen aan hen uitlegde.

Mattheüs 13:10  En de discipelen kwamen en zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen? Vers 34  Dit alles zeide Jezus in gelijkenissen tot de scharen en zonder gelijkenis zeide Hij niets tot hen.

Het is belangrijk om dit te begrijpen voordat we de rest van de gelijkenissen behandelen. Het antwoord van Jezus is zelfs een hulp voor de uitleg van de ’gelijkenis van de zaaier’.

Markus 4:11  En Hij zeide tot hen: U is gegeven het geheimenis van het Koninkrijk Gods, maar tot hen, die buiten staan, komt alles in gelijkenissen, 12  dat zij ziende zien en niet bemerken, en horende horen en niet verstaan, opdat zij zich niet bekeren en hun vergeven worde.

De roeping van God is vanaf de eerste discipelen tot de terugkomst van Christus gericht op de weinigen die Gods gezin vormen. De mensen die God op het oog heeft voor zijn roeping worden geleid door Gods geest om de Waarheid te kunnen begrijpen en wanneer zij de heilige geest ontvangen en in hen is kan de kennis verder groeien. Alleen met Gods geest kan de ware betekenis van de gelijkenissen begrepen worden.

Degenen die nog niet door God zijn geroepen, zijn niet in staat de waarheid te begrijpen, ook al kunnen zij die horen. Dit is de verklaring van het eerste deel van Jezus' gelijkenis. In Mattheüs 13:18-19, zei Jezus: ”Gij nu, hoort de gelijkenis van de zaaier. Bij een ieder, die het woord van het Koninkrijk hoort en het niet verstaat, komt de boze en rooft wat in zijn hart gezaaid is: dat is de langs de weg gezaaide.”

Er zijn veel mensen over de hele wereld die de waarheid van de boodschap van Gods gemeente hebben gehoord of gelezen, het zaad dat langs de weg is gezaaid (Mattheüs 13:19). Deze mensen hebben gehoord en gelezen van het evangelie van het Koninkrijk, maar niet begrepen. Misschien zouden ze de bestudering van de publicaties van Gods Gemeente hebben voortgezet, maar er kwam iets dat hen afleidde. Ze zijn net als velen in de menigte die de boodschap van Jezus hadden gehoord, maar ze werden afgeleid of raakten verward door de valse beschuldigingen tegen Hem. Ze volgden Hem niet. Vaak komt er een eigen belang tussen dat voor hen een hogere prioriteit heeft.

Zij die het niet hebben begrepen zullen hun kans krijgen in de tweede opstanding, wanneer God hen dan roept om zijn waarheid te leren en deel te gaan uitmaken van zijn Gezin. De meerderheid van de mensen – bijna alle mensen – die ooit hebben geleefd behoren tot deze categorie en krijgen hun gelegenheid en kans dan.

  

ZIJ DIE GODS WAARHEID BEGRIJPEN

 

De andere drie voorbeelden van het zaad dat op verschillende soorten grond viel, vertegenwoordigen drie verschillende soorten mensen die het evangelie begrijpen en bekeerd zijn. De steenachtige bodem waarop het ”zaad”, of het Woord van God, viel vertegenwoordigt het type persoon die het evangelie hoort en zeer blij is met deze nieuwe kennis. Hij heeft zich bekeerd, met grote vreugde, maar heeft gewoon geen geestelijke diepte van karakter, zodat het enthousiasme slechts voor een tijdje is. Hij is net als het zaad dat opschiet op de rotsachtige bodem. Het groeit snel, maar komt niet tot volledige ontwikkeling omdat het zich niet geworteld heeft (verzen 20-21). Een jonge plant moet goede, sterke wortels hebben die de groeiende stengel en bladeren voeden en versterken. Wortels halen diep uit de grond vocht naar de plant. Zonder sterke wortels, verdroogt de plant in de hitte van de zon. Zo zal iemand die geen energie steekt in karakterbouw, maar oppervlakkig snel wat kennis verzamelt, over onvoldoende kracht beschikken en opgeven wanneer situaties (tegenslagen, verdrukking) moeilijk worden, of wanneer anderen hem verleiden of bespotten, pesten of hem uitsluiten van banen of vriendschap, omdat hij anders is. Zelfs vervolging is mogelijk.

Alleen een sterke persoonlijkheid is opgewassen tegen een dergelijke druk! Maar wie ’diepe’, sterke wortels heeft, weet dat Gods weg de enige juiste en de beste is. Hij weet dat wanneer situaties moeilijk worden, God er zal zijn om te helpen.

Romeinen 8:31  Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? 32  Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken? 33  Wie zal uitverkorenen Gods beschuldigen? God is het, die rechtvaardigt; 34  wie zal veroordelen? Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit. 35  Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of benauwdheid of vervolging of honger, of naaktheid, of gevaar, of het zwaard? 36  Gelijk geschreven staat: Om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij zijn gerekend als slachtschapen. 37  Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad. 38  Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, 39  noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here.

Nu naar Mattheüs 13:22, waarin wordt beschreven wat er gebeurt met het zaad dat tussen de doornstruiken is gezaaid. Dit betreft het type persoon die zich bekeert, Gods heilige geest ontvangt, maar zich door de zorgen van het leven en ook het bedrog van rijkdom, zodanig laat beïnvloeden dat de interesse luwt en daardoor het Koninkrijk van God niet gehaald wordt. Hij brengt geen vruchten van de heilige geest voort. Er is geen geestelijke groei, de materiële dingen van dit leven zijn belangrijker voor hem. Hij doet niet wat Jezus zei in Mattheüs 6:33: ”Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles [basisbehoeften van het leven] zal u bovendien geschonken worden”. Veel mensen worden na verloop van tijd geestelijk lauw.

De goede aarde waarop het zaad viel is het type persoon die zich heeft bekeerd, Gods heilige geest heeft ontvangen en werkelijk geheel en al op Gods weg gaat.

Mattheüs 13:23  De in goede aarde gezaaide is hij, die het woord hoort en verstaat, die dan ook vrucht draagt en oplevert, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig.

Hij stelt de juiste prioriteit en laat niet toe dat er iets in de weg staat om God te dienen. Hij begrijpt Gods wetten en wil zich daaraan van harte houden. Hij ontwikkelt geestelijk karakter, groeit geestelijk verder en brengt de vrucht van de geest voort. Het gebed en dagelijks lezen in de Bijbel en de literatuur van de Gemeente houdt hem dicht bij God. God geeft zo'n persoon vele zegeningen – vooral het koningschap met Christus in het Millennium!

Er zijn vele schriftgedeelten die Gods belofte van leiderschap bevestigen aan degenen die overwinnen en volharden tot het einde van hun leven of totdat Christus terugkeert. Openbaring 3:21 is er één van.

Openbaring 3:21  Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon.

  

NOG VIJF ANDERE GELIJKENISSEN VOOR DE SCHARE

 

Terwijl Jezus nog steeds in de boot zat, gaf Hij nog vijf gelijkenissen aan de menigte die op de wal stond. Drie daarvan zijn opgenomen in het evangelie van Mattheüs en twee in het evangelie van Markus. Elke parabel vertelt over een belangrijk punt van het Koninkrijk van God.

De ’gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe’ – ook wel: ’gelijkenis van het onkruid in de akker’ – vinden we in Mattheüs 13:24-30.

Mattheüs 13:24  Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zeide: Het Koninkrijk der hemelen komt overeen met iemand, die goed zaad gezaaid had in zijn akker. 25  Doch terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide er onkruid overheen, midden tussen het koren, en ging weg. 26  Toen het graan opkwam en vrucht zette, toen kwam ook het onkruid te voorschijn. 27  Daarna kwamen de slaven van de eigenaar en zeiden tot hem: Heer, hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Hoe komt hij dan aan onkruid? 28  Hij zeide tot hen: Dat heeft een vijandig mens gedaan. 29  De slaven zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij het bijeenhalen? Hij zeide: Neen, want bij het bijeenhalen van het onkruid zoudt gij tevens het koren kunnen uittrekken. 30  Laat beide samen opgroeien tot de oogst. En in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bossen om het te verbranden, maar brengt het koren bijeen in mijn schuur.

Zoals Hij had gedaan met de ’gelijkenis van de zaaier’, verklaarde Jezus later de betekenis ervan aan de discipelen. De betekenis staat in de verzen 36 tot en met 43.

Vers 36  Toen liet Hij de scharen gaan en ging naar huis. En zijn discipelen kwamen bij Hem en zeiden: Maak ons de gelijkenis van het onkruid in de akker duidelijk. 37  Hij antwoordde en zeide: Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen; 38  de akker is de wereld; het goede zaad, dat zijn de kinderen van het Koninkrijk; 39  het onkruid zijn de kinderen van de boze; de vijand, die het gezaaid heeft, is de duivel; de oogst is de voleinding der wereld; de maaiers zijn de engelen. 40  Zoals nu het onkruid verzameld wordt en met vuur verbrand, zo zal het gaan bij de voleinding der wereld.

Wie, zei Jezus in zijn uitleg van deze gelijkenis, is de ”vijand”? Satan de duivel. Het ”goede zaad”? De kinderen van het Koninkrijk. En het onkruid? De kinderen van het kwaad, eigenlijk van Satan. In de oorspronkelijke Griekse tekst staat voor onkruid een grassoort dat op tarwe lijkt, maar wanneer het rijp is, is het gemakkelijk van tarwe te onderscheiden, want de korrels zijn zwart.

Jezus zei dat de heiligen, of ”kinderen van het Koninkrijk”, samen met de onrechtvaardigen zouden leven in deze wereld (”de akker” vers 38) totdat Christus terugkeert aan ”de voleinding der wereld” (verzen 39 en 40). Dat is wanneer Christus een einde maakt aan de wereldse heerschappijen. De goddelozen (degenen die Gods roeping hebben geweigerd) zullen uiteindelijk worden verbrand in de poel des vuurs, maar de heiligen zullen worden verheerlijkt door het ontvangen van geestelijke lichamen wanneer ze geboren worden in het Koninkrijk van God.

Vers 41  De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn Koninkrijk verzamelen al wat tot zonde verleidt en hen, die de ongerechtigheid bedrijven, 42  en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. 43  Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het Koninkrijk huns Vaders. Wie oren heeft, die hore!

Zij zullen ”stralen als de zon” (vers 43). 1 Johannes 3:2 zegt: ”Het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij [Jezus Christus] zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.”

Hoe ziet de verheerlijkte Jezus eruit? Lees Mattheüs 17:2 en Openbaring 1:14-16. Zo zullen ook de heiligen eruitzien wanneer ze worden verheerlijkt in het Koninkrijk!

De ’gelijkenis van het mosterdzaadje’ en de ’gelijkenis van de zuurdesem’ (Mattheüs 13:31-33) laten zien dat het Koninkrijk van God heel klein begint.

Mattheüs 13:31  Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zeide: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand nam en in zijn akker zaaide. 32  Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het volgroeid is, is het groter dan de tuingewassen en het wordt een boom, zodat de vogelen des hemels in zijn takken kunnen nestelen. 33  Nog een gelijkenis sprak Hij tot hen: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welke een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het geheel doorzuurd was.

Jezus koos slechts twaalf discipelen en ook vandaag de dag heeft de Gemeente van God over de gehele wereld slechts een zeer klein aantal leden ten opzichte van het totale aantal mensen dat nu leeft. Maar het Koninkrijk van God zal zich uitbreiden over de hele aarde met alle mensen die daarop wonen.

In de ’gelijkenis van de lamp onder de korenmaat’ (Markus 4:21-23) toonde Jezus dat het ware evangelie, dat voor de wereld een mysterie is en verborgen voor het begrip van de mensen, zeker zou worden gepredikt aan de hele wereld.

Markus 4:21  En Hij zeide tot hen: De lamp komt toch niet om onder de korenmaat of onder het bed gezet te worden? Is het niet om op de standaard gezet te worden? 22  Want er is niets verborgen, dan om geopenbaard te worden, of aan het oog onttrokken, dan om in het openbaar te komen. 23  Indien iemand oren heeft om te horen, die hore.

Zo behoort het leven van een christen te zijn, maar ook het Werk van God gedaan te worden.

In Mattheüs 10:26-27 vertelde Jezus specifiek aan de discipelen: ”Er is niets bedekt, of het zal geopenbaard worden en verborgen, of het zal bekend worden. Wat Ik u zeg in het donker [of privé], zegt het in het licht; wat gij u in het oor hoort fluisteren, predikt het van de daken.”

De ware Gemeente van God zet in onze tijd de taak van het verkondigen van het evangelie aan de wereld voort die Christus eerst aan de discipelen gaf. Jezus profeteerde dat ”dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn” (Mattheüs 24:14).

De ’gelijkenis van het zaad dat vanzelf groeit’ in Markus 4:26-29, toont dat, zodra het zaad wordt gezaaid, God de groei geeft.

Markus 4:26  En Hij zeide: Alzo is het Koninkrijk Gods, als een mens, die zaad werpt in de aarde, 27  en slaapt en opstaat, nacht en dag, en het zaad komt op en groeit, zonder dat hij zelf weet hoe. 28  De grond brengt vanzelf vrucht voort; eerst een halm, daarna een aar, daarna het volle koren in de aar. 29  Wanneer dan de vrucht rijp is, laat hij er terstond de sikkel in slaan, omdat de oogsttijd aangebroken is.

Vergelijk dit met 1 Corinthiërs 3:6-7.

1 Corinthiërs 3:6  Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de wasdom. 7  Daarom, noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, die de wasdom geeft.

Gods gemeente verkondigt het evangelie van het Koninkrijk van God, maar het is God die daarop mensen in zijn gemeente roept om uiteindelijk in het Koninkrijk te komen.

In deze gelijkenissen sprak Jezus tot de menigte die verzameld was op de oever van het Meer van Galilea. Toen Hij klaar was, zond Jezus de menigte weg en legde dan alleen aan de discipelen de betekenis van de gelijkenissen uit. Vervolgens gaf Jezus de discipelen nog vier gelijkenissen over het Koninkrijk van God.

  

DE GELIJKENISSEN VOOR DE DISCIPELEN

 

In de eerste van deze gelijkenissen voor de discipelen, de ’gelijkenis van de verborgen schat’ zei Jezus:

Mattheüs 13:44  Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een schat, verborgen in een akker, die een mens ontdekte en verborg, en in zijn blijdschap erover gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft en koopt die akker.

In de ’gelijkenis van de kostbare parel’ zei Jezus:

Vers 45  Evenzo is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone parelen zocht. 46  Toen hij een kostbare parel gevonden had, ging hij heen en verkocht al wat hij had, en kocht die.

In deze twee parabels moedigde Jezus de leerlingen aan om vóór alles in hun hele leven eerst het Koninkrijk van God te zoeken. Geboren worden in het Koninkrijk van God is zo'n kostbaar geschenk dat men bereid moet zijn alles op te geven om dat grote doel te bereiken.

Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes hebben hun beroep van visser opgegeven om discipelen van Christus te worden.

Mattheüs 4:18  Toen Hij nu langs de zee van Galilea ging, zag Hij twee broeders, Simon, die Petrus genoemd wordt, en Andreas, diens broeder, een net in zee werpen; want zij waren vissers. 19  En Hij zeide tot hen: Komt achter Mij en Ik zal u vissers van mensen maken. 20  Zij nu lieten terstond hun netten liggen en volgden Hem. 21  En vandaar verder gegaan zijnde, zag Hij nog twee broeders, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broeder, in het schip met hun vader Zebedeüs, terwijl ze bezig waren hun netten in orde te brengen, en Hij riep hen. 22  Zij lieten dan terstond het schip en hun vader achter en volgden Hem.

Welke baan heeft Mattheüs, die ook Levi werd genoemd, opgegeven?

Lukas 5:27  En daarna vertrok Hij en zag een tollenaar [een tollenaar int belasting], Levi genaamd, bij zijn tolhuis zitten en Hij zeide tot hem: Volg Mij. 28  En hij liet alles achter, stond op en volgde Hem.

De discipelen gaven alles op en volgden Jezus (Markus 10:28).

Markus 10:28  Petrus begon tot Hem te zeggen: Zie, wij hebben alles prijsgegeven en zijn U gevolgd.

Hoewel God niet altijd van christenen vraagt om alles wat ze bezitten op te geven, verwacht Hij wel dat ze er toe bereid zijn. Het opgeven van materiële zaken, hobby's en vermaak staat in geen verhouding tot de geboorte in het Koninkrijk van God!

De ’gelijkenis van het net’ in Mattheüs 13:47-50 was een waarschuwing aan de discipelen – die werden uitgezonden als ”vissers van mensen” – dat niet iedereen die ze ’vingen’ werkelijk geroepen zou worden door God.

Mattheüs 13:47  Evenzo is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een sleepnet, neergelaten in de zee, dat allerlei bijeenbrengt. 48  Wanneer het vol is, haalt men het op de oever, en zet zich neer en verzamelt het goede in vaten, doch het ondeugdelijke werpt men weg. 49  Zo zal het gaan bij de voleinding der wereld. De engelen zullen uitgaan om de bozen uit het midden der rechtvaardigen af te zonderen, 50  en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.

De evangelieboodschap trekt allerlei mensen, maar niet allen zijn werkelijk bekeerd. Jezus zei dat wanneer Hij terugkeert, al degenen die niet werkelijk bekeerd zijn, zullen worden gescheiden van degenen die dat wel zijn.

Christus vond het belangrijk dat ze allemaal de lessen van de gelijkenissen goed hadden begrepen. Dat is ook voor ons van toepassing.

Vers 51  Hebt gij dit alles verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja.

Dan geeft Hij voor dat moment zijn discipelen de laatste gelijkenis, de ’gelijkenis van de heer des huizes’.

Vers 52  Hij zeide tot hen: Daarom is iedere schriftgeleerde, die een discipel geworden is van het Koninkrijk der hemelen, gelijk aan een heer des huizes, die uit zijn voorraad nieuwe en oude dingen te voorschijn brengt.

Nieuwe en oude dingen – het begrijpen van Jezus’ spreken in gelijkenissen maakt iemand van een schriftgeleerde tot een discipel van het Koninkrijk der hemelen. Ze leerden enkele geheel nieuwe dingen die ”sinds de grondlegging der wereld verborgen gebleven” waren.

Mattheüs 13:34  Dit alles zeide Jezus in gelijkenissen tot de scharen en zonder gelijkenis zeide Hij niets tot hen, 35  opdat vervuld zou worden het woord, gesproken door de profeet, toen hij zeide: Ik zal mijn mond opendoen met gelijkenissen, Ik zal verkondigen wat sinds de grondlegging der wereld verborgen gebleven is.

Deze gelijkenis in vers 52 laat zien dat de discipelen niet alleen over ’oude’ dingen – lessen uit het Oude Testament – preken, maar ook de ’nieuwe’ waarheden over het Koninkrijk van God preken die Jezus hen persoonlijk had geleerd. Op dezelfde wijze verkondigt Gods gemeente vandaag dezelfde dingen.

Hiermee worden de gelijkenissen van het Koninkrijk van God die Jezus op die bepaalde dag gaf, afgesloten. Hij gaf zes gelijkenissen aan de mensen, die Hij later verklaarde aan zijn discipelen en Hij gaf vier gelijkenissen alleen aan de discipelen.

Aan de mensen waren:

’Gelijkenis van de zaaier’;

’Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe’;

’Gelijkenis van het mosterdzaadje’;

’Gelijkenis van de zuurdesem’;

’Gelijkenis van de lamp onder de korenmaat’;

’Gelijkenis van het zaad dat vanzelf groeit’.

Alleen aan zijn discipelen:

’Gelijkenis van de verborgen schat’;

’Gelijkenis van de kostbare parel’;

’Gelijkenis van het net’;

’Gelijkenis van de heer des huizes’.

We gaan later nog meer gelijkenissen behandelen.

  

CHRISTUS LUWT DE STORM

 

Op zekere dag stapten Jezus en de discipelen in een boot om over te steken naar de andere kant van het Meer van Galilea. Onderweg viel Jezus in slaap.

Lukas 8:22  En het geschiedde op een van die dagen, dat Hij in een schip ging met zijn discipelen, en Hij zeide tot hen: Laten wij oversteken naar de overkant van het meer; en zij staken van wal. 23  En terwijl zij varende waren, viel Hij in slaap. En er sloeg een stormvlaag neder op het meer en zij kregen water in en verkeerden in nood.

Vóór het bereiken van de oever aan de overkant, kwam plotseling een storm opzetten. De discipelen werden bang. Het moet een ongewoon krachtige storm zijn geweest, omdat sommige discipelen ervaren vissers waren die gewend waren aan de plotselinge buien die vaak op het Meer van Galilea kwamen. Maar die ervaren vissers waren niet opgewassen tegen de golven die nu over de zijkanten van de boot kwamen. Ze dreigden te zinken!

Ze maakten Jezus wakker en schreeuwden over de beukende golven: ”Meester, Meester, we vergaan!” Hij werd wakker en sprak de wind en de golven streng toe; ze kwamen tot rust en het werd stil. De discipelen waren verbaasd. Ze hadden nog nooit meegemaakt dat op iemands bevel een storm luwde!

Vers 24  Toen kwamen zij en maakten Hem wakker en zeiden: Meester, Meester, wij vergaan! En Hij, wakker geworden, bestrafte de wind en de wilde wateren. En zij kwamen tot rust en het werd stil. 25  En Hij zeide tot hen: Waar was uw geloof? En zij werden bevreesd en zeiden met verbazing tot elkander: Wie is toch deze, dat Hij ook aan de winden en aan het water bevelen geeft en zij Hem gehoorzaam zijn?

Nadat ze de oostelijke oever bereikt hadden en aan land gegaan waren, kwam een man hen tegemoet die door vele demonen bezeten was. Christus beval de demonen uit de man te gaan en liet ze in een kudde zwijnen gaan. De varkens stormden de steile helling af, het meer in, en verdronken.

Lukas 8:27  Toen Hij aan land gegaan was, kwam Hem een man uit de stad tegemoet, die door boze geesten bezeten was, en sinds lang had hij geen mantel meer aan en woonde niet in een huis, maar in de graven [rotsgraven, rotsspelonken]. 28  Toen hij nu Jezus zag, stiet hij een kreet uit en hij viel aan zijn voeten en sprak met luider stem: Wat hebt Gij met mij te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik smeek U, dat Gij mij niet pijnigt.

De geestenwereld, Satan en zijn demonen, kenden Jezus al toen Hij God was. Ze zijn zelfs door Hem geschapen. Natuurlijk hebben ze onder elkaar gesproken over die wonderbaarlijke geboorte van Jezus als mens. Deze demon erkende en vreesde het gezag van Jezus.

Vers 29  Want Hij gaf de onreine geest bevel van de man uit te varen. Want menigmaal had de geest hem met geweld medegesleurd, en om hem te bewaken werd hij met ketenen en voetboeien geboeid, maar hij brak de boeien stuk en werd door de geest naar eenzame streken gedreven. 30  En Jezus vroeg hem: Wat is uw naam? Hij zeide: Legioen; want vele geesten waren in hem gevaren. 31  En zij smeekten Hem, dat Hij hun niet gelasten zou in de afgrond te varen.

Het Griekse woord voor afgrond is dezelfde plaats waar Satan bij de komst van Christus gevangen gezet wordt. Er zijn al zondige engelen in deze ’afgrond’ geworpen die daar tot het oordeel moet blijven (1 Petrus 3:19-20; 2 Petrus 2:4; Judas 1:6).

Vers 32  Nu werd op de berg een talrijke kudde zwijnen gehoed; en zij smeekten Hem, dat Hij hun zou toestaan daarin te varen. En Hij stond het hun toe. 33  En de geesten voeren uit die mens en voeren in de zwijnen en de kudde stormde langs de helling het meer in en verdronk. 34  Toen de hoeders zagen wat er gebeurd was, namen zij de vlucht en berichtten het in de stad en op het land. 35  En de mensen liepen uit om te zien wat gebeurd was, en zij kwamen bij Jezus en vonden de mens, van wie de boze geesten uitgevaren waren, aan de voeten van Jezus zitten, gekleed en goed bij zijn verstand, en zij werden bevreesd. 36  En zij, die het gezien hadden, verhaalden hun, hoe de bezetene genezen was.

Wat deed de bevolking in het gebied nadat ze hoorden wat er gebeurd was en zagen dat de man die bezeten was geweest, rustig met Jezus zat te praten?

Vers 37  En de gehele bevolking van de streek der Gerasenen vroeg Hem, of Hij van hen wilde weggaan, want zij waren door grote vrees bevangen. En Hij ging in het schip en keerde terug.

De mensen waren bang voor Jezus en vroegen Hem om te vertrekken! Natuurlijk waren ze ook bang dat ze nog meer varkens zouden kwijtraken of andere schade van aardse belangen. De man bij wie de demonen waren weggegaan, vroeg Christus met aandrang bij Hem te mogen blijven. Maar Hij stuurde hem weg met de woorden: ”Ga terug naar huis en vertel alles wat God voor u heeft gedaan.” Hij ging weg en maakte overal in de stad bekend wat Jezus voor hem had gedaan. Deze man was zeer dankbaar.

Na zijn terugkeer in Kafarnaüm, ging Jezus door met zijn onderwijs en het verrichten van vele wonderen. Toen vertrok Hij naar de stad Nazaret, waar Hij was opgegroeid. Jezus sprak er op de sabbat, maar de stedelingen – eens zijn buren – namen aanstoot aan zijn onderwijs en wonderen.

Markus 6:1  En Hij vertrok vandaar en kwam in zijn vaderstad, en zijn discipelen volgden Hem. 2  En toen de sabbat aangebroken was, begon Hij te leren in de synagoge. En zeer velen van die Hem hoorden, stonden versteld en zeiden: Waar heeft Hij deze dingen vandaan en wat is dat voor een wijsheid, die Hem gegeven is? En zulke krachten, als door zijn handen geschieden?

Dit is de eerste reactie, maar dan zeiden ze:

Vers 3  Is dit niet de timmerman, de zoon van Maria, en de broeder van Jakobus en Jozef en Judas en Simon? En behoren zijn zusters hier niet bij ons? En zij namen aanstoot aan Hem. 4  En Jezus zeide tot hen: Een profeet is alleen in zijn vaderstad en onder zijn verwanten en in zijn huis ongeëerd. 5  En Hij kon daar geen enkele kracht doen; alleen genas Hij enige zieken door handoplegging. 6  En Hij verwonderde Zich over hun ongeloof. En Hij ging de omliggende dorpen rond en leerde.

Zeer weinigen geloofden in Hem. Hij kon daar geen wonderen doen, behalve dat Hij een paar zieken genas.

Jezus ging toen naar de andere dorpen en steden en sprak over het evangelie van het Koninkrijk van God. Velen luisterden en Christus verrichtte vele wonderen en genezingen onder deze mensen.

  

CHRISTUS ZOND DE TWAALF DISCIPELEN UIT

 

De discipelen waren onderwezen in de betekenis van het evangelie van het Koninkrijk en waren vertrouwd geraakt met het Werk van Christus. Ze waren nu klaar om te worden uitgezonden voor hun eerste opdracht om het evangelie te preken.

In onze tijd – de eindtijd – vervult de Gemeente van God deze opdracht. De instructie die Christus gaf aan zijn discipelen voordat ze werden uitgezonden zijn daarom ook voor ons van belang. Het helpt Gods volk om te weten hoe het Werk van God vandaag gedaan moet worden.

Laten we eens kijken welke bevoegdheden Christus hen gaf voordat de discipelen werden uitgezonden.

Mattheüs 10:1  En Hij riep zijn twaalf discipelen tot Zich en gaf hun macht over onreine geesten om die uit te drijven en om alle ziekte en alle kwaal te genezen.

De discipelen hadden niet de macht om deze werken zelf te doen. Christus, die de macht door de Vader is gegeven, gaf die aan hen. Genezing en het uitdrijven van demonen zou worden gedaan in de naam van, of op gezag van Jezus Christus. Daarom kan een dienaar van God je nu met olie zalven en bidden om genezing in de naam van Jezus. Niet de dienaar, maar God geneest!

Hoewel de mensen in de Gemeente macht van God krijgen, beslist God wanneer en hoe je daar gebruik van kunt maken. Met Gods macht kunnen we alles overwinnen, maar God bepaalt hoe en wanneer. Als een christen alle macht van God zou hebben en zelf kon beslissen hoe en wanneer die te gebruiken, zou Gods Plan anders verlopen dan nu op Gods programma staat. Christus stond het toe dat de apostel Paulus werd gemarteld, dat bijna alle eerste apostelen werden gedood, omdat ze het Werk van Christus deden. De mensheid wordt hiermee een spiegel voorgehouden en zal mede daardoor eens vol afschuw terugkijken op hun daden en begrijpen dat Gods weg de enige weg van vrede is.

God stond Paulus niet toe dat hij zichzelf genas, opdat hij nederig zou blijven. Vele andere dienaren hadden niet de gave van genezing (1 Corinthiërs 12:27-30).

Toen Christus met de voorbereiding van de oprichting van zijn Gemeente begon, was het belangrijk dat alle apostelen beschikten over grote krachten, want uit niets moest een breed fundament gelegd worden voor Gods gemeente in de komende eeuwen. Met een sterke en indrukwekkende start verzekerde God het succes van het Werk.

Wat was de boodschap die de discipelen moesten brengen?

Mattheüs 10:7  Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.

De Gemeente van God kent ook vandaag die opdracht en geeft in publicaties op haar website gedetailleerde informatie en uitleg over vele onderwerpen die verband houden met deze blijde boodschap over Gods Koninkrijk die spoedig op aarde gevestigd zal worden.

Let ook op het laatste deel van vers 8 waarin Jezus zei hoe het evangelie moet worden gepredikt.

Vers 8  … Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet.

Christus kwam om te geven en niet om te nemen van de mensen. De discipelen, die gratis onderwijs hadden gekregen van Jezus, moesten eveneens het evangelie van het Koninkrijk prediken en zieken genezen zonder daarvoor iets terug te vragen. Dit is de reden waarom ook nu en in de vorige eeuw, toen het verkondigen van het evangelie van het Koninkrijk via de tv en de drukpers financieel een kostbare aangelegenheid was, Gods ware gemeente het publiek nooit om geld heeft gevraagd. De wereldse kerken misbruiken Gods naam om gelden te kunnen incasseren en ook afsplitsingen van Gods ware gemeente gebruiken gemeenteleden als koopwaar (2 Petrus 2:1-3).

2 Petrus 2:1  Toch zijn er ook valse profeten onder het volk geweest, zoals ook onder u valse leraars zullen komen, die verderfelijke ketterijen zullen doen binnensluipen, zelfs de Heerser, die hen gekocht heeft, verloochenende en een schielijk verderf over zichzelf brengend. 2  En velen zullen hun losbandigheden navolgen, zodat door hun schuld de weg der waarheid gelasterd zal worden; 3  en zij zullen uit hebzucht met verzonnen redeneringen u als koopwaar behandelen; maar het oordeel houdt zich reeds lang met hen bezig en hun verderf sluimert niet.

Lees nu verder de verzen 11-13 van Mattheüs 10.

Mattheüs 10:11  Welke stad of welk dorp gij ook binnenkomt, onderzoekt wie het daarin waard is, en blijft daar tot uw vertrek. 12  Als gij het huis binnentreedt, geeft het de vredegroet; 13  en indien het huis het waard is, zo kome uw vrede daarover; doch indien niet, zo kere uw vrede tot u terug [dan zal uw zegenwens voor het huis zonder uitwerking blijven].

Jezus zei dat sommige mensen zouden luisteren en anderen niet.

Met deze instructies gaf Jezus ook de discipelen een waarschuwing (verzen 16-17, 22): ”Zie, Ik zend u als schapen midden onder wolven; weest dan voorzichtig als slangen en argeloos als duiven. Maar wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren aan de gerechtshoven en zij zullen u geselen in hun synagogen… En gij zult door allen gehaat worden om mijns naams wil; maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden”.

De discipelen wisten goed hoe de religieuze leiders Jezus haatten. Aangezien zij nu officieel Christus vertegenwoordigden, zouden ook de discipelen worden aangevallen. Later in hun Werk voor God, na de dood en opstanding van Christus, werden sommigen van hen gebracht voor ’raden’, of de rechter, en veroordeeld tot de doodstraf. Zoals het toen gebeurd is, zo zal het ook gebeuren met de leden van Gods gemeente in de nabije toekomst!

Na deze instructies aan de twaalf discipelen te hebben geven, stuurde Jezus hen eropuit. Ze volgden zijn opdracht op, het verkondigen van het evangelie van het Koninkrijk en genazen veel zieke mensen. Toen de discipelen terugkwamen, vertelden ze Jezus wat ze gedaan en onderwezen hadden (Markus 6:30).

  

HET WERK VAN CHRISTUS IN

PEREA, HET OVERJORDAANSE

 

Tijdens de laatste maanden van zijn drie en een half jaar Werk was Christus veel in het gebied aan de overkant van de Jordaan (Perea) ten noordoosten van de Dode Zee.

Markus 10:1  En Hij stond op en vertrok vandaar naar het gebied van Judea en het Overjordaanse, en weder kwamen de scharen bij Hem samen en weder leerde Hij hen, zoals Hij gewoon was.

Lees Lukas 13:22 tot en met Lukas 19:28.

Jezus leerde zijn discipelen verder over het Koninkrijk van God. En door zijn perfect voorbeeld en onderwijs, toonde Hij hen hoe op Gods manier te leven. Hij berispte ook ernstig de schijnheilige religieuze leiders van zijn tijd.

Het verslag van Lukas van het Werk van Christus laat zien dat Hij door verschillende steden en dorpen van Perea ging. Ook de apostel Johannes heeft daarover geschreven.

Johannes 10:40  En Hij [Jezus] vertrok weer naar de overzijde van de Jordaan [het gebied Perea], naar de plaats, waar Johannes [de Doper] de eerste maal doopte, en Hij bleef daar.

Waarvoor waarschuwden enkele Farizeeën toen Hij daar was?

Lukas 13:31  Terzelfder tijd kwamen enige Farizeeën en zeiden tot Hem: Ga heen en vertrek vanhier, want Herodes wil U doden.

De provincie Perea werd bestuurd door de tetrarch (viervorst) Herodes Antipas (de zoon van Herodes de Grote), die ook over Galilea heerste. Hij moest verantwoording afleggen aan de Romeinse gouverneur in Syrië. Het is dezelfde Herodes die eerder Johannes de Doper had laten onthoofden en nu ook Christus wilde doden

Vers 32  En Hij zeide tot hen: Gaat heen en zegt die vos: Zie, Ik drijf boze geesten uit en volbreng genezingen, heden en morgen, en op de derde dag ben ik gereed. 33  Doch Ik moet heden en morgen en de volgende dag reizen, want het gaat niet aan, dat een profeet buiten Jeruzalem omkomt.

Christus reisde later eerst naar Samaria en Galilea in het noorden om daarna te vertrekken naar het zuiden voor zijn laatste reis naar Jeruzalem (Lukas 17:11). In die tijd waren duizenden Joden op weg naar Jeruzalem voor het Pascha. Veel van deze pelgrims waren in de menigte die naar Christus luisterde.

Op weg naar Jeruzalem ging Christus nogmaals door het gebied van Perea, zoals in Mattheüs 19:1-2 staat.

Mattheüs 19:1  En het geschiedde, toen Jezus deze woorden geëindigd had, dat Hij uit Galilea vertrok, en Hij kwam over de Jordaan in het gebied van Judea. 2  En vele scharen volgden Hem en Hij genas hen aldaar.

Christus bereikte uiteindelijk Jericho (Lukas 19:1). Van daar reisde Hij naar Betanië, waarna Hij Jeruzalem binnenging.

  

CONFRONTATIE MET DE FARIZEEËN

 

Gedurende de jaren dat Christus in het openbaar het Werk van God deed, werd Hij door de schriftgeleerden en Farizeeën voortdurend beschuldigd van het overtreden van regels. Ze probeerden Hem te beschuldigen van ontrouw aan de Romeinse regering. Ze probeerden ook om Hem met geslepen bijbelse vragen in een valstrik te lokken, in de hoop dat de grote scharen mensen Hem niet meer zouden volgen.

Aanvankelijk vermeed Christus meestal de openlijke confrontatie met de schriftgeleerden en Farizeeën. Hij reageerde vaak op hun sluwe vragen door een wedervraag te stellen waarop Hij geen antwoord kreeg.

Later werden de confrontaties met de schriftgeleerden en Farizeeën directer. Op tal van gelegenheden veroordeelde Hij hun hypocrisie en bedrog. Hij gaf vaak hun gedrag als een contrast tegenover de manier waarop ware christenen moeten leven.

Een dergelijke confrontatie staat in Lukas 14:1-24. Bij deze gelegenheid was Christus uitgenodigd in het huis van een van de leiders van de Farizeeën om te dineren op de sabbat. De Farizeeën sloegen Hem nauwlettend gade op zoek naar een reden om Hem te kunnen bekritiseren en veroordelen.

Bij zijn aankomst ontmoette Christus een man die leed aan oedeem of waterzucht (een zwelling van weefsels als gevolg van overtollig vocht). Christus kende goed de strenge regels en voorschriften van de Farizeeën over wat wel en niet mag op de sabbat. Volgens hun wet was genezen van iemand op de sabbatdag schending van de sabbat. Maar deze regels komen niet overeen met Gods bedoeling van de sabbat.

Jezus vroeg aan de wetgeleerden en de Farizeeën: ”Is het toegestaan hem op sabbat te genezen of niet?” Maar ze zwegen. Hij pakte de man bij de hand en genas hem.

En tegen de Farizeeën en wetgeleerden zei Hij: ”Als uw ezel of uw os in een put valt, dan haalt u hem er toch meteen uit, ook al is het sabbat?” Omdat Hij wist dat dit volgens hun wet toegestaan was, toonde Hij hoe huichelachtig het is om de genezing van een mens op de sabbat te veroordelen.

Wat was het antwoord van hen?

Lukas 14:6  En zij waren niet in staat iets daartegen in te brengen.

Voordat het diner begon, zag Christus dat de Farizeeën de beste plaatsen voor zichzelf uitkozen. Ze wilden anderen laten zien hoe belangrijk ze waren. Dat is een vorm van zelfverheerlijking. Christus wees hen terecht door een gelijkenis te vertellen en wat ze hadden moeten doen.

Lukas 14:7  Hij sprak tot de genodigden een gelijkenis, omdat Hij bemerkte, hoe zij de eerste plaatsen uitkozen, en zeide tot hen: 8  Wanneer gij door iemand op een bruiloft genodigd zijt, ga dan niet op de eerste plaats aanliggen. Misschien is er iemand, voornamer dan gij, door hem genodigd; 9  en dan zou hij, die u en hem genodigd heeft, komen en tot u zeggen: Maak plaats voor deze, en dan zoudt gij tot uw schande de laatste plaats moeten gaan innemen. 10  Maar wanneer gij genodigd zijt, ga dan, als gij erheen gaat, op de laatste plaats aanliggen. Dan zal misschien hij, die u genodigd heeft, wanneer hij binnenkomt, tot u zeggen: Vriend, kom meer naar voren. Dan zal dat u tot eer zijn tegenover allen, die met u aanliggen.

Wat was de conclusie van deze parabel van Christus, die ook voor ons van toepassing is?

Vers 11  Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.

Christus toonde dat niemand naar een leidende positie moet streven om daarmee eer te behalen. We moeten niet naar voren treden om belangrijk te willen zijn. Daarentegen moeten we elke verantwoordelijkheid die we hebben gekregen nederig aanvaarden en onze uiterste best doen om die te vervullen. God zal ons ter bestemder tijd de eer geven die ons toekomt.

  

AANZIEN DES PERSOONS

 

Christus wist dat de Farizeeën graag omgingen met voorname mensen. Hij legde uit dat hun enige beloning daarvoor de tijdelijke bewondering van mensen zou zijn. Maar degenen die bevriend zijn met de armen en gehandicapten zullen beloond worden door God in de opstanding der rechtvaardigen.

Lukas 14:12  Hij zeide ook tot die Hem genodigd had: Wanneer gij een middagmaaltijd of avondmaaltijd aanricht, roep dan niet uw vrienden of uw broeders of uw verwanten of uw rijke buren; die zouden immers op hun beurt u ook kunnen uitnodigen en gij zoudt terugbetaling ontvangen. 13  Maar wanneer gij een gastmaal aanricht, nodig dan bedelaars, misvormden, lammen en blinden. 14  En gij zult zalig zijn, omdat zij niets hebben om u terug te betalen. Want het zal u terugbetaald worden bij de opstanding der rechtvaardigen.

In tegenstelling tot de Farizeeën oordeelt God zonder aanzien des persoons. Hij beoordeelt de mensen niet op hun uiterlijk en hun manier van spreken of het dragen van de laatste mode. Let op wat God zegt in 1 Petrus 1:17.

1 Petrus 1:17  En indien gij Hem als Vader aanroept, die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandelt dan in vreze de tijd uwer vreemdelingschap.

  

DE GROTE FEESTMAALTIJD

 

Toen iemand van de disgenoten dat hoorde, zei hij tegen Christus: ”Zalig wie brood eten zal in het Koninkrijk Gods.”

Christus reageerde met een gelijkenis over hen die in het Koninkrijk van God zullen zijn. Hij vertelde over een rijke man die een groot feestmaal georganiseerd had en daarvoor veel gasten uitgenodigd. Toen de tijd aangebroken was voor de maaltijd, hadden allen die uitgenodigd waren excuses waarom zij niet konden komen. De rijke man werd boos. Hij nodigde toen de armen en mensen met gebreken, zoals kreupelen, blinden en verlamden uit om deel te nemen aan zijn grote feestmaal (Lukas 14:16-24).

Christus leerde dat veel mensen niet op de roeping van zijn Vader reageren zullen. Gods waarheid zal hen worden voorgehouden, maar ze zullen niet reageren, omdat hun aandacht, zorgen en genoegens helemaal gericht zijn op het vergankelijke leven dat ze nu leiden in deze wereld.

Algemeen wordt toch verondersteld dat mensen met een uiterlijk religieus vertoon, vooral hun leiders, in het Koninkrijk van God zullen komen, zoals de Farizeeën. Maar vanwege hun hypocrisie en eigengerechtigheid, gaan hun plaatsen naar de mensen die geminacht worden. Mensen die Gods roeping serieus nemen en Hem gehoorzamen, zullen de heilige geest ontvangen en Gods Koninkrijk binnengaan.

  

DE BETEKENIS VAN EEN BEKEERDE ZONDAAR

 

De schriftgeleerden en Farizeeën bekritiseerden Christus vaak omdat Hij sprak met tollenaars en zondaars.

Tollenaars stonden bekend om hun oneerlijkheid in het innen van belastingen voor de Romeinse overheid. Ze inden vaak meer belastingen dan was vereist, om een deel voor zichzelf te houden. Tollenaars hadden een slechte reputatie en werden beschouwd als verloren zondaren van de samenleving. Daarom wilden de schriftgeleerden en Farizeeën niet gezien worden met hen. Het is waar dat tollenaars zondaren waren, maar wat vindt God van de schriftgeleerden en Farizeeën?

Vaak wordt het beeld geschetst dat Jezus veelvuldig omging met tollenaars, prostituees en criminelen. Maar Christus keurt elk zondig gedrag af zonder aanziens des persoons. Als een tollenaar of andere zondaar bij Hem kwam om naar Hem te luisteren, waren ze even welkom als alle andere mensen. En alle mensen hebben gezondigd zegt de Bijbel.

Lukas 15:1  Al de tollenaars nu en de zondaars plachten tot Hem te komen om naar Hem te horen.

Toen de schriftgeleerden en Farizeeën zagen dat Christus met de tollenaars en zondaars sprak, hadden ze kritiek op Hem. Met een houding van zogenaamde rechtvaardigheid zeiden ze: ”Deze ontvangt zondaars en eet met hen” (Lukas 15:2). Christus reageerde op hun kritiek door drie gelijkenissen te vertellen.

Alvorens deze gelijkenissen te bekijken, gaan we kort herhalen waarom Christus vaak sprak in gelijkenissen die de massa mensen en ook de schriftgeleerden en Farizeeën niet begrepen.

Mattheüs 13:10  En de discipelen kwamen en zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen? 11  Hij antwoordde hun en zeide: Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat niet gegeven. 12  Want wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. 13  Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen. 14  En aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken; 15  want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen, en met hun oren niet horen, en met hun hart niet verstaan en zich bekeren, en Ik hen zou genezen. 16  Maar uw ogen zijn zalig, omdat zij zien en uw oren, omdat zij horen.

Christus sprak in gelijkenissen om de werkelijke zin van belangrijke waarheden te verbergen voor de massa's – niet om te verduidelijken, zoals veel mensen ten onrechte geloven. Maar Christus legde de betekenis van de gelijkenissen wel aan zijn discipelen uit.

In Lukas 15:1-32 gaf Christus drie gelijkenissen, waarin Hij duidelijk maakt hoe belangrijk Hij het vindt als slechts één zondaar zich bekeert en God gaat gehoorzamen. Hij vergelijkt eerst de bekering van een zondaar met een herder die een verloren schaap zoekt. Hoewel negenennegentig schapen veilig zijn, zoekt de herder nog naar die ene die verdwaald is. Toen hij het verloren schaap gevonden had, was hij heel blij.

De volgende gelijkenis gaat over een vrouw die tien zilveren munten had en één ervan verloor. Zou ze niet een lamp aansteken en overal zoeken en het hele huis aanvegen tot ze de munt heeft gevonden? Ze zou haar vriendinnen en buurvrouwen bij elkaar roepen en zeggen: ”Zijn jullie ook niet blij dat ik de zilveren munt die ik kwijt was, weer heb gevonden?”

Lukas 15:10  Alzo is er, zeg Ik u, blijdschap bij de engelen Gods over één zondaar, die zich bekeert.

  

DE VERLOREN ZOON

 

Om de vreugde over de bekering van een zondaar nog verder te illustreren vertelde Christus een derde gelijkenis. Deze parabel die bekend staat als ’gelijkenis van de verloren zoon’ staat in Lukas 15:11-32. Christus vertelde over een man die twee zonen had. De jongste zoon vroeg zijn deel van de erfenis en vertrok naar een ver land. Daar leidde hij een losbandig leven en verkwistte al zijn geld en geraakte in vreselijke armoede.

Hij vond werk als hoeder van varkens. Hij leed erge honger en had graag zijn maag gevuld met het voer van de varkens, maar niemand gaf het hem. Toen kwam hij tot bezinning en keerde terug naar huis. Hij zei tegen zijn vader, die erg met hem te doen had: ”Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten” (vers 21).

De vader werd ontroerd door zijn zoons nederigheid en bekering. Hij verwelkomde hem met een feestelijke thuiskomst. De oudere broer die getrouw heeft gediend in zijn vaders bedrijf kon niet begrijpen waarom zijn broer een dergelijk onthaal kreeg.

Zijn vader zei tegen hem: ”Kind, gij zijt altijd bij mij en al het mijne is het uwe. Wij moesten feestvieren en vrolijk zijn, want uw broeder hier was dood en is levend geworden, hij was verloren en is gevonden” (verzen 31-32).

In deze gelijkenis vergeleek Christus de houding van God tegenover een berouwvolle zondaar met de houding van de Farizeeën. De Farizeeën verwierpen volledig de mensen die zij als minderwaardig beschouwden, waaronder berouwvolle zondaars. Maar God aanvaardt hen die zich van hun zonden bekeren en Hem gaan gehoorzamen. Hij heeft grote vreugde over de bekering van zelfs maar één zondaar!

  

MEN KAN GEEN TWEE HEREN DIENEN

 

Christus leerde vervolgens zijn discipelen dat het onmogelijk is God volledig te dienen en tegelijkertijd je hart verpanden aan geld verdienen. Christus zei:

Lukas 16:13  Geen slaaf kan twee heren dienen, want hij zal of de ene haten en de andere liefhebben, of zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen en Mammon [geld].

De Farizeeën, die geldzuchtig waren, hoorden dit alles aan en ze haalden honend hun neus voor Hem op.

Maar Jezus wees hen terecht door te zeggen dat ze met hun vrome houding bij de mensen altijd voor rechtvaardig willen doorgaan, maar dat God hun hart kent. Hoewel die huichelarij bij de mensen in hoog aanzien kan staan, is het een gruwel in de ogen van God.

Lukas 16:14  Dit alles hoorden de Farizeeën, die geldzuchtig waren, en zij hoonden Hem. 15  En Hij zeide tot hen: Gij zijt het, die voor rechtvaardig wilt doorgaan voor de mensen, maar God kent uw harten. Want wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God.

Ook tegenwoordig worden welgestelde mensen vaak gerespecteerd vanwege hun rijkdom. Maar God respecteert hen niet als zij die rijkdom op een oneerlijke manier verwerven. Op allerlei manieren wordt het achtste gebod van de Tien Geboden overtreden: gij zult niet stelen.

  

LAZARUS EN DE RIJKE MAN

 

Christus vertelde de Farizeeën vervolgens een gelijkenis die verkeerd begrepen wordt door veel mensen die geloven dat we naar de hemel of de hel gaan wanneer wij sterven. De gelijkenis gaat over een rijke man die in luxe en weelde leefde en de arme bedelaar Lazarus, die onder de zweren zat. Er kwam een dag dat zowel de rijke man als de bedelaar stierven (Lukas 16:19-22).

In deze beschrijving wordt Lazarus naar Abrahams schoot gebracht (andere vertalingen: boezem) – dat wil zeggen, in hechte vriendschap met Abraham. Veel mensen geloven dat dit betekent dat Lazarus naar de hemel ging. Echter, zoals andere schriftgedeelten bevestigen, verwijst dit naar de tijd wanneer zowel Lazarus als Abraham, samen met ware christenen, tot eeuwig leven opgewekt zullen worden in de eerste opstanding. Dit zal zijn bij de terugkomst van Jezus Christus, wanneer Hij het Koninkrijk van God op aarde zal vestigen.

Vervolgens wordt de rijke man beschreven in een staat van kwelling. Nogmaals, mensen begrijpen dit vaak verkeerd en denken dat de rijke man in een eeuwig brandende hel wordt gekweld. Maar dit kan niet waar zijn, aangezien de Bijbel duidelijk aantoont dat er geen eeuwig brandende hel is. Wat betekent dit dan?

In sommige vertalingen van de Bijbel staat in Lukas 16:23 het woord ’hel’ (in de NBG-vertaling ’dodenrijk’) dat komt van het Griekse woord hades, dat ’graf’ betekent – een begraafplaats in de grond. De rijke man is herrezen uit zijn graf tot fysiek leven, niet in het Koninkrijk van God zoals Lazarus, maar om te worden verbrand in de poel des vuurs. In deze bijzondere opstanding, die na de duizendjarige heerschappij van Jezus Christus plaatsvindt, zullen al degenen zijn die hebben geweigerd om God te gehoorzamen. Zij zullen worden geworpen in de poel des vuurs om verbrand te worden. Ze zullen altijd dood blijven!

De kwelling van de rijke man doet hem beseffen dat hij in de poel of zee van vuur is geworpen omdat hij weigerde om zich te bekeren van zijn zonden en te leven volgens Gods manier. Hij heeft zijn beloning ontvangen in de materiële dingen die hij zocht, verlangde en verwierf tijdens zijn sterfelijke leven.

De gelijkenis laat een grote kloof zien tussen degenen die zullen worden opgewekt tot onsterfelijkheid, zoals vertegenwoordigd door Lazarus en degenen die zullen worden opgewekt om te worden geworpen in de poel des vuurs, zoals vertegenwoordigd door de rijke man (Lukas 16:26). Deze grote kloof is onoverkomelijk.

Deze kloof (de symbolische scheiding) die voorkomt dat de goddelozen ontsnappen uit de dood in de poel des vuurs en ook voorkomt dat de rechtvaardigen verbrand worden, blijft altijd bestaan. Degenen die onsterfelijk zijn gemaakt kunnen nooit sterven omdat zij geboren zijn uit God en daarom samengesteld uit geest. Maar mensen die zijn opgestaan en weer mensen zijn van vlees en bloed, zijn niet uit God geboren en kunnen worden verbrand door vuur. De rijke man, die sterfelijk is, zal verbranden en de tweede dood sterven.

Toen hij zich ten slotte realiseerde dat hij verdoemd was en dat deze grote kloof bestaat, smeekte de rijke man Abraham om Lazarus naar zijn vijf broers te sturen om ze te waarschuwen, opdat hen dit verschrikkelijke lijden bespaard zou worden. Abraham antwoordde dat ze de geschriften van Mozes en de profeten hadden. De rijke man begreep dat zij niet zouden luisteren naar deze geschriften. Maar als iemand uit de dood naar zijn broers zou gaan, zouden zij zich bekeren.

Abraham antwoordde dat als ze niet naar Mozes en de profeten luisteren, ze zich ook niet zullen laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat (Lukas 16:27-31).

Christus onderwees verschillende lessen met deze gelijkenis. Ten eerste onderwees Hij een opstanding uit de doden. Ten tweede illustreerde Hij de tweede dood in de poel des vuurs die de goddelozen volledig zal vernietigen. En ten derde toonde Hij aan dat als de schriftgeleerden en Farizeeën, of ieder ander, weigeren de Bijbel te gehoorzamen, ze geen hoop hebben op redding!

U zou ook nog de publicatie van de Gemeente van God ’LAZARUS en de RIJKE MAN’ kunnen lezen.

  

TIEN MELAATSEN GENEZEN

 

Tijdens de laatste maanden van het Werk van Christus vonden er twee aangrijpende genezingen plaats. Deze genezingen verhardden de houding van de schriftgeleerden en Farizeeën tegenover Christus nog meer.

Toen op zijn reis naar Jeruzalem Jezus een dorp binnenging, kwamen tien melaatsen Hem tegemoet. Ze bleven op een afstand staan en riepen: ”Jezus, Meester, heb medelijden met ons!” (Lukas 17:13.)

De ziekte melaatsheid of lepra komt vaak voor in het Oude en Nieuwe Testament. De ziekte tast de huid (botten kunnen bloot komen te liggen) of de zenuwen aan, die verlamd raken zodat de zieke ten slotte gevoelloos wordt. Vaak wordt de zieke gekweld door hevige jeuk over het hele lichaam. De melaatse was van de samenleving uitgesloten en woonde geïsoleerd.

Het was geen wonder dat deze tien melaatsen, die van Christus' genezende kracht hadden gehoord, om hulp riepen.

Christus zag hen aan en zei: ”Ga naar de priesters om u te laten zien”. Dit was een eis van de wet die God door Mozes had gegeven. Die wet zei dat als iemand meende dat hij genezen was van melaatsheid, hij zich moest laten zien aan de priester die zou bepalen of hij wel of niet genezen was (Leviticus 14:1-3).

De melaatsen deden zoals Christus had gezegd en gingen op weg naar de priesters. Terwijl ze gingen, verdween hun melaatsheid. Slechts één van de tien keerde terug naar Christus om Hem te bedanken voor de genezing.

Lukas 17:15  En één van hen keerde terug, toen hij zag, dat hij genezen was, met luider stem God verheerlijkende, 16  en hij wierp zich op zijn aangezicht voor zijn voeten om Hem te danken. En dit was een Samaritaan. 17  En Jezus antwoordde en zeide: Zijn niet alle tien rein geworden? Waar zijn de negen anderen? 18  Waren er dan geen anderen om terug te keren en God eer te geven, dan deze vreemdeling? 19  En Hij zeide tot hem: Sta op, ga heen, uw geloof heeft u behouden.

Een belangrijke les die we hier uit kunnen trekken is dat we onze zegeningen nooit als vanzelfsprekend moeten zien, zoals de negen melaatsen die werden genezen. Evenals de man die terugkeerde naar Christus, moeten wij altijd onze dankbaarheid tonen voor de zegeningen die we ontvangen. Ga voor je zelf eens na welke zegeningen je hebt ontvangen.

Toen Jezus in de buurt van Jericho kwam, zat er langs de weg een blinde te bedelen. Zijn naam was Bartimeüs (Lukas 18:35; Markus 10:46). Toen de blinde een menigte voorbij hoorde komen, vroeg hij wat er gaande was. Ze zeiden dat Jezus uit Nazaret voorbij komt. Daarop riep de blinde: ”Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!” Degenen die voorop liepen, vermaanden hem dat hij moest zwijgen, maar hij schreeuwde des te harder: ”Zoon van David, heb medelijden met mij!”

Jezus bleef staan en liet de blinde bij zich komen. Toen deze voor Hem stond, vroeg Hij hem: ”Wat wilt u dat Ik voor u doe?” De blinde antwoordde: ”Heer, zorg dat ik weer kan zien.” Jezus zei: ”Zie weer! Uw geloof heeft u gered.” Onmiddellijk kon hij weer zien en hij volgde Jezus terwijl hij God loofde. Alle mensen die getuige waren geweest van dit voorval brachten hulde aan God (Lukas 18:36-43).

  

DE ZEGENING VAN KLEINE KINDEREN

 

In Lukas 18:15-17 en Markus 10:13-16 staat een verslag van Christus die kleine kinderen zegent. De mensen probeerden kleine kinderen bij Hem te brengen om ze door Hem te laten aanraken, maar de discipelen berispten hen. Toen Jezus dat zag, nam Hij het hun kwalijk en zei tegen hen: ”Laat de kinderen tot Mij komen en verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods. Voorwaar, Ik zeg u: Wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het voorzeker niet binnengaan.”

Christus vergeleek degenen die het Koninkrijk van God binnengaan met kleine kinderen. Hij zei dat men een nederige en kinderlijk onschuldige houding moet hebben om het Koninkrijk van God binnen te kunnen gaan. Jonge kinderen zijn bovendien goed te onderwijzen. Christus wil dat zijn mensen een dergelijke houding ontwikkelen en open staan voor correcties. Meestal ontwikkelen de meeste mensen vanaf hun kindertijd een ego die zich nauwelijks iets laat gezeggen.

Na deze belangrijke les, zegent Christus de jonge kinderen. Hij nam ze in zijn armen, legde hen zijn handen op en bad voor hen.

Ook in onze tijd volgen we dit voorbeeld van Christus. De dienaren van God vragen God om bescherming en zegeningen gedurende de jaren dat de kinderen opgroeien.

  

DE ROEPING VAN ZACHEÜS

 

Jezus ging Jericho in en trok door de stad. Tussen de menigte was Zacheüs, een rijke hoofdtollenaar (hoofd van de belastinginners) en hij was rijk. Hij wilde Jezus zien, om te weten te komen wat voor iemand het was, maar dat lukte hem niet vanwege de menigte, want hij was klein van stuk. Daarom liep hij snel vooruit en klom in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer Hij voorbijkwam.

Lukas 19:4  En hij liep hard vooruit en klom in een wilde vijgeboom om Hem te zien, want Hij zou daarlangs komen. 5  En toen Jezus bij die plaats kwam, keek Hij naar boven en zeide tot hem: Zacheüs, kom vlug naar beneden, want heden moet Ik in uw huis vertoeven.

De schriftgeleerden en Farizeeën verweten Jezus weer dat Hij te gast was bij een tollenaar die ze verachtten. Zie wat ze zeiden in vers 7. ”En toen zij het zagen, morden zij allen en zeiden: Hij is bij een zondig man binnengegaan om zijn intrek te nemen.”

Maar Zacheüs heeft zich van zijn zonden bekeerd en zijn bekering ook daadwerkelijk getoond door zich bereid te verklaren het geld dat hij ten onrechte had genomen van mensen, viervoudig te vergoeden en de helft van zijn rijkdom aan de armen te geven. Hij wilde van niemand meer profiteren.

Christus zei dat de berouwvolle houding van Zacheüs het hem mogelijk maakt om het Koninkrijk van God binnen te gaan.

  

DE ENGE POORT

 

Christus wist dat de tijd van de opleiding van de discipelen ten einde liep. De laatste maanden van zijn Werk leerde Hij hen voortdurend over het Koninkrijk van God. Hij legde ook uit hoe belangrijk het voor hen was dat hun eigen houding God behaagt.

Er werd Christus eens gevraagd of er maar weinigen behouden worden. Hij zei:

Lukas 13:24  Strijdt om in te gaan door de enge poort, want velen, zeg Ik u, zullen trachten in te gaan, doch het niet kunnen.

Christus leerde dat de weg naar eeuwig leven niet gemakkelijk is. Veel mensen zullen het onderwijs van Christus horen en geloven dat dat alles is wat ze moeten doen om het Koninkrijk van God binnen te gaan.

Vers 25  Van het ogenblik af, dat de heer des huizes is opgestaan en de deur gesloten heeft, zult gij beginnen buiten te staan en aan de deur te kloppen zeggende: Here, doe ons open, en Hij zal antwoorden en tot u zeggen: Ik weet niet, vanwaar gij zijt. 26  Dan zult gij beginnen te zeggen: Wij hebben voor uw ogen gegeten en gedronken en in onze straten hebt Gij geleerd. 27  En Hij zal tot u spreken, zeggende: Ik weet niet, vanwaar gij zijt; gaat weg van Mij, alle gij werkers der ongerechtigheid. 28  Daar zal het geween zijn en het tandengeknars, wanneer gij Abraham en Isaäk en Jakob zult zien en al de profeten in het Koninkrijk Gods, maar uzelf buitengeworpen.

Maar Christus waarschuwde de discipelen dat enkel het luisteren naar wat Hij onderwees niet voldoende is. Wanneer iemand door God geroepen is, zich heeft bekeerd en zich heeft laten dopen, moet hij streven, met de hulp van Gods heilige geest, om voor de rest van zijn leven te leven op de manier zoals Christus heeft onderwezen.

Soms is het moeilijk om de invloed te weerstaan van degenen die willen dat wij ons niet zullen houden aan Gods wetten. Er zijn allerlei bezigheden en activiteiten op het werk, met sport, op school, met vrienden waarbij beslissingen moeten worden genomen om niet mee te doen. En ook zaken als roken, zweren, stelen, vulgair taalgebruik, roddelen, respectloosheid, enz. moeten we verre van ons houden. Verder kan de behoefte aan aanzien of status in de wereld een valkuil zijn.

De meeste mensen houden geen rekening met Gods wetten en gaan over een zeer brede weg. Er zijn maar weinig mensen die zich aan Gods normen en waarden willen houden. Vandaar dat Christus sprak over een smalle poort.

Het vereist moed en inspanning om te staan voor wat juist is. Maar Christus beloont degenen die er naar streven te doen wat goed en welgevallig is in zijn ogen!

  

DE KOSTEN BEREKENEN

 

Grote mensenmenigten trokken met Jezus mee. Hij keerde zich om en zei tegen hen:

Lukas 14:26  Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn.

D.w.z. het gedrag of het leven (levenswijze) van andere gezinsleden haat, zoals in dit vers ook ”eigen leven” staat, want een christen haat andere mensen niet.

Mattheüs 5:44  Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen.

Christus leert dat we, om Hem te volgen, God en gehoorzaamheid aan zijn geboden boven alles moeten stellen, ook boven de familiebanden en ons eigen leven. In vergelijking met de liefde die mensen voor hun gezinnen hebben, moet de liefde voor Christus en zijn leer veel groter zijn. Als de andere gezinsleden geen deel uitmaken van Gods Gezin, kiezen we altijd eerst voor God, maar als de andere gezinsleden wél deel uitmaken van Gods Gezin is dit niet aan de orde, want een keuze voor God is immers ook een keuze voor hen, voor het Gezin van God.

Jezus legde verder uit dat zij die Hem willen volgen eerst zorgvuldig de kosten moeten berekenen. Om dit te illustreren stelde Hij een vraag.

Lukas 14:28  Want wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder om de kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen?

Als iemand begint met de bouw van een toren, maar niet de kosten heeft berekend, zou het kunnen dat hij de toren niet kan afbouwen (verzen 29-30).

Verder vroeg Jezus welke koning die erop uittrekt om met een andere koning oorlog te voeren, zal niet eerst bij zichzelf te rade gaan of hij wel met tienduizend man kan optrekken tegen iemand die met twintigduizend man tegen hem oprukt? Als hij dat niet kan, stuurt hij eerst, wanneer de troepen nog ver van elkaar verwijderd zijn, een gezant om naar de voorwaarden voor vrede te vragen (verzen 31-32).

Christus gaf deze voorbeelden om duidelijk te maken dat als iemand Hem wil volgen, hij bereid moet zijn alles op te geven wat niet samengaat met Gods normen. Hij moet beslissen of hij bereid is tot onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan God voor de rest van zijn leven.

In Lukas 14:34-35 zegt Jezus dat als zout zijn kracht verliest, het nutteloos wordt. Op dezelfde manier kan een christen die niet volhardt, de beproevingen niet overwint, de aantrekkingskracht van de wereld niet overwint, falen.

Dit beginsel is van toepassing op elk aspect van ons leven. Voordat we ergens aan beginnen, moeten we ervoor zorgen dat we volledig begrijpen wat er voor nodig is om het project met succes te voltooien. Zodra we ons ertoe verplicht hebben, moeten we het project volledig uitvoeren en afmaken.

  

EEN ONNUTTE DIENSTKNECHT

 

Lukas 17:7  Wie van u zal tot zijn slaaf, die voor hem ploegt of het vee hoedt, als hij van het land thuiskomt, zeggen: Kom terstond hier aan tafel? 8  Zal hij niet veeleer tot hem zeggen: Maak mijn maaltijd gereed, schort uw kleren op en bedien mij, tot ik klaar ben met eten en drinken, en daarna kunt gij eten en drinken? 9  Zal hij de slaaf soms danken, omdat hij deed wat hem bevolen was?

Christus leerde zijn discipelen wat het betekent om een nuttige dienstknecht te zijn. Hij vroeg hen of een dienstknecht die alleen doet waarvoor hij betaald wordt, speciale dank verdient. Degenen die alleen doen wat van hen gevraagd wordt, zijn niet rendabel. Christus noemt hen zelfs ”onnutte slaven”.

Vers 10  Zo moet ook gij, nadat gij alles gedaan hebt wat u bevolen is, zeggen: Wij zijn onnutte slaven; wij hebben slechts gedaan, wat wij moesten doen.

Wanneer we een opdracht krijgen, moeten we daarvoor altijd ons uiterste best doen. We moeten proberen meer te doen dan van ons verwacht wordt. Dit maakt ons voor onze leraren, ouders en werkgevers extra waardevol. We moeten dus geen nutteloze dienstknecht van God willen zijn.

  

DE VASTHOUDENDE WEDUWE

 

Om zijn discipelen duidelijk te maken dat ze moesten blijven bidden, dat ze nooit moesten verslappen of opgeven en het geloof nooit moesten verliezen, vertelde Jezus hun een gelijkenis over een vasthoudende weduwe. De weduwe bleef voortdurend een onrechtvaardige rechter vragen om haar recht te verschaffen tegenover een tegenstander die haar onrecht had aangedaan. Geruime tijd weigerde de rechter. Maar omdat ze maar bleef aanhouden verschafte hij haar uiteindelijk recht (Lukas 18:1-8).

Met deze gelijkenis toonde Christus de discipelen hoeveel meer God, die rechtvaardig is, de herhaalde gebeden van zijn mensen die dag en nacht tot Hem roepen om recht, zal verhoren. Hij zal hen niet negeren zoals de onrechtvaardige rechter probeerde te doen.

Christus vroeg vervolgens zijn discipelen of Hij zo'n geloof onder zijn volk zou vinden als Hij weer naar de aarde terugkeert.

Lukas 18:7  Zal God dan zijn uitverkorenen geen recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen wachten? 8  Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?

Dit is een uitdaging voor ons vandaag. Zullen wij, die in de dagen voorafgaand aan de terugkeer van Christus leven, hetzelfde geloof in Hem hebben als de apostelen die met Hem spraken en wandelden?

  

DE FARIZEEËR EN DE TOLLENAAR

 

Met het oog op sommigen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten, vertelde Christus de volgende gelijkenis.

Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een Farizeeër en de ander een tollenaar. De Farizeeër stond rechtop te bidden.

Lukas 18:11  De Farizeeër stond en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet zo ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar; 12  ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van al mijn inkomsten.

De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich op de borst en zei: ”O God, wees mij, zondaar, genadig!” (vers 13.)

Jezus zei dat de tollenaar vergeving van God had ontvangen toen hij naar huis ging. Maar die Farizeeër niet! Want wie erop uit is meer eer te krijgen dan hem toekomt, zal worden vernederd. Maar wie nederig is, zijn fouten en tekortkomingen erkent, zal eer ontvangen.

Vers 14  Ik zeg u: Deze keerde, in tegenstelling met de ander, gerechtvaardigd naar huis terug. Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, doch wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.

We hebben slechts een klein deel van het onderwijs van Christus behandeld. We moeten ons best doen de lessen toe te passen in ons leven.

We hebben gezien hoe Christus zijn ’Team’ – de Gemeente – opvoedt. We hebben het gehad over de regels van het leven (zoals er regels zijn in de sport), de ’strategieën’ die Jezus Christus heeft gegeven die nodig zijn voor geestelijk succes!

We hebben aanwijzingen gekregen hoe we communiceren met God door het gebed. Het belang van samenwerken (teamgeest) is uitgelegd, de wederzijdse steun en aanmoediging in Gods Team om succesvol te zijn.

We hebben gezien hoe je misleiding kunt herkennen en wat uiteindelijk zal falen. We moeten bij de les blijven om te slagen, zoals je in een sportwedstrijd je voortdurend moet concentreren op het spel om te winnen. Materiële zaken hebben natuurlijk wel onze aandacht nodig, maar onze tijd en inspanningen behoren elke dag in de eerste plaats gericht te zijn op het geestelijke doel van Gods Plan met de mensheid en in het bijzonder met het Gezin van God.

De wereld probeert op sluwe en meedogenloze wijze de geroepenen van God uit te schakelen, zoals de Farizeeën Jezus vals beschuldigden.

Jezus maakte duidelijk wie zijn geestelijke familie is en geeft over het Koninkrijk gelijkenissen. Die worden niet gegeven om voor de mensen het evangelie te verduidelijken, zoals misleide valse christenen menen, maar om te verbergen. Alleen de discipelen krijgen uitleg. En voor hen zijn de gelijkenissen belangrijke lessen voor hun eigen leven en voor de Gemeente en voor het verkondigen van het Koninkrijk van God.

Het onderwijs van Christus maakt duidelijk dat de enige juiste levenswijze, zoals God ons leert, over een smalle weg gaat. Het vereist een karakter dat boven wereldse gewoonten en genoegens staat. God moet elke dag opnieuw bovenaan onze prioriteitenlijst staan.

Christus verricht grote wonderen waardoor grote menigten mensen zeer veel ontzag krijgen. Dit maakt een sterke start van Gods gemeente mogelijk. Ook de twaalf eerste discipelen zijn hierdoor gesterkt en getraind en worden er voor het eerst op uitgezonden om het evangelie van het Koninkrijk te verkondigen. Met diezelfde opdracht gaan wij in onze tijd voort.

 

 

De laatste weken van

Jezus als mens op aarde

  

De gebeurtenissen tijdens de laatste weken van het leven van Christus in de lente van 30 n.Chr. zijn uiterst belangrijk geweest, zoals zijn laatste toespraken in het openbaar en de vele belangrijke principes die Hij nog aan zijn discipelen onderwees. Verder de confrontaties met de religieuze leiders die leidden tot de arrestatie van Jezus, zijn illegale proces en kruisiging.

  

DE OPWEKKING VAN LAZARUS

 

Christus verrichtte een spectaculair wonder in Betanië, een dorp een paar kilometer ten oosten van Jeruzalem achter de Olijfberg aan de weg naar Jericho. Het verslag van dit wonder staat in Johannes 11:1-44.

Lazarus, een goede vriend van Jezus, woonde met zijn zussen, Maria en Marta in Betanië. Maria is degene die later Jezus' voeten zalfde met een kostbare zalf (Johannes 11:2, 12:3), kort voor zijn proces en de kruisiging.

Lazarus werd ernstig ziek en lag op sterven. Zijn twee zussen stuurden een bericht over zijn ziekte naar Christus. Hoewel Jezus veel van Marta, Maria en Lazarus hield, maakte Hij geen aanstalten naar hen toe te gaan.

Johannes 11:4  Toen Jezus het hoorde, zeide Hij: Deze ziekte is niet ten dode, maar ter ere Gods, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt worde.

Toen er twee dagen voorbij gegaan waren, zei Jezus dat ze weer naar Judea zouden gaan, waar ook Betanië ligt. Zijn discipelen schrokken. Ze waren bang voor wat er zou kunnen gebeuren wanneer Jezus daarheen zou gaan.

Johannes 11:8  De discipelen zeiden tot Hem: Rabbi, onlangs trachtten de Joden U te stenigen en gaat Gij weder daarheen?

De discipelen wisten dat de religieuze leiders Christus wilden doden. Hij had de schriftgeleerden en Farizeeën publiekelijk vele malen terechtgewezen en te schande gezet om hun huichelachtigheid en schijnheiligheid.

Jezus zei dat ze zich maar geen zorgen moesten maken. Vervolgens vertelde Hij hen dat hun vriend Lazarus sliep en dat Hij Hem wakker zou maken. De discipelen waren blij om dit te horen. Ze dachten dat Hij bedoelde dat Lazarus herstellende was van zijn ziekte en de rust van de slaap hem goed deed. Toen zei Jezus hen duidelijk dat Lazarus dood was!

Op veel plaatsen in het Nieuwe Testament wordt de dood voorgesteld als slaap, in afwachting van een opstanding. Lees wat de apostel Paulus schreef met betrekking tot de dood in Christus:

1 Thessalonicen 4:13  Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere [mensen], die geen hoop hebben. 14  Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem.

Het woord ’ontslapen’ is een vertaling van een Grieks woord dat ’slapen’ betekent. Zij die met de heilige geest in zich overleden zijn, zullen in een opstanding opstaan, zoals uit een slaap.

Toen Christus en zijn discipelen in Betanië kwamen, was Lazarus al vier dagen dood. In het dorp waren vele Joden die gekomen waren om hun medeleven te betuigen aan Maria en Marta.

Toen Marta hoorde dat Jezus onderweg was ging ze Hem tegemoet. Bedroefd zei ze tegen Jezus dat als Hij eerder was gekomen, haar broer niet overleden zou zijn, wat betekent dat ze wist dat Jezus hem zou hebben genezen. Christus vertelde haar dan een zeer belangrijke waarheid.

Johannes 11:25  Jezus zeide tot haar: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven, 26  en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat?

Christus toonde dat Hij kan doen herleven, of leven herstellen van de doden. Daarom zal op een dag degenen die geloven en Hem gehoorzamen, hoewel zij sterven, worden opgewekt tot eeuwig leven.

Marta zei dat ze dit geloofde en keerde daarna terug naar huis. Ze vertelde haar zus Maria dat Christus haar wilde spreken. Maria verliet snel de groep rouwenden. Toen ze Jezus zag, zei ze ook dat als Hij eerder was gekomen, haar broer niet zou zijn gestorven.

Toen Jezus haar en de Joden die met haar waren meegekomen, zag huilen, werd Hij ontroerd en huilde. Niet om Lazarus, maar vanwege hun verdriet.

Jezus zei dat ze de steen voor het graf, een spelonk, weg moesten halen, hoewel Marta zei dat niet te doen omdat er al een lijklucht was. Na een kort gebed tot zijn Vader in de hemel riep Christus tegen Lazarus dat hij naar buiten moest komen.

Verbaasd zagen de mensen de gestorven man tevoorschijn komen, zijn handen en voeten in linnen gewikkeld en zijn gezicht bedekt met een doek. Veel Joden die gezien hadden wat Jezus deed, kwamen tot geloof in Hem. Maar enkelen gingen naar de Farizeeën om hun te vertellen wat Jezus gedaan had. Daarop kwamen de hogepriesters en de Farizeeën in vergadering bijeen om te beslissen wat te doen met Christus.

Deze mannen waren bang dat de mensen Jezus als de Messias zouden toejuichen, de verwachte Bevrijder en Verlosser. Zij vreesden dat Hij het volk in opstand zou brengen tegen de Romeinen en dat die zouden komen om zowel hun hoge posities als het volk van hen af te nemen.

Om dit te voorkomen zei de hogepriester Kajafas: ”Gij beseft niet, dat het in uw belang is, dat een mens [Christus] sterft voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat” (Johannes 11:50).

Hij bedoelde dat het beter was één oproerkraaier op te ruimen, zodat er rust onder de mensen komt.

Kajafas besefte niet dat hij eigenlijk profeteerde dat Jezus zou sterven voor het volk, en niet alleen voor het Joodse volk, maar voor de zonden van de gehele mensheid. Naar aanleiding van Kajafas' woorden besloot men actie te ondernemen.

Johannes 11:53  Sinds die dag dan beraadslaagden zij om Hem te doden.

  

CHRISTUS GAAT JERUZALEM BINNEN

 

Omdat Jezus wist dat ze Hem ter dood wilden brengen, trad Hij niet meer openlijk op onder de Joden, maar ging naar de streek bij de woestijn, naar de stad Efraïm waar Hij enige tijd met zijn discipelen bleef.

Het was kort voor het Pascha en veel mensen uit Judea en de omliggende gebieden gingen naar Jeruzalem. Zij keken naar Jezus uit en vroegen zich af of Hij zijn leven zou riskeren om naar het feest te komen. De overpriesters en de Farizeeën hadden bevel gegeven dat iedereen die wist waar Jezus was, dat moest komen aangeven. Dan konden ze Hem grijpen.

Johannes 11:55  Nu was het Pascha der Joden nabij en velen van het land gingen op naar Jeruzalem, nog voor het Pascha, om zich te reinigen. 56  Zij zochten dan naar Jezus en spraken onder elkander, terwijl zij in de tempel stonden: Wat dunkt u? Zou Hij wel op het feest komen? 57  De overpriesters en de Farizeeën nu hadden voorschriften gegeven, dat, indien iemand wist, waar Hij zich bevond, hij het zou aangeven, opdat zij Hem konden grijpen.

Zes dagen vóór het Pascha keerde Jezus terug naar Betanië en dineerde met Lazarus en zijn twee zussen (Johannes 12:2). De volgende dag vertrok Christus naar Jeruzalem. Toen ze Jeruzalem naderden en bij de Olijfberg kwamen, stuurde Jezus twee discipelen naar een naburig dorp waar ze een ezelin met haar veulen zouden aantreffen die ze mee moesten nemen. Op dat veulen hield Jezus zijn intocht in Jeruzalem.

Toen Hij Jeruzalem voor zich zag liggen, begon Hij te huilen over het lot van de stad. Hij wist dat er een tijd zou komen dat Jeruzalem steen voor steen zou worden afgebroken en zijn inwoners gedood.

Lukas 19:41  En toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar, 42  en zeide: Och, of gij ook op deze dag verstond wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen. 43  Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen 44  en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.

Duizenden van de mensen in Jeruzalem hadden gehoord van Jezus en zijn wonderen, met name de opstanding van Lazarus. Toen ze hoorden dat Jezus naar Jeruzalem kwam, kwam een menigte mensen Hem met blijdschap tegemoet en velen liepen met palmtakken waarvan ook op de weg werd gelegd samen met hun mantels. Ze begroetten Hem als de Messias en riepen: ”Hosanna de Zoon van David, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren” (Mattheüs 21:8-9; Lukas 19:36-38; Johannes 12:12-13).

Christus reed Jeruzalem binnen, niet als een zegevierende held op een wit paard, zoals veel van de Joden verwachtten dat de Messias zou komen, maar in volkomen nederigheid. Hij kwam naar Jeruzalem om zijn leven te geven voor de mensheid. In het Oude Testament wordt in Zacharia 9:9 de intocht in Jeruzalem van Christus geprofeteerd.

Zacharia 9:9  Jubel luide, gij dochter van Sion; juich, gij dochter van Jeruzalem! Zie, uw koning komt tot u, hij is rechtvaardig en zegevierend, nederig, en rijdende op een ezel, op een ezelshengst, een ezelinnejong.

De schriftgeleerden en Farizeeën haatten Christus vanwege de eer die de mensen Hem schonken.

Mattheüs 21:15  Toen de overpriesters en de schriftgeleerden de wonderwerken zagen, die Hij deed, en de kinderen, die in de tempel riepen, zeggende: Hosanna de Zoon van David! namen zij dat kwalijk.

  

DE VERDORDE VIJGENBOOM

 

Tijdens deze laatste paar dagen van zijn leven overnachtte Christus in Betanië, waarschijnlijk bij Lazarus, Maria en Marta. 's Ochtends ging Hij naar Jeruzalem en 's avonds keerde Hij terug in Betanië.

Op één van die dagen, toen Hij vroeg naar Jeruzalem was gegaan, kreeg Hij honger. Hij zag een vijgenboom langs de weg staan en liep er heen. Maar er zaten geen vijgen aan. Alleen maar bladeren. ”En Hij zeide tot hem: Nooit groeie aan u enige vrucht meer, in eeuwigheid! En terstond verdorde de vijgenboom” (Mattheüs 21:19).

Toen ze de volgende morgen daar weer langs kwamen, zagen ze dat de boom van de wortel af verdord was (Markus 11:20). De discipelen waren heel verbaasd.

Mattheüs 21:21  Maar Jezus antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, indien gij geloof hebt en niet twijfelt, zult gij niet alleen doen wat met de vijgenboom is gebeurd, maar zelfs indien gij tot deze berg zegt: Hef u op en werp u in de zee, het zal geschieden. 22  En al wat gij in het gebed gelovig vragen zult, zult gij ontvangen.

Christus benadrukte hiermee dat God zal antwoorden op de gebeden van degenen die geloof (vertrouwen) in Hem hebben. Hij zal, indien nodig, enorme wonderen verrichten, zelfs bergen verplaatsen, voor degenen die Hem in geloof vragen.

Maar wat is geloof en wat moeten we doen om het te hebben? Geloof en vertrouwen is geloven dat God bestaat en dat Hij zal doen wat Hij heeft beloofd in de Bijbel. Maar wat moeten we doen voordat God ons zal geven wat wij vragen?

1 Johannes 3:22  en ontvangen wij van Hem al wat wij bidden, daar wij zijn geboden bewaren en doen wat welgevallig is voor zijn aangezicht.

Ook al hebben we geloof, God zal ons niet alles geven wat we vragen. We moeten er zeker van zijn dat wat wij vragen zijn wil is, zoals aangegeven in Efeziërs 5:17.

Efeziërs 5:17  Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan, wat de wil des Heren is.

Als wij doen wat in ons vermogen ligt om God te gehoorzamen en zijn Woord te bestuderen om te leren wat zijn wil is, kunnen we met vertrouwen bidden en God in volledig geloof vragen in onze behoeften te voorzien en zelfs sommige wensen te vervullen.

Bedenk wel dat God precies weet wat we nodig hebben en wat Hij ons (voorlopig) wil onthouden in het belang van karakterbouw.

  

KOOPLUI UIT DE TEMPEL GEJAAGD

 

Tijdens het Paschaseizoen kwamen vele duizenden mensen naar Jeruzalem om offeranden te brengen in de tempel. Op de binnenplaats van de tempel verkochten handelaren duiven en andere dieren aan velen van deze mensen, die ze als slachtoffers aan God gaven. Kun je je het lawaai en de stank voorstellen afkomstig van deze dierenhandel? Mensen gingen van de ene handelaar naar de andere om de beste prijzen te bedingen.

Anderen drongen rond de tafels van de geldwisselaars. Deze mannen wisselden munten uit alle delen van het Romeinse Rijk voor de tempelmunt waarmee de tempelbelasting moest worden betaald. De wisselaars die wisten dat de mensen die munten nodig hadden om te kunnen offeren in de tempel, maakten daar misbruik van en hanteerden extra hoge tarieven.

Toen Christus de binnenplaats van de tempel binnenging, was Hij boos op wat Hij zag. Ze hadden van zijn Vaders Huis een rovershol gemaakt. Hij joeg met een zweep de handelaren met hun dieren en de kopers uit de tempel en gooide de tafels en stoelen van de wisselaars omver! (Mattheüs 21:12-13.)

Er is een belangrijke les die we van dit incident leren kunnen. Wanneer we sabbatdiensten bijwonen, moeten we bescheiden en rustig zijn in de zaal of kamer waar de samenkomst plaatsvindt met respect tegenover God en de andere aanwezigen. We komen in Gods aanwezigheid om Hem te aanbidden en om zijn woorden uit de Bijbel en de uitleg daarvan te horen. Bedenk bovendien dat de tempel van God nu Gods geestelijke gemeente is. Die Gemeente moet zich verre houden van wereldse normen en is geen verblijfplaats voor rovers en woekeraars.

Christus keerde elke dag terug naar de tempel en onderwees de vele mensen die zich om Hem heen verzamelden. De hogepriesters, de schriftgeleerden en de leiders van het volk wilden Hem uit de weg ruimen, maar ze wisten niet hoe ze dat moesten doen, want het hele volk hing aan zijn lippen (Lukas 19:47-48).

  

CHRISTUS SPREEKT OVER ZIJN DOOD

 

Christus wist dat zijn leven als mens op aarde zeer binnenkort beëindigd zou worden. Verwijzend naar zijn spoedige dood en opstanding, zei Hij tegen de mensen die bij Hem stonden: ”De ure is gekomen, dat de Zoon des mensen moet verheerlijkt worden”. Vervolgens, om uit te leggen dat zijn dood noodzakelijk was, zei Christus dat als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij slechts één graankorrel. Maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort (Johannes 12:23-24).

Deze eenvoudige analogie gebruikte Jezus om te laten zien dat door zijn dood en de daaropvolgende opstanding, allen die ooit geleefd hebben een kans zullen krijgen om het eeuwige leven te ontvangen.

Christus zei toen tegen zijn discipelen:

Johannes 12:25  Wie zijn leven liefheeft, maakt dat het verloren gaat, maar wie zijn leven haat in deze wereld, zal het bewaren ten eeuwigen leven.

Hij zei dat als iemand gehecht is aan dit fysieke leven en er van wil genieten op een manier waarbij hij ongehoorzaam is aan God, zijn leven zal verliezen. Maar als iemand zijn leven in dienst van God stelt in gehoorzaamheid aan Hem en de dankbare en gelukkige manier van geven in plaats van nemen in praktijk brengt, zal God hem uiteindelijk het eeuwige leven schenken. Christus zei dat als iemand zijn dienstknecht wil zijn, dat alleen kan met een volkomen toewijding aan God (vers 26).

Sommige kerken die zich christelijk noemen, wekken de indruk dat plezier en genieten iets is wat bij deze wereld hoort en niet past bij een oprecht gelovige. Dat bedoelt Christus niet. Ongetwijfeld is God ook de Schepper van plezier en genieten. Maar in alle situaties moeten we eerst kiezen voor God, in situaties van droefheid en in situaties van vreugde, in situaties van tegenslag en in situaties van voorspoed.

  

EEN GETUIGENIS VOOR DE MENIGTE

 

Jezus zei tegen zijn discipelen dat Hij diep bewogen was nu zijn dood naderde. In een vluchtig moment wenste Hij dat God Hem voor een pijnlijke en vernederende dood zou sparen. Maar Christus wist dat dit een van de redenen was waarom Hij naar de aarde was gekomen en daarom bevestigde Hij zijn verlangen om Gods wil te doen.

Johannes 12:27  Nu is mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit deze ure! Maar hiertoe ben Ik in deze ure gekomen.

Later – de avond voor de kruisiging – kunnen we zien hoe menselijk Hij was en angst Hem bekroop.

Mattheüs 26:36  Toen ging Jezus met hen naar een plaats, genaamd Getsemane, en Hij zeide tot de discipelen: Zet u hier neder, terwijl Ik heenga om daar te bidden. 37  En Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeüs mede en Hij begon bedroefd en beangst te worden. 38  Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft hier en waakt met Mij. 39  En Hij ging een weinig verder en Hij wierp Zich met het aangezicht ter aarde en bad, zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt.

Johannes 12:27, waar Hij al in een kort moment uiting gaf van de spanning, vond één dag of enkele dagen daarvoor plaats. Op dat moment klonk een stem uit de hemel.

Johannes 12:28  Vader, verheerlijk uw naam! Toen kwam een stem uit de hemel: Ik heb hem verheerlijkt, en Ik zal hem nogmaals verheerlijken!

De omstanders, die het hoorden, zeiden dat het een donderslag was geweest. Anderen zeiden dat een engel iets tegen Hem had gezegd. Toen zei Jezus dat die stem niet voor Hem had gesproken, maar voor hen. Het was een getuigenis van het feit dat Hij werd gestuurd door God de Vader.

Hoewel Christus de mensen bij vele gelegenheden zei om te luisteren naar zijn boodschap en in Hem te geloven, deden de meesten dat niet. Ze dachten dat de Messias zou komen als een zegevierende held om hen te bevrijden van de Romeinen. De mensen geloofden gewoonweg Christus niet, zoals de profeet Jesaja honderden jaren eerder had geprofeteerd.

Jesaja 53:3  Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht.

In Jesaja's profetieën vinden we de reden waarom de mensen Christus niet geloofden en Hem daarom afwezen. Zie wat Jesaja over Christus schreef in hoofdstuk 6, vers 10.

Jesaja 6:10  Maak het hart van dit volk vet, maak zijn oren doof en doe zijn ogen dichtkleven, opdat het met zijn ogen niet zie en met zijn oren niet hore en opdat zijn hart niet versta, zodat het zich niet bekere en genezen worde.

Jezus wist dat de mensen niet begrepen wie Hij was en dat Hij door God de Vader naar de aarde was gezonden. Want de Vader had hun ogen voor deze waarheid gesloten!

Johannes 12:39  Hierom konden zij niet geloven, omdat Jesaja elders gezegd heeft: 40  Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, dat zij niet met hun ogen zien, met hun hart verstaan en zich bekeren, en Ik hen geneze.

Velen volgden Hem om te zien welke grote dingen Hij nog meer zou doen.

Velen van de Joodse leiders wisten echter wél wie Christus was en geloofden Hem.

Johannes 12:42  En toch geloofden zelfs uit de oversten velen in Hem, maar ter wille van de Farizeeën kwamen zij er niet voor uit, om niet uit de synagoge te worden gebannen; 43  want zij waren gesteld op de eer der mensen, meer dan op de eer van God.

Tegen de vele mensen die om Hem heen stonden zei Christus toen:

Johannes 12:44  … Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Mij, maar in Hem, die Mij gezonden heeft; Vers 46  Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat een ieder, die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijve. Vers 49  Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet. 50  En Ik weet, dat zijn gebod eeuwig leven is. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zo, als de Vader Mij gezegd heeft.

God de Vader had Christus naar de aarde gestuurd en Christus sprak op zijn gezag. Hij zei alleen wat zijn Vader Hem gezegd had.

Velen waren wel bereid om Christus te volgen en anderen te vertellen dat de wonderen die Hij verrichtte echt waren, maar ze wilden niet zijn voorbeeld volgen en doen wat Hij zei en de boodschap van God die Hij verkondigde ter harte nemen!

  

POGINGEN OM CHRISTUS IN DISKREDIET TE BRENGEN

 

Bedenk dat de religieuze leiders er op uit waren om Christus te doden. Voortdurend probeerden ze met vragen Hem in de ogen van de mensen in diskrediet te brengen. Als zij de menigte tegen Hem zouden kunnen opzetten, konden ze Hem arresteren zonder hun verzet. We zien dat in Mattheüs 21, te beginnen met vers 23.

Terwijl Christus in de tempel onderwijs gaf, gingen de overpriesters en oudsten naar Hem toe en vroegen Hem op wiens gezag Hij onderwees en wonderen verrichte. Christus zei dat Hij hun vraag zou beantwoorden als zij eerst een vraag van Hem zouden beantwoorden. Toen vroeg Hij van wie Johannes de Doper de bevoegdheid kreeg om te dopen, van God of van de mensen.

Ze begonnen met elkaar te overleggen: ”Zeggen we: Van God, dan zegt Hij: Waarom hebt u Johannes dan niet geloofd? Maar zeggen we: Van de mensen, dan hebben we het volk te vrezen, want iedereen ziet in Johannes een profeet” (Mattheüs 21:25-26; Lukas 20:5-6). Hun enige keuze was dus om te weigeren de vraag van Christus te beantwoorden. Daarop zei Hij tegen hen dat Hij hun vraag dan ook niet zou beantwoorden.

Jezus gaf vervolgens twee gelijkenissen ter illustratie van het verschil tussen degenen die Johannes de Doper hadden geloofd en de religieuze leiders die hem hadden afgewezen.

De eerste gelijkenis vinden we in Mattheüs 21:28-32. Omdat de NBG-vertaling van dit schriftgedeelte gebaseerd is op een eerdere uitgave waarin de zonen optreden in omgekeerde volgorde, op grond van de keuze van andere handschriften, lezen we in de Nieuwe Bijbel Vertaling (NBV).

”Wat denkt u van het volgende? Iemand had twee zonen. Hij zei tegen de één: Jongen, ga vandaag in de wijngaard aan het werk.  De zoon antwoordde: Ik wil niet, maar later bedacht hij zich en ging alsnog. Tegen de ander zei de man precies hetzelfde. Die antwoordde: Ja, vader, maar ging niet.  Wie van de twee heeft nu de wil van zijn vader gedaan? Ze zeiden: De eerste” (Mattheüs 21:28-31).

De eerste zoon zei dat hij niet ging, maar kreeg later berouw en deed zoals zijn vader vroeg. De andere zoon zei dat hij zou gaan, de indruk wekkend dat hij een getrouwe zoon was. Maar hij ging niet.

Christus illustreerde dat zij die Johannes de Doper geloofden en zich bekeerden van hun zonden de religieuze leiders zullen voorgaan in het Koninkrijk van God die Johannes toen niet hadden geloofd noch zich hadden bekeerd van hun zonden. Ze toonden een uiterlijk vertoon van rechtvaardigheid, maar in werkelijkheid gehoorzaamden ze God niet.

In de andere gelijkenis (Mattheüs 21:33-46) beschreef Christus een landheer die zijn wijngaard verpachtte aan wijnboeren. Hij vertrok zelf naar het buitenland. Tegen de tijd van de druivenoogst stuurde hij zijn knechten naar die pachters om zijn vruchten in ontvangst te nemen. Maar de pachters grepen zijn knechten, sloegen de ene, doodden de andere en stenigden een derde. Hij stuurde toen nog meer knechten, maar dezen werden op dezelfde wijze behandeld. Ten slotte zond hij zijn zoon tot hen, want hij dacht dat ze die zouden ontzien. Maar toen de pachters de zoon zagen, zeiden zij tegen elkaar dat hij de erfgenaam is en doodden hem ook om zijn erfenis te verkrijgen.

Christus vroeg toen: ”Wanneer nu de eigenaar van de wijngaard komt, wat zal hij met die pachters doen?” Ze antwoordden: ”Hij zal die schurken op een vreselijke manier laten doden. En de wijngaard zal hij verpachten aan wijnbouwers die wel de oogst op tijd afleveren.”

De religieuze leiders realiseerden zich niet dat ze net zichzelf hadden veroordeeld!

Jezus gebruikte deze gelijkenis om te tonen dat de religieuze leiders van Israël keer op keer de profeten die door God waren gezonden hadden verworpen. Tot slot zond God zijn eigen Zoon om tot hen te prediken. Maar ze zouden Hem ook doden. Christus vertelde hen dat wegens hun goddeloosheid, God nu de mogelijkheid om het Koninkrijk van God binnen te gaan zou geven aan hen die zich wél zouden bekeren en de vruchten van gehoorzaamheid aan God voortbrengen.

De religieuze leiders waren woedend toen ze beseften dat Christus met deze gelijkenissen hen bedoelde. Ze wilden Hem gevangennemen, maar deden dat nog niet omdat ze bang waren voor het volk.

  

NOG MEER STRIKVRAGEN

 

In een andere gelijkenis vergeleek Christus het Koninkrijk van God met een bruiloft (Mattheüs 22:1-14). In deze gelijkenis was er een koning die een bruiloft voor zijn zoon organiseerde. De gasten die waren uitgenodigd weigerden naar de bruiloft te komen. Sommige boodschappers van de koning die de uitnodiging kwamen brengen werden zelfs gedood. Daarom gaf de koning zijn knechten opdracht andere mensen te zoeken die op de bruiloft wilden komen.

Dit is te vergelijken met de manier waarop de schriftgeleerden en Farizeeën Christus en zijn boodschap over het Koninkrijk van God hadden verworpen en uiteindelijk Hem zouden doden. In hun plaats roept God dus gewone mensen om lid te worden van zijn Gemeente. Deze mensen hebben nu de kans om deel te hebben aan het huwelijk van de Gemeente met Christus bij zijn tweede komst, mits zij dan het juiste ”bruiloftskleed” dragen.

Christus heeft op verschillende plaatsen in het Nieuwe Testament gezegd dat Hij eerst naar het uitverkoren volk Israël was gekomen met het Goede Nieuws van het Koninkrijk. Ook de apostelen kregen opdracht om naar de ’verloren stammen van Israël’ te gaan. Maar het uitverkoren volk keerde God de rug toe, waarna het Evangelie aan de heidenen is verkondigd.

In Openbaring 19:7-9 wordt de eigenlijke bruiloft beschreven waarover Jezus sprak in zijn gelijkenis. Het is het huwelijk van Gods Gemeente met de verheerlijkte Christus! Maar alleen degenen die goed ’gekleed’ zijn – zij die zich hebben voorbereid door te groeien in genade, kennis en gehoorzaamheid aan God – zullen worden toegestaan om te trouwen met Christus.

In Openbaring 19:8 zien we dat deze goede kleding een symboliek is van gerechtigheid.

Openbaring 19:7  Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de bruiloft des Lams is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; 8  en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen.

De Farizeeën waren nu wanhopig. Ze trokken zich terug om zich erop te beraden hoe ze Hem met een uitspraak in de val konden lokken. Ze wilden een aanleiding om Hem gevangen te kunnen nemen. Ze stuurden enkele van hun leerlingen naar Hem toe met de vraag: ”Is het toegestaan de keizer belasting te betalen of niet?” (Mattheüs 22:17.) Als Hij hun vraag met ja zou beantwoorden, zou Christus de gunst van veel Joden hebben verloren. Maar als Hij nee zou zeggen, zou Hij gearresteerd kunnen worden door ambtenaren van de overheid wegens oppositie tegen de Romeinse regering.

Jezus had hun boze opzet door en zei: ”Waarom stelt u me op de proef, huichelaars? Laat me de belastingmunt zien.” Ze reikten Hem een Romeinse munt. Hij vroeg hun: ”Van wie is dit een afbeelding en van wie is het opschrift?” Ze antwoordden: ”Van de keizer.” Daarop zei Hij tegen hen: ”Geef dan wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.” Ze waren zeer verbaasd toen ze dit hoorden. Ze lieten Hem staan en gingen weg. Tegen deze wijsheid waren ze niet opgewassen.

Diezelfde dag kwamen enige Sadduceeën naar Christus, een religieuze groep die niet in de opstanding geloofde. Ze hoopten Christus belachelijk te maken door Hem een vraag voor te leggen waarvan ze dachten dat Hij die niet kon beantwoorden. Daarmee wilden ze hun overtuiging bewijzen dat er geen opstanding uit de dood is.

De Sadduceeën zeiden tegen Christus: ”Mozes zegt: Als iemand kinderloos sterft, moet zijn broer met de weduwe trouwen en voor nageslacht zorgen voor zijn broer. Nu waren er bij ons zeven broers. De eerste trouwde maar stierf kinderloos en liet zijn vrouw na aan zijn broer. De tweede overkwam hetzelfde als de eerste, en zo ging het ook met de derde tot en met de zevende. Ten slotte stierf de vrouw. Van wie zal zij nu de vrouw zijn na de opstanding? Want zij is van alle zeven de vrouw geweest!” (Mattheüs 22:23-28.)

Mattheüs 22:29  Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gij dwaalt, want gij kent de Schriften niet noch de kracht Gods. 30  Immers, in de opstanding huwen zij niet en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zijn als engelen in de hemel.

Christus legde vervolgens de onwetendheid van de Sadduceeën bloot met betrekking tot de opstanding.

Vers 31  Wat nu de opstanding der doden betreft, hebt gij niet gelezen, wat door God tot u gesproken is, toen Hij zeide: 32  Ik ben de God van Abraham, en de God van Isaäk, en de God van Jakob? [Exodus 3:6] 33  Hij is niet een God van doden, maar van levenden.

Wat Jezus duidelijk maakte was dat als God de God van de levenden is, Abraham, Isaäk en Jakob weer tot leven gebracht moeten worden in een opstanding uit de dood!

De Sadduceeën zwegen, niet in staat om Jezus' woorden te weerleggen.

Nadat de Farizeeën hadden vernomen dat Hij de Sadduceeën tot zwijgen had gebracht, kwamen ze bij elkaar. Ze kwamen met een nieuwe strikvraag. Eén van hen, een godsdienstleraar, nam het woord. ”Meester, wat is het belangrijkste gebod in de wet van Mozes?”

Het antwoord van Jezus geeft ons een beter inzicht in het doel van Gods geboden. In zijn antwoord vatte Hij Gods Wet als volgt samen:

Mattheüs 22:37  Hij zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. 38  Dit is het grote en eerste gebod. 39  Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. 40  Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten.

Wat Jezus hier zei was geen gedeeltelijke of gehele afschaffing van de Wet zoals velen van het valse christendom beweren, maar een samenvatting waarin het doel van de Wet wordt verduidelijkt. De Tien Geboden staan in Exodus 20:3-17 en Deuteronomium 5:7-21. Daarna zien we in Deuteronomium 6:5 en Leviticus 19:18 dezelfde samenvatting die Jezus gaf.

Weer gaf Christus het juiste antwoord waarmee Hij zijn critici de mond snoerde. Hij stelde toen de Farizeeën een vraag die zij niet konden beantwoorden: ”Wat dunkt u van de Christus? Wiens zoon is Hij? Zij zeiden tot Hem: Davids Zoon. Hij zeide tot hen: Hoe kan David Hem dan door de Geest zijn Here noemen, als hij zegt [in Psalm 110]: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten gelegd heb. Indien David Hem dus Here noemt, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?” (Mattheüs 22:42-45.)

Jezus wás fysiek qua afstamming de zoon van David, maar Jezus was ook de Heer van het Oude Testament, omdat Hij toen God was. Op de cruciale vraag waarom David zijn eigen zoon, die ongeveer 1000 jaar later geboren zou worden, toen in Davids dagen Heer noemde, bleven de Farizeeën het antwoord schuldig.

”De Here heeft gezegd tot mijn Here”: Dat God de Vader sprak tot de persoon die later Jezus Christus werd, was voor de schriftgeleerden en Farizeeën uitgesloten.

”En niemand kon Hem daarop iets antwoorden en evenmin durfde iemand van die dag af Hem meer iets vragen” (vers 46).

Niemand onder hen kon Hem op die vraag antwoorden, omdat zij de Messias voor een gewoon mens en een wereldlijk bestuurder hielden, die wel Davids zoon, maar niet de God van het Oude Testament was en nooit als Gods Zoon ook Davids Heer zal zijn in het Koninkrijk van God.

Na deze woorden heeft Jezus vóór zijn gevangenneming geen woord meer met de Farizeeën en schriftgeleerden, de overpriesters en oversten van het volk gesproken.

  

CHRISTUS BESTRAFT ERNSTIG

DE SCHRIFTGELEERDEN EN FARIZEEËN

 

De schriftgeleerden en Farizeeën uit de tijd dat Christus op aarde leefde waren leiders in hun gemeenschap. Ze werden gerespecteerd en bewonderd omdat ze de schijn wekten van zeer rechtvaardig te zijn.

Deze mannen hielden zich aan strakke religieuze regels. Ze vastten twee keer per week, baden in het openbaar voor iedereen zichtbaar. Ze hadden hun eigen strenge regels, bijvoorbeeld hoe de sabbat gehouden moest worden. Voor iedereen goed zichtbaar wierpen veel rijken veel geld in de offerkist van de tempel.

Christus legde die slechte karaktertrek van uiterlijk vertoon van gerechtigheid bloot. De grootste zonde van de Farizeeën was huichelarij. Hoe noemde Christus deze zonde in Lukas 12:1?

Lukas 12:1  Toen intussen duizenden mensen waren bijeengekomen, zodat zij elkander verdrongen, begon Hij te spreken, in de eerste plaats tot zijn discipelen: Wacht u voor de zuurdesem, dat is de huichelarij, der Farizeeën.

In Mattheüs 23 beschuldigt Jezus de Farizeeën van hypocriet gedrag in een reeks van voorbeelden. Lees dat hoofdstuk aandachtig.

Laten we eens wat ’zuurdesem’ van de Farizeeën bekijken.

De Farizeeën waren zeer trots op hun positie als religieuze leiders in de samenleving. Ze wilden dat iedereen tegen hen opkeek. Hun gebedsriemen maakten ze extra breed, dat waren banden met schriftteksten die zij op hun voorhoofd en aan hun armen droegen, om hun ’rechtvaardigheid’ te tonen. Ze wilden er ’goddelijk’ uitzien en spraken ook ’goddelijke’ teks­ten. Ze reisden over zee en land om bekeerlingen te winnen voor hun godsdienst.

Men zou kunnen veronderstellen dat iemand met al deze ’prestaties’ zou worden geprezen door Christus. Maar Hij deed precies het tegenovergestelde. Hij herkende het gezag van de schriftgeleerden en Farizeeën en zei dat ze op de stoel van Mozes waren gaan zitten (Mattheüs 23:2). Dat wil zeggen dat ze een belangrijke positie hadden ingenomen die in de dagen van Mozes was ingesteld. Maar Hij waarschuwde de mensen om geen voorbeeld aan hen te nemen. Hoewel zij een deel van Gods waarheid leerden, gehoorzaamden zij zelf daaraan niet! De religieuze leiders wilden alleen maar indruk maken op de mensen in plaats van zich te verootmoedigen voor God. Lees de felle aanklacht van Christus.

Mattheüs 23:23  Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij geeft tienden van de munt, de dille en de komijn en gij hebt het gewichtigste van de wet verwaarloosd: het oordeel en de barmhartigheid en de trouw. 24  Dit moest men doen en het andere niet nalaten. Gij blinde wegwijzers, die de mug uitzift, maar de kameel doorzwelgt.

De schriftgeleerden en Farizeeën waren zeer nauwgezet in het houden van de letter van de wet, zelfs tot in het kleinste detail (”dit moest men doen”, vers 24). Maar ze veronachtzaamden of leefden helemaal niet naar de geest of de intentie van de wet (”het andere niet nalaten”, vers 24). Ze waren niet nederig en hadden niet de houding om God werkelijk te gehoorzamen. Zij waren trots en vol eigendunk.

Christus berispte ernstig de Farizeeën, meer dan degenen die onwetend zondigden, omdat Hij wist dat ze bewust zo leefden. Hij wist dat terwijl ze bezig waren met een uiterlijk vertoon van gerechtigheid, ze eveneens bezig waren plannen te beramen om Hem te doden.

Mattheüs 23:28  Zo ook gij, van buiten schijnt gij de mensen wel rechtvaardig, doch van binnen zijt gij vol huichelarij en wetsverachting.

Christus wist dat Hij spoedig ter dood zou worden gebracht, daarom wachtte Hij niet met het publiekelijk profileren van het karakter van de samenzwerende religieuze leiders en om ze duidelijk de les te lezen.

De afwijzende houding van de Joden tegenover God zal grote gevolgen hebben voor Jeruzalem. Terwijl Hij nog in de tempel stond zei Hij:

Mattheüs 23:37  Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild. 38  Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. 39  Want Ik zeg u, gij zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat gij zegt: Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!

De religieuze leiders bekritiseerden Christus nu niet meer. Hun enige doel was een manier te vinden om Hem te doden. Ze wilden zich van Hem ontdoen vanwege zijn bedreiging voor hun gezag.

Christus richtte zich nu niet meer op het publiek. Hij zou de laatste paar dagen voor zijn arrestatie, illegale proces en kruisiging gebruiken om belangrijke instructies aan zijn discipelen te geven.

  

 

De profetie op de olijfberg

  

Een belangrijk deel van zijn onderwijs gaf Jezus Christus tijdens de laatste dagen van zijn leven. Centraal daarin is de cruciale profetie van de hele Bijbel – de profetie op de Olijfberg aangaande wereldgebeurtenissen in onze tijd!

Christus werd voortdurend in twijfel getrokken en uitgedaagd door de schriftgeleerden en Farizeeën. Maar nu kwamen ze niet meer met strikvragen en met het bekritiseren van Christus. Ze waren er nu op uit om Hem te arresteren en te doden.

  

CHRISTUS PROFETEERT

DE VERNIETIGING VAN JERUZALEM

 

Nadat Jezus de tempel had verlaten, wezen zijn discipelen Hem op de gebouwen van de tempel. Jezus zei daarop dat al die gebouwen zullen worden verwoest. Er zal geen steen op de andere blijven.

Mattheüs 24:2  En Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken.

Christus sprak van een tijd ongeveer 40 jaar later, toen de tempel, samen met de stad Jeruzalem, zou worden vernietigd door de legers van het Romeinse Rijk. Na deze tragische profetie, gingen Christus en de discipelen door het Kidrondal en liepen de Olijfberg op. Vanaf die berg konden zij de stad Jeruzalem bekijken. Terwijl ze naar de oude stad keken, stelden de discipelen twee zeer belangrijke vragen aan Jezus.

Vers 3  … Zeg ons wanneer zal dat geschieden [de vernietiging van Jeruzalem en de tempel], en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der wereld [tijdperk]?

De discipelen wilden weten wanneer de verwoesting van de tempel zou plaatsvinden en wanneer Christus zou terugkeren om het Koninkrijk van God op aarde te vestigen. Ze verwachtten dat Christus tijdens hun leven zou terugkeren. Ze wisten niet dat de profetie van Christus' terugkeer pas over tweeduizend jaar in vervulling zou gaan.

  

EEN VALS EVANGELIE

 

Jezus antwoordde de discipelen met de waarschuwing op te passen voor misleiding: ”Ziet toe, dat niemand u verleide! Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden” (Mattheüs 24:4-5).

Jezus legde uit dat valse religieuze leraren zouden komen die zullen beweren dat ze Christus vertegenwoordigen, dat ze zijn dienaren zijn – zelfs de naam ’christen’ gebruiken. Maar met hun daden zullen ze mensen misleiden. Zij prediken niet de boodschap van het evangelie dat Christus bracht. Ze verkondigen een vals evangelie over Hem, maar doen niet wat Hij zegt.

Jezus zei dat het noodzakelijk is om het evangelie te geloven om gered te worden. Miljoenen belijdende ’christenen’ weten tegenwoordig, maar ook gedurende de afgelopen 2000 jaar, niet wat het evangelie is! De laatste opdracht die Christus gaf aan zijn apostelen, die uitgezonden werden om zijn Gemeente te bouwen, was: ”Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping” (Markus 16:15).

Vervolgens zei Jezus: ”Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden” (Markus 16:16).

Let op! Jezus benadrukte het belang van te geloven. Ze moesten geloven wat ze verkondigden – het evangelie! Het is noodzakelijk om het evangelie te geloven om gered te worden.

Maar wat is het evangelie?

We lezen in Markus 1:1 dat wat Markus schreef, een verslag was van het begin van het evangelie van Jezus Christus. In de volgende verzen wordt het werk van Johannes de Doper beschreven, die doopte in de woestijn en de doop van bekering tot vergeving van zonden predikte. Dan lezen we in vers 14 dat Jezus het evangelie Gods predikte. In andere vertalingen staat het anders en beter, namelijk: het evangelie van het Koninkrijk van God. En vers 15: ”en Hij zeide: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie.”

Uit deze verzen zien wij dat Christus het evangelie over het Koninkrijk Gods verkondigde.

Het evangelie van Jezus Christus is niet het evangelie van mensen over de persoon Jezus Christus. Dit valse evangelie wordt wereldwijd verkondigd. Het beperkt zich tot wie Jezus schijnbaar was of wat Hij deed, aangevuld met heidense doctrines. Dientengevolge geloven miljoenen in die valse christus, maar niet in de boodschap van de ware Christus over het evangelie van het Koninkrijk van God.

Jezus Christus waarschuwde zijn discipelen dat de mensen zouden misleid en bedrogen worden door vele valse predikers en leraren. Dit begon al direct na de dood en opstanding van Christus.

In 2 Corinthiërs 11:4 waarschuwde de apostel Paulus: ”Want indien de eerste de beste een andere Jezus predikt, die wij niet hebben gepredikt, of gij een andere geest ontvangt, die gij niet hebt ontvangen, of een ander evangelie, dat gij niet hebt aangenomen, dan verdraagt gij dat zeer wel.”

Verder in vers 13: ”Want zulke lieden zijn schijn-apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus.”

Al in de eerste eeuw begonnen valse leraren een vals christendom te leren en bedrogen veel mensen. Deze religieuze misleiding breidde zich uit en onderdrukte feitelijk de ware boodschap van Jezus en bedroog de hele wereld aangaande het ware evangelie van Christus!

Christus waarschuwde ook dat valse ’christussen’ en valse profeten in de eindtijd zouden komen. ”Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft het niet. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden” [dat zijn Gods gekozen mensen die zich bekeerd hebben] (Mattheüs 24:23-24).

Dezelfde religieuze misleiding wordt ook vertegenwoordigd door het witte paard en zijn ruiter van Openbaring 6:2.

Openbaring 6:2  En ik zag, en zie, een wit paard, en die erop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven, en hij trok uit, overwinnende en om te overwinnen.

Veel mensen maken de fout door te beweren dat het witte paard van Openbaring 6 dezelfde is als die in Openbaring 19 waar de ware Christus wordt voorgesteld. Uit de mond van de ware terugkerende Christus van Openbaring 19 (vers 11) komt een zwaard (Openbaring 19:15) en Hij heeft geen boog in zijn hand (Openbaring 6:2). Ook de tijd van de twee hoofdstukken is volledig anders. Openbaring 19 beschrijft de terugkeer van Jezus Christus, maar Openbaring 6 beschrijft een valse christus die met een vals evangelie de wereld bedriegt vóór Christus' terugkeer.

  

OORLOGEN EN GERUCHTEN VAN OORLOGEN

 

Verder zei Christus in zijn profetie over gebeurtenissen in de eindtijd dat er oorlogen zullen komen en er geruchten over oorlogen te horen zullen zijn (Mattheüs 24:6).

Maar over welke oorlogen sprak Christus?

Jezus profeteerde eerst dat er in zijn algemeenheid oorlogen op aarde zouden blijven vanaf zijn tijd tot het einde van de beschaving van de mens. Daarna waarschuwde Christus niet in paniek te raken, want dit is nog niet het einde.

Mattheüs 24:6  Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet.

Gedurende 6000 jaar hebben op aarde oorlogen gewoed – grote en kleine, burgerlijke en internationale.

Let er eens op, bijna dagelijks zien en horen we op de televisie, het internet of lezen we in de krant verslagen van gewelddadigheden, terrorisme, guerrillaoorlogen, bevrijdingsoorlogen, oorlogen tussen stammen, over religie.

Dit is een vervulling van Christus' woorden.

In vers 7 van Mattheüs 24 kunnen we lezen dat de spanning in de wereld aanzienlijk toeneemt: ”Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk”. Het zal uitlopen op de grootste catastrofale wereldoorlog aller tijden en de laatste.

De omschrijving ”volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk” duidt op een mondiale oorlog tussen bondgenoten.

De wereld heeft al geleden door twee wereldoorlogen, maar geen van beide waren van een wereldomspannende omvang en nucleaire vernietiging waarover Christus sprak in Mattheüs 24:22: ”En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden [in leven blijven]; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort.”

Christus duidt op deze mogelijke totale vernietiging van de gehele mensheid als de Grote Verdrukking.

Mattheüs 24:21  Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal.

Nooit eerder had de mens het potentieel voor de totale vernietiging van alle menselijk leven. Zoals de mens altijd alle mogelijke wapens heeft gebruikt die hij ter beschikking had, zo zal de mensheid ook nu de wapens gebruiken die zij in haar arsenaal heeft.

Deze profetie van een wereldoorlog loopt parallel met het verslag van Openbaring 6:4, waar deze oorlogssituatie wordt gesymboliseerd door een ruiter die op een rood (rossig) paard rijdt.

Openbaring 6:4  En een tweede, een rossig paard, kwam, en hem, die erop zat, werd gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en dat zij elkander zouden slachten, en hem werd een groot zwaard gegeven.

De eerste ruiter ”trok uit, overwinnende en om te overwinnen” in de naam van zijn valse religie (Openbaring 6:2). De tweede ruiter symboliseert oorlog, een van de ’instrumenten’ om die overwinning tot stand te brengen. De profetie beschrijft dit militaire ’instrument’ van de eindtijd als een toekomstig verbond van tien landen (Daniël 2, Openbaring 13).

Onder degenen die in die tijd zullen worden gestraft zijn de hedendaagse afstammelingen van het oude tienstammen huis van Israël. Deze vertegenwoordigen de volken van de Verenigde Staten, een aantal landen van het voormalige Britse gemenebest en enkele van de democratieën van Noordwest-Europa.

Er vormen zich machtsblokken die uiteindelijk zal leiden tot de afschuwelijkste titanenstrijd in de menselijke geschiedenis. Dit zijn angstaanjagende woorden, maar Gods volk behoeft niet bang te zijn als ze God trouw blijft en Hem gehoorzaamt. Christus zei aan zijn ware volgelingen: ”Ziet toe, weest niet verontrust”.

  

HONGERSNOOD

 

Hongersnood ontstaat vaak tijdens oorlogen, maar ook door droogte. Hongersnood en schaarste zijn de gevolgen van gewasschade, verontreinigd water, gestorven vee en de zeer grote vraag naar voedsel voor een groot leger.

In Mattheüs 24:7 sprak Christus van hongersnood in de context van oorlog.

Mattheüs 24:7  Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn.

Hij gebruikte opnieuw het meervoud, hongersnoden, verwijzend naar terugkerende gevallen van hongersnood door de eeuwen heen, maar in de tijd voorafgaand aan zijn terugkomst steeds vaker en intenser als nooit tevoren.

Hongersnood veroorzaakt door oorlog zal regelmatig de aarde slaan als een vreselijke plaag. Maar in onze tijd is er ook hongersnood die veroorzaakt wordt door andere factoren, zoals overbevolking van de wereld, afnemende voedselvoorraden in ontwikkelingslanden, mislukte oogsten.

Hoewel de wereldvoedselproductie ongeveer gelijke tred met deze toenemende bevolking houdt, is de ongelijke verdeling van dat voedsel een primair probleem van de honger. Voedsel wordt niet geoogst waar dat nodig is en politieke en economische problemen verhinderen vaak de levering van overtollig voedsel van rijke landen aan armere naties. Door misbruik van hebzuchtige lieden, komt veel van de kostbare hulp vaak niet of onvoldoende terecht daar waar het nodig is.

Jezus Christus profeteerde van deze plaag toen Hij zei, ”er zullen hongersnoden zijn”. Christus wees echter ook op een specifieke grote hongersnood in de nabije toekomst.

Het zwarte paard van Openbaring 6:5-6 vertegenwoordigt hongersnood op wereldschaal als gevolg van oorlogen in de gehele wereld en ook door toenemende extreme weersomstandigheden waardoor oogsten mislukken.

Openbaring 6:5  En toen Hij het derde zegel opende, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom! En ik zag, en zie, een zwart paard, en die erop zat had een weegschaal in zijn hand. 6  En ik hoorde als een stem te midden van de vier dieren zeggen: Een maat tarwe voor een schelling en drie maten gerst voor een schelling; en breng geen schade toe aan de olie en de wijn.

Deze verschrikkelijke hongersnood zal de volken in Noord-Amerika en Noordwest-Europa en de overgrote meerderheid van de mensheid teisteren. Deze hongersnood zal zich uitbreiden onder alle volken totdat de mensheid zich zal bekeren tot God.

Nadat de mensheid deze straf die tot correctie dient, begrepen heeft en ervan geleerd heeft, zal God alle volken zegenen in de prachtige Wereld van Morgen.

  

WERELDWIJDE EPIDEMIEËN

 

In vers 7 van Mattheüs 24 ontbreekt in de NBG-vertaling een informatie die wel in andere vertalingen staat, bijvoorbeeld de Statenvertaling: pestilentiën (dit staat achter hongersnood in dat vers). Pestilentie is een ander woord voor pest of epidemische ziekte.

Terwijl de hongersnood diepe ellende veroorzaakt in de gehele wereld, verspreiden zich ook epidemieën voorspelt Christus. Nog meer miljoenen zullen sterven van hen die de eerste oorlogshandelingen, zoals nucleaire acties en de daaruit voortvloeiende hongersnoden, overleven.

Dergelijke massale plagen teisteren momenteel (2013) niet de ontwikkelde landen. Sanitaire normen, medische wetenschap en georganiseerde veiligheidsmaatregelen kunnen op dit moment de ’beschaving’ scheiden van de ’primitieve wereld’. Maar het potentieel voor een epidemie is altijd aanwezig wanneer dergelijke beschermende voorwaarden het begeven, met name als zich nieuwe of onbekende virussen, bacteriën, schimmels en andere veroorzakers van ernstige ziekten ontwikkelen.

De profetie van Christus in Mattheüs 24 loopt parallel aan Openbaring 6:7-8. Hier worden de verschrikkingen van epidemieën vertegenwoordigd door een ruiter die op een vaal paard rijdt.

Openbaring 6:8  En ik zag, en zie, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood, en het dodenrijk volgde achter hem. En hun werd macht gegeven over het vierde deel der aarde om te doden, met het zwaard, met de honger, met de zwarte dood en door de wilde dieren der aarde.

  

DE GROTE VERDRUKKING

 

De gebeurtenissen geprofeteerd door Christus in Mattheüs 24:4-7 zullen uiteindelijk leiden naar een ongekende uitwerking op de wereld.

Mattheüs 24:8  Doch dat alles is het begin der weeën.

Deze gebeurtenissen zijn het begin van de geprofeteerde Grote Verdrukking, de volgende gebeurtenis. Zie hoe Jezus deze tijd van verdrukking uitlegde aan zijn discipelen.

Vers 9  Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil.

Christus duidt op bekeerde christenen en op de tegenwoordige afstammelingen van de huizen van Israël en Juda. In 70 n.Chr. werd de natie Juda getroffen door een verdrukking, een voorloper van de grote nationale invasies en gevangenschap die spoedig op wereldwijde schaal in de eindtijd zullen plaatsvinden.

Jezus vervolgt in de verzen 10-13 van hoofdstuk 24:

Vers 10  En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten. 11  En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. 12  En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen. 13  Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.

Verder in vers 21:

Vers 21  Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal.

Veel mensen hebben verkeerde opvattingen over gebeurtenissen over de periode voordat Christus terugkeert. Ze verwarren vaak de Grote Verdrukking met de ’Dag des Heren’ en de tekens aan de hemel.

De Bijbel toont ons dat de Grote Verdrukking de tijd is wanneer Satan de duivel in zijn uiterste inspanning zijn woede en frustratie botviert op de mensheid. Satan is verantwoordelijk voor het lijden van degenen die niet waardig geacht worden om te ontsnappen aan deze afschuwelijke gebeurtenissen. Ware christenen die het contact met God niet hebben onderhouden zullen niet ontkomen aan deze verdrukking.

De Grote Verdrukking is het resultaat van de woede van Satan de duivel, de Dag des Heren, die daarna komt, is de toorn van God.

Deze grote verdrukking is een tijd van oorlog en ballingschap voor de huidige naties van Israël en Juda en een tijd van het martelaarschap voor leden van Gods gemeente.

  

HET EVANGELIE IN DE GEHELE WERELD VERKONDIGD

 

De discipelen van Christus vroegen Hem naar het teken van zijn tweede komst.

Mattheüs 24:3  Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen zijn discipelen alleen tot Hem en zeiden: Zeg ons wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der wereld?

In Mattheüs 24:14 onderbrak Jezus zijn betoog over de reeks wereldgebeurtenissen die in de loop der tijden zullen plaatsvinden om hen te vertellen wanneer het einde gekomen zal zijn: ”En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.”

Dit was het ant­woord van Jezus op hun vraag. Hij had zijn discipelen gewaarschuwd voor valse profeten met een vals evangelie. Maar in de eindtijd, kort voor de terugkeer van Christus, zal het ware evangelie van het Koninkrijk van God verkondigd wor­den onder alle volken.

De vervulling van deze profetie is in de vorige eeuw begonnen. God opende wereldwijd deuren, naar volken en ook staatshoofden, overheden en parlementen. Vandaag wordt dit Werk voortgezet met de hedendaagse mediatechnieken waarmee alle volken bereikt kunnen worden door Gods gemeente.

  

EEN WEG OM TE ONTKOMEN

 

Christus maakt duidelijk dat voor Gods volk er een weg is om aan de Grote Verdrukking te ontsnappen. Jezus gebiedt ons te waken en te bidden.

Lukas 21:36  Waakt te allen tijde, biddende, dat gij in staat moogt wezen te ontkomen aan alles wat geschieden zal, en gesteld te worden voor het aangezicht van de Zoon des mensen.

We moeten de gebeurtenissen in de wereld goed volgen. Hierdoor kunnen we inzicht krijgen waar we zijn in de tijd en gebeurtenissen van de eindtijdprofetieën van de Bijbel. We behoren acht te geven welke profetieën in vervulling gaan vóór de terugkeer van Christus.

We moeten bidden voor hulp van God om Hem in alle situaties trouw te blijven en zijn wetten te houden. Dat is de belangrijkste voorwaarde om te kunnen ontkomen aan de Grote Verdrukking.

In Mattheüs 24:15-20 zegt Christus ons te bidden dat de vlucht niet op een sabbat of in de winter valt. Bovendien lezen we: ”Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen”.

Jezus Christus heeft beloofd zijn uitverkorenen onder duidelijke voorwaarden te beschermen tijdens de geprofeteerde verdrukking die over deze wereld zal komen. God zal zelfs de duur van het lijden van miljoenen anderen op een gegeven moment verkorten ”ter wille van de uitverkorenen” (Mattheüs 24:22). Dit is de enige hoop van de mensheid om te overleven.

  

TEKENEN AAN DE HEMEL GAAN VOORAF

AAN DE KOMST VAN CHRISTUS

 

Direct volgend op de periode van verdrukking, zal de mensheid getuige zijn van angstaanjagende gebeurtenissen.

Mattheüs 24:29  Terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar glans niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de machten der hemelen zullen wankelen.

De profeet Joël schreef hetzelfde.

Joël 2:31  De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.

Joël verwijst naar deze hemelse tekenen als het begin van de vreselijke Dag des Heren.

Laten we eens zien wat de Bijbel zegt over deze hemelse tekenen:

Openbaring 6:12  En ik zag, toen Hij het zesde zegel opende, en daar geschiedde een grote aardbeving en de zon werd zwart als een haren zak en de maan werd geheel als bloed. 13  En de sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgeboom zijn wintervijgen laat vallen, wanneer hij door een harde wind geschud wordt. 14  En de hemel week terug als een boekrol, die wordt opgerold, en alle berg en eiland werd van zijn plaats gerukt. 15  En de koningen der aarde en de groten en de oversten over duizend en de rijken en de machtigen en iedere slaaf en vrije verborgen zich in de holen en de rotsen der bergen; 16  en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de toorn van het Lam; 17  want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan?

Dan is de tijd gekomen wanneer God direct zal ingrijpen op het wereldtoneel. De Dag des Heren is de tijd wanneer God de opstandige volken van deze wereld zal straffen (Openbaring 6:17).

Over die Dag zegt God: ”Nabij is de grote dag des HEREN, nabij en hij nadert haastig. Hoort, de dag des HEREN; bitter schreeuwt dan de held. Die dag is een dag van verbolgenheid, een dag van benauwdheid en van angst, een dag van vernieling en van vernietiging, een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van wolken en van dikke duisternis, een dag van bazuingeschal en van krijgsgeschreeuw tegen de versterkte steden en tegen de hoge hoektorens. Dan zal Ik de mensen benauwen, zodat zij gaan als blinden, want zij hebben tegen de HERE gezondigd, en hun bloed zal worden uitgestort als stof en hun ingewand als drek” (Safanja 1:14-17).

Deze dag van Gods toorn zal komen na de hemelse tekenen van de zon, maan en sterren. En deze angstaanjagende bovennatuurlijke tekenen zullen onmiddellijk volgen na de Grote Verdrukking.

Alles aan het firmament (de hemel) zal terugwijken zoals een boekrol wordt opgerold (Openbaring 6:14). Onze kalender die vrijwel in de gehele wereld wordt gebruikt, wordt onbruikbaar. God herstelt de juiste tijd in het universum – een jaar zal weer 360 dagen gaan tellen, waar Gods profetieën op gebaseerd zijn omdat dit het fundament is van de kalender van God. Met het uitrollen van de ’boekrol’ met de hemellichamen zal Gods kalender hersteld zijn voordat Christus terugkomt.

  

DE TERUGKEER VAN CHRISTUS

 

Christus beschreef zijn terugkomst als de bliksem die van oost naar west licht. Iedereen die dan leeft zal het kunnen zien.

Mattheüs 24:27  Want gelijk de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn.

Christus zal terugkeren naar de aarde met grote macht en heerlijkheid en op de aarde heersen en vrede brengen.

Vers 30  En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid.

Christus had zijn discipelen eerder gewaarschuwd dat valse profeten zouden komen die velen zullen misleiden. Door de eeuwen heen heeft Satan zijn valse profeten gestuurd om mensen te misleiden door aan te kondigen dat de Messias in hun tijd zou terugkeren. Dientengevolge zijn velen in twijfel gebracht of Christus wel ooit zal terugkeren. Wanneer dan de ware dienaren van God de juiste tijd van de komst van Christus aankondigen, geloven de meeste mensen het niet!

De mensen zullen nog meer verward raken als een krachtige religieuze leider een enorme invloed heeft op de wereld. Christus zegt dat deze grote valse profeet, die tijdens de Grote Verdrukking zijn scepter zal zwaaien, grote tekenen en wonderen zal doen om zelfs bekeerde christenen te misleiden als dat mogelijk zou zijn (Mattheüs 24:24).

De zevende bazuin is de aankondiging van de komst van Christus. De zeven bazuinen zullen na elkaar klinken tijdens de Dag des Heren. Elke bazuin kondigt ingrijpende gebeurtenissen aan. Wanneer de zevende klinkt en Christus komt, zal er nog meer bazuingeschal klinken.

Mattheüs 24:31  En Hij zal zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal en zij zullen zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het ene uiterste der hemelen tot het andere.

Gods volk zal bijeen gebracht worden uit alle delen van de hele aarde. Dat zijn zij die in leven zijn bij Christus' komst en zij die gestorven zijn in Christus door de eeuwen heen. Dit is de eerste opstanding.

De apostel Paulus schreef in 1 Thessalonicenzen 4:15-17 dat degenen die zijn ”ontslapen” (overlijden wordt hier vergeleken met slapen) zullen worden opgewekt. Wanneer Christus terugkeert bij het geluid van de zevende bazuin, zullen de christenen die leven, samen met hen die zich hebben gekwalificeerd en gestorven zijn, worden opgenomen in de lucht om bij Hem te zijn in de wolken. Zij zullen dan neerdalen met Christus om over de aarde te gaan regeren.

Paulus schreef ook:

1 Corinthiërs 15:51  Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, 52  in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden.

Kun je je een dergelijke wonderlijke gebeurtenis voorstellen? Het gezin van God, 144.000 mensen, veranderd in geestelijke onsterfelijke wezens! Ze zullen opstijgen om Christus in de lucht te ontmoeten om daarna samen naar deze aarde terug te keren. Zij zullen op de Olijfberg bij Jeruzalem neerdalen om Christus te dienen in een Millennium van wereldvrede. Een fantastische toekomst om naar uit te kijken!

  

NIEMAND WEET WELK UUR

 

Ongetwijfeld hebben de discipelen Christus gevraagd wanneer Hij zal terugkeren. Jezus heeft dat niet gezegd. Christus zei dat niemand, zelfs de engelen in de hemel niet, de exacte tijd van zijn terugkomst weten (Mattheüs 24:36). Christus zei dat we wel kunnen weten wanneer zijn terugkeer zeer nabij is. In de gelijkenis van de vijgenboom zei Christus dat wanneer de takken uitlopen en er bladeren en knoppen aan komen, we weten dat de zomer in aantocht is. Op dezelfde manier kijken wij naar het wereldgebeuren en begrijpen uit de Bijbel met behulp van de literatuur van de Gemeente van God in welke tijd we leven en we ongeveer weten wanneer Christus zal terugkeren.

Zoals we al hebben gezien, sprak Christus over veel tekenen en situaties in de wereld die onmiddellijk aan zijn terugkeer voorafgaan. Maar hoe staat het met de mensen in de wereld?

Mattheüs 24:37  Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. 38  Want zoals zij in die dagen voor de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, 39  en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn.

Zoals de mensen ten tijde van de Zondvloed verdorven en egoïstisch waren met hun eigen leven zonder God, onverschillig en zonder geloof, zo zijn de mensen in de eindtijd. En wij van de Gemeente van God herkennen die mentaliteit, de verkilling en ongeïnteresseerdheid in deze tijd zeer goed!

Wij zien ruimschoots bewijs dat de terugkeer niet lang meer zal duren, maar voor de wereld zal het zijn zoals de Zondvloed plotseling kwam en alle ’beschaving’ van de mens wegspoelde.

Let daarom goed op de wereldgebeurtenissen en bestudeer de Bijbel en de literatuur van de Gemeente van God waarin nauwkeurig de tijden van de gebeurtenissen en de komst van Christus worden uitgelegd.

Christus herhaalt zijn aanmoediging:

Mattheüs 24:42  Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt.

Wij moeten als discipelen van Christus altijd klaar zijn voor zijn terugkeer door op te letten wat er in de wereld gebeurt en vooral door gebed en door dicht bij God te blijven. Als Christus' volgelingen dit doen, zullen ze niet overrompeld worden door zijn terugkeer, zoals het voorbeeld dat Christus gaf: Als de heer des huizes had geweten in welk deel van de nacht de dief zou komen, dan zou hij wakker gebleven zijn en niet in zijn huis hebben laten inbreken (Mattheüs 24:43).

  

WEES EEN TROUWE EN VERSTANDIGE KNECHT

 

In de laatste paar verzen van Mattheüs 24 en heel hoofdstuk 25 waarschuwt Christus zijn gemeente klaar te zijn voor zijn terugkeer. Hij spoort zijn mensen aan zich geestelijk voor te bereiden. Zij moeten zijn wetten houden en een voorbeeld zijn zoals van een christen verwacht mag worden. Ze moeten de weg van ’geven’ gaan in plaats van te nemen voor je zelf zoals in de wereld steeds meer wordt gedaan. Zij moeten zijn Werk doen totdat Hij terugkeert.

In de gelijkenis van Mattheüs 24:45-51 vergelijkt Christus zich met een heer die zijn zaken en werk heeft toevertrouwd aan een dienstknecht. Op dezelfde manier heeft Christus zijn Gemeente en het Werk toevertrouwd aan zijn volk. Wat verwacht Hij aan te treffen bij zijn terugkeer?

Mattheüs 24:46  Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zo bezig zal vinden. 47  Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezit zal stellen.

Het is belangrijk om al op jonge leeftijd te beginnen met het karakter te ontwikkelen dat nodig is om een goede dienstknecht van Christus te zijn. We moeten in deze wereld oefenen om straks met Christus die dienende taak in het Koninkrijk van God te vervullen.

  

 

Christus' laatste Pascha

  

De opdracht van Christus was bijna uitgevoerd. Hij had Satan overwonnen, de Boodschap van zijn Vader van het spoedig komende Koninkrijk van God gebracht. Hij had zieken genezen en de opleiding van zijn discipelen was bijna voleindigd.

  

DE SAMENZWERING OM JEZUS TE ARRESTEREN

 

Jezus Christus had tegen zijn discipelen gezegd dat Hij over twee dagen zou worden gearresteerd en gekruisigd. Dat zou gebeuren net voor de Dagen van Ongezuurde Broden. Het Pascha en de daaropvolgende zeven Dagen van Ongezuurde Broden werden door de Joden ook samen het Paschafeest genoemd. Maar ook wel samen het feest van Ongezuurde Broden. Het was een van de grote feesttijden van het jaar, en een tijd dat Joden uit de Romeinse wereld naar Jeruzalem reisden (Mattheüs 26:1-5, 17; Lukas 22:1).

Mattheüs 26:2  Gij weet, dat het over twee dagen Paasfeest is, en alsdan wordt de Zoon des mensen overgeleverd om gekruisigd te worden.

Paasfeest is een vertaling van het Griekse Pascha.

Mattheüs 26:17  Op de eerste dag van het feest der ongezuurde broden, kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Waar wilt Gij, dat wij toebereidselen maken voor U om het Pascha te eten?

Hier wordt het Pascha en de Zeven dagen van Ongezuurde Broden samen ”feest der ongezuurde broden” genoemd.

Lukas 22:1  Het feest nu der ongezuurde broden, dat Pascha genoemd wordt, naderde.

Hier wordt dus de hele periode Paschafeest genoemd. Hoewel hier ook alleen het Pascha bedoeld kan zijn, omdat met Pascha ongezuurd brood wordt gegeten.

”Op” in Mattheüs 26:17 is een vertaling van het Griekse woord de, dat in de NBG-vertaling bijna nooit wordt vertaald met ’op’. Het betekent ’noch’, ’maar’, ’bovendien’, ’en’. Hier past beter ’in verband met’ of ’ten aanzien van’ of ’wat betreft’. Dus: in verband met het Pascha kwamen de discipelen bij Hem. Lukas 22:7 zegt het wat duidelijker: ”De dag der ongezuurde broden kwam [kwam er aan], waarop het Pascha moest geslacht worden.” Het was nog de 13e van de eerste maand. De volgende dag op de 14e is het Pascha, maar i.v.m. zijn kruisiging was dat voor Christus onmogelijk.

Johannes 18:28  Zij brachten Jezus dan van Kajafas naar het gerechtsgebouw. En het was vroeg in de morgen [van de 14e]; doch zelf gingen zij het gerechtsgebouw niet binnen, om zich niet te verontreinigen, maar het Pascha te kunnen eten.

Johannes 19:13  Pilatus dan hoorde deze woorden en hij liet Jezus naar buiten brengen en zette zich op de rechterstoel, op de plaats, genaamd Litostrotos, in het Hebreeuws Gabbata. 14  En het was Voorbereiding voor het Pascha, ongeveer het zesde uur [van de 14e], en hij zeide tot de Joden: Zie, uw koning!

Wetende dat Jezus naar Jeruzalem zou komen om het Pascha te houden, beraamden de religieuze leiders een plan om Hem te arresteren en te doden. Hun probleem was echter hoe dit te doen zonder een rel te veroorzaken.

Lukas 22:2  En de overpriesters en de schriftgeleerden zochten, hoe zij Hem uit de weg konden ruimen, want zij waren bang voor het volk.

Nog maar een paar dagen geleden hadden de mensen Jezus een enthousiast onthaal gegeven toen Hij Jeruzalem binnenging.

De schriftgeleerden en Farizeeën vreesden een opstand van het volk, dat bovendien consequenties kon hebben tegenover de Romeinse overheid. Ze wisten dat zij verantwoordelijk zouden worden gehouden door de Romeinse autoriteiten voor eventuele ordeverstoring tijdens die feestdagen. Het laatste wat ze wilden was een militair ingrijpen door Rome. Toch was de woede van velen van hen tegen Christus, zoals we hebben gezien, zonder gronden. Alleen zijn dood zou hun woede, die werd veroorzaakt door zijn onderwijs en verwijt van hun huichelarij, kunnen bekoelen. Zijn dood zouden ze ervaren als een triomf en zekerheid aangaande hun hoge posities.

Voor hun dilemma kwam gedeeltelijk en onverwacht een oplossing toen één van de discipelen van Christus – later bezeten door Satan – besloot om Christus te verraden.

Mattheüs 26:14  Toen ging een van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, naar de overpriesters, 15  en hij zeide: Wat wilt gij mij geven? Dan zal ik Hem u overleveren.

Als de penningmeester had Judas geld, dat besteed werd voor de levensbehoeften van Christus met zijn mensen en voor hulp aan de armen, uit de kas gestolen. Oneerlijkheid en ongetwijfeld ook een houding van opstandigheid was Judas niet vreemd.

Johannes 12:3  Maria dan nam een pond echte, kostbare nardusmirre, en zij zalfde de voeten van Jezus en droogde zijn voeten af met haar haren; en de geur der mirre verspreidde zich door het gehele huis. 4  Maar Judas Iskariot, een van zijn discipelen, die Hem verraden zou, zeide: 5  Waarom is deze mirre niet voor driehonderd schellingen verkocht en aan de armen gegeven? 6  Maar dit zeide hij niet, omdat hij zich om de armen bekommerde, maar omdat hij een dief was en als beheerder der kas de inkomsten wegnam.

Judas gaf toe aan Satans invloed om Christus te verraden. Al het onderwijs van Christus en de relatie van Judas met de andere discipelen waren niet in zijn gedachten – alleen hebzucht en vijandigheid die er uiteindelijk toe zou leiden om zijn eigen Schepper te verraden.

We hebben wel eens meegemaakt dat iemand ons gemeen heeft behandeld. Behalve boosheid kan geleidelijk ook een bitterheid en misschien zelfs haat in ons groeien.

De apostel Paulus waarschuwt ons niet bitter te worden:

Hebreeën 12:15  Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden.

De overpriesters waren bereid slechts 30 zilverstukken te betalen als prijs voor het verraden van Jezus. Judas nam het geld gretig aan en zocht meteen een gunstige gelegenheid om Christus uit te leveren aan de religieuze autoriteiten.

Mattheüs 26:15  en hij zeide: Wat wilt gij mij geven? Dan zal ik Hem u overleveren. 16  En zij stelden hem dertig zilverlingen ter hand. En van toen af zocht hij een goede gelegenheid om Hem over te leveren.

  

JEZUS OP DE DAG VAN HET PASCHA GEKRUISIGD

 

Al vele eeuwen wordt algemeen verondersteld dat Jezus werd gekruisigd op vrijdag en tegen zonsopgang zondagochtend uit het graf herrees. De Bijbel laat zien dat dat onmogelijk is!

Wat heeft Christus gezegd over de duur van de tijd dat Hij in het graf zou zijn?

Mattheüs 12:39  Maar Hij antwoordde hun en zeide: Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van Jona, de profeet. 40  Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon des mensen in het hart der aarde zijn, drie dagen en drie nachten.

Christus' enige teken dat Hij de Messias was, was dat Hij precies drie dagen en drie nachten in het graf zou blijven. Als Hij met dit teken faalde, moet Hij worden afgewezen als een bedrieger. Een simpele optelsom toont ons dat vrijdagmiddag tot zonsopgang zondagochtend geen drie dagen en drie nachten duren. Satan heeft dit verhaal verzonnen om de mensen te misleiden niet in Christus te geloven.

Jezus beaamde dat in een etmaal van 24 uur er 12 uur daglicht is.

Johannes 11:9  Jezus antwoordde: Gaan er geen twaalf uren in een dag? …

Met drie dagen van 12 uur en drie nachten van 12 uur hebben we een totaal van 72 uur dat Christus in het graf was.

Lees in Genesis 1:5, 8, 12-13 hoe God dagen telt. God werkte overdag aan de schepping (dat gedeelte van de dag noemt Hij ”licht”). Dan volgt de avond tot 's morgens de zon opkomt. Dan begint Hij met werken op de volgende dag. In de NBG-vertaling staat: ”Toen was het avond geweest en het was morgen geweest”. Andere vertalingen zeggen het duidelijker: ”Het werd avond en het werd morgen.” God verdeelt dus een etmaal in een dag en een nacht, zoals wij nog steeds doen.

Om precies drie dagen en drie nachten in het graf te zijn, moest Christus opstaan uit het graf op hetzelfde moment van de dag dat zijn lichaam werd begraven en het graf gesloten.

Laten we nog meer schriftgedeelten bekijken die tonen dat de tijd van het begraven van Christus tot zijn opstanding drie dagen duurt.

Mattheüs 27:63  en zij zeiden: Heer, wij hebben ons herinnerd, dat die verleider bij zijn leven gezegd heeft: Na drie dagen word Ik opgewekt.

Markus 8:31  En Hij begon hen te leren, dat de Zoon des mensen veel moest lijden en verworpen worden door de oudsten en de overpriesters en de schriftgeleerden en gedood worden en na drie dagen opstaan.

Markus 9:31  Want Hij onderwees zijn discipelen en zeide tot hen: De Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der mensen en zij zullen Hem ter dood brengen en drie dagen na zijn dood zal Hij opstaan.

Johannes 2:19  Jezus antwoordde en zeide tot hen: Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen. 20  De Joden dan zeiden: Zesenveertig jaren is over deze tempel gebouwd en Gij zult hem binnen drie dagen doen herrijzen? 21  Maar Hij sprak van de tempel zijns lichaams.

1 Corinthiërs 15:3  Want voor alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften, 4  en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften.

Jezus werd tegen zonsondergang begraven op dezelfde dag dat Hij stierf. Volgens Deuteronomium 21:22-23 moest een gestorven (gekruisigde) zondaar vóór zonsondergang begraven worden, vooral vóór aanvang van de sabbat. Hij stierf rond 3 uur in de middag of het ”negende uur” (Lukas 23:44, 52-54).

De dag waarop Christus werd gekruisigd was ook de dag van ”Voorbereiding” (Mattheüs 27:62). De apostel Johannes schrijft dat deze voorbereidingsdag vooraf ging aan een sabbat en ”de dag van die sabbat was groot”, namelijk een van de zeven jaarlijkse heilige dagen. Het was de heilige dag waarmee de Dagen van Ongezuurde Broden beginnen.

Johannes 19:31  De Joden dan, daar het Voorbereiding was en de lichamen niet op sabbat aan het kruis mochten blijven (want de dag van die sabbat was groot) vroegen Pilatus, dat hun benen gebroken en zij weggenomen zouden worden. Vers 42 daar dan legden zij Jezus neder wegens de Voorbereiding der Joden, omdat het graf dichtbij was.

Christus werd gekruisigd op dezelfde dag dat het paschalam werd geslacht.

Exodus 12:5  Een gaaf, mannelijk, eenjarig stuk kleinvee moet gij nemen; gij kunt dit nemen van de schapen of van de geiten. 6  En gij zult het bewaren tot de veertiende dag van deze maand; dan zal de gehele vergadering der gemeente van Israël het slachten in de avondschemering.

1 Corinthiërs 5:7  Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus.

Dat was op de 14e van de eerste maand van Gods kalender. De dag daarna, op de 15e, begon de eerste heilige dag van de Dagen van Ongezuurde Broden (Leviticus 23:5-6; Numeri 28:16-18).

In het jaar 30 n.Chr. viel de 14e van de eerste maand op een woensdag en de eerste dag van de Dagen van Ongezuurde Broden op donderdag. Als Christus op woensdag in de namiddag is gedood, dan is Hij in de namiddag van de wekelijkse sabbat opgestaan – precies drie dagen en drie nachten daarna.

Op de eerste dag van de week ging Maria van Magdala (Magdalena) heel vroeg, toen de zon opging, naar het graf. Ze zag dat de steen voor de ingang was weggewenteld (Johannes 20:1; Markus 16:2). Een engel zei:

Mattheüs 28:6  Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, gelijk Hij gezegd heeft; komt, ziet de plaats, waar Hij gelegen heeft.

Christus was al opgestaan uit de dood in de namiddag van zaterdag, vóór zonsondergang! Er is dus absoluut geen sprake van een opstanding op zondag. Christus is opgestaan op de zevende dag, op sabbat, precies drie dagen en drie nachten nadat Hij werd begraven.

We kunnen in omgekeerde volgorde ook stellen dat als Hij tegen zonsopgang op zondagmorgen al opgestaan was en Hij in de namiddag begraven is, was Hij dus al opgestaan op zaterdagmiddag vóór zonsondergang, zodat we met het terugtellen op woensdag komen dat Hij begraven is en dat komt overeen met bijvoorbeeld de profetie van Daniël 9:26-27 waar bevestigd wordt dat de Messias ”in de helft van de week” – dat is op woensdag – gekruisigd zou worden. Zie voor meer informatie de publicatie van de Gemeente van God ’De zeventig weken bevestigen dat Jezus de Christus is’.

Nog een opmerking. Genesis laat zien dat een nieuwe dag 's morgens bij zonsopgang begint. De nacht daarvoor noemt God ’gisteren’. De avond daarvoor is de datum van de vorige dag. Het Pascha moet dus niet gehouden worden op de avond vóór de 14e (dat is de 13e) van de eerste maand, zoals verscheidene mensen menen. Maar de heilige tijd van een heilige dag begint op de avond ervoor. Op vrijdagavond met zonsondergang begint de heilige tijd van de sabbat en op de avond van de 14e van de eerste maand begint de heilige tijd van de 1e dag van de Week van Ongezuurde Broden, hoewel die week wordt aangegeven van de 15e tot en met de 21e.

Exodus 12:18  In de eerste [maand], op de veertiende dag der maand, des avonds [de avond vóór de 15e begint de heilige tijd], zult gij ongezuurde broden eten, tot aan de eenentwintigste dag der maand, des avonds.

Leviticus 23:27  Maar op de tiende van die zevende maand is de Verzoendag; een heilige samenkomst zult gij hebben en gij zult u verootmoedigen en de HERE een vuuroffer brengen. Vers 32  Het zal u een volkomen sabbat zijn en gij zult u verootmoedigen. Op de negende van de maand, des avonds [de avond vóór de 10e begint de heilige tijd], van avond tot avond, zult gij uw sabbat vieren.

  

DIE DIENSTBAAR WIL ZIJN IS DE GROOTSTE

 

Christus stuurde twee van zijn discipelen, Petrus en Johannes, naar Jeruzalem naar een man bij wie ze een kamer konden gebruiken om het Pascha te houden.

Lukas 22:7  De dag der ongezuurde broden kwam, waarop het Pascha moest geslacht worden. 8  En Hij zond Petrus en Johannes uit, zeggende: Gaat heen, maakt het Pascha voor ons gereed, opdat wij het kunnen eten. 9  En zij zeiden tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij het gereed maken? 10  Hij zeide tot hen: Zie, wanneer gij de stad inkomt, zal u een man tegenkomen, die een kruik water draagt. Volgt Hem in het huis, dat hij binnengaat, 11  en zegt dan tot de heer van dat huis: De Meester zegt u: Waar is het vertrek, waar Ik met mijn discipelen het Pascha kan eten? 12  En hij zal u een grote bovenzaal wijzen, van alles voorzien: maakt het daar gereed. 13  En zij gingen heen en vonden het zoals Hij hun gezegd had, en zij maakten het Pascha gereed.

Omdat Christus wist dat Hij de volgende dag, woensdag, gekruisigd zou worden, hield Hij (alleen dat jaar) het Pascha de avond vóór zijn dood. Het paschalam moest immers eerst geslacht worden voordat het gegeten kon worden. Dat betekent dat het Pascha gehouden moet worden nadat Christus is gedood, dus op de avond van de 14e na de kruisiging. Christus vervulde exact de door God bepaalde tijd met zijn dood (Leviticus 23:4).

Die avond was voor Jezus een tijd van spanning en emotie toen Hij en zijn discipelen bijeen zaten. Hij wist wat er stond te gebeuren en dat dit zijn laatste Pascha was als mens.

Lukas 22:14  En toen het uur aangebroken was, ging Hij aanliggen en de apostelen met Hem. 15  En Hij zeide tot hen: Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer Ik lijd. 16  Want Ik zeg u, dat Ik het voorzeker niet meer eten zal, voordat het vervuld is in het Koninkrijk Gods.

Mattheüs 26:29 Doch Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders.

Terwijl de discipelen onder elkaar aan het praten waren, ontstond er een debat over wie van hen de belangrijkste in het Koninkrijk van God worden zou. Christus zei tegen hen dat het verlangen naar grootheid en macht over anderen een karaktertrek is van de heersers van deze wereld. Hij legde uit dat grootheid in Gods ogen gebaseerd is op iemands wens om anderen te dienen. Christus toonde zelf zijn dienstbaarheid door zijn eigen leven te geven voor de hele mensheid.

Omdat de discipelen trouw aan Christus waren gebleven, zal hun macht en gezag worden gegeven in zijn Koninkrijk. Wanneer Christus naar deze aarde terugkeert, zullen de opgestane apostelen op tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te regeren.

Lukas 22:24  Er ontstond ook onenigheid onder hen over de vraag, wie van hen als de eerste moest gelden. 25  Hij zeide tot hen: De koningen der volken voeren heerschappij over hen en hun machthebbers worden weldoeners genoemd. 26  Doch gij niet alzo, maar de eerste onder u worde als de jongste en de leider als de dienaar. 27  Want wie is de eerste: die aanligt, of die dient? Is het niet, die aanligt? Maar Ik ben in uw midden als dienaar. 28  Gij zijt het, die steeds bij Mij gebleven zijt in mijn verzoekingen. 29  En Ik beschik u het Koninkrijk, gelijk mijn Vader het Mij beschikt heeft, 30  opdat gij aan mijn tafel eet en drinkt in mijn Koninkrijk. En gij zult zitten op tronen om de twaalf stammen Israëls te richten.

Jezus wist dat Satan deze avond Judas Iskariot had beïnvloed om zijn verraad uit te voeren. Maar Christus hield van zijn discipelen en zou nu, zelfs op de laatste avond, een voorbeeld geven van liefde en nederigheid.

Johannes 13:1  En voor het Paasfeest, toen Jezus wist, dat zijn ure gekomen was om uit deze wereld over te gaan tot de Vader, heeft Hij de zijnen, die Hij in de wereld liefhad, liefgehad tot het einde. 2  En onder de maaltijd, toen de duivel reeds Judas, Simons zoon Iskariot, in het hart had gegeven Hem te verraden, 3  stond Hij, wetende, dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heenging, van de maaltijd op.

  

CHRISTUS WAST DE VOETEN VAN DE DISCIPELEN

 

Christus stond op van de tafel, deed zijn mantel uit en deed een linnen doek om zijn middel. Op dezelfde manier zou een nederige slaaf dat hebben gedaan. Christus schonk water in een kom en begon de voeten van zijn discipelen te wassen en daarna af te drogen met de doek.

Petrus protesteerde tegen deze manier waarop Christus zich vernederende.

Johannes 13:6  Hij kwam dan bij Simon Petrus. Deze zeide tot Hem: Here, wilt Gij mij de voeten wassen? 7  Jezus antwoordde en zeide tot hem: Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het later verstaan. 8  Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in eeuwigheid! Jezus antwoordde hem: Indien Ik u niet was, hebt gij geen deel aan Mij.

”Geen deel aan Mij” betekent ook: niet tot Gods gemeente behoren

Wat was de reactie van Petrus?

Johannes 13:9  Simon Petrus zeide tot Hem: Here, niet alleen mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd! 10  Jezus zeide tot hem: Wie gebaad heeft, behoeft zich alleen de voeten te laten wassen, want hij is geheel rein; en gijlieden zijt rein, doch niet allen.

Christus zinspeelde op de onreinheid van Judas, omdat Hij wist dat die Hem zou verraden.

Waarom waste Christus de voeten van de discipels?

Vers 14  Indien nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te wassen; 15  want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u gedaan heb.

Deze voetwassing is een voorbeeld en wordt daarom door de leden van de nieuwtestamentische Gemeente van God jaarlijks met het Pascha gedaan. Het is een teken van nederigheid en dienstbaarheid.

Als God nieuwe leden toevoegt, moet hun dit en alles wat Christus heeft onderwezen, ook geleerd worden.

Mattheüs 28:19  Gaat dan henen, maakt [onder] al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.

 

JUDAS VERRAADT CHRISTUS

 

Jezus keerde weer terug op het onderwerp dat Hij door een van hen verraden zou worden. Hij zei de discipelen dat de profetie van koning David in Psalm 41:10 zou worden vervuld.

Psalmen 41:10  Zelfs mijn vriend, op wie ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft zijn hiel tegen mij opgeheven.

Christus legde uit dat ook dit een bewijs voor hen is dat Hij de Zoon van God is.

Johannes 13:18  Ik spreek niet van u allen; Ik weet, wie Ik heb uitgekozen; maar het schriftwoord moet vervuld worden: Hij, die mijn brood eet, heeft zijn hiel tegen Mij opgeheven. 19  Thans reeds zeg Ik het u, eer het geschiedt, opdat gij, wanneer het geschiedt, gelooft, dat Ik het ben.

We kunnen veel weten over het karakter van God door de woorden en daden van zijn Zoon Jezus Christus te bestuderen. Jezus zei in Johannes 10:30 dat Hij en de Vader één zijn. Ze zijn in overeenstemming met elkaar. Door Christus te kennen en te begrijpen, kunnen we ook God de Vader kennen en begrijpen.

Dan wordt Jezus ontroerd en zei dat één van hen Hem zou verraden. De discipelen keken elkaar aan en vroegen zich af wie Hij bedoelde (Johannes 13:21-22).

Petrus gaf Johannes die naast Christus zat een wenk om Hem te vragen wie het was. Jezus zei dat het diegene is die Hij een stuk brood zou geven dat Hij nu in de schaal ging dopen. Hij doopte een stuk brood in de schaal en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot (Johannes 13:23-26).

Op dat moment nam de duivel bezit van Judas. Jezus zei toen tegen Judas dat hij maar meteen moest doen wat hij van plan was. Eigenlijk sprak Jezus ook rechtstreeks tegen Satan. Niemand aan tafel begreep waarom Hij dit zei. Omdat Judas de kas beheerde, dachten sommigen dat Jezus bedoelde dat hij voor het feest inkopen moest doen of wat aan de armen geven. Judas nam het brood aan en ging meteen weg en verdween in de nacht (verzen 27-30).

  

EEN NIEUW GEBOD

 

Toen Judas was weggegaan gaf Jezus uitleg aangaande het nieuwtestamentische Pascha. Hij zei dat Hij spoedig naar zijn Vader zou terugkeren. Hij gaf hun een gebod waarnaar alle christenen moeten leven. Ze moeten elkaar liefhebben, zoals Christus hen heeft liefgehad en zijn leven voor hen offerde.

Behalve voor de Gemeente zelf, heeft dit gebod ook een functie voor alle mensen.

Johannes 13:35  Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander.

Christus legde uit dat respect en liefde – een uitgaande bezorgdheid – voor elkaar het echte kenmerk is van een ware christen. Hoe anders is de houding van de meeste mensen in de wereld! In de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld, vochten ’christenen’ van alle gezindten aan beide fronten tegen elkaar!

Het gebod van Christus is totaal anders.

Johannes 15:12  Dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u heb liefgehad. 13  Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden. 14  Gij zijt mijn vrienden, indien gij doet, wat Ik u gebied.

Ware christenen doen elk jaar aan zelfonderzoek voor het Pascha en moeten vooral deze woorden van Christus in gedachten houden in de voorbereiding op het Pascha.

Toen Christus dit thema van liefde benadrukte, verklaarde Petrus zich bereid zijn leven volledig in te zetten voor Jezus, om voor Hem te sterven. Ongetwijfeld meende hij oprecht wat hij zei. Maar Christus vertelde hem dat, voordat de volgende morgen aanbreekt, hij drie keer zal ontkennen dat hij Jezus kent! (Lukas 22:33-34; Johannes 13:37-38.)

  

BROOD EN WIJN

 

Tijdens dit bijzondere Pascha stelde Christus de symbolen van het brood en de wijn in.

Lukas 22:14  En toen het uur aangebroken was, ging Hij aanliggen en de apostelen met Hem. Vers 19  En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis.

Christus gaf opdracht aan christenen om elk Pascha (ongezuurd) brood te breken en te eten ter nagedachtenis aan Hem. Sindsdien is het een jaarlijkse herinnering aan zijn dood.

Exodus 12:6  En gij zult het bewaren tot de veertiende dag van deze maand; dan zal de gehele vergadering der gemeente van Israël het slachten in de avondschemering.

Exodus 13:10  Gij zult deze inzetting onderhouden op haar vaste tijd, van jaar tot jaar.

1 Corinthiërs 11:26  Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt.

Dit gebroken brood symboliseert het lichaam van Christus dat Hij offerde, Hij werd geslagen en ’gebroken’ door de Romeinse geseling. Het ’breken’ van het lichaam leidde tot de dood van Christus zodat de doodstraf die wij verdiend hebben, voor ons betaald is. Op dat offer kan ieder oprecht berouwvol mens een beroep doen, zodat hij de doodstraf voor zijn zonden niet behoeft te ondergaan.

Christus nam vervolgens een beker wijn en gaf die aan de discipelen en zei dat ze daaruit moesten drinken.

Mattheüs 26:27  En Hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen daaruit.

Wat symboliseerde de wijn?

Vers 28  Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.

Christus legde uit dat de wijn zijn bloed vertegenwoordigt – zijn leven. Zijn leven was zonder zonde en daarom kon Hij betalen voor onze zonden. Het Nieuwe Verbond is met zijn bloed bevestigd.

God zelf betaalde door Christus de prijs voor onze zonden en de doodstraf als gevolg van die zonden. Zo kan een mens geestelijke genezing en leven ontvangen van God.

1 Petrus 2:24  Die [Christus] zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout [het kruis] gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen.

Jesaja 53:5  Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.

Iemand die zondigt is geestelijk gesproken ziek en iemand die niet zondigt is rein en gezond. Elke oprechte christen is door Christus gered van de dood en geestelijk genezen.

Paulus zegt ons dat iedereen gezondigd heeft en dat de ’beloning’ van de zonde de dood is. Alle mensen hebben gezondigd en staan daarom onder de doodstraf. Christus, die een zondeloos leven leefde, gaf vrijwillig zijn leven om voor onze doodstraf te betalen (Romeinen 3:23; 6:23).

Christus geeft zijn volgelingen de opdracht om elk jaar met het Pascha wijn te drinken om het offer dat Hij voor ons heeft gebracht opnieuw in herinnering te brengen. We staan stil bij zijn lijden, zijn vergoten bloed en zijn dood, zodat onze zonden vergeven kunnen worden. Dit was een grote daad van liefde en dienstbaarheid van Christus en zijn Vader.

Johannes 3:16  Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.

Het Pascha is een jaarlijks terugkerende herinnering dat Christus zijn leven gaf, waardoor ons de gelegenheid van verlossing en het eeuwige leven in zijn Koninkrijk wordt gegeven.

De overeenkomst die God biedt aan een christen de doodstraf kwijt te schelden om vervolgens hard te werken aan leven zonder zonde, dus te leven naar Gods wetten, met de belofte van eeuwig leven, heet het Nieuwe Testament (verbond). Het Oude Verbond was een overeenkomst tussen God en het volk van Israël. God zou Israël overvloed, bescherming en vrede geven als het God zou gehoorzamen en straffen als het God niet zou gehoorzamen. Er was geen belofte van eeuwig leven. Het verbond werd gebroken door de Israëlieten toen ze in opstand kwamen tegen God. Het Nieuwe Verbond is een overeenkomst tussen Gods ware Gemeente (geestelijk Israël) en God met de belofte van eeuwig leven.

Johannes 6:44  Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.

Het offer van Christus heeft de toegang tot de Vader vrijgemaakt voor hen die God roept. Die roeping maakt het mogelijk om naar God te gaan om Hem te vragen naar datgene wat we nodig hebben.

Johannes 14:13  en wat gij ook vraagt in mijn naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde. 14  Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen.

In de grondtekst en de meeste vertalingen staat niet het woord ’Mij’.

Johannes 16:23  En te dien dage zult gij Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij de Vader om iets bidt, zal Hij het u geven in mijn naam.

Behalve God de Vader vragen in onze gebeden, danken we Hem natuurlijk ook. En het is goed ook Christus te danken voor zijn offer en leiding in ons leven.

We houden in de Gemeente van God ook nu het Pascha zoals ingesteld door Jezus Christus. De leden wassen elkaars voeten. Vervolgens eten zij een klein stukje van het ongezuurde brood dat is gebroken en waarvoor de zegen gevraagd is. Na het eten van het brood, wordt een zegen gevraagd voordat zij een beetje wijn drinken, dat het vergoten bloed van Christus symboliseert. Daarna worden gedeelten van Christus' laatste woorden aan zijn discipelen voorgelezen en de samenkomst wordt beëindigd met een gezang.

  

NOG MEER INSTRUCTIES VAN CHRISTUS

AAN ZIJN DISCIPELEN

 

Na de instelling van de belangrijke symbolen van het brood en de wijn, gaf Christus nog meer instructies aan zijn discipelen. Terwijl de tijd van zijn arrestatie naderde, begon Hij opnieuw te vertellen over de toekomst.

Christus vertelde hen dat Hij terugging naar zijn Vader om de regeringsposities in zijn Koninkrijk voor hen voor te bereiden. Hij zei hun dat er veel belangrijke taken en verantwoordelijke posities zijn. Deze functies zullen worden vervuld door christenen die door de eeuwen heen zijn overleden en die zullen worden opgewekt in de eerste opstanding, samen met de leden van Gods gemeente die leven bij de terugkeer van Jezus Christus en trouw blijven aan God.

Johannes 14:1  Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. 2  In het huis mijns Vaders zijn vele woningen (anders zou Ik het u gezegd hebben) want Ik ga heen om u plaats te bereiden; 3  en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.

1 Corinthiërs 15:51  Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, 52  in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden.

Christus zei dat als zij Hem trouw zouden blijven, Hij God zou vragen om hen de heilige Geest te sturen. Hij beschreef Gods geest als een ”Trooster” en als ”de Geest der waarheid”.

Johannes 14:16  En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, 17  de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.

Gods heilige Geest is de grote macht en kracht van God. Het is geen persoon of wezen. Het is de kracht die God aan een persoon schenkt die zich bekeerd heeft en gedoopt is.

De Geest van God, de heilige Geest, verenigt zich met onze geest die we vanaf de geboorte hebben, waardoor wij opnieuw verwekt worden – deze keer geestelijk, zoals wij eens fysiek werden verwekt. De heilige Geest doordringt ons met de goddelijke natuur. Die geestelijke verwekking vervult ons met de natuur en de gedachten van God. Die geeft ons ook inzicht in het potentieel van de mens, namelijk om God te worden, want dat is het doel van de schepping van de mens.

In de onbekeerde mens met zijn menselijke natuur, beïnvloed door Satan, is Gods geest niet aanwezig. Hij kan geestelijke dingen niet begrijpen.

1 Corinthiërs 2:11  Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods.

Paulus zegt verder in vers 12: ”Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is.”

Later in zijn gesprek met de discipelen zei Christus dat Gods geest hen naar de waarheid zal leiden en hen helpen om het te begrijpen. Gods Woord, de Bijbel, is waarheid en we begrijpen het door Gods geest. De Bijbel is een gecodeerd boek en zonder de juiste code kan het niet begrepen worden. Die code is Gods Heilige Geest.

Johannes 16:13  doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.

Christus legde uit dat God door zijn heilige geest in ware christenen aanwezig is. Hij leeft zijn leven, de weg van liefde, in ons door zijn geest. En dan zullen zij die God liefhebben de woorden van Christus gehoorzamen. Zij die God liefhebben, onderhouden zijn geboden.

Johannes 14:15  Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. Vers 23  Jezus antwoordde en zeide tot hem: Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen. 24  Wie Mij niet liefheeft bewaart mijn woorden niet; en het woord, dat gij hoort, is niet van Mij, maar van de Vader, die Mij gezonden heeft.

Een van de vruchten of resultaten van de leiding door de heilige geest is vrede. Christus zei tegen zijn discipelen dat ze niet ongerust of bang hoefden te zijn en niet de moed moesten verliezen, maar dat ze moesten leven zoals Hij geleefd had.

Johannes 14:27  Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd.

Filippenzen 4:6  Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God. 7  En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus.

Welke vruchten van Gods geest noemt Paulus nog meer?

Galaten 5:22  Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. 23  Tegen zodanige mensen is de wet niet.

De heilige geest geeft ons een juist inzicht in alle aspecten van het leven. De intentie, de bedoeling van regels om te respecteren worden duidelijk met Gods geest. Hoe vaak stelen mensen niet zonder dat dat door deze wereld stelen wordt genoemd? Hoeveel ’strenge’ ’christelijken’ maken zelf geen regels die God zo niet heeft bedoeld? Hoeveel ’vrije’ ’christenen’ kleden zich en gedragen zich op een manier die God verfoeit? Alleen de heilige geest leidt ons tot een juist begrip.

Nadat Christus gezegd had wat Hij wilde zeggen, zongen Hij en zijn discipelen een gezang waarmee het Pascha werd beëindigd.

Zij gingen het huis uit waar ze het Pascha hadden gehouden en verlieten Jeruzalem. Ze wandelden in oostelijke richting naar de voet van de Olijfberg. Zij staken de Kidronbeek over, waar een hof was met olijfbomen. Dit was de hof van Getsemane, die Hij met zijn discipelen binnenging.

  

 

De arrestatie, het proces

en de kruisiging

  

Na het Pascha staken Jezus Christus en zijn discipelen de Kidronbeek over en liepen langs de voet van de Olijfberg. Hier had Hij de laatste momenten van rust en afzondering in gebed met zijn Vader.

Jezus wist hoe belangrijk het was dicht bij zijn Vader te zijn vóór de traumatische gebeurtenissen van de komende dag. Hij wilde de steun en inspiratie van zijn Vader om Hem te helpen bij de verschrikkelijke beproeving die Hem te wachten stond.

  

DICHT BIJ GOD BLIJVEN

 

Wanneer we geconfronteerd worden met moeilijke situaties, in benarde omstandigheden zitten of beproefd worden, is het belangrijk dat we een hechte relatie met God hebben. We moeten gebruik maken van de steun, aanmoediging en begeleiding die God ons op zulke momenten kan geven.

Wat belooft God aan degenen die dicht bij Hem blijven?

Hebreeën 13:5  Laat uw wijze van doen onbaatzuchtig zijn, weest tevreden met wat gij hebt. Want Hij heeft gezegd: Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten. 6  Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen?

Het maakt niet uit hoe groot of hoe klein het probleem is, God is altijd aanwezig om ons te helpen in onze behoeften en te luisteren naar onze gebeden om hulp. Misschien zien we op tegen een project op het werk of zijn er problemen met familie of is de druk van sommige collega's te groot. Ongeacht de omstandigheden, God hoort ons wanneer we Hem om hulp vragen.

  

CHRISTUS BIDT TOT DE VADER

 

Na aankomst in de hof van Getsemane zei Christus tegen zijn discipelen te wachten terwijl Hij verderop ging om te bidden. Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en uitte toen zijn angst en zei dat Hij diep bedroefd was.

Markus 14:33  En Hij nam Petrus en Jakobus en Johannes mede. En Hij begon zeer ontsteld en beangst te worden, 34  en Hij zeide tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft hier en waakt.

Vergeet niet dat Christus ook een mens was. Met Gods heilige geest vanaf zijn geboorte heeft Hij een volmaakt, zondeloos leven geleid, maar toch leed Hij net als ieder ander mens.

Hebreeën 4:14  Daar wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij aan die belijdenis vasthouden. 15  Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest, doch zonder te zondigen.

Jezus Christus werd op de proef gesteld door verleiding tot zonde net zoals wij, maar Hij zondigde niet. Daarom begrijpt Christus de beproevingen en de problemen die wij als mensen ondervinden. Het is geen wonder dat Christus ”zeer ontsteld” en ”beangst” werd en ”zeer bedroefd, tot stervens toe” was zoals Hij zei in verband met zijn arrestatie, het proces en de kruisiging.

Christus wist wat voor een verschrikkelijke dood Hem te wachten stond. Hij wist dat Hij de zonden van de wereld op zijn schouders zou dragen. Christus wist dat Hij met zijn leven betaalde voor de doodstraf wegens het overtreden van Gods wetten voor allen die van God het eeuwige leven ontvangen.

Met al deze gebeurtenissen in gedachten bad Jezus tot zijn Vader. Hij vroeg of er mogelijk een andere manier was om Gods doel van redding te verkrijgen. Maar Jezus beëindigde zijn gebed met de erkenning dat alle dingen gedaan moesten worden zoals zijn Vader het wilde.

Wij komen ook dikwijls in gebed tot de Vader op dezelfde manier zoals Christus deed, maar misschien raken we dan van streek als ons gebed niet wordt verhoord zoals wij dat hebben gevraagd. We moeten net als Christus begrijpen dat de manier van God het beste is. Vaak beoordelen we de situatie naar onze redenatie. Wij hebben een opvatting wat juist is volgens de menselijke manier. Maar God oordeelt op volmaakte wijze. En soms handelt Hij anders dan wij verwachten.

Jesaja 55:8  Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen luidt het woord des HEREN. 9  Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten.

We moeten altijd proberen de wil van God te begrijpen. Wanneer iemand Gods Heilige Geest ontvangt, begint hij stap voor stap te denken als God. Hij of zij begint Gods weg te begrijpen. Omdat Jezus de heilige geest vanaf de geboorte had, begreep Hij de wil van God en was bereid te erkennen dat Gods weg juist is.

Christus was zo in doodsangst toen Hij bad, dat het zweet als bloeddruppels op de grond viel (Lukas 22:44).

Toen Christus naar Petrus, Jakobus en Johannes terugging, zag Hij dat ze in slaap gevallen waren. Hij moedigde hen aan wakker te blijven en te bidden dat ze niet zouden bezwijken in de beproeving. Hij ging weer weg en opnieuw bad Hij, met dezelfde woorden. Toen Hij terugkwam, vond Hij ze weer in slaap. Want ze konden hun ogen niet openhouden. En ze wisten niet wat ze moesten zeggen (Markus 14:37-40).

Voor de derde keer ging Jezus om te bidden. Weer bad Hij om een uitweg, een andere manier dan die arrestatie en kruisiging die Hem te wachten stond, want Hij stond onder enorme spanning. Hij legde zich dan neer bij Gods wil en aanvaardde wat er met Hem zou gebeuren.

Hij ging terug naar zijn discipelen en zei dat ze moesten opstaan, want de tijd was aangebroken dat Hij zou worden overgeleverd aan de zondaren. Hij was nu klaar voor zijn laatste zware opdracht (Mattheüs 26:46).

  

JUDAS DE VERRADER

 

Nog voor Hij uitgesproken was, kwam Judas eraan in gezelschap van een troep Romeinse soldaten en een grote, met zwaarden en knuppels bewapende bende, die door de hogepriesters en de oudsten van het volk was gestuurd. Judas wist dat Jezus en zijn discipelen vaak in de hof van Getsemane kwamen (Mattheüs 26:47; Johannes 18:2-3).

Judas kuste Jezus, want hij had tegen de soldaten gezegd dat zij degene die hij zou kussen, gevangen nemen moesten (Mattheüs 26:48-49).

Jezus, die precies wist wat Hem te wachten stond, vroeg: ”Wie zoekt u?” ”Jezus van Nazaret,” antwoordden ze. ”Ik ben het!” zei Hij. Bij die woorden deinsden ze terug en vielen op de grond. ”Wie zoekt u?” vroeg Hij nog eens. Ze zeiden weer: ”Jezus van Nazaret.” ”Ik heb u al gezegd dat ik het ben,” antwoordde Hij. ”Als u mij zoekt, laat deze mensen dan gaan.”

Toen ze naderbij kwamen om Hem te arresteren, trok Petrus zijn zwaard en trof een dienaar van de hogepriester en sloeg hem het rechteroor af. Christus wees Petrus terecht met de woorden: ”Allen, die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen”. Toen genas Jezus het oor weer (Mattheüs 26:51-52; Johannes 18:4-11; Lukas 22:49-51).

Jezus zei tegen Petrus dat als Hij zich had willen verzetten tegen de gevangenneming, Hij de hulp had kunnen inroepen van duizenden engelen. Maar Jezus wist dat het Gods wil was dat Hij gevangen genomen zou worden.

De soldaten grepen Christus en bonden Hem vast met touwen. Christus vroeg hen waarom ze Hem nu gevangen namen in de late avond op een rustige, afgelegen plek, terwijl daarvoor vele gelegenheden waren toen Hij in de tempel was. Ook hen liet Hij weten dat dit Gods wil was.

Op het moment van de arrestatie van Christus vluchtten alle discipelen. Niemand bleef ter ondersteuning bij Hem (Markus 14:50).

De discipelen hadden drie en een half jaar met Christus opgetrokken. Ze hadden vele fantastische wonderen gezien. Zij hadden gezien hoe Christus had gereageerd op veel verschillende situaties. Ze hadden Hem met gezag de ware betekenis van de Schriften horen uitleggen – er geen draai aan geven zoals de Farizeeën deden om beter passend te maken voor henzelf. Petrus had eerder al eens gezegd dat er geen andere weg was om te leven dan Christus' voorbeeld te volgen.

Johannes 6:65  En Hij zeide: Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij het hem van de Vader gegeven zij. 66  Van toen af keerden vele van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mede. 67  Jezus zeide dan tot de twaalven: Gij wilt toch ook niet weggaan? 68  Simon Petrus antwoordde Hem: Here, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; 69  en wij hebben geloofd en erkend, dat Gij zijt de Heilige Gods.

Maar de discipelen hadden Gods geest nog niet en werden nu beproefd. Hoewel ze wisten dat alles wat Jezus gezegd had waar was, hadden ze nog niet het karakter om te staan voor alles wat ze geloofden.

Maar als we kijken naar hun verdere leven, dan zien we dat ze dat karakter later wel ontwikkelden. Nadat ze Gods geest met Pinksteren in 30 n.Chr. ontvingen, vond een drastische verandering plaats in hun leven. Ze onderwezen met kracht en gezag datgene wat Christus hun had gezegd om te onderwijzen, namelijk het evangelie van het Koninkrijk van God.

  

EEN ONWETTIG PROCES

 

Van de hof van Getsemane werd Christus meegenomen naar het huis van Annas, de schoonvader van de hogepriester (Johannes 18:13). Annas was een invloedrijke man onder de Joodse religieuze leiders. Hij was eerder als hogepriester afgezet door de Romeinen in 15 n.Chr. In 18 n.Chr. werd zijn schoonzoon Kajafas hogepriester, maar Annas bleef een gerespecteerd religieus leider onder de Joden. Annas en Kajafas werden vaak beiden beschouwd als de hogepriesters (Lukas 3:2).

Annas was een oudere man en doorwinterd in de Joodse wet. Hij maakte zich zorgen over zijn positie in de Joodse samenleving als de boodschap van het Koninkrijk van God zou worden geloofd door de menigten.

Annas ondervroeg Jezus over zijn discipelen en over zijn leer. Jezus antwoordde dat Hij in het openbaar tot de wereld had gesproken op plaatsen waar de Joden bij elkaar komen, in synagogen en in de tempel, en nooit iets in het geheim had gezegd.

”Waarom ondervraagt u mij?” zei Jezus. ”Vraag het toch aan de mensen die mij gehoord hebben, zij weten wat ik gezegd heb.”

Toen gaf een van de bewakers die erbij stonden, Hem een klap in het gezicht en zei: ”Is dat een manier om de hogepriester te antwoorden?” (Johannes 18:19-22.)

Dit was het begin van de fysieke mishandeling die uiteindelijk met de kruisiging van Christus zou eindigen. Jezus werd toen meegenomen naar het huis van Kajafas. Snel werd een raad bijeengeroepen in het hogepriesterlijk paleis. De Raad (ook Hoge Raad genoemd, het hoogste rechtscollege der Joden) bestond uit invloedrijke mensen van Judea, vooraanstaande mensen van de Sadduceeën en Farizeeën.

De Raad kon in burgerlijke en religieuze zaken in Judea optreden. Maar onder het Romeinse gezag was de Raad niet bevoegd hoogverraad of ontrouw aan het Romeinse gezag te behandelen.

Getuigen werden omgekocht valse beschuldigingen tegen Christus af te leggen. Maar geen van de getuigenissen stemden overeen. Vervolgens kwamen twee mannen naar voren die ten onrechte beweerden dat Jezus had gepocht dat Hij de tempel zou afbreken en weer opbouwen in drie dagen. Maar ook deze twee getuigen konden het niet eens worden over hun verhaal en verdraaiden wat Christus precies had gezegd (Markus 14:55-59).

Jezus had niet gezegd dat Hij de tempel zou afbreken. Bovendien was de tempel waarover Jezus sprak zijn lichaam.

Mattheüs 26:61  Maar ten laatste traden er twee op, die verklaarden: Deze heeft gezegd: Ik kan de tempel Gods afbreken en binnen drie dagen opbouwen.

Johannes 2:18  De Joden dan antwoordden en zeiden tot Hem: Welk teken toont Gij ons, dat Gij dit moogt doen? 19  Jezus antwoordde en zeide tot hen: Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen. 20  De Joden dan zeiden: Zesenveertig jaren is over deze tempel gebouwd en Gij zult hem binnen drie dagen doen herrijzen? 21  Maar Hij sprak van de tempel zijns lichaams.

De apostel Paulus zei ook dat het lichaam van een bekeerde christen de tempel van God is.

Waarom wordt dat de tempel genoemd?

1 Corinthiërs 3:16  Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont?

Het enige teken dat Hij de Messias was dat Christus aan de ongelovige Joden had gegeven was, dat Hij drie dagen en drie nachten in het graf zou zijn. Hij zou begraven worden en zijn lichaam, de tempel van Gods geest, zou drie dagen later worden opgewekt.

Christus verdedigde zich niet tegen de valse beschuldigingen en leugens gericht tegen Hem. Dit was nutteloos in dit onrechtvaardige Hof (Markus 14:61). Bovendien wist Jezus dat Hij zijn leven moest geven voor de mensheid en het proces dus moest doorgaan.

Mattheüs 26:63  Maar Jezus bleef zwijgen. En de hogepriester [Kajafas] zeide tot Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God. 64  Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg u, van nu aan zult gij de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende op de wolken des hemels.

Toen scheurde de hogepriester zijn kleren (tegen de wet: Leviticus 21:10) als een uiterlijk vertoon als een uiting van verontwaardiging, maar in werkelijkheid was hij blij, want hij had nu een reden om Christus te veroordelen. Hij zei: ”Hij heeft God gelasterd! Waartoe hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt gij de godslastering gehoord” (Mattheüs 26:65).

Volgens de wet (Leviticus 24:16) moet iemand die God lastert gestenigd en ter dood gebracht worden. De religieuze leiders die Jezus haatten en een vooroordeel hadden, wilden die doodstraf graag laten voltrekken. Ze toonden hun haat door Hem in het gezicht te spugen en met vuisten te slaan. Anderen sloegen Hem in het gezicht en zeiden: ”Profeteer dan maar eens voor ons, messias, wie is het die je geslagen heeft?”

Deze lafhartige mishandelingen duurden tot de morgenuren.

De hele rechtszaak was volgens de Joodse wet niet rechtsgeldig. Behalve de valse beschuldigingen was ook de nachtelijke tijd een schending van de wet. Om ten minste de schijn te redden hield de Hoge Raad 's morgens nog een zitting, waarin het nachtelijk uitgesproken vonnis van de dood over Jezus wettig gemaakt werd.

  

PETRUS VERLOOCHENT CHRISTUS

 

Petrus en een andere discipel, waarschijnlijk Johannes, hadden de arrestatie op afstand gevolgd tot het huis van Kajafas. Omdat Johannes een bekende was van de hogepriester, mochten ze het paleis van de hogepriester binnen. Petrus zat buiten op de binnenplaats (Johannes 18:15-16; Mattheüs 26:58).

Een dienstmeisje kwam naar hem toe terwijl hij zich warmde bij een vuur. Ze zei: ”U was ook bij die Jezus uit Galilea.” Maar Petrus ontkende heftig: ”Welnee, hoe komt u daarbij?”

Hij ging naar buiten, naar het voorportaal, en er kraaide een haan. Toen het meisje hem daar weer zag, zei ze opnieuw, nu tegen de omstanders: ”Hij is een van hen!” Maar hij ontkende het weer. En algauw zeiden ook de omstanders tegen Petrus: ”U bent wel degelijk een van hen, u komt immers ook uit Galilea.” Maar hij begon zich te vervloeken en zwoer: ”Ik ken die man over wie jullie het hebben niet!”

Markus 14:72  En terstond kraaide de haan voor de tweede maal. En Petrus herinnerde zich het woord, dat Jezus tot hem gesproken had: Eer de haan tweemaal gekraaid heeft, zult gij Mij driemaal verloochenen. En hij begon te wenen.

Lukas 22:61  En de Here keerde Zich om en zag Petrus aan. En Petrus herinnerde zich het woord des Heren, hoe Hij tot hem gezegd had: Eer de haan heden kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen.

En Petrus ging naar buiten en weende bitter (Mattheüs 26:75).

 

JEZUS TOT DE DOOD VEROORDEELD

 

Jezus Christus werd vals beschuldigd, beledigd, vernederd en lichamelijk ernstig mishandeld. Vroeg in de morgen werd Hij opnieuw voor de Raad van religieuze leiders geleid. Opnieuw werd Hem gevraagd of Hij de Christus, de zoon van God, was. Wat was het antwoord van Christus?

Lukas 22:66  En toen het dag geworden was, kwam de Raad van de oudsten van het volk bijeen, overpriesters en schriftgeleerden, en zij leidden Hem voor hun Raad 67  en zeiden: Indien Gij de Christus zijt, zeg het ons dan. Hij zeide tot hen: Al zeide Ik het u, gij zoudt het toch niet geloven; 68  en al zou Ik u vragen, gij zoudt toch niet antwoorden [Statenvert. loslaten]. 69  Van nu aan zal de Zoon des mensen zijn gezeten aan de rechterhand Gods. 70  En zij zeiden allen: Zijt Gij dan de Zoon van God? Hij zeide tot hen: Gij zegt zelf, dat Ik het ben.

Volgens de leden van de Raad werd Jezus door zijn eigen woorden nu veroordeeld.

  

DE DOOD VAN DE VERRADER

 

Toen Judas Iskariot de veroordeling van Christus hoorde en ze Hem aan Pilatus de stadhouder overleverden, wist hij wat dat betekende. Hij begreep dat de religieuze leiders die dag niet eerder zouden rusten voordat Christus ter dood gebracht zou zijn. Het drong nu goed tot hem door dat mede door zijn daad Christus ter dood veroordeeld was.

Judas bracht de zilverstukken, de prijs voor het verraden van Christus, terug naar de overpriesters. Ze weigerden het, want ze zeiden huichelachtig dat het bloedgeld was, d.w.z. geld door moord verkregen (Mattheüs 27:3-10).

Toen gooide Judas de zilverstukken in de tempel, hij liep weg en hing zich op. Hij wilde niet langer leven omdat hij niet in staat was de schuld te dragen. Het touw waarmee hij zich opgehangen had, brak en zijn lichaam viel op de grond en zijn buik scheurde open en al zijn ingewanden kwamen eruit (Handelingen 1:18-19).

  

JEZUS VOOR PILATUS GELEID

 

Na zijn veroordeling door de Joodse Raad was Christus naar de Romeinse stadhouder van Judea Pontius Pilatus gebracht (Mattheüs 27:2). Hij bestuurde Judea en Samaria van 26-36 n.Chr. Rome liet veel over aan de plaatselijke overheden, maar de doodstraf was een zaak van het Romeinse gezag. Pilatus had ook de militaire macht en inde de belastinggelden. Hij benoemde de hogepriester en controleerde de tempelfondsen. De Romeinse geschiedschrijver Philo beschrijft Pilatus als een harde en hatelijke man.

Pilatus wilde de Romeinse keizer tevreden houden en tegelijkertijd een volk besturen dat hij haatte en niet begreep. Hij haatte vooral de zelfingenomen, wraakzuchtig religieuze leiders van de Joden die dezelfde gevoelens voor hem hadden.

Toen Christus vroeg in de morgen naar Pilatus werd gebracht, kwam hij naar buiten. De Joden, die Jezus bij Pilatus als een misdadiger beschuldigden, bleven buiten staan omdat zij volgens hun regels zich voor het Pascha niet mochten verontreinigen door een heidens gebouw binnen te gaan. Ze wilden dat Christus veroordeeld en ter dood gebracht werd door het Romeinse gezag. Hun valse beschuldigingen moest dit mogelijk maken (Lukas 23:1, 32; Johannes 18:28-29).

Jesaja 53:7  Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open.

Lukas 23:1  En de gehele menigte van hen stond op en leidde Hem voor Pilatus. 2  En zij begonnen Hem te beschuldigen en zeiden: Wij hebben bevonden, dat deze ons volk verleidt, doordat Hij verbiedt de keizer belasting te betalen en van Zichzelf zegt, dat Hij de Christus, de Koning is.

Ze beweerden dat Christus een complot aan het smeden was tegen Caesar. Dit was verraad, een misdaad volgens het Romeins recht waarop de doodstraf stond.

Pilatus had ongetwijfeld van Christus gehoord, die veel aandacht had gekregen in Jeruzalem vanwege zijn wonderen en leer. Maar omdat hij geen kwaad in de leer van Christus zag, zei Pilatus dat ze Hem volgens de Joodse wetten mochten veroordelen.

Johannes 18:31  Pilatus dan zeide tot hen: Neemt gij Hem en oordeelt Hem naar uw wet. De Joden dan zeiden tot hem: Het is ons niet geoorloofd iemand ter dood te brengen; 32  opdat het woord van Jezus vervuld werd, dat Hij gezegd had, aanduidende, welke dood Hij sterven zou.

Johannes 12:32  en als Ik van de aarde verhoogd ben [dat is de dood aan het kruis], zal Ik allen tot Mij trekken. 33  En dit zeide Hij om aan te duiden, welke dood Hij sterven zou.

Johannes 8:28  Jezus dan zeide: Wanneer gij de Zoon des mensen verhoogd hebt…

Johannes 3:14  En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden…

Door een veroordeling van de kant van de Romeinse landvoogd zou in vervulling gaan hoe Hij gedood zou worden: niet door steniging, maar door kruisiging.

Nu dreigde hun boze opzet te mislukken en daarom zeiden de Joden dat zij niet het recht hadden om iemand ter dood te brengen, maar dat Pilatus verantwoordelijk was. Pilatus wilde niet dat ze hun beklag bij de keizer zouden doen dat hij opruiing tegen het Romeinse gezag had toegestaan en vervolgde met tegenzin het verhoor van Jezus.

Nu ging Pilatus weer naar binnen en vroeg aan Jezus: ”Bent u de koning van de Joden?” Jezus antwoordde: ”Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over mij gezegd?” ”Ik ben toch geen Jood,” antwoordde Pilatus. ”Uw volk en uw hogepriesters hebben u aan mij uitgeleverd. Wat hebt u gedaan?” (Johannes 18:33-35.)

Christus legde vervolgens uit dat Hij inderdaad een koning was en voor dat doel was geboren. Maar zijn Koninkrijk was niet van deze wereld (tijdperk). Zijn dienaren hadden daarom niet voor Hem gestreden om Hem uit de handen van de Joden te houden. Hij zei dat Hij geboren en in de wereld gekomen was om de waarheid bekend te maken. Hierop zei Pilatus: ”Wat is waarheid?” (Johannes 18:38.)

De Bijbel geeft ons daarop antwoord.

Johannes 17:17  Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid.

Tevreden dat Christus geen bedreiging vormde voor de Romeinse regering, zei Pilatus tegen de Joodse religieuze leiders dat hij Christus onschuldig had bevonden.

Maar de religieuze leiders bleven bij hun beschuldigingen tegen Christus. Pilatus was verbaasd dat Christus bleef zwijgen, niet reageerde op hun beschuldigingen zoals de meeste mensen zouden hebben gedaan (Mattheüs 27:13-14).

Maar de Joodse religieuze leiders hielden vol: ”Hij brengt in heel het Joodse land het volk in opstand met wat hij leert! Eerst in Galilea, en nu hier.”

Toen Pilatus dit hoorde, vroeg hij: ”Komt hij uit Galilea?” Nu hij begreep dat Jezus uit het rechtsgebied van Herodes kwam, stuurde hij Hem door naar Herodes. Die was op dat moment ook in Jeruzalem. Herodes Antipas was de tetrach (viervorst) namens Rome over Galilea.

Hij had Johannes de Doper laten onthoofden en was zeer verheugd Jezus te zien, maar niet met goede bedoelingen. Hij had van de wonderen van Christus gehoord en hoopte nu zelf een of ander teken van Jezus te zien. Hij stelde Hem allerlei vragen, maar Jezus gaf geen enkel antwoord, terwijl de overpriesters en schriftgeleerden Hem heftig beschuldigden.

Toen begonnen Herodes en zijn soldaten Hem te vernederen en te bespotten. Herodes liet Hem een staatsiemantel omdoen en stuurde Hem zo terug naar Pilatus (Lukas 23:6-12).

  

BARABBAS VRIJGELATEN

 

Het was de gewoonte dat de stadhouder op het feest een gevangene vrijliet. Het volk mocht kiezen wie. Pilatus, die overtuigd was van Christus' onschuld (Lukas 23:20), liet het volk kiezen tussen Christus en Barabbas, een gevangene die betrokken was bij een oproer en een moord. Pilatus probeerde hierdoor de beslissing over Jezus’ lot van zich af te schuiven en met behulp van het volk Jezus uit de handen van de overpriesters te redden. Tevergeefs. De priesters overreedden het volk om Barabbas te kiezen om vrij te laten.

Pilatus vertelde hen dat hij geen schuld kon vinden om Jezus te laten kruisigen. De Joodse leiders geraakten bijna buiten zichzelf van woede. Wat zeiden ze tegen Pilatus?

Johannes 19:12  Van toen af trachtte Pilatus Hem los te laten, maar de Joden schreeuwden en zeiden: Indien gij deze loslaat, zijt gij geen vriend van de keizer; een ieder, die zich koning maakt, verzet zich tegen de keizer.

Pilatus realiseerde zich dat het ging om het leven van Christus of zijn eigen positie, want als de keizer van de Joodse leiders te horen zou krijgen dat hij een opstandeling, zoals Christus door hen werd afgespiegeld, in leven had gelaten, zou zijn positie en zelfs zijn eigen leven in gevaar kunnen komen. Hij bracht Jezus naar de Joodse leiders als de koning van de Joden.

”Wij hebben geen koning, alleen de keizer!” schreeuwden ze tegen Pilatus.

Johannes 19:15  Zij dan schreeuwden: Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem! Pilatus zeide tot hen: Moet ik uw koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning, alleen de keizer!

Pilatus waste plechtig zijn handen, waarmee hij symbolisch aangaf dat hij niet zelf verantwoordelijk was voor de dood van Christus. Hij besliste dat aan hun eis moest worden voldaan en liet Barabbas vrij en liet Jezus door de soldaten geselen en Hem wegleiden om gekruisigd te worden (Mattheüs 27:23-26; Lukas 23:24).

  

DE ROMEINSE MARTELING

 

De Romeinse geselingen stonden bekend om hun ontzettende wreedheid. De gevangene werd aan een paal gebonden en kreeg meestal negenendertig zweepslagen, maar soms ook meer. Dat hing ook af van de stemming van de soldaat die geselde. De zweep bestond uit gevlochten leren riemen, waarin ijzeren balletjes en scherpe botsplinters gevlochten waren. Velen stierven door zo'n afranseling. Het slachtoffer leed in ieder geval ontzettend veel pijn. Christus was na de marteling nauwelijks herkenbaar.

Lees wat Jesaja daarover heeft geschreven.

Jesaja 52:14  Zoals velen zich over u ontzet hebben (zozeer misvormd, niet meer menselijk was zijn verschijning, en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestalte).

Deze afstraffing was een essentieel onderdeel in Gods plan. Het vergoten bloed van Christus en zijn gebroken lichaam beeldt een volledig en totaal offer voor de zonde.

Met het Pascha wordt het offer van Christus herinnerd door de symbolen die Christus heeft ingesteld. Een klein glaasje wijn vertegenwoordigt het vergoten bloed van Christus en een stukje van het ongezuurde brood vertegenwoordigt zijn gebroken lichaam dat werd gedood. Ware christenen tonen in die plechtigheid dat het bloed van Christus vergeving van de zonden schenkt en het brood kwijtschelding van de doodstraf. Het gezamenlijk eten van het Paschabrood betekent ook deel hebben aan het lichaam. De Gemeente is nu zijn lichaam.

De mensheid is haar eigen weg gegaan, een weg die geleid heeft tot onnoemelijk lijden.

Jesaja 53:6  Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen.

1 Petrus 2:25  Want gij waart dwalende als schapen, maar thans hebt gij u bekeerd tot de herder en hoeder van uw zielen.

De mensen moeten eerst geestelijk genezen worden om verlost te kunnen worden van alle ellende. Jezus heeft het resultaat van het menselijk falen – alle problemen, pijnen, ziekte – op zich genomen en aan het hout gebracht.

1 Petrus 2:24  die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen.

Colossenzen 1:20  en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is.

Jesaja 53:4  Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. 5  Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. Vers 7  Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open. 8  Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn tijdgenoten bedacht, dat hij is afgesneden uit het land der levenden? Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest.

Na de verschrikkelijke geseling sloegen de Romeinse soldaten een rode mantel om het bebloede en mishandelde lichaam van Christus. Ze vlochten een kroon van doorntakken en zetten die op zijn hoofd. Natuurlijk veroorzaakte dit nog meer pijn en bloed dat langs zijn hoofd droop. Vervolgens gaven ze Hem een rietstok in zijn rechterhand en vielen voor Hem op de knieën. Spottend zeiden ze: ”Gegroet, koning van de Joden” en ze spuwden op Hem, pakten Hem de rietstok weer af en sloegen Hem tegen het hoofd (Mattheüs 27:27-30).

  

CHRISTUS GEKRUISIGD

 

Na hun vernederende behandeling van Christus leidden de soldaten Hem weg om te worden gekruisigd. Hij was zo zwak van de brute geseling, dat ze een zekere Simon van Cyrene, die net van het land kwam, dwongen het zware houten kruis achter Hem aan te dragen (Lukas 23:26).

Een grote menigte van mensen volgde buiten de stad.

Sommige vrouwen die Jezus zagen begonnen te huilen. Christus keerde zich om en zei hen niet te huilen om Hem, maar om henzelf en de kinderen want Jeruzalem zou over ongeveer 40 jaar door de Romeinen verwoest worden.

Lukas 23:27  En Hem volgde een grote menigte van volk en van vrouwen, die zich op de borst sloegen en over Hem weeklaagden. 28  En Jezus wendde Zich tot haar en zeide: Dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij, maar weent over uzelf en over uw kinderen, 29  want zie, er komen dagen, waarop men zeggen zal: Zalig de onvruchtbaren, en de schoot, die niet heeft gebaard, en de borsten, die niet hebben gezoogd. 30  Dan zal men beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons, en tot de heuvelen: Bedekt ons. 31  Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal met het dorre geschieden?

Maar zijn woorden hadden vooral betrekking op de korte tijd die aan zijn terugkeer vooraf gaat.

De soldaten brachten Christus naar een kleine rotsachtige heuvel met de naam Golgota, buiten de muur van de stad. Golgota betekent ’Schedelplaats’ (Markus 15:22).

Daar deden ze zijn mantel uit en legden Hem op het kruis en sloegen spijkers door zijn handen en voeten om Hem vast te maken aan de houten paal. Boven het hoofd van Christus had Pilatus op de paal een inscriptie laten aanbrengen in drie talen, Hebreeuws, Grieks en Latijn, met de tekst: ”Jezus van Nazaret, de Koning der Joden”. Dit was een laatste hatelijke daad van Pilatus, gericht aan de Joodse religieuze leiders (Johannes 19:19-20).

Jezus hing met vreselijke pijnen aan het kruis terwijl de overpriesters en Farizeeën kwamen om Hem te bespotten en te beledigen. Ze daagden Hem uit om van het kruis te komen om zichzelf te redden. Ze wisten niet dat Jezus duizenden engelen had kunnen roepen om Hem te redden. Maar Christus wist dat Hij moest volharden in deze verschrikkelijke situatie om het mogelijk te maken voor God om zijn Gezin uit te breiden (Mattheüs 27:39-43). Hij vroeg zijn Vader hen te vergeven die Hem zouden doden (Lukas 23:34).

Aan weerszijden van Hem waren twee misdadigers gekruisigd. Eén van hen lasterde en beschimpte Hem. De ander wist dat ze allebei hun straf verdienden, maar dat Christus onschuldig was. Hij vroeg toen Christus aan hem te denken wanneer Hij in zijn Koninkrijk komt. Christus' antwoordde dat hij bij Hem in het paradijs zou zijn. En zo zal het zijn met alle mensen die oprecht berouw hebben en zich bekeren in de tweede opstanding van alle doden (Lukas 23:39-43).

Onder de mensen rond het kruis stonden ook Maria, de moeder van Christus, en Johannes, een van zijn discipelen. Ook nu, terwijl Hij zwaar leed, dacht Jezus aan anderen en droeg de zorg voor zijn moeder aan Johannes over (Johannes 19:27).

Rond het middaguur kwam een onnatuurlijke duisternis over Judea. Het duurde ongeveer drie uur. Christus begreep dat zelfs zijn Vader Hem had verlaten, terwijl Hij de zonden van de wereld op zijn schouders droeg. Met een hartverscheurende schreeuw riep Christus tot zijn Vader.

Mattheüs 27:46  Omstreeks het negende uur riep Jezus met luider stem, zeggende: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?

Kort daarna stierf Jezus. Op het moment dat Christus stierf, vonden er wonderbaarlijke gebeurtenissen plaats. In de tempel scheurde het voorhangsel, dat het heilige der heiligen scheidde van de ruimte daarvoor, van boven tot onder in tweeën, hetgeen betekent dat de mens nu rechtstreeks toegang heeft tot de Vader. De aarde beefde en de rotsen spleten. Graven werden geopend en de lichamen van veel gestorven heiligen werden tot leven gewekt. Na Jezus’ opstanding kwamen ze uit de graven en gingen Jeruzalem binnen en maakten zich bekend aan een groot aantal mensen (Mattheüs 27:51-54).

De lichamen moesten van het kruis gehaald worden vóór zonsondergang i.v.m. de naderende sabbat van de eerste dag van Ongezuurde Broden. Soldaten kwamen om de benen te breken van de gekruisigden. Dit zou hun dood versnellen daar de benen dan niet langer het gewicht van hun lichaam kunnen ondersteunen om te ademen.

Toen de soldaten de benen van de twee dieven gebroken hadden, zagen ze dat Christus al overleden was en braken zijn benen niet. Een soldaat nam zijn speer en stak in de zij van Christus, zodat er bloed en water uitstroomde (Johannes 19:31-34). Dit was een vervulling van de profetie dat niet één van de beenderen van Christus gebroken zou worden (Psalm 34:21).

Het offer van Christus maakt het nu mogelijk om onze zonden te vergeven, als wij ons er van bekeren. We hebben nu ook directe toegang tot God de Vader.

Christus stierf zodat wij kunnen leven in overvloed in Gods Gezin. Het is volbracht! De Vader heeft Hem opgewekt uit de dood en Hij zit nu aan zijn rechterhand.

  

 

Zeven Kruiswoorden

 

Elke heilige dag en elk feest van God is gericht op de toekomst: de wereld van God. Tot de laatste minuut had Christus dit Doel voor ogen. Daarom is elke sabbat een feestdag omdat wij zeker weten – dat is ons geloof – dat Jezus Christus terugkomt.

Hij zal terugkomen met grote macht en kracht. Betekent macht en kracht meedogenloos? Wel voor veel machthebbers in deze wereld, maar niet voor Christus, want zo heeft Hij ons als mens niet verlaten. Wel sterk, maar tegelijkertijd zachtmoedig. Christus is God en God is altijd dezelfde.

We hebben aandacht besteed aan de laatste jaren, maanden, weken, dagen en uren van het leven van Christus als mens op aarde.

We hebben zijn laatste woorden gelezen. In die uren van de grootste angst en pijn van zijn leven, de dood stond Hem voor ogen, pleitte Hij als een middelaar voor zijn naaste, troostte zijn naaste, zorgde voor zijn naaste en vervulde tegelijkertijd zijn opdracht in Gods plan.

De Christus van het Pascha – zijn offerdood – is dezelfde Christus van het Bazuinenfeest – zijn terugkomst. Dezelfde Christus die met grote macht naar de aarde zal terugkeren.

Uit de laatste uren en de laatste woorden van Jezus aan het kruis gaan we zeven punten halen waaruit blijkt dat Hij zich tot de laatste minuut volledig in dienst van zijn naaste en het plan van God stelde.

De woorden die Hij sprak zijn uit Lukas 23, Johannes 19 en Markus 15.

Hij sprak aan het kruis slechts een paar zinnen, maar daarin staan basislessen voor het christelijk leven. De zeven punten uit die paar zinnen noemen we in dit kader Zeven Kruiswoorden.

 

HET 1e KRUISWOORD: Middelaar

 

Middelaar tot vergeving. Toen ze Christus onder de grootste vernedering aan het kruis hadden genageld, zei Jezus:

Lukas 23:34  Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.

Christus pleit voor vergeving, want deze mensen kennen Gods Plan niet. Ze zijn opgegroeid in een verminkte religieuze samenleving zoals wij die ook nu kennen. Ze waren zich niet bewust van wat ze deden. Ze hebben eerst meer kennis van de Waarheid nodig, kennis van de normen en waarden van God voordat ze berouw zullen hebben en zich zullen bekeren.

Paulus schrijft daar over in de eerste brief aan de Corinthiërs. Hij zegt dat de Gemeente van God beschikt over een wijsheid die de leiders van deze wereld niet kennen. Wat wij spreken, is als een geheimenis, zegt hij, is de verborgen wijsheid Gods, die God [reeds] van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid. En geen van de leiders van deze eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben, schreef Paulus (1 Corinthiërs 2:6-8).

”Vergeef het hun”, vraagt Christus aan zijn Vader. Hij begint al de rol van bemiddelaar op zich te nemen.

In Jesaja 53:12 staat dat Hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft. Zo was Christus als mens.

 

HET 2e KRUISWOORD: Troost

 

Hij gaf troost. Christus troostte één van de gehangen misdadigers.

Nog twee andere mensen hingen aan een kruis naast Jezus. Eén van die misdadigers lasterde Hem en zei: ”Als u de Christus bent, redt u dan uzelf en ons” (Lukas 23:39). Maar de andere bestrafte hem en zei: ”Vrees je nu God nog niet? Wij worden terecht opgehangen voor wat wij hebben misdaan. Maar Hij, Christus, heeft niets onbehoorlijks gedaan” (vers 40-41). Toen vroeg Hij Christus om aan hem te denken wanneer Hij in het Koninkrijk zou zijn.

Dan zegt Jezus: ”U zult met Mij in het paradijs zijn” (vers 43) en troostte daarmee de misdadiger, want de dood van de misdadiger kreeg hiermee een heel ander perspectief.

 

HET 3e KRUISWOORD: Naastenliefde

 

Hij gaf naastenliefde. Hij zorgde aan het kruis op fysieke wijze nog voor zijn moeder. Een uiting van naastenliefde.

Toen Jezus vanaf het kruis zijn moeder en Johannes zag, zei Hij tegen zijn moeder: beschouw hem als uw zoon. En tegen Johannes zei Hij: zie haar als je moeder. En vanaf dat moment nam Johannes haar bij zich in huis (Johannes 19:26-27).

 

HET 4e KRUISWOORD: Volharding

 

Hij volhardde in zijn opdracht. Op het moment dat zijn Vader Hem alleen moest laten, riep Jezus: ”Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” (Markus 15:34). Dit is een vervulling van wat is geprofeteerd in Psalmen 22:2 waar dezelfde woorden staan: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten.

Op dat moment worden alle zonden uit de menselijke geschiedenis van hen die zich bekeren op Hem geladen. Hij heeft dat ongetwijfeld sterk gevoeld. Hij had alle consequenties hiervan op zich genomen en werd op dat moment behandeld, vervolgd en gestraft als een zondaar.

Jesaja schreef in Jesaja 59:1-2: ”Zie, de hand des Heren is niet te kort om te verlossen, en zijn oor niet te onmachtig om te horen; maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden houden zijn aangezicht voor u verborgen, zodat Hij niet hoort.”

Er komt scheiding tussen God en degene die zonden op zich geladen heeft. Dat gold ook voor Christus.

Omdat alle zonden van alle mensen die uiteindelijk het Koninkrijk zullen binnengaan, op dat moment op Jezus rustten, kon God niet anders, dan zijn aangezicht verborgen houden voor Christus. Daarmee werd het een waar offer en geen gefingeerd offer.

Christus volhardde in zijn opdracht en dat was het 4e punt.

 

HET 5e KRUISWOORD: Laatste

 

In de laatste plaats dacht Christus aan zich zelf. Het offer moest eerst volbracht en door God de Vader aanvaard worden, voordat Hij aan zichzelf dacht.

In Johannes 19:28 staat dat nadat Hij voor zijn moeder gezorgd had en wist dat Hij zijn opdracht volledig had uitgevoerd opdat de Schrift vervuld zou worden, zei Hij pas dat Hij dorst had.

Johannes 19:28  Hierna zeide Jezus, daar Hij wist, dat alles reeds volbracht was, opdat de Schrift vervuld zou worden: Mij dorst!

Dit was al 1000 jaar eerder geprofeteerd.

Psalmen 22:1verdroogd als een scherf is mijn kracht, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; in het stof des doods legt Gij mij neer.

Psalmen 69:22  Ja, zij gaven mij gif tot spijze, en lieten mij in mijn dorst azijn drinken.

 

HET 6e KRUISWOORD: Zelfcontrole

 

Uiteindelijk bevestigde Christus zelf dat alles was volbracht. Hij wist het. Hij had alles nog onder controle. Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zei Hij dat ook: ”Het is volbracht!”, zei Hij. En Hij boog het hoofd en gaf de geest (Johannes 19:30).

Hij bevestigde zelf dat alles volbracht was. Tot de laatste minuut was zijn gedachten nog bij zijn opdracht in dienst van zijn Vader en voor de mensheid.

 

HET 7e KRUISWOORD: Vrijwillig

 

Een vrijwillige dood en een vrijwillige opstanding. Daarvoor had Hij de macht. Dit moest gebeuren voor het vervullen van de opdracht.

En Jezus riep met luider stem: ”Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest” (Lukas 23:46).

Een vrijwillige dood.

In Johannes 10:17 staat: ”Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen.”

Een vrijwillige dood en een vrijwillige opstanding.

 

We komen dan tot de conclusie dat Christus ook in de laatste uren aan het kruis een volmaakte Redder en Messias is gebleven. Bovendien een voorbeeld voor iemand die een ware christen wil zijn.

Bij het kruis stonden slechts vier van zijn volgelingen: drie vrouwen, drie Maria's: zijn moeder Maria, de zuster van zijn moeder, Maria van Klopas, en Maria van Magdala. En Johannes stond bij hen. De rest had Hem verlaten. Gelukkig is dit verslag in de Bijbel voor ons bewaard, zodat wij allen in gedachten bij dat kruis kunnen staan. In ieder geval die woorden kunnen lezen.

Hij is ons grote voorbeeld. Benut daarom elke gelegenheid om ook voor onze medemensen te pleiten als een middelaar en voor hen te zorgen en hen te troosten. En bovendien, ook te volharden. Bedenk dat Christus dit voorbeeld gaf als een verstotene, hangend aan het kruis.

Dezelfde Christus zal naar de aarde terugkeren met grote macht en kracht ...en met mededogen.

Tot slot nog een waarschuwing van Christus zelf.

Mattheüs 10:32  Een ieder dan, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook Ik belijden voor mijn Vader, die in de hemelen is; 33  maar al wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal ook Ik verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is.

 

 

Terug naar de Home Page

web analytics