Voor literatuurlijst klik hier.
De nieuwtestamentische
Gemeente
Jezus Christus was de schepper, de Heer, de God van het Oude Testament. En
Hij is de levende Christus van het Nieuwe Testament. Hij stierf aan het
kruis op de 14e van de eerste maand van Gods kalender in het jaar
30 na Christus, op de dag dat het Pascha gehouden wordt.
Hij is de stichter en leider van Gods Gemeente. In deze publicatie kunt u
lezen wat de eerste leiders van Gods Gemeente meemaakten en over het leven
en de brieven van de apostel Paulus. Verder over de geschiedenis van Gods
Gemeente en wat er geprofeteerd is over de nabije toekomst.
DE HEILIGE GEEST
Wanneer werd de nieuwtestamentische Gemeente opgericht? Was dat met de dood
van Christus? Het antwoord is nee.
Het boek Handelingen in uw Bijbel beschrijft de oprichting van de
nieuwtestamentische Gemeente. De indrukwekkende gebeurtenis die leidde tot
de oprichting van de Gemeente vond plaats op het Pinksterfeest in het jaar
30 n. Chr. De discipelen van Jezus ontvingen de heilige geest op die dag.
Om te begrijpen waarom deze heilige geest zo belangrijk was voor de
oprichting van de Gemeente moeten we eerst iets leren over hoe het menselijk
verstand werkt.
Wat geeft de mens intellect – de mogelijkheid om te denken en te redeneren?
Fysiek gezien is er nauwelijks verschil tussen de hersenen van een mens en
dat van een dier. Toch heeft de mens de mogelijkheid te denken en te
redeneren terwijl een dier dat niet heeft. Hoe kan dat?
De wetenschap heeft geen antwoord op deze vraag. Wetenschappers hebben de
hersenen van enkele grotere zoogdieren vergeleken met die van de mens en
vonden hele kleine verschillen. Hoewel de meeste wetenschappers het niet
zullen toegeven, moet het verschil wel zitten in een niet-fysiek ingrediënt.
Wat zegt de Bijbel over dit bijzondere ingrediënt?
Job 32:8 Voorwaar, het
is de geest in de stervelingen en de adem des Almachtigen, die hun inzicht
geeft.
God plaatst bij de geboorte dit speciale geestelijke ingrediënt in een mens.
Deze ’menselijke geest’ oftewel het menselijk verstand, geeft de hersenen de
mogelijkheid om na te denken en te redeneren. De mens is geschapen naar het
beeld van God en heeft fysiek gezien een verstand dat lijkt op dat van God.
Met dit verstand in een mens is hij in staat te denken en te redeneren zoals
God. Maar de mens is beperkt tot de fysieke dingen, het menselijk verstand
kan geestelijke dingen van God
niet begrijpen. Daar is nog een ander ingrediënt voor nodig.
Wat is dat andere ingrediënt?
1 Corinthiërs 2:11 Wie
toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest,
die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods.
Dus de geest van God, oftewel de heilige geest, is het missende ingrediënt
in een mens dat het mogelijk maakt de geestelijke dingen van God te
begrijpen.
Gedurende de tijd van het Oude Testament en ook tijdens het leven van
Christus was de heilige geest nog niet beschikbaar zoals dat vandaag de dag
is. Nu is het voor iedereen die God roept, mogelijk, verwekt te worden in
het Gezin van God door de heilige geest. Gods geest in combinatie met het
verstand van een mens zorgt ervoor dat die mens de weg van God begrijpt en
het ook mogelijk maakt ernaar te leven. De heilige geest werd gegeven aan de
discipelen op de Pinksterdag na de dood van Christus. Dit was het begin van
de nieuwtestamentische Gemeente.
GEESTELIJKE VERWEKKING EN GEBOORTE
Jezus sprak over de heilige geest tijdens zijn gesprek met Nikodemus.
Nikodemus was een Farizeeër, hij was iemand van aanzien onder de Joden. Hij
kwam ’s nachts bij Jezus, uit angst dat de andere Farizeeërs hem zouden
zien. Lees in Johannes 3:1-9 het verhaal van Nikodemus.
De eerste woorden van Jezus kon Nikodemus niet vatten. ”Tenzij iemand
wederom geboren wordt, kan hij het
Koninkrijk Gods niet zien.” Nikodemus begreep het niet, hoe kon iemand nou
nog een keer geboren worden? ”Hoe kan een mens geboren worden, als hij oud
is? Kan hij dan voor de tweede maal in de moederschoot ingaan en geboren
worden?” vroeg Nikodemus Hem.
Maar Jezus had het over een geestelijke geboorte. Een geboorte in het
geestelijke gezin van God, wanneer hij geest zal worden in het Koninkrijk
van God. De vergelijking met de fysieke geboorte maakt het wat duidelijker.
Om geboren te worden moet iemand eerst verwekt worden door zijn vader. Zo is
het ook met de geestelijke geboorte, iemand moet eerst geestelijk verwekt
worden door God, de geestelijke Vader.
Bij de geestelijke verwekking wordt Gods geest in een mens geplant. Dit
geeft een nieuw geestelijk leven, een nieuwe schepping. Maar deze nieuwe
schepping – een christen – is slechts verwekt. Hij is nog niet geboren. Net
zoals een menselijk embryo moet groeien in de baarmoeder van zijn of haar
moeder, moet een christen groeien en goddelijk karakter ontwikkelen voordat
hij geboren kan worden in Gods gezin.
Soms kan een voorbeeld uit de natuur ons helpen om iets beter te begrijpen,
laten we daarom eens kijken naar een rups. Voordat een rups een vlinder
wordt, ondergaat hij een aantal veranderingen. We kennen de verschillende
stadia: ei, rups, pop en vlinder. Onder de juiste omstandigheden en met het
goede voedsel komt uit het eitje een rupsje. De rups groeit en verpopt zich.
Uit deze pop komt uiteindelijk een prachtige vlinder.
Op een soortgelijke manier moet ook een mens een aantal veranderingen
ondergaan voordat hij een geestelijk wezen kan worden. Maar hiervoor is wel
het juiste geestelijke voedsel nodig om deze veranderingen te laten
plaatsvinden. Door de doop kan een mens Gods heilige geest ontvangen waarna
het geestelijke groeiproces kan beginnen totdat hij uiteindelijk in Gods
Gezin geboren kan worden.
HET BEGIN VAN GODS PLAN
Het ontvangen van Gods heilige geest is een geestelijke verwekking. We gaan
nu terug naar een historische gebeurtenis die plaatsvond met Pinksteren,
zondag 28 mei in het jaar 30 n.Chr. Maar laten we voordat we daar naartoe
gaan nog eens naar Gods feesten kijken, te beginnen met het Pascha.
Het Pascha is het eerste feest van de zeven feesten die het plan van God
uitbeelden. Vrijwel iedereen in deze wereld heeft Gods heilige feesten
verworpen of kent ze niet. Als wij, net zoals de rest van de wereld, Gods
heilige feesten vergeten, dan zullen we ook Gods plan met de mensheid uit
het oog verliezen. Dan vergeten we ook het doel van ons leven hier op aarde.
Wij kunnen weten waarom we geboren zijn hier op aarde en wat ons doel is,
door de feesten van God te houden en hun betekenis te begrijpen. Zo kunnen
we ook begrijpen wat het verschil is tussen de nieuwtestamentische
christelijke Gemeente en Gods volk van het Oude Testament. Het Pascha
herinnert ons eraan dat Christus, de Zoon van God, gestorven is als offer
voor onze zonden. Volgens 1 Corinthiërs 5:7 is Christus ons Paschalam.
Jezus leefde een onberispelijk leven, een leven zonder zonde. Hij heeft dat
zondeloze leven gegeven als offer voor onze zonden. Waarom moest Hij zijn
leven geven voor ons.
Romeinen 3:23 Want
allen hebben gezondigd en derven
[= missen, mislopen]
de heerlijkheid Gods.
Precies! We hebben allemaal gezondigd. Wat is het gevolg van die zonden?
Romeinen 6:23 Want het
loon, dat de zonde geeft, is de dood.
Door de zonden die we hebben begaan, verdienen we het loon van de eeuwige
dood. Als Christus niet zijn volmaakte leven had gegeven voor ons dan zouden
we allen voor eeuwig sterven, zonder een kans om ooit weer te leven. Jezus
is ons Paschalam dat is geofferd voor ons, zodat wij het eeuwige leven
kunnen verkrijgen.
Het Pascha begon in Egypte als onderdeel van de tiende plaag die God over
Egypte deed komen. Het volledige verslag van de instelling van het Pascha en
de Dagen der Ongezuurde Broden is te vinden in Exodus 12:1-28.
De Israëlieten moesten een eenjarig gaaf mannelijk stuk kleinvee (een lam of
een geitenbok) nemen om te offeren (Exodus 12:5). Het moest een gaaf (zonder
mankementen) lam zijn omdat het Christus’ leven voorstelde dat perfect en
zonder zonde was. Zij moesten het lam slachten voor zonsondergang en eten in
de avondschemering na zonsondergang op de veertiende dag van de eerste
maand. Zij moesten het haastig eten en voorbereid zijn te vertrekken. Het
lam beeldde Christus uit.
De Israëlieten moesten het Pascha vieren als een herdenking, zoals een
jaarlijkse gedenkdag. God wil dat de betekenis van het Pascha van generatie
op generatie wordt doorgegeven. Wat moesten de ouders hun kinderen vertellen
wanneer zij naar de betekenis van het Pascha vroegen (Exodus 12:26-27)?
Exodus 12:26 En wanneer
uw zonen tot u zeggen: Wat betekent deze dienst van u, 27
dan zult gij zeggen: Het is een
Paas[Pascha]offer voor de HERE, die in
Egypte aan de huizen der Israëlieten voorbijging, toen Hij de Egyptenaren
sloeg, maar onze huizen spaarde. Toen knielde het volk en boog zich neer.
Ook de eerstgeborenen onder de dieren waren daarbij inbegrepen (Exodus
12:29). Als God zegt alle
eerstgeborenen dan meent Hij wat Hij zegt.
Exodus 11:5 Dan zal iedere
eerstgeborene in het land Egypte sterven, van de eerstgeborene van Farao,
die op zijn troon zou zitten, tot de eerstgeborene van de slavin achter de
handmolen, ook alle eerstgeborenen van het vee.
Later vatte Mozes Gods feesten samen in het boek Leviticus. In hoofdstuk 23,
vers 1 t/m 4 worden alle feesten inclusief de wekelijkse sabbat uitgeroepen
als heilige samenkomsten. Het Pascha wordt gehouden op de veertiende dag van
de eerste maand (Leviticus 23:5). Zij die een ware christen willen worden,
aanvaarden het Pascha-offer en beginnen vervolgens met het wegdoen van de
zonden uit hun leven. Dit wegdoen van de zonden wordt uitgebeeld door het
volgende feest, het Feest van Ongezuurde Broden. In Leviticus 23:6-8 kunnen
we lezen hoe we dit feest moeten houden. Lees ook 1 Corinthiërs 5:7-8.
1 Corinthiërs 5:7 Doet
het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers
ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. 8
Laten wij derhalve feest vieren
[het feest van de dagen van Ongezuurde Broden],
niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar
met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid.
Zuurdeeg is een symbool van zonde. Het feest duurt zeven dagen.
Zeven is Gods getal van volmaaktheid, compleetheid. Dit betekent dat
we er dagelijks naar moeten streven een volmaakt zondeloos leven te leiden.
Dat is een lastig proces, het is voor een mens zelfs onmogelijk. Maar, zoals
we later zullen zien, heeft God een oplossing zodat het voor een mens toch
mogelijk is alle zonden te overwinnen.
De volgende stap in Gods grote plan wordt uitgebeeld door het Pinksterfeest,
ook wel het Feest der Eerstelingen genoemd. Voor een ware christen heeft
Pinksteren een grote betekenis. Als we het Pinksterfeest bestuderen zullen
we zien dat deze dag meer betekenissen heeft. We richten ons nu op een
belangrijke betekenis van deze dag: het ontvangen van de heilige geest door
Christus’ discipelen, wat het begin was van de nieuwtestamentische Gemeente.
DE ONTVANGST VAN DE HEILIGE GEEST
De agrarische oogsten zijn een type van de geestelijke oogsten. Met de
terugkomst van Christus vindt de oogst van de ’eerstelingen’ plaats,
uitgebeeld door de voorjaarsoogst (2 Thess. 2:13; Jak. 1:18; Openb. 14:4;
Luk. 12:32). Daarna begint de grote ’najaarsoogst’.
Jezus beloofde zijn discipelen de heilige geest voordat Hij stierf.
Johannes 14:16 En Ik
zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in
eeuwigheid bij u te zijn.
Vers 26 vertelt ons wat de Trooster is.
Vers 26 maar de
Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u
alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb.
Hoe ontvingen de discipelen de heilige geest? Nadat Jezus weer opgestaan was
verscheen Hij veertig dagen aan zijn discipelen die bijeen waren. Voordat
Hij naar zijn Vader terugging zei Hij hun Jeruzalem niet te verlaten maar
daar te wachten op ”de belofte van de Vader”, die hun gegeven was in
Johannes 14. Dus bleven de discipelen in Jeruzalem bijeen in gebed
(Handelingen 1:3-4, 9, 14).
Tien dagen later was het Pinksteren, zondag 28 mei in het jaar 30 n. Chr.
Handelingen 2:1 En toen
de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. 2
En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige
windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren; 3
en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich
verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; 4
en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met
andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken.
De ontvangst van de heilige geest was het gevolg van onder meer
gehoorzaamheid. Jezus had hun gezegd in Jeruzalem te
blijven totdat zij de heilige
geest zouden ontvangen (Handelingen 1:4). Als zij niet hadden gehoorzaamd,
maar Jeruzalem hadden verlaten en daar niet het Pinksterfeest hadden
gehouden, dan zouden zij ook de heilige geest niet ontvangen hebben.
Tijdens deze eerste uitstorting van de heilige geest en het begin van de
nieuwtestamentische Gemeente vertoonden zich tongen als van vuur die zich op
iedere discipel zette en hen vervulde met de heilige geest. Doordat zij in
andere tongen begonnen te spreken, dat wil zeggen in andere talen, konden de
in Jeruzalem aanwezige buitenlandse Joden verstaan wat de discipelen spraken
in hun eigen taal (vers 5-6).
Petrus, die net Gods geest had ontvangen en dus verwekt was door God, gaf
een door God geïnspireerde toespraak. Hij legde de eerste twee stappen uit
die nodig zijn voor het ontvangen van de heilige geest: bekeren en dopen. Er
werden ongeveer 3000 mensen gedoopt vanwege de indrukwekkende gebeurtenissen
die dag toen zij de uitleg van Petrus hadden gehoord. (Handelingen 2:38-41).
STAP ÉÉN - BEKERING
De eerste stap om Gods heilige geest te ontvangen is berouw en bekering. Wij
moeten beseffen dat we gezondigd hebben en daar oprecht berouw van hebben.
Daarna moeten we ons bekeren van die zonden, dat wil zeggen onze totale
levenswijze veranderen en stoppen met zondigen. Vinden we het moeilijk om te
zeggen ”het spijt me”, ”ik ben fout geweest” of ”het is mijn schuld”? Leerde
Christus ons bekering? Het antwoord is: ’Ja’. In Lukas 24:47 zegt Christus
dat bekering gepredikt moest worden onder alle volken. Waarom?
Lukas 13:3 … als gij u
niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen.
STAP TWEE – DE DOOP
De tweede stap, als voorwaarde voor het ontvangen van de heilige geest die
Petrus noemde, was de doop (Handelingen 2:38). De betekenis van het woord
dopen is ’onderdompelen’, onderdompelen in iets zodat het totaal bedekt
wordt. De doop symboliseert het afwassen van de zonde en het begraven van de
’oude’ mens die in zonde leefde.
Handelingen 22:16 En
nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder
aanroeping van zijn naam.
Romeinen 6:4 Wij zijn
dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de
doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des
levens zouden wandelen.
Het opkomen uit het water symboliseert een nieuwe tot geestelijk leven
opgewekte mens, die nu verlost van de zonde en de doodstraf, de weg van God
gaat, een weg zonder zonde.
Johannes doopte in de woestijn. Waarom predikte Johannes de doop van
bekering (Markus 1:4)?
Markus 1:4 geschiedde
het, dat Johannes doopte in de woestijn en de doop der bekering tot
vergeving van zonden predikte.
De mensen die door Johannes de Doper werden gedoopt, werden hun zonden
vergeven, maar zij ontvingen niet de heilige geest. Een mens heeft Gods
heilige geest nodig om de verleidingen en invloeden van de wereld en Satan
te overwinnen. De heilige geest kwam pas beschikbaar na de dood en
opstanding van Christus (op die wonderlijke Pinksterdag). De heilige geest
ontbrak dus aan de doop van Johannes.
Johannes was gezonden om kennis te
geven over redding. Zijn taak was om een volk voor te bereiden, bekeerde en
gelovige mensen voor Christus die spoedig zou komen om zijn Werk te
beginnen.
De doop van Johannes was niet voldoende.
Handelingen 19:1 En
terwijl Apollos te Korinte was, geschiedde het, dat Paulus, na door de
bovenlanden gereisd te zijn, te Efeze kwam, en daar enige discipelen vond. 2
En hij zeide tot hen: Hebt gij de Heilige Geest ontvangen, toen gij
tot het geloof kwaamt? Doch zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet
gehoord, dat er een Heilige Geest is. 3
En hij zeide tot hen: Waarin zijt gij dan gedoopt? En zij zeiden: In
de doop van Johannes. 4 Maar
Paulus zeide: Johannes doopte een doop van bekering en zeide tot het volk,
dat zij moesten geloven in Hem, die na hem kwam, dat is in Jezus. 5
En toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in de naam van de Here
Jezus. 6 En toen Paulus hun de
handen oplegde, kwam de Heilige Geest over hen, en zij spraken in tongen en
profeteerden.
De mensen die gedoopt waren door Johannes moesten zich opnieuw laten dopen
in de naam van Jezus Christus. De
heilige geest was niet beschikbaar voordat deze werd uitgestort op de
Pinksterdag die volgde op Christus' dood (Handelingen 2:1-4).
STAP DRIE – DE HANDOPLEGGING
De derde stap voor het ontvangen van de heilige geest is de handoplegging.
Hebreeën 6:2 van een
leer van dopen en van oplegging der handen, van opstanding der doden en van
een eeuwig oordeel.
Paulus noemt hier de handoplegging als één van de fundamentele doctrines van
de Gemeente.
De handen opleggen gebeurt ook als een oudste of een diaken wordt
geordineerd of een oudste iemand zalft die ziek is. Hij plaatste dan zijn
handen op het hoofd en bidt of God de zonden wil vergeven en hem of haar
weer beter wil maken. Op diezelfde manier moeten ook de handen opgelegd
worden om de heilige geest te ontvangen na de doop.
In de verzen die we hebben gelezen over het opnieuw laten dopen (Handelingen
19:1-6) zagen we dat de handoplegging noodzakelijk was voor het ontvangen
van de heilige geest. Er zijn dus drie stappen nodig:
bekering,
de doop en
de handoplegging door een van Gods dienaren met het daarbij
behorende gebed.
GEBRUIK VAN DE HEILIGE GEEST
Het hebben van de heilige geest maakte een groot verschil in het leven van
de discipelen. We lezen bijvoorbeeld in Handelingen 2:4 dat zij spraken in
’tongen’ of vreemde talen nadat zij de heilige geest hadden ontvangen. Lees
het grote wonder dat Petrus en Johannes verrichten.
Handelingen 3:1 Petrus
nu en Johannes gingen op naar de tempel tegen het uur des gebeds, dat is het
negende. 2 En een man, die
verlamd was van de schoot zijner moeder aan, zodat hij gedragen moest
worden, zetten zij dagelijks bij de poort van de tempel, genaamd de Schone,
om een aalmoes te vragen van de tempelgangers. 3
Toen deze zag, dat Petrus en Johannes de tempel zouden binnengaan,
verzocht hij om een aalmoes. 4
En Petrus zag hem scherp aan, met Johannes, en zeide: Zie naar ons. 5
En hij hield zijn blik op hen gevestigd in de verwachting iets van
hen te ontvangen. 6 Maar Petrus
zeide: Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb geef ik u; in de naam
van Jezus Christus, de Nazoreeër: Wandel! 7
En hij greep hem bij de rechterhand en richtte hem op, en terstond
werden zijn voeten en enkels stevig, 8
en hij sprong op en stond en liep heen en weer en hij ging met hen de
tempel binnen, lopende en springende en God lovende. 9
En al het volk zag hem lopen en God loven; 10
en men herkende hem als degene, die om een aalmoes gezeten had aan de
Schone Poort van de tempel; en zij werden met verbazing en ontzetting
vervuld, over wat met hem gebeurd was.
Gods heilige geest zorgde ervoor dat de eerste leiders in Gods gemeente vele
wonderen verrichtten. Lees ook de wonderen in Handelingen 5:1-11;
Handelingen 5:17-25; Handelingen 13:6-12; Handelingen 28:1-6.
Er zijn nog veel meer voorbeelden te vinden in Handelingen over de kracht
van de heilige geest. Een interessant verslag is dat van Stefanus in
Handelingen 6.
STEFANUS
Stefanus was één van de eerste diakenen in Gods Gemeente. In Handelingen
6:1-6 lezen we over de aanstelling van de eerste zeven diakenen. Stefanus
was een man vol van geloof en de heilige geest (vers 5). Deze zeven mannen
werden voor de apostelen gebracht, ”die, na gebeden te hebben, hun de handen
oplegden” (vers 6).
Dit is een voorbeeld van handoplegging. Stefanus liet de heilige geest in
hem werken.
Vers 8 Stefanus, vol
van genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen onder het volk.
Stefanus was in staat wonderen te verrichten tijdens het doen van Gods werk,
hoewel hij geen oudste was. Zo is het ook vandaag, je hoeft geen oudste te
zijn in Gods Gemeente om hulp te krijgen van de heilige geest om Gods wegen
te volgen.
Sterker nog, je hoeft niet eens volwassen te zijn om rechtvaardig voor God
te leven en zijn wegen te zoeken. Lees 1 Samuël 16:7-13. David was nog een
jongen, geen volwassen man, toen God hem riep. We zijn geneigd te kijken en
te oordelen naar iemands uiterlijk, iemands verstand of fysieke kwaliteiten.
Maar wat vindt God belangrijk?
1 Samuël 16:7 Doch de
HERE zeide tot Samuël: Let niet op zijn voorkomen noch op zijn rijzige
gestalte, want Ik heb hem
[Saul] verworpen. Het komt
immers niet aan op wat de mens ziet; de mens toch ziet aan wat voor ogen is,
maar de HERE ziet het hart aan.
God kijkt naar onze houding en naar ons hart. Zelfs toen David nog maar een
jongen was, terwijl hij de kudden hoedde, dacht hij vaak na over Gods wet en
hoe hij die in zijn dagelijks leven kon toepassen. Hoe meer wij dat ook
doen, des te beter kan God ons gebruiken en met ons werken.
Stefanus gaf zich volledig aan God waardoor God met hem kon werken en door
hem wonderen kon verrichten. Maar de gezaghebbers in die tijd voelden zich
bedreigd door hem en zij spanden tegen hem samen. Zij sleepten hem voor het
Sanhedrin, de Joodse Raad onder leiding van de hogepriester en betaalden
mensen om leugens over Stefanus te vertellen. Ze beschuldigden hem van
lastering tegen God.
Het zevende hoofdstuk van Handelingen gaat over de verdediging die Stefanus
voerde tegen hun valse beschuldigingen. Hij vatte de geschiedenis samen van
Gods volk, van Abraham tot en met Jezus. Daarna veroordeelde hij hun voor
het doden van Jezus.
Lees het verhaal, het begint in Handelingen 6:9 en eindigt in 7:53. Wat
vonden de Joodse leiders van deze toespraak van Stefanus?
Handelingen 7:54 Toen
zij dit hoorden, sneed het hun door het hart en zij knersten de tanden tegen
hem.
Zij wisten dat Stefanus gelijk had en dat maakte hen boos. Ze sleepten
Stefanus de stad uit en stenigden hem.
Stefanus was zo vervuld van Gods heilige geest dat hij zelfs, terwijl hij
door de mensen gestenigd werd, op zijn knieën ging en bad tot God. Waar
vroeg hij om?
Vers 60 En op de knieën
vallende, riep hij met luider stem: Here, reken hun deze zonde niet toe! En
met deze woorden ontsliep hij.
De kracht van Stefanus was de heilige geest die in hem werkte.
FILIPPUS
Een andere diaken, die tegelijk met Stefanus geordineerd werd, is Filippus
(Handelingen 6:5-6). Toen Stefanus stierf als martelaar (gedood vanwege zijn
geloof) was er een man genaamd Saulus die, net als vele anderen, de
volgelingen van Christus zwaar vervolgde. De Gemeente werd verstrooid
(Handelingen 8:1-4). In die tijd predikte Filippus het evangelie van
Christus in verschillende steden. In de stad Samaria bijvoorbeeld luisterden
veel mensen naar hem en zij geloofden.
Handelingen 8:6 En toen
de scharen Filippus hoorden en tekenen zagen, die hij deed, hielden zij zich
eenparig aan hetgeen door hem gezegd werd.
Door Gods heilige geest kon Filippus, een diaken in de Gemeente van God,
wonderen verrichten voor de mensen zodat hij hun aandacht trok en daardoor
beter het werk kon doen. Voor Filippus was Gods geest een krachtig
hulpmiddel dat hij gebruikte om Gods wil te doen.
Later stuurde een engel van God Filippus naar een Ethiopiër die naar
Jeruzalem was geweest en op de terugweg in zijn wagen in het boek Jesaja
las. Filippus vroeg de man of hij begreep wat hij aan het lezen was
(Handelingen 8:26-30).
Handelingen 8:31 En hij
zeide: Hoe zou ik dit kunnen, als niet iemand mij de weg wijst? En hij
verzocht Filippus in te stappen en naast hem te komen zitten.
Deze Ethiopische minister van financiën had de wijsheid om te begrijpen dat
iedereen geestelijke leiding nodig heeft. Dat is een reden waarom we de
samenkomsten bezoeken op de sabbat, bijbelstudies volgen en de feesten van
God houden – om onderwezen te worden door de mensen die God heeft aangesteld
om ons te onderrichten. Omdat Filippus Gods geest bezat kon hij deze man
onderwijs geven uit de Bijbel. Later doopte Filippus de man (Handelingen
8:32-38).
Wat gebeurde er met Filippus na het dopen van de man?
Vers 39 En toen zij uit
het water gekomen waren, nam de Geest des Heren Filippus weg en de kamerling
zag hem niet meer, want hij ging zijn weg met blijdschap.
God bracht Filippus op een bovennatuurlijke wijze naar de stad Asdod. Daar
en in andere steden in die regio bracht hij het evangelie.
Filippus was vervuld met Gods geest, hij had de houding en het geloof van
Christus zodat hij in staat was de Bijbel te begrijpen en uit te leggen en
wonderen te doen. In Handelingen 21:8 wordt Filippus voor het laatst vermeld
in de Bijbel. Hij is in de stad Caesarea en is intussen geordineerd tot
evangelist.
CORNELIUS
Nog een man die God op een bijzondere manier gebruikte, maar die niet
geordineerd was tot oudste, was Cornelius die in de kustplaats Caesarea
woonde. We vinden zijn verhaal in Handelingen 10. Cornelius was een Romeinse
centurio, dat is een hoofdman over 100 soldaten. Hij was geen Israëliet,
maar hij en zijn hele gezin vereerden God. Terwijl hij aan het bidden was
verscheen een engel. De engel zei tegen hem dat hij mannen moest sturen om
Petrus op te halen uit Joppe (tegenwoordig Jaffa), een dorp ruim 50 km
zuidelijker, eveneens aan de kust (Handelingen 10:2-8).
Terwijl de mannen onderweg waren ging Petrus naar het platte dak om te
bidden. Petrus kreeg een visioen en zag daarin allerlei onreine dieren. Een
stem zei hem deze te slachten en op te eten. Dit gebeurde drie keer
(Handelingen 10:9-16).
Veel mensen gebruiken dit vers om aan te tonen dat het toegestaan is om
varkensvlees, garnalen en allerlei andere onreine dieren te eten. Maar
Petrus was niet zo onverstandig. Hij wist op dat moment niet precies wat er
met het visioen bedoeld werd maar hij wist wél dat God hem niet zei de
Bijbelse voedselwetten te overtreden. Later bleek dat Petrus het bij het
rechte eind had. De betekenis van het visioen was niet het eten van onreine
dieren.
Terwijl Petrus nog nadacht over het visioen vertelde een engel hem dat er
enkele mannen naar hem op zoek waren en dat hij met hen moest meegaan. Deze
mannen waren geen Israëlieten. De
Joden in die tijd moesten niets van heidenen hebben. Maar omdat de engel tot
Petrus had gesproken ging hij met hen mee naar Caesarea (Handelingen
10:19-24).
Petrus legde Cornelius uit waarom hij gekomen was, want hij begreep nu wat
zijn visioen betekende. Vers 28-29: ”Gij weet, hoe het een Jood verboden is
zich te voegen bij of te gaan tot een niet-Jood; doch mij heeft God doen
zien, dat ik niemand onheilig of onrein mag noemen. Daarom ben ik ook zonder
tegenspreken op uw uitnodiging gekomen.”
Er waren op dat moment nog geen heidenen binnen Gods Gemeente. Maar nu wist
Petrus dat God ook heidenen riep in zijn Gemeente.
Uit de beschrijving van Cornelius van de gebeurtenissen die leidde tot de
ontmoeting met Petrus blijkt de nederige houding van Cornelius. Toen God hem
instructies gaf aarzelde hij niet en stelde geen onnodige vragen. Cornelius
stuurde onmiddellijk mannen om Petrus te halen toen hij die opdracht had
gekregen (Handelingen 10:33). Petrus zei dat hij nu weer bevestigd had
gekregen dat God anders oordeelt dan mensen. God zoekt mensen die eerbied
voor Hem hebben en die de juiste houding hebben. Hij kijkt daarbij niet naar
ras, status of rijkdom. In plaats daarvan kijkt God naar iemands houding.
Handelingen 10:34 En
Petrus opende zijn mond en zeide: Inderdaad bemerk ik, dat er bij God geen
aanneming des persoons is, 35
maar onder elk volk is wie Hem vereert en gerechtigheid werkt, Hem
welgevallig, 36 naar het woord,
dat Hij heeft doen brengen aan de kinderen Israëls om vrede te verkondigen
door Jezus Christus. Deze is aller Heer.
Lees verder tot en met vers 43.
Deze gebeurtenis maakt deel uit van Gods Meesterplan. Hij heeft Israël als
eerste volk geroepen om zijn eerstgeboren kind te zijn in zijn Gezin. Een
kleine groep van hen heeft hieraan gehoor gegeven. In het Nieuwe Testament
breidt God zijn Gezin uit met mensen uit
alle volken. Petrus had deze
nieuwe boodschap van God begrepen en ook de mensen die in het huis van
Cornelius waren.
Terwijl Petrus met hen sprak, liet God zien dat deze mensen gedoopt moesten
worden. Hoe liet God dit zien? Gods heilige geest kwam over deze mensen net
zoals dat gebeurd was bij de apostelen op de Pinksterdag na de dood van
Christus. De mensen spraken ineens in tongen en loofden God (Handelingen
10:44-46).
Gewoonlijk geeft God zijn geest pas na de doop, maar om hen allen, ook
Petrus, nog een extra bekrachtiging te geven dat God de mensen in het huis
van Cornelius, dus heidenen, ook aan zijn Gemeente wilde toevoegen, gaf Hij
dit teken van de heilige geest al vóór de doop. Petrus gaf toen opdracht hen
te dopen.
Sinds de gebeurtenis in het huis van Cornelius weten de apostelen en andere
gemeenteleden dat God niet alleen Israëlieten roept maar ook heidenen. God
geeft zijn heilige geest aan hen die zijn roeping beantwoorden door bekering
en zich te laten dopen. Ze ontvangen dan door handoplegging de heilige geest
van God. Na deze stappen zijn zij geestelijk verwekt door God. Daarna moeten
ze groeien in geest en het karakter van God ontwikkelen om uiteindelijk
geboren te kunnen worden in Gods Gezin bij de terugkomst van Christus.
HET ALTERNATIEVE PLAN VAN SATAN
Of we slagen, hangt af van het goddelijke karakter dat we bouwen tijdens ons
leven. God maakte de mens en wees hem een levenswijze gebaseerd op zijn
wetten – de weg van geven en samenwerken. Satan heeft geprobeerd de macht
van God over te nemen, maar vanzelfsprekend is dat mislukt. Hij weet dat het
doel van de schepping van de mens is om geboren te worden in het Gezin van
God en dat dat Gezin in gezag boven de engelen zal komen te staan. Dit kan
hij met zijn gefrustreerde geest niet accepteren en daarom probeert hij en
zijn demonen onophoudelijk Gods Plan met de mens te vernietigen. De mens
verleiden tot zonde betekent de vernietiging van de mens. Daarom spoorde hij
Eva aan om God ongehoorzaam te zijn door te zeggen dat als zij van de door
God verboden vrucht zouden eten zij niet zouden sterven zoals God had gezegd
en zij net als God zouden weten wat goed en kwaad is. Sindsdien maken de
mensen zelf wel uit wat goed voor hen is. Maar dit was ongehoorzaamheid aan
God en dus zonde. En zonde verdient de doodstraf volgens Gods wet, zoals
Satan weet.
Satan leerde de mens ook concurrentie in plaats van Gods weg van
samenwerking, want Satan weet dat concurrentie afgunst en haat teweegbrengt.
Satans weg van concurrentie en begeren is de weg van ’nemen’. Het is een weg
waarmee men egoïstisch aan zichzelf denkt en handelt ten koste van anderen.
Een manier om er alles aan te doen om datgene te krijgen wat je graag wilt
hebben, wat het ook kost, ook al is daar liegen, bedrog of ruzie voor nodig.
Samenwerking is de weg van ’geven’, anderen steunen en helpen.
Goddelijk karakter biedt de mogelijkheid om Satans weg van nemen te
weerstaan en Gods weg van geven te volgen. De geboden van God definiëren het
volmaakte karakter van God. Het is het tegenovergestelde van Satans natuur.
Als we ons aan zijn geboden houden volgen we de weg van God, maar als we
zijn geboden overtreden volgen we de weg van Satan. Zonde is dus een poging
een andere weg te gaan in plaats van de weg van God te volgen.
SAMENVATTING
We hebben het voornamelijk gehad over Gods heilige geest. Hij werd ons
beloofd tijdens het Pascha voor de dood van Christus en werd gegeven met
Pinksteren na zijn dood. De mensen die toen Gods geest ontvingen leefden
dicht bij God en waren daardoor in staat wonderen te doen als een hulp om
zijn wil verder uit te voeren en te verspreiden. Ze konden naar de geest van
Gods wet leven. Ze waren nu ook in staat om het geschreven Woord van God te
begrijpen en uit te leggen, hetgeen ook in onze tijd van toepassing is. Wij
zoeken geen ’alternatieve’ weg. Wij kiezen voor en genieten van de weg van
geven en samenwerken.
Dit is ook voor onze kinderen een unieke kans. Hoewel ze nog niet gedoopt
zijn, Gods heilige geest nog niet hebben ontvangen – want ze zijn nog niet
volwassen – hebben ze al wel toegang tot God. Ze kunnen dus niet het excuus
gebruiken dat ze Gods heilige geest niet hebben en daarom niet kunnen leven
naar Gods weg. Christus leert ons dat kinderen van bekeerde en gedoopte
ouders niet onrein zijn maar heilig (1 Corinthiërs 7:13-15). Mensen in de
wereld hebben geen toegang tot God, ze zijn van God afgesneden. Ze blijven
afgesneden tenzij God hen roept (Johannes 6:44). Maar onze kinderen hebben,
omdat ten minste één van de ouders gedoopt zijn in Gods gemeente, toegang
tot de Vader, zijn geest en zijn bescherming.
Het feit dat ze jong zijn, betekent dus niet dat ze Hem niet gehoorzaam
kunnen zijn en dat ze Hem niet om de hulp en kracht kunnen vragen die ze
nodig hebben om te leven als een ware christen. Zowel jongeren als
volwassenen in Gods Gemeente moeten zich realiseren dat ze in een unieke
positie zijn: dagelijks contact met de Schepper van het heelal, de God die
in zijn Plan voor hen een bijzondere plaats heeft gereserveerd in zijn
Koninkrijk.
De apostelen van Christus
Het woord apostel kennen we
allemaal. Misschien kunt u de meeste wel opnoemen, of misschien zelfs alle
twaalf oorspronkelijke apostelen. Maar hoeveel weet u echt van hen?
Wat is een apostel? Wie waren de mannen die apostel werden en hoe werden ze
gekozen? Werd hun een bepaalde taak gegeven? En zo ja, hoe hebben ze die
uitgevoerd?
U zult de antwoorden op deze vragen krijgen en lezen over de apostels en hun
bijzondere leven.
JOHANNES DE DOPER INTRODUCEERT
ZIJN DISCIPELEN AAN CHRISTUS
De geschiedenis van de apostelen begint eigenlijk toen Jezus Christus in het
openbaar aan zijn Werk begon. Het begint met de doop van Jezus in de Jordaan
door Johannes de Doper.
Markus 1:9 En het
geschiedde in die dagen, dat Jezus Nazaret in Galilea verliet en Zich door
Johannes in de Jordaan liet dopen. 10
En terstond, toen Hij uit het water opsteeg, zag Hij de hemelen
scheuren en de Geest als een duif op Zich nederdalen. 11
En een stem kwam uit de hemelen: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde; in
U heb Ik mijn welbehagen.
Meteen na zijn doop werd Jezus door de heilige geest naar de woestijn of
wildernis geleid. Daar vastte Hij veertig dagen en werd verzocht door Satan.
Johannes de Doper vertelde aan zijn discipelen dat hij de Messias had
gezien. De apostel Johannes heeft hierover geschreven.
Johannes 1:32 En
Johannes getuigde en zeide: Ik heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als
een duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem. 33
En ik kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te dopen met
water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem
blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt. 34
En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is.
Na de veertig dagen en zijn overwinning op Satan, kwam Jezus naar Betanië
waar Johannes doopte. Johannes stond daar met twee van zijn discipelen toen
hij Jezus voorbij zag komen. Hij zei: ”Daar is het Lam van God over Wie ik
jullie verteld heb.” De twee discipelen gingen direct naar Jezus en Hij
nodigde hen bij Hem thuis uit.
Andreas, een van de twee discipelen, had een broer die Simon heette. Andreas
ging naar hem op zoek en bracht hem naar Jezus. De eerste woorden die Jezus
tegen Simon zei waren heel bijzonder.
Johannes 1:43 Hij
leidde hem tot Jezus. Jezus zag hem aan en zeide: Gij zijt Simon, de zoon
van Johannes, gij zult heten Kefas, wat vertaald wordt met Petrus
[betekent steen].
Jezus verwees naar de nieuwe naam die Hij later aan Simon zou geven.
Andreas en Simon waren vissers, evenals hun vrienden, de broers Jakobus en
Johannes. De volgende keer dat we van Andreas en Simon horen is wanneer zij
werden geroepen door Jezus om zijn discipelen te zijn.
JEZUS ROEPT ZIJN DISCIPELEN
Jezus had Galilea verlaten om in Judea de mensen te leren, maar was nu
teruggekeerd naar Galilea. Hij onderwees de mensen aan het Meer van Galilea,
waar Simon en zijn vrienden aan het vissen waren geweest. Een enorme menigte
had zich verzameld aan de oever en Jezus leerde hen vanaf de boot van Simon.
Toen Hij was opgehouden met spreken, zei Hij tegen Simon: ”Vaar naar diep
water en gooi de netten uit om vis te vangen.” Simon antwoordde: ”De hele
nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen. Maar als u het zegt, zal
ik de netten uitwerpen.”
Lees wat er in Lukas 5 staat, te beginnen in vers 6: ”En toen zij dit gedaan
hadden, haalden zij een grote menigte vissen binnen, en hun netten dreigden
te scheuren. En zij wenkten hun makkers in het andere schip, dat zij hen
zouden komen helpen. En dezen kwamen en zij vulden beide schepen, tot
zinkens toe.”
Simon viel toen op zijn knieën. De vier vissers waren zowel verbaasd als
bevreesd door dit verbazingwekkende wonder. Nog nooit hadden ze zo veel vis
in hun boten gehad!
Waarom wilde Jezus op deze manier hun aandacht? We gaan voor het antwoord
naar het verslag van Markus over deze gebeurtenis.
Markus 1:17 En Jezus
zeide tot hen: Komt achter Mij en Ik zal maken, dat gij vissers van mensen
wordt. 18 En zij lieten terstond
hun netten liggen en volgden Hem.
Jezus riep hen als zijn discipelen.
In Lukas kunnen we lezen over nog een man die door Jezus werd geroepen.
Mattheüs (ook wel Levi genoemd) was een tollenaar, iemand die belasting
inde. Jezus zag hem bij zijn tolhuis zitten. Hij zei tegen hem: ”Volg Mij.”
Wat deed Mattheüs?
Lukas 5:28 En hij liet alles
achter, stond op en volgde Hem.
Zoals ook de andere discipelen, zocht Mattheüs Jezus niet; Hij werd gekozen
door Jezus. Vergeet niet dat Jezus zei: ”Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u
uitgekozen en u aangewezen” (Johannes 15:16). Ook Simon en zijn vrienden
hebben Jezus niet gekozen. Ze hadden er voor gekozen om visser te zijn. Maar
Jezus riep hen en zij lieten alles
achter om Hem te volgen.
DE TWAALF WORDEN GEKOZEN
Niet lang na de roeping van Mattheüs riep Jezus zijn discipelen bijeen. Na
een nacht bidden tot God, zijn Vader, koos Hij er twaalf uit, die Hij ook
apostel noemde. Deze twaalf vinden we in Lukas 6:14-16. Ook Handelingen 1:13
noemt de apostelen.
Handelingen 1:13 En
toen zij in de stad gekomen waren, gingen zij naar de bovenzaal, waar zij
verblijf hielden: Petrus en Johannes en Jakobus en Andreas, Filippus en
Tomas, Bartolomeüs en Mattheüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de
Zeloot en Judas, de zoon van Jakobus.
Op deze lijst ontbreekt Judas die Jezus heeft verraden. Zijn plaats werd
later ingenomen door Mattias (Handelingen 1:16-26).
Jezus riep deze twaalf mannen met een fantastisch doel. Ze moesten worden
geïnstrueerd door Jezus persoonlijk. Tijdens zijn Werk van
drieënhalf jaar was Jezus
voortdurend samen met deze mannen. Hij onderwees hen en leidde hen op als
zijn apostelen!
Drieënhalf jaar
hoorden de
discipelen zijn verkondiging van het evangelie van het komende Koninkrijk.
Terwijl Jezus de enorme menigte mensen, die getrokken werden door zijn vele
genezingen en andere wonderen, onderwees, leerde Hij ook de discipelen. Na
zijn opstanding gaf Jezus de apostelen de laatste en aanvullende definitieve
instructies van de opleiding.
DE GROTE OPDRACHT
Mattheüs geeft verslag van Christus' instructies aan de apostelen na zijn
kruisiging en de opstanding. Deze elf mannen (Judas heeft zich
gediskwalificeerd) werden
drieënhalf jaar op een persoonlijke manier door Jezus onderwezen. Ze
hadden de vele spectaculaire wonderen gezien.
In Mattheüs 28:19-20 lezen we Jezus' opdracht aan zijn apostelen: ”Gaat dan
henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des
Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat
Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der
wereld.”
”Maakt al de volken tot mijn discipelen” is geen goede vertaling. In andere
bijbelvertalingen staat: ”onderwijst al de volken” (zie ook Markus
16:15-16).
Laten we eerst zeggen wat een apostel is. Het woord apostel betekent
simpelweg een uitgezondene, een boodschapper. En een boodschapper moet een
bericht hebben. Wat was hun boodschap? Het was dezelfde boodschap die ze
Jezus drieënhalf jaar hadden horen preken – het Evangelie, het Goede Nieuws
van Gods komende regering op aarde.
De apostelen hadden Gods geest nodig om hun opdracht uit te kunnen voeren.
Maar ze hadden de heilige geest nog niet ontvangen om hen leiding en kracht
te geven. Christus zei dat ze samen in Jeruzalem moesten wachten op de
belofte van de heilige geest. Let op de laatste woorden van Christus aan
zijn apostelen.
Handelingen 1:8 maar
gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult
mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het
uiterste der aarde.
DE HOOFDAPOSTEL
Heeft Jezus een van de apostelen aangewezen om na zijn dood de leiding over
te nemen? Zo ja, welke apostel? De Bijbel zegt dat Hij dat deed. En zijn
naam was Petrus. Laten we eens kijken naar een paar bewijzen daarvan in de
Bijbel.
Ten eerste staat de naam van Petrus bovenaan elk van de vier volledige
lijsten van de apostelen. (Mattheüs 10:1-4, Markus 3:13-19, Lukas 6:14-16,
Handelingen 1:13).
Jezus heeft tegen Simon gezegd dat zijn naam zou worden veranderd in Kefas.
Kefas betekent steen of kleine rots in het Aramees. Het Griekse woord Petros
betekent hetzelfde en is vertaald in het Nederlands als Petrus.
De leidende rol van Petrus blijkt herhaaldelijk. De woorden van Christus
tegen Petrus in Mattheüs 16 zijn bijzonder belangrijk.
Mattheüs 16:18 En Ik
zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra
[rots] zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar
niet overweldigen. 19 Ik zal u
de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden
zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult,
zal ontbonden zijn in de hemelen.
Toen Jezus zei ”op deze petra [rots] zal Ik mijn gemeente bouwen”, verwees
Hij naar zichzelf.
Het woord ”petra” dat hier gebruikt wordt is Grieks, maar is niet hetzelfde
woord als petros of Petrus. Petra betekent rots. Een rots zoals de rots van
Gibraltar.
Die enorme, massieve rots, Christus, is het
fundament van de gemeente
(Efeziërs 2:20). Maar Petrus, een steen of klein rotsblok, werd de
verantwoordelijkheid gegeven om later de menselijk leider te zijn van de
gemeente. Wat voor soort leider was Petrus? Hoe nam hij zijn
verantwoordelijkheid? We zullen dat gaan zien wanneer we verder gaan met de
geschiedenis van de apostelen.
PETRUS EN JOHANNES BEDREIGD
Zoals Jezus had opgedragen, wachtten de apostelen en de andere discipelen
samen in Jeruzalem op het ontvangen van de heilige geest. In totaal waren er
ongeveer 120 verzameld. Jezus had
drieënhalf jaar het evangelie gepredikt tot talloze duizenden, maar
slechts 120 geloofden! Geloven betekent ook vertrouwen, zeker weten!
Met Pinksteren, in 30 n.Chr., werd hun wachten beloond. De komst van de
heilige geest kwam op wonderbaarlijke wijze zoals daarna nooit weer is
gebeurd.
Handelingen 2:2-4 geeft het ooggetuigenverslag: ”En eensklaps kwam er uit de
hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis,
waar zij gezeten waren; en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur,
die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij werden allen
vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals
de Geest het hun gaf uit te spreken.”
Veel godsdienstige Joden uit verschillende landen waren in Jeruzalem voor
Pinksteren en het nieuws over deze bovennatuurlijke gebeurtenis bereikte hen
snel. Ze waren verbaasd! Hoewel deze Joden uit vele volken met verschillende
talen kwamen, hoorde elk van de 120 in zijn eigen taal spreken. Wat een
geweldig wonder! Iedereen hoorde zijn eigen moedertaal spreken door de 120
discipelen (Handelingen 2:6-11).
Duizenden mensen verbaasden zich over wat ze zagen en hoorden. Toen Petrus
ging staan om te spreken, kun je er zeker van zijn dat hij hun onverdeelde
aandacht had. Dit was dé gelegenheid om aan de grote opdracht te beginnen.
Gedreven door de kracht van de heilige geest, begon Petrus aan zijn eerste
openbare toespraak, een krachtige preek, waarin hij benadrukte dat Jezus de
Verlosser is.
De mensen werden diep in hun hart getroffen en zij zeiden tegen Petrus en de
andere apostelen: ”Wat moeten wij doen?”
Lees het antwoord van Petrus in Handelingen 2.
Handelingen 2:38 En
Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de
naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave
des Heiligen Geestes ontvangen.
God voegde die dag ongeveer 3000 doopleden toe aan zijn Gemeente!
Kort daarna kreeg Petrus nog een gelegenheid om het evangelie wijd te
verspreiden. Petrus en Johannes liepen naar de tempel. Bij de poort van de
tempel werden ze aangesproken door een verlamde man die gedragen moest
worden. Hij vroeg om een aalmoes. Wat deed Petrus?
Handelingen 3:6 Maar
Petrus zeide: Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb geef ik u; in de
naam van Jezus Christus, de Nazoreeër: Wandel!
Hij sprong op, ging staan en liep vervolgens heen en weer en ging met hen de
tempel binnen, lopende en springende en God lovende. Die spectaculaire
gebeurtenis verspreidde zich snel. Velen wisten dat hij vanaf zijn geboorte
verlamd was en al lange tijd dagelijks bij de ingang van de tempel zat om te
bedelen.
God had opnieuw voor een wonder gezorgd om aandacht te trekken voor de
verkondiging van het evangelie. Een enorme menigte verzamelde zich. Petrus
sprak hen toe en gaf uitleg hoe dit wonder kon gebeuren en waarom Jezus is
gekruisigd en wat Gods plan is met alle mensen. De Gemeente breidde zich uit
tot 5000 leden (mogelijk zijn in dit aantal in Handelingen 4:4 de vrouwen
niet meegeteld, zodat het werkelijke aantal nog veel hoger kan zijn).
Maar de priesters en de Sadduceeën waren boos en geërgerd omdat ze de
groeiende groep christenen zagen als een bedreiging voor hun eigen status en
posities. Ze waren bang voor de Romeinse overheid die een gouverneur over
Palestina had aangesteld en de Romeinse soldaten waren altijd aanwezig. De
Joden stonden onder de heerschappij van het Romeinse Rijk, maar veel
bevoegdheden waren aan de Joden zelf gegeven. De Farizeeën en de Sadduceeën
hadden deze goedbetaalde, invloedrijke banen.
Deze Joodse leiders hadden Jezus' boodschap helemaal verkeerd begrepen toen
Hij op aarde was. Hij sprak van een komende wereldregering, een regering
over alle volken. Ze dachten dat Jezus sprak over de omverwerping van de
toenmalige Romeinse regering gedurende zijn leven als mens. Maar Jezus sprak
van het Koninkrijk van God dat zal worden opgericht bij zijn terugkomst.
De Farizeeën en de Sadduceeën waren bang dat ze zouden worden beschuldigd
van ontrouw aan de Romeinse regering als ze Jezus niet zouden uitschakelen.
Ze voelden zich bedreigd door Jezus en waren verontrust. Bedreigd, omdat ze
hun baan en hun religieuze macht over het volk niet wilden verliezen. En
verontrust omdat ze bang waren geëxecuteerd te worden als verraders. En
daarom vervolgden de Joodse religieuze leiders ook Petrus en Johannes. Zij
waren tegen iedereen die Jezus' boodschap predikte. Vooral als ze ook nog
grote wonderen verrichtten wat zij als vrome Joden zelf niet konden.
Handelingen 4:1 En
terwijl zij tot het volk spraken, overvielen hen de priesters, de hoofdman
van de tempel en de Sadduceeën, 2
zeer verontwaardigd, omdat zij het volk leerden en in Jezus de
opstanding uit de doden verkondigden; 3
en zij sloegen de handen aan hen en stelden hen in bewaring tot de
volgende dag, want het was reeds avond. Vers 14
en daar zij de genezene bij hen zagen staan, konden zij er niets
tegen inbrengen.
Petrus en Johannes waren het volk nog aan het toespreken, toen de priesters,
de leider van de tempel en de Sadduceeën kwamen en hen gevangen namen.
De volgende dag kwamen de Joodse leiders, de oudsten en de schriftgeleerden
in Jeruzalem bijeen en lieten de apostelen voorbrengen en ondervroegen zij
de apostelen. Petrus gaf een getuigenis van de grote betekenis van Jezus
Christus, dat het behoud van alle mensen alleen door Hem mogelijk is.
De Joodse Raad was woedend en beval hen de naam van Jezus op geen enkele
manier meer te gebruiken en het volk niet meer over Hem te onderrichten.
Na een strenge waarschuwing werden de twee apostelen vrijgelaten. Maar de
bedreigingen van de hogepriester vormden een zware intimidatie. De
vijandigheid en het gevaar van de Joodse elite drong nu goed tot hen door.
Onmiddellijk gingen ze naar hun bevriende christenen om te vertellen hoe God
hen had geholpen. Zij baden voor Petrus en Johannes en hun veiligheid en dat
hun vrijmoedigheid mocht voortduren, waarop God hun gebed verhoorde op zeer
indrukwekkende wijze.
Handelingen 4:31 En
terwijl zij baden, werd de plaats, waar zij vergaderd waren, bewogen; en zij
werden allen vervuld met de Heilige Geest en spraken het woord Gods met
vrijmoedigheid.
De hele Gemeente verhief haar stem tot God en ontving een aanmoediging van
God.
Een belangrijke taak voor de leden van de Gemeente van God is te bidden voor
hen die het Werk van Christus voortzetten.
Gerustgesteld door God, bleven de apostelen doorgaan met het preken over het
evangelie. En God bleef ze ondersteunen met grote tekenen en wonderen. Een
bijzonder waarschuwingsteken van God was wat er gebeurde met Ananias en
Saffira.
ANANIAS EN SAFFIRA
Deze eerste vervolging bracht de leden van de Gemeente dicht bij elkaar.
Niemand onder hen leed enig gebrek. Velen die een stuk grond of een huis
bezaten, verkochten het en brachten de opbrengst naar de apostelen.
Ook een zekere Ananias verkocht samen met zijn vrouw Saffira een stuk land.
Maar Ananias voerde een bedrieglijke act op. Hij hield een deel van de
opbrengst achter – ook zijn vrouw wist daarvan – en bracht de rest van het
geld naar de apostelen.
Ananias en Saffira wilden de indruk van grote vrijgevigheid wekken. Petrus
zei dat ze niet alles hoefden te geven (Handelingen 5:4), maar ze
logen door te zeggen dat ze de hele opbrengst brachten. Petrus,
vervuld met de heilige geest, doorzag hun bedoeling en leugenachtig gedrag:
”Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de Heilige Geest te
bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land?”
(Handelingen 5:3.) Zie wat er toen gebeurde.
Handelingen 5:5 En bij
het horen van deze woorden viel Ananias neder en blies de adem uit. En een
grote vrees kwam over allen, die het hoorden.
Drie uur later kwam Saffira, die niet wist dat haar man dood was. Petrus
vroeg: ”Zeg mij, hebt u het stuk land voor dat bedrag verkocht?” En zij zei:
”Ja, voor zoveel.” Ook zij loog dus.
Petrus zei daarop: ”Hoe hebt u samen kunnen besluiten om God voor te liegen?
Zie, de voeten van hen, die uw man hebben begraven, zijn aan de deur en zij
zullen ook u uitdragen.” Op hetzelfde moment zakte zij voor hem in elkaar en
stierf.
Het nieuws van de verbazingwekkende wonderen van de apostelen verspreidde
zich snel. Veel mensen zagen de wonderen en geloofden het evangelie. De
Gemeente van God groeide.
God werkte door Petrus bijzonder krachtig. Zieken die graag genezen wilden
worden, werden zelfs op draagbedden of matrassen buiten op straat gelegd, in
de hoop dat ten minste de schaduw van Petrus, wanneer hij voorbijkwam, op
een van hen zou vallen.
DE APOSTELEN GEVANGEN
De populariteit van de apostelen versterkte de ontevredenheid bij de Joodse
leiders. Ze verloren steeds meer hun invloed op de mensen als gevolg van de
wonderen en het onderwijs dat de apostelen verspreidden. En hoe zal de
Romeinse overheid reageren als het nieuws van de invloed van het onderwijs
van de apostelen ook hen bereikt? Zeker zouden zij, de Farizeeën en de
Sadduceeën, verantwoordelijk worden gehouden.
Volgens de Farizeeën was er maar één optie: de apostelen het zwijgen
opleggen. Daarom arresteerden ze hen en wierpen hen in de gevangenis. Maar
Christus had de apostelen opgeleid om zijn Werk voort te zetten, daarom
stuurde Hij die nacht een engel die de deuren van de gevangenis opende en
hen naar buiten leidde, zonder dat een cipier dit merkte. De engel zei dat
ze die ochtend in de tempel moesten gaan om voort te gaan met de
verkondiging van het evangelie.
Toen de leden van het Sanhedrin (hoogste Joodse rechtbank) gearriveerd
waren, zonden ze dienaren naar de gevangenis om de apostelen te halen. Maar
die waren nergens te vinden! De bewakers van de gevangenis stonden voor een
raadsel. De deuren waren op slot, de cipiers voor de deuren waren op hun
post, maar de cel was leeg.
Kort daarop kwam iemand zeggen dat de mannen die gevangen waren gezet, in de
tempel waren en het volk onderrichtten. Daarop ging het hoofd van de
tempelwacht hen met zijn wachters halen, maar zonder geweld te gebruiken,
omdat ze bang waren dat het volk hen zou stenigen. De hogepriester begon het
verhoor met de vraag: ”Hebben wij u niet nadrukkelijk verboden de naam van
Jezus nog te gebruiken en onderricht over Hem te geven?” Het antwoord van
Petrus en de apostelen is belangrijk.
Handelingen 5:29 Maar
Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzamen
dan de mensen.
Zie ook de rest van het antwoord:
Vers 30 De God onzer
vaderen heeft Jezus opgewekt, die gij hebt gehangen aan een hout en
omgebracht; 31 Hem heeft God
door zijn rechterhand verhoogd, tot een Leidsman en Heiland om Israël
bekering en vergeving van zonden te schenken.
Toen de leden van het Sanhedrin dit hoorden, ontstaken ze in woede en wilden
ze de apostelen ter dood brengen. De Farizeeën en de Sadduceeën waren
geërgerd om herinnerd te worden aan hun schuld aan de dood van Jezus.
Eigenlijk wisten zij wel dat Jezus door God gezonden was. Vergeet niet dat
Nikodemus, een Farizeeër en lid van de Joodse Raad (het Sanhedrin), bij
Jezus was gekomen en zei: ”Rabbi, wij weten, dat Gij van God gekomen zijt
als leraar” (Johannes 3:2).
Maar tijdens het debat om de apostelen om te brengen, stond een van hen op,
een Farizeeër die Gamaliël heette en die als wetsleraar bij het hele volk in
aanzien stond. Hij redde ternauwernood het leven van de apostelen. Zijn
advies was heel eenvoudig.
Handelingen 5:38 En nu zeg
ik u: Laat u niet in met deze mensen en laat hen geworden; want indien dit
streven of dit werk uit mensen is, zal het vernietigd worden, 39
maar indien het uit God is, zult gij hen niet kunnen vernietigen; het
mocht eens blijken, dat gij tegen God strijdt.
De Raad besloot hierop om de twaalf vrij te laten nadat ze hen hadden laten
geselen en opnieuw gewaarschuwd om niet in de naam van Jezus te spreken.
Eigenlijk waren de apostelen blij met deze ervaring! Jezus had hen gezegd
dat zij zouden worden vervolgd. Deze ervaring was een teken dat ze Christus
dienden. Ze bleven hun opdracht vervullen en preekten dagelijks in de
tempel.
GODS GEMEENTE VERSTROOID
De vervolging van de Gemeente van God werd geleidelijk erger. Een Farizeeër,
met de naam Saulus, was daar vooral actief mee bezig. ”En Saulus verwoestte
de gemeente, en hij ging het ene huis na het andere binnen en sleurde mannen
en vrouwen mede, en hij leverde hen over in de gevangenis” (Handelingen
8:3).
Ook werden gemeenteleden gedood om hun geloof. De vervolging was zo groot
dat de Gemeente uiteengejaagd werd over Judea en Samaria. Toen Saulus zelf
tot bekering kwam, kwam er tijdelijk verlichting. De geschiedenis van Saulus
wordt later behandeld.
De Bijbel vertelt ons dat Petrus de verschillende gebieden in Judea en
Samaria bezocht waar de gemeenteleden woonden of bijeenkwamen, om ze te
onderwijzen. Op zijn reizen kwam Petrus in de stad van Lydda, waar hij tegen
een verlamde man zei dat Jezus Christus hem zou genezen, waarna de man op
hetzelfde moment genezen was.
In de nabijgelegen stad Joppe stierf een vrouw met de naam Tabita, die
bekend stond als een vrijgevig gemeentelid. De discipelen daar zonden een
verzoek naar Petrus om direct te komen. Toen hij aankwam, zag hij velen in
tranen. Petrus verzocht allen om de kamer te verlaten.
Wat Petrus toen deed vereist veel geloof. Zie wat er gebeurde.
Handelingen 9:40 Maar
Petrus zond hen allen naar buiten en knielde neder en bad. En hij wendde
zich tot het lichaam en zeide: Tabita, sta op! En zij opende haar ogen en
zag Petrus en ging overeind zitten.
Wat een ontroerende verrassing voor degenen die deze vrouw slechts enkele
ogenblikken daarvoor dood hebben gezien!
Het werd bekend door geheel Joppe en velen kwamen tot geloof. Waar Petrus
kwam, stroomden de mensen toe om hem te zien. Zoals in Lydda, gebruikte
Petrus ook deze gelegenheid om het evangelie te preken.
Petrus bleef enige tijd in Joppe. Hier had God Petrus enige tijd geleden in
een gezicht laten zien dat ook andere volken (heidenen) geroepen zouden
worden.
WREDE VERVOLGING!
Petrus ging kort voor de dagen van Ongezuurde Broden naar Jeruzalem om
verslag uit te brengen van zijn ervaringen met Cornelius en de andere
bekeerde heidenen. Rond deze tijd nam de vervolging toe.
De gouverneur van Palestina was koning Herodes Agrippa I, kleinzoon van
Herodes de Grote. Om zich populair te maken bij de Joodse elite begon hij
Gods Gemeente te vervolgen. Hij liet Jakobus, de broer van Johannes,
onthoofden met het zwaard.
Toen Herodes zag dat hij daarmee de Joden genoegen verschafte, liet hij
Petrus gevangen nemen om hem onmiddellijk na de feestdagen in het openbaar
voor het gerecht te laten verschijnen.
Ook nu werd door de Gemeente weer voortdurend voor hem tot God gebeden
(Handelingen 12:5).
Koning Herodes nam geen risico met Petrus. Zelfs wanneer Petrus sliep, werd
hij geflankeerd door twee soldaten en was hij met kettingen vastgebonden.
Schildwachten hielden voor de deur van de gevangenis de wacht. Herodes was
ervan overtuigd dat Petrus zeer goed bewaakt werd. Maar de nacht vóór de
berechting werden Herodes' plannen volledig geruïneerd. De soldaten zijn er
nooit achter gekomen wat er precies is gebeurd die nacht.
Lees wat er gebeurde.
Handelingen 12:7 En
zie, een engel des Heren stond bij hem en er scheen licht in het vertrek, en
hij stootte Petrus in zijn zijde om hem te wekken en zeide: Sta snel op! En
de ketenen vielen van zijn handen.
Terwijl het nauwelijks tot hem doordrong wat er gebeurde, hoorde Petrus de
engel zeggen dat hij zijn sandalen en jas aan moest doen. Petrus volgde de
engel naar buiten, maar zonder te beseffen dat de dingen die de engel liet
gebeuren werkelijk plaatsvonden; hij meende een visioen te zien. Toen ze de
eerste en tweede wachtpost voorbij waren, kwamen ze bij de ijzeren poort die
toegang gaf tot de stad. De poort ging vanzelf voor hen open en toen ze
buiten waren gekomen liepen ze nog één straat verder, waarna de engel Petrus
opeens alleen achterliet.
Nadat Petrus weer tot zichzelf gekomen was ging hij naar een huis waar een
groot gezelschap bijeen was gekomen om voor hem te bidden. Petrus gunde zich
weinig tijd om hen te vertellen van zijn ontsnapping om vervolgens te
vluchten naar een andere stad.
De Bijbel geeft ons niet veel details van het werk van de oorspronkelijke
apostelen. Maar we weten dat ze naar de Israëlieten gingen die over de hele
wereld verspreid waren. Jezus had hen geboden: ”begeeft u liever tot de
verloren schapen van het huis Israëls” (Mattheüs 10:6).
Men gaat ervan uit dat de apostelen ongeveer twaalf jaar na Jezus'
opstanding uit elkaar gingen om naar alle delen van de beschaafde wereld te
reizen om hun opdracht uit te voeren.
Maar de vervolging van de Gemeente bleef doorgaan. Jakobus was niet de enige
apostel die is gemarteld. Zeer waarschijnlijk is Johannes de enige die een
natuurlijke dood is gestorven.
Het leven van Paulus
Paulus werd omstreeks 3 n.Chr. geboren in een welgesteld Joods gezin in
Tarsus, de hoofdstad van de landstreek Cilicië, het zuidoostelijke deel van
het huidige Turkije, het vroegere Klein-Azië. Zijn vader was een Farizeeër
(Hand. 23:6) uit de stam Benjamin. Bij zijn besnijdenis ontving Paulus de
Joodse naam Saulus.
De vader van Saulus had het Romeins burgerschap verkregen, daarom was Saulus
een Romeins burger door geboorte.
Handelingen 22:27 En de overste
ging erheen en zeide tot hem: Zeg mij, zijt gij een Romein? En hij zeide:
Ja. 28 En de overste antwoordde:
Ik heb dit burgerrecht voor een grote som verkregen. Maar Paulus zeide: Doch
ik bezit het door geboorte. 29
Dadelijk hielden dan zij, die hem gerechtelijk moesten onderzoeken, op; en
ook de overste werd bevreesd, nu hij bemerkte, dat hij een Romein was en hij
hem had laten binden.
In de Romeinse wereld hadden Romeinse burgers privileges.
Zoals de meeste ouders wilden Saulus' moeder en vader het beste voor hun
zoon. Hij bleek intelligent en kreeg de gelegenheid een uitstekende studie
te volgen. Hij toonde grote belangstelling voor de Heilige Schrift. Als
jonge man, waarschijnlijk nog een tiener, werd hij naar Jeruzalem gestuurd
om de boeken van de Bijbel (toen alleen nog het Oude Testament) te
bestuderen. Saulus was net als zijn vader een Farizeeër (de grootste sekte
van het Judaïsme in die tijd). Hij was een ijverig student en werd
uitgekozen om te studeren onder Gamaliël, een beroemd en gerespecteerd
wetgeleerde (Hand. 22:3).
Laat in het voorjaar van 30 n.Chr. zag het volk in Jeruzalem het ontstaan
van wat men beschouwde een geheel nieuwe religieuze orde. Jezus van Nazaret,
van wie sommigen geloofden dat Hij de voorspelde Messias was, was slechts
enkele weken geleden ter dood gebracht. De Joodse religieuze leiders hadden
met valse beschuldigingen Jezus als een misdadiger ter dood veroordeeld. Dit
kon alleen (in gevallen van verraad of opstand tegen Rome of het Romeinse
gezag) door het Romeinse gezag uitgevoerd worden – zo werd Jezus aan het
kruis gedood.
Op de bijzondere Pinksterdag trokken de volgelingen van Jezus veel aandacht.
Zij noemden zich de Gemeente van God, maar de meeste van de Joden noemden
hen Nazareners, naar Jezus van Nazaret. Met Pinksteren in 30 n.Chr. werden
3000 nieuwe bekeerlingen toegevoegd aan Gods Gemeente. In de dagen daarna
kwamen er enkele duizenden bij.
De Nazareners, onder leiding van een Galilese visser met de naam Petrus,
veroorzaakten veel consternatie onder de populaire religieuze leiders in
Jeruzalem.
Saulus, die een opleiding volgde tot rabbi in Jeruzalem en zeer ijverig was,
dacht dat de volgelingen van Jezus ketters waren. Gedreven door zijn
religieus fanatisme meende Saulus dat deze nieuwe en valse religie
uitgeroeid moest worden. Haar aanhang behoorde gevangengezet te worden of
gestenigd tot de dood.
Handelingen 8:3 En Saulus
verwoestte de gemeente, en hij ging het ene huis na het andere binnen en
sleurde mannen en vrouwen mede, en hij leverde hen over in de gevangenis.
DE BEKERING VAN SAULUS
Stefanus, diaken in de begintijd van de Gemeente, werd door de Joden gedood
door steniging. Saulus, waarschijnlijk in de functie als afgevaardigde van
de Joodse Raad, stemde van harte in met deze moord. In feite is onze eerste
kennismaking met Saulus in de Bijbel de steniging van Stefanus.
Handelingen 7:57 Maar zij begonnen
luidkeels te schreeuwen, stopte hun oren toe en stormden als één man op hem
[Stefanus] los; 58
en zij wierpen hem de stad uit en stenigden hem. En de getuigen
legden hun mantels af [opdat ze daar geen hinder van zouden hebben]
aan de voeten van een jonge man, Saulus genaamd. 59
En zij stenigden Stefanus… 8:1
En Saulus stemde in met zijn terechtstelling. En er ontstond te dien
dage een zware vervolging tegen de gemeente te Jeruzalem; en allen werden
verstrooid over de streken van Judea en Samaria, met uitzondering van de
apostelen.
Paulus leek in het geheel niet op het type man die God zou willen gebruiken.
Maar soms kan de ijver en gedrevenheid van iemand die voor een verkeerde
zaak wordt aangewend, gebruikt worden in dienst van God. Saulus was ervan
overtuigd voor God te strijden, maar God zou hem de Waarheid laten zien. God
zou hem roepen.
Saulus had toestemming gevraagd van de hogepriester om met een groep mannen
naar Damascus te gaan om volgelingen van Jezus op te pakken en ze in
Jeruzalem te laten berechten.
Toen hij onderweg was en Damascus naderde, werd hij plotseling omstraald
door een licht uit de hemel. Saulus viel op de grond. Er klonk een stem. De
mannen die bij hem waren stonden sprakeloos. Alleen Paulus kon het verstaan.
Als we Hand. 9:7 en 22:9 naast elkaar leggen,
begrijpen we dat ze de stem wel
hoorden, maar niet begrepen wat er gezegd werd. In het Grieks kan het woord
’horen’ zowel horen als begrijpen betekenen.
Wat zei de stem?
Handelingen 9:4 en ter aarde
gevallen, hoorde hij een stem tot zich zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt
gij Mij?
Natuurlijk was Saulus aangeslagen! Hij wist niet wat er gebeurde, zag hij
een visioen? Was hij in trance geraakt? Was dit zijn verbeelding?
”En hij zeide: Wie zijt Gij, Here? En Hij zeide: Ik ben Jezus, die gij
vervolgt. Maar sta op en ga de stad binnen en daar zal u gezegd worden, wat
gij doen moet” (vers 5-6; Hand. 22:10).
Toen Saulus opstond, kon hij niets zien! Zijn metgezellen waren met stomheid
geslagen. Zij leidden hem de stad Damascus binnen. Hij kon drie dagen lang
niet zien en hij at of dronk niet (Hand. 9:8-9).
Intussen maakte God door middel van een gezicht, zijn plan met Saulus bekend
aan een discipel in Damascus genaamd Ananias. ”Is dit niet de man die de
volgelingen van Jezus van Jeruzalem tot Damascus vervolgt?” vroeg Ananias.
”En had hij geen volmacht van de overpriesters ons te arresteren?”
Maar de stem van Christus antwoordde: ”Ga, Ananias! Ik heb deze man
uitgekozen om Mij bekend te maken aan andere volken (heidenen) en hun
koningen en ook aan het volk van Israël” (Hand. 9:10-15).
Ananias ging naar het huis waar Saulus was en legde hem de handen op,
terwijl hij zei: ”Saulus, ik ben gezonden door de Heer, door Jezus, om
ervoor te zorgen dat u weer kunt zien en de heilige geest ontvangt.”
Niet alleen werd Saulus' blindheid verwijderd, maar hij ontving ook de
heilige geest (Hand. 9:17).
Saulus was een van de weinigen in de menselijke geschiedenis die Gods geest
heeft ontvangen voordat hij gedoopt was. God toont in de Bijbel dat wij
eerst berouw moeten hebben, waarna wij gedoopt kunnen worden om vervolgens
de Heilige Geest te ontvangen (Hand. 2:38). Waarom gaf God Saulus de heilige
geest voordat hij gedoopt werd?
Slechts drie dagen geleden was Saulus naar Damascus gekomen om de
volgelingen van Christus te vervolgen. De mensen in Gods gemeente in die
tijd zouden zeer terughoudend geweest zijn om Saulus te dopen als hij met
dat verzoek gekomen zou zijn. Ze konden niet weten of Saulus wel oprecht
was, of hij nog niet steeds van plan was om hen in de gevangenis te werpen!
Maar Saulus had echt berouw. De stem van Christus had tot hem gesproken. Hij
werd getroffen door blindheid en bracht drie dagen door met vasten en
bidden. Saulus wilde graag weten wat God met hem van plan was. Hij was nu
gereed om Gods opdrachten uit te voeren.
Deze bijzondere gebeurtenissen, het indrukwekkende licht uit de hemel, de
stem van Christus, de plotselinge blindheid en de wonderbare genezing
daarvan en de gave van de heilige geest drie dagen later gaf ook Gods
Gemeente in Damascus de zekerheid dat God Saulus op bijzondere wijze had
geroepen. Hij werd daarop direct gedoopt.
Handelingen 9:17 En Ananias ging
heen en kwam in het huis, en hij legde hem de handen op en zeide: Saul,
broeder, de Here heeft mij gezonden, Jezus, die u verschenen is op de weg,
waarlangs gij gekomen zijt, opdat gij weer zoudt zien en met de Heilige
Geest vervuld worden. 18 En
terstond vielen hem als schubben van de ogen en hij kon weer zien, en hij
stond op en werd gedoopt.
DE OPLEIDING VAN PAULUS
Velen realiseren zich niet dat Saulus (vanaf
Hand. 13:9 wordt hij Paulus genoemd) niet meteen oudste (heeft een
leidende functie in Gods Gemeente) is geworden. Hoewel hij in de synagoge in
Damascus van zijn bekering vertelde en bevestigde dat Jezus Christus
werkelijk de Zoon van God is (Hand. 9:20-22), werd Paulus pas na een
persoonlijke opleiding door Jezus Christus de apostel met een missie naar de
niet-Joden. In zijn brief aan Timotheüs (1 Timotheüs 3:6) schreef Paulus
zelf dat een pasbekeerde niet geordineerd moest worden tot oudste
(”opziener”).
Als we alleen het negende hoofdstuk van Handelingen lezen merken we niet op
dat er een periode van enkele jaren wordt overgeslagen. Die periode begint
waarschijnlijk na vers 21 of 25 van Hand. 9. De brief aan de Galaten
bevestigt dit.
De Bijbel is niet als een chronologische geschiedenis geschreven. Voor
bepaalde onderwerpen moeten we op verschillende plaatsen in de Bijbel lezen.
Hier wat en daar wat zegt Jesaja (Jesaja 28:9-10, 13). Als we de fragmenten
samenvoegen van het leven van Paulus, kunnen we weten wat er precies is
gebeurd.
We lezen in Galaten 1:17 wat Paulus deed na zijn bekering in Damascus: ”Ook
ben ik niet naar Jeruzalem gereisd tot hen, die reeds voor mij apostelen
waren, maar ik ben naar Arabië vertrokken en vandaar naar Damascus
teruggekeerd.” Hoe lang was hij in Arabië en waarom ging hij daar heen?
Laten we de geschiedenis samenvatten. Kijk eerst in vers 16 van Galaten,
hoofdstuk 1. Over de tijd van zijn bekering zei Paulus: ”… opdat ik Hem
onder de heidenen verkondigen zou, ben ik geen ogenblik te rade gegaan met
vlees en bloed.” Bij wie
ging Paulus dan wél te rade? Als dat geen vlees en bloed (een mens) was, bij
wie of wat dan? Geest? Wie heeft Paulus gezien?
1 Corinthiërs 9:1 Ben ik niet
vrij? Ben ik geen apostel? Heb ik niet Jezus, onze Here, gezien? Zijt gij
niet mijn werk in de Here?
1 Corinthiërs 15:4 en Hij is
begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften, 5
en Hij is verschenen aan…
[Paulus noemt dan
apostelen en vele anderen], Vers 8
maar het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen, als aan een
ontijdig geborene. 9 Want ik ben
de geringste der apostelen, niet waard een apostel te heten, omdat ik de
gemeente Gods vervolgd heb.
Nu gaan we terug naar Galaten, hoofdstuk 1. Deze keer de verzen 11 en 12.
Wie onderwees Paulus de evangelieboodschap die hij later verkondigde?
Galaten 1:11 Want ik maak u bekend,
broeders, dat het evangelie, hetwelk door mij verkondigd is, niet is naar de
mens. 12 Want ik heb het ook
niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus
Christus.
Zie ten slotte in vers 18 van hetzelfde hoofdstuk, hoe lang het duurde
voordat Paulus bij ”vlees en bloed” te rade ging.
Vers 18 Daarop ging ik drie jaar
later naar Jeruzalem, om Kefas te bezoeken, en ik bleef vijftien dagen bij
hem.
Paulus ging kort na zijn bekering naar Arabië, waar Jezus hem persoonlijk
heeft opgeleid. Daarna is hij teruggekeerd naar Damascus. Van daar ging hij
waarschijnlijk al snel naar Jeruzalem. De drie jaar in Galaten 1:18 betreft
de periode vanaf zijn bekering tot de aankomst in Jeruzalem.
Paulus had een goede kennis van de Heilige Schrift, waarin hij als ijverig
student een uitstekende opleiding had gekregen. Hij had
kennis van de oudtestamentische
geschriften, maar hij begreep niet de geestelijke intentie van de wet, noch
begreep hij het Evangelie van
Jezus Christus – het goede nieuws van het komende Koninkrijk van God. Hij
had niet begrepen dat Jezus de voorspelde Messias is. Daarvoor was Christus'
directe interventie nodig in het leven van Paulus op weg naar Damascus om
hem dat te openbaren. Paulus had een
juist begrip van de bijbelse
geschriften nodig. Ook in onze tijd is het niet anders, de mensen van de
’christelijke’ wereld hebben wel bijbelkennis, maar de essentie, het doel,
begrijpen ze niet.
In 2 Corinthiërs 12 staat dat Paulus ”openbaringen des Heren” heeft
ontvangen.
2 Corinthiërs 12:1 Er moet
geroemd worden; het dient wel tot niets, maar ik zal komen op gezichten en
openbaringen des Heren. 2 Ik
weet van een mens in Christus, veertien jaar is het geleden (of het in het
lichaam was, weet ik niet, of dat het buiten het lichaam was, weet ik niet,
God weet het) dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel.
Het is mogelijk dat het gezicht dat in vers 2 wordt genoemd zich zou kunnen
hebben voorgedaan gedurende de drie jaar in Arabië. Christus riep Paulus om
een bijzondere apostel te zijn. Hij leerde dus de waarheid niet van andere
mensen zoals de meeste ware christenen. Vanzelfsprekend zijn bekwame mensen
in Gods gemeente ’instrumenten’ van Christus om de Waarheid uit te leggen.
Maar Paulus leerde Gods waarheid rechtstreeks van Christus in de drie jaar
toen hij in Arabië was. Wat Paulus daarvan heeft opgeschreven, is door
Christus ingegeven en daarom voor ons betrouwbaar, zonder interpretaties van
mensen.
Het onderwijs van Gods ware Gemeente mag niet zonder de Bijbel bestudeerd
worden. We hebben in de eerste plaats kennis nodig. Als God het wil en onze
houding staat er voor open, dan opent Hij ons verstand voor het
geestelijk begrip van Gods Plan
met de mensheid die de Bijbel dan openbaart.
Christus heeft ook in onze tijd zijn arbeiders of vertegenwoordigers
gekozen. En net zoals de wereld in Paulus' dagen werd onderwezen aangaande
Gods manier van leven door Paulus en de vele gespecialiseerde arbeiders die
door Paulus waren opgeleid, zoals Timotheüs en Titus, zo kan men ook vandaag
Gods manier van leven leren van de arbeiders van de Gemeente van God.
Nu terug naar Paulus.
Wie waren de belangrijkste vijanden van Paulus in Damascus?
Handelingen 9:23 En toen er
verscheidene dagen verlopen waren, beraamden de Joden het plan hem te
vermoorden.
Maar hij ontsnapte.
Vers 24 maar hun toeleg kwam ter
kennis van Saulus. En zij hielden dag en nacht de wacht bij de poorten om
hem te vermoorden; 25 doch zijn
discipelen namen hem en lieten hem des nachts in een mand over de muur
zakken.
Na zijn vlucht uit Damascus, vertrok Paulus naar Jeruzalem, waar hij
waarschijnlijk ongeveer vijftien dagen verbleef. Hij ontmoette daar Petrus
en Jakobus, de broer van Christus. Jakobus was niet bekeerd tijdens het
leven van Christus als mens, maar kort na de dood van Christus, zijn
begrafenis en opstanding bekeerde hij zich. Jakobus was aangesteld als een
van de oudsten en had nu de leiding van de Gemeente van God in Jeruzalem.
In de eerste jaren na de oprichting met Pinksteren in 30 n.Chr. was de
Gemeente snel gegroeid ondanks de vervolging. De Joden waren er niet in
geslaagd de Gemeente uit te roeien. Dagelijks werden nieuwe bekeerlingen
toegevoegd aan de Gemeente.
Maar in Jeruzalem was Paulus als een man zonder thuisland. Hij had de
Gemeente zo ernstig vervolgd dat het moeilijk was voor veel leden hem te
aanvaarden als een discipel. Velen vertrouwden hem niet en waren zelfs bang
ondanks het feit dat hij nu Christus stoutmoedig in de synagogen preekte.
Handelingen 9:26 En te Jeruzalem
aangekomen, trachtte hij zich bij de discipelen te voegen, maar allen
schuwden hem, daar zij niet konden geloven, dat hij een discipel was.
En vanzelfsprekend verwierpen de Joden hem geheel, wilden hem zelfs
ombrengen, omdat hij als Farizeeër nu omarmde wat zij beschouwden als een
nieuwe bizarre religie (vers 29).
In Handelingen 22 vertelt Paulus wat er toen gebeurde. In een visioen zei
God dat Paulus zich moest haasten om uit Jeruzalem te vertrekken.
Handelingen 22:17 En het
overkwam mij, toen ik te Jeruzalem was teruggekeerd en in de tempel aanbad,
dat ik in zinsverrukking geraakte, 18
en dat ik Hem zag, die tot mij zeide: Haast u en vertrek spoedig uit
Jeruzalem, want zij zullen van u geen getuigenis over Mij aannemen. Vers 21
En Hij zeide tot mij: Ga heen, want Ik zal u uitzenden, ver weg, naar
de heidenen.
Maar Paulus was nog niet klaar voor die taak. Hij ging terug naar Tarsus,
zijn geboortestad, op aandringen van de broeders die voor zijn veiligheid
vreesden. Terwijl Paulus thuis was, verspreidde het Woord van God zich in
Judea, Galilea en Samaria.
Handelingen 9:30 Doch toen de
broeders dit te weten kwamen
[dat de Joden Paulus wilden ombrengen],
brachten zij hem naar Caesarea en lieten hem vandaar naar Tarsus vertrekken.
31 De gemeente dan door geheel
Judea, Galilea en Samaria had vrede; zij werd opgebouwd en wandelde in de
vreze des Heren, en zij nam in aantal toe door de bijstand van de Heilige
Geest.
GOD OPENBAART EERST AAN PETRUS DAT
HET EVANGELIE OOK VOOR DE HEIDENEN IS
Toen Paulus in Tarsus was, openbaarde God aan Petrus een belangrijke stap
van Gods Plan met de mensheid. Tot die tijd bestond de Gemeente van God
bijna alleen uit Joden. De weinigen die niet Joods waren hadden zich bekeerd
tot het Judaïsme voordat ze in Gods Gemeente werden geroepen. De Joden
noemden hen proselieten. Een proseliet is iemand die een andere godsdienst
heeft aangenomen. Oorspronkelijk werden met proselieten de mensen aangeduid
van een niet-Joodse afkomst die zich hadden bekeerd tot het jodendom.
Maar God heeft niet de intentie dat zijn Gemeente geheel Joods is. Christus
heeft zich met zijn Evangelie eerst tot zijn volk gericht, maar later liet
Hij weten dat de Waarheid ook aan de heidenen gebracht moet worden. In
Handelingen 10 staat het verslag van een vreemd gezicht of visioen dat
Petrus te zien kreeg waarin God hem openbaarde dat God ook de heidenen tot
bekering zal roepen. Lees Handelingen 10 helemaal.
We hebben gezien dat God in Handelingen 22:21 zegt dat Hij Paulus naar de
heidenen zou zenden. Maar daarvoor was de deur nog niet geopend.
Nu openbaarde God aan Petrus, de hoofdapostel, dat de deur zou worden
geopend. Na het gezicht van onreine dieren op een tafellaken en de manier
waarop God hem in contact bracht met heidenen, die zelfs als extra
bevestiging bij uitzondering vóór de doop de heilige geest ontvingen,
begreep Petrus dat het gezicht niet betekende dat Gods voedselwetten
ongeldig werden verklaard, maar dat geen mens onheilig of onrein is. Ieder
mens, ook de niet-Joden, zal de gelegenheid krijgen om lid te worden van
Gods Gezin (Hand. 10:28).
God heeft verschillende rassen en volken gemaakt. Maar in Christus zijn ze
allen gelijk (Galaten 3:27-29). God roept nu ”uit alle volk en stammen en
natiën en talen” (Openb. 7:9).
God was nu klaar om Paulus te gebruiken.
GOD GAAT PAULUS GEBRUIKEN
Paulus heeft zich rond 35 n.Chr. bekeerd. Hij is enkele jaren in Arabië
geweest, vervolgens teruggekeerd in Damascus en kort daarna ging hij naar
Jeruzalem. Van daar ging hij al spoedig naar zijn geboorteplaats Tarsus. Het
is dan omstreeks 38-39 n.Chr. Misschien heeft Paulus het evangelie
verkondigd in Tarsus, maar we weten dat niet. Na zijn bekering en enkele
jaren persoonlijke opleiding door Christus in Arabië was de tijd aangebroken
om als apostel te gaan optreden – een van de krachtigste dienaren ooit.
Als God met mensen gaat werken, begint het vaak heel klein om dan te
groeien.
Het Filadelfia tijdperk van de Gemeente van God (Openbaring 3:7-13) is
uiterst klein begonnen in de eerste helft van de vorige eeuw en is in de
tientallen jaren daarna uitgegroeid tot een wereldwijd Werk.
Paulus had ook niet gelijk een ingrijpende invloed op de wereld. Hij zette
de wereld niet meteen op zijn kop. Zijn werk begon klein.
Zoals we hebben gezien, groeide de nieuwtestamentische gemeente snel. Een
groot aantal gelovigen vormde de gemeente in Antiochië in Syrië. Vanuit de
moedergemeente in Jeruzalem (het hoofdkantoor) werd een vooraanstaande
oudste gestuurd om de zorg voor de gemeente in Antiochië op zich te nemen.
De invloed daar was groot en de volgelingen van Christus werden daarom daar
voor het eerst met een naam aangeduid. Deze naam wordt voor de leden van de
Gemeente al bijna 2000 jaar gebruikt.
Handelingen 11:26 En het
geschiedde, dat zij een vol jaar in de gemeente gastvrij ontvangen werden en
een brede schare leerden en dat de discipelen het eerst te Antiochië
Christenen genoemd werden.
De voorname leider die uit Jeruzalem was gezonden was Barnabas. Er was
zoveel te doen dat hij hulp nodig had. We lezen in Handelingen 11:25: ”En
hij [Barnabas] vertrok naar Tarsus om Saulus te zoeken.” Toen Barnabas
Saulus gevonden had, gingen ze samen naar Antiochië en sindsdien stond
Saulus in volledige dienst van Christus. Gods Werk werd zijn dagtaak.
In de nieuwtestamentische Gemeente waren ook profeten. God openbaarde door
één van deze profeten dat er in het gehele Romeinse Rijk een grote
hongersnood zou komen.
Handelingen 11:27 En in
die dagen kwamen profeten van Jeruzalem te Antiochië; 28
en een uit hen, genaamd Agabus, stond op en gaf door de Geest te
kennen, dat een grote hongersnood zou komen over het gehele rijk, die dan
ook gekomen is onder Claudius.
Romeinse geschiedschrijvers, o.a. Tacitus en ook Flavius Josephus, hebben
over de vreselijke droogte en de hongersnood die jaren heeft geduurd
geschreven.
Deze hongersnood was in sommige regio's groter dan in andere. Gemeenten in
gebieden waar de oogsten goed waren verzamelden voedsel om naar gemeenten te
sturen waar de droogte een zware tol had geëist. De onderlinge band van de
leden van de Gemeente van God werd vanwege deze ontberingen hechter. De
droogte was vooral erg in Jeruzalem. Lees in de laatste verzen van
Handelingen 11 dat Barnabas en Paulus gaven van gemeenteleden meenamen naar
Judea.
Toen Barnabas en Saulus terugkeerden naar Antiochië, namen ze Markus mee.
Hij wordt ook wel Johannes Markus of alleen Johannes genoemd. Hij was een
neef van Barnabas. Later schreef Markus het bijbelboek ’Het evangelie naar
Markus’, dat vooral de biografie van Christus beschrijft.
Paulus wordt in de Bijbel eerst Saulus genoemd. Saulus is zijn Joodse naam
die hij met de besnijdenis kreeg. Vanaf Hand. 13:9, hij was toen in Cyprus,
heet hij steeds Paulus. Waarschijnlijk droeg hij deze (Latijnse) Romeinse
naam door het Romeinse burgerrecht. Die Romeinse naam met het burgerrecht
bood hem tijdens zijn werk voor Christus in het Romeinse Rijk meer
bescherming. Paulus en Barnabas werden tot apostel aangesteld, de hoogste
positie in Gods Gemeente. De apostel Paulus werd geroepen om de leiding te
nemen in het Werk onder de heidenen.
DE ROL VAN DE APOSTELEN
We leren uit de Bijbel dat er oorspronkelijk twaalf apostelen waren.
(Mattias verving Judas, die Christus heeft verraden.) Maar de Bijbel zegt
nergens dat dat aantal zo moet blijven. Behalve de twaalf oorspronkelijke
apostelen, was de broer van Christus, Jakobus, een apostel. Hij was
hoofdzakelijk verantwoordelijk voor de gemeente in Jeruzalem. Het is
mogelijk dat een andere broer van Christus, Judas, die de korte brief
schreef met dezelfde naam in het Nieuwe Testament, ook een apostel was. En
we weten dat Barnabas en Paulus ook apostelen waren. Er waren dus vijftien
of meer apostelen in de vroege nieuwtestamentische Gemeente.
Elke apostel had zijn eigen werkgebied. Petrus werd geroepen om de leidende
apostel van Gods volk Israël te zijn. Eerst reisde hij door het
Midden-Oosten om het evangelie aan de Joden te brengen. De oorspronkelijke
twaalf apostelen werden hoofdzakelijk naar de verloren stammen van het huis
Israël gestuurd door Christus.
Mattheüs 10:5 Deze twaalf heeft
Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar
heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen; 6
begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls.
Ze deden Gods Werk in de landen ten oosten van Palestina tot aan het westen
van India, langs de kusten van de Kaspische en Zwarte Zee en zuidoost
Europa, in Noord-Afrika, in Zuid-Europa, West-Europa en het noordwesten van
Europa en de Britse eilanden. Christus gaf de oorspronkelijke apostelen
opdracht om het evangelie te verspreiden over de hele wereld (Markus 16:15)
en Hij riep daarvoor meer arbeiders, zoals evangelisten, om deze Grote
Opdracht uit te voeren.
Met de huidige communicatiesystemen kan de opdracht vervuld worden om
wereldwijd het evangelie van het Koninkrijk van God te verkondigen voordat
het einde van dit tijdperk komt (Mattheüs 24:14).
Laten we met dit in gedachten eens kijken hoe Paulus en Barnabas werden
geroepen tot apostelen.
Handelingen 13:1 Nu waren er te
Antiochië in de gemeente aldaar profeten en leraars, namelijk: Barnabas,
Simeon, genaamd Niger, Lucius van Cyrene, Manaen, de zoogbroeder van
Herodes, de viervorst, en Saulus. 2
En terwijl zij vastten bij de dienst des Heren, zeide de Heilige
Geest: Zondert Mij nu Barnabas en Saulus af voor het werk, waartoe Ik hen
geroepen heb. 3 Toen vastten en
baden zij, en legden hun de handen op en lieten hen gaan.
De titel apostel is gegeven aan iemand die God heeft gekozen voor een
speciaal doel – iemand die met een boodschap door God is gezonden. Zie vers
4 van Handelingen 13: ”Dezen dan, door de Heilige Geest uitgezonden”. Dit
kenmerkt een apostel. Ze worden ”uitgezonden”. Hoe Paulus naar de heidenen
moest gaan was duidelijk gemaakt door het gezicht van Petrus. De tijd was nu
aangebroken voor het Werk waarvoor Jezus Christus zijn knecht Paulus had
geroepen.
Paulus maakte zijn reizen niet om de wereld te bekeren, zoals veel mensen
denken. Hij verkondigde het evangelie van het Koninkrijk van God. In sommige
steden waar Paulus predikte waren veel mensen die door God werden geroepen
en er werden gemeenten gesticht. In andere steden werden nauwelijks of
helemaal geen mensen geroepen. Paulus' reizen waren gericht op het goede
nieuws van Gods Koninkrijk en Paulus deed dat Werk met grote kracht.
PAULUS' EERSTE REIS
Paulus begon zijn reis in de stad Seleucië in Syrië aan de kust van de
Middellandse Zee. Paulus en Barnabas gingen aan boord van een schip en
zetten koers naar Cyprus. Zij predikten het evangelie in Salamis en
vervolgens trokken ze het hele eiland over tot ze Pafos bereikten. Daar
ontmoetten ze een Jood die Barjezus heette. Wat was dat voor een man?
Handelingen 13:6 En na het
gehele eiland doorgetrokken te zijn tot aan Pafos, troffen zij een zekere
tovenaar aan, een valse profeet, een Jood, wiens naam was BarJezus.
Hij probeerde de Romeinse landvoogd van Cyprus, die graag de boodschap van
Paulus wilde horen, afkerig te maken van het geloof.
Hoe pakte Paulus dit aan?
Handelingen 13:9 Doch Saulus,
anders gezegd Paulus, vervuld met de Heilige Geest, zag hem scherp aan, en
zeide: 10 Zoon des duivels, vol
van allerlei list en streken, vijand van alle gerechtigheid, zult gij niet
ophouden de rechte wegen des Heren te verdraaien? 11
En nu, zie, de hand des Heren keert zich tegen u, en gij zult een
tijd lang blind zijn en de zon niet zien. En terstond viel op hem donkerheid
en duisternis, en rondtastende zocht hij iemand om hem bij de hand te
leiden. 12 Toen de landvoogd
zag, wat er gebeurd was, kwam hij tot geloof, zeer getroffen door de leer
des Heren.
Daarna voeren Paulus en zijn reisgenoten van Pafos over naar Perge in de
provincie Pamfylië van Klein-Azië, het tegenwoordige Turkije.
Kort nadat ze in Klein-Azië aankwamen verliet de jonge Johannes Markus, die
ze hadden meegenomen, het gezelschap om terug te keren naar Jeruzalem.
Misschien had hij heimwee. Of misschien had hij een vriendin in Jeruzalem.
Misschien kon hij nog niet begrijpen wat zijn oom Barnabas en Paulus aan het
doen waren. De Bijbel geeft geen reden. Maar Johannes Markus ging weg en
Paulus was teleurgesteld. Hij verwachtte dat ze samen de schouders zouden
zetten onder het Werk van God. Paulus en Barnabas verschilden van mening
over de houding van Markus en dat leidde later tot een onenigheid.
Enige tijd later wilde Barnabas Markus weer meenemen op een andere reis.
Maar Paulus voelde daar niets voor. Deze onenigheid leidde er toe dat Paulus
en Barnabas voor een tijd uit elkaar gingen. Zie Handelingen 15:37-41.
Ongetwijfeld heeft Markus later begrepen wat God verwacht van een trouwe
medewerker, want in 2 Timotheüs 4:11 kunnen we lezen dat Paulus later goed
met hem samenwerkte. Paulus schrijft daar: ”Haal Marcus af en breng hem
mede, want hij is mij van veel nut voor de dienst.” Markus werd een
evangelist. Voor Paulus was het vergeten en vergeven. Dit is ook een les
voor ons. We moeten op elkaar kunnen rekenen als we samen een taak hebben en
we moeten ons verzoenen met hen die hun fout hersteld hebben.
Paulus en Barnabas reisden, nadat Markus hen in Perge had verlaten, naar het
noorden door het ruige bergachtig landschap. Ze kwamen aan in een stad met
dezelfde naam als de stad waar ze vandaan kwamen, namelijk Antiochië. Maar
dit was een heel ander Antiochië dan het Antiochië in Syrië. Ze waren nu in
Pisidië, een provincie van Klein-Azië.
Paulus en Barnabas gingen op sabbat naar de synagoge en namen er plaats
(Hand. 13:14). Nadat uit de boeken van Mozes en de profeten was voorgelezen,
nodigden de leiders van de synagoge Paulus uit om bemoedigende woorden te
spreken. Lees daarvoor de verzen 16-41. Ongetwijfeld hadden de Joden spijt
dat ze Paulus hadden gevraagd een toespraak te houden.
Maar de heidenen in de synagoge die zich tot het Joodse geloof hadden
bekeerd (proselieten), waren enthousiast. Vers 42 van de NBG-vertaling is
niet goed vertaald.
Handelingen 13:42 En toen zij
vertrokken, verzochten zij hun tegen de eerstvolgende sabbat weder deze
woorden te spreken.
In plaats van ”verzochten zij” zeggen andere vertalingen ”verzochten de
heidenen”. Sommige Joden, maar vooral heidenen drongen er bij Paulus op aan
om de volgende sabbat hun weer toe te spreken.
Paulus' woorden hadden zoveel indruk gemaakt dat het in de hele stad werd
doorverteld. Lees in vers 44 wat er de volgende sabbat gebeurde. Hoeveel
mensen kwamen bijeen om naar Paulus en Barnabas te luisteren?
Vers 44 En de volgende sabbat
kwam bijna de gehele stad bijeen om het woord Gods te horen.
De Joodse leiders werden erg jaloers over het succes van Paulus en Barnabas
en weigerden verder te luisteren naar hen en begonnen hen te lasteren.
Paulus zag dit als een bevestiging als zijn roeping. Lees wat hij en
Barnabas tegen de Joden zeiden:
Vers 46 … Het was nodig, dat
eerst tot u het woord Gods werd gesproken, doch nu gij het verstoot en u het
eeuwige leven niet waardig keurt, zie, nu wenden wij ons tot de heidenen.
God riep vele heidenen in die stad, zodat de jaloerse Joden de
vooraanstaande mensen van de stad tegen Paulus en Barnabas opzetten en
aanzetten tot vervolging en hen verdreven uit het gebied (vers 50). Zij
keerden de stad de rug toe en vervolgden hun reis in oostelijke richting
naar de steden Ikonium, Lystra en Derbe in de streek Lykaonië, een deel van
de Romeinse provincie Galatië.
Ook daar kregen Paulus en Barnabas veel gehoor. Maar overal waar Paulus
kwam, zetten de Joden de bevolking tegen hen op en hij moet zich herinnerd
hebben dat hij zelf jaren geleden de volgelingen van Christus heeft
vervolgd. Al die jaren dat Paulus het Werk van Christus deed, werd hij
mishandeld en gehaat omdat hij in dienst van God stond. Desalniettemin
slaagde hij erin het evangelie te verkondigen en gemeenten te stichten.
Paulus en Barnabas bleven enige tijd in Ikonium en predikten het Woord van
God. En God liet hen vele wonderen doen (Handelingen 14:3). Als gevolg
hiervan werd de stad verdeeld. Sommigen waren voor de Joden, anderen voor de
apostelen. En toen er een oploop ontstond, zowel van heidenen als van Joden
met hun leiders, om hen te mishandelen en te stenigen (vers 5), vluchtten ze
naar Lystra, Derbe en omgeving.
Wat deden ze daar, zoals ze overal deden gedurende de jaren dat ze het Werk
van Christus deden?
Handelingen 14:7 en verkondigden
daar een tijd lang het evangelie.
Het is belangrijk om te weten dat wat Paulus en Barnabas verkondigden,
dezelfde boodschap is die Petrus predikte. Alle apostelen predikten dezelfde
boodschap – de boodschap die ook tegenwoordig door de Gemeente van God in de
gehele wereld wordt verkondigd. En dat is precies dezelfde boodschap die
Jezus Christus predikte.
Markus 1:14 En nadat Johannes
was overgeleverd, ging Jezus naar Galilea om het evangelie Gods te prediken.
In het Grieks staat: ”het evangelie van het Koninkrijk van God” zoals in
andere vertalingen staat.
Het ware evangelie dat Jezus bracht, was het evangelie van het komende
Koninkrijk van God. Dit is het goede nieuws van en over Jezus Christus die
bij zijn terugkeer Koning zal zijn over de gehele aarde. Het Koninkrijk van
God zal regeren over alle volken op aarde. En de heiligen, die Christus
tegemoet zullen gaan in de lucht bij zijn komst, zullen met Hem regeren over
de hele aarde vanuit Jeruzalem gedurende 1000 jaar (Dan. 7:14, 18, 27;
Openbaring 5:10; 20:4).
De Wereld van Morgen zal werkelijk een utopia zijn waarin alle mensen de
liefdevolle weg van God zullen gaan, de weg van
geven, die het tegenovergestelde
is van de egoïstische weg van nemen van de wereld van vandaag. Dat is het ware Evangelie dat Jezus
verkondigde, Petrus verkondigde, Paulus verkondigde en dat de Gemeente van
God vandaag aan de wereld verkondigt. Overal waar Paulus naar toe ging
bracht hij het goede nieuws van
het komende Koninkrijk van God.
In Lystra was een man die geen kracht in zijn voeten had; hij was al sinds
zijn geboorte verlamd en had nooit kunnen lopen. De man besefte niet dat hij
genezen kon worden door Paulus. Paulus en Barnabas predikten in een heidense
wereld waar heidense goden werden aanbeden. De invloed van de Griekse en
Romeinse mythologie was sterk.
Wat dachten veel heidenen na het zien van de genezing van de kreupele man?
Handelingen 14:11 En toen de
scharen zagen, wat Paulus gedaan had, verhieven zij hun stem en zeiden in
het Lykaonisch: De goden zijn, in mensengedaante, tot ons neergedaald; 12
en zij noemden Barnabas Zeus en Paulus Hermes, omdat hij het was, die
het woord voerde. 13 En de
priester van Zeus-voor-de-stad bracht stieren en kransen aan bij het
poortgebouw en wilde met de scharen offeren.
De Griekse mythologie verklaart waarom zij dachten dat Barnabas Zeus was en
Paulus Hermes. Barnabas was waarschijnlijk een waardige oudere man, terwijl
Paulus vooral het woord voerde. Zeus was bij de Grieken de opperste god, ”de
vader van mensen en goden”; de Romeinen noemden hem Jupiter. Hermes, die
door de Romeinen Mercurius werd genoemd, is de zoon van Zeus (Jupiter). Hij
was o. a. de god der welsprekendheid. Later wordt hij beschouwd als god van
handel en verkeer. Hij wordt aangeduid als ”de god, die de woordvoerder is”.
Hoe reageerden Paulus en Barnabas toen ze goden werden genoemd en men hen
wilde aanbidden?
Vers 14 Maar toen de apostelen
Barnabas en Paulus dat hoorden, scheurden zij hun mantels en sprongen naar
voren onder de schare, 15 uitroepende:
Mannen, wat doet gij daar? Ook wij zijn maar zwakke mensen zoals gij en
verkondigen u, dat gij u van dit ijdel bedrijf moet bekeren tot de levende
God, die de hemel, de aarde, de zee en al wat erin is gemaakt heeft. 16
Hij heeft ten tijde der geslachten, die achter ons liggen, alle
volken op hun eigen wegen laten gaan, 17
en toch heeft Hij Zich niet onbetuigd gelaten door wel te doen, door
u van de hemel regen en vruchtbare tijden te geven en aan uw harten
overvloed van spijs en vrolijkheid te schenken. 18
En hoewel zij zo spraken, konden zij ternauwernood de scharen
weerhouden hun te offeren.
Hoe snel kunnen dingen veranderen! Deze heidenen wilden Paulus en Barnabas
aanbidden, maar kort daarna kwamen vervolgers uit Antiochië en Ikonium, waar
ze net het evangelie verkondigd hadden, in Lystra en stookten de menigte op
tegen deze mannen van God. Ze wisten de mensen te overtuigen dat Paulus en
Barnabas slecht waren.
Vers 19 Maar er kwamen Joden van
Antiochië en Ikonium en zij praatten de scharen om en stenigden Paulus en
sleepten hem de stad uit, menende, dat hij dood was.
Nadat Paulus was gestenigd door de mensen en voor dood achtergelaten, stond
hij wonderbaarlijk op te midden van de discipelen (vers 20). Wat een moed
toonde Paulus door verder te gaan met de opdracht die hij van Christus had
gekregen! Velen zouden naar huis gegaan zijn. Maar Paulus niet! Hij werd
gedreven door een onwankelbare inzet en vastberadenheid om het Werk van God
voort te zetten. Zelfs een steniging tot de dood er bijna op volgde kon hem
niet ontmoedigen!
De volgende dag vertrok hij met Barnabas naar Derbe. Ook daar predikten ze
dezelfde boodschap! Hoewel zij werden vervolgd, belachelijk gemaakt en zelfs
gestenigd, bleven ze volharden in het verkondigen van het Evangelie van het
Koninkrijk van God.
Wat deden de twee apostelen nadat ze het evangelie in Derbe hadden
verkondigd?
Vers 21 En toen zij aan die stad
het evangelie verkondigd en er verscheidene discipelen gemaakt hadden,
keerden zij terug naar Lystra, Ikonium en Antiochië, 22
om de zielen der discipelen te versterken en hen te vermanen om te
blijven bij het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk
Gods moeten binnengaan.
Ze gingen terug waar ze waren geweest en vervolgd! Zij wisten dat de
’kinderen’ (pas bekeerden) in Christus daar versterking nodig hadden. En
laten we acht slaan op het laatste deel van vers 22: ”dat wij door vele
verdrukkingen het Koninkrijk Gods moeten binnengaan.”
Toen ze teruggingen door de steden waar ze waren geweest, moedigden ze de
trouwe gelovigen aan en stelden oudsten aan in elke gemeente. Paulus wist
dat geestelijk leiderschap nodig is voor een geestelijke groei en eenheid
van de Gemeente (Efeziërs 4:11-13).
Deze nieuwe gemeenten maakten veel strijd mee. Ze trokken Pisidië (o.a.
Antiochië) door en kwamen in Pamfylië aan de zuidelijke kust van Klein-Azië
en na de verkondiging van de boodschap in Perge reisden ze af naar het
dichtbij gelegen Attalia. Van daar namen ze een schip naar Antiochië in
Syrië, de stad waar ze hun reis waren begonnen. De eerste reis zal zeker
twee jaar geduurd hebben. De basis voor de verkondiging van het Evangelie
voor de komende kwarteeuw was gelegd.
We zouden Handelingen het boek van de ’primeurs’ kunnen noemen. We lezen dat
voor de eerste keer de heilige
geest werd gezonden naar de eerste volgelingen van Christus die in Gods
nieuwtestamentische Gemeente werden geplaatst. Dan het verslag van Stefanus,
de eerste van Gods dienaren in de
Gemeente van het Nieuwe Testament die werd gemarteld en gedood. We lezen dat
de leden van de nieuwtestamentische gemeente die Jezus Christus stichtte,
voor het eerst christenen worden
genoemd. Dan over het eerste
wonder dat de apostel Petrus met Gods kracht verrichtte. Wij lezen ook dat
voor het eerst heidenen worden
geroepen en zich bekeren tot God.
GROEI VAN DE VROEGE GEMEENTE
We hebben gezien hoe snel de Gemeente groeide toen God velen riep door de
geïnspireerde prediking van zijn dienaren.
Lees de volgende schriftgedeelten om een idee te krijgen hoe Gods Gemeente
groeide.
Handelingen 1:15 En in die dagen
stond Petrus op onder de broeders (en er was een groep van ongeveer honderd
twintig personen bijeen)…
Handelingen 2:41 Zij dan, die
zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer
drieduizend zielen toegevoegd.
Handelingen 2:47 en zij loofden
God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks
toe aan de kring, die behouden werden.
Handelingen 4:4 Maar velen van
hen, die het woord gehoord hadden, werden gelovig, en het getal der mannen
werd ongeveer vijfduizend.
Handelingen 5:14 En des te meer
werden er toegevoegd, die de Here geloofden, tal van mannen zowel als
vrouwen.
Handelingen 6:7 En het woord
Gods wies en het getal der discipelen te Jeruzalem nam zeer toe en een
talrijke schare van de priesters gaf gehoor aan het geloof.
Deze verzen laten zien hoe snel de Gemeente van God groeide. Duizenden
mensen werden toegevoegd aan de Gemeente. Maar de grote groei was nog steeds
in Jeruzalem. In de eerste jaren waren alle leden van de Gemeente Joden, of
Joodse bekeerlingen (bekeerd tot het Judaïsme). Ze waren opgegroeid in de
Joodse godsdienst en tradities of hadden die aangenomen.
Deze pas bekeerde mensen in Gods Gemeente hadden nog steeds veel van hun
eigen vorige ideeën en gewoonten. Een deel van de Joodse leerstellingen
waren tradities die ze door de eeuwen heen hadden ingesteld. Naast de
doctrines van de oorspronkelijke wet van God voor zijn volk Israël, hadden
de Joodse religieuze leiders echter zelf vele regels toegevoegd.
Ook werd een deel van de offerwet voortgezet die God had gegeven om
tijdelijk in acht te nemen. Het offeren van dieren (zoals slacht- en
brandoffers) verbeeldden het Pascha-offer van Christus. Hij werd gedood
(’geslacht’) om te betalen voor de zonden van de mens. Wie na de kruisiging
doorgaat met de symboliek van het offeren van dieren en de daarbij behorende
ceremonies, erkent niet de vervulling
van die symboliek, de kruisiging van Jezus Christus.
Maar toen Christus stierf, begrepen velen met deze Joodse achtergrond die
door God waren geroepen in de nieuwtestamentische Gemeente van God dit niet.
Ze dachten dat dergelijke offers nog steeds nodig waren. Ze moesten nieuwe
waarheid leren en ze moesten ook enkele oude opvattingen afleren. Ook
vandaag de dag moeten de mensen die door God worden geroepen veel afleren en
tegelijkertijd veel nieuwe waarheden van de Bijbel aanleren. Een nieuwe
waarheid in de Gemeente van het Nieuwe Testament betreft de besnijdenis.
ONENIGHEID OVER DE BESNIJDENIS
Als gevolg van de verkondiging van het Evangelie in Klein-Azië – in Lystra,
Ikonium, Derbe en andere steden waar Paulus en Barnabas waren geweest –
bracht God honderden mensen in zijn Gemeente. De meesten van hen waren
heidenen – dus geen Israëlieten – en waren niet besneden.
Toen de Joodse gemeenteleden begrepen dat God heidenen in zijn Gemeente
plaatste, dachten ze dat zij moesten worden besneden.
Handelingen 15:1 En sommigen,
uit Judea gekomen, leerden de broeders: Indien gij u niet besnijden laat
naar het gebruik van Mozes, kunt gij niet behouden worden.
In eerste instantie zou je niet denken dat dit een probleem in de Gemeente
zou worden. Maar lees verder in vers 2.
Vers 2 En toen er van de zijde
van Paulus en Barnabas geen gering verzet en tegenspraak tegen hen ontstond,
droegen zij Paulus en Barnabas en nog enigen van hen op zich tot de
apostelen en oudsten te Jeruzalem te begeven naar aanleiding van dit
geschil.
Paulus en Barnabas reisden samen met nog enkele anderen naar Jeruzalem – het
hoofdkantoor van de nieuwtestamentische Gemeente – om dit probleem te
bespreken met Petrus en de andere oudsten en apostelen.
Eigenlijk waren er verschillende aspecten aangaande de kwestie van de
besnijdenis. Was de besnijdenis een geestelijke wet voor alle mensen? Was
het noodzakelijk voor behoud? Was het alleen maar een persoonlijke
aangelegenheid? Moesten alle volwassen niet-Joodse mannen besneden worden op
het moment wanneer ze lid werden van Gods Gemeente? En zouden alle jongetjes
die geboren werden in de gezinnen van de Gemeente besneden moeten worden?
Zeker, het was vereist voor Israël in de tijd van het Oude Testament. Laten
we even teruggaan in de geschiedenis om te zien waarom het zo belangrijk was
voor het Joodse volk en waarom dit geschil zo groot was.
Wanneer gaf God voor het eerst opdracht aan een van zijn dienstknechten om
zich te besnijden?
Genesis 17:9 Voorts zeide God
tot Abraham: En wat u aangaat, gij zult mijn verbond houden, gij en uw
nageslacht, in hun geslachten. 10
Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw
nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde; 11
gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot
een teken van het verbond zijn tussen Mij en u. 12
Wie acht dagen oud is, zal bij u besneden worden, al wat mannelijk is
in uw geslachten: zowel wie in uw huis geboren is, als wie van enige
vreemdeling voor geld is gekocht, doch niet van uw nageslacht is. 13
Wie in uw huis geboren is en wie door u voor geld gekocht is, moet
voorzeker besneden worden; zo zal mijn verbond in uw vlees zijn tot een
eeuwig verbond. 14 En de
onbesnedene, de man namelijk, die het vlees van zijn voorhuid niet laat
besnijden, die mens zal uitgeroeid worden uit zijn volksgenoten: hij heeft
mijn verbond verbroken.
Dit teken van het verbond dat God met Abraham sloot, gaf God plm. 1.850 jaar
voor Christus. Alle nakomelingen van het mannelijk geslacht van Abraham
moesten worden besneden.
Welke opdracht werd in de tijd van Mozes gegeven betreffende pasgeboren
jongetjes?
Leviticus 12:3 En op de achtste
dag zal het vlees van zijn voorhuid besneden worden.
Dit verklaart waarom in de tijd van Paulus de Joden zo sterk de noodzaak
voelden van de besnijdenis. Vele eeuwen was het een belangrijk principe in
het leven van een Jood geweest.
Maar Paulus en Barnabas hadden gezien dat God velen uit andere volken riep.
Zij waren gedoopt, hadden de heilige geest ontvangen en stabiele leden van
Gods Gemeente geworden. Onder hen waren mannen tot oudste geordineerd. Maar
bijna niemand van hen was besneden.
Paulus en Barnabas begrepen dat de fysieke besnijdenis geen voorwaarde is
voor behoud. Maar de meeste Joodse broeders meenden dat heidenen absoluut
besneden moesten worden. Rond 50 na Christus kwamen de oudsten, onder wie
apostelen, in een vergadering bijeen in Jeruzalem om te bespreken of de
heidenen besneden moesten worden. Vanzelfsprekend was dit belangrijk, want
aan duizenden mensen was het evangelie verkondigd. Dit was de eerste
conferentie van oudsten van de vroege Gemeente van God.
Wie nam uiteindelijk de beslissing na veel discussie tijdens de vergadering?
Handelingen 15:7 En toen
daarover veel verschil van mening rees, stond Petrus op en zeide tot hen:
Mannen broeders, gij weet, dat God van de aanvang af mij onder u heeft
verkoren, opdat door mijn mond de heidenen het woord van het evangelie
zouden horen en geloven.
Petrus was door Christus aangesteld als de leider van de apostelen. Het was
Petrus aan wie Christus als eerste van de apostelen had geopenbaard dat het
evangelie ook aan heidenen gebracht moest worden. En nu was het ook Petrus
die, geïnspireerd door de heilige geest, het bindend besluit nam dat
heidenen niet hoefden te worden besneden als een eis voor behoud.
Vers 8 En God, die de harten
kent, heeft getuigd door hun de Heilige Geest te geven evenals ook aan ons,
9 zonder enig onderscheid te
maken tussen ons en hen, door het geloof hun hart reinigende. 10
Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der
discipelen te leggen, dat noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen?
11 Maar door de genade van de
Here Jezus geloven wij behouden te worden op dezelfde wijze als zij.
Vervolgens bevestigde Jakobus, de leider van de gemeente in Jeruzalem en die
optrad als voorzitter van de vergadering, het besluit van Petrus, waardoor
het tot een officiële leer van de Gemeente werd gemaakt.
Wat voor soort ’besnijdenis’ is nu nodig in het Nieuwe Testament?
Romeinen 2:25 Want besneden te
zijn heeft wel betekenis, indien gij de wet volbrengt, maar indien gij een
overtreder van de wet zijt, is uw besnijdenis tot onbesnedenheid geworden.
Niemand – behalve Jezus Christus – heeft volledig volbracht wat in de wet
staat en daarom betekent de besnijdenis van hen die onder de wet stonden,
niets.
Vers 26 Zal dan, indien de
onbesnedene de eisen der wet in acht neemt, zijn onbesnedenheid niet voor
besnijdenis gelden?
Indien de ware gelovigen met de kracht van de heilige geest, wél naar de wet
leven, zal dat gelden als besneden te zijn.
Vers 27 Dan zal de van nature
onbesnedene, doordat hij de wet volbrengt, u oordelen die, hoewel in het
bezit van letter en besnijdenis, een overtreder van de wet zijt.
Vers 28 Want niet hij is een
Jood
[in deze context iemand die door God is uitverkoren],
die het uiterlijk is, en niet dat is besnijdenis wat uiterlijk, aan het
vlees, geschiedt, 29 maar hij is
een Jood, die het in het verborgen is, en de ware besnijdenis is die van het
hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen,
maar van God.
God openbaarde dat het niet langer nodig was om fysiek besneden te worden
als een teken te behoren tot zijn volk. In plaats daarvan is er nu de
besnijdenis van het ’hart’. Verwekt zijn door de geest van God is nu het
teken tot Gods volk te behoren. De ware besnijdenis is de besnijdenis van
het hart, nl. de toewijding van ons hart aan God en onze naasten, door het
onderhouden van zijn geboden.
God openbaarde nieuwe waarheid aan zijn Gemeente zoals Christus beloofd had.
Johannes 16:13 doch wanneer Hij
komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid;
want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij
spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.
Maar dat deed Hij niet in één keer. In de loop der tijd, vooral in de vorige
eeuw, heeft God nieuwe waarheid onthuld aan zijn Gemeente. En God zal zijn
Gemeente blijven leiden in nieuwe waarheid indien de tijd en omstandigheden
dat vereisen.
PAULUS BEGINT AAN ZIJN TWEEDE REIS
Na zijn terugkeer naar Antiochië uit Jeruzalem, besloten Paulus en Barnabas
terug te gaan naar de plaatsen waar ze op hun eerste reis het evangelie
hadden verkondigd om te zien hoe het hen gaat en het besluit (Hand. 15) van
de vergadering in Jeruzalem over te brengen.
U herinnert zich de jonge Johannes Markus nog wel die niet zijn
verantwoordelijkheid nam door Paulus en Barnabas te verlaten en naar huis
ging. Paulus was hierover teleurgesteld geweest, maar Barnabas wilde nu
nogmaals zijn neef op hun tweede reis meenemen (Handelingen 15:36-37). Wat
gebeurde er toen?
Handelingen 15:38 maar Paulus
bleef van oordeel, dat men niet iemand bij zich moest hebben, die hen na
Pamfylië had verlaten en zich niet met hen tot het werk had begeven. 39
En er ontstond een verbittering, zodat zij uiteengingen en Barnabas
met Marcus naar Cyprus voer. 40
Maar Paulus koos zich Silas en vertrok, door de broeders aan de genade des
Heren opgedragen; 41 en hij ging
door Syrië en Cilicië en versterkte de gemeenten.
Vanaf die tijd wordt er niet veel meer over het werk van Barnabas
geschreven. Het boek Handelingen geeft daarentegen veel aandacht aan het
werk van Paulus en de krachtige manier waarop God hem gebruikte het goede
nieuws van het Koninkrijk van God in de heidense wereld te verkondigen.
Paulus werd ongeveer vijftien jaar geleden door God in het Werk geroepen
voordat deze vergadering in Jeruzalem plaatsvond. En hij kreeg na die
conferentie nog ongeveer vijftien jaar om Gods woord te verkondigen tot het
einde van zijn leven.
Paulus verkondigde krachtig Gods boodschap aan de heidense wereld. De
laatste vijftien jaar predikte hij in een groot deel van de Romeinse wereld
van die tijd. Hij stichtte vele gemeenten, ordineerde oudsten en schreef in
die jaren veertien brieven die zijn opgenomen in de Bijbel. Paulus schreef
meer bladzijden van de Bijbel dan enig ander mens, behalve misschien Mozes
of David.
Nadat Paulus en Barnabas besloten hadden ieder zijn eigen weg te gaan, vroeg
Paulus Silas om hem op zijn reizen te vergezellen. Eerst bezochten ze de
gemeenten in Syrië en Cilicië waar Paulus ongeveer een jaar geleden was
geweest. Waar zijn Paulus en Silas toen naar toe gegaan?
Handelingen 16:1 En hij kwam ook
te Derbe en te Lystra. En zie, er was daar een zeker discipel, genaamd
Timotheüs, de zoon van een gelovige Joodse vrouw, maar van een Griekse
vader.
Paulus was aan zijn tweede reis begonnen. Deze reis zou hem naar plaatsen
brengen waarvan hij nooit had gedroomd daar ooit naar toe te zullen gaan.
Hij beleefde enkele van de meest interessante ervaringen van zijn leven.
PAULUS ONTMOET TIMOTHEÜS
In de stad Lystra maakte Paulus kennis met de jonge man Timotheüs. Hij werd
een goede vriend van Paulus. Omdat hij een discipel wordt genoemd, had hij
zich waarschijnlijk op de eerste reis van Paulus al bekeerd. Hij was door
zijn Joodse moeder (zijn vader was Grieks) en oma opgevoed en in het geloof
en de Bijbel onderwezen (2 Timotheüs 1:5) en kende ”daarom van kindsbeen af
de heilige schriften” (2 Timotheüs 3:15).
Toen Timotheüs Paulus ging vergezellen op zijn reizen was hij dus nog een
jonge man. En later werd Timotheüs een evangelist (2 Timotheüs 4:5). Hij was
ook als een kind voor Paulus (1 Timotheüs 1:2).
Misschien op het eerste gezicht wat merkwaardig dat Paulus Timotheüs eerst
liet besnijden voordat hij hem meenam op reis. Hij was nog niet besneden
omdat zijn vader een Griek was. Maar Paulus had toch de verplichte
besnijdenis bestreden en was op die vergadering in Jeruzalem nog maar kort
geleden niet besloten dat de besnijdenis geen eis was voor behoud? Waarom
wilde Paulus dan dat Timotheüs besneden werd?
Er is een belangrijk geestelijk beginsel dat Christus eerder de apostelen
had gegeven. Paulus was daarmee goed bekend en paste dit toe in het geval
van Timotheüs. Dit principe kan ons op veel manieren helpen voor de rest van
ons leven. Het staat in Mattheüs 10:16.
Mattheüs 10:16 Zie, Ik zend u
als schapen midden onder wolven; weest dan voorzichtig als slangen en
argeloos als duiven.
Paulus wist dat hij en Timotheüs op hun reizen veel Joden zouden ontmoeten.
Als Timotheüs niet besneden zou zijn, zou dat bekend kunnen worden en
sommige Joden die sterk hechtten aan de besnijdenis afkerig kunnen maken. Nu
Timotheüs besneden was drongen ze gemakkelijker door tot de Joodse
Gemeenschap.
Paulus heeft daarover zelf ook geschreven.
1 Corinthiërs 9:20 en ik ben
voor de Joden geworden als een Jood, om Joden te winnen; hun, die onder de
wet staan, als onder de wet (hoewel persoonlijk niet onder de wet) om hen,
die onder de wet staan, te winnen; 21
hun, die zonder wet zijn, ben ik geworden als zonder wet (hoewel niet
zonder de wet van God, want ik sta onder de wet van Christus) om hen, die
zonder wet zijn, te winnen. 22
Ik ben voor de zwakken zwak geworden, om de zwakken te winnen; voor allen
ben ik alles geweest, om in elk geval enigen te redden.
Of je nu wel of niet besneden bent, maakt voor het behoud niets uit.
Colossenzen 3:11 waarbij geen
onderscheid is tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en
Skyth, slaaf en vrije, maar alles en in allen is Christus.
Maar als een besnijdenis wordt geëist als een doctrine, als een voorwaarde
voor behoud, weigert Paulus.
Galaten 2:3 Maar zelfs Titus,
die bij mij was, werd, ofschoon hij een Griek was, toch niet gedwongen zich
te laten besnijden; 4 en dat met
het oog op de binnengedrongen valse broeders, lieden, die waren
binnengeslopen, om onze vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, te
bespieden, en zo ons tot slavernij te brengen. 5
Wij zijn voor hen geen ogenblik gedwee uit de weg gegaan, opdat de
waarheid van het evangelie ook verder bij u zou blijven.
Om toegang tot de mensen te kunnen krijgen moeten we hun levensgewoonten
respecteren en ons soms aanpassen, zodat we hun aandacht krijgen, zoals
Paulus aandacht wilde hebben voor het evangelie van God. Maar als gewoonten
of opvattingen indruisen tegen de wil van God, passen we ons niet aan, zoals
deelname aan religieuze maaltijden en samenkomsten (o.a. diensten) die niet
door God zijn ingesteld.
HET EVANGELIE GAAT NAAR EUROPA
Paulus bezocht de gemeenten die op de eerste reis waren gesticht en reisde
vervolgens in noordelijke richting en kwam aan in Mysië. Van daar wilden
Paulus en Silas naar Bitynië, maar God hield hen tegen.
Handelingen 16:7 en bij Mysië
gekomen, poogden zij naar Bitynië te reizen, maar de Geest van Jezus liet
het hun niet toe.
1 Petrus 1:1 geeft een aanwijzing waarom Paulus niet naar het oosten en
noorden ging om het evangelie te verkondigen.
1 Petrus 1:1 Petrus, een apostel
van Jezus Christus, aan de vreemdelingen, die in de verstrooiing zijn in
Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bitynië.
Christus had elke apostel de verantwoording gegeven over een regio. Paulus
was opgedragen het goede nieuws van het Koninkrijk van God onder de heidenen
te brengen, maar in die gebieden van de heidense wereld waar de andere
apostelen niet kwamen.
U herinnert zich dat de oorspronkelijke apostelen door Christus naar de
verloren schapen van het huis Israël werden gezonden om het evangelie van
het Koninkrijk van God te verkondigen (Mattheüs 10:6). Petrus moest in de
eerste plaats het evangelie verkondigen aan de Israëlieten – ook aan hen die
Judea hadden verlaten en in andere gebieden van het Romeinse Rijk woonden.
Bitynië was een gebied dat door God aan Petrus was toegewezen om het Werk
van God te doen zoals we in 1 Petrus 1:1 hebben gelezen.
De Bijbel zegt niet hoe Paulus werd belet naar Bitynië te gaan, maar het
gebeurde niet. Dus ging Paulus naar de stad Troas waar God hem openbaarde
wat hij moest doen. Hoe deed God dit?
Handelingen 16:9 En Paulus kreeg
in de nacht een gezicht; er stond een Macedonisch man, die hem toeriep:
Steek over naar Macedonië en help ons.
Door dit gezicht wist Paulus dat God wilde dat hij het evangelie in
Macedonië (in Noord-Griekenland), op het Europese continent, verkondigde. Zo
wordt voor het eerst het evangelie in Europa gepredikt zoals vastgelegd in
Handelingen.
Paulus en zijn gezelschap staken met een boot de Egeïsche Zee over die daar
ongeveer 200 km breed is. Ze gingen via het eiland Samotrake en de havenstad
Neapolis naar Filippi, toen de belangrijkste stad in het noordelijke deel
van Macedonië (Handelingen 16:10-12). In vers 12 lezen we dat zij er een
paar dagen vertoefden. Waarschijnlijk om te wachten tot de sabbat zodat God
voor hen via Joodse inwoners een deur zou openen. God opent deuren voor zijn
dienaren, zoals we kunnen lezen in o.a. Hand. 14:27, 1 Cor. 16:9 en Openb.
3:8.
SATAN PROBEERT PAULUS TE STOPPEN
Spoedig nadat Gods Werk in Filippi was begonnen, werden Paulus en zijn
gezelschap gevolgd door een jonge vrouw die bezeten was door een demon. Er
bestaat een geestenwereld bestaande uit trouwe engelen van God en gevallen
engelen of demonen die Satan de grote tegenstander van God dienen. Demonen
kunnen de controle krijgen over de menselijke geest. Vooral van mensen die
zich bezig houden met contacten met de geestenwereld. Demonen kunnen nooit
’bezit nemen’ van mensen die Gods weg blijven gaan.
Toen Satan zag dat Paulus op zijn reizen succes had met Gods Werk, probeerde
hij in Filippi dit succes een halt toe te roepen via een jonge vrouw.
Wat deed deze door een demon bezeten vrouw voor haar meesters?
Handelingen 16:16 En het
geschiedde, toen wij naar de gebedsplaats gingen, dat een zekere slavin, die
een waarzeggende geest had, ons tegenkwam, welke aan haar eigenaars met
waarzeggen veel voordeel aanbracht.
Een ’ziener’ of ’waarzegger’ is iemand die de toekomst voorspelt. Ook
tegenwoordig zijn er veel mensen die zeggen de toekomst te kunnen
voorspellen. Deze mediums van het spritisme begeven zich op allerlei
terreinen waar geld te verdienen valt, zo beweren ze de ware toedracht van
misdrijven te kunnen geven, mensen van ziekten te kunnen genezen. Ze menen
de toekomst te kunnen voorspellen omdat ze geloven dat de toekomst in de
sterren is voorspeld, wat astrologie wordt genoemd. Anderen beweren dat ze
boodschappen krijgen van ’de overzijde’ – de geestenwereld of overleden
mensen. God zegt ons dat alle waarzeggerij moet worden vermeden!
Deuteronomium 18:10 Onder u zal
er niemand worden aangetroffen, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur
doet gaan, die waarzeggerij pleegt, geen wichelaar, uitlegger van
voortekenen, of tovenaar, 11
geen bezweerder, niemand, die de geest van een dode of een waarzeggende
geest ondervraagt of die de doden raadpleegt. 12
Want ieder die deze dingen doet, is de HERE een gruwel, en ter wille
van deze gruwelen drijft de HERE, uw God, hen voor u weg. 13
Gij zult onberispelijk staan
tegenover de HERE, uw God; 14
want deze volken, die gij verdrijven zult, luisteren naar wichelaars en
waarzeggers, maar u heeft de HERE, uw God, dit niet toegelaten.
Het is interessant dat voor ”waarzeggende geest” in Hand. 16:16 in het
Grieks letterlijk staat: Pythongeest.
En we weten wie de echte misleidende slang is!
De demon in de jonge vrouw die Paulus volgde wist dat hij een dienaar van
God was. Wat deed Paulus nadat hij na vele dagen genoeg kreeg van haar
treiterend geroep?
Handelingen 16:18 En dit deed
zij vele dagen lang. Maar toen dit Paulus verdroot, wendde hij zich tot de
geest en zeide: Ik gelast u in de naam van Jezus Christus van haar uit te
gaan. En hij ging uit op datzelfde uur.
Vanzelfsprekend gaan Gods dienaren niet de wereld rond om demonen uit de
mensen te verjagen. Bij de komst van Christus zullen alle demonen met hun
leider gevangen gezet worden. Maar in sommige situaties als het Werk van God
verstoord wordt, kan met gebruikmaking van de heilige geest op gezag van
Jezus Christus demonen bevolen worden weg te gaan. Daarom zag Paulus deze
last verscheidene dagen aan alvorens zijn bevoegdheid te gebruiken.
Maar toen de demon de vrouw had verlaten, kon ze niet langer de toekomst
voorspellen. Deze slavin was in dienst van verschillende heren of eigenaren
die ze rijkdom had gebracht met haar ’krachten’. Haar meesters hadden
invloed in de stad en sleurden Paulus en Silas naar het stadsbestuur. Wat
deden de bestuurders met hen?
Vers 23 en na hun vele slagen
gegeven te hebben, wierpen zij hen in de gevangenis met bevel aan de
bewaarder hen zorgvuldig te bewaken.
Soms staat God het toe dat zijn dienaren worden vervolgd. Het zijn
beproevingen. Een echte christen moet soms ten onrechte lijden vanwege zijn
gehoorzaamheid aan God! Paulus had niets verkeerds gedaan met het wegsturen
van de demon. Iedereen zou zich moeten hebben verheugd dat deze jonge vrouw
bevrijd was van de ketenen van een boze geest. Maar omdat ze niet langer de
toekomst kon voorspellen waarvan de mannen profiteerden, waren ze boos.
Paulus en Silas werden niet alleen in de gevangenis gezet, maar zij werden
ook geslagen met zwepen en in de gevangenis ook nog extra met de voeten in
een houten blok vastgezet (vers 24). En dit alles zonder een hoorzitting of
een proces!
In de gevangenis gaven Paulus en Silas een groots voorbeeld. Ze wisten dat
ze waren gezonden om Gods Werk te doen – en zij wisten dat God deze
schijnbare ramp ten goede zou kunnen keren. Wat zouden wij doen als we om
soortgelijke redenen in de gevangenis zouden worden gezet? Bidden? En
krachtiger dan ooit tevoren? Dat is inderdaad het beste om te doen. Ook
Paulus en Silas deden dat. Maar wat deden ze nog meer?
Handelingen 16:25 Maar omstreeks
middernacht baden Paulus en Silas en zongen Gods lof, en de gevangenen
luisterden naar hen.
Zie wat er toen gebeurde nadat ze gebeden hadden en lofliederen hadden
gezongen voor God.
Vers 26 Doch plotseling kwam er
een zware aardbeving, zodat de grondvesten der gevangenis schudden; en
terstond gingen alle deuren open en de boeien van allen raakten los.
Je kunt je voorstellen wat de andere gevangenen en de bewakers moeten hebben
gedacht. Deze twee Joodse onruststokers waren in de gevangenis gegooid. En
in plaats van 's nachts te gaan slapen zoals iedereen, gingen ze in hun
overmoed in hun cellen bidden en zingen tot hun God.
Plotseling kwam er een zware aardbeving. Alle deuren gingen open en de
boeien van allen raakten los! De bewaker schrok zich wezenloos. Wat wilde
hij gaan doen?
Vers 27 En de bewaarder, uit
zijn slaap opgeschrikt, zag de deuren der gevangenis openstaan, trok zijn
zwaard en was op het punt zelfmoord te plegen, in de waan, dat de gevangenen
ontsnapt waren.
Paulus riep hem luidkeels toe: ”Doe uzelf niets aan, we zijn immers nog
allemaal hier!”
Wat vroeg de cipier toen aan Paulus en Silas?
Vers 30 En hij leidde hen naar
buiten en zeide: Heren, wat moet ik doen om behouden te worden?
Veel mensen denken dat deze cipier direct was ’behouden’. Maar we hebben
hier maar een verkorte vorm van geschiedenis. Deze man gebruikte het woord
’behouden’, dat zeker niet in de heidense Griekse godsdienst werd gebruikt.
Hij moet dit al eerder gehoord hebben in de predicatie van Paulus voordat de
apostel in de gevangenis werd gezet.
De gevangenbewaarder wist dat Paulus een boodschap van redding had gepredikt
– de opstanding der doden, het Koninkrijk van God, enz. We weten niet of hij
het geloofde of niet of dat hij er over nagedacht heeft. Maar hij moet het
hebben gehoord! Nu, met het wonder dat hij net had meegemaakt, werd zijn
verstand geopend en was hij klaar om de waarheid te geloven als het aan hem
werd onderwezen.
Wat deden Paulus en Silas toen?
Vers 31 En zij zeiden: Stel uw
vertrouwen op de Here Jezus en gij zult behouden worden, gij en uw huis. 32
En zij spraken het woord Gods tot hem in tegenwoordigheid van allen,
die in zijn huis waren.
Nadat ze de tijd hadden genomen om hem uit te leggen wie Jezus was en wat
het betekende om Hem te gehoorzamen, je aan Hem over te geven, de kosten te
berekenen – werden de bewaker en zijn volwassen gezinsleden gedoopt
(Handelingen 16:33). Paulus heeft daarbij vooral gelet op de houding van
deze mensen voordat ze tot Gods Gemeente werden toegelaten. Meestal is
daarvoor veel meer tijd nodig.
De volgende dag wilden de stadsbestuurders hen laten gaan omdat er
natuurlijk geen grondige klachten tegen Paulus en Silas waren. Maar Paulus
was niet bereid om deze onwettige slagen en gevangenneming over zijn kant te
laten gaan zonder hen te laten weten dat zij een zeer ernstige fout hadden
gemaakt. U weet dat Paulus was geboren in een Joods gezin, dat het Romeins burgerschap had verkregen. Daarom was Paulus een Romeins burger door geboorte en had hij alle privileges van het Romeinse Rijk.
Maar wie zou vermoed hebben dat Paulus een Romeins burger was?
De Romeinen beschermden de rechten van hun burgers. Ze hadden het recht op
een proces en mochten niet zo maar worden geslagen. Maar Paulus was geslagen
en gevangen gezet zonder vorm van proces.
Toen de stadsbestuurders hoorden dat zij de rechten van een Romeins burger
hadden overtreden, moeten zij gevreesd hebben dat de Romeinse overheid daar
achter zou komen en ze gestraft zouden worden. Ze wilden Paulus en Silas
laten gaan alsof er niets was gebeurd. Om de ernst van hun fout goed te
tonen (zodat hij een volgende keer minder snel lastig gevallen zou worden),
zei Paulus tegen de cipier de magistraten te vertellen dat zij zelf moesten
komen om Paulus en Silas persoonlijk uit de gevangenis te leiden. Dit deden
de magistraten en zij verzochten hen op vriendelijke toon om de stad te
verlaten.
NAAR THESSALONICA EN BEREA
Paulus en zijn vrienden verlieten Filippi en reisden in westelijke richting
naar de plaats Thessalonica. Wat deed hij daar?
Handelingen 17:1 En hun weg
nemende over Amfipolis en Apollonia, kwamen zij te Thessalonica, waar een
synagoge der Joden was. 2 En
Paulus ging, zoals hij gewoon was, daar binnen en behandelde drie sabbatten
achtereen met hen gedeelten uit de Schriften.
Waar Paulus ook heen ging, hij ging altijd eerst naar de Joodse gemeenschap
in de stad. Zijn rabbinale opleiding kwam hem daarbij goed van pas. Zijn
toespraken en uitleg in de synagogen dienden als uitgangspunt voor het
verkondigen van het evangelie van het Koninkrijk van God aan de heidenen,
want Paulus was geroepen om aan de heidenen het evangelie te brengen.
Bedenk dat inmiddels zo'n 20 jaar verstreken was sinds de oprichting van de
nieuwtestamentische Gemeente in Jeruzalem en Paulus onderhield nog steeds de
sabbat. Zeker kon Paulus het verkondigen van het evangelie op veel
verschillende manieren doen, maar bijna altijd begon hij met het Werk in een
nieuw gebied op de sabbatdag. Drie sabbatten achtereen legde Paulus aan de
hand van de Bijbel uit wie Christus was en is en wat Hij voor hen betekende.
Handelingen 17:4 En enigen van
hen
[van de Joden] lieten zich overtuigen
en sloten zich bij Paulus en Silas aan, en ook een grote menigte Grieken,
die God vereerden, en tal van voorname vrouwen.
Zoals altijd was het aantal mensen dat Paulus
niet geloofde natuurlijk veel
groter. God riep toen en ook nu niet iedereen, slechts enkelen. Maar in die
jaren werden er vaak genoeg mensen geroepen om een gemeente te vormen in de
steden waar Paulus predikte. In Thessalonica werden vele heidenen
christenen.
In Thessalonica vinden we een interessant voorbeeld van hoe mensen kunnen
reageren.
Vers 5 Maar de Joden werden
afgunstig en namen enkelen van het minste straatvolk te hulp, veroorzaakten
een oploop, en brachten de stad in rep en roer; en zij stormden op het huis
van Jason
[die Paulus en Silas onderdak verleende]
aan met de bedoeling hen [Paulus en Silas]
voor de volksvergadering te brengen.
Mensen verlagen zich soms erg wanneer hun belangen worden bedreigd of
vanwege jaloezie en woede. Deze religieuzen gebruikten zelfs leugenaars en
bedrog om hun doel te bereiken.
Wat deden Paulus en Silas toen het oproer als gevolg van de prediking van
Paulus te gevaarlijk werd?
Vers 10 Maar de broeders zonden
terstond in de nacht Paulus en Silas naar Berea, die, daar aangekomen, naar
de synagoge der Joden gingen.
In het tweede deel van het vers lezen we dat ze weer eerst naar de synagoge
gingen om aan de Joden het evangelie uit te leggen.
We moeten goede notitie nemen van een zeer belangrijk voorbeeld van de
Bereeërs die Paulus hadden gehoord. Wat was hun houding ten opzichte van wat
Paulus hun onderwees?
Vers 11 en dezen onderscheidden
zich gunstig van die te Thessalonica, daar zij het woord met alle
bereidwilligheid aannamen en dagelijks de Schriften nagingen of deze dingen
zo waren.
Wat was het resultaat?
Vers 12 Velen dan van hen kwamen
tot het geloof, en van de aanzienlijke Griekse vrouwen en mannen niet
weinigen.
God vraagt van ons dezelfde houding die de mensen in Berea hadden tegenover
de uitleg van Paulus van Gods waarheid. We moeten altijd de Bijbel
raadplegen om te bewijzen of de dingen die je hoort in preken of leest in de
literatuur van de Gemeente inderdaad zo zijn. Niet als een negatieve
benadering om te proberen het te weerleggen – dat is niet de juiste aanpak.
Studeren zonder vooroordeel, met een open mind, alles voor je zelf willen
bewijzen als een zekerheid. Doe wat Paulus heeft geschreven in 1
Thessalonicenzen 5:21:
1 Thessalonicen 5:21 maar toetst
alles en behoudt het goede.
Maar ook in Berea werden de bewoners opgestookt tegen Paulus. Silas en
Timotheüs zetten het Werk daar nog even voort, maar voor zijn veiligheid
werd Paulus begeleid naar Athene.
PAULUS IN ATHENE
We kunnen alleen maar gissen hoe Paulus zich moet hebben gevoeld tijdens
zijn eerste bezoek aan Athene in Griekenland. Ook vandaag is Athene een van
de interessantste steden ter wereld. Het bezoek aan deze historische stad
was ongetwijfeld voor Paulus een bijzondere ervaring, een stad die haar
stempel heeft gedrukt op de westerse cultuur tot op de dag van vandaag.
Een bezoek aan Athene is een reis naar pracht en macht van het verleden van
het Griekse Rijk van Alexander de Grote, die tegen de tijd dat hij 30 jaar
oud was een groot deel van de toen bekende wereld had veroverd. De Grieken
hebben hun stempel gedrukt op onderwijs en filosofie. In feite vindt de
basis van het onderwijs in de westerse culturen zijn oorsprong in methoden
van het klassieke Griekenland.
Paulus' reis naar Athene was zeer verhelderend omdat hij zag hoe
samenlevingen kunnen worden als ze volledig van Gods waarheid zijn
afgedwaald. Paulus kende het heidendom. De verhalen over Zeus en de vele
goden en godinnen van deze heidense wereld kende Paulus goed. Maar nu hij in
Athene zelf zag hoe de samenleving de ware God totaal had verworpen en de
valse goden aanbad was zijn afschuw ongetwijfeld groot!
Wat zag Paulus in Athene?
Handelingen 17:16 En terwijl
Paulus te Athene op hen wachtte, werd zijn geest in hem geprikkeld, toen hij
zag, dat de stad zo vol afgodsbeelden was.
Wat typeerde de mentaliteit van de mannen en vrouwen van Athene in de dagen
van Paulus?
Vers 21 Alle Atheners nu en de
vreemdelingen, die zich daar ophielden, hadden voor niets anders tijd over
dan om iets nieuws te zeggen of te horen.
Tijdens zijn bezoek aan Athene was Paulus verbaasd over de talloze heidense
afgodsbeelden die werden aanbeden door de mensen. De Grieken hadden voor
bijna alles een god – de zon, de maan, vuur, de aarde, de onderwereld,
slangen, rivieren. Wat je ook zou bedenken, ze hadden er waarschijnlijk een
god voor. Maar voor het geval dat ze een god over het hoofd zouden hebben
gezien (ze wilden geen enkele god ’beledigen’), hadden ze zelfs een altaar
gebouwd voor een ’voor het geval we niet weten dat u bestaat’-god! Paulus
zag dit altaar terwijl hij door de stad liep en verwees er naar.
Vers 22 En Paulus, voor de
Areopagus staande, zeide: Mannen van Athene, ik zie voor mijn ogen, dat gij
in elk opzicht buitengewoon ontzag voor godheden hebt; 23
want toen ik door uw stad liep en de voorwerpen uwer verering
aanschouwde, heb ik ook een altaar gevonden met het opschrift: Aan een
onbekende god. Wat gij dan, zonder het te kennen, vereert, dat verkondig ik
u. 24 De God, die de wereld
gemaakt heeft en al wat daarin is, die een Heer is van hemel en aarde, woont
niet in tempels met handen gemaakt, 25
en laat Zich ook niet door mensenhanden dienen, alsof Hij nog iets
nodig had, daar Hij zelf aan allen leven en adem en alles geeft. 26
Hij heeft uit één enkele het gehele menselijke geslacht gemaakt om op
de ganse oppervlakte der aarde te wonen en Hij heeft de hun toegemeten
tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald, 27
opdat zij God zouden zoeken, of zij Hem al tastende vinden mochten,
hoewel Hij niet ver is van een ieder van ons. 28
Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige
van uw dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van zijn geslacht. 29
Daar wij dan van Gods geslacht zijn, moeten wij niet menen, dat de
godheid gelijk is aan goud of zilver of steen door menselijke
kunstvaardigheid gesneden of bedacht. 30
God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid,
heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen; 31
omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig
zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen
het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken.
Een paar punten moet benadrukt worden in dit verslag. In de eerste plaats
maakte Paulus duidelijk dat alle mensen zijn geschapen door God met een
zekere gelijkheid – geen betere soorten en mindere soorten mensen.
Alle mannen en vrouwen op aarde komen uit Adam en Eva. En we stammen
allemaal af van Noach via zijn drie zonen en hun vrouwen uit de tijd van de
Zondvloed. Alle mensen zijn van hetzelfde geslacht. Niemand is beter dan de
ander.
God is de schepper van de rassen die bestaan op aarde. Zeer waarschijnlijk
waren de vrouwen van Sem, Cham en Jafet van de drie rassen, zodat deze
rassen door God geschapen na de Vloed bewaard zijn.
Ten tijde van de toren van Babel begon God de volkeren over de gehele aarde
te verspreiden naar de gebieden die Hij voor hen had bestemd. De
afstammelingen van Jafet, het gele ras, migreerden voornamelijk naar het
oostelijk (Aziatisch) deel van de wereld. De afstammelingen van Cham zijn de
zwarte bevolking die zich in Afrika vestigden. De nakomelingen van Sem, het
blanke ras, verhuisden naar Europa en vele eeuwen later naar de Verenigde
Staten, Canada, Australië en andere delen van de wereld. Dus ook al komen
alle mensen uit één geslacht voort, de oorsprong van volken en rassen werden
door de eeuwige God geschapen (Handelingen 17:26).
Geestelijk gezien zijn we allen één
in Christus, ongeacht of we Jood of Griek, heiden of Israëliet, man of vrouw
zijn.
Galaten 3:28 Hierbij is geen
sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk:
gij allen zijt immers één in Christus Jezus.
Onder de komende regering van God op aarde zullen nationale grenzen van de
etnische groepen door God worden bepaald.
Paulus werd naar de Areopagus gebracht waar de elite en nieuwsgierige
filosofen van de stad en een grote menigte naar hem luisterde. Hij legde uit
dat de mens naar Gods evenbeeld is geschapen, eigenlijk naar het geslacht
van God (Hand. 17:28). De zelf gemaakte goden zijn afgoden en de Schepper
God is geen afgod (vers 29). God wil dat alle mensen van alle rassen tot
bekering komen (vers 30), want Die uit de doden is opgewekt (Christus) zal
op een reeds vastgestelde dag iedereen oordelen (vers 31).
Zoals ook in onze tijd, namen de mensen in Athene die naar Paulus luisterden
de Waarheid van God niet in zich op, ze hadden zo hun eigen opvattingen of
het liet hun onverschillig. Daarom geloofden slechts enkelen van hen.
Vers 32 Toen zij nu van een
opstanding van doden hoorden, spotten sommigen, maar anderen zeiden: Wij
zullen u hierover nog wel eens horen. 33
Aldus vertrok Paulus uit hun midden. 34
Doch enige mannen sloten zich bij hem aan, en kwamen tot geloof,
onder wie ook Dionysius, de Areopagiet, en een vrouw, genaamd Damaris, en
anderen met hen.
De mensen die geïnteresseerd waren in Paulus' boodschap waren voornamelijk
mensen die graag nieuwe ideeën hoorden of van discussiëren hielden, van wie
sommigen hem bespotten. Paulus vertrok daarom uit Athene en ging naar
Corinthië.
VEEL GELOVIGEN IN HET IMMORELE CORINTHIË
Corinthië was een stad aan de kust van de zee met minder culturele en
educatieve achtergrond dan Athene. Het was een stad met veel immoraliteit.
Prostitutie (ontuchtige priesteressen) en andere immoraliteit behoorde tot
de heidense religieuze aanbidding in Corinthië. Moord, doodslag en diefstal
waren er aan de orde van de dag. De onzedelijkheid was er zo groot, dat
uitdrukkingen als ’Corinthisch meisje’ en ’op zijn Corinthisch leven’ een
bedenkelijke betekenis hadden. Maar God zou in die zondige samenleving
gehoor vinden en velen op zijn weg brengen.
Paulus bleef een jaar en zes maanden in Corinthië en aan velen kon hij Gods
boodschap brengen.
Handelingen 18:9 En de Here
zeide in de nacht door een gezicht tot Paulus: Wees niet bevreesd, maar
spreek en zwijg niet; 10 want Ik
ben met u en niemand zal het op u toeleggen om u kwaad te doen, want Ik heb
veel volk in deze stad. 11 En
hij woonde daar een jaar en zes maanden en leerde onder hen het woord Gods.
Wanneer Paulus naar een nieuwe stad ging waar nog geen gemeente van God was
gesticht, moest hij vaak zelf in zijn onderhoud voorzien. Toen later er
gemeenten waren gesticht en de leden in kennis waren gegroeid, leerden ze
tienden te betalen en konden ze Paulus helpen het werk van God te
ondersteunen – het verkondigen van het evangelie van het Koninkrijk van God
aan de wereld van de heidenen. In de begintijd in Corinthië maakte Paulus
tenten om in zijn levensonderhoud te voorzien.
Handelingen 18:3 En omdat hij
[Aquila] hetzelfde handwerk
uitoefende, bleef hij bij hen, en zij werkten samen, want zij waren
tentenmakers van hun handwerk.
Vers 4 En hij hield elke sabbat
besprekingen in de synagoge en trachtte Joden en Grieken te overtuigen.
Paulus sprak en onderwees ook hier in het heidense Corinthië op Gods sabbat
in de synagoge. En ook hier, zoals in andere steden gebeurde, verzetten zich
de Joden die zijn boodschap niet geloofden en lasterden hem. Wat deed hij
toen de Joden in Corinthië zijn onderwijs verwierpen?
Vers 5 En toen Silas en
Timotheüs uit Macedonië kwamen, wijdde Paulus zich geheel aan de prediking,
waarin hij de Joden betuigde, dat Jezus de Christus is. 6
Maar toen dezen zich verzetten en lasterden, schudde hij zijn kleren
uit en zeide tot hen: Uw bloed zij op uw hoofd; ik ben er rein van, voortaan
zal ik mij tot de heidenen wenden.
Gedurende de achttien maanden dat Paulus bezig was met het versterken van de
gemeente die hij in Corinthië had gesticht, schreef hij zijn eerste brieven
die voor ons bewaard zijn gebleven in de Bijbel. Hij schreef vanuit
Corinthië 1 en 2 Thessalonicenzen. Deze brieven zijn geschreven ongeveer 52
à 53 n.Chr. Op deze manier leverde Paulus een belangrijke bijdrage aan Gods
Werk. Een groot deel van het Nieuwe Testament is samengesteld uit de brieven
die Paulus aan gemeenten en dienaren van God heeft geschreven.
In Corinthië spanden de Joden samen om Paulus in de gevangenis te krijgen.
Ze brachten Paulus naar de landvoogd om hem te laten berechten. Maar God
greep in. In Hand. 18:9-10 had Christus Paulus bescherming beloofd.
Handelingen 18:12 Maar toen
Gallio landvoogd van Achaje was, keerden zich de Joden als één man tegen
Paulus en brachten hem voor de rechterstoel, 13
en zeiden: Deze tracht de mensen te overreden om God op onwettige
wijze te vereren. 14 En toen
Paulus op het punt stond zijn mond te openen, zeide Gallio tot de Joden:
Indien er sprake was van enige onrechtmatigheid of misdrijf, zou ik u, o
Joden, uit de aard der zaak ontvankelijk verklaard hebben; 15
maar nu het geschillen zijn over een woord en namen en de wet, die
bij u geldt moet gij het zelf maar uitmaken; hierover wil ik geen rechter
zijn. 16 En hij joeg hen van
zijn rechterstoel weg. 17 En
allen grepen Sostenes, de overste der synagoge, en zij sloegen hem voor de
rechterstoel; maar Gallio trok er zich niets van aan.
Toen Paulus in Corinthië was aangekomen, had hij kennisgemaakt met een Joods
echtpaar dat vele jaren de nieuwtestamentische gemeente ijverig heeft
gediend. Het waren Aquila en Priscilla. Zij hadden in Rome gewoond waar een
vrij groot aantal Joden woonden. Ze waren net uit Italië gekomen omdat
keizer Claudius bevolen had, dat alle Joden Rome moesten verlaten (vers 2).
Toen Paulus besloot Corinthië te verlaten en terug te keren naar Jeruzalem
voor een kort bezoek, nam hij Priscilla en Aquila mee naar Efeze (vers
18-19), om zelf vervolgens door te reizen naar Jeruzalem.
Dit bezoek aan Jeruzalem wordt in de NBG-vertaling niet gemeld, maar andere
vertalingen zeggen in de verzen 21 en 22 dat Paulus naar het feest in
Jeruzalem ging.
Waarschijnlijk naderde de herfst van het jaar 53 n.Chr. en wilde hij naar
het Loofhuttenfeest in Jeruzalem. Wanneer hij niet in staat was om naar
Jeruzalem te gaan, hield hij de feesten ergens in de heidense wereld. Maar
zo nu en dan was Paulus in de gelegenheid om naar Jeruzalem te gaan en het
feest te houden met Petrus, Jakobus en andere dienaren van God die in
Jeruzalem waren.
Hiermee eindigde Paulus' tweede reis.
PAULUS' DERDE REIS BEGINT
Na het Loofhuttenfeest te Jeruzalem in waarschijnlijk 53 n.Chr. verbleef hij
enige tijd in Antiochië, dezelfde stad waar hij ruim tien jaar eerder begon
te prediken. In die stad werden de discipelen voor het eerst christenen
genoemd (Handelingen 11:26).
Paulus reisde na enige tijd weer door Galatië en andere delen van Klein-Azië
om de gemeenten te bezoeken die hij en Barnabas hadden gesticht op hun
eerste reis. Nadat hij de gemeenteleden bezocht en versterkt had en zijn
reis vervolgd had, schreef hij ze een brief die voor ons in de Bijbel als
De brief van Paulus aan de Galaten
bewaard is gebleven.
In die tijd was in Efeze, een stad in datzelfde gebied, een bekwame en
welbespraakte Jood uit Alexandrië gekomen die doorkneed in de boeken van het
Oude Testament en het onderwijs van Johannes de Doper was. Zijn naam was
Apollos (Handeling 18:24).
APOLLOS KRIJGT MEER KENNIS VAN DE WAARHEID
Johannes de Doper heeft zijn gehoor voorbereid op de komst van Christus. Uit
zijn discipelen heeft Christus zijn apostelen geroepen en opgeleid. Johannes
de Doper werd gevangen genomen en onthoofd door Herodes, de Romeinse leider
in Judea. Zijn discipelen verbreidden de kennis die ze van Johannes
ontvangen hadden nog lang na zijn dood en na de dood en opstanding van
Christus.
Van heinde en verre kwamen Joden voor de feesten naar Jeruzalem en zij die
het onderwijs van Johannes en later van zijn discipelen geloofden, gingen
met die kennis weer naar hun eigen plaatsen en brachten aan anderen die
kennis over. Ook Apollos behoorde tot hen, maar hij had niet het onderwijs
van Christus ontvangen. Het onderwijs van Johannes was niet in strijd met
het evangelie van Jezus, het was een voorbereiding op het complete evangelie
van Jezus. Apollos had nog niet gehoord van de heilige geest die al meer dan
twintig jaar geleden aan de volgelingen van Christus werd geschonken. Reizen
en communicatie ging in die tijd zeer langzaam en nieuws en gebeurtenissen
bereikten niet alle delen van de wereld.
Apollos kwam uit Alexandrië, een grote stad in Egypte. Hij had nog niet
alles van Gods waarheid gehoord. Wel had hij van Johannes gehoord dat hij de
weg voor Christus bereidde. Als Jood trachtte hij die kennis die hij had
over te dragen in de synagogen (Handelingen 18:25-26).
Het echtpaar Aquila en Priscilla, die de Waarheid van Paulus hadden
ontvangen en toen in Efeze waren, hoorden de preken van Apollos en nodigden
hem uit bij hen thuis. Wat deden ze?
Handelingen 18:26 En deze begon
vrijmoedig op te treden in de synagoge. En toen Priscilla en Aquila hem
hoorden, namen zij hem tot zich en legden hem de weg Gods nauwkeuriger uit.
Intussen was er een probleem ontstaan in Gods Gemeente. Apollos was een
talentvolle spreker en leden van de Gemeente hadden voor hem gekozen op een
verkeerde manier.
1 Corinthiërs 1:10 Doch ik
vermaan u, broeders, bij de naam van onze Here Jezus Christus: weest allen
eenstemmig en laten er geen scheuringen onder u zijn; weest vast
aaneengesloten, één van zin en één van gevoelen. 11
Mij is namelijk omtrent u, mijn broeders, medegedeeld door de
huisgenoten van Chloë, dat er twisten onder u zijn. 12
Ik bedoel dit, dat ieder uwer zijn leus heeft: Ik ben van Paulus! En
ik van Apollos! En ik van Kefas! En ik van Christus! 13
Is Christus gedeeld? Is Paulus dan voor u gekruisigd, of zijt gij in
de naam van Paulus gedoopt?
1 Corinthiërs 3:4 Want wanneer
de een zegt: Ik ben van Paulus; en de ander: Ik van Apollos; zijt gij dan
niet [onveranderde] mensen? 5
Wat is dan Apollos? Of wat is Paulus? Dienaren, door wie gij tot geloof
gekomen zijt, en wel zoals de Here dit aan een ieder geschonken heeft. 6
Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de wasdom. 7
Daarom, noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, die
de wasdom geeft.
Apollos werd na de ’bijscholing’ door Aquila en Priscilla later een goede
hulp voor Paulus, hoewel hij nooit een metgezel op Paulus' reizen is geweest
zoals Timotheüs, Titus en Lukas.
DE DOOP EN DE HEILIGE GEEST
In het eerste deel van Handelingen 19 lezen we dat er meer mensen in Efeze
waren die de leer van Johannes de Doper hadden gehoord, maar nog niets
wisten van de heilige geest. Paulus, die in Efeze was aangekomen, hoorde dat
uit de mond van enige discipelen die niet de heilige geest hadden ontvangen
(Handelingen 19:1-2). Paulus legde hen uit dat Johannes een doop van
bekering doopte (vers 4) met het doel om de mensen voor te bereiden op de
komst van iemand die na hem zou komen, namelijk Jezus Christus en om in Hem
te geloven. Na een nadere uitleg over Jezus Christus en zijn evangelie van
het Koninkrijk van God, lieten ze zich dopen. Wat deed Paulus na hun doop?
Handelingen 19:6 En toen Paulus
hun de handen oplegde, kwam de Heilige Geest over hen, en zij spraken in
tongen en profeteerden.
God gaf de heilige geest aan deze mensen nadat ze gedoopt waren – niet er
vóór of tijdens het dopen. Zij ontvingen Gods geest pas na het opleggen van
handen en gebed van Paulus.
Toen Christus op aarde was, leidde Hij zijn discipelen op. Maar zij
ontvingen de heilige geest niet eerder
nadat Hij uit de dood was opgewekt en naar de hemel was opgevaren. Met
Pinksteren werd de heilige geest voor het eerst naar Christus' gekozen
discipelen gezonden – zijn Gemeente. Wat zei Christus hen over de heilige
geest toen Hij nog bij hen was?
Johannes 14:17 de Geest der
waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent
Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.
Dit vers toont ons dat zelfs vóór de ontvangst van de heilige geest
in ons, Gods geest met ons
kan werken en een zekere mate van geestelijk begrip geven zoals de
discipelen hadden. Onvolwassen jonge mensen van wie ten minste één van de
ouders in Gods Gemeente is, hebben het voorrecht dat Gods heilige geest met
hen werkt voordat zij zich laten dopen. Ze zijn niet ’afgesneden’ van God
zoals de rest van de mensheid.
De boodschap die Paulus bleef verkondigen betrof altijd het goede nieuws van
het komende Koninkrijk van God. (Handelingen 19:8, laatste paar woorden.)
Alle apostelen predikten het goede
nieuws van het Koninkrijk van God, zoals Jezus deed toen Hij op aarde
was.
Handelingen 19:10 En dit ging
twee jaar lang zo voort, zodat allen, die in Asia woonden, het woord des
Heren hoorden, Joden zowel als Grieken.
In Efeze schreef Paulus een brief aan de leden in Corinthië, die we nu 1
Corinthiërs noemen (De eerste brief
van Paulus aan de Corinthiërs).
PAULUS VERRICHT BIJZONDERE WONDEREN
Christus had de apostelen en dus ook Paulus, opgedragen zieken te genezen.
Maar wat kon Paulus doen als een zieke op grote afstand was? In de tijd van
Paulus was reizen totaal anders dan in onze tijd met vele middelen van snel
vervoer. Toen kon men alleen reizen te voet, met een ezel, een karavaan
kamelen of met een schip. Voor een dienaar van God was het tijdrovend en
moeilijk, zo niet onmogelijk, om iemand een bezoek te brengen die een
zalving en gebed nodig had! Hoe pakte Paulus dit aan?
Handelingen 19:11 En God deed
buitengewone krachten door de handen van Paulus, 12
zodat ook zweetdoeken of gordeldoeken van zijn lichaam aan de zieken
gebracht werden en hun kwalen van hen weken en de boze geesten uitvoeren.
God inspireerde Paulus doeken die door hem werden gezalfd en waarover hij
had gebeden aan zieken te sturen waardoor zij werden genezen. Deze mensen
hadden het geloof om te genezen. Handelingen 14:9 Deze man luisterde naar Paulus, wanneer hij sprak, en Paulus keek hem scherp aan en zag, dat hij geloof had om genezing te vinden.
Wanneer iemand die ziek is, voor zijn genezing om een zalving en gebed
vraagt van een dienaar van God, toont die persoon de wens Gods instructies
te willen volgen zoals staat in Jakobus 5:14-15, evenzo zijn geloof in Gods
genezende kracht. Er schuilt geen ’magische’ kracht in de olie of de
dienaar. Het is God die geneest. De dienaar is slechts een vertegenwoordiger
van God die Gods opdracht uitvoert en ook geloof toont met de zalving en
gebed voor de zieken. Omdat het niet mogelijk was voor Paulus om persoonlijk
op alle verzoeken van de zieken te reageren, stuurde hij gezalfde doeken
naar hen.
Vaak ’beloont’ God het geloof van de zieken en geneest hen al voordat het
doekje is aangekomen. Soms zelfs op het moment dat het verzoek telefonisch
wordt gedaan.
Maar als God besluit om op dat moment niet te genezen, wat Paulus zelf
ervoer, mag dit niet leiden tot een ontmoediging. Misschien is het zelfs een
beproeving van nog sterker geloof.
AFGODERIJ EN OCCULTISME
In de wereld waarin Paulus leefde waren er, net als in onze tijd, mensen met
een vreemd bijgeloof. Ze zijn dweepziek en geloven vaak in spiritisme. Er
waren ook bepaalde mensen die exorcisten werden genoemd, die dachten dat ze
macht hadden duivelse demonen uit te kunnen bannen.
Exorciseren betekent: uitbannen, bezweren, uitdrijven. Vandaar dat men
spreekt van geestenbezweerder.
Er zijn films en boeken die beloven ons te vermaken met vreemde en
geheimzinnige verhalen, maar feitelijk gaan over geesten (demonen). God wil
dat we op geen enkele wijze daarin ons vermaak zoeken of aandacht aan
besteden. Dat is de geestenwereld van Satan de duivel! Maar ook de religies
zijn in de greep van Satan. Satan houdt de ogenschijnlijk serieuze
christelijke religie in gijzeling en tegenwoordig spelen valse emoties vaak
een hoofdrol in populaire ’christelijke’ kerken en gemeenten. De naam van
Jezus wordt ernstig misbruikt.
Handelingen 19:13 En ook enige
van de rondreizende Joodse geestenbezweerders waagden het over hen, die
zulke boze geesten hadden, de naam van de Here Jezus te noemen met de
woorden: Ik bezweer u bij de Jezus, die Paulus predikt.
Wat is er gebeurd met de zeven mannen die probeerden om een demon uit te
drijven?
Vers 14 Het waren nu zeven zonen
van een zekere Skevas, een Joodse overpriester, die dit deden. 15
Maar de boze geest antwoordde en zeide tot hen: Jezus ken ik en van
Paulus weet ik maar wie zijt gij? 16
En de mens, in wie de boze geest was, sprong op hen af, overweldigde
hen tezamen en bleek zoveel sterker dan zij, dat zij zonder kleren en gewond
uit dat huis moesten vluchten.
Deze gebeurtenis laat zien dat zij die niet de bevoegdheid hebben in contact
te komen met boze geesten, niet moeten proberen om dit te doen, zelfs niet
uit nieuwsgierigheid. God geeft alleen de vertegenwoordigers van Christus de
bevoegdheid om boze geesten te verdrijven. Paulus had die macht en het
gezag.
Als gevolg van deze gebeurtenis wendden velen in Efeze die zich bezig hadden
gehouden met die duistere praktijken zoals astrologie, waarzeggerij en de
hand lezen, zich tot God. Ze zagen nu in dat deze praktijken goddeloos
waren. Zij hadden berouw dat ze de tegenstander van God hadden gediend.
Vers 17 En dit werd bekend aan
allen, Joden en Grieken, die te Efeze woonden, en vrees overviel hen allen,
en de naam van de Here Jezus werd grootgemaakt; 18
en velen van hen, die gelovig geworden waren, kwamen hun schuld
belijden en uitspreken wat zij bedreven hadden. 19
En enigen van degenen, die toverkunsten hadden uitgeoefend, brachten
hun boeken bijeen en verbrandden ze ten aanschouwen van allen. En men
berekende de waarde ervan en stelde die vast op vijftigduizend
zilverstukken. 20 Zo wies het
woord des Heren krachtig en het werd sterker.
De ’toverboeken’ die ze in verband met hun occulte praktijken gebruikten
waren zelfs niet geschikt om te verkopen als een manier om er van verlost te
worden! Ze werden vernietigd zodat anderen deze niet konden gebruiken. Er
ging dus voor een kapitaal in vlammen op.
DE GEMEENTE IN EFEZE GROEIT
Als gevolg van de preken van Paulus en de wonderen, groeide Gods gemeente
snel in Efeze. Maar Efeze was een centrum van heidense godsdienst. De tempel
van Artemis (in Italië Diana), een van de beroemde
zeven wereldwonderen van de antieke
wereld, stond in Efeze in de tijd van Paulus. De hele stad aanbad de
heidense afgoden van de Grieken en Romeinen, maar de godin Artemis werd in
het bijzonder aanbeden.
Paulus ondervond veel verdrukking in Klein-Azië, hij vreesde zelfs voor zijn
leven.
2 Corinthiërs 1:8 Want wij
willen u niet onkundig laten, broeders, van de verdrukking, die ons in Asia
overkomen is: bovenmate en boven vermogen hebben wij een zware last te
dragen gehad, zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten.
Maar hij zag Gods hand die voor hem een deur opende om het evangelie van het
Koninkrijk van God te verkondigen. Paulus bleef moedig volharden in het doen
van het Werk van God ondanks de levensbedreigende situaties waar hij vaak
mee te kampen kreeg.
1 Corinthiërs 16:8 Maar ik zal
nog tot Pinksteren te Efeze blijven; 9
want mij is een grote en machtige deur geopend en er zijn vele
tegenstanders.
Velen in Efeze namen aanstoot aan het onderwijs van Paulus dat er maar
één ware God is en dat het Koninkrijk van God zal komen, dat onder
Jezus Christus over de gehele aarde zal regeren vanuit Jeruzalem. Dus wat
gebeurde er in de stad?
Handelingen 19:23 En omstreeks
dat tijdstip ontstond er geen geringe opschudding inzake de weg.
Paulus had zo veel mensen van hun heidense godsdienst afgebracht in Efeze en
andere delen van Klein-Azië dat de verkoop van zilveren replica's van de
grote Artemistempel dramatisch daalde! Handelaars, priesters, arbeiders en
kunstenaars waren woedend en haatten Paulus. Zijn confrontatie met de
aanbidders van Artemis is in Handelingen 19:23-41 vastgelegd.
Als we dit verslag lezen, merken we hoe gemakkelijk de mensen verleid kunnen
worden om pertinente leugens te geloven en emotioneel worden opgehitst. Als
de stadssecretaris niet had ingegrepen, waren waarschijnlijk die dag velen
vertrapt in een rel!
PAULUS ZEILT NAAR MACEDONIË EN GRIEKENLAND
De geschiedenis – we zijn ergens in de tweede helft van de jaren vijftig van
de eerste eeuw – gaat verder in Handelingen 20. Paulus en zijn metgezellen
vertrokken uit Efeze naar Macedonië, een gebied dat in het noorden van het
huidige Griekenland ligt. Op zijn reis door dat gebied bemoedigde hij de
christenen en reisde daarna verder naar Griekenland. ”En toen hij daar drie
maanden vertoefd had en de Joden een aanslag tegen hem smeedden, terwijl hij
op het punt stond om over zee naar Syrië te gaan, kwam hij tot het besluit
door Macedonië terug te keren” (Hand. 20:3). In die dagen heeft hij zijn
tweede brief aan de Corinthiërs en de brief aan de Romeinen geschreven.
Wat deed Paulus daar in het voorjaar?
Vers 6 Maar wij voeren na de
dagen der ongezuurde broden van Filippi af en kwamen binnen vijf dagen bij
hen te Troas aan, waar wij zeven dagen doorbrachten.
Paulus was inmiddels al meer dan 20 jaar bekeerd. Hoewel hij een groot deel
van die jaren door de heidense wereld reisde wordt toch melding gemaakt van
Gods feesten. Paulus zou in deze heidense wereld na 20 jaar bekering Gods
heilige dagen en feesten zeker niet gehouden hebben als ze afgeschaft waren.
Noch zou hij ze jaar in jaar uit voor de rest van zijn leven trouw hebben
onderhouden.
EEN GROOT WONDER
Na de oversteek van Europa (Griekenland, Macedonië) terug naar Klein-Azië
bleven Paulus en zijn metgezellen een week in Troas (Handelingen 20:6). Daar
vond een van de grote wonderen van de Bijbel plaats. Tijdens een maaltijd 's
avonds op de eerste dag van de week gaf Paulus in een toespraak verder
uitleg aan de gemeente daar. Het was geen heilige samenkomst op
zondagmorgen, want Paulus en de christenen hielden de sabbat, zoals God
heeft bevolen. Het was niet in de ochtend, maar in de avond. Paulus benutte
de korte tijd dat hij daar was zoveel mogelijk om de christenen te
bemoedigen en te onderwijzen. Vaak duurde het maanden of zelfs jaren voordat
hij weer terug kon komen in de verschillende gemeenten. Het ligt voor de
hand dat ze na de sabbatsamenkomst hadden afgesproken om de volgende dag, de
eerste dag van week, 's avonds weer bijeen te komen omdat Paulus de dag
daarop wilde vertrekken. Hij ging door met zijn toespraak tot middernacht
(Handelingen 20:7).
Een jonge man, genaamd Eutychus, heeft een zekere bekendheid gekregen door
in slaap te vallen tijdens de lange toespraak van Paulus. Wat gebeurde er
met hem?
Vers 9 En een zekere jonge man,
genaamd Eutychus, zat in de vensterbank, en door een diepe slaap bevangen,
viel hij, toen Paulus zo lang sprak, door de slaap overmand, van de derde
verdieping naar beneden en werd dood opgenomen. 10
Doch Paulus kwam naar beneden, wierp zich op hem, en sloeg de armen
om hem heen, en zeide: Maakt geen misbaar, want er is leven in hem.
De jonge man was overleden! Iedereen was opgetogen en blij toen hij op
wonderbaarlijke wijze weer tot leven gewekt was.
BEPROEVINGEN VAN DE GEMEENTE
Nadat hij Troas had verlaten, reisde Paulus langs de kust in zuidelijke
richting langs verschillende plaatsen. Hij had geen tijd meer om de gemeente
te Efeze te bezoeken omdat hij zich moest haasten om met Pinksteren in
Jeruzalem te zijn (Handelingen 20:16). Daarom zond hij iemand naar de
oudsten in Efeze met het verzoek om hem te bezoeken in de plaats Milete
(vers 17).
In de ruim 25 jaar van haar bestaan ondervond de Gemeente van God vele
verdrukkingen. Zij die door het evangelie van het Koninkrijk van God ware
christenen waren geworden, hadden het soms zwaar te verduren. Zij leden vaak
onder de vervolging van hun eigen familie en vrienden. In veel steden waar
grote Joodse gemeenten bestonden, werden de Joodse gelovigen eveneens
vervolgd door hun eigen landgenoten vanwege de afwijzing van veel van de
door mensen bedachte tradities van het Joodse geloof waarin ze waren
opgegroeid.
Behoudens enkelingen, heeft het Joodse volk in de dagen van Christus tot
onze tijd Jezus Christus nooit aanvaard als de Messias. Naast vervolging
door de Joden in de heidense steden waar Paulus gemeenten had gesticht,
werden leden vervolgd door de heidense autoriteiten vanwege hun bekeerde
leven, hun trouw aan de ware God.
Ook waren er beproevingen binnen
de Gemeente! Mensen met valse bedoelingen drongen de Gemeente binnen en ook
uit eigen kringen verdraaiden mensen de waarheid en trokken zwakkere leden
van de Gemeente mee in hun ontrouw. Valse leraren en oudsten die
binnengeslopen waren scheidden delen van de gemeente af voor zichzelf. Een
vals religieus systeem dat de naam van Christus misbruikt, het christendom,
was begonnen en kreeg in sommige gebieden al meer aanhang dan de ware
Gemeente van God. Lees in Handelingen 20 hoezeer Paulus zijn leven inzette
voor Gods gemeente. Hij liet zijn betrokkenheid en warmte blijken toen hij
de oudsten van de gemeente van Efeze bemoedigde en op het hart drukte
waakzaam te zijn, goed op de Gemeente en henzelf te passen en te beschermen
tegen valse indringers, de zwakkeren te helpen, God trouw te blijven onder
alle omstandigheden.
Vers 28 Ziet dan toe op uzelf en
op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft,
om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene
verworven heeft. 29 Zelf weet
ik, dat na mijn heengaan grimmige wolven bij u zullen binnenkomen die de
kudde niet zullen sparen; 30 en
uit uw eigen midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om
de discipelen achter zich aan te trekken.
De verzen 33-34 zeggen veel over Paulus' karakter, drijfveer en
vastberadenheid.
Vers 33
Ik heb niemands zilver of goud of kleding begeerd; 34
zelf weet gij, dat deze handen in mijn behoeften en in die van hen,
die bij mij waren, hebben voorzien.
Zoals we hebben gezien had Paulus een vak geleerd, namelijk tentenmaker.
Meestal leerden de Joodse jongens een ambacht terwijl ze opgroeiden. Vooral
in de eerste maanden tijdens de opbouw van een gemeente moest Paulus zelf
voorzien in zijn levensonderhoud totdat de gemeente de waarheid geleerd had
over het betalen van de tienden aan de leiding van Gods nieuwtestamentische
Gemeente. In Efeze werkte Paulus met zijn eigen handen voor zijn
levensonderhoud, maar ook voor degenen die hem vergezelden.
LEREN OM TE GEVEN
Paulus toonde ons door zijn voorbeeld en onderwijs een van de belangrijkste
beginselen van een ware christen. Hij volgde de woorden van Jezus Christus
die zei:
Handelingen 20:35 Ik heb u in
alles getoond, dat men door zo te arbeiden zich de zwakken moet aantrekken
en zich de woorden van de Here Jezus herinneren, die zelf gezegd heeft: Het
is zaliger te geven dan te ontvangen.
Dit is geen rechtstreeks citaat uit de evangeliën (Mattheüs, Markus, Lukas,
Johannes), hoewel Christus een dergelijke houding daar wel met illustraties
heeft aangeduid. Maar Paulus zegt duidelijk dat deze woorden werden
gesproken door Jezus Christus. Misschien dat Paulus deze woorden heeft
gehoord toen hij enkele jaren in Arabië doorbracht waar hij persoonlijk werd
onderwezen door Jezus Christus.
Deze woorden worden soms als een cliché gebezigd en lijken een simpel
principe. Slechts zeer weinig mensen hebben de echte vreugde van het leven
ontdekt door dit meest fundamentele christelijke beginsel. De interesse van
mensen is vooral gericht op het ontvangen of nemen. Als tijdens de opvoeding
onvoldoende wordt gewezen op de weg van geven, zullen velen van deze mensen,
als ze eenmaal volwassen zijn, er toe bijdragen dat de maatschappij steeds
meer verkilt met een houding van nemen. De ’ik’-maatschappij overheerst. In
de kinderjaren werkt de ’christelijke’ maatschappij daar sterk aan mee, o.a.
met de heidense tradities die men de naam ’christelijk’ heeft gegeven. De
weg van nemen wordt toegepast in de zogenaamde christelijke feesten. Jonge
kinderen krijgen cadeaus met Sinterklaas en met kerst. Met Pasen verwachten
ze ook dat ze wat krijgen. De verjaardaggeschenken worden steeds duurder.
Valentijnsdag is een commerciële happening. De meeste mensen realiseren zich
niet dat deze heidense gewoonten de zelfgerichte houding voeden. De invloed
is groot. Zo nu en dan een geschenk geven of ontvangen is uitstekend, maar
de cultuur van ontvangen of nemen schaadt de samenleving. Mensen groeien op
met de mentaliteit om aan ’de
ontvangende kant’ te leven.
Natuurlijk is het fijn om geschenken te ontvangen, maar dan niet op heidense
feestdagen! Onder de juiste omstandigheden kan iedereen genieten van het
ontvangen van leuke dingen van degenen die van hen houden op elk moment van
het jaar. Maar omdat Christus zei ”het is zaliger te geven dan te ontvangen”
moet men ook aan ’de gevende kant’
staan. Als er een ontvanger is, moet er ook een gever zijn.
Het verkeerde beginsel dat zo vaak wordt geleerd in verband met heidense
feestdagen of andere maatschappelijke gewoonten – met name in de jaren van
de opvoeding – is het beginsel van ontvangen zonder te leren hoe te geven.
Maar iedereen die de werkelijke vreugde heeft ervaren van het geven, vooral
wanneer hij of zij niet verwacht iets terug te krijgen, heeft echt een
belangrijke geestelijke les geleerd.
Geven bestaat niet alleen uit cadeaus, er zijn vele andere vormen van geven.
Vaak is onze tijd het grootste geschenk dat we moeten geven. Als we iemand
helpen zonder daarvoor iets terug te verwachten, doen we wat Christus echt
bedoelde. Als u ooit hebt ervaren wat het betekent ”het is zaliger te geven
dan te ontvangen”, weet u wat een
zegen dit werkelijk is!
PAULUS KEERT TERUG NAAR JERUZALEM
Nadat Paulus en zijn metgezellen Milete en de oudsten van Efeze hadden
verlaten, staken ze via verschillende eilanden de Middellandse Zee over op
hun weg naar Jeruzalem. Maar de tijden waren niet gemakkelijk. De gemeente
in Jeruzalem werd vervolgd. Omdat hij zo'n opschudding had veroorzaakt in de
heidense wereld, zou Paulus niet worden toegejuicht door de Romeinen – en
zeker niet door de Joden. Het schip bracht Paulus naar Tyrus. Waarvan
probeerden de leden van Gods gemeente van die stad Paulus te overtuigen om
niet te doen?
Handelingen 21:4
En wij vonden de discipelen en bleven daar zeven dagen. Dezen zeiden
Paulus door de Geest, dat hij zich niet naar Jeruzalem moest inschepen.
Op zijn reis naar Jeruzalem deed Paulus en zijn gezelschap de havenstad
Caesarea aan. Daar bleven ze verscheidene dagen in het huis van Filippus, de
evangelist (vers 8). In Handelingen 6 werden de eerste diakenen aangesteld
toen de Gemeente begon te groeien. Ze kregen de zorg over fysieke zaken,
zodat de leraren en oudsten meer tijd kregen voor hun geestelijke plichten.
Enkele van deze diakenen hadden ook prima kwaliteiten voor de verkondiging
van het evangelie. Een enkeling werd later ook aangesteld voor geestelijke
taken.
Een van de oorspronkelijke diakenen was Stefanus. Hij werd de eerste
martelaar van de nieuwtestamentische Gemeente. Filippus, over wie we hier
lezen, behoorde tot een van de eerste zeven diakenen. Hij was door de jaren
heen geestelijk gegroeid en werd uiteindelijk een evangelist in dienst van
Gods Gemeente. ”Deze had vier ongehuwde dochters, die profetessen waren”
(vers 9).
Het Nieuwe Testament geeft ons geen details van hoe God bepaalde
boodschappen geeft aan degenen die Hem dienden. Maar hier hebben we slechts
een terloopse opmerking over vier vrouwen die God gebruikte om te profeteren
aangaande bepaalde boodschappen van Hem. Hoewel God via Paulus zegt dat ze
dat niet in een heilige samenkomst deden.
1 Corinthiërs 14:34
Zoals in alle gemeenten der heiligen moeten de vrouwen in de
gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten
ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt.
Hoewel het vrouwen niet is toegestaan preken te houden in de Gemeente, waren
er profetessen die getrouw God dienden.
Behalve profetessen waren er ook profeten in de vroege nieuwtestamentische
Gemeente.
Handelingen 21:10
En toen wij daar
[in het huis van Filippus] verscheidene dagen bleven, kwam uit Judea een zeker profeet, genaamd
Agabus.
Wat was zijn boodschap voor Paulus?
Vers 11
Toen deze bij ons gekomen was, nam hij de gordel van Paulus, en zich
voeten en handen bindende, zeide hij: Dit zegt de Heilige Geest: De man, van
wie deze gordel is, zullen de Joden te Jeruzalem zo binden en uitleveren in
de handen der heidenen.
Via Agabus maakte God aan Paulus bekend wat hem te wachten stond in
Jeruzalem. Hij zou vastgebonden worden en aan het Romeinse gezag worden
uitgeleverd. Paulus begreep dat het Gods wil was dat hij naar Jeruzalem zou
gaan, alhoewel hij nu wist wat zijn lot zou zijn. Hij was zelfs bereid in
Jeruzalem te sterven voor Christus (vers 13). Hij was voorbereid op wat er
zou kunnen gebeuren en veranderde niet van gedachten om naar Jeruzalem te
gaan!
Hij zou inderdaad gearresteerd en opgesloten worden zoals de profeet Agabus
had voorspeld. God liet dit gebeuren om er voor te zorgen dat Paulus
uiteindelijk voor de keizer in Rome zou verschijnen.
Paulus' reis naar Rome
Toen de apostel Paulus in Caesarea was op weg naar Jeruzalem, had de profeet
Agabus gewaarschuwd dat hij gevangen genomen zou worden als hij naar
Jeruzalem zou gaan. Maar Paulus wist dat God wilde dat hij het hoofdkwartier
van Gods Gemeente zou bezoeken met Pinksteren en daarom reisde hij enige
dagen daarna met zijn metgezellen naar Jeruzalem.
PAULUS IN JERUZALEM
Hoewel Paulus al ongeveer 23 jaar bekeerd was, waren er in Gods Gemeente
sommige Joodse leden die nog steeds twijfels en vrees over hem hadden.
Geruchten hadden zich verspreid dat Paulus de Joden in de heidense wereld
had geleerd dat ze zich niet aan de wet van Mozes en Joodse gebruiken
hoefden te houden.
Hoe werd Paulus bij aankomst ontvangen door de Gemeente in Jeruzalem?
Handelingen 21:17 En
toen wij te Jeruzalem kwamen, heetten de broeders ons van harte welkom.
De volgende dag bezocht Paulus Jakobus en de andere oudsten van de gemeente
en deed uitgebreid verslag over wat God door hem had gedaan onder de
heidenen. Ze waren erg blij om dit te horen en prezen God.
Nadat Paulus was uitgesproken, vertelden ze hem van de duizenden Joodse
bekeerlingen die allen ijverig de wet van Mozes onderhielden, maar o.a. ook
de ceremoniële wet en tradities en regels zoals de Joden dat gewend waren.
In Jeruzalem bleven veel leden van de Gemeente veel van de Joodse gebruiken
en tradities onderhouden. Zo bleven ze bijvoorbeeld luisteren naar het
voorlezen van de wet in de synagoge, gingen aanbidden in de tempel op de
heilige dagen, lieten op de achtste dag na de geboorte hun zoontjes
besnijden.
Veel leden van de Joodse gemeente begrepen niet wat Paulus in de heidense
wereld had onderwezen. Paulus en de andere apostelen hadden inzicht gekregen
over de betekenis van wetten, inzettingen en geboden, zoals de ceremoniën
die te maken hebben met het offer van Christus die Hij met zijn kruisiging
vervulde. Door ze voort te zetten, ontkent men het offer van Christus. De
besnijdenis heeft plaats gemaakt voor de besnijdenis van het hart en was het
fijne reukwerk een symbool van het gebed. Bovendien behoorden de heidense
christenen in andere landen zich te houden aan de nationale burgerwetten van
die landen, mits niet in strijd met Gods wet, terwijl in Judea de
burgerwetten golden uit de Thora.
Deze Joodse christenen waren in de veronderstelling dat Paulus de heidenen
afvalligheid aan de wet van Mozes leerde omdat ze zelf het principe van het
Nieuwe Testament nog niet begrepen.
Deze kwestie vroeg om een tactische oplossing. Wat werd besloten dat Paulus
zou doen?
Vers 21 nu heeft men
hun van u verteld, dat gij alle Joden onder de heidenen afval van Mozes
leert, door te zeggen, dat zij hun kinderen niet behoeven te besnijden, noch
naar de gebruiken te leven. 22
Wat is dan het geval? Zij zullen stellig horen, dat gij aangekomen zijt. 23
Doe daarom wat wij u zeggen: Er zijn vier mannen bij ons, die een
gelofte op zich genomen hebben; 24
neem hen mede, heilig u met hen en draag de kosten voor hen, opdat
zij hun hoofd kunnen laten scheren; dan zullen allen bemerken, dat van
alles, wat men hun van u verteld heeft, niets waar is, maar dat gij ook zelf
medegaat in de onderhouding van de wet. 25
Maar inzake de heidenen, die tot het geloof gekomen zijn, hebben wij
als ons oordeel geschreven, dat zij zich hebben te wachten voor wat de
afgoden geofferd is, voor bloed, voor het verstikte en voor hoererij. 26
Toen nam Paulus die mannen mede, en hij heiligde zich de volgende dag
met hen, ging in de tempel en deed aangifte, dat de dagen der heiliging
zouden duren, totdat voor ieder hunner het offer gebracht was.
Het was een Joodse gewoonte (nooit vereist door God, Deuteronomium 23:21-22)
dat als iemand een gelofte aflegde om iets te doen voor een bepaalde
periode, dit met een ceremonie in de tempel werd afgesloten. Offers werden
aangeboden, de mannen schoren hun hoofd kaal en kosten werden betaald aan de
priesters om de ceremonie uit te voeren. Dit hele proces duurde zeven dagen.
Er waren vier mannen in Jeruzalem die onder een gelofte stonden. Jakobus
hoopte dat als het volk zou zien dat Paulus deelnam aan de ceremonie met
deze mannen, zij tot de conclusie zouden komen dat Paulus niet tegen de
Mozaïsche wet predikte.
PAULUS DE TEMPEL UITGESLEURD
Er waren in Jeruzalem veel Joden uit het buitenland in verband met het
Pinksterfeest. Joden uit Klein-Azië herkenden Paulus en hadden hem ook
gezien in gezelschap van een christen uit Efeze die met hem meegereisd was
naar Jeruzalem.
Waarvan beschuldigen deze vijandige Joden Paulus?
Handelingen 21:27 Toen
nu de zeven dagen nagenoeg om waren, zagen de Joden uit Asia hem in de
tempel, en brachten al het volk in opschudding en zij sloegen de handen aan
hem, 28 al schreeuwende: Help,
mannen van Israël! Dit is de mens, die tegen het volk, de wet en deze plaats
overal allen leert, en nu heeft hij ook nog Grieken in de tempel gebracht en
deze heilige plaats ontwijd! 29
Want zij hadden al eerder Trofimus uit Efeze met hem in de stad gezien, en
zij meenden, dat Paulus hem in de tempel had gebracht.
Volgens de Joodse wet mocht niet iedereen in alle delen van de tempel komen.
Er waren bepaalde gebieden waar vrouwen geen toegang hadden. Heidenen
mochten in de buitenste voorhof komen, maar niet in de binnenste voorhof.
Die ruimte was alleen toegestaan voor Joodse mannen. Paulus had zich aan die
wet gehouden en had Trofimus noch enig andere heiden meegenomen naar een
voor hen verboden plaats in de tempel.
Paulus, die vóór zijn bekering een leidinggevende Farizeeër was, was niet
populair bij de Joodse religieuze leiders omdat hij zijn voormalige manier
van leven had verworpen. Het succes van Paulus' werk onder de heidenen was
ook bekend bij de Joodse leiders in Jeruzalem.
Het was een leugen dat Paulus een heiden meegenomen had in de tempel. Maar
wat gebeurde er?
Vers 30 En de gehele
stad kwam in rep en roer, het volk liep te hoop en zij grepen Paulus en
sleurden hem de tempel uit; en terstond werden de poorten gesloten. 31
En terwijl zij hem poogden te vermoorden, kwam bericht in bij de
overste der bezetting, dat geheel Jeruzalem in opschudding was.
Men had de Romeinse militaire commandant verteld van een grote opschudding
in Jeruzalem. Hij haastte zich met een groep soldaten naar de tempel waar
hij zag dat Paulus werd geslagen. Hij liet Paulus met twee kettingen
vastbinden en vroeg de omstanders wat er aan de hand was. De mensen riepen
echter van alles door elkaar. Omdat hij door al het tumult de ware toedracht
niet kon achterhalen, gaf hij bevel Paulus mee te nemen naar de kazerne in
een dichtbij gelegen burcht.
De hoogste militaire officieren van de Romeinen waren goed opgeleid en
verstonden verschillende talen. Paulus was ook goed opgeleid. Hij verbaasde
de Romeinse commandant dat hij in het Grieks tegen hem sprak. Wie dacht de
commandant dat Paulus was?
Vers 38 Zijt gij dan
niet de Egyptenaar, die dezer dagen oproer maakte en de vierduizend
bandieten deed uittrekken naar de woestijn?
Paulus legde uit wie hij was en vroeg toestemming om tot de mensen te
spreken. Dit werd hem toegestaan.
In Handelingen 22 vertelt Paulus de menigte hoe hij door God werd geroepen
en geleid werd tot de kennis van Gods ware weg. Paulus vertelt hoe hij
voorheen de ware christenen vervolgde, zijn aandeel had in het
martelaarschap van Stefanus. Hij vertelt hoe hij op wonderbaarlijke wijze
door Jezus Christus tegen de grond werd geslagen op weg naar Damascus en dat
God hem had uitgekozen om naar de heidenen te gaan.
Tot zover had de menigte naar Paulus geluisterd, maar toen hij zei dat hij
naar de heidenen was gezonden begon iedereen luidkeels te roepen: ”Weg met
die man! Zo iemand heeft niet het recht om te leven!” (Handelingen 22:22).
Ze schreeuwden, gooiden met hun mantels en wierpen stof in de lucht. Daarop
beval de commandant zijn soldaten om Paulus de kazerne binnen te brengen en
hem onder het toedienen van zweepslagen te verhoren, om te achterhalen
waarom het volk zo tegen hem tekeerging.
Maar toen ze hem vastgebonden hadden voor de zweepslagen, zei Paulus tegen
de centurio (hoofdman over honderd) die erbij was:
Handelingen 22:25 …
Moogt gij een Romein, en dat zonder dat hij een vonnis heeft, geselen?
Verontrust dat Paulus een Romeins burger was en niet door een rechter
veroordeeld, ging de centurio onmiddellijk naar de commandant en waarschuwde
hem om voorzichtig te zijn.
De commandant was zelf een Romeins burger geworden. Het had hem een grote
som geld gekost om dit privilege te verkrijgen. Maar Paulus had zijn
burgerschap verkregen door geboorte.
Toen bekend was dat Paulus als Romeins burger geboren was, werd hij met
grotere zorgvuldigheid behandeld. De volgende dag liet de Romeinse militaire
commandant de Joodse Hoge Raad, het Sanhedrin, bijeenkomen en leidde Paulus
voor hen.
DE STRATEGIE VAN PAULUS IN DE RECHTSZAAL
Als iemand voor het Sanhedrin werd gebracht, was hem toegestaan om zelf te
spreken ter verdediging. Toen Paulus aan zijn verdediging begon, realiseerde
hij zich dat hij niet een eerlijk proces zou krijgen.
Handelingen 23:1 En
Paulus, de ogen op de Raad gericht, zeide: Mannen broeders, ik voor mij heb
een volkomen zuiver geweten voor God over mijn gedrag in het openbaar tot op
deze dag. 2 Maar de hogepriester
Ananias beval hun, die naast hem stonden, hem op de mond te slaan.
Het bevel van de hogepriester om Paulus te slaan was tegen de Joodse wet.
Paulus reageerde op dit wetteloos gedrag.
Vers 3 Toen zeide
Paulus tot hem: God moge u slaan, gij gewitte wand! En gij, zit gij over mij
recht te spreken naar de wet en beveelt gij tegen de wet mij te slaan?
In de rechtszaal waren Farizeeën en Sadduceeën – twee van de belangrijkste
sekten van het Jodendom. Een groot verschil tussen hen was dat de Farizeeën
in de opstanding van de doden geloofden en de Sadduceeën niet.
Opgevoed als een Farizeeër kende Paulus deze doctrinaire verschillen en
gebruikte deze kennis in zijn voordeel. Hij riep: ”Ik ben een Farizeeër, een
zoon van Farizeeën, ik sta terecht om de hoop en de opstanding der doden”
(Handelingen 23:6).
Hierdoor ontstond er grote tweedracht in het Sanhedrin. De ruzie liep zo
hoog op, dat de commandant bang was dat ze Paulus zouden verscheuren. Hij
liet zijn soldaten aanrukken om hem uit hun handen te bevrijden en naar de
kazerne terug te brengen.
God liet deze gebeurtenissen toe met een doel. Welke boodschap van God
ontving Paulus de volgende nacht?
Vers 11 En de volgende
nacht stond de Here bij hem en zeide: Houd moed, want zoals gij te Jeruzalem
van Mij getuigd hebt, moet gij ook te Rome getuigen.
God heeft Paulus niet uitgelegd hoe
hij naar Rome zou gaan – alleen dat hij er heen zou gaan!
PAULUS NAAR CAESAREA GEBRACHT
Meer dan veertig Joodse mannen beraamden een aanslag om Paulus te doden
tijdens een tweede verhoor door het Sanhedrin. Deze Raad zou daarom de
Romeinse commandant een verzoek doen om Paulus nogmaals te laten verhoren
door hen. Maar de commandant had van het complot gehoord. Hij riep twee
officieren bij zich en gaf opdracht dat tweehonderd soldaten zich gereed
moesten maken voor een tocht naar Caesarea, samen met zeventig ruiters en
tweehonderd lansdragers. Bovendien rijdieren voor Paulus. Ze moesten ervoor
zorgen dat Paulus veilig bij de Romeinse gouverneur (stadhouder) van Judea,
Felix, aan zou komen (Handelingen 23:23-24). Die nacht vertrokken ze.
Aangekomen in Caesarea, las Felix de brief die Claudius Lysias, de Romeinse
militaire commandant, had meegegeven. Hij besloot Paulus later te verhoren
in de Romeinse rechtszaal in aanwezigheid van de Joodse aanklagers. Tot die
tijd werd Paulus vastgehouden in het paleis van Herodes.
Vijf dagen later arriveerde Ananias, de hogepriester, samen met enkele
oudsten en met Tertullus, een advocaat. Ze dienden hun aanklacht tegen
Paulus in bij de gouverneur.
VOOR FELIX BESCHULDIGD VAN OPRUIING
Lees de toespraak van Tertullus in Handelingen 24:2-8. Let op hoe hij zijn
beschuldiging begint: ”Dat wij door uw toedoen grote
vrede genieten en dat er
verbeteringen voor dit volk tot
stand komen door uw beleid,
hoogedele Felix,
erkennen wij alleszins en overal
met grote erkentelijkheid.”
Het pleidooi van Tertullus, een welbespraakt redenaar, kenmerkt zich door
een gezwollen stijl, vleierij en onoprechtheid.
In vers 5 wordt Paulus ervan beschuldigd dat hij ”een pest is, iemand, die
opstanden verwekt onder alle Joden over de ganse wereld, een eerste
voorstander van de secte der Nazoreeërs”.
Paulus was zeer zeker niet ”iemand die opstanden verwekt” of iemand die
ophitst tot burgerlijke onlusten onder het volk. Hij was een geroepen en
gekozen apostel van Jezus Christus wiens opdracht het is om het goede nieuws
van het komende Koninkrijk van God aan de wereld te preken.
Merk ook op dat de nieuwtestamentische Gemeente ”de sekte der
Nazoreeërs” werd genoemd.
Waarom zouden de leden van de nieuwtestamentische Gemeente Nazoreeërs worden
genoemd? Het verwijst naar het stadje Nazaret waar Jezus is geboren. Hij
wordt Jezus de Nazoreeër genoemd. Markus en Lukas zeggen Nazarener, maar
Lukas zegt ook Nazoreeër, evenals Mattheüs, Johannes en Handelingen.
Nazaret, een stadje in Galilea, in het noorden van het huidige Israël, was
de woonplaats van de ouders van Jezus. Hij werd hier opgevoed en daarom
wordt Nazaret zijn ”vaderstad” genoemd. Later verhuisde Jezus naar Kapernaüm
(Kafarnaüm), waarschijnlijk vanwege de vijandige houding van de mensen van
Nazaret. Zijn tijdgenoten noemden Hem echter de ”profeet uit Nazaret” en
Jezus de Nazarener en daarom werden later ook de christenen ”Nazareners” of
”Nazoreeërs” genoemd.
Later zullen we zien in de ontwikkeling van de nieuwtestamentische Gemeente
hoe de bijnaam Nazareners ertoe bijdraagt ware christenen te lokaliseren en
sommige van de doctrines die zij geloofden.
Na de poging van Tertullus om Felix te overtuigen dat Paulus de doodstraf
verdiende, werd Paulus toegestaan om zich te verdedigen. En ook Felix had
van Paulus vernomen dat hij een Romeins burger was met bepaalde rechten. Hij
zou Paulus zonder bewijslast niet kunnen veroordelen.
Lees Paulus' verdediging in Handelingen 24:10-21. Er was een grote
tegenstelling tussen de woorden van Paulus en de woorden van Tertullus.
Tertullus loog en probeerde Felix' ijdelheid te strelen. Maar de apostel
Paulus antwoordde op een eenvoudige wijze recht door zee. Hij was ook
respectvol.
Het was duidelijk dat nadat Felix had geluisterd naar de aanklager en de
verdediging, hij besefte dat Paulus niet schuldig was. Hij verdaagde de
zitting totdat de commandant Lysias zou komen om ook zijn verslag van de
zaak te horen.
Maar Felix nam voorlopig geen beslissing. Waar hoopte hij op dat Paulus zou
doen om zijn vrijheid te krijgen?
Handelingen 24:26 en
tegelijkertijd hoopte hij, dat hem door Paulus geld zou worden aangeboden.
Dit was ook de reden, dat hij hem telkens weer liet komen en zich met hem
onderhield.
Natuurlijk liet Paulus zich niet verleiden tot een dergelijk onrechtmatig en
onwettig gedrag. In plaats van smeergeld te geven voor zijn vrijheid,
onderging Paulus geduldig het ongerief van zijn gevangenschap. Hij wachtte
op de belofte van God dat hij naar Rome zou gaan.
Gedurende zijn gevangenschap was de bewaking van Paulus mild en mochten
gemeenteleden hem bezoeken en voor hem zorgen (Handelingen 24:23).
PAULUS BEROEPT ZICH OP DE KEIZER
Na twee jaar werd Felix als Romeins gouverneur van Judea vervangen door
Porcius Festus. Kort na zijn benoeming kwamen de Joodse leiders bij hem met
hun verhalen over Paulus. Zij vroegen hem dringend Paulus, die nog in
Caesarea gevangen zat, naar Jeruzalem te laten overbrengen. Zij waren
namelijk van plan hem onderweg vanuit een hinderlaag te vermoorden.
Maar God had andere plannen met Paulus en inspireerde Festus om hem in
Caesarea te houden. Binnen twee weken werd Paulus naar de rechtszaal in
Caesarea gebracht waar hij weer ten onrechte werd beschuldigd door de Joden.
Dit was twee jaar nadat Paulus was gearresteerd in Jeruzalem.
De Joden brachten vele zware beschuldigingen tegen hem in. Maar waren die
bewezen? Handelingen 25:7 En toen hij voorkwam, omringden hem de Joden, die uit Jeruzalem gekomen waren, en brachten vele zware beschuldigingen in, die zij niet konden bewijzen.
Hoewel de Romeinse regering het volledige gezag had in het hele rijk, was er
een beleid om de veroverde landen zoveel mogelijk in hun waarde te laten om
zo de vrede te bewaren. Met deze houding probeerde ook Festus de Joden een
gunst te bewijzen als nieuwe gouverneur en vroeg daarom aan Paulus of hij
naar Jeruzalem wilde gaan om daar in zijn bijzijn terecht te staan volgens
de Joodse wet.
Paulus was zich terdege bewust van het gevaar om naar Jeruzalem te gaan. Hij
wist dat de Joodse leiders van plan waren om hem te doden, hij besefte dat
er weinig kans was op een eerlijk proces. De kans was groot dat hij ter dood
zou worden veroordeeld.
Wat was het antwoord van Paulus om aan dit dreigende gevaar te ontkomen?
Vers 10 En Paulus
zeide: Ik sta voor de keizerlijke rechtbank, en daar moet ik terechtstaan.
Tegen de Joden heb ik niets misdreven, gelijk ook gij zeer wel inziet. 11
Indien ik echter schuldig ben en een halsmisdaad gepleegd heb, verzet
ik mij niet tegen een doodvonnis; maar indien er niets waar is van datgene,
waarvan dezen mij betichten, dan kan niemand mij bij wijze van gunst aan hen
uitleveren: ik beroep mij op de keizer! 12
Toen antwoordde Festus, na overleg met zijn Raad: Op de keizer hebt
gij u beroepen, naar de keizer zult gij gaan!
Paulus maakte weer gebruik van de voorrechten die hij had als Romeins
burger. Als een Romeins burger meent dat hem geen recht gedaan wordt, kan
hij zich beroepen op de keizer in Rome. Daar Paulus onschuldig was aan enig
vergrijp tegen de Joodse Wet, gaat het niet aan, zijn zaak naar hun
rechtbank te verwijzen. Hij stond daar voor de keizerlijke rechtbank, de
Romeinse stadhouder hield rechtszittingen als gevolmachtigde van de keizer.
Paulus staat als Romeins burger op zijn recht. Alleen voor een moordenaar of
een bandiet die op heterdaad werd betrapt was die mogelijkheid tot hoger
beroep er niet.
Natuurlijk had Paulus ook geen Romeinse wet overtreden. Maar hij wist dat
zijn kans op een rechtvaardig oordeel voor de keizer groter was dan voor de
Joodse rechtbank. Terwijl Festus geroepen was de Romeinse rechtsregels te
handhaven, was het Paulus die hem er aan herinnerde. Festus besloot hem naar
Rome te sturen.
PAULUS VOOR AGRIPPA
Enkele dagen later kwamen koning Agrippa en Bernice, zijn zus, in Caesarea
aan om Festus welkom te heten als nieuwe stadhouder. Agrippa II was door
Rome als koning aangesteld over een klein gebied in het noorden en
noordoosten van Palestina. Hij had weinig of geen politieke macht. Hem was
het oppertoezicht op de tempel opgedragen en bovendien had hij het recht de
hogepriester te benoemen. Door zijn functie was hij op de hoogte van de
Joodse godsdienst en de Joodse zeden.
Toen Festus hem over Paulus had verteld, wilde hij Paulus ook wel eens
horen. Dat werd de volgende dag geregeld.
God leidde de gebeurtenissen rond Paulus zodanig dat hij voor verschillende
hoge autoriteiten de waarheid van God kon verkondigen. Hij zou nu voor
koning Agrippa verschijnen.
De Gemeente van God heeft de opdracht gekregen om het evangelie van het
Koninkrijk van God te verkondigen als een getuigenis. Soms zijn er
omstandigheden dat ook regeringsleiders benaderd kunnen worden.
In de vorige eeuw werden deuren geopend door God om het Evangelie te
verspreiden over de gehele wereld. Aangezien in die jaren de media nog niet
toegankelijk waren in alle delen van de wereld, werd de leider van Gods
Gemeente soms in contact gebracht met hooggeplaatste autoriteiten en zelfs
regeringsleiders.
Paulus was voor Joodse en vooral Romeinse gezagdragers geleid en nu wilde
koning Agrippa hem zien. Agrippa had van zijn prediking gehoord en van de
wonderen. Nu wilde hij hem zelf graag zien en hoopte misschien zelfs een
wonder mee te maken.
In zijn toespraak voor de koning gaf Paulus verslag van zijn bekering en
vertelde van zijn opdracht die hij van Christus had gekregen en hoe hij dat
in praktijk gebracht had. We kunnen dat lezen in het 26e
hoofdstuk van Handelingen.
De apostel Paulus is iemand met interesse en betrokkenheid. Daarom heeft hij
kennis van mensen en allerlei zaken in de wereld, zoals onderwijs, cultuur
en politiek. Hij kende het Romeinse regeringssysteem en maakte optimaal
gebruik van zijn wetten en zijn eigen Romeins burgerschap. Paulus was bekend
met de Griekse en Romeinse literatuur en kon dichters en filosofen citeren.
Hij sprak ten minste drie talen.
Paulus kende de achtergrond van Agrippa. Hij wist dat Agrippa in de Bijbel
(OT) geloofde. Toen Paulus sprak met Agrippa, sprak hij met kennis en
overtuigingskracht. Hoe reageerde Agrippa op de toespraak van Paulus?
Handelingen 26:28 Maar
Agrippa zeide tot Paulus: Gij wilt mij wel spoedig als Christen laten
optreden!
Na deze ontmoeting met Paulus zeiden Festus en Agrippa tegen elkaar dat
Paulus onschuldig was. Hij zou zelfs in vrijheid worden gesteld als hij zich
niet had beroepen op de keizer (Handelingen 26:31-32).
Het was Gods bedoeling dat Paulus het evangelie in Rome zou verkondigen, al
zou dit gebeuren onder de meest ongewone omstandigheden. Paulus was in
Jeruzalem gearresteerd en meer dan twee jaar in Caesarea gevangen gehouden
voordat hij zich beroepen had op de keizer. Nu hij dit verzoek had gedaan,
kon het niet meer worden teruggedraaid. Paulus zou daarom naar Rome gaan!
DE REIS NAAR ROME BEGINT
Spoedig daarna werden Paulus en andere gevangenen aan boord gebracht van een
schip en gedurende de reis naar Rome overgedragen aan een Romeinse officier,
Julius. Het was vroeg in de herfst, er stond een stevige wind op de
Middellandse Zee.
Ze zeilden vanaf de kust van Judea dicht langs de noordkust van Cyprus
beneden de wind en voeren naar de haven van Myra, een stad aan de zuidkust
van Klein-Azië (het tegenwoordige Turkije).
Daar stapten ze over in een ander schip die naar Italië voer. De wind was zo
sterk dat ze niet ten noorden van het eiland Kreta konden varen. Om toch in
westelijke richting naar Italië te kunnen varen, kozen ze de zuidkant van
het eiland, waar ze een kleine havenplaats aandeden met de naam
Goede Rede (andere vertalingen:
Schone of Goede Havens).
Tijdens deze reis naar Rome hield Paulus de heilige dagen die in de herfst
vallen. Welke heilige dag wordt hier vermeld?
Handelingen 27:9 En
toen door het vele tijdverlies de vaart reeds bedenkelijk werd, daar ook de
vasten reeds achter de rug was …
Vijf dagen vóór het Loofhuttenfeest valt de Grote Verzoendag. Wat doen de
mensen van Gods Gemeente op deze heilige dag?
Leviticus 23:27 Maar op
de tiende van die zevende maand is de Verzoendag; een heilige samenkomst
zult gij hebben en gij zult u verootmoedigen en de HERE een vuuroffer
brengen. 28 Op die dag zult gij
generlei arbeid verrichten, want het is de Verzoendag, om over u verzoening
te doen voor het aangezicht van de HERE, uw God. 29
Want ieder die zich op die dag niet zal verootmoedigen, zal
uitgeroeid worden uit zijn volksgenoten.
Verootmoedigen betekent niet eten en drinken: vasten. Daarom wordt de Grote
Verzoendag ook wel de vastendag genoemd. Natuurlijk hield Paulus op de reis
naar Rome Gods heilige dagen – vaak onder moeilijke omstandigheden!
PAULUS' WAARSCHUWING GENEGEERD
Van de herfst tot de lente kon het vaak gevaarlijk zijn op de Middellandse
Zee met de lichtere schepen in die tijd.
Paulus waarschuwde de bemanning dat hij groot gevaar voorzag, niet alleen
voor de lading, maar ook voor de levens van de mensen aan boord. Maar
Julius, de Romeinse officier, stelde meer vertrouwen in de stuurman en de
kapitein dan in de woorden van Paulus en ze kozen zee. Ze wilden naar Feniks
varen, een haven op Kreta die beter beschermd lag, ten einde daar te
overwinteren.
Maar voordat ze Feniks bereikten, kwamen ze onverhoeds in een hevige storm
terecht. Hoe werd zo'n storm genoemd in de dagen van Paulus?
Handelingen 27:14 Maar
kort daarop sloeg vandaar een stormwind neer, de zogenaamde Eurakylon.
Het noodweer sleurde het schip mee en bedreigde de levens van de bemanning
en gevangenen vele dagen. Toen ze alle hoop op redding hadden verloren, zei
Paulus: ”Mannen, had men maar naar mij geluisterd om niet van Kreta weg te
varen en zich dit ongerief en deze averij te besparen!”
Paulus sprak hun toen moed in. Hij vertelde dat die nacht een engel bij hem
was gekomen die zei: ”Wees niet bevreesd, Paulus, want gij moet voor de
keizer staan; en zie, allen, die met u varen, heeft God u geschonken”
(Handelingen 27:24). Het schip zou verloren gaan.
Na veertien dagen in de hevige stormen, werd het schip naar de oevers
gedreven van een eilandje, veel verder in westelijke richting in de
Middellandse Zee. Het was nacht en de bemanning van het schip wierp ankers
uit, want ze vreesden tegen de klippen geslagen te worden. Maar toen de
bemanning het schip wilde verlaten en de sloep te water liet zei Paulus
tegen de officier en de soldaten: ”Indien zij niet aan boord blijven, kunt
gij niet gered worden.”
Nu luisterde de bemanning wel naar Paulus, wiens eerder advies een haven in
Kreta niet te verlaten niet werd opgevolgd. Paulus spoorde hen allen aan
voedsel te nemen, want ze hadden al in geen veertien dagen iets genuttigd.
Hij zei verder dat niemand ook maar één haar van zijn hoofd gekrenkt zal
worden. Er waren totaal 270 mensen aan boord van het schip (Handelingen
27:37).
SCHIPBREUK OP MALTA
Toen het dag werd, herkenden zij het land niet, maar zij zagen een inham met
een strand en zij probeerden het schip daarop te doen lopen. Zij haalden de
ankers op en hesen het voorzeil en toen het schip vaart begon te maken,
stuurden ze aan op de kust, maar zij bleven steken op een zandbank. Het
voorschip bleef onwrikbaar vastzitten, maar het achterschip brak af door het
geweld van de golven.
De bemanning en gevangenen werden heel bang. De soldaten wilden de
gevangenen doden om te voorkomen dat iemand zwemmend zou ontsnappen. Maar de
officier, die Paulus’ leven wilde sparen, verhinderde hun dat. Hij gaf
degenen die konden zwemmen, bevel het eerst overboord te springen om aan
land te komen. De rest moest op planken of wrakhout volgen. Zo kwamen allen
veilig aan wal.
Pas na de redding hoorden ze dat het eiland Melite (of Melita) heette, het
tegenwoordige Malta.
De plaatselijke bevolking was buitengewoon vriendelijk. Ze verwelkomden hen
en staken een vuur aan omdat het was gaan regenen en het koud was. Paulus
sprokkelde een grote bos dor hout en legde die op het vuur. Wat gebeurde er
toen?
Handelingen 28:3 En
toen Paulus een bos dor hout bijeengehaald had en op het vuur legde, kwam er
door de hitte een adder uit en beet zich vast aan zijn hand.
Toen de Maltezers het beest aan zijn hand zagen hangen, zeiden ze tegen
elkaar: ”Die man is vast een moordenaar. Hij is aan de zee ontsnapt, maar de
wraakgodin wil niet dat hij blijft leven.”
Wat deed Paulus?
Vers 5 Maar hij schudde
het dier af in het vuur, zonder enig letsel te ondervinden.
De Maltezers verwachtten dat zijn hand zou opzwellen of dat hij plotseling
dood zou neervallen. Maar toen ze na geruime tijd zagen dat hem nog steeds
niets mankeerde, veranderden ze van mening en zeiden dat hij een god was
(Handelingen 28:6).
De bestuurder van het eiland, Publius, verleende hen drie dagen vriendelijk
gastvrijheid. Zijn vader lag ernstig ziek in bed. Paulus ging naar hem toe.
Wat deed Paulus toen?
Vers 8 … Paulus ging
tot hem en deed een gebed, en hij legde hem de handen op en genas hem.
God verhoorde het gebed van Paulus en genas de man.
Deze gebeurtenis verspreidde zich snel over het eiland en ook andere zieken
kwamen naar hem en werden genezen.
AANKOMST IN ROME
Na drie maanden vertrokken ze met een schip dat op het eiland had
overwinterd. Ze voeren langs de westkust van Italië in noordelijke richting
en kwamen ten slotte aan in Puteoli, een havenplaats niet ver van Napels.
Daar werden ze uitgenodigd door enkele gemeenteleden die in dat gebied
woonden. Paulus en zijn gezelschap verbleven daar zeven dagen om vervolgens
over het land verder te reizen naar Rome.
Christenen, die van hun komst hadden gehoord, kwamen hen vanuit Rome van
verre tegemoet en toen Paulus hen zag dankte hij God en vatte moed.
Aangekomen in Rome werd Paulus overgeleverd aan de Romeinse autoriteiten.
Vanwege de aard van de beschuldigingen tegen Paulus en omdat God met hem
was, werd hij niet in de gevangenis gezet. Hij werd onder huisarrest
geplaatst met slechts één soldaat als een lijfwacht.
Paulus was gewoon om altijd en overal waar hij kwam eerst aan de Joden Gods
boodschap bekend te maken.
Daarom nodigde Paulus drie dagen na zijn aankomst de leiders van de Joden in
Rome bij hem uit en deed verslag over wat hem was overkomen. Ze waren
geïnteresseerd in Paulus' denkbeelden. Ze maakten een afspraak en kwamen met
nog meer mensen dan eerst hem opzoeken in zijn woning.
Wat was de boodschap van Paulus voor de Joden?
Handelingen 28:23 En
nadat zij een dag met hem hadden afgesproken, kwamen verscheidenen tot hem
in zijn verblijf, wie hij met nadruk het Koninkrijk Gods voorstelde, pogende
hen te overtuigen ten opzichte van Jezus, uit de wet van Mozes en de
profeten, van de vroege morgen tot de avond toe.
De reacties van de Joden op het goede nieuws dat Paulus bracht waren
verdeeld. Vers 24 En sommigen gaven wel gehoor aan hetgeen gezegd werd, maar anderen bleven ongelovig.
Zoals overal waar Paulus kwam, kwamen sommige mensen tot geloof, maar velen
niet. Een gemeente was enkele jaren geleden al opgericht in Rome. Voordat
hij gevangen genomen werd, had Paulus een brief geschreven aan de gemeente
in Rome om de leden dienstbaar te zijn. Die brief staat in het Nieuwe
Testament als De brief van Paulus aan
de Romeinen.
Gedurende zijn gevangenschap leerde hij de gemeenteleden en anderen die hem
wilden horen. Wat predikte hij in Rome?
Vers 31 predikende het
Koninkrijk Gods, en onderricht gevende aangaande de Here Jezus Christus met
alle vrijmoedigheid, zonder enige belemmering.
De apostel Paulus bleef trouw dezelfde boodschap prediken die Jezus bracht –
het evangelie van het Koninkrijk van God.
Aan het einde van die periode van twee jaar gevangenschap (vers 30), wanneer
er geen aanklagers zouden komen opdagen, zou Paulus volgens de Romeinse wet
automatisch moeten worden vrijgelaten. Dat was plm. 62 n.Chr.
De overige gebeurtenissen van het leven van Paulus zijn niet opgenomen in
Handelingen. Hij had al eerder geschreven dat hij via Rome naar Spanje wilde
(Romeinen 15:24, 28). Historische documenten tonen aan dat Paulus het
evangelie heeft gebracht in Brittannië.
Paulus werd vijf of zes jaar later opnieuw gearresteerd en naar Rome
gebracht als een gevangene. Ditmaal werd hij berecht en ter dood
veroordeeld.
In die tijd werd een meedogenloze vervolging tegen christenen gevoerd door
de Romeinse regering. De Romeinen wilden de groeiende christelijke religie
uitroeien.
Vóór zijn executie schreef Paulus zijn laatste brief,
De tweede brief van Paulus aan Timotheüs. Het waren zijn laatste
aanwijzingen aan zijn geliefde vriend en collega dienaar.
Volgens het Romeins recht werd de doodstraf voor burgers van het rijk die
tot de dood werden veroordeeld, op de meest barmhartig mogelijke manier
uitgevoerd. Ze werden onthoofd. Paulus werd waarschijnlijk in het voorjaar
van 68 n.Chr. ter dood gebracht in opdracht van de Romeinse keizer Nero. Zo
eindigde het leven van één van de werkelijk grote dienaren van God.
Gods sabbat
De sabbat is een dag die God apart heeft gezet
ten behoeve van de hele mensheid.
Hij werd geschapen als een speciale dag van rust en aanbidding – een
gelegenheid en tijd van verkwikking van lichaam en geest.
Het houden van de sabbat, zoals God het wil, is een van de grootste
geneugten van het leven. Het is een tijd van fysieke rust en geestelijke
ontspanning na een drukke week op school of op het werk. God geeft ons elke
week extra tijd om na te denken over geestelijke zaken – een tijd van
bezinning over zijn grote doel met de mensheid!
Dit hoofdstuk gaat over de sabbat – wanneer, voor wie en door wie hij werd
gemaakt; waarom de sabbat zeer
bijzonder is voor God. De dag heeft een bijzondere betekenis voor hen die
hem houden zoals Hij heeft geboden. Verder wordt uitgelegd waarom en hoe de
christelijke wereld een andere dag is gaan houden.
WANNEER DE SABBAT BEGINT
Veel mensen nemen aan dat de sabbat begon in de dagen van Mozes, toen het
volk Israël uit Egypte was geleid. Maar de sabbat begon lang vóór de Exodus.
Tijdens de eerste zes dagen van wat de scheppingsweek wordt genoemd, schiep
God de aarde en de planten en dieren. Op de zesde dag schiep Hij de eerste
mensen, Adam en Eva. Wat deed God toen op de zevende dag?
Genesis 2:2 Toen God op
de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de
zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. 3
En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop
gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht.
Waarom rustte God op de zevende
dag? Was Hij moe geworden van al het werk dat Hij had gedaan in de voorbije
zes dagen?
Jesaja 40:28 Weet gij
het niet, hebt gij het niet gehoord? Een eeuwig God is de HERE, Schepper van
de einden der aarde. Hij wordt noch moede noch mat, zijn verstand is niet te
doorgronden.
God hoeft niet uit te rusten, Hij wordt niet moe zoals fysieke mensen.
Geestelijke wezens worden niet oud en versleten of moe.
Door de daad van het rusten op de
zevende dag van de week schiep Hij de sabbat. Maar waarom zette God de
zevende dag van de week apart als een dag van rust? Waarom
maakte Hij de sabbat?
Het antwoord staat in het Nieuwe Testament. Wat vertelde Jezus de Farizeeën
over de sabbat?
Markus 2:27 En Hij
zeide tot hen: De sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de
sabbat.
Jezus liet zien dat de sabbat voor de mens was gemaakt. Hij was bedoeld om
in het leven van de mensen geluk en overvloed te geven. Vanaf het begin
wilde God dat zijn sabbat een dag van vreugde zou zijn, een speciale dag van
geluk!
Christus, die naar de aarde kwam als een mens, leefde een leven van
volmaakte gehoorzaamheid aan God.
Johannes 15:10 Indien
gij mijn geboden bewaart, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik de
geboden mijns Vaders bewaard heb en blijf in zijn liefde.
Toen Christus zijn Werk begon, riep Hij twaalf apostelen om het Werk van God
voort te zetten na zijn dood. Hij leerde hen in drie en een half jaar Gods
manier van leven.
Wat zei de apostel Petrus met betrekking tot Christus en het voorbeeld dat
Hij gaf?
1 Petrus 2:21 Want
hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een
voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden.
Petrus en de andere apostelen trokken drie en een half jaar op met Christus,
ze namen alles in zich op wat Hij zei en deed.
Na zijn dood en opstanding riep Christus later Paulus als een apostel. Wat
zei Paulus over het volgen van het
voorbeeld dat Christus had gegeven?
1 Corinthiërs 11:1
Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg.
De apostelen volgden het voorbeeld dat Christus had gegeven en zij leerden
de Gemeente hetzelfde te doen. Het is belangrijk om te begrijpen dat
Christus, die voorheen in de hemel een verheerlijkt lid van het Gezin van
God was, een voorbeeld heeft gegeven voor iedereen om na te volgen. Evenzo,
toen God op de zevende dag rustte, gaf Hij een
voorbeeld wat de mens moet doen.
De mens is gemaakt naar Gods beeld en gelijkenis. De Schepper God heeft
daarom het beste voor met alle mensen. Hij geeft ons alles om het grote doel
van de schepping van de mens te realiseren.
GODS WET IS VOOR ONS WELZIJN
De schepping van Adam en Eva was zeer goed zei God (Genesis 1:31). God
vertelde hen wat ze moesten weten voor een gelukkig en succesvol leven.
Daarbij hoorde ook de instructie aangaande ”de boom der kennis van goed en
kwaad”.
Wat waren Gods instructies aangaande deze bijzondere boom in de hof van
Eden?
Genesis 2:16 En de HERE
God legde de mens het gebod op: Van alle bomen in de hof moogt gij vrij
eten, 17 maar van de boom der
kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij
daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.
Deze boom vertegenwoordigde de houding van zelf beslissen wat goed of
verkeerd is in plaats van te luisteren naar Gods instructies (voorgesteld
door ”de boom des levens”). God waarschuwde dat als ze van de boom aten, ze
uiteindelijk zouden sterven.
Kort daarna werd Eva verleid door de slang (Satan de duivel – Openbaring
12:9) om van de vrucht van deze boom te eten (Genesis 3:1-6). Ze geloofde
Satan en at van de vrucht en gaf ook een aan Adam. Door ongehoorzaam te zijn
aan God, maakten Adam en Eva zelf uit wat goed is en wat kwaad is. Ze kozen
de weg van ’menselijke experimenten’. Sindsdien leeft de mensheid op deze
manier en met deze houding!
Er zijn vele verzen in de Bijbel die weergeven dat Gods weg – duidelijk
omschreven door zijn wet – voor het welzijn van de gehele mensheid is. Zie
wat de volgende verzen leren waarom
het houden van Gods wet goed voor ons is.
Deuteronomium 4:5 Zie,
ik heb u inzettingen en verordeningen geleerd, zoals de HERE, mijn God mij
geboden had, opdat gij aldus zoudt doen in het land, dat gij in bezit gaat
nemen. 6 Onderhoudt ze dan
naarstig, want dat zal uw wijsheid en
uw inzicht zijn in de ogen der volken, die bij het horen van al deze
inzettingen zullen zeggen: Waarlijk, dit grote volk is
een wijze en verstandige natie.
Deuteronomium 4:39 Weet
daarom heden en neem het ter harte, dat de HERE de enige God is in de hemel
daar boven en op de aarde hier beneden, er is geen ander. 40
Onderhoud dan zijn inzettingen en zijn geboden, die ik u heden opleg,
opdat het u en uw kinderen na u wel
ga en opdat gij lang leeft in het land, dat de HERE, uw God, u geven zal
voor altijd.
Deuteronomium 5:32
Onderhoudt ze naarstig, zoals de HERE, uw God, u geboden heeft; wijkt niet
af, naar rechts noch naar links. 33
Heel de weg, die de HERE, uw God, u geboden heeft, zult gij gaan,
opdat gij leeft en het u wel ga
en gij lang woont in het land, dat gij in bezit zult nemen.
Deuteronomium 6:24 De
HERE gebood ons al deze inzettingen te onderhouden en de HERE, onze God, te
vrezen, opdat het ons altijd wel zou
gaan en Hij ons in het leven zou behouden, zoals dit heden het geval is.
25 En
het zal ons tot gerechtigheid zijn,
wanneer wij heel dit gebod naarstig onderhouden voor het aangezicht van
de HERE, onze God, zoals Hij ons geboden heeft.
Deuteronomium 7:12 Het
zal geschieden, omdat gij aan deze verordeningen gehoor geeft en ze naarstig
onderhoudt, dat de HERE, uw God, jegens u het verbond en de goedertierenheid
zal bevestigen, die Hij aan uw vaderen met een eed bekrachtigd heeft; 13
Hij zal u liefhebben, zegenen
en talrijk maken; Hij zal zegenen de vrucht van uw schoot en de vrucht van
uw bodem, uw koren, most en olie, de worp van uw runderen en de dracht van
uw kleinvee, in het land, waarvan Hij uw vaderen gezworen heeft, dat Hij
het u geven zou.
Wat zei koning David over Gods wet?
Psalmen 19:7
De wet des HEREN is volmaakt, zij
verkwikt de ziel; de getuigenis des HEREN is betrouwbaar, zij schenkt
wijsheid aan de onverstandige. 8
De bevelen des HEREN zijn waarachtig, zij verheugen het hart; het gebod des
HEREN is louter, het verlicht de ogen. 9
De vreze des HEREN is rein, voor immer bestendig; de verordeningen
des HEREN zijn waarheid, altegader rechtvaardig. 10
Kostelijker zijn zij dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan
honig, ja dan honigzeem uit de raat. 11
Ook laat uw knecht zich daardoor ernstig vermanen; in het houden
ervan ligt rijke beloning.
En wat schreef de apostel Paulus over de wet van God in het Nieuwe
Testament?
Romeinen 7:12 Zo is dan
de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.
Door de eeuwen heen zeggen de mensen dat de wet van God hard, wreed, een
zware druk is – als een juk van slavernij! Maar de Bijbel leert dat bepaald
niet. Zij leert juist het tegendeel – dat Gods wet voor het welzijn van de
gehele mensheid is.
VAN ADAM TOT MOZES
Adam en Eva geloofden niet dat Gods weg de beste is. Zij lieten zich niet
leiden door God en zijn wetten. In plaats daarvan maakten ze zelf uit wat
goed en wat verkeerd is. Sindsdien leeft de mensheid gescheiden van God.
Adam en Eva leerden hun kinderen wat ze zelf het beste vonden. Na verloop
van tijd realiseerden de meeste mensen zich zelfs niet dat ze Gods wet
overtraden. Maar dat betekent niet dat de wet van God niet van kracht is. De
wet van God is altijd van kracht.
Wat was het resultaat van de ongehoorzaamheid van de mens na de eerste 1600
jaar van het menselijk bestaan?
Genesis 6:5 Toen de
HERE zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de
overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos
[slecht] was.
De aarde was vol van geweld. Wat besloot God toen te doen?
Vers 13 Toen zeide God
tot Noach: Het einde van al wat leeft is door Mij besloten, want door hun
schuld is de aarde vol geweldenarij, en zie, Ik ga hen met de aarde
verdelgen.
Afgesneden van God kende de mens de weg die naar vrede en geluk leidt niet.
Het resultaat was chaos en verwarring – een samenleving die zo slecht was
dat God alle leven door een wereldwijde vloed moest vernietigen.
Niet lang na de zondvloed volgden de mensen weer dezelfde kwade weg van hen
die vernietigd waren in de vloed. Wat besloten de mensen onder leiding van
Nimrod, een grote despoot (Genesis 10:8-9), te doen?
Genesis 11:4 Ook zeiden
zij: Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot
de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de
gehele aarde verstrooid worden.
De mensen menen in hun overmoed tot alles in staat te zijn, hoogmoedig zelf
over hun lot te kunnen beslissen en zelfs God te kunnen trotseren. Het gaat
weer dezelfde weg op als vóór de zondvloed en daarom komt God tussenbeide.
Hoe stopte God de torenbouw?
Vers 7 Welaan, laat Ons
nederdalen en daar hun taal verwarren, zodat zij elkanders taal niet
verstaan. 8 Zo verstrooide de
HERE hen vandaar over de gehele aarde, en zij staakten de bouw van de stad.
God zal zijn Plan met de mensheid uitvoeren. Hij doet dit met zeer weinig
mensen. Soms zelfs één persoon. Wie riep God vele jaren later?
Genesis 12:1 De HERE nu
zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis
naar het land, dat Ik u wijzen zal.
Wat beloofde God hem?
Vers 2 Ik zal u tot een
groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een
zegen zijn.
Wat voor soort man was Abram (wiens naam God later veranderde in Abraham) en
waarom beloofde God hem te zegenen?
Genesis 26:5 omdat
Abraham naar Mij geluisterd en mijn dienst in acht genomen heeft: mijn
geboden, mijn inzettingen en mijn wetten.
Abraham leefde meer dan 400 jaar vóór Mozes. Toch leren we dat Abraham Gods
wetten gehoorzaamde. De sabbat, die was ingesteld bij de schepping, was een
van de wetten die Abraham hield.
Welke andere wet van God werd begrepen en gehoorzaamd door Abraham?
Genesis 14:20 en
geprezen zij God, de Allerhoogste, die uw vijanden in uw macht heeft
overgeleverd. En hij gaf hem van alles de tienden.
Veel mensen geloven dat de Tien Geboden niet werden gegeven vóór de tijd van
Mozes. Maar de Tien Geboden en andere wetten van God zijn van kracht sinds
de schepping.
In de jaren van Abraham tot Mozes ontstond de natie die uit Abraham zou
voortkomen, zoals God had beloofd. Abraham en Sara kregen een zoon, Isaäk.
Daarna kregen Isaäk en Rebekka Jakob. En Jakob (God veranderde zijn naam in
Israël) kreeg twaalf zonen wier nakomelingen bekend werden als de twaalf
stammen van Israël.
Eén van Jakobs zonen, Jozef, werd als slaaf verkocht door zijn broers. Hij
werd meegenomen naar Egypte waar hij uiteindelijk de leiding over het land
kreeg, direct onder de farao. Als gevolg van een grote droogte verhuisde
Jakob en zijn familie, toen minder dan honderd mensen, naar Egypte waar God
Jozef had geleid om voor zeven jaar een voorraad voedsel aan te leggen.
De Israëlieten droegen aanzienlijk bij aan de Egyptische economie. Ze waren
bedreven landbouwers en herders. Maar na meer dan een eeuw kwam een farao
aan de macht in Egypte die Jozef niet heeft gekend en niets wist van wat
Jozef had gedaan voor Egypte. Hij vreesde de groeiende Israëlitische
bevolking en besloot om hen tot slaven te maken.
Bijna een eeuw waren de Israëlieten slaven van de Egyptenaren, die niet de
ware God aanbaden. De Egyptische kalender was heel anders dan die God had
gegeven. In plaats van een week van zeven dagen, ingesteld door God bij de
schepping, hadden de Egyptenaren een tiendaagse week. Ze aanbaden vreemde
wezens zoals de Sfinx (mannelijk beeld met het lichaam van een leeuw en het
hoofd van een mens). De tombes van de farao's en de hiëroglifische
geschriften van het oude Egypte onthullen veel van de ongewone gebruiken van
dit oude volk.
Het werd de Israëlieten als slaven van de Egyptenaren niet toegestaan om de
ene waarachtige God te aanbidden. In die tijd ging veel kennis die ze van
Hem hadden verloren.
VERLOSSING ONDER MOZES
De tijd kwam dat God zijn volk ging bevrijden en ze naar het land ging
leiden dat Hij aan Abraham had beloofd. God zond tien vernietigende plagen
over het land Egypte tot de farao ten slotte de Israëlieten liet gaan. God
leidde hen uit Egypte door de woestijn op weg naar het beloofde land, het
land Kanaän.
Aangezien de Israëlieten veel van Gods wet hadden vergeten, moest het aan
hen worden bekend gemaakt. God koos een ongebruikelijke, maar effectieve
manier om de juiste dag te onthullen om de sabbat te houden. Toen de
Israëlieten honger kregen verrichtte God een wonder om hen voedsel te geven.
Wat was dat voor een wonder?
Exodus 16:4 Toen zeide
de HERE tot Mozes: Zie, Ik zal voor u brood uit de hemel laten regenen; dan
zal het volk uitgaan en verzamelen zoveel als voor elke dag nodig is, opdat
Ik het op de proef stelle, of het al dan niet wandelt naar mijn wet.
Wat moesten de Israëlieten doen op de zesde dag van de week?
Vers 5 En als zij op de
zesde dag bereiden wat zij hebben binnengebracht, dan zal dit dubbel zoveel
zijn als wat zij op de andere dagen verzamelen. Vers 22
En op de zesde dag verzamelden zij tweemaal zoveel brood, twee gomer
voor ieder; en al de vorsten der vergadering kwamen het Mozes berichten.
Wat gebeurde er toen op de zevende dag – Gods sabbat?
Vers 23 Toen zeide hij
tot hen: Dit is wat de HERE gezegd heeft: een rustdag, een heilige sabbat is
het morgen voor de HERE; bakt wat gij bakken wilt en kookt wat gij koken
wilt; laat al wat overblijft liggen om het tot de volgende morgen te
bewaren. 24 Zij lieten het dan
tot de volgende morgen liggen, zoals Mozes bevolen had; toen stonk het niet,
en er waren geen maden in. 25
Voorts zeide Mozes: Eet dit vandaag, want heden is het sabbat voor de HERE,
vandaag zult gij het niet vinden op het veld. 26
Zes dagen zult gij het verzamelen, maar op de zevende dag is het
sabbat; dan is het er niet.
Wat deden de mensen op de sabbat?
Vers 30 Toen rustte het
volk op de zevende dag.
Israël zwierf veertig jaar door de woestijn voordat ze het beloofde land in
bezit kregen. Hoe lang bleef God hen manna sturen?
Jozua 5:12 En het manna
hield op, daags nadat zij van de opbrengst van het land hadden gegeten. Dus
hadden de Israëlieten geen manna meer, maar zij aten dat jaar van wat het
land Kanaän opleverde.
Spoedig nadat Israël Kanaän binnen getrokken was stopte God met het geven
van het manna.
Er was geen twijfel meer mogelijk welke dag de ware sabbat was nadat veertig
jaar het manna dagelijks uit de hemel kwam, behalve op de sabbat, wanneer
het niet werd gegeven.
Er vond een grote gebeurtenis plaats binnen twee maanden na de uittocht. God
gaf de Tien Geboden (Exodus 20:1-17).
Wat is het vierde gebod dat God vanaf de berg Sinaï gaf?
Exodus 20:8 Gedenk de
sabbatdag, dat gij die heiligt; 9
zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; 10
maar de zevende dag is de sabbat van de HERE, uw God; dan zult gij
geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht,
noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden
woont. 11 Want in zes dagen
heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en
Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de HERE de sabbatdag en
heiligde die.
DE SABBAT – EEN
SPECIAAL TEKEN TUSSEN GOD EN ZIJN VOLK
Het volk Israël zou Gods volk worden. Het houden van de sabbat was een
speciaal identificatieteken tussen God en zijn volk. Hoe wordt dat teken in
Exodus 31:13 beschreven?
Exodus 31:13 Gij dan,
spreek tot de Israëlieten: maar mijn sabbatten moet gij onderhouden, want
dat is een teken tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, zodat gij weet,
dat Ik de HERE ben, die u heilig.
Hoe lang zal dit teken blijven bestaan?
Vers 16 De Israëlieten
zullen de sabbat onderhouden, door de sabbat te vieren, zij en hun
nageslacht, als een altoosdurend verbond. 17
Tussen Mij en de Israëlieten is deze een teken voor altoos, want in
zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt, en op de zevende dag
heeft Hij gerust en adem geschept.
De sabbat is zeer bijzonder voor God. Het is een herinnering aan de
schepping en een specifiek teken dat God identificeert als Schepper en
degenen als zijn volk die hem houden.
De sabbat werd een eeuwigdurend verbond tussen God en zijn volk. Dit
speciale teken werd aan Israël gegeven. Door het te houden zouden ze
afgezonderd worden als Gods volk.
ISRAËL WERD ONGEHOORZAAM AAN GOD
Nadat ze zich in het land Kanaän gevestigd hadden, begonnen de Israëlieten
al snel valse goden te aanbidden. Wat gebeurde er enkele jaren na de dood
van Jozua?
Richteren 2:10 Nadat
ook dat gehele geslacht tot zijn vaderen vergaderd was, kwam na hen een
ander geslacht op, dat de HERE niet kende, noch het werk, dat Hij voor
Israël gedaan had. 11 Toen deden
de Israëlieten wat kwaad is in de ogen des HEREN en gingen de Baäls dienen.
12 Zij verlieten de HERE, de God
hunner vaderen, die hen uit het land Egypte geleid had, liepen andere goden
achterna uit de goden der volken rondom hen, bogen zich daarvoor neer en
krenkten de HERE. 13 Wanneer zij
de HERE verlieten en de Baäl en de Astartes dienden.
Hoe leefden de Israëlieten bijna 400 jaar later?
Richteren 21:25 In die
dagen was er geen koning in Israël; ieder deed wat goed was in zijn ogen.
Toen werd Israël een monarchie. Hun eerste koningen waren Saul, David en
Salomo. Na de dood van Salomo scheurde het Koninkrijk in twee delen – Israël
in het noorden en Juda in het zuiden. Beide landen begonnen al snel heidense
afgoden te aanbidden.
God liet zijn profeten eerst het volk Israël waarschuwen en daarna Juda dat
ze in ballingschap gestuurd zouden worden als zij Hem niet gehoorzaamden.
Wat gaf de profeet Jesaja, die meer dan 700 jaar voor Christus leefde, voor
opdracht aan het volk aangaande de sabbat?
Jesaja 58:13 Indien gij
niet over de sabbat heenloopt door uw zaken te doen op mijn heilige dag,
maar de sabbat een verlustiging noemt, de heilige dag des HEREN van gewicht,
en die eert door noch uw gewone bezigheden te doen, noch uw zaken te
behartigen, of ijdele taal uit te slaan, 14
dan zult gij u verlustigen in de HERE en Ik zal u doen rijden over de
hoogten der aarde en u doen genieten het erfdeel van uw vader Jakob, want de
mond des HEREN heeft het gesproken.
Wat Gods profeten ook zeiden of deden, het volk van Israël en Juda hield
meestal niet de sabbat. Zoals was geprofeteerd gingen de volken van Israël
en Juda ten slotte in ballingschap. Israël werd in de jaren 721-718 v.Chr.
gevangen genomen door de Assyriërs en Juda door de Babyloniërs in de jaren
604-585 v.Chr. Na zeventig jaar ballingschap mochten de Joden terugkeren
naar hun vaderland.
Onder leiding van Ezra en Nehemia werd begonnen met de wederopbouw van de
stad Jeruzalem. Deze leiders wisten waarom Juda in ballingschap was gegaan,
namelijk omdat de mensen Gods wetten hadden verzaakt. Ze hadden het
sabbatgebod overtreden, niet Gods heilige feestdagen in acht genomen, de
tienden niet betaald en afgoden aanbeden. Ezra en Nehemia leerden de mensen
Gods wetten en maanden hen aan om God in de toekomst te gehoorzamen.
Wat deed Ezra toen de Joden weer in hun thuisland woonden?
Nehemia 8:1 Toen nu de
zevende maand aanbrak en de Israëlieten in hun steden waren, 2
kwam het gehele volk als één man bijeen op het plein voor de
Waterpoort. En men verzocht de schriftgeleerde Ezra het boek der wet van
Mozes, die de HERE aan Israël gegeven had, te halen. 3
Toen bracht de priester Ezra de wet voor de gemeente, zowel mannen
als vrouwen en ieder die het kon begrijpen, op de eerste dag van de zevende
maand. 4 En hij las daaruit voor
op het plein voor de Waterpoort van dat het licht werd tot de namiddag in
tegenwoordigheid van de mannen en de vrouwen en van hen die het konden
begrijpen. Het gehele volk hoorde aandachtig naar het boek der wet.
Wat ontdekten de mensen?
Vers 14 Toen vonden zij
in de wet, die de HERE door de dienst van Mozes gegeven had geschreven, dat
de Israëlieten op het feest in de zevende maand in loofhutten zouden wonen.
Wat deden ze?
Vers 18 De gehele
gemeente van hen die uit de ballingschap waren teruggekeerd, maakte
loofhutten en woonde in de loofhutten. Zo hadden de Israëlieten niet gedaan
sinds de dagen van Jozua, de zoon van Nun, tot op die dag. Er heerste dus
zeer grote vreugde. 19 Uit het
boek der wet Gods las men elke dag voor, van de eerste tot de laatste dag;
zij vierden zeven dagen feest, en op de achtste dag was er een feestelijke
vergadering, volgens het voorschrift.
Met groot enthousiasme vierden de mensen het Loofhuttenfeest, een van Gods
feesten die gedurende honderden jaren nauwelijks was gehouden!
Lees Nehemia 9 helemaal om te begrijpen waarover gesproken werd. Wij geven
hier vers 14.
Nehemia 9:14 Ook hebt
Gij hen uw heilige sabbat doen kennen en hun geboden, inzettingen en een wet
gegeven door de dienst van uw knecht Mozes.
Maar wat gebeurde er na enige tijd toen de mensen na de terugkeer uit de
ballingschap weer met hun dagelijks leven bezig waren?
Nehemia 13:15 In die
dagen zag ik in Juda mensen, die wijnpersen traden op de sabbat en vrachten
koren binnenhaalden en op ezels laadden, alsook wijn, druiven en vijgen en
allerlei last, en deze op de sabbatdag naar Jeruzalem brachten. Ik gaf een
waarschuwing, toen zij levensmiddelen verkochten. 16
De Tyriërs die daar woonden, brachten vis en allerlei koopwaar en
verkochten ze op de sabbat aan de Judeeërs, zelfs in Jeruzalem.
Nehemia sprak Juda daarop aan en trof maatregelen. Vanaf dat moment werd de
sabbat beter onderhouden door de Joden.
Om te voorkomen dat de fouten uit het verleden niet zouden worden herhaald,
voegden later de religieuze leiders allerlei regels toe aan het sabbatgebod
wat wel en wat niet mocht, waardoor het houden van de sabbat een last of een
juk werd. In zo'n maatschappij werd Jezus geboren.
CHRISTUS HIELD DE SABBAT
In de tijd dat Christus werd geboren was het grootste deel van de wereld van
India tot de Atlantische Oceaan en van Engeland tot de Saharawoestijn onder
de heerschappij van het Romeinse Rijk gebracht.
De Romeinen stonden het in het algemeen toe dat de volken in de landen die
ze veroverden, hun godsdienst hielden. Zo mochten de Joden in Christus'
dagen de sabbat en de jaarlijkse heilige dagen houden.
Was het de gewoonte van Christus om wekelijks de sabbat te houden?
Lukas 4:16 En hij kwam
te Nazaret, waar Hij opgevoed was, en Hij ging volgens zijn gewoonte op de
sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen.
Wat deed Hij toen Hij in Kafarnaüm was?
Vers 31 En hij daalde
af naar Kafarnaüm, een stad in Galilea, en Hij leerde hen geregeld op de
sabbat.
Het Nieuwe Testament toont dat Christus gedurende zijn hele leven de sabbat
hield. Zoals we al hebben geleerd gaf Hij een voorbeeld voor iedereen om na
te volgen. Als Hij een voorbeeld had willen geven om de zondag te houden,
had Hij dat zeer zeker gedaan. Maar Hij hield op volmaakte wijze elke week
de sabbat, een voorbeeld voor ons om het zelfde te doen.
Christus liet zien dat de sabbat geen last behoort te zijn zoals de
religieuze leiders dat hadden gemaakt. Keer op keer probeerden de Farizeeën
Jezus te betrappen op de vermeende schendingen van hun strenge regels over
de sabbat.
Eens op een sabbat wandelden Jezus en zijn discipelen door korenvelden en de
discipelen begonnen wat aren te plukken om op te eten. Gods wet verbiedt dit
niet, maar de Joodse religieuze leiders hadden zelf een regel gemaakt die
dit verbood. Voor de Farizeeën was het plukken van een paar korenaren op de
sabbat ’werken’ – zelfs als iemand hongerig was. Daarom hadden zij bepaald
dat het onwettig was.
Wat zei Christus over een dergelijke druk op het houden van de sabbat?
Markus 2:23 En het
geschiedde, dat Hij op de sabbat door de korenvelden ging en zijn discipelen
begonnen onder het gaan aren te plukken. 24
En de Farizeeën zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op de sabbat wat
niet mag? 25 En Hij zeide tot
hen: Hebt gij nooit gelezen wat David gedaan heeft, toen de nood drong en
hij en die met hem waren, honger kregen? 26
Hoe hij onder het hogepriesterschap van Abjatar het huis Gods
binnengegaan is en de toonbroden gegeten heeft, waarvan niemand mag eten dan
de priesters, en hij ze ook aan degenen, die met hem waren, gegeven heeft?
Christus verklaarde dat Gods wet niet bedoeld is als een juk. Wat zei Hij
tegen de Farizeeën?
Vers 27 En Hij zeide
tot hen: De sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat. 28
Alzo is de Zoon des mensen heer ook over de sabbat.
Christus zei dat Hij gerechtigd is en niet de mens, om te bepalen hoe de
sabbat gehouden moet worden, omdat Hij de Schepper is van de sabbat!
Wat deed Jezus nog meer op de sabbat?
Johannes 5:8 Jezus
zeide tot hem: Sta op, neem uw matras op en wandel. 9
En terstond werd de man gezond en nam zijn matras op en ging zijns
weegs. Nu was het sabbat op die dag.
Niet alleen beschuldigden de Joden Jezus dat Hij genas op de sabbat
(waarschijnlijk was de sabbatdag hier een Pinksterdag), maar ook de genezen
man was volgens hun regels in overtreding. Wat deed deze man verkeerd
volgens de Joden?
Vers 10 De Joden dan zeiden
tot de genezene: Het is sabbat en dan moogt gij uw matras niet dragen.
Uit nog veel meer bijbelpassages blijkt dat Christus de sabbat hield. Hij
zei dat de sabbat werd gemaakt ten behoeve van de mens. De zevende dag is
niet gemaakt om een last of een juk te zijn, zoals de Farizeeën van die dag
hadden gemaakt!
CHRISTUS DE SCHEPPER
Het is heel belangrijk te weten wie de schepper is van de sabbat. Natuurlijk
weten we dat God de Schepper is. Maar begrijpen we wie en wat God is?
Het Hebreeuwse woord voor God in Genesis 1:1 is
Elohim, een meervoudswoord voor
god. God is een gezin of
familie. Net zoals een gezin,
familie of een gemeente meer dan één lid heeft, zo bestaat ook het Gezin van
God uit meer dan één lid. Maar God is één – enig en eensgezind, er is één
Gezin God.
Op dit moment zijn er twee
geestelijke wezens in het Gezin van God.
Johannes 1:1 In den
beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2
Dit was in den beginne bij God.
De Bijbel openbaart dat het Gezin van God altijd uit
twee Personen heeft bestaan. Het Woord werd de Zoon van de Vader.
Vóór zijn menselijke geboorte was de Zoon (Jezus Christus) het Woord.
Het Griekse woord voor ’het Woord’ is
logos. Het betekent ’Woordvoerder’. Welke rol had het Woord in de
schepping van alles wat bestaat?
Vers 3 Alle dingen zijn
door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden
is.
Wat zei de apostel Paulus over Christus en de schepping?
Colossenzen 1:16 want
in Hem
[Christus] zijn alle dingen
geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de
onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij
machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen.
Begrijp goed dat het Woord – de Woordvoeder die later Jezus Christus werd –
Diegene was die in de scheppingsweek de schepping verrichtte (Genesis 1:3,
6, 9, 11, 14, 20, 24).
De zinsnede ”en God zeide… ”, gevolgd door het scheppingswerk van de
Woordvoerder, het tweede lid van de familie God, was het uitvoeren van de
wil van de Vader. God schiep alle dingen
door Jezus Christus. Het was
Jezus, die sprak en het werk van de schepping werd gedaan door de macht van
Gods geest. De heilige geest van God wordt soms aangeduid met de adem van
God (Psalmen 33:6-9; Job 33:4).
Het was dus het Woord, dat later Jezus werd, dat de eerste sabbat maakte en
vervolgens afzonderde in Genesis 2:2-3 door te rusten op de zevende dag en
deze dag te zegenen en te heiligen.
Genesis 2:2 Toen God op
de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de
zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. 3
En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop
gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht.
Als dus Christus de sabbat had afgeschaft tijdens zijn leven op aarde of
door zijn dood, zou Hij de dag hebben afgeschaft die Hij apart gezet had met
de schepping!
Christus schafte niet Gods wet of de sabbat af. Wat zei Hij feitelijk in dit
verband?
Mattheüs 5:17 Meent
niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet
gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.
DE SABBAT DOOR DE NIEUWTESTAMENTISCHE
GEMEENTE GEHOUDEN
De nieuwtestamentische Gemeente werd in 30 n.Chr. opgericht met Pinksteren.
Christus had zijn apostelen opdracht gegeven het evangelie van het
Koninkrijk van God aan de gehele wereld te verkondigen (Mattheüs 24:14;
28:19-20; Markus 16:15).
We beschikken in de Bijbel over de verslagen van de volgende 30 jaar van de
verkondiging van het evangelie aan de Joden en heidenen van Petrus, Paulus
en de andere apostelen
Bij aankomst in een heidense stad die hij niet eerder had bezocht, sprak
Paulus eerst met de Joden. De meest effectieve manier om hen te ontmoeten
was op de sabbat in de synagoge. In de synagoge waren meestal ook enige
heidenen die zich hadden bekeerd tot het Judaïsme. Deze bekeerde heidenen
werden ”vereerders van God, die Jodengenoten waren” genoemd. (Handelingen
13:43.) Jodengenoten is een vertaling van het Griekse
proselutos. Proselieten
(letterlijk bekeerlingen) zijn mensen die tot het Jodendom overgegaan waren.
De ervaring van Paulus was dat meestal slechts enkele Joden die zijn
boodschap hoorden Gods waarheid geloofden. Maar onder de heidenen die hem
hoorden, geloofden velen.
Was het de gewoonte van Paulus, zoals van Christus (Lukas 4:16), om de
sabbat te houden?
Handelingen 17:1 En hun
weg nemende over Amfipolis en Apollonia, kwamen zij te Thessalonica, waar
een synagoge der Joden was. 2 En
Paulus ging, zoals hij gewoon was, daar binnen en behandelde drie sabbatten
achtereen met hen gedeelten uit de Schriften.
Mensen die de zondag houden zeggen dat Paulus alleen de sabbat hield wanneer
hij onder de Joden was. Maar Thessalonica was een stad in Macedonië. Het was
geen Joodse stad. Velen van de heidenen die Paulus hoorden prediken op de
sabbatten geloofden Gods waarheid (vers 4).
Zijn er andere voorbeelden van heidenen die de sabbat met Paulus hielden?
Handelingen 13:42 En
toen zij vertrokken, verzochten zij hun tegen de eerstvolgende sabbat weder
deze woorden te spreken. Vers 44
En de volgende sabbat kwam bijna de gehele stad bijeen om het woord Gods te
horen.
Hier in de heidense stad Antiochië in Pisidië (vers 14) waren grote
aantallen heidenen die meer wilden horen van Gods waarheid. Als Paulus hen
had willen leren om de sabbat niet te houden, dan was dit de tijd en de
gelegenheid.
Nooit vertelde Paulus deze heidenen om de volgende dag – zondag – bijeen te
komen. Zoals vers 44 laat zien kwamen ze de volgende
sabbat samen om de preek van Paulus te horen.
De bovenstaande schriftgedeelten tonen aan dat de apostelen en de vroege
nieuwtestamentische Gemeente op de zevende dag sabbat hielden zoals Christus
jaren eerder had gedaan.
HOE HET HOUDEN VAN DE ZONDAG IS ONTSTAAN
We hebben gezien dat de Bijbel ons leert dat God de zevende dag – de sabbat
– afzonderde aan het einde van de scheppingsweek om voor eeuwig in acht te
nemen. Later werd de sabbat ook vastgelegd als één van de Tien Geboden
gedurende de tijd van Mozes.
Christus hield de sabbat.
De apostelen en de vroege nieuwtestamentische Gemeente hielden de sabbat.
Waarom houden dan veel kerken de zondag? Zoals we hebben gezien is er geen
bijbelse grondslag voor. Het is belangrijk te weten hoe en wanneer deze
kerken begonnen zondag in plaats van Gods sabbat te houden.
Wie misleidde de vrouw in de hof van Eden?
1 Timotheüs 2:14 En
Adam heeft zich niet laten verleiden, maar de vrouw is door de verleiding in
overtreding gevallen.
Genesis 3:1 De slang nu
was het listigste van alle dieren des velds, die de HERE God gemaakt had; en
zij zeide tot de vrouw: God heeft zeker wel gezegd: Gij zult niet eten van
enige boom in de hof?
Wie is deze slang en wat heeft hij gedaan gedurende bijna 6000 jaar van het
menselijk bestaan?
Openbaring 12:9 En de
grote draak werd [op de aarde] geworpen, de oude slang, die genaamd wordt
duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde
geworpen en zijn engelen met hem.
Wat is geopenbaard in de Bijbel over Satan en wie hij is?
2 Corinthiërs 4:4
ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft
geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der
heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is.
Een van Satans grote misleidingen van vele miljarden mensen is het bedrog
van de zondag als de dag van aanbidding in plaats van Gods ware sabbat, de
zevende dag van de week.
Maar waarom koos Satan de zondag – de ’dag van de zon’?
Wat was Satans naam voordat hij in opstand kwam tegen God?
Jesaja 14:12 Hoe zijt
gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij
ter aarde geveld, overweldiger der volken!
Zijn oorspronkelijke naam in het Hebreeuws betekent ’lichtbrenger’. In de
NBG-vertaling staat ’morgenster’, in andere vertalingen ’lucifer’. Lucifer
was zijn naam in het Latijn. Lucifer was de stralende ster van de ochtend –
een brenger van licht! Zou hij niet graag willen dat mensen hem aanbidden en
hem eer brengen op een dag die door zijn misleiding een naam heeft die naar
licht verwijst?
Nimrod, die kort na de Zondvloed leefde, is de grondlegger van een heel
systeem van heidense aanbidding waarin de zon centraal staat. Door deze man
werd Gods ware religie verdrongen en de heidense afgoderij de dominante
godsdienst op aarde.
Toen de toren van Babel gebouwd werd, bracht God verwarring in de taal en
verstrooide de mensen over de gehele aarde (Genesis 11:7-8). In Egypte,
Griekenland, het Romeinse Rijk en andere delen van de wereld werd de
zonaanbidding voortgezet. Tot op de huidige dag!
Deze mysterie-religie verspreidde zich onder de volken op de gehele aarde en
werd ook de basis voor het valse christendom, waardoor Gods Waarheid werd
verdrongen.
De dagen van de week kregen op de Romeins-christelijke kalender namen van
afgoden en werd de zondag de ’Dag des Heren’. Citaat uit de Encyclopedie
Winkler Prins: ”Zondag, de dag van de week die in de vóór-christelijke tijd
was gewijd aan de zon (Lat. dies solis)
en die in de gehele christelijke wereld wordt gevierd als de dag des Heren.”
Deze valse leer veronderstelt dat Jezus de Heer van de zondag is, maar al
eeuwenlang kunnen de mensen in de Bijbel lezen: ”De Zoon des mensen is heer
over de sabbat” (Lukas 6:5).
Als de zondagsheiliging zelfs niet genoemd wordt in de Bijbel, waarom houden
dan vele kerken die dag? Zelfs de mensen die beweren geen enkele religie aan
te hangen dienen een heidens systeem dat wereldwijd onlosmakelijk verbonden
is met de zondag. Denk aan het bedrijfsleven, het onderwijs, de sport, de
gezondheidszorg, vakanties, enz.
Na de dood van Petrus, Jakobus en Paulus, kwam de georganiseerde
verkondiging van het ware evangelie dat Christus bracht bijna tot stilstand.
De apostel Johannes leefde tot de eerste eeuwwisseling. In de tien jaren
daarvoor had Johannes Gods ware Gemeente gewaarschuwd voor mensen die
probeerden hen te misleiden met valse leerstellingen.
2 Johannes 1:7 Want er
zijn vele misleiders uitgegaan in de wereld, die de komst van Jezus Christus
in het vlees niet belijden. Dit is de misleider en de antichrist. 8
Let op uzelf, dat gij niet verliest wat wij verricht hebben, maar uw
loon ten volle ontvangt. 9 Een
ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, heeft God
niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon. 10
Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet
in uw huis en heet hem niet welkom.
Wat schreef Judas in Judas 1:4?
Judas 1:4 Want er zijn
zekere mensen binnengeslopen (reeds lang tevoren tot dit oordeel
opgeschreven) goddelozen, die de genade van onze God in losbandigheid
veranderen en onze enige Heerser en Here, Jezus Christus, verloochenen.
Door de jaren heen werden heidense doctrines en valse leringen in de
nieuwtestamentische Gemeente gebracht. Ware christenen werden uiteindelijk
buiten de Gemeente gezet of ze verlieten zelf tijdig hun plaatselijke
gemeenten die de Waarheid hadden ingeleverd voor de heidense leer.
3 Johannes 1:9 Ik heb
aan de gemeente een en ander geschreven; maar Diotrefes, die onder hen de
eerste tracht te zijn, ontvangt ons niet. 10
Daarom zal ik, als ik kom, herinneren aan zijn werken, die hij doet,
daar hij met boze woorden tegen ons zwetst; en hiermede nog niet voldaan,
ontvangt hij zelf de broeders niet en weerhoudt ook hen, die het wel willen
doen, en hij werpt hen uit de gemeente.
Een vals heidens ’christendom’ ging overheersen.
Constantijn werd in het begin van de vierde eeuw keizer van het Romeinse
Rijk. Hij respecteerde het valse christendom. In die tijd was er een
controverse over de vraag of de zondag de sabbat als de dag van aanbidding
moest vervangen.
De viering van zondag als een wettelijke verplichting heeft Constantijn, die
zelf een zonaanbidder was, in 321 n. Chr. laten vastleggen in een grondwet,
die bepaalde dat alle gerechtshoven, werkplaatsen en inwoners van steden op
zondag moesten rusten (venerabili die solis, d.w.z. eerbiedwaardige
dag van de zon). Dit werd en wordt vandaag ’christelijk’ genoemd!!
Constantijn omschreef het doel voor het maken van dit decreet als zijn
manier van harmonisatie van de religies in het Rijk die in disharmonie
waren, onder één gemeenschappelijk instituut.
Dus zondag werd de ’harmoniserende’ factor en werd ingesteld als de
officiële dag van aanbidding. Later verankerden katholieke concilies (van
Nicea in 325 n.Chr. en Laodicea in 363 n.Chr.) de officiële doctrine en de
naleving van de feestdagen en zondag nog meer, terwijl de sabbat werd
verboden.
OOK VANDAAG IS DE SABBAT VAN KRACHT
Wat schreef de apostel Paulus van de zevende dag in Hebreeën 4:4?
Hebreeën 4:4 Want Hij heeft
ergens van de zevende dag aldus gesproken: En God rustte op de zevende dag
van al zijn werken.
Zei hij dat de sabbat was afgeschaft? Wat zegt hij in vers 9 over de
sabbatrust?
Vers 9 Er blijft dus
een sabbatsrust voor het volk van God.
Het Griekse woord voor sabbatrust in dit vers is
sabbatismos. Dat betekent het vieren of houden van de sabbat. Dat
bevestigt nogmaals dat in het Nieuwe Testament de sabbat niet is afgeschaft.
In het vierde hoofdstuk van Hebreeën wordt de sabbat afgebeeld als een
vreedzame rust op aarde die bij de
terugkeer van Christus zal komen. Dit zal zijn tijdens het Millennium die
1000 jaar zal duren (Openbaring 20:4).
Onder Christus' regering tijdens het Millennium zullen alle volken Gods
wetten worden onderwezen en om Hem te gehoorzamen en te aanbidden. Zullen
Gods jaarlijkse feesten (en natuurlijk ook zijn wekelijkse sabbat) in acht
worden genomen? Wat zullen de volken doen?
Zacharia 14:16 Allen,
die zijn overgebleven van al de volken, die tegen Jeruzalem zijn opgerukt,
zullen van jaar tot jaar heentrekken om zich neer te buigen voor de Koning,
de HERE der heerscharen, en het Loofhuttenfeest te vieren.
Wat zal gebeuren met de volken als ze besluiten Gods feesten niet te houden?
Vers 17 Maar wie uit de
geslachten der aarde niet naar Jeruzalem zal heentrekken om zich voor de
Koning, de HERE der heerscharen, neder te buigen, op hem zal geen regen
vallen, 18 en indien het
geslacht der Egyptenaren niet zal heentrekken en komen, op wie geen regen
valt, dan zal toch komen de plaag waarmee de HERE de volken zal treffen, die
niet heentrekken om het Loofhuttenfeest te vieren. 19
Dit zal de straf zijn van de Egyptenaren en van alle volken die niet
heentrekken om het Loofhuttenfeest te vieren.
Wat zegt de profeet Jesaja over het houden van de sabbat tijdens het
Millennium?
Jesaja 66:23 En het zal
geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat, dat al
wat leeft zal komen om zich voor mijn aangezicht neer te buigen, zegt de
HERE.
Wanneer het Koninkrijk van God op aarde zal regeren zullen de wekelijkse en
jaarlijkse sabbatten worden nageleefd in de hele wereld!
HOE WORDT DE SABBAT GEHOUDEN?
God maakte de sabbat als een dag van rust en vreugde! Hoe wil Hij dat wij de
sabbat houden?
Er zijn enkele belangrijke punten die wij in acht moeten nemen wanneer we de
sabbat houden. Allereerst, wat wordt ons geboden niet te doen op de sabbat?
Deuteronomium 5:14 maar
de zevende dag is de sabbat van de HERE, uw God; dan zult gij geen werk
doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw
dienstmaagd, noch uw rund, noch uw ezel, noch uw overige vee, noch de
vreemdeling die in uw steden woont, opdat uw dienstknecht en uw dienstmaagd
rusten zoals gij.
Behalve ons werk laten rusten, lezen we in Jesaja 58:13 bovendien dat we op
de sabbat ook onze dagelijkse bezigheden, zoals klussen, sport en hobby's
laten rusten. In de NBG-vertaling staat ”door uw zaken te doen”. Het
Hebreeuwse woord voor ’zaken’ is
chephets. Het betekent lust,
plezier, begeerte. Voor deze eigen genoegens en recreatie heeft God zes
dagen gegeven.
Wat moeten we op de sabbat doen?
Leviticus 23:3 Zes
dagen mag arbeid verricht worden, maar op de zevende dag zal er een volkomen
sabbat zijn: een heilige samenkomst; generlei arbeid zult gij verrichten,
het is een sabbat voor de HERE in al uw woonplaatsen.
De sabbat is een dag van rust en een heilige samenkomst, wat betekent dat we
als Gemeente samenkomen voor een heilige samenkomst. Bovendien krijgen we
dan de gelegenheid om als leden van het Gezin van God met elkaar om te gaan
op die dag. Deze dag geeft ons tijd voor gebed en bijbelstudie en om ons te
verdiepen in Gods Plan, in het potentieel van de mens.
De heilige tijd van een wekelijkse sabbat duurt van zonsondergang
vrijdagavond tot zonsondergang zaterdagavond.
De sabbat is een verlustiging (Jesaja 58:13) voor hen die Gods Waarheid
kennen. Jezus Christus is Heer over de sabbat (Lukas 6:5) omdat Hij de
Schepper is van de zevende dag, maar ook omdat Hij de Heer is over het
komende 1000-jarige Vrederijk (Openbaring 19:16). De zevende dag, een dag
van vrede en rust, is een type van de zevende periode van 1000 jaar van de
geschiedenis van de mens. Dat zal de tijd zijn dat Gods Naam zal worden
geheiligd. De sabbat is een teken tussen God en zijn volk. Met het houden
van de sabbat kunnen we over de horizon van de menselijke maatschappij
heenkijken en ons eveneens verheugen op de eeuwigdurende rust en vrede in
Gods Koninkrijk.
Jezus zei dat de sabbat is gemaakt voor de mens (Markus 2:27), niet alleen
voor de Jood.
Jesaja 56:1 Zo zegt de
HERE: Onderhoudt het recht en doet gerechtigheid, want mijn heil staat
gereed om te komen en mijn gerechtigheid om zich te openbaren. 2
Welzalig de sterveling
[niet alleen de Jood] die dit doet, en
het mensenkind [niet alleen de Jood]
dat daaraan vasthoudt; die acht geeft
op de sabbat, zodat hij hem niet ontheiligt… 3
Laat dan de vreemdeling [niet alleen de Jood] die zich bij de HERE aansloot, niet zeggen: De HERE zal mij zeker
afzonderen van zijn volk… 6 En
de vreemdelingen die zich bij de HERE aansloten om Hem te dienen, en om de
naam des HEREN lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn, allen [niet
alleen de Jood]
die de sabbat onderhouden, zodat
zij hem niet ontheiligen, en die vasthouden aan mijn verbond: 7
hen zal Ik brengen naar mijn heilige berg en Ik zal hun vreugde
bereiden in mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen
welgevallig zijn op mijn altaar, want mijn huis zal een bedehuis heten voor
alle volken [de tijd van het Millennium].
De mensen die deel uitmaken van het christendom hebben een onjuiste
opvatting over de betekenis van ’verbond’ en ’gebod’. Dit zijn twee
verschillende begrippen. Met het beëindigen van het Oude Verbond (=
overeenkomst) zijn niet de Tien Geboden en veel andere geboden ongeldig
verklaard. Meestal spreken de ’christenen’ van de Joodse sabbat, terwijl God
zegt dat het zijn feestdag is
(Lev. 23:2-4).
Exodus 31:13 Gij dan,
spreek tot de Israëlieten: maar mijn
sabbatten moet gij onderhouden.
Leviticus 19:30
Mijn sabbatten zult gij houden en
voor mijn heiligdom eerbied hebben: Ik ben de HERE.
Ezechiël 20:16 omdat
zij mijn verordeningen verwierpen, niet naar mijn inzettingen wandelden en
mijn sabbatten ontheiligden, want
hun hart ging uit naar hun afgoden.
Ezechiël 22:8 Mijn
heilige dingen veracht gij, mijn
sabbatten ontheiligt gij.
Waarom spreken ’christenen’ niet van het Joodse gebod ’gij zult niet
stelen’, het Joodse gebod ’gij zult niet liegen’, het Joodse gebod ’gij zult
niet doden’, enz. Zijn die geboden werkelijk afgeschaft? Deze geboden van de
Tien Geboden zijn geboden van God! Bestudeer wat de betekenis is van het
Oude Verbond en het Nieuwe Verbond. De geboden zijn niet van Joden of andere
volken, maar van God. Ze zijn een uiting van liefde. Zonder Gods geest in
het Oude Testament was de mens niet in staat ze te onderhouden, maar met de
heilige geest is de nieuwtestamentische Gemeente in staat ze wél te
onderhouden.
1 Johannes 5:3 Want dit is
de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet
zwaar.
De fundamentele doctrines
van Gods Gemeente
We hebben vaak benadrukt dat de apostelen van de nieuwtestamentische
Gemeente van God het evangelie van het Koninkrijk van God in vele delen van
het Romeinse Rijk verkondigden. Zo kon God mensen roepen die het evangelie
geloofden en zich bekeerden en zich lieten dopen. Gemeenten werden opgericht
en oudsten, leraren en diakenen werden aangesteld voor de zorg van het
groeiend aantal leden gedurende de eerste jaren.
We zullen nu de fundamentele doctrines of overtuigingen bestuderen van de
vroege nieuwtestamentische Gemeente – dezelfde doctrines die de basis vormen
van Gods Gemeente van vandaag.
HET EVANGELIE VAN HET KONINKRIJK
De boodschap die de Gemeente van God vandaag aan de wereld verkondigt is
precies dezelfde boodschap die Jezus Christus en zijn apostelen bijna 2000
jaar geleden predikten. Maar wat is deze boodschap precies?
Wat was de boodschap van Jezus waarmee Hij zijn Werk begon kort nadat
Johannes de Doper was gevangengezet?
Markus 1:14 En nadat
Johannes was overgeleverd, ging Jezus naar Galilea om het evangelie Gods te
prediken.
Sommige vertalingen, zoals de NBG-vertaling, laten in dit vers het woord
’koninkrijk’ weg, dat echter wél in de Griekse grondtekst staat. In plaatst
van ”het evangelie Gods" (NBG-vert.) zeggen andere vertalingen:
het evangelie van het Koninkrijk van
God. Vers 15 vervolgt dan ook met: ”het Koninkrijk Gods is
nabijgekomen”.
Het woord ’evangelie’ betekent goed nieuws of blijde tijding. Tijdens zijn
drie en een half jaar Werk op aarde verkondigde Jezus het Evangelie – het
Goede Nieuws van het komende
Koninkrijk van God.
Het Koninkrijk van God is de wereldregering die door Christus bij zijn
tweede komst zal worden opgericht. Het Koninkrijk van God is ook het Gezin
van God waarin we geboren kunnen worden. Degenen die deel van Gods Gezin
uitmaken zullen onder Christus over alle volken gaan heersen. In de gehele
wereld zal dan vrede zijn. Er zal welvaart, geluk en vreugde zijn voor
iedereen.
Met welke opdracht zond Jezus zijn apostelen uit?
Markus 16:15 En Hij
zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan
de ganse schepping.
Zij verkondigden dus hetzelfde
evangelie aan de wereld.
Nogmaals:
Lukas 9:2 En Hij zond
hen uit om het Koninkrijk Gods te verkondigen.
Handelingen laat zien dat de apostelen inderdaad dezelfde boodschap
verkondigden die Christus bracht – het goede nieuws van het komende
Koninkrijk van God.
Handelingen 8:12 Toen
zij echter geloof schonken aan Filippus, die het evangelie van het
Koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus predikte, lieten zij zich
dopen, zowel mannen als vrouwen.
Handelingen 19:8 En
Paulus ging naar de synagoge en trad drie maanden lang vrijmoedig op, om hen
door besprekingen te overtuigen aangaande het Koninkrijk Gods.
Handelingen 20:25 En nu,
zie, ik weet, dat gij allen, onder wie ik rondgereisd heb met de prediking
van het Koninkrijk, mijn aangezicht niet meer zien zult.
Handelingen 28:30 En
hij bleef de volle termijn van twee jaar in zijn eigen gehuurde woning, en
ontving allen, die tot hem kwamen, 31
predikende het Koninkrijk Gods, en onderricht gevende aangaande de
Here Jezus Christus met alle vrijmoedigheid, zonder enige belemmering.
Welk evangelie, zei Jezus zal in de eindtijd vóór zijn terugkomst verkondigd
worden?
Mattheüs 24:14 En dit
evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot
een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.
We leven nu in die tijd. Vertegenwoordigers van God verkondigen het
evangelie van het Koninkrijk van God. Het evangelie van het Koninkrijk is
een van de eerste waarheden die iemand gaat begrijpen wanneer hij of zij
door God in zijn Gemeente wordt geroepen.
Nu we weten wat centraal staat in het Evangelie dat Jezus verkondigde, gaan
we nader in op de zes fundamentele doctrines die werden onderwezen door de
apostelen van de nieuwtestamentische Gemeente en die vandaag worden
onderwezen door Gods Gemeente. U vindt deze doctrines vermeld in Hebreeën
6:1-2.
Hebreeën 6:1 Laten wij
daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten
op het volkomene, zonder opnieuw het fundament te leggen van bekering van
dode werken en van geloof in God, 2
van een leer van dopen en van oplegging der handen, van opstanding
der doden en van een eeuwig oordeel.
We zullen in het kort deze zes doctrines behandelen.
BEKERING VAN DODE WERKEN
Het christelijke leven moet gebouwd zijn op een stevig fundament. Maar veel
mensen weten niet hoe ze moeten beginnen. De algemene opvatting om een
christen te worden is eenvoudig ”Christus ontvangen”, of gewoon ”Hem
aannemen als je Verlosser” of ”je hart aan de Here geven”. Zij geloven dat
God ons ”neemt zoals we zijn”. Maar dat vertelt God ons niet in de Bijbel.
God neemt niemand zoals hij/zij is. Ieder mens zal zich moeten bekeren,
moeten gaan leven volgens Gods geboden. Men kán zich zelfs niet bekeren als
men niet weet wat zonde is en vrijwel niemand kent de bijbelse definitie van
zonde.
Met Pinksteren in 30 n.Chr., toen Gods Gemeente werd gesticht, hield de
apostel Petrus een krachtige en inspirerende toespraak. Duizenden hoorden
hem uitleggen hoe iedereen schuldig is aan de dood van Christus.
Toen de mensen zich realiseerden dat zij zondaars waren, wat vroegen ze toen
aan Petrus en de andere apostelen?
Handelingen 2:37 Toen
zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot
Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders?
Wat was het antwoord van Petrus?
Vers 38 En Petrus
antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van
Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des
Heiligen Geestes ontvangen.
Het eerste wat Petrus de mensen zei om te doen was zich bekeren – hun
levenswijze veranderen.
Maar waarvan moet men zich bekeren? Zonde! Wat is de bijbelse definitie van
zonde?
1 Johannes 3:4 Ieder,
die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid.
In de NBG-vertaling staat dat zonde wetteloosheid is. Iemand die zonder Gods
wet leeft is een zondaar. Andere vertalingen formuleren het anders: zonde is
wetsovertreding.
Alles wat men doet of juist niet doet dat in strijd is met Gods wet wordt
gedefinieerd als zonde. We zondigen
als we een van Gods geboden overtreden. Wat zegt de apostel Paulus over het
aantal mensen dat gezondigd heeft en wat daarvan het gevolg is?
Romeinen 3:23 Want
allen hebben gezondigd en derven
[missen]
de heerlijkheid Gods.
Wat is het loon van de zonde – leven in strijd met de wet?
Romeinen 6:23 Want het
loon, dat de zonde geeft, is de dood…
Allen die ooit hebben geleefd, met uitzondering van Christus, hebben
gezondigd. Zij zijn door hun zonden zo te zeggen geestelijk dood, in
afwachting op hun terechtstelling van een verdiende straf – de eeuwige dood!
Maar God heeft in zijn grote liefde en barmhartigheid een mogelijkheid
gegeven om vergeving te schenken om te voorkomen dat die doodstraf wordt
uitgevoerd. Na oprecht berouw en
bekering schenkt God genade. Wat staat in de tweede helft van Romeinen
6:23 wat genade is?
… maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus
Jezus, onze Here.
In 1 Timotheüs 2:4 kunnen we lezen wat Gods wil is voor alle mensen.
1 Timotheüs 2:3 Dit is
goed en aangenaam voor God, onze Heiland, 4
die wil, dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der
waarheid komen.
Dat is een van de redenen waarom Christus naar de aarde kwam.
Johannes 3:16 Want alzo
lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft,
opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven
hebbe.
Het Woord, dat eeuwig leefde met God en God was (Johannes 1:1), werd de mens
Jezus Christus (vers 14) en leefde zonder zonde. En Hij betaalde uit liefde
de doodstraf voor de hele mensheid.
De zondeloze Christus, door Wie hemel en aarde is geschapen, stond toe dat
Hij zelf werd gedood voor ons zodat wij niet hoeven te betalen voor onze
zonden, dat wil zeggen niet de doodstraf krijgen. Hij stierf in onze plaats.
Maar zijn offer is alleen op ons van toepassing als wij ons van onze zonden
bekeren!
Wanneer iemand zich bekeert, heeft hij oprecht berouw over zijn zonden. Hij
doet zijn best om te stoppen met te
zondigen en begint te leven volgens Gods wet. Iemand die zich bekeert
’verandert van richting’. Hij verlaat de weg van zelfzucht en gaat de weg
van geven. Hij laat zich niet meer drijven door eigenbaat, maar gaat anderen
dienen.
Sommige mensen geloven dat als ze zichzelf straffen of kastijden voor de
zonde, God hen vergeven zal. Maar geen geldbedrag als boetedoening of enige
vorm van menselijke werken kan vergeving van zonden brengen. Er is niets dat
zijn of haar zonden ongedaan kan maken, ook de offers van het Oude Testament
kunnen geen vergeving van de zonden bewerkstelligen.
Wat zei de apostel Paulus in Hebreeën over het bloed van stieren en bokken?
Hebreeën 10:4 want het
is onmogelijk, dat het bloed van stieren of bokken zonden zou wegnemen.
Hebreeën 9:9 zegt hetzelfde: Het heiligdom of de tent van het Oude Testament
is een zinnebeeld van de huidige tijd, want er werden daar gaven en offers
gebracht, maar die konden de offeraar innerlijk niet zuiveren.
De offers die God eiste van het oude Israël waren
herinneringen van de zonde en verbeeldden het toekomstige offer van
Christus die voor de zonden van de mensheid sterven zou (Hebreeën 9:8-14;
10:1-4). Deze of welke andere werken of offers dan ook, kunnen zonde niet
vergeven.
Alleen iemand die berouwvol van geest is zal God genade en vergeving
schenken. Op wat voor een houding let God?
Jesaja 66:2 … op zulken
sla Ik acht: op de ellendige, de verslagene van geest en wie voor mijn woord
beeft.
Oprecht berouw is geen tijdelijke spijt van zonde of geplande bekering. Het
komt uit de grond van het hart. Oprecht berouw is een
blijvende verandering in de manier
van leven. Het is een definitieve verandering van richting – een totale
toewijding aan een nieuwe koers waarvan geen weg terug is.
Oprecht berouw is een volledige ommekeer van ongehoorzaamheid aan God tot
gehoorzaamheid, liefde en samenwerking met Hem. Het is het begin van een
nieuw leven, met God op de eerste plaats. Berouw is een noodzakelijke
voorwaarde van God voor het ontvangen van de heilige geest en uiteindelijk
het eeuwige leven in zijn regerend Gezin!
GELOOF IN GOD
Geloof is een van de meest elementaire leerstellingen van de Bijbel en van
Gods Gemeente. Geloof is, evenals berouw, absoluut nodig voor de redding.
Maar wat is geloof? Om dat te begrijpen, kijken we nog eens naar het
voorbeeld van Abraham, die in de Bijbel de vader van de gelovigen wordt
genoemd.
Romeinen 4:16 Daarom is
het [alles] uit geloof, opdat het zou zijn naar genade, en dus de belofte
zou gelden voor al het nageslacht, niet alleen voor wie uit de wet, maar ook
voor wie uit het geloof van Abraham zijn, die de vader van ons allen is.
God had Abraham beloofd dat hij ”een vader van vele volken” zou zijn.
Vers 17 gelijk
geschreven staat: Tot een vader van vele volken heb Ik u gesteld.
Maar toen Abraham en Sara oud waren, hadden ze nog steeds niet het kind dat
God hen had beloofd. Abraham wist
dat God zijn belofte zou nakomen. Dit was een voorbeeld van geloof.
Vers 18 En hij heeft
tegen hoop op hoop geloofd, dat hij een vader van vele volken zou worden,
volgens hetgeen gezegd was: Zo zal uw nageslacht zijn. 19
En zonder te verflauwen in het geloof heeft hij opgemerkt, dat zijn
eigen lichaam verstorven was, daar hij ongeveer honderd jaar oud was, en dat
Sara’s moederschoot was gestorven; 20
maar aan de belofte Gods heeft hij niet getwijfeld door ongeloof,
doch hij werd versterkt in zijn geloof en gaf Gode eer, 21
in de volle zekerheid, dat Hij bij machte was hetgeen Hij beloofd had
ook te volbrengen.
Wat is de bijbelse definitie van geloof?
Hebreeën 11:1 Het
geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der
dingen, die men niet ziet.
Wat wij verstaan in ons taalgebruik onder geloof is geheel anders dan het
geloof dat God geeft. In ons taalgebruik is geloven hetzelfde als niet
helemaal zeker weten. Als we zeggen: ”Ik geloof dat we bij de volgende
verkeerslichten linksaf moeten,” dan weten we het niet helemaal zeker. En
wat is de zekerheid van: ”Ik geloof dat we regen krijgen”. Het geloof dat
God geeft is absoluut zeker weten. Niet op grond van menselijk of
wetenschappelijk bewijs (van de mens). Het betreft dingen die een christen
hoopt en niet ziet. Als God naast ons gaat zitten, hebben we geen bewijs of
geloof meer nodig, maar wij zien God niet en toch gelooft een ware gelovige
in God en zijn Plan. Hij wéét met absolute zekerheid van zijn bestaan en de
uitvoering van zijn Plan met de mensheid. Dat geloof is vertrouwen!
Geloof is de zekerheid en het vertrouwen dat God doen zal wat Hij heeft
beloofd, ook al zien we nu de resultaten nog niet. Voor Abraham was het feit
dat God hem een zoon beloofd had
voldoende bewijs dat God zijn woord zou houden.
Noach is een uitstekend voorbeeld van geloof. Wat zegt de Bijbel over het
geloof van deze patriarch?
Hebreeën 11:7 Door het
geloof heeft Noach, nadat hij een godsspraak ontvangen had over iets, dat
nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereid tot redding van zijn
huisgezin; en door dat [geloof] heeft hij de wereld veroordeeld en is hij
een erfgenaam geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt.
Noach toonde zijn geloof in God door de ark te bouwen wat God hem had
opgedragen. Noach had geloof en vertrouwen dat God zou uitvoeren wat Hij had
beloofd. En Noach
bewees zijn geloof door zijn werken.
De apostel Paulus was ook een voorbeeld van iemand die geloof heeft. Paulus
toonde waar geloof in God toen hij als een gevangene per schip naar Rome
werd gebracht. Onderweg kapseisde een hevige storm bijna het schip. Een
engel was die nacht bij Paulus gekomen en had hem verteld dat niemand het
leven zou verliezen. Hoe toonde Paulus zijn geloof?
Handelingen 27:22 Maar
ook nu wek ik u op moed te houden, want het leven van niemand uwer zal
verloren gaan, alleen maar het schip. 23
Want deze nacht heeft een engel van de God, wie ik toebehoor en die
ik vereer, bij mij gestaan, 24
en hij heeft gezegd: Wees niet bevreesd, Paulus, want gij moet voor de
keizer staan; en zie, allen, die met u varen, heeft God u geschonken. 25
Daarom, mannen, houdt moed, want
dit vertrouwen heb ik op God, dat het
zo zal gaan, als mij gezegd is.
Paulus geloofde God. Hij wist
zeker dat God zou doen wat Hij door zijn engel had beloofd.
In Hebreeën 11, dat bekend staat als het hoofdstuk van de geloofsgetuigen,
staan talrijke voorbeelden van mannen en vrouwen van God in het Oude
Testament die geloofden in God en toonden dat met hun daden. Lees het elfde
hoofdstuk van Hebreeën helemaal. Het is heel inspirerend.
We kunnen geloof dan definiëren als eenvoudig
geloven wat God zegt! Een vast
vertrouwen op God. Aangezien God nu niet direct tegen ons spreekt, gelooft
iemand die vertrouwt op God, wat Hij in zijn geïnspireerde geschreven Woord,
de Bijbel, zegt, waar is.
De eerste mensen, Adam en Eva, zijn sprekende voorbeelden van het niet
hebben van geloof. Ze wisten zeker dat God bestond. Zij hadden Hem
gezien (het Woord dat Jezus Christus werd) en spraken met Hem. Hij
had hen verteld dat als ze van de boom der kennis van goed en kwaad aten,
zij zeker zouden sterven. Maar wat deden Adam en Eva?
Genesis 3:6 En de vrouw
zag, dat de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de
ogen, ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden, en
zij nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en
hij at.
Ze geloofde God niet. In plaats daarvan geloofden zij de leugen van Satan de
duivel. Wat vertelde Satan, in de gedaante van een slang, Eva?
Vers 4 De slang echter
zeide tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven.
Uit deze voorbeelden blijkt dat men God gelooft of niet – dat men geloof
heeft of geen geloof heeft.
Zij die het geloof hebben zoals in de Bijbel beschreven, geloven dat God
bestaat en doet wat Hij zegt. Zij geloven dat de Bijbel zijn geïnspireerde
Woord is en zij geloven wat erin geschreven staat. En zij geloven dat Jezus
Christus de Zoon van God is, die zijn leven gaf zodat onze zonden vergeven
kunnen worden.
DE DOCTRINE VAN DE DOOP
Wanneer iemand overtuigd raakt van zijn zonden en zich berouwvol aan God
onderwerpt, hoe toont hij dat? Door de ceremonie van de
waterdoop.
Het woord ’dopen’ komt van het Griekse woord
baptizo, wat letterlijk
’onderdompelen’ betekent.
Voordat Jezus zijn Werk begon, gaf God de profeet Johannes opdracht tot de
’doop van bekering’. Wat staat in Mattheüs over het dopen door Johannes?
Mattheüs 3:5 Toen liep
Jeruzalem en heel Judea en de gehele Jordaanstreek tot hem
[Johannes de Doper] uit, 6
en zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen, onder
belijdenis van hun zonden.
Wat was de boodschap van Johannes?
Vers 11 Ik doop u met
water tot bekering, maar Hij, die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben
niet waardig Hem zijn schoenen na te dragen; die zal u dopen met de heilige
Geest en met vuur.
Lukas 1:76 En gij, kind
[Johannes], zult een profeet des
Allerhoogsten heten; want gij zult uitgaan voor het aangezicht des Heren, om
zijn wegen te bereiden, 77 om
aan zijn volk te geven kennis van heil in de vergeving hunner zonden.
Johannes predikte bekering van
zonde. En hij doopte degenen die zich werkelijk van hun zonden bekeerden.
Zijn boodschap was erop gericht het volk voor te bereiden op Christus
wanneer Hij aan zijn Werk zou beginnen.
De doop, zoals het werd gedaan door Johannes en de vroege Gemeente van God
en zoals het vandaag wordt gedaan in Gods Gemeente, is een uiterlijk teken
van innerlijke bekering. Het beeldt het afwassen of reinigen uit van zonden
die iemand begaan heeft in het verleden tot het moment van de doop. Na het
offer van Christus kreeg de doop een grotere symbolische betekenis, zoals we
zullen zien.
Jezus had geen zonden om zich van te bekeren. Wat deed Hij?
Mattheüs 3:13 Toen kwam
Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes, om Zich door hem te laten
dopen.
Waaruit blijkt dat Hij werd
ondergedompeld in de rivier?
Vers 16 Terstond nadat
Jezus gedoopt was, steeg Hij op uit het water. En zie, de hemelen openden
zich, en hij zag de Geest Gods nederdalen als een duif en op Hem komen.
Johannes begreep dat Jezus niet gedoopt hoefde te worden, maar waarom
gebeurde het toch?
Vers 14 Maar deze
[Johannes] trachtte Hem daarvan terug
te houden en zeide: Ik heb nodig door U gedoopt te worden en komt Gij tot
mij? 15 Jezus echter antwoordde
en zeide tot hem: Laat Mij thans geworden, want aldus betaamt het ons alle
gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij Hem geworden.
In 1 Petrus staat waarom Jezus zich liet dopen.
1 Petrus 2:21 Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus
voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn
voetstappen zoudt treden.
Jezus werd gedoopt om ons een voorbeeld te geven om na te volgen.
Wat was Jezus' opdracht na zijn opstanding aan zijn apostelen wanneer zij
het evangelie aan de wereld prediken?
Mattheüs 28:19 Gaat dan
henen, maakt al de volken tot mijn discipelen
[”onderwijst al de volken” staat in andere vertalingen]
en doopt hen in de naam des Vaders en
des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u
bevolen heb.
Petrus zei na zijn preek op de Pinksterdag wat de mensen moesten doen.
Handelingen 2:38 En
Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de
naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave
des Heiligen Geestes ontvangen.
Wanneer iemand zich van zijn zonden bekeert en geloof (vertrouwen) in God en
in het offer van Jezus Christus voor zijn zonden heeft, is hij gereed om
gedoopt te worden.
Vanwege de zeer ernstige betekenis van de doop, mag het niet lichtvaardig
worden opgenomen. De leiding in de Gemeente van God heeft geen onderhoud met
iemand over de doop voordat hij of zij volwassen genoeg is om zijn of haar
koers voor het leven te bepalen. De persoon moet niet gedoopt worden voordat
hij of zij in staat is volledig verantwoordelijk voor zichzelf te zijn.
Ook al wordt iemand (nog) niet gedoopt, betekent dat niet dat hij of zij
belangrijke doctrines niet zou kunnen leren begrijpen.
De diepe symbolische betekenis van de doop na de dood van Christus is
geopenbaard door Paulus in Romeinen 6.
Romeinen 6:1 Wat zullen
wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? 2
Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn,
daarin nog leven? 3 Of weet gij
niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood
gedoopt zijn? 4 Wij zijn dan met
Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden
opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens
zouden wandelen. 5 Want indien
wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het
ook zijn met hetgeen gelijk is aan zijn opstanding.
De doop – volledige onderdompeling in water – is een symbolische daad van de
dood en begrafenis van Christus. Uit het water komen verbeeldt zijn
opstanding uit de dood tot geestelijk leven. De doop verbeeldt ook de
symbolische dood en de begrafenis van iemands oude zondige leven en uit het
watergraf komen het begin van een nieuw geestelijk leven op Gods weg.
De doop staat symbool voor iemands bekering en geloof in Jezus Christus en
zijn offer. De doop toont God iemands bereidheid en wens definitief zijn
oude, zondige wegen te begraven en
om een nieuw en ander leven te beginnen in overeenstemming met Gods wet.
Er wordt in de Bijbel een andere belangrijke doop genoemd, maar die heeft
niets te maken met water. Wat is dat voor een doop?
1 Corinthiërs 12:13
want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden,
hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één
Geest gedrenkt.
Dit vers laat ons zien dat met de ontvangst van Gods heilige geest iemand
in het geestelijk ’lichaam’ van
Christus wordt geplaatst en dat lichaam is de Gemeente van God. Deze
verwekking (’onderdompeling’) in de Gemeente door de heilige geest wordt in
de Bijbel de doop met of door de heilige geest genoemd. In de volgende
fundamentele doctrine wordt geopenbaard wanneer God iemand zijn geest geeft.
HANDOPLEGGING
De doctrine van de ’handoplegging’ is zeer belangrijk omdat het laat zien
dat God zijn Plan met de mensheid uitvoert middels feilbare, onvolmaakte
mensen, die Hij voor zijn Werk apart zet. Laten we eens kijken hoe dit wordt
toegepast in Gods Gemeente, zoals geopenbaard in de Bijbel.
Petrus zei in zijn toespraak met Pinksteren dat men zich moest laten dopen.
Wat zou er daarna gebeuren nadat berouwvolle gelovigen zich hadden laten
dopen?
Handelingen 2:38 … en
gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
Wanneer iemand die door God wordt geroepen, zich van zijn oude levenswandel
bekeert en de weg van God wil gaan, heeft hij bijzondere hulp nodig om God
te kunnen gehoorzamen. Hij heeft de
geestelijke kracht nodig die alleen van God komt. God geeft die kracht
na de doop. Het is de Heilige Geest.
We lezen daarover In Handelingen 8.
Handelingen 8:14 Toen
nu de apostelen te Jeruzalem hoorden, dat Samaria het woord Gods had
aanvaard, zonden zij tot hen Petrus en Johannes, 15
die, daar aangekomen, voor hen baden, dat zij de Heilige Geest
mochten ontvangen. 16 Want deze
was nog over niemand van hen gekomen, maar zij waren alleen gedoopt in de
naam van de Here Jezus. 17 Toen
legden zij hun de handen op en zij ontvingen de Heilige Geest.
Nog een voorbeeld van het opleggen van handen voor het ontvangen van de
heilige geest staat in Handelingen 19.
Handelingen 19:5 En
toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in de naam van de Here Jezus. 6
En toen Paulus hun de handen oplegde, kwam de Heilige Geest over hen,
en zij spraken in tongen en profeteerden.
De Gemeente van God volgt ook vandaag deze voorbeelden. Nadat iemand is
gedoopt door onderdompeling in water, legt de dienaar van God zijn handen op
zijn of haar hoofd. Hij vraagt dan God om aan de gedoopte persoon zijn
heilige geest te geven.
Wanneer men Gods geest ontvangt, begint een nieuw geestelijk leven. De
natuur van God is verwekt in zijn geest! Dan begint in hem het proces van
groei van geestelijk karakter totdat hij bij de opstanding van de doden bij
de terugkomst van Christus geboren
wordt als een geestelijk wezen en lid van het Gezin van God.
De ceremonie van handoplegging wordt ook gedaan wanneer mannen en vrouwen
worden geordineerd voor een speciale taak of functie in Gods Gemeente.
Lees hoe de eerste diakenen werden geordineerd.
Handelingen 6:6 hen
stelden zij voor de apostelen, die, na gebeden te hebben, hun de handen
oplegden.
Hoe werden Paulus en Barnabas geordineerd?
Handelingen 13:3 Toen
vastten en baden zij, en legden hun de handen op en lieten hen gaan.
In deze voorbeelden zien we dat door gebed en handoplegging door Gods
dienaren bij degenen die Hij had gekozen zijn wil werd uitgevoerd. Het
opleggen van handen symboliseerde en bevestigde formeel dat
God, geen mens, ze apart zette en
hun gezag gaf voor het uitvoeren van een bepaalde taak.
Dus als een diaken, diakones of oudste geordineerd wordt, zal ook
tegenwoordig een dienaar van God zijn handen op hem of haar leggen en
bidden.
Een derde toepassing van handoplegging is bij ziekte. Hoe genas Christus
zieken?
Lukas 4:40 Toen de zon
onderging, brachten allen, die zieken hadden, lijdende aan allerlei kwalen,
dezen tot Hem. Hij legde ieder van hen afzonderlijk de handen op en genas
hen.
Wat deed Paulus toen hij bad voor de zieke?
Handelingen 28:8 Nu
geschiedde het, dat de vader van Publius met ingewandskoortsen te bed lag;
en Paulus ging tot hem en deed een gebed, en hij legde hem de handen op en
genas hem.
Volgde Paulus de instructies op die Christus zijn apostelen had gegeven?
Markus 16:18 … op
zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden.
Wat moet een oudste nog meer doen behalve handen opleggen en bidden voor de
zieken?
Jakobus 5:14 Is er
iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen,
opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam
des Heren.
De handen van Gods dienaren zijn niet bijzonder of heilig. Geen enkele olie
heeft een mysterieuze kracht. Het is God zelf die ons geneest. Maar Hij
heeft een fysieke handeling voorgeschreven om ons geloof en vertrouwen in
Hem te tonen en om te laten zien dat wij het
gezag aanvaarden dat Hij aan zijn
dienaren als zijn vertegenwoordigers heeft gegeven.
De doctrine van handoplegging is tot op de dag van vandaag onveranderd
gebleven in Gods Gemeente. God werkt actief door mensen die zijn werk doen.
Hij heeft dienaren gegeven om Hem te vertegenwoordigen en toe te zien op
zijn Gemeente en hen het geestelijke gezag gegeven dat nodig is voor het
uitvoeren van hun werk. In dat kader is handoplegging een fundamentele
doctrine.
OPSTANDING VAN DE DODEN
Misschien is de meest gestelde vraag sinds Adam en Eva: ”Wat gebeurt er
nadat we sterven?” Ja, wat gebeurt er dan?
Gedurende de geschiedenis van de mens hebben zeer weinigen ooit de waarheid
gekend. De meeste mensen hebben geleefd in bijgeloof en duisternis. Ze zijn
volledig onwetend over wat er echt na de dood gebeurt. Satan de duivel heeft
de mensheid misleid (Openbaring 12:9). Satan heeft hen bedrogen door hen te
laten geloven dat de mens een onsterfelijke ziel heeft of is die of naar de
hemel of een eeuwigbrandende hel gaat na de dood.
Maar wat onthult God over de toestand van de doden?
Psalmen 146:4 gaat zijn
adem uit, dan keert hij weder tot zijn aarde, te dien dage vergaan zijn
plannen.
1 Thessalonicen 4:13
Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die
ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere [mensen], die geen
hoop hebben. 14 Want indien wij
geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die
ontslapen
[ingeslapen of dood] zijn, door Jezus
wederbrengen met Hem.
Dood wordt weergegeven als een slaap. Wanneer men 's avonds in slaap valt en
's morgens wakker wordt, lijkt het alsof er slechts een fractie van een
seconde van de tijd is verstreken. Als je diep slaapt, ben je je niet bewust
van tijd. Daarom kan de dood – een toestand zonder leven – worden vergeleken
met een diepe slaap die duurt vanaf het moment dat iemand overlijdt tot de
tijd dat hij wordt opgewekt.
Wat heeft Petrus gezegd in zijn toespraak met Pinksteren over koning David,
die ongeveer 1000 jaar voor Christus leefde?
Handelingen 2:29 Mannen
broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de aartsvader David, dat hij en
gestorven en begraven is, en zijn graf is bij ons tot op deze dag. Vers 34
Want David is niet opgevaren naar de hemelen…
Gods dienaren uit vroegere tijden, met inbegrip van David, zijn allemaal
dood. Maar wat zal er gebeuren met David en alle anderen die Gods heilige
geest hebben ontvangen en een rechtvaardig leven hebben geleid?
1 Corinthiërs 15:51
Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar
allen zullen wij veranderd worden, 52
in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal
klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen
veranderd worden.
En wat zal er gebeuren met de heiligen (christenen die Gods geest bezitten)
die leven bij de terugkomst van Christus?
1 Thessalonicen 4:17
daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in
een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen
wij altijd met de Here wezen.
Zowel 1 Corinthiërs 15 als 1 Thessalonicenzen 4 tonen aan dat God de
heiligen zal veranderen van sterfelijk in onsterfelijk bij de opstanding.
Eeuwig leven zal niet eerder worden gegeven dan met de opstanding bij de
terugkomst van Christus.
Wanneer Christus naar de aarde terugkeert bij het klinken van de laatste
bazuin, zullen de doden in Christus eerst opgewekt worden. Dan, een ogenblik
later, zullen degenen die leven, worden veranderd in geest, om de
wedergeboren zonen van God te worden. Samen zullen ze omhoog stijgen om
Christus in de wolken boven de aarde te ontmoeten.
Waar zullen Christus en de geest geboren heiligen heen gaan na hun
ontmoeting in de lucht?
Zacharia 14:4 zijn
voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt
aan de oostzijde; dan zal de Olijfberg middendoor splijten, oostwaarts en
westwaarts, tot een zeer groot dal, en de ene helft van de berg zal
noordwaarts wijken en de andere helft zuidwaarts; 5
en gij zult de vlucht nemen in het dal mijner bergen, want het dal
der bergen zal reiken tot Asel; ja, gij zult de vlucht nemen, zoals gij de
vlucht genomen hebt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van
Juda. En de HERE, mijn God, zal komen, alle heiligen met Hem.
Wat zullen dan de heiligen voor posities krijgen en wat wordt hun taak?
Openbaring 5:10 en Gij
hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zij
zullen als koningen heersen op de aarde.
Openbaring 20:6 Zalig
en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de
tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus
zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, die duizend jaren.
In tegenstelling tot wat vele religies hebben geleerd, zullen christenen
niet naar de hemel zweven om te spelen op harpen of achterover leunen in
ledigheid, gemak en luxe. Zij zullen druk bezig zijn om de volken op aarde
te besturen gedurende 1000 jaar in de Wereld van Morgen. De hele wereld zal
dan de vreugde kennen die zal komen wanneer Gods weg wordt geleefd.
Maar zoals we weten, de eerste opstanding is niet het einde van Gods plan
met de mensheid. Zullen degenen die niet zijn opgestaan bij de terugkomst
van Christus voor altijd dood blijven, of zal God ook hen opwekken op een
later tijdstip?
Openbaring 20:5 De
overige doden werden niet weder levend, voordat de duizend jaren voleindigd
waren.
(Deze zin is tussengevoegd en gaat niet over de eerste opstanding. Het
onderwerp van de verzen 4-6 is de eerste opstanding zoals staat in het
laatste deel van vers 5: ”Dit is de eerste opstanding.”)
Wat zal er gebeuren nadat al deze doden, die van Adam tot de tweede komst
van Christus hebben geleefd, na het komende Millennium weer tot fysiek leven
worden opgewekt?
Openbaring 20:11 En ik
zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor wiens
aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor hen
gevonden. 12 En ik zag de doden,
de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend.
En nog een ander boek werd geopend, het boek des levens; en de doden werden
geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun
werken.
Deze opstanding van miljarden mensen wordt in meer details uitgelegd in
Ezechiël 37:1-14, waar God van het oude Israël spreekt als een type voor
alle volken (uit bijvoorbeeld Openbaring 20:5, waar staat ”de overige doden”
en vers 12 ”de doden” blijkt dat het om alle doden gaat die niet in de
eerste opstanding zijn).
Ezechiël 37:1 De hand
des HEREN kwam op mij, en de HERE voerde mij in de geest naar buiten en
zette mij neer in een dal; dat was vol beenderen. 2
Hij deed mij daar aan alle kanten omheen lopen en zie, zij lagen in
grote menigte door het dal verspreid, en zie, zij waren zeer dor. 3
En Hij zeide tot mij: Mensenkind, kunnen deze beenderen herleven? En
ik zeide: Here HERE, Gij weet het. 4
Toen zeide Hij tot mij: Profeteer over deze beenderen en zeg tot hen:
gij dorre beenderen, hoort het woord des HEREN. 5
Zo spreekt de Here HERE tot deze beenderen: Zie, Ik breng geest in u,
en gij zult herleven; 6 Ik zal
spieren op u leggen, vlees op u doen komen, u met een huid overtrekken en
geest in u brengen, zodat gij herleeft; en gij zult weten, dat Ik de HERE
ben. 7 Ik nu profeteerde zoals
mij bevolen was, en zodra ik profeteerde, ontstond er een geruis, en zie,
een beweging, en de beenderen voegden zich aaneen zoals zij bij elkander
behoorden; 8 ik zag toe, en zie,
er kwamen spieren op, en vlees, en er trok een huid overheen; maar geest was
er nog niet in hen. 9 Daarop
zeide Hij tot mij: Profeteer tot de geest, profeteer, mensenkind, en zeg tot
de geest: zo zegt de Here Here: kom van de vier windstreken, o geest, en
blaas in deze gedoden, zodat zij herleven. 10
Toen profeteerde ik, zoals Hij mij bevolen had; en de geest kwam in
hen en zij herleefden en gingen op hun voeten staan, een geweldig groot
leger. 11 Voorts zeide Hij tot
mij: Mensenkind, deze beenderen zijn het gehele huis Israëls. Zie, zij
zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vervlogen; het is met
ons gedaan. 12 Daarom profeteer
en zeg tot hen: Zo zegt de Here HERE: zie, Ik open uw graven en zal u uit uw
graven doen opkomen, o mijn volk, en u brengen naar het land Israëls. 13
En gij zult weten, dat Ik de HERE ben, wanneer Ik uw graven open en u
uit uw graven doe opkomen, o mijn volk. 14
Ik zal mijn Geest in u geven, zodat gij herleeft en Ik zal u doen
wonen in uw land; en gij zult weten, dat Ik, de HERE, het gesproken en
gedaan heb, luidt het woord des HEREN.
De tweede opstanding is niet een tweede kans. De mensen in deze opstanding
leefden onder het bedrog van Satan de duivel tijdens hun eerste leven. De
meesten hebben zelfs nog nooit gehoord van Jezus Christus. En diegenen die
dachten dat ze God kenden, hebben nooit echt Gods doel met de mensheid en
zijn manier van leven begrepen.
Deze miljarden zal een leven gegeven worden onder Gods regering. Ze krijgen
hun gelegenheid om te kiezen voor eeuwig leven, leven volgens Gods wet en
groeien in zijn karakter. Degenen die de weg van God kiezen en gehoorzamen,
zullen geboren worden in Gods Gezin aan het einde van deze periode na het
Millennium.
EEN EEUWIG OORDEEL
Het eeuwig oordeel is de laatste van de fundamentele doctrines die in
Hebreeën 6 worden genoemd. Wat betekent dit belangrijke onderwijs en wat
voor invloed heeft het op allen die ooit hebben geleefd, met inbegrip van
ons vandaag?
Wanneer de Bijbel het woord oordeel
gebruikt, betekent dat niet uitsluitend het doen van een gerechtelijke
uitspraak (vonnis) of het geven van een mening. Het verwijst ook naar een
proces, een tijd van voortdurende evaluatie of beoordeling (’oordelen’).
De Bijbel openbaart drie perioden van oordeel waarin God de redding voor de
mensheid biedt. En het eindresultaat van Gods oordeel van de mensheid is
voor eeuwig. Voor de meesten
betekent dat eeuwig leven in Gods Koninkrijk. Voor anderen de eeuwige dood.
Laten we deze perioden van oordeel beknopt behandelen.
De leden van de Gemeente van God worden nu geoordeeld door God.
1 Petrus 4:17 Want het
is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods…
God probeert niet om de wereld van vandaag te redden. Het is in Gods Plan nu
niet de tijd dat de overgrote meerderheid van de mensen zijn waarheid
begrijpt. In deze tijd biedt God alleen redding – eeuwig leven in zijn Gezin
– aan aan zijn Gemeente, die bestaat uit de relatief zeer weinigen die Hij
heeft geroepen om zijn waarheid te begrijpen.
De eerste periode (van 6000 jaar) is begonnen met de schepping van de mens
en duurt voort tot de eerste opstanding bij de terugkomst van Christus. De
eerste vierduizend jaar zijn er enkelingen door God geroepen en in 30 n.Chr.
met Pinksteren werd de Gemeente van God gesticht. God is daarom nu bezig
zijn mensen in zijn Gemeente te
oordelen of te beoordelen. Ze leven in de eerste periode van oordeel.
Bij de komst van Christus zullen zij, evenals zij die gestorven zijn en de
heilige geest bezaten, eeuwig leven ontvangen wanneer ze met behulp van de
heilige geest volharden in hun gehoorzaamheid aan God. Bovendien zal hun een
beloning gegeven worden in de vorm van verantwoordelijke bestuurlijke
posities op grond van hun werken.
Openbaring 22:12 Zie,
Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden, naardat
zijn werk is.
De Bijbel noemt de weinigen die in de eerste periode Gods geest ontvangen de
eerstelingen.
Jakobus 1:18 Naar zijn
raadsbesluit heeft Hij ons voortgebracht door het woord der waarheid, om in
zekere zin eerstelingen te zijn onder zijn schepselen.
2 Thessalonicen 2:13
Maar wij behoren God te allen tijde om u te danken, door de Here geliefde
broeders, dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot behoudenis, in
heiliging door de Geest en geloof in de waarheid.
Openbaring 14:1 En ik
zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem
honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns
Vaders geschreven stonden. Vers 4
Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij
zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat.
Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam.
Tijdens het Millennium zullen de opgestane heiligen heersen op aarde met
Christus en Hem helpen de fysieke volken te onderwijzen en te oordelen.
Gedurende deze periode zullen miljarden mensen worden geboren. Zij krijgen
de gelegenheid om na gedegen onderwijs te kiezen voor Gods manier van leven,
om Gods heilige geest te ontvangen, om goddelijk karakter te ontwikkelen en
te veranderen in geestelijke leden van het Gezin van God. Dit is de tweede
periode van oordeel.
Dan, na het Millennium, zullen allen die vóór de terugkomst van Christus
hebben geleefd en zijn gestorven en nooit Gods waarheid hebben gekend,
opgewekt worden tot fysiek leven. Ze hebben de heilige geest niet ontvangen.
Wat zal dan plaatsvinden?
Openbaring 20:11 En ik
zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor wiens
aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor hen
gevonden. 12 En ik zag de doden,
de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend.
En nog een ander boek werd geopend, het [boek] des levens; en de doden
werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar
hun werken.
De periode van het ”Oordeel van de Grote Witte Troon” (vers 11) die hier
wordt beschreven is de derde periode van oordeel die de Bijbel noemt. Het is
de tijd wanneer al die miljarden van de mensheid die nooit Gods waarheid
gekend of zelfs de naam van Christus nooit gehoord hebben, hun kans zal
worden gegeven om Gods meesterplan van redding te leren kennen. Ze zullen
dagelijks gedegen worden onderwezen uit Gods Woord en vervolgens op hun
werken worden beoordeeld net zoals de leden van Gods Gemeente vandaag.
God is geen streng, hard monster dat alleen geïnteresseerd is om de
goddeloze slechteriken te veroordelen, zoals sommigen geloven. Hij is een
liefdevolle en genadige God die een geniaal Plan hier op aarde uitvoert. En
dat plan zal miljarden mensen geboren laten worden in zijn Gezin. Het is
Gods verlangen dat iedereen
uiteindelijk een uit geest geboren kind van Hem zal worden!
1 Timotheüs 2:3 Dit is
goed en aangenaam voor God, onze Heiland, 4
die wil, dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der
waarheid komen.
Wanneer het laatste oordeel is
afgesloten, zal het vonnis definitief en eeuwigdurend zijn! De meesten
zullen voor altijd leven in het Koninkrijk van God. Maar wat zal er gebeuren
met hen die weigeren om God te gehoorzamen?
Maleachi 4:1 Want zie,
de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen
die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen
in brand steken (zegt de HERE der heerscharen) welke hun wortel noch tak zal
overlaten.
Wanneer zal dat gebeuren?
Openbaring 20:14 En de
dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede
dood: de poel des vuurs. 15 En
wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens,
werd hij geworpen in de poel des vuurs.
Ieder mens krijgt een eerlijke kans om geboren te worden in Gods Gezin.
Degenen die ervoor kiezen om de weg te gaan die leidt naar de dood in plaats
van Gods weg naar het glorieuze eeuwige leven, zullen aan het einde van de
periode na het Millennium opgewekt worden tot sterfelijk leven (de derde
opstanding) en samen met hen die ook na het Millennium God niet willen
gehoorzamen in de poel des vuurs ter dood worden veroordeeld. In een kort
ogenblik zullen allen verbrand worden.
Wanneer deze gebeurtenis plaatsvindt, zal ieders uiteindelijke bestemming
definitief en voor eeuwig zijn. Het zal voor altijd te laat zijn voor hen
die, na het ontvangen van Gods geest en hun kans van redding, moedwillig
zondigen (Hebreeën 10:26), waardoor zij eeuwig leven hebben afgewezen,
evenals voor hen die Gods aanbod van zijn geest en eeuwig leven verwerpen.
Voor degenen die God en zijn weg verwerpen rest de tweede dood, waaruit geen
opstanding mogelijk is.
Voor hen die in Gods Koninkrijk komen rest een fantastisch eeuwig leven van
oneindig geluk.
De geschiedenis van
de Gemeente van God
Jezus Christus zei dat Hij zijn Gemeente zou bouwen. Maar wat is er gebeurd
met die Gemeente na 70 n.Chr.? Bestaat dezelfde Gemeente die Christus
stichtte vandaag nog steeds?
We vervolgen deze publicatie met een studie van de geschiedenis van Gods ene
ware Gemeente. We zullen zien hoe God de wereld voorbereidt op zijn Gemeente
en hoe die Gemeente is beschermd en bewaard gedurende bijna 2000 jaar.
HET BABYLONISCHE RIJK
Ongeveer 600 jaar voor Christus was Babylonië onder leiding van koning
Nebukadnessar het sterkste rijk ter wereld. De Babyloniërs, ook wel
Chaldeeën genoemd, hadden het grote rijk van Assyrië veroverd in 612 v.Chr.
en brachten het gehele Midden-Oosten onder hun heerschappij. Dit was het
eerste wereldrijk.
Tussen 604 en 585 v.Chr. veroverden de Babyloniërs Juda en voerden duizenden
Joden in ballingschap.
De Perzische koning Cyrus (Hebreeuws: Kores) van het rijk van de Meden en
Perzen marcheerde in 539 voor Christus naar de ommuurde stad Babylon of
Babel. Babylon viel in één nacht op een bijzondere manier.
De muren van Babylon waren zeer hoog en dik. Encyclopedieën melden hoogten
van 45 tot 60 meter en een breedte van ca. 15 meter. Ze konden niet
beklommen of neergehaald worden. Alleen zware poorten boden toegang tot de
stad. Maar de slimme Meden en de Perzen damden de rivier de Eufraat af die
onder de Babylonische muur door naar de stad stroomde. De Babyloniërs
vierden nieuwjaar op een door koning Belsassar aangericht feest. Deze avond
en nacht in oktober wordt beschreven in Daniël 5.
Terwijl de stad zich bedronk marcheerde het leger van de Meden en Perzen
over de droge rivierbedding onder de muur door en veroverde de stad.
DE PERZEN EN DE GRIEKEN
De Perzische verovering zou jaren later van grote betekenis zijn voor Gods
Gemeente.
Toen de Perzen Babylonië hadden veroverd en het tweede wereldrijk in de
geschiedenis werden, kregen ze ook te maken met de ballingschap van de
Joden. Over een periode van jaren werd het de Joden door verschillende
koningen van de Meden en Perzen toegestaan om terug te keren naar Jeruzalem
voor de wederopbouw van de stad en de tempel die vernietigd waren door de
Babyloniërs in 586-585 v.Chr.
Niet alle Joden keerden echter terug naar hun vaderland. Duizenden werden
verspreid over het Perzische Rijk. Kolonies van Joden vestigden zich in
Klein-Azië, Griekenland, Egypte, Italië – overal waar God later de apostelen
van de nieuwtestamentische Gemeente heen zou sturen. Dus werd de weg voor de
evangelieboodschap van Jezus Christus die aan de wereld verkondigd moest
worden, bereid via het Jodendom. Maar evenals het Chaldeeuwse rijk, stortte
ook het Perzische rijk in.
De Grieken werden in korte tijd de dominante macht in de toenmalige wereld.
Onder leiding van Alexander de Grote werd een derde, en nog groter,
wereldrijk gesticht.
De Grieken waren meer ontwikkeld dan de vorige rijken. Hun filosofen
Socrates, Plato en Aristoteles verkondigden pedagogische methoden die we
vandaag nog steeds gebruiken. Een leraar omringd door studenten die naar
lezingen luisteren is een methode die bedacht is door Plato en is nog steeds
de meest voorkomende onderwijsmethode.
Hoewel de verschillende gebieden hun eigen taal hadden, was Grieks de
algemene verkeers- en handelstaal, die zich al sinds de 5e en 4e
eeuw v. Chr. verbreid heeft over de landen rond het oostelijk deel van de
Middellandse Zee. Grieks was de enige universele taal die in de tijden van
het Nieuwe Testament de volken in het Romeinse Rijk samenbond. Om de
Gemeente van God in staat te stellen zijn geschreven Woord te bewaren heeft
Christus er daarom voor gezorgd dat het Nieuwe Testament in de Griekse taal
is geschreven. In die taal kon het Werk van God gedaan worden onder vele
volken. Dit was een van de redenen waarom de apostel Paulus naar de heidenen
werd gezonden.
Handelingen 9:15 Maar
de Here zeide tot hem: Ga, want deze
[Paulus] is Mij een uitverkoren werktuig om mijn naam te brengen voor heidenen
en koningen en de kinderen Israëls.
HET ROMEINSE RIJK
Evenals de vroegere grote imperiums zou ook aan het Griekse Rijk een einde
komen. Het Romeinse Rijk begon zich te vormen. De legers van Julius Caesar
en Pompejus veroverden in het Midden-Oosten en Europa grote gebieden. Maar
het rijk was voortdurend verdeeld. In de jaren voor de geboorte van Christus
kwam er eenheid onder keizer Augustus en wederom was een wereldrijk
ontstaan: het vierde.
De Romeinen hadden voor hun veroveringstochten in veel landen prima wegen
aangelegd en aquaducten gebouwd. In de tijd dat Christus werd geboren kon
dit wegennet worden gebruikt voor handel, reizen en een postsysteem.
In het algemeen stonden de Romeinen het de veroverde volken toe hun eigen
godsdienstige gewoonten voort te zetten en om zichzelf te besturen onder
aangestelde koningen, stadhouders en gouverneurs. In Judea bleven daarom de
Joden de sabbat en heilige dagen houden en regelden hun eigen zaken door
middel van een politieke groep die het Sanhedrin werd genoemd. Deze elite
groep veroordeelde Jezus Christus tot de doodstraf, zette Petrus in de
gevangenis en probeerde Paulus ter dood te brengen.
De nieuwtestamentische Gemeente is oorspronkelijk gesticht in Jeruzalem en
bestond aanvankelijk voornamelijk uit Joden (Handelingen 2:1, 5, 41; 21:20).
En toen Paulus het evangelie aan de heidense wereld bracht, beschouwden de
Romeinen de christenen gewoon als een sekte van de Joden. De Joodse
groeperingen waren de Farizeeën en de Sadduceeën.
Hoewel later in Gods Gemeente steeds minder Joden waren, leek de Gemeente
voor de heidenen nog steeds Joods omdat ware christenen Gods sabbatten en
feesten hielden (en houden). Ook het valse christendom viert en begrijpt
Gods heilige dagen niet omdat de tradities en doctrines van de christelijke
kerken en denominaties een mengeling is van bijbelteksten, heidense
tradities en afgoderij.
Als we de geschiedenis bekijken, kunnen we zien hoe elk van de wereldrijken
van invloed is geweest op de ontwikkeling van de Gemeente van God, de
Gemeente die door Jezus Christus bijna 2000 jaar geleden is gesticht.
De wereld was zo goed voorbereid voor de vroege nieuwtestamentische Gemeente
dat de fundamentele middelen van reizen en communicatie niet sterk zijn
verbeterd tot recente tijden.
DE WARE GEMEENTE VERVOLGD
In de eerste eeuw verkondigden de apostelen de Waarheid van God in het hele
Romeinse Rijk gedurende bijna vier decennia. Gemeenten werden gesticht en
bestuurders aangesteld. Het aantal mensen in de Gemeente in die dagen is
onbekend, maar het zullen er duizenden geweest zijn.
De Gemeente van God werd aanvankelijk gezien als een sekte van het Jodendom.
Maar na meer dan 30 jaar van groei en ontwikkeling, zagen de Romeinse
leiders dat deze sekte van volgelingen van Christus (zoals ze werden
genoemd, ook door de Joden) een invloedrijke groep was geworden.
Als gezagsgetrouwe, hardwerkende en eerlijke mensen, waren de christenen
zelden betrokken bij overtredingen. Maar nadat Nero keizer in Rome werd in
54 n.Chr., begon hun leven te veranderen.
Van 60 tot 62 n.Chr. was Paulus gevangengezet in Rome. Hij was vals
beschuldigd, hij had geen enkele Romeinse wet overtreden, zodat hij werd
vrijgelaten.
Hoewel de Gemeente van God tot de dag van vandaag totaal in de gehele wereld
altijd zeer klein is geweest, telde de gemeente in Rome in die tijd relatief
heel wat leden. Zelfs aan het huis of hof van de keizer waren leden. We
weten dit uit een brief die Paulus in gevangenschap in Rome schreef: ”U
groeten al de heiligen, inzonderheid die aan het huis des keizers verbonden
zijn” (Filippenzen 4:22 en zie ook 1:13).
Er was een grote brand in Rome in 64 na Christus. Historici schrijven dat
tweederde van Rome door brand was verwoest. Het is niet bekend wat precies
de oorzaak van de brand was, maar er rezen verdenkingen tegen Nero dat hij
zelf de brand had gesticht, want op de plaats van de verbrande sloppenwijken
liet hij voor zichzelf een schitterend paleis, de Domus Aurea (= Gouden
Huis) bouwen en andere majestueuze openbare gebouwen, monumenten en tempels
en prachtige parken aanleggen. Zo werd Rome herbouwd tot een prachtige stad.
Maar in die tijd was de brand een tragedie en de kosten hoog. Nero leidde de
verdenking in de richting van de christenen, die hij meedogenloos liet
vervolgen. Honderden christenen werden gearresteerd, gevangengezet en
vermoord. Zij werden gedwongen om te vechten tegen wilde dieren in de
arena's. Sommige werden bedekt met pek, vastgebonden aan een staak en met
een vlam ’aangestoken’ om in de avond en nacht als een toorts de tuinen van
Nero te verlichten.
Enkele jaren later liet Nero Paulus als de belangrijkste leider van de
christenen, arresteren en onthoofden. Dit vond waarschijnlijk plaats in de
vroege zomer van het jaar 68.
JERUZALEM VERNIETIGD
In Judea waren de Joden in opstand gekomen tegen de Romeinen in 66 n.Chr. De
doortastende Romeinse veldheer Vespasianus werd gestuurd om de opstand de
kop in te drukken.
Toen na enkele jaren strijd de Joodse historicus Flavius Josephus zag dat de
Romeinen zouden gaan winnen, probeerde hij bij Vespasianus in de gunst te
komen. Josephus vertelde Vespasianus dat hij in een visioen had gezien dat
Vespasianus keizer zou worden. Toen dat inderdaad gebeurde, verleende
Vespasianus hem gratie. Josephus ging na de val van Jeruzalem met Titus, de
zoon van Vespasianus, mee naar Rome, waar hij een woning en een inkomen
kreeg. Dientengevolge hebben wij nu de werken van Flavius Josephus – een van
de meest belangrijke historische geschriften van de eerste eeuw.
Tijdens de Joodse opstand pleegde Nero zelfmoord en na veel problemen over
de opvolging werd Vespasianus keizer. Hij stelde een van zijn zonen, Titus,
aan tot militair commandant van het leger.
Laat in het voorjaar van 69 n.Chr. hadden de Romeinse legers Jeruzalem
omsingeld. De Joodse historicus Josephus doet verslag van een bijzondere
gebeurtenis op het Pinksterfeest van 69 n.C.: ”Op het feest wat wij
Pinksteren noemen, toen de priesters die avond in de binnenste voorhof van
de tempel gingen… zeiden ze dat ze trillen voelden en een krachtig luid
geluid hoorden en daarna het geluid van een menigte, zeggende: ”Laten we
hier weggaan”” (Uit Joodse oorlogen, boek 6, hfdst. 5, sectie 3).
Gods ware gelovigen verlieten snel Jeruzalem en zochten hun toevlucht in
Pella, een dorp ten oosten van de rivier de Jordaan. Ze waren er veilig voor
de Romeinse aanval toen Titus met zijn leger Jeruzalem binnenmarcheerde in
70 n.Chr. De stad werd verbrand, duizenden Joden werden gedood en de
prachtige tempel werd afgebroken.
Christus had in de profetie op de Olijfberg de verwoesting van Jeruzalem en
de tempel voorzegd. Hij waarschuwde:
Lukas 21:20 Zodra gij
nu Jeruzalem door legerkampen omsingeld ziet, weet dan, dat zijn verwoesting
nabij is. 21 Laten dan die in
Judea zijn, vluchten naar de bergen, en die binnen de stad zijn, de wijk
nemen, en die op het land zijn, er niet binnengaan, 22
want dit zijn de dagen van vergelding, waarin alles wat geschreven
is, in vervulling gaat.
Deze profetie werd aanvankelijk vervuld toen Jeruzalem werd vernietigd door
de Romeinen in 70 n.Chr. Maar profetieën zijn vaak tweeledig. De
uiteindelijke grote vervulling van deze profetie zal plaatsvinden in de
nabije toekomst.
Markus 13:14 Wanneer
gij dan de gruwel der verwoesting ziet staan, waar hij niet behoort (die het
leest, geve er acht op) laten dan die in Judea zijn, vluchten naar de
bergen. 15 Wie op het dak is, ga
niet naar beneden en ga niet naar binnen om iets uit zijn huis mede te
nemen, 16 en wie in het veld is,
kere niet terug om zijn kleed mede te nemen. 17
Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen! 18
Bidt, dat het niet in de winter valle. 19
Want die dagen zullen zulk een verdrukking brengen als er niet
geweest is van het begin der schepping, die God geschapen heeft, tot nu toe,
en ook nooit meer wezen zal.
VALS CHRISTENDOM
Vanaf het begin van de geschiedenis van de mens, waarin ook de tijd van het
Oude Testament, spant Satan zich onophoudelijk in om de mensen en in het
bijzonder Gods volk, te misleiden, om hen te laten geloven dat de afgoden
werkelijk hun goden zijn. Satan, de tegenstander van God en de mens, haat
Gods meesterplan met de mensheid. Niet hij met zijn demonen, maar de mensen,
die immers naar Gods beeld geschapen zijn, zullen uiteindelijk God zijn, het
gezin van God vormen, om het universum te gaan regeren. Dit drijft hem er
toe Gods doel met de mensheid te laten mislukken. Hij wil de mensheid
vernietigen. Zo heeft hij de mensen altijd geconfronteerd met afgoden om ze
van Gods Waarheid te verwijderen. Ook in de nieuwtestamentische tijd heeft
Satan de duivel zijn valse kerk(en).
In Handelingen 8:5-25 lezen we het verslag van Simon de tovenaar, die door
Filippus is gedoopt.
Toen de apostel Petrus kwam om hen die gedoopt waren de handen op te leggen,
zag hij de verderfelijke houding van Simon de magiër. Simon bood Petrus geld
aan opdat hij de macht zou krijgen waarmee hij ook, zoals de apostelen, door
handoplegging de heilige geest aan mensen kon geven. Hij begreep niet dat
alleen God zijn geest geeft en niet de apostelen. Petrus legde Simon niet de
handen op, want hij had zich niet bekeerd.
Deze gebeurtenis is om een belangrijke reden opgenomen in Handelingen. Deze
zelfde Simon Magus (de Tovenaar)
eigende zich de naam van Christus toe en mengde die met zijn Babylonische
mysteriereligie in Samaria en legde een paar jaar
na de opstanding van Jezus
het fundament van de grote valse kerk die zich heeft verstopt onder de naam
christendom.
Simon Magus was een Samaritaan. De Samaritanen waren heidenen die afstamden
van de oude Chaldeeën en andere immigranten. Toen de Assyriërs het
noordelijke huis Israël van de tien stammen veroverden tussen 721-718
v.Chr., namen ze de Israëlieten mee naar Assyrië als slaven en brachten uit
Babylonië Chaldeeën naar het land Israël.
2 Koningen 17:21 Toen
Hij Israël losgescheurd had van het huis van David, en zij Jerobeam, de zoon
van Nebat, tot koning hadden gemaakt, had Jerobeam Israël van de HERE
afgetrokken en hen grote zonde doen bedrijven, 22
zodat de Israëlieten wandelden in al de zonden die Jerobeam begaan
had; zij weken daarvan niet af, 23
totdat de HERE Israël van voor zijn aangezicht verwijderde, zoals Hij
gesproken had door al zijn knechten, de profeten. En Israël werd uit zijn
land in ballingschap weggevoerd naar Assur, tot op de huidige dag. 24
De koning van Assur bracht mensen uit Babel, Kuta, Awwa, Hamat en
Sefarwaïm en deed hen wonen in de steden van Samaria in plaats van de
Israëlieten. Zij namen Samaria in bezit en vestigden zich in de steden
daarvan. 25 In de eerste tijd
nu, dat zij daar woonden, vereerden zij de HERE niet; daarom zond de HERE
leeuwen onder hen, die sommigen van hen doodden. 26
Toen zeide men tot de koning van Assur: De volken die gij hebt
weggevoerd en in de steden van Samaria hebt doen wonen, kennen de juiste
dienst van de God des lands niet; daarom heeft Hij leeuwen onder hen
gezonden en zie, deze doden hen, omdat zij de juiste dienst van de God des
lands niet kennen. 27 Toen
gebood de koning van Assur: Brengt daarheen een van de priesters die gij
vandaar hebt weggevoerd, om daar te gaan wonen; hij moet hun de juiste
dienst van de God des lands leren. 28
Toen kwam een van de priesters die men uit Samaria weggevoerd had;
deze ging te Betel wonen en leerde hun, hoe zij de HERE moesten vereren. 29
Daarnaast maakte elk volk zijn eigen goden, en zij plaatsten die in
de tempels op de hoogten, welke de Samaritanen hadden gebouwd, elk volk voor
zich, in de steden waar zij woonden: 30
de mensen van Babel maakten een beeld van Sukkot-benot, de mensen uit
Kuta van Nergal, de mensen uit Hamat van Asima, 31
en de Awwieten van Nibchaz en Tartak. De Sefarwieten verbrandden hun
kinderen voor Adrammelek en Anammelek, de goden van Sefarwaïm. 32
Daarnaast vereerden zij de HERE en stelden uit alle kringen priesters
voor de hoogten aan, die voor hen dienst deden in de tempels op de hoogten.
33 Zij vereerden de HERE, maar
bleven ook hun goden dienen naar de gewoonte van de volken waaruit men hen
had weggevoerd. 34 Tot op de
huidige dag doen zij naar de vroegere gewoonten. Zij vereren de HERE niet,
en doen niet naar de inzettingen en verordeningen, naar de wet en het gebod,
welke de HERE geboden had aan de zonen van Jakob, aan wie Hij de naam Israël
had gegeven.
De oude religie die ze praktiseerden kwam uit de oude Babylonische
mysteriereligie, de godsdienst die door Nimrod kort na de zondvloed is
begonnen. De Samaritanen namen ook de eerste vijf boeken van het Oude
Testament over, de Pentateuch. Deze vermenging van religies heet
syncretisme. Helaas is sindsdien tot de dag van vandaag niets veranderd.
’Christenen’ hebben de Bijbel en dienen hun afgoden.
Simons contact met Gods Gemeente was een strategische truc van Satan om de
geschiedenis van de ware Gemeente van God te verwarren. Simon Magus nam de
naam van Christus, verbond die met de heidense gewoonten van de oude
Babylonische mysteriereligie en maakte een religie die ver van de waarheid
van Jezus Christus staat.
In de tijd van keizer Claudius in 45 n.Chr. vestigde Simon Magus zich in
Rome, waar hij veel volgelingen kreeg vanwege zijn mystieke krachten. Hij
maakte daarmee zoveel indruk dat hij een standbeeld kreeg op een eiland in de
rivier de Tiber met de inscriptie ’Simoni deo Sancto’ (Simon
de Heilige god).
Sommigen beweren dat de apostel Petrus in 45 n.Chr. naar Rome was gekomen.
Maar Petrus was daar niet. Hij was in Jeruzalem waar hij gevangen genomen
werd (Handelingen 12:1-4) en later in Babylon aan de Eufraat, waar nog
duizenden Joden woonden, afstammelingen van ballingen die daar door koning
Nebukadnessar naar toe waren gehaald (1 Petrus 5:13).
Handelingen 12:1 En
omstreeks die tijd sloeg koning Herodes de hand aan sommigen van de gemeente
om hun kwaad te doen.
”Omstreeks die tijd” heeft betrekking op gebeurtenissen in de vorige verzen:
Paulus was uit Tarsus gehaald; profetie over een hongersnood die enige tijd
later zou komen, volgens Josefus rond 46 in Palestina; koning Herodes
Agrippa I liet Petrus vlak voor zijn dood in 44 n.Chr. gevangen nemen.
Vers 2 En hij liet
Jakobus, de broeder van Johannes, ter dood brengen met het zwaard; 3
en toen hij zag, dat dit de Joden welgevallig was, ging hij voort en
nam ook Petrus in hechtenis. Nu waren het de dagen der ongezuurde broden. 4
En hij liet hem grijpen en zette hem gevangen, onder bewaking van
vier viertallen soldaten, met het voornemen hem na het Paasfeest
[Pascha] voor het volk te brengen.
1 Petrus 5:13 U laat de
medeuitverkorene te Babylon groeten, en mijn zoon Marcus.
Petrus was rond die tijd in het Oosten bij de gemeente in Babylon.
GNOSTICISME
Gnosticisme of gnostiek (v. Gr. gnosis = inzicht, kennis) is een
verzamelnaam voor een pluriforme godsdienstig-wijsgerige stroming. Vaak
heeft de gnostiek een esoterische vorm, d.w.z. dat de aanhangers streven
naar het heil door geheime, alleen voor ingewijden gereserveerde kennis
(gnosis). Deze kennis heeft betrekking op het goddelijke en bovenaardse
machten. Het gnosticisme is waarschijnlijk een uitvloeisel van de ontmoeting
tussen de Griekse cultuur en de wereld van het Nabije Oosten en als zodanig
een smeltkroes van Perzische, Babylonische, Egyptische en hellenistische
elementen. Van de christelijke vorm van gnostiek was Simon Magus de eerste
’leraar’. De zedelijke opvattingen varieerden van strengste ascese
(bevrijding van de stof, onthouding van alle zingenot uit religieuze
overwegingen) tot uiterst libertinisme (afschudden van het juk van de
geboden).
Simon Magus mengde christelijke termen met de Babylonische mysterierelgie.
De gnostici leerden dat materie kwaad en geest goed was.
Het is mogelijk dat de apostelen Paulus, Petrus en Johannes geïnspireerd
werden om sommige van hun brieven te schrijven in reactie op de invloed van
deze valse leer en heidense ketterij.
De apostel Paulus waarschuwde voor gnosticisme.
Colossenzen 2:18 Laat
niemand u de prijs doen missen door gewilde nederigheid en engelenverering,
als ingewijde in wat hij heeft aanschouwd, zonder reden opgeblazen door zijn
vleselijk denken, 19 terwijl hij
zich niet houdt aan het hoofd, waaruit het gehele lichaam, door pezen en
banden ondersteund en samengehouden, zijn goddelijke wasdom ontvangt. 20
Indien gij met Christus afgestorven zijt aan de wereldgeesten,
waartoe laat gij u, alsof gij in de wereld leefdet, geboden opleggen: 21
raak niet, smaak niet, roer niet aan; 22
dat alles zijn dingen, die door het gebruik teloorgaan, zoals het
gaat met voorschriften en leringen van mensen. 23
Dit toch is, al staat het in een roep van wijsheid met zijn
eigendunkelijke godsdienst, zijn nederigheid en zijn kastijding van het
lichaam, zonder enige waarde en dient slechts tot bevrediging van het vlees.
Hoe sterk deze valse groepen waren, blijkt uit wat de apostel Johannes
schreef in de jaren 90 na Chr.
3 Johannes 1:9 Ik heb
aan de gemeente een en ander geschreven; maar Diotrefes, die onder hen de
eerste tracht te zijn, ontvangt ons niet. 10
Daarom zal ik, als ik kom, herinneren aan zijn werken, die hij doet,
daar hij met boze woorden tegen ons zwetst; en hiermede nog niet voldaan,
ontvangt hij zelf de broeders niet en weerhoudt ook hen, die het wel willen
doen, en hij werpt hen uit de gemeente.
Sommige van deze valse leraren waren dus zo invloedrijk geworden dat ze de
ware kinderen van God buiten de gemeenschap zetten. Toch noemden ze zich
’christenen’ en beweerden dienaren te zijn van Jezus Christus. In
werkelijkheid waren ze gnostici, die onopvallend de Gemeente van God
binnengeslopen waren en subtiel de elementen van Simons leer introduceerden.
Ook Judas waarschuwde.
Judas 1:4 Want er zijn
zekere mensen binnengeslopen (reeds lang tevoren tot dit oordeel
opgeschreven) goddelozen, die de genade van onze God in losbandigheid
veranderen en onze enige Heerser en Here, Jezus Christus, verloochenen. Vers
8 Desgelijks bezoedelen ook deze
dromenzieners hun vlees, verwerpen wat heerschappij heet en lasteren de
heerlijkheden. Vers 10 Zij
echter lasteren al wat zij niet kennen en in hetgeen zij, gelijk de redeloze
wezens, van nature weten, ligt hun verderf.
Judas waarschuwt de Gemeente verder.
Judas 1:17 Gij echter,
geliefden, herinnert u de woorden, die voor dezen gesproken zijn door de
apostelen van onze Here Jezus Christus, 18
dat zij tot u hebben gezegd: Aan het einde des tijds zullen er
spotters komen, die naar hun eigen goddeloze begeerten zullen wandelen.
Paulus schreef rond 52 n.Chr.:
2 Thessalonicen 2:3
Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook… Vers 7
Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking…
Enige tijd later schreef Paulus aan de Galaten:
Galaten 1:6 Het
verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van
Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie.
Religieuze leiders en leraren die beweerden te zijn gezonden door Christus,
predikten een ’evangelie’. Maar het was niet hetzelfde evangelie dat
Christus bracht. Het was niet hetzelfde evangelie dat Petrus, Paulus,
Jakobus, Johannes en Judas onderwezen.
Het was een vals evangelie dat christelijke namen gebruikt, maar niet
dezelfde boodschap. Het mixte de Babylonische mysteriereligie, gnostische
filosofie en christelijk-klinkende namen tot een valse religie. Het verwierf
zoveel invloed dat in de jaren van de eerste eeuw de apostelen Paulus, Judas
en Johannes er ernstig voor moesten waarschuwen. Toen de tweede eeuw begon
had het meer aanhangers dan het ware geloof.
Zo heeft Satan het valse christendom geïntroduceerd. De meeste mensen die
zich christelijk noemen geloven erin. Ze denken werkelijk dat Jezus Christus
hun Heer is, terwijl ze de heidense Baäl (betekent ook heer) dienen. Ze
dienen een andere Jezus.
2 Corinthiërs 11:3 Maar
ik vrees, dat misschien, zoals de slang met haar sluwheid Eva verleidde, uw
gedachten van de eenvoudige en loutere toewijding aan Christus afgetrokken
zullen worden. 4 Want indien de
eerste de beste een andere Jezus predikt, die wij niet hebben gepredikt, of
gij een andere geest ontvangt, die gij niet hebt ontvangen, of een ander
evangelie, dat gij niet hebt aangenomen, dan verdraagt gij dat zeer wel.
Vers 13 Want zulke lieden zijn
schijn-apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen
van Christus. 14 Geen wonder
ook! Immers, de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts. 15
Het is dus niets bijzonders, indien ook zijn dienaren zich voordoen
als dienaren der gerechtigheid; maar hun einde zal zijn naar hun werken.
DE WARE CHRISTENEN IN DE GESCHIEDENIS
De vele valse religies die zich in de loop der eeuwen hebben ontwikkeld
bemoeilijken de studie van de geschiedenis van de Gemeente. Valse groepen
die beweerden christelijk te zijn, waren beter bekend dan de
oorspronkelijke, ware Gemeente van God.
De beroemde historicus Edward Gibbon schreef in hoofdstuk 15 van ’The
History of the Decline and Fall of the Roman Empire’ (De
geschiedenis van de neergang en val van het Romeinse Rijk): ”Het
schaarse en verdachte materiaal van kerkelijke geschiedenis stelt ons zelden
in staat om de donkere wolk te verjagen die boven de eerste eeuw van de kerk
hangt”.
Historicus Jesse Lyman Hurlbut schreef in zijn boek ’The Story of the
Christian Church’ (De geschiedenis van
de Christelijke Kerk), 1954, hoofdstuk 5, pagina 41: ”Na het leven van
St. Paulus hing 50 jaar een gordijn over de kerk, waardoor wij tevergeefs
doorheen probeerden te kijken; en toen het ten slotte in ongeveer 120 n.Chr.
optrok met de geschriften van de vroege kerkvaders, zien wij een kerk, die
in vele opzichten zeer verschilde van die uit de dagen van St. Petrus en St.
Paulus.”
Die kerk van de late tweede eeuw verschilde inderdaad enorm van de Gemeente
van de apostelen! De valse kerk had haar hoofdkantoor in Rome en hield Pasen
in plaats van het Pascha, had een verscheidenheid van feesten en vastendagen
ingesteld die de vroege ware Gemeente van God nooit gehouden heeft en hield
de zondag als een dag van aanbidding. Deze kerk was duidelijk niet dezelfde
Gemeente die Jezus in 30 n.Chr. had gesticht.
We gaan terug naar 69 n.Chr. toen de Gemeente naar Pella vluchtte vóór de
Romeinse verwoesting van Jeruzalem. De christenen werden in die tijd soms
Nazareners genoemd, naar Jezus van
Nazaret. Deze naam voor de Gemeente van God vinden we in de geschiedenis na
de val van Jeruzalem in 70 n.Chr.
De Nazareners waren ”een duistere Joods-christelijke sekte in de tijd van
Epiphanius (370 n.Chr.) in Coele Syrië, Decapolis (Pella)... ze dateerden
hun vestiging in Pella ten tijde van de vlucht uit Jeruzalem van de Joodse
christenen, onmiddellijk vóór het beleg in 70 n.Chr.” (Encyclopedia Britannica, 11e editie, deel 19, 1911,
pagina 319).
Hoewel de ware Gemeente door historici met verschillende namen wordt
genoemd, blijkt dat de ware Gemeente zichzelf altijd Gemeente van God heeft
genoemd. Helaas is het woord ’kerk’ wel in de naam geslopen (kerk van God).
Het Griekse woord ekklesia is
gewoonlijk vertaald met ’kerk’. Wat de meeste mensen niet weten is dat de
oorsprong van het woord ’kerk’
kuriakos is en dat betekent ’van de Heer’.
Kuriakos komt twee keer voor in
het Nieuwe Testament. Waar geduid wordt op de groep mensen, de gemeenschap,
de gemeente, een georganiseerd lichaam, wordt in het Grieks het woord
ekklesia gebruikt. Ekklesia komt
veelvuldig voor in het N.T. In het O.T. is het vanuit het Hebreeuws vertaald
met ’vergadering’ en ’gemeente’.
Kuriakos is dus in het Nederlands ’kerk’ en betekent ’van de Heer’ en
ekklesia is ’gemeente’. Vergelijk
het Franse ’église’ met ekklesia
en het Engelse ’church’ met kuriakos.
Het is Gemeente (ekklesia) van God
en niet Van de Heer (kuriakos) van
God.
Jezus Christus vroeg zijn Vader zijn ware Gemeente te bewaren in de naam van
de Vader-God
Johannes 17:11 En Ik
ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in de wereld en Ik kom tot U.
Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij
één zijn zoals Wij.
Afhankelijk van de bijbelvertaling wordt zijn gemeenschap daarom Gemeente
van God, Gods Gemeente, Gemeente Gods, genoemd. De gemeenten in de
verschillende plaatsen worden zo genoemd, bijvoorbeeld de Gemeente van God
te Corinthië. Lees de volgende verzen in uw Bijbel: 1 Corinthiërs 1:2; 2
Corinthiërs 1:1; 1 Timotheüs 3:5; 1 Timotheüs 3:15.
In de vijf verzen hieronder wordt niet een plaatselijke gemeente, maar de
’Gemeente van God’ als geheel aangegeven, dus met al haar leden op aarde.
Lees deze verzen zelf: Handelingen 20:28; 1 Corinthiërs 10:32; 1 Corinthiërs
11:22; 1 Corinthiërs 15:9; Galaten 1:13.
In 70 n.Chr. waren de meeste van de oorspronkelijke apostelen doodgemarteld,
onder wie Jakobus, Petrus en Paulus. De apostelen die naar de verstrooide
tien stammen van het huis Israël waren gegaan hebben daarvan geen verslag
nagelaten, zodat we weinig van hun reizen weten. Alleen de apostel Johannes
leefde nog. Hij stierf aan het einde van de eerste eeuw.
Natuurlijk waren er gemeenten in heel het Romeinse Rijk, maar vele waren
zwak geworden ten gevolge van valse leraren. Sommige waren al niet meer ware
gemeenten van God.
Johannes was de laatste overlevende van de oorspronkelijke 12 apostelen. Hij
werkte onvermoeibaar om de afvalligheid tegen te gaan. In zijn latere leven
richtte hij zijn werk vooral op de gemeenten van God in Klein-Azië, wat nu
West-Turkije is.
Tijdens de vervolgingen van de Romeinse keizer Titus Flavius Domitianus in
de jaren 90 na Chr., werd Johannes naar het Egeïsche eiland Patmos verbannen
tot 96 n.Chr. Op Patmos kreeg hij een verbazingwekkende openbaring van God.
In die openbaring liet God aan Johannes zien wat er met de Gemeente door de
geschiedenis heen zou gebeuren. Het verslag van deze openbaring van Christus
werd door Johannes voor ons in het boek Openbaring vastgelegd als de
voltooiing van de geschriften van het Nieuwe Testament.
HET EFEZE TIJDPERK
De zeven gemeenten in westelijk Klein-Azië dienden als type van de zeven
tijdperken van de ware Gemeente van God.
Jezus Christus droeg Johannes op in een boek op te schrijven wat Christus
hem liet zien en te sturen naar de zeven gemeenten.
Openbaring 1:10 Ik kwam
in vervoering des geestes op de dag des Heren, en ik hoorde achter mij een
luide stem, als van een bazuin, 11
zeggende: Hetgeen gij ziet, schrijf dat in een boek en zend het aan
de zeven gemeenten: naar Efeze, en naar Smyrna, en naar Pergamum, en naar
Tyatira, en naar Sardes, en naar Filadelfia en naar Laodicea.
Te beginnen met de Gemeente van God in Efeze als een type van het
apostolisch tijdperk, wordt eeuwen geschiedenis van de Gemeente voorspeld
voorafgaand aan de terugkomst van Jezus Christus. Efeze was het latere
hoofdkwartier van het Efeze tijdperk, waaraan het haar naam heeft gegeven.
Het was geen toeval dat Christus Efeze koos om het eerste tijdperk van de
Gemeente te vertegenwoordigen. De apostel Johannes stierf in Efeze.
Laten we eens zien wat Johannes schreef in Openbaring betreffende het Efeze
tijdperk van de Gemeente.
Openbaring 2:1 Schrijf
aan de engel der gemeente te Efeze… 2
Ik weet uw werken en inspanning en uw volharding en dat gij de kwaden
niet kunt verdragen en hen op de proef gesteld hebt, die zeggen, dat zij
apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat gij hen leugenaars hebt bevonden,
3 en gij hebt volharding en hebt
verdragen om mijns naams wil en gij zijt niet moede geworden. 4
Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde verzaakt hebt. 5
Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt en bekeer u en doe
weder uw eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik tot u en
Ik zal uw kandelaar van zijn plaats
wegnemen, indien gij u niet bekeert.
Dit was fysiek gedaan, als type, voordat de profetie werd geschreven, toen
het hoofdkwartier van de Gemeente van Jeruzalem werd overgeplaatst naar
Pella. Het werd geestelijk gedaan toen het gezag en de identiteit van deze
Gemeente in de tweede eeuw na Christus werd weggenomen
In latere jaren werd de stad Efeze volledig verlaten. De bevolking verhuisde
naar een hoger gelegen plaats, een aantal kilometers naar het noordoosten.
Deze plaats heeft tegenwoordig de Turkse naam Ayassoluk, hetgeen eigenlijk
een verbastering is van de Griekse naam ’Johannes, woordvoerder van God”.
Jezus Christus had Johannes voorbereid om de leiding te nemen over de gehele
Gemeente na de dood van de andere apostelen. Mogelijk was Johannes de enige
apostel die zo lang leefde en een natuurlijke dood stierf.
Johannes 21:21 Toen hij
deze
[Johannes] zag, zeide Petrus
tot Jezus: Here, maar wat zal met deze gebeuren? 22
Jezus zeide tot hem: Indien Ik wil, dat hij blijft, totdat Ik kom,
wat gaat het u aan? Volg gij Mij. 23
Dit gerucht ging dan uit onder de broeders, dat die discipel niet
sterven zou; doch Jezus had niet tot hem gezegd, dat hij niet zou sterven,
maar: Indien Ik wil, dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan?
Na zijn verbanning op Patmos woonde Johannes in de stad Efeze. Daar leidde
hij een jonge man op met de naam Polycarpus. Polycarpus werd geboren rond de
tijd van de val van Jeruzalem in 70 n.Chr. De dood van Johannes ongeveer 100
n.Chr. betekende het einde van de apostolische periode en het begin van een
nieuwe fase in de geschiedenis van de Gemeente.
Polycarpus werd de belangrijkste leider van Gods Gemeente en samen met zijn
opvolger Polycrates, waren zij de laatste leiders in dit deel van de wereld
over wie ons gegevens zijn nagelaten.
Ongeveer 50 jaar na de dood van Johannes wordt het Efeze tijdperk van de
Gemeente van God gesloten, of misschien de kloof naar het Smyrna tijdperk
overbrugd. In de volgende honderden jaren zou de ware Gemeente klein zijn,
vervolgd en verstrooid. Maar er was altijd een Gemeente van God, zoals Jezus
had beloofd. Want Christus zei: ”De poorten van het dodenrijk zullen haar
niet overweldigen”
LEIDERSCHAP GAAT NAAR SMYRNA
Openbaring 2:8 En
schrijf aan de engel der gemeente te Smyrna… 9
Ik weet uw verdrukking en armoede, hoewel gij rijk zijt, en de laster
van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn, doch het niet zijn, maar een
synagoge des satans.
Deze periode in de geschiedenis van zijn Gemeente karakteriseerde Christus
als arme mensen in de ogen van de wereld. Maar Hij stelde ook dat ze rijk
waren. Zoals we eerder hebben vermeld werd de vroege Gemeente van de
apostelen soms aangeduid als de sekte van de Nazareners. Nu werden de ware
christenen aangeduid als Ebionieten,
dat arm, berooid en behoeftig betekent. Het is ook belangrijk om te
onthouden dat niet alle Ebionieten deel uitmaakten van de ware Gemeente van
God. Er waren ook andere groepen die Ebionieten werden genoemd.
Hoe waren ze rijk?
Ze waren geestelijk rijk.
Christus bleef zijn ware Gemeente in dit tijdperk leiden. Smyrna werd het
hoofdkwartier voor de Griekse christenen zoals Pella geweest was voor de
Joodse christenen na de val van Jeruzalem. Later, verspreidden Joodse
christenen zich in kleine dorpen in de buurt van Damascus.
Ook in deze periode zou de Gemeente lijden onder de vervolging, met alle
anderen die zichzelf christenen noemden.
De historicus Eusebius (Ecclesiastical
History, VIII, 15, 16) schreef over een zware vervolging onder keizer
Diocletianus die in het Oost-Romeinse Rijk tien jaar duurde: 303-313.
Een profetische ’dag’ vertegenwoordigt een ’jaar’ in de vervulling (Numeri
14:34; Ezechiël 4:4-6). Door dit principe van een jaar-voor-een-dag toe te
passen, zien we dat deze verdrukking was voorspeld door Jezus Christus.
Openbaring 2:10 Wees
niet bevreesd voor hetgeen gij lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen uwer
in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt, en gij zult een
verdrukking hebben van tien dagen. Wees getrouw tot de dood en Ik zal u
geven de kroon des levens.
DE PASCHA/PASEN CONTROVERSE
Heel vroeg in de geschiedenis van de Gemeente van God ontstond er een totaal
ander systeem van ’christendom’. Het hoofdkwartier van dit systeem was
gevestigd in Rome. Deze kerk, die zichzelf christelijk noemde, verkreeg veel
aanhang en veroverde grote invloed. En in 150 n.Chr. had de bisschop in Rome
meer gezag dan Polycarpus in Klein-Azië.
Om heidense ’bekeerlingen’ te paaien, aanvaardde de rooms-katholieke kerk
zondag als een dag van aanbidding. De gemeenten van God in Klein-Azië bleven
de sabbat echter in acht nemen. De sabbat werd in het westen steeds meer een
normale werkdag in plaats van een dag van rust zoals door God geboden.
De rooms-katholieke kerk leerde dat Christus was opgestaan uit de dood op
zondagmorgen en daarom maakte de kerk van de zondag ’de Dag des Heren’. Het
was een dag van rust en aanbidding in de Romeinse wereld.
Christus was natuurlijk niet herrezen uit de dood op zondag. Toen Maria van
Magdala bij het graf was aangekomen op de vroege zondagochtend, was Jezus al
verdwenen. Hij was opgestaan op zaterdag vóór zonsondergang, waarmee Hij
precies drie dagen en drie nachten in het graf bleef, zoals Hij tevoren had
gezegd. Bovendien zegt de Bijbel niets over het houden van een heilige dag
in verband met de opstanding. Er was dus geen enkele rechtvaardiging voor
het wijzigen van de sabbat (zaterdag) naar de zondag.
Mattheüs 12:40 Want
gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo
zal de Zoon des mensen in het hart der aarde zijn, drie dagen en drie
nachten.
Mattheüs 28:1 Laat na
de sabbat, tegen het aanbreken van de eerste dag der week, ging Maria van
Magdala en de andere Maria het graf bezien. 2
En zie, er kwam een grote aardbeving, want een engel des Heren daalde
uit de hemel neder en kwam nader, en hij wentelde de steen weg en zette zich
daarop. 3 Zijn uiterlijk was als
een bliksem en zijn kleding wit als sneeuw. 4
En de bewakers werden door vrees voor hem bevangen en zij werden als
doden. 5 Doch de engel
antwoordde en zeide tot de vrouwen: Weest gij niet bevreesd; want ik weet,
dat gij Jezus zoekt, de gekruisigde. 6
Hij is hier niet, want Hij is opgewekt,
gelijk Hij gezegd heeft; komt,
ziet de plaats, waar Hij gelegen heeft.
Zie de publicatie van de Gemeente van God ’DE OPSTANDING was NIET op zondag’
voor meer informatie.
Ook in het houden van het Pascha bracht de Roomse kerk verandering. In het
begin van de tweede eeuw stelde de rooms-katholieke kerk de zondag in als
een christelijke feestdag.
In die tijd nam de haat jegens de Joden toe. Joden kregen de schuld voor de
dood van Christus. We weten dat dit het werk is van Satan. De Joden
behoorden tot Gods uitverkoren volk zoals Gods nieuwtestamentische Gemeente
(geestelijk Israël). Satan wil ieder mens zo ver mogelijk verwijderen van
Gods Waarheid. Daarin past de aanbidding van de zonnegod! De Joden hielden
de sabbat en Gods feesten. De Gemeente van God werd daarom met hen
geassocieerd. Daarom probeerde men alles wat op Joods lijkt te veranderen of
te laten verdwijnen. Dientengevolge werd het ’Joodse’ Pascha in zijn
algemeenheid niet gehouden in Rome en in Alexandrië, Egypte.
Maar Polycarpus en de meeste gemeenten van God in Klein-Azië bleven Gods
Pascha houden op de 14e van de eerste maand op Gods kalender,
zoals Christus had gedaan. Deze strijd over Pascha en Pasen werd de
Quartodecimaanse controverse genoemd, naar het Latijnse woord quartodecimus
dat ’14e’ betekent.
In 154 n.Chr. ging Polycarpus naar Rome om dit belangrijke probleem met
Anicetus, de bisschop in Rome, te bespreken. Er is weinig bekend over de
vergadering behalve dat de één de ander niet kon overtuigen. De Roomse kerk
versterkte haar communieviering op zondag en de gemeenten van God in
Klein-Azië bleven eenmaal per jaar het Pascha houden op de 14e
Nisan (of Abib – de eerste maand van de kalender van God).
DE DOOD VAN POLYCARPUS
Veel van de kennis die we van deze tijd hebben komt van de katholieke
geschiedschrijver Irenaeus. Van hem lezen we dat Polycarpus door Johannes en
andere apostelen was onderwezen, ook wat betreft het Pascha en dat hij zich
daar strikt aan hield. Irenaeus beschreef een gelegenheid toen Polycarpus
blijkbaar Marcion, een van de grote ketters van de vroege Gemeente van God,
ontmoette. Marcion vroeg Polycarpus: ”Kent u ons?” Waarop Polycarpus
antwoordde: ”Ik weet dat u de eerstgeborene van Satan bent.”
Een brief die Polycarpus aan de Gemeente van God in Filippi schreef is
bewaard gebleven. In de brief spoorde Polycarpus aan: ”Welnu, velen van u
moeten hun ijdelheid afwerpen en hun valse doctrines de rug toe keren, laten
we teruggaan naar het woord dat aan ons is overgeleverd vanaf het begin.”
Na zijn terugkeer uit Rome woonde Polycarpus in de stad Smyrna in
Klein-Azië. Het volgende jaar werd hij gearresteerd door de stadsbestuurders
en verteld dat hij afstand moest doen van zijn christelijk geloof. Hij deed
dat niet. Toen hem werd gezegd Christus te beschimpen, zei hij:
”Zesentachtig jaar ben ik zijn [Christus] dienstknecht geweest en Hij heeft
me niets misdaan. Hoe kan ik dan mijn Koning die me gered heeft lasteren?”
Hij werd op de brandstapel verbrand door een woedende menigte. Dit vond
plaats in 155 n.Chr. Polycarpus had al een dienaar in Klein-Azië opgeleid
die hem zou opvolgen als leider. Zijn naam was Polycrates. Als jongen heeft
hij misschien de apostel Johannes gekend.
Polycrates bleef trouw het Pascha op de 14e Nisan houden. De
valse christelijke kerk die de zondag hield, bleef alsmaar groeien. In een
brief schreef Polycrates aan Victor I, bisschop van Rome: ”Wij houden daarom
de ware dag; zonder daaraan toe te doen of af te doen.”
Helaas is er weinig geschreven materiaal beschikbaar uit het laatste deel
van de tweede eeuw en voor het grootste deel van de derde. Bijgevolg is er
niet veel bekend over het leven van Polycrates.
HET ROMEINSE RIJK WORDT ’CHRISTELIJK’
Een zeer belangrijke gebeurtenis vond plaats in de vierde eeuw – een
bepalende en ingrijpende gebeurtenis in de geschiedenis. Constantijn werd in
306 n.Chr. (mede)keizer van het Romeinse Rijk. Door militaire overwinningen
ging hij een steeds groter deel van het Romeinse Rijk regeren tot hij vanaf
324 alleenheerser werd.
Gedurende het grootste deel van de derde eeuw werden allen die zichzelf
christenen noemden, ook de ware Gemeente van God, vervolgd door de Romeinse
overheid. Soms was de vervolging ernstig. De profetie over de Gemeente van
God van Smyrna vermeldt dat zij met veel verdrukking te maken zouden
krijgen.
Constantijns vader, een legerofficier, beschermde tijdens de Romeinse
vervolging christenen. Zijn moeder, Hellena, kreeg eveneens groot respect
voor christenen.
Vergeet niet dat in die tijd er vele groepen ’christenen’ waren die geen
deel uitmaakten van de oorspronkelijke, ware Gemeente van God. De
meerderheid van de ware Gemeente van God was in Klein-Azië en het Oosten.
Tijdens de slag bij de Milvische brug over de rivier de Tiber in Rome in 312
zou Constantijn in een visioen het kruisteken aan de hemel hebben gezien,
met als onderschrift ’Overwin hiermee’. In die slag werd hij de overwinnaar.
Als gevolg van dit visioen raakte hij zeer nauw betrokken bij de vele
christelijke groepen. Hoewel hij geen gedoopte ’christen’ was (hij liet zich
pas op zijn sterfbed dopen), was zijn invloed op het christendom groot.
In 313 vaardigde hij samen met zijn medekeizer Licinius (als opvolger van
Galerius Augustus van het oostelijk rijksdeel) het Edict van Milaan uit,
waarbij het christendom als gelijkgerechtigde religio licita (’geoorloofde
godsdienst’) werd erkend. In beslag genomen christelijke eigendommen moesten
worden teruggegeven. Constantijn stelde het Romeinse Rijk onder bescherming
van de god van de ’christenen’, tot dusver een zwakke minderheid. In die
tijd kreeg de Roomse kerk door hem een dominante religieuze invloed in het
rijk.
Na zijn aanvaarding van het christendom vond Constantijn de rooms-katholieke
kerk in een toestand van verwarring. Velen hielden Pasen, anderen het
Pascha. Velen hielden de zondag, anderen de sabbat. Om hieraan een einde te
maken belegde hij een kerkvergadering in de stad Nicea in Klein-Azië. Het
was de eerste van vele oecumenische (algemene) vergaderingen die zouden
worden gehouden door de eeuwen heen.
CONCILIE VAN NICEA
Het Eerste Concilie van Nicea werd bijeengeroepen door keizer Constantijn de
Grote en vond plaats in 325 (19 juni – 25 aug.). Het Concilie werd van groot
belang in de geschiedenis van de rooms-katholieke kerk.
Twee belangrijke kwesties waren de aanleiding voor deze vergadering van ruim
300 bisschoppen. De eerste kwestie had het Oosten in heftige beroering
gebracht en was het conflict tussen Alexander, bisschop van Alexandrië, en
diens priester Arius over de verhouding van de Logos (de Zoon) tot God (de
Vader), waarbij Alexander de nadruk legde op het God-zijn van de Zoon,
terwijl Arius het geschapen-zijn van de Zoon poneerde. Hij geloofde dat
Christus niet vóór zijn menselijke geboorte had bestaan en daarom een
schepping van God was. Zijn leer wordt het arianisme genoemd. De meerderheid
van de bisschoppen kon dit niet accepteren. Arius werd met enige aanhangers
veroordeeld en er werd een geloofsbelijdenis aanvaard waarin de term
homoiousis (= wezensgelijk) werd vastgelegd: het zgn. Nicaenum credo.
Het andere onderwerp op het concilie van Nicea was voor Gods ware Gemeente
van nog groter belang. Het betrof het Pascha, een zaak die al bijna 200 jaar
duurde.
De meerderheid was eensgezind in het besluit dat het Pascha gehouden moet
worden ter gedachtenis van de opstanding van de Heer, in plaats van zijn
dood. Tijdens dit concilie werd ook de datum van Pasen vastgelegd, het werd
de eerste zondag ná de volle maan ná de lente-equinox. Christenen die
vasthielden aan de bijbelse berekeningswijze (door God vastgestelde tijden)
werden quartodecimanen
enoemd. Het houden van het
Pascha zoals God ons dat heeft voorgeschreven werd Judaïsme genoemd en
verboden.
In onze tijd is daarin niets veranderd. Historici en theologen die zelf
kerst, Pasen en de zondag houden tonen ons dat deze dagen door de Roomse
staatskerk en de Romeinse keizer zijn opgelegd en niet door God zijn
ingesteld. Ze vinden hun oorsprong in het heidendom en zijn daarom in de
Bijbel door God verboden zoals alle afgoderij. Wat maakt het uit zeggen
velen. Niets, als er geen God zou bestaan. Niet de mens, maar God bepaalt
wat goed is voor zijn schepping, voor de mens als zijn potentieel kind.
Amos 5:8 Hij, die
Pleiaden en Orion heeft gemaakt; Hij, die donkerheid verkeert in ochtend, en
die de dag tot nacht verduistert; Hij, die het water der zee heeft
opgeroepen en uitgegoten over de oppervlakte der aarde; HERE is zijn naam!
Vers 21 Ik haat, Ik veracht uw
feesten, en kan uw samenkomsten niet luchten. Vers
23 Doe van Mij weg het
getier van uw liederen, het getokkel van uw harpen wil Ik niet horen.
Nog altijd zeggen ’christenen’: ”Dat is bedoeld voor de Joden, niet voor
ons.” Maar God heeft geen twee soorten mensen gemaakt. Hij heeft dezelfde
huisregels gemaakt voor al zijn gezinsleden. Gehoorzaamt u de Roomse paus en
keizer of de Almachtige God? Zegt de Bijbel dat Gods feesten, waaronder de
wekelijkse sabbat, Joodse feesten zijn?
Leviticus 23:2 …
De feesttijden des HEREN, die gij
zult uitroepen als heilige samenkomsten, zijn
mijn feesttijden.
Een edict van het concilie stelde dat ”iedereen die zich verzet tegen het
besluit van Nicea zal zich het keizerlijke ongenoegen op de hals halen en
worden verbannen omdat hij de eenheid van de kerk heeft beschadigd”. De kerk
had dus de steun van de Romeinse regering om iedereen te vervolgen die een
ander geloof praktiseerde dan door de rooms-katholieke kerk was
voorgeschreven.
ZONDAG ALS DAG VAN AANBIDDING
In de vierde eeuw was zondag voor de ’christelijke’ wereld ’de Dag des
Heren’ geworden. In de voorafgaande eeuwen had de rooms-katholieke kerk de
valse leer geïntroduceerd dat Jezus was gekruisigd op vrijdag en op
zondagochtend opgestaan.
Constantijn steunde de zondagaanbidding krachtig. Door hem werd in een edict
in 321 n.Chr. zowel aan zijn heidense als aan zijn christelijke onderdanen
de zondag ingesteld als een verplichte wekelijkse rustdag. Hij verbood werk
op de ’eerbiedwaardige dag van de Zon’. Daarmee werden de sabbatsamenkomsten
op de zevende dag belet.
Een van de vroegste aanhangers van de rooms-katholieke kerk, de filosoof
Justinus Martyr (of Justinus de
Martelaar), schreef over de zondag dat ”de christenen hun
bijeenkomsten op deze dag van algemene viering hielden omdat op die dag onze
Heer is opgestaan”. En omdat ”de zondag de eerste dag is waarop God de
materie uit de duisternis te voorschijn gehaald heeft en de wereld heeft
geschapen”. Zij nemen de dag in acht waarop God zijn Werk begon en niet de
dag waarop Hij rustte en de mensheid opdracht gaf de zevende dag te heiligen
als een rustdag.
Eveneens een ijverige aanhanger van de rooms-katholieke kerk, Tertullianus
(plm. 200 n.Chr.), noemde de zondag ”een feestelijke dag” en ”een kenmerk
van de christenen”.
Zaterdag en zondag werden gedurende vele eeuwen naast elkaar gehouden in de
verschillende kerken van het christendom. Maar zaterdag was een werkdag en
zondag de rustdag. Hoewel in onze tijd het merendeel van de zogenaamde
christelijke wereld niet werkelijk rust op de zondag, maar naast de
kerkdienst of samenkomst die dag ook gebruikt wordt voor ontspanning.
In 363 zette de katholieke kerk haar dwangpolitiek voort met het Concilie
van Laodicea in canon (29), die ”christenen verbood om de Joodse leer te
volgen en op de sabbatdag te rusten en die hen dwong om op die dag te
werken” (Encyclopaedia Britannica, 11e ed., ’zondag’).
Zij die werden betrapt op het ”rusten op de sabbat”, werden ”verbannen van
Christus”. Dit werd door de overheid geïnterpreteerd als een misdaad met
vaak de doodstraf tot gevolg. De 37e en 38e canon
verbood het houden van Gods jaarlijkse heilige dagen. Interessant is canon
16: op sabbat (zaterdag) hardop voorlezen van de Evangeliën en andere delen
van de Schrift.
Een andere invloedrijke ’denker’ en bisschop van de officiële kerk van het
Romeinse Rijk was Augustinus. Die invloed uitte zich vooral bij het
introduceren van nog een zeer belangrijke, maar valse doctrine. Hij predikte
een concept genaamd ’De stad (of staat) van God’ (een serie boeken,
geschreven van 413 tot 425). Hij concludeerde dat de rooms-katholieke kerk
het koninkrijk van God op aarde was.
Dit effende de weg voor ’de kerk’ deel te nemen aan een burgerregering en om
alle mogelijke middelen in te zetten om mensen te bekeren tot haar
godsdienst. Dit (politieke) standpunt zou later oorlogen uit naam van
godsdienst rechtvaardigen. ’De kerk’ was de staat geworden.
Jezus zei: ”Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld” (Mattheüs 18:36). Lees
voor de verbazingwekkende waarheid over het Koninkrijk van God de publicatie
van de Gemeente van God: Wat bedoelt u
precies met het Koninkrijk van God?
DE VAL VAN ROME
Tegen de 5e eeuw was Rome verzwakt door intern verval op moreel,
sociaal, economisch en politiek gebied en gistte het in de rest van Europa.
Het zwakke en decadente Romeinse Rijk kon zich niet langer tegen indringers
staande houden en op elk front werd Romeins gebied veroverd.
Vanaf 429 werd het rijk aangevallen en deels bezet door Vandalen, Heruli (of
Herulen) en Ostrogoten (of Oostgoten). Het eens zo grote rijk werd door deze
binnenvallende volken gedurende meer dan een eeuw verdeeld.
Het leek alsof aan het Romeinse Rijk een einde was gekomen in 476.
Maar dat was niet het geval, het rijk was niet beëindigd. God had de val van
Rome voorspeld en ook het herstel:
Openbaring 13:3 En [ik
zag] een van zijn koppen als ten dode gewond, en zijn dodelijke wond genas.
De Oost-Romeinse keizer Justinianus herstelde met een zegen van de bisschop
in Rome in 554 het rijk. Hij gaf aan de oorspronkelijke eigenaars hun
landerijen terug. Nu werd de officiële kerk van het rijk invloedrijker en
krachtiger dan ooit tevoren.
De Bijbel beschrijft deze gebeurtenis in de analogie van een gevallen vrouw
(een hoer) die een scharlakenrood beest berijdt. In bijbelse symboliek
vertegenwoordigt een vrouw een kerk, hier een hoer die een valse kerk
voorstelt.
Openbaring 17:3 En hij
voerde mij in de geest weg naar een woestijn. En ik zag een vrouw zitten op
een scharlakenrood beest, dat vol was van godslasterlijke namen, en het had
zeven koppen en tien horens. 4
En de vrouw was gehuld in purper en scharlaken en rijk versierd met goud,
edelgesteente en paarlen, en zij had in haar hand een gouden beker, vol
gruwelen, en de onreinheden van haar hoererij.
De kerk begon nu de Romeinse regering te ’sturen’ zoals een paard door zijn
berijder wordt gemend. De komende 1260 jaar – van 554 tot 1814 – voerde
de rooms-katholieke kerk heerschappij over de regeringen van Europa.
Na de nederlaag van Napoleon Bonaparte in 1814 nam de overheersende invloed
van het Roomse christendom af.
Openbaring 13:5 En hem werd een
mond gegeven, die grote woorden en godslasteringen spreekt; en hem werd
macht gegeven dit tweeënveertig maanden lang te doen.
Door het bijbels principe van een dag voor een jaar te gebruiken (Ezechiël
4:4-6 en Numeri 14:34), zien we dat tweeënveertig maanden gelijk staan met
1260 dagen (42 x 30) of 1260 jaar – de tijdsduur die God het 'genezen' beest
liet bestaan. Zodoende bleef het beest bestaan vanaf het herstel ervan in
554 tot aan de val van Napoleon in 1814.
Gedurende deze periode (de Middeleeuwen) had het 'beest' een grote 'mond'
waarmee het God en alles wat heilig was, lasterde.
DE BRIEF AAN PERGAMUM
Laten we kort teruggaan naar wat er gebeurde met de ware Gemeente van God na
de val van Jeruzalem in 70 n.Chr. Zij die gehoor gaven aan de waarschuwing
van Christus om Jeruzalem te ontvluchten voordat de stad werd omsingeld door
legers, vestigden zich in Pella aan de oostkant van de rivier de Jordaan.
We weten dat de apostel Johannes aan het eind van de eerste eeuw in Efeze in
Klein-Azië (nu Turkije) woonde. Daar zetten ook Polycarpus en Polycrates het
werk van Christus voort vanuit de stad Smyrna.
Na de tijd van keizer Constantijn, toen de officiële kerk suprematie
verwierf, werd Gods volk vervolgd. De trouwe volgelingen van God leefden
meestal in kleine dorpen en steden. Later woonden grotere aantallen in
noordoostelijk Klein-Azië in de regio van Armenië – tussen de Zwarte en de
Kaspische Zee.
In dit gebied begon het volgende – derde – tijdperk van de Gemeente van God.
Dit was voorzegd in Openbaring in de brief aan de Gemeente in Pergamum.
Openbaring 2:12 En
schrijf aan de engel der gemeente te Pergamum... 13
Ik weet, waar gij woont, daar waar de troon des satans is; en gij
houdt vast aan mijn naam en hebt het geloof in Mij niet verloochend...
Tot de geloofsgetrouwen behoorden de christenen die bekend werden onder de
naam ’Paulicianen’, de volgelingen van de apostel Paulus. Maar er zijn
verschillende andere theorieën van hun oorsprong en de reden voor hun naam.
Een van de belangrijkste leiders van de Paulicianen in de tweede helft van
de 7e eeuw was Constantijn van Mananeli (of Mananali) die leefde
van ca. 623-684 in Armenië. Dit Mananeli was niet gelegen in Klein-Azië,
zoals Griekse schrijvers beweren, maar was een kanton in Armenië, zoals Fred
C. Conybeare heeft aangetoond.
Aan deze goed opgeleide Constantijn van Mananeli was een manuscript van het
Nieuwe Testament gegeven. Na bestudering was hij zichtbaar gegrepen door de
waarheid die hem werd geopenbaard. Die Waarheid week sterk af van de
tradities van de grote valse kerk. Spoedig begon hij te prediken en met de
hulp van getrainde evangelisten nam de groei een grote vlucht en bekeerden
zich enkele tienduizenden tot de waarheid.
De Byzantijnse keizer was daarover zeer misnoegd en gaf een officier, een
zekere Simeon, opdracht om met zijn soldaten deze ’ketter’ en zijn beweging
uit te roeien. Deze wrede Simeon dreigde leden van de Gemeente van God te
zullen doden als zij weigerden Constantijn te stenigen. Dit gebeurde in 684.
Deze gebeurtenis had Jezus Christus door de apostel Johannes bijna 590 jaar
eerder laten opschrijven:
Openbaring 2:13 … ook
niet in de dagen van Antipas, mijn getuige, mijn getrouwe, die gedood werd
bij u, waar de satan woont.
De naam Antipas kan worden vertaald als ’tegen de papa [paus]’. Dit was
zeker waar bij Constantijn van Mananeli.
Simeon was zo getroffen door de oprechtheid en de ijver van de Paulicianen
en de moed van Constantijn bij zijn dood, dat hij na de dood van Constantijn
zelf gelovig werd. Hij gaf zijn aanzien en zijn rijkdom prijs. Net als de
apostel Paulus werd ook hij aanhanger van de leer die hij had moeten
uitroeien. Ook hij kreeg een leidende rol in Gods ware Gemeente.
Het Romeinse gezag zou opnieuw ingrijpen. Ditmaal had waarschijnlijk
dezelfde man die Constantijn van Mananeli verraden had, verslag uitgebracht
aan de regering over Simeon. Ook hij werd zes jaar later verbrand en stierf
als martelaar.
De volgende twee eeuwen leed Gods volk enorm onder verdrukkingen. Omstreeks
het midden van de 9e eeuw werden de Pauliciaanse christenen
streng vervolgd door de Byzantijnse keizerin Theodora II (eigenlijk regentes
voor haar zoon). Tussen de jaren 840 en 860 stierven naar schatting 100.000
de marteldood.
Zoals zo vaak in de geschiedenis gebeurde, vertroebelden die deel uitmaakten
van Gods Gemeente hun trouw aan God. Ze gingen geleidelijk meedoen met de
doctrines van de religie van de wereld. Het is belangrijk op te merken dat
rond 700 het overgrote deel van de ware Gemeente van God was weggetrokken.
Vanaf 800 zijn de meeste mensen die Paulicianen werden genoemd in die regio
geen leden van de ware Gemeente van God.
DE SLEUTEL TOT DE WAARHEID
In de 19e eeuw werd een opmerkelijke ontdekking gedaan. De Britse
geleerde en theoloog Fred C. Conybeare ontdekte in een Armeens klooster een
Pauliciaans document met manuscripten uit de 7e of 8e
eeuw. Dit belangrijke document is een van de weinige stukken geschreven
materiaal dat we van deze groepen hebben. Het meeste van wat we weten over
de mensen die geen deel hadden aan de officiële kerk, komt van hen die ware
christenen als ketters vervolgden. Het is moeilijk om in hun tendentieuze
bronnen Gods ware Gemeente in deze eeuwen te vinden.
In deze belangrijke vondst, door Conybeare De sleutel tot de waarheid
genoemd, wordt een groot aantal gebruiken en opvattingen van Gods volk, de
Paulicianen, beschreven.
We kunnen in die manuscripten lezen dat zij geloofden dat Maria nog meer
kinderen had gekregen na de geboorte van Jezus en dat zij noch de heiligen
voor ons bemiddelen kunnen. Zij geloofden ook dat het kruis, afbeeldingen en
kaarsen objecten van afgoderij zijn en zo niet gebruikt mogen worden.
Bovendien geloofden zij dat aan alle apostelen de sleutels van het
Koninkrijk van God was gegeven, niet alleen de apostel Petrus. Zij
betwistten de pauselijke aanspraken als ”apostolische opvolgers” en andere
aanmatigingen. Verder kan iemand niet worden gedoopt als hij of zij nog niet
oud genoeg is om de verantwoordelijkheid op zich nemen. Ze doopten door
onderdompeling. De Gemeente van God is geen gebouw maar bestaat uit de
gedoopte leden. Ze beschouwden de doctrine van de Drievuldigheid of
Drie-eenheid, het vagevuur als onbijbels. Verder kunnen we lezen dat zij het
Evangelie van het Koninkrijk verkondigden; dat ze door handoplegging Gods
geest ontvingen; dat ze behalve het Pascha hielden op de veertiende dag van
de eerste maand van de bijbelse kalender, ook de sabbat en het Feest van
Ongezuurde Broden vierden. Zij verwierpen oorlogvoering (De sleutel tot
de waarheid en vertaald door F. C. Conybeare, Clarendon Press, Oxford,
1898, pp. 33-40, 124, 152, 162).
De vervolging dreef de ware gelovigen van de Paulicianen uit Armenië. Ze
emigreerden naar regionen van het huidige Bulgarije in Oost-Europa. De
Bulgaarse bekeerlingen kwamen bekend te staan als de
Bogomielen, een naam die werd gebruikt voor mensen die werden
bestempeld als ’ketters’ door het officiële christendom. Niet alle
Bogomielen behoorden tot de Gemeente van God.
Intussen groeide de vervreemding tussen Oost en West. In het christendom
vond de uiteindelijke kerkelijke breuk tussen Constantinopel (voorheen
Byzantium en nu Istanbul) en Rome plaats in 1054. Tot op de dag van vandaag
zijn de oosters-orthodoxe kerk en de westerse Roomse kerk (rooms-katholieke
kerk) gescheiden.
HET TYATIRA TIJDPERK BEGINT
Door zijn heerschappij over een multinationaal imperium – het Frankische
Rijk – en door zijn beschermheerschap over de rooms-katholieke kerk was
Karel de Grote meer geworden dan een nationale koning, zoals zijn
voorgangers waren geweest. Hij werd dan ook met kerst in 800 te Rome door de
paus gekroond tot Rooms keizer. Dit rijk duurde in verschillende vormen meer
dan 1000 jaar – en eindigde in 1815 met de nederlaag van Napoleon.
In die eeuwen van 800 tot 1500 verwierf de paus enorme macht. Maar die macht
was corrupt. Het was niet ongewoon dat rijke lieden een vooraanstaande
positie in de kerk kochten. Deze omkooppraktijk heette
simonie, genoemd naar Simon Magus
die de apostel Petrus geld aanbood om de macht te ontvangen mensen de
heilige geest te geven door handoplegging (Handelingen 8).
Met deze grootschalige corruptie probeerden mensen hervormingen in de
officiële kerk door te voeren. Sommigen verlieten de kerk. Ze verafschuwden
de omkoperij en veroordeelden het openlijk.
U hebt ongetwijfeld gelezen of gehoord van de kruistochten in de
Middeleeuwen. Het belangrijkste doel van de verschillende tochten die
westerse krijgers van de 11e tot de 13e eeuw
ondernamen was de herovering of het behoud van de heilige plaatsen in
Palestina die door de mohammedanen (islam) in de 7e eeuw waren
bezet.
Maar wat velen niet beseffen is dat diezelfde kruisvaarders vaak
honderdduizenden mensen in Europa doodden voordat ze zelfs het Heilige Land
bereikt hadden. Deze militair georganiseerde ondernemingen werden ingezet
tegen ’ketters’ die gezien werden als vijanden van het rooms-katholieke
geloof. In feite vervolgde de eerste kruistocht, die duurde van 1095-1099
(er waren zeven kruistochten tot 1272), hevig de ware Gemeente van God.
Honderden zijn vermoord omdat zij geen deel uitmaakten van de officiële
kerk. Ook met latere kruistochten werd de ware Gemeente van God vervolgd.
DE PETROBRUSIANEN
Aanvankelijk werden de trouwe volgelingen van Jezus Nazareners genoemd. In
het gebied van Armenië werden zij later gerekend tot de Paulicianen. Toen
zij naar het westen trokken, naar Bulgarije, vond men hen onder de zogeheten
Bogomielen. Bogomiel betekent ’vriend van God’.
Tot deze gemeenschappen behoorden de mensen die de oorspronkelijke Gemeente
van de apostelen voortzetten. Ze verwierpen de doctrines van de valse kerk.
Door de verdrukking en vervolging was Gods volk in aantal verminderd. In
deze periode begint een nieuw tijdperk van de Gemeente van God: Tyatira.
Openbaring 2:18 En
schrijf aan de engel der gemeente te Tyatira… 19
Ik weet uw werken en liefde, en geloof en dienstbetoon, en uw
volharding en uw laatste werken, die
meer zijn dan de eerste.
Veel Bogomielen verspreidden zich in de tiende en elfde eeuw met andere
afvallige sekten, zoals ze genoemd werden, westwaarts door Zuid Europa en
kregen bekendheid tijdens de Middeleeuwen onder uiteenlopende namen; de
meest bekende zijn de Patarijnen, Katharen en Albigenzen (Albi: stad in
Zuid-Frankrijk), Passagi of Publikanen. Zij werden verworpen als ketters
(van de benaming Katharen, die de ’Zuiveren’ betekent, is het woord ketter
afgeleid).
Het zou onjuist zijn te concluderen dat al die geïsoleerde en verschillende
groepen trouwe nakomelingen van de oorspronkelijke Gemeente waren. Maar
onder sommige van die vervolgde groepen bleven vele van de ware
geloofspunten bewaard.
Uit deze bewegingen traden vele leiders en soms ook martelaren naar voren.
Een van hen, in het zuiden van Frankrijk, was Pierre de Brueys of Peter van
Bruys. Zijn geschiedenis wordt verteld in veel naslagwerken. Uit het werk
van deze ongewone man ontstond een beweging die naar hem genoemd werd, die
van de Petrobrusianen.
Peter (Petrus) van Bruys begon op te treden omstreeks
De leden van de Gemeente die Peter leidde verwierpen de autoriteit van de
valse kerk. Zij wezen de kinderdoop af en geloofden dat alleen volwassenen
gedoopt mochten worden. Aangezien Christus stierf aan een kruis, verwierpen
zij de verering van kruizen. Zij wezen de transsubstantiatieleer af (brood
en wijn veranderen in lichaam en bloed van Christus). Zij ontkenden
dat er iets speciaals voortkwam uit de consecratie (wijding) van
kerkgebouwen en waren in feite voorstander van het neerhalen van dergelijke
pretentieuze gebouwen. Zij verwierpen het uitspreken van gebeden en andere
daden ten behoeve van gestorvenen. Zij namen de wetten van Mozes in acht,
met uitzondering van de offerwetten; aten geen onrein vlees en hielden de
sabbat. Ze verwierpen de doctrine dat de godheid uit drie personen bestaat.
Ze wisten dat God een gezin is!
Op een dag dat Peter van Bruys in de Franse stad St. Gilles predikte maakte
een woedende menigte zich van hem meester en wierp hem in de vlammen van een
brandstapel. Dit gebeurde omstreeks 1125.
Een tweede persoonlijkheid uit de 12e eeuw was Arnold of Arnoldus
van Brescia, opgeleid in de katholieke kerk. Van het zuiden van Frankrijk
tot Rome preekte hij tegen door hem aangetroffen misstanden en corruptie in
de officiële kerk, de schrijnende tegenstelling tussen de rijkdom en
bezittingen van de katholieke kerk en de armoede. De Bijbel was zijn gezag.
Zijn volgelingen werden Arnoldisten
genoemd. Uit vrees dat de Franse koning tegen hem zou optreden, week hij uit
naar Duitsland en Zwitserland en ten slotte naar Italië waar zijn
populariteit inmiddels aanzienlijk was toegenomen, met het gevolg dat hij
werd opgehangen en verbrand. Zijn as werd in 1155 in de Tiber bij Rome
geworpen.
Een derde krachtige persoonlijkheid uit de 12e eeuw was Hendrik
van Lausanne (Henri de Lausanne). Hij was als benedictijner monnik opgeleid,
maar zijn studie had hem onder meer tot de conclusie gebracht dat het
huwelijk voor priesters eervol was. Geleidelijk aan nam zijn verzet tegen de
gevestigde leer zozeer toe dat hij tot de ketters werd gerekend. Voortdurend
klaagde hij de ondeugden van de geestelijkheid in zijn gebied aan. Hij werd
door de bisschop uit Lausanne verbannen en zijn daaropvolgende reizen
brachten hem naar het zuiden van Frankrijk, waar hij in het voetspoor van
Peter van Bruys trad. Als gevolg van zijn prediking werd Hendrik
gearresteerd en gevangengezet. Het vermoedelijke jaar van zijn dood is 1149.
Zijn volgelingen werden Henricianen genoemd.
Deze strijders voor de Waarheid en door de officiële kerk beschouwd als
ketters, zijn in de 11e en 12e eeuw leiders geweest
van de Gemeente van God.
Hoewel de Gemeente van God door verdrukking werd verstrooid, zien we dat ook
de Waarheid werd verspreid in die periode. Het werk van Gods Gemeente in het
Tyatira tijdperk was nog niet voorbij. Haar laatste werken waren groter dan
de eerste.
DE WALDENZEN
Na de dood van Hendrik van Laussane ontbrak het de Gemeente van God in het
tijdperk van Tyatira aan sterk leiderschap. Bijgevolg konden ze niet gedijen
als een eensgezinde en georganiseerde Gemeente.
Toen riep God plm. 1170 een nieuwe leider om zijn Gemeente te leiden. Zijn
naam was Peter Waldo (Pierre Valdes, Peter Waldus). Hij was een rijke
koopman in de stad Lyon, Frankrijk. Hij was getrouwd en had twee dochters.
Ze maakten deel uit van de officiële kerk.
Er vond een gebeurtenis plaats die het leven van Peter Waldo compleet
veranderde. Tijdens een bijeenkomst viel één van de vrienden van Peter
Waldus, die naast hem stond, opeens dood neer. Dit had een ingrijpende
invloed op Waldus. ”Wat zal er met mij gebeuren, als ik sterf?” vroeg hij
zich af.
Peter Waldus verdeelde het grootste deel van zijn rijkdom onder de armen.
Hij trof een regeling om de toekomst van zijn vrouw en kinderen veilig te
stellen. Met de rest van zijn geld deed Peter Waldus iets heel ongewoons.
Hij gaf opdracht delen van de Bijbel in de Franse streektaal van die tijd te
vertalen, iets wat nagenoeg nooit eerder was gedaan. De officieel door de
’Kerk’ in het Westen aanvaarde tekst van de Bijbel was gesteld in het Latijn
en was eeuwen tevoren uit het Hebreeuws, het Aramees en het Grieks vertaald.
Uiteraard konden maar weinig leken de Latijnse taal lezen en schrijven. Dit
betekende in de praktijk dat alleen de weinige geletterden toegang hadden
tot de bijbelse geschriften.
Peter Waldo begon Gods weg te verkondigen. Zijn volgelingen werden vaak ”de
armen van Lyon” genoemd en de
Waldenzen. Sommige onderzoekers zijn van mening dat de naam Waldenzen
afgeleid is van de naam Peter Waldo. Anderen gaan terug naar een tijd nog
vóór Peter Waldo. Omdat deze christenen in de bossen in Europa verbleven,
denken ze dat de naam is afgeleid van het Duitse woord voor bos,
Wald.
Waldo's prediking had grote invloed. De Gemeente van God begon zich te
verspreiden over verschillende gebieden van Europa. Evenals de ware
christenen uit de vorige jaren en eeuwen verwierpen de Waldenzen de
pauselijke corruptie, de transsubstantiatieleer, de mis, de heidense feesten
die ’christelijk’ gemaakt waren, de gebeden voor de doden en vele andere
traditionele valse doctrines.
De Waldenzen geloofden niet in het afleggen van de eed zoals in een
rechtbank gedaan wordt. Zij geloofden dat zij de ware volgelingen van de
apostolische Gemeente waren die gesticht was door Christus. Zij geloofden
dat de officiële kerk de gevallen vrouw was van het boek Openbaring. Zij
onderhielden de sabbatdag, de zevende dag. Er is ook een indicatie dat
sommigen van hen de jaarlijkse heilige dagen hielden.
Op een bijeenkomst van paus Lucius III met de keizer te Verona (1184) werd
besloten tot strafmaatregelen tegen de Waldenzen. De paus sprak zijn
anathema (de vloek) over hen uit.
Zoals eerder vele trouwe volgelingen van Christus, moesten vele Waldenzen
terechtstaan als ’ketters’. In opdracht van paus Innocentius III zijn
honderdduizenden mensen, onder wie vele Waldenzen, die door de katholieke
kerk werden beschouwd als afvalligen en dwaalgeesten, door de inquisitie
doodgemarteld.
In de loop der tijd verzwakten veel Waldenzen en behoorden niet langer tot
Gods ware Gemeente. Velen van hen keerden weer terug in de officiële kerk,
terwijl vele anderen zich in de 16e eeuw aansloten bij de
Reformatie.
De Waldenzische Kerk in Italië telt thans bijna 30.000 leden (voor de helft
in Piemonte) en is de belangrijkste protestantse kerk in dat land. Ook in
Zuid-Amerika (Uruguay, Argentinië) bestaan gemeenten van Waldenzen.
En weer zien we een herhaling van wat zo vaak gebeurde. Na enkele generaties
bestonden de plaatselijke gemeenten niet meer uit oprecht bekeerde
gelovigen, maar uit onbekeerde mensen die de gemeenschappen binnen de
invloedssfeer van het wereldse christendom leidden. De ware gelovigen
moesten hun leven opgeven of werden wederom verdreven.
Maar God bleef zijn kleine kudde leiden en beschermen.
DE GEMEENTE VAN GOD IN DE MIDDELEEUWEN
De Gemeente van God werd gesticht op de Pinksterdag in 30 n.Chr. Zij heeft
de eeuwen van vervolging overleefd. Vergeet niet dat Jezus Christus zei: ”Ik
zal mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet
overweldigen” (Mattheüs 16:18).
Er zou nooit een tijd komen zonder Gods volk op aarde. Maar Jezus zei ook
dat zijn Gemeente een ”klein kuddeke” zou zijn (Lukas 12:32). De Gemeente is
nooit groot geweest, maar zij heeft overleefd.
Misschien is er geen andere tijd in de geschiedenis waarin de Gemeente van
God erger vervolgd werd dan de Middeleeuwen – van plm. 500 tot plm. 1500.
Niemand weet hoeveel mensen werden gedood, alleen maar omdat ze geen leden
waren van de officiële staatsgodsdienst.
Gods volk leefde in kleine dorpjes in de bergen van Zuidoost-Europa
gedurende een groot deel van de zesde tot de negende eeuw. Daarna dreef
vervolging hen naar het midden, zuiden en westen. Kleine groepen van ware
gelovigen leefden in Noord-Italië, Zwitserland en het zuiden van Frankrijk.
In de 12e eeuw werd het ware evangelie gepredikt door mannen
zoals Petrus van Bruys, Hendrik van Laussane en Arnold van Brescia. Een van
de meest invloedrijke mannen van de ware Gemeente die het evangelie
verkondigde was Peter Waldo.
Leden van de Gemeente van God werden soms naar hun leiders genoemd zoals
Petrobrusianen, Henricianen, Arnoldisten en Waldenzen.
In de 12e eeuw breidden verschillende religieuze groeperingen
zich uit. Anders geloven dan de leer van de staatskerk werd gezien als
ketterij. Deze ’ketters’ werden gestraft door ze in de gevangenis op te
sluiten of hun bezittingen af te pakken.
Het aantal mensen dat zich tegen de leer van de staatskerk verzette nam zo
toe dat paus Innocentius III in de beginjaren van de 12e eeuw
begon met het uitroeien van honderdduizenden mensen door de inquisitie.
Dit waren zeer zware tijden voor iedereen in de Gemeente van God. Maar God
zou zijn Gemeente beschermen. Zij verborgen zich in de valleien en in de
bergen, wachtende op een tijd van vrede en geluk. Hun uiteindelijke doel was
niet deze wereld, maar de prachtige Wereld van Morgen.
VERANDERENDE TIJDEN
Er veranderde veel in de 15e eeuw. God bereidde de wereld voor op
een voortzetting van het Werk van zijn Gemeente. De boekdrukkunst kwam in
het midden van de 15e eeuw tot ontwikkeling. De snelle
ontwikkeling van de boekdrukkunst in Europa is vooral te danken aan het feit
dat Duitse drukkers met hun uitrusting rondreisden en zich voor korte of
langere tijd in verschillende steden vestigden. Daar vervulden zij tijdelijk
de functies van lettergieter, zetter, drukker, corrector, uitgever en
boekhandelaar. Informatie kon nu worden verspreid onder een groter aantal
mensen. De wereld zou snel beginnen te veranderen.
Eeuwenlang was de best opgeleide klasse de priesters van de staatskerk. De
meeste mensen konden niet lezen. En slechts enkele mensen hadden een kopie
van de Bijbel.
Met de uitvinding van de boekdrukkunst werd het nu mogelijk voor meer mensen
om de Bijbel te lezen en het Woord van God te bestuderen. Vele miljoenen
exemplaren van de Bijbel werden verspreid over de hele wereld. In de
christelijke wereld is het het meest verkochte boek dat ooit is
gepubliceerd. De bijbeldrukkerij in de Chinese stad Nanjing heeft in 25 jaar
honderd miljoen bijbels gedrukt; zestig miljoen in het Mandarijn en veertig
miljoen in andere talen (2012).
Een andere belangrijke gebeurtenis in de 15e eeuw vond plaats in
het laatste decennium van die eeuw. Christoffel Columbus zeilde naar de
Nieuwe Wereld: Amerika.
Maarten Luther begon in het eerste deel van de 16e eeuw de
protestantse Hervorming of Reformatie. Hij werd gevolgd door o.a. Johannes
Calvijn in Zwitserland en John Knox in Schotland. Koning Hendrik VIII
stichtte een zelfstandige Engelse Kerk (de Anglicaanse Kerk) omdat hij het
pauselijk gezag niet langer accepteerde.
Vervolgde christenen in Europa zochten in het begin van de 17e
eeuw vrijheid van godsdienst in Amerika. Groepen als de Pilgrim Fathers of
Pilgrims die zich vestigden in New England en de Quakers die naar
Pennsylvania kwamen, baanden de weg voor de vestiging van Gods Gemeente in
de Nieuwe Wereld.
INVLOEDRIJKE HERVORMERS
In het midden van de 14e eeuw had ook de Engelse filosoof en
kerkhervormer John Wyclif invloed op de christelijke wereld. Hij was een
uitstekende student aan de Oxford Universiteit en later pastoor van de
staatskerk. Maar al spoedig keerde hij zich tegen de verschillende
praktijken en leerstellingen van de r.k.-kerk.
Hij was de grote inspirator van de door zijn leerlingen verzorgde vertaling
van de Vulgaat in het Engels. De oudste manuscripten van de Bijbel waren in
het Hebreeuws en Grieks. De Bijbel werd later ook vertaald in het Latijn, de
Vulgaat genoemd, die de enige officieel aanvaarde bijbelvertaling werd in de
staatskerk. Door Wyclifs vertaling werd de Bijbel toegankelijk voor de
gewone mensen die alleen Engels konden lezen.
Zijn leringen werden verder gedragen door de Lollards en zijn overgebracht
naar het continent en zijn vooral van invloed geweest op Johannes Hus op de
Universiteit van Praag. Deze mensen hebben ook bijgedragen aan het
voorbereiden van de weg naar de Reformatie in de 16e eeuw.
HERVORMINGEN VAN MAARTEN LUTHER
Maarten Luther was in 1507 tot priester gewijd en werd docent in de bijbelse
theologie aan de universiteit van Wittenberg, Duitsland. Hierdoor veranderde
zijn inzichten ten aanzien van de katholieke leer en praktijken. In 1517
nagelde hij zijn bezwaren – de 95 stellingen – op de deur van de slotkerk
van Wittenberg.
Maarten Luther werd door de kerk in de ban gedaan en ook de rijksban werd
over hem uitgesproken, waarna vrienden hem verborgen. Hij vertaalde toen het
Nieuwe Testament en later de complete Bijbel in het Duits. De Lutherse
Vertaling is intussen de populairste versie geworden voor de Duitssprekende
protestanten in de wereld.
De Lutherse leer heeft geleid tot de stichting van de Lutherse kerken in
vele landen, een minderheid binnen het protestantisme.
Zwingli en Calvijn leidden de hervorming in Zwitserland. Johannes Calvijn
werd de
grondlegger van de reformatorische stroming het
calvinisme dat zich over de gehele wereld heeft verspreid. Binnen de
protestantse wereld staat het gereformeerd protestantisme van Calvijn naast
en in sommige opzichten tegenover het lutheranisme. Presbyterianisme is de
benaming die in het Engelse taalgebied wordt gebruikt voor wat elders
gereformeerd protestantisme heet. Het presbyterianisme werd in Schotland in
het midden van de 16e eeuw opgericht door John Knox.
De Kerk van England werd opgericht tijdens de regeringsperiode van Hendrik
VIII en Elizabeth I. Zij wordt meestal de Anglicaanse Kerk genoemd en in
Amerika de Episcopal Church.
Na de reformatie zag de christelijke wereld er heel anders uit. Gods ware
Gemeente stond echter geheel buiten de reformatie. Gods volk heeft nooit
deel gehad aan de rooms-katholieke kerk en zij bevond zich ook niet onder
degenen die deze kerk hadden verlaten.
DE GEMEENTE IN HOLLAND, VLAANDEREN EN ENGELAND
Tegen het einde van het tijdperk van Tyatira, het vierde tijdperk van de
Gemeente van God, kwam een Waldenzische prediker met de naam Walter uit
Duitsland naar Holland en ging later naar Engeland om het evangelie te
verkondigen. Dit was in 1315. Walter werd bekend als Walter de Lollard –
later ingekort tot Walter Lollard. De Lollards waren de overgeblevenen van
de Duitse Waldenzen. Ze waren al vroeg in de veertiende en vijftiende eeuw
doorgedrongen tot in Holland, Vlaanderen (de Lollarden) en Engeland. De naam
Lollard werd later geassocieerd met de mensen van Gods Gemeente.
Maar niet alle Lollards maakten deel uit van de Gemeente van God. Ook
volgelingen van John Wyclif werden Lollards genoemd.
De Waldenzen, Lollards en enkele andere groepen van de 15e en 16e
eeuw stonden soms bekend onder de naam
Anabaptist. Anabaptisme
betekent ’herdopen’. Niet alleen leden van Gods Gemeente werden zo genoemd.
Het is een kerkelijke stroming daterend uit de tijd van de Reformatie. Zij
verschilt van andere reformatorische bewegingen doordat zij stelt dat alleen
volwassenen gedoopt mogen worden. Als iemand als kind gedoopt is, moet hij
of zij als volwassene opnieuw gedoopt worden, daarom worden zij ook wel
wederdopers genoemd. Sinds de stichting van de Gemeente van God worden
alleen mensen gedoopt die de bijbelse definitie van zonde kennen en dus
weten waarvan zij zich moeten bekeren en in oprechtheid berouw tonen. Een
kinderdoop is geen doop, er bestaat dus geen tweede doop. Christus is niet
tweemaal gekruisigd. Alleen een volwassene kan deze verantwoording nemen.
De wereld noemde de leden van Gods Gemeente ook vaak
Sabbattisten en sabbathoudende
Baptisten, want de Gemeente van
God houdt, in navolging van Jezus Christus en de apostelen, de sabbat, de
zevende dag. Maar de leden zelf van Gods ware Gemeente noemden hun
gemeenschap de Gemeente van God.
Na de opkomst van verschillende protestantse groeperingen in Europa werd het
voor Gods volk veiliger gemeenten te vormen. Er zijn verslagen van ten
minste elf sabbathoudende gemeenten van God in Engeland in het begin van de
17e eeuw, waarvan drie in Londen.
In 1611, tijdens het bewind van koning Jacobus I, werd de Bijbel vertaald in
een andere Engelse versie. Dit is vandaag de meest gebruikte Engelse
vertaling van de Bijbel. Wij noemen het de Authorized of de King
James Bible.
Hoewel de spanningen afnamen vanwege de protestantse Reformatie, hielden de
vervolgingen van Gods volk toch aan, ook door de protestanten. Ook andere
religieuze groeperingen hadden te lijden van vervolgingen zoals de Franse
Hugenoten, Quakers en Puriteinen. Ze leden vanwege hun religieuze
overtuiging.
DE GEMEENTE VAN GOD IN AMERIKA
Voor de tijdperken van de Gemeente van God, die we vinden in Openbaring 2 en
3, zijn geen exacte data. De indeling wordt gevormd door de informatie in
Openbaring die we terugvinden in de geschiedenis. We weten dat de apostelen
tijdens het Efeze tijdperk leefden. Gedurende de tijd van de Ebionieten was
het de Smyrna era. En in de dagen van de Paulicianen en de Bogomielen, de
Pergamum era. Toen Petrus van Bruys, Peter Waldo, Walter Lollard en anderen
de Waarheid verkondigden, was het het tijdperk van Tyatira.
Vanaf midden 16e eeuw tot begin 17e eeuw komen we in
de overgang naar het volgende tijdperk van Gods Gemeente. Kort voordat de
Gemeente van God naar Amerika kwam, gaan we de tijd binnen die in het derde
hoofdstuk van Openbaring wordt gesymboliseerd als het Sardes tijdperk.
Openbaring 3:1 En
schrijf aan de engel der gemeente te
Sardes: Dit zegt Hij, die de zeven Geesten Gods en de zeven sterren
heeft: Ik weet uw werken, dat gij de
naam hebt, dat gij leeft, maar gij zijt dood.
In het begin van de 17e eeuw leek een grote wens in vervulling te
gaan – vrijheid van godsdienst in de Nieuwe Wereld.
Velen die naar de Nieuwe Wereld kwamen, waren op zoek naar bevrijding van
religieuze onderdrukking in Engeland en Europa. Niet alleen puriteinen en
quakers, maar ook methodisten, baptisten, wederdopers en zelfs katholieken
kwamen naar Amerika op zoek naar vrijheid van godsdienst.
De invloed van de Engelse vertaling van de Bijbel en de protestantse
Reformatie droegen bij aan de ontplooiing van een nieuw tijdperk van
vrijheid van godsdienst.
Onder hen die op zoek waren naar vrijheid van godsdienst in de Nieuwe
Wereld, waren kleine groepen sabbathouders. In 1664 arriveerden in Rhode
Island Stephen en Ann Mumford die de sabbat hielden. Zij stichtten in 1671
een kleine gemeente in Newport in de staat Rhode Island. Dat is het oudste
verslag dat we hebben van de stichting van de Gemeente van God in Amerika.
Geleidelijk werden meer plaatselijke gemeenten gesticht in de koloniën van
de Nieuwe Wereld. Tot de Amerikaanse Revolutie in 1776, vooral langs de
oostkust.
In het midden van de 19e eeuw zonden sabbathouders missionarissen
over de hele wereld. Sabbathoudende gemeenten werden gesticht in de
Filippijnen, Mexico, Midden- en Zuid-Amerika, India, Indonesië en China. De
meeste van deze gemeenten waren klein, maar er was een poging om het
evangelie aan de wereld te prediken.
In het begin van de 19e eeuw ontstonden diverse geschillen tussen
de sabbatsvierende groepen. Sommige wilden geen sabbatvierders genoemd
worden of niet de leer volgen van de Gemeente. Ze besloten zich te
organiseren onder een andere naam. In 1818 nam een groep de naam
Zevendedags Baptisten aan. De
sabbathouders die zich niet bij de Zevendedags Baptisten aansloten, bleven
de naam Gemeente van God trouw.
DE ADVENTISTEN
De Gemeente van God gelooft in de terugkomst van Jezus Christus.
Adventus betekent komst. Vanwege
dat geloof begonnen sommige sabbatsvierende gemeenten de naam
Gemeente van God (Adventist) te gebruiken.
De adventist William Miller was overtuigd geraakt van de sabbat als de dag
die door God is geheiligd. Maar hij misleidde zichzelf en vele anderen door
zijn voorspelling dat Christus terug zou komen in 1843, later gecorrigeerd
naar 1844. Dit baseerde hij op de profetie van de 2300 avonden en morgens in
Daniël 8.
Deze misvatting bracht splitsingen. Intussen waren James en Ellen White
toegetreden tot de adventisten van Miller. Ze bleven vasthouden aan hun
geloof aangaande de terugkomst van Christus, maar elk jaar werden nieuwe en
verschillende doctrines geïntroduceerd door Ellen White om de fout van 1844
te camoufleren. Ze weken daarmee af van de beginselen van de Gemeente van
God.
Ellen G. White werd beschouwd als profetes en had invloed met haar vele
visioenen. Volgens één van deze visioenen diende de naam ’Gemeente van God’
niet langer te worden gebruikt: ”De enige naam die geschikt voor ons is, is
een naam die overeenkomt met onze overtuiging, uitdrukking geeft aan ons
geloof en ons kenmerkt als bijzondere mensen. De naam Zevende-dags
Adventisten stelt de ware kenmerken van ons geloof voorop en zal de zoekende
geest overtuigen”.
De doctrines en speerpunten bepalen de namen van de zeer vele religieuze
groepen, van groot tot klein, maar God heeft zijn Gemeente zijn eigen naam
(God) gegeven: Gemeente van God. De familie Jansen houdt de naam Jansen, ook
al is vader Jansen slager of is hun passie reizen. De familienaam verandert
daarmee niet in Slager of Reiziger.
In 1860 noemden de volgelingen van William Miller en de Whites zich
Zevende-dags Adventisten en in
1863 volgde de formele oprichting en is een van de grootste sabbathoudende
kerken van Amerika geworden.
Maar de zevendedagsadventisten noch de zevendedagsbaptisten volgden de ware
leer van God. Ook in die tijd bleven de leden van de ware Gemeente zichzelf
de Gemeente van God noemen.
GEMEENTE VAN GOD (ZEVENDE DAG)
In de jaren dat de Zevende-dags Adventisten kerk werd opgericht, begon de
Gemeente van God met de publicatie van een tijdschrift met de naam The
Hope of Israël. Het werd
uitgegeven in Battle Creek in de staat Michigan. Daarna verhuisde men naar
Marion in de staat Iowa. Toen de gemeente bleef groeien, verplaatste
het centrum van hun werk zich naar Stanberry in de staat Missouri, waarheen
in 1888 ook het tijdschrift verhuisde. Rond de eeuwwisseling werd de naam
veranderd in The Bible Advocate.
In de pioniersdagen van Amerika verhuisden veel mensen naar het westen waar
sabbatsvierende gemeenten werden gesticht in Missouri, Arkansas, Oklahoma,
Texas en verder naar het westen.
In het begin van de 20e eeuw was het hoofdkwartier van de
Gemeente van God gevestigd in Stanberry (Missouri). Een invloedrijke leider
in die tijd was Andrew N. Dugger. Hij was redacteur van het
tijdschrift van de Gemeente The Bible Advocate geworden.
Andrew Dugger streefde naar een team van goed opgeleide oudsten en leraren
en wilde daarvoor een college oprichten in Stanberry. Maar wegens
Wereldoorlog I werden de plannen opgeschort. Later werd wel een school
opgericht in Stanberry, maar Duggers plannen van een college zijn nooit
gerealiseerd.
The Bible Advocate
van 13 maart 1917 publiceerde onder redactie van Andrew N. Dugger
wat de officiële leer van de Gemeente van God moest zijn. Maar niet iedereen
deelde zijn opvatting. De menselijke natuur gaf de geest van God geen
ruimte. Oude en nieuwe geschillen verlamden Gods Gemeente in geestelijke
groei. Hoewel in de jaren twintig van de vorige eeuw het aantal mensen wel
toenam. Gemeenten werden aan de westkust gevestigd en zelfs in andere delen
van de wereld.
In 1923 werd op een algemene conferentie van de Gemeente van God in
Stanberry besloten één naam voor de Gemeente van God te gebruiken. Dikwijls
werden verschillende namen gekoppeld aan de naam van Gods Gemeente. De meest
bekende naam was Gemeente van God (Adventist)
De algemene vergadering in 1923 besloot officieel de naam
Gemeente van God (Zevende Dag) te voeren. Er werd ook een vergeefse
poging gedaan om de Gemeente van God (Zevende Dag) met de Zevende-dags
Baptisten te verenigen.
Een jaar later werd een conferentie gehouden in Californië en er werden
gemeenten gesticht in de staat Oregon.
DE LEIDER VAN HET VOLGENDE TIJDPERK WORDT GEBOREN
Enkele jaren voordat de gemeenten van de Gemeenten van God werden gesticht
in Oregon, werd in de zomer van 1892 in Des Moines (spreek uit als [dé
moin]) in de staat Iowa Herbert W. Armstrong geboren. Zijn ouders gingen
naar de Quaker kerk.
Een zelfonderzoek met behulp van een boek getiteld Choosing a Vocation
(roeping, beroep, talent), toonde aan dat zijn talenten vooral op het
terrein van de journalistiek en reclame lagen. In die tijd was zijn oom,
Frank Armstrong, een succesvol reclameman in Des Moines. Mede op advies van
zijn oom besloot hij te solliciteren naar een baan op de reclame-afdeling
van een krant in Des Moines, de Daily Capital.
Herbert Armstrong deed gedurende vele jaren waardevolle ervaring op op het
gebied van reclame en journalistiek. Hij realiseerde zich toen nog niet dat
deze ervaring later zou worden gebruikt door God. Met deze achtergrond werd
Armstrong voorbereid om over de hele wereld het evangelie te publiceren en
te verkondigen tot een getuigenis van de terugkomst van Christus, een Werk
dat in de huidige eindfase wordt voortgezet (Mattheüs 24:14).
In 1917 trouwde Herbert Armstrong met Loma Dillon. Het huwelijk duurde bijna
vijftig jaar. Enkele weken voor hun 50-jarige trouwdag overleed Loma.
Na jaren werkzaam in het bedrijfsleven, hoofdzakelijk in de
advertentiebranche, vaak succesvol, maakte God Herbert Armstrong nederig.
Het zakelijk succes bleef uit, de financiën raakten op.
HET BEWIJS VAN DE SABBAT
In 1924 vertrokken Herbert en Loma Armstrong naar het westen naar Oregon.
Hij bleef werkzaam in de reclame en bouwde een klantenkring op in de staten
Oregon en Washington aan de westkust.
Op zekere dag gaf een buurvrouw van Armstrongs ouders aan Loma Armstrong een
Bijbel en vroeg haar enkele verzen te lezen. Daarna nog een aantal. Loma
ontdekte toen tot haar verbazing dat Gods sabbat niet de zondag was zoals ze
had geloofd.
Opgewonden haastte zij zich naar huis om dit aan haar man te vertellen. Maar
hij was in het geheel niet enthousiast. Alle kerken die de zondag houden,
kunnen toch niet verkeerd zijn? Hij vond dat zijn vrouw zich aanstelde als
een religieuze fanatiekeling. Om te bewijzen dat zijn vrouw ongelijk had
begon hij voor het eerst in zijn leven aan een grondige studie van de
Bijbel. Hij begon met de basiselementen. Eerst was hij gedwongen te bewijzen
dat God bestaat. Zoals zovelen had hij het bestaan van God klakkeloos
aangenomen. Daarna moest hij vaststellen of de Bijbel al dan niet door God
is geïnspireerd en of de Bijbel de enige echte bron van informatie over God,
Jezus Christus en het vraagstuk van de sabbat is. Daarnaast bestudeerde hij
grondig de evolutietheorie.
Weken van studie gingen voorbij, daarna maanden. Armstrong ontdekte
voortdurend dingen waarvan hij nog nooit gehoord had. Hij zocht tevergeefs
naar bewijs voor het houden van de zondag als de dag van de christelijke
eredienst. In plaats daarvan bewees hij dat zaterdag de sabbat was. Hij
bewees ook het bestaan van God en dat de Bijbel zijn geïnspireerde Woord is.
God had nu Armstrong tot een punt gebracht in zijn leven waar hij geestelijk
gebroken werd, neergeslagen. Hij was klaar om zich over te geven aan God.
Armstrong had Gods bestaan bewezen en dat de sabbat Gods dag was. En in de
loop van zijn studie ontdekte hij de noodzaak om gedoopt te worden.
Maar wáár was Gods ware Gemeente?
OP ZOEK NAAR DE GEMEENTE VAN GOD
Via de buurvrouw van zijn ouders die zijn vrouw op de sabbat had gewezen
kwam hij in contact met enkele mensen van Gods Gemeente die de geboden van
God hielden. Ze noemden zich de Gemeente van God en hadden een uitgeverij te
Stanberry (Missouri). Hij kreeg vriendschap met enkele verspreide leden in
de Willamette Valley in de buurt van Eugene, Oregon.
Armstrong en zijn vrouw gingen verder met hun bijbelstudie en gebed. In die
tijd werden artikelen van Armstrong opgenomen in het tijdschrift The
Bible Advocate. Daarin bleek
zijn ervaring en talenten, opgedaan in de reclamewereld. Hij schreef
over de waarheden die God hem liet zien.
Ook werd hem sinds 1928 gevraagd
zijn bijbelkennis in spreekbeurten voor kleine gemeenten over te brengen.
Na de beurskrach in 1929, die de zware crisis inluidde, kreeg het gezin van
Armstrong het moeilijk. Maar Jezus Christus, het levende Hoofd van zijn
Gemeente, zou Armstrong roepen tot een fulltime dienaar.
In 1930 had de Gemeente van God in het gebied Oregon voldoende leden om een
staat- (regionale) conferentie te houden. Andere staten hadden hun eigen
conferenties.
ARMSTRONG WORDT GEORDINEERD
Vanwege zijn werk en zijn diensten in de Gemeente werd Armstrong in 1931
tijdens de Oregon conferentie geordineerd. In 1932 werd hij gevraagd te
spreken op openbare evangelisatie campagnes. De campagnes werden succesvol.
Avond na avond kwamen mensen om te luisteren naar Armstrong. Hoewel maar
weinig mensen echt geïnteresseerd waren. Armstrong was voorbereid voor het
Werk dat hij zou doen.
Dit was de tijd van de overgang naar het volgende tijdperk van de Gemeente
van God. God was begonnen met het openbaren van waarheden uit zijn Woord aan
Armstrong die op verzet stuitten bij leraren en oudsten van de Sardes
Gemeente. Zo kon het Werk niet gedaan worden en de Sardes periode begon te
vervagen.
FILADELFIA – HET ZESDE TIJDPERK
God zou nu deuren openen voor de verkondiging van het evangelie in de hele
wereld. Een nieuw tijdperk van de Gemeente was begonnen.
Openbaring 3:7 En
schrijf aan de engel der gemeente te
Filadelfia: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, die de sleutel Davids
heeft, die opent en niemand zal sluiten, en Hij sluit en niemand opent. 8
Ik weet uw werken: zie, Ik heb een geopende deur voor uw aangezicht gegeven die niemand kan
sluiten; want gij hebt kleine kracht, maar gij hebt mijn woord bewaard
en mijn naam niet verloochend.
In de beginjaren dertig van de vorige eeuw werd Armstrong door God geleid om
het Werk dat in de Sardes periode was verzaakt, nieuw leven in te blazen.
Armstrong voerde nieuwe campagnes niet ver van Eugene in de staat Oregon.
Deze campagnes leidden tot de vorming van een kleine gemeente en daarmee was
het Philadelphia tijdperk van de Gemeente van God begonnen.
VERKONDIGING VAN HET EVANGELIE DOOR DE RADIO
In het najaar van 1933, bood een radiostation in Eugene gratis religieuze
zendtijd aan aan plaatselijke kerken. Maar omdat die zendtijd in de vroege
ochtend was, had het station moeite om dominees en voorgangers voor een
programma te vinden. Armstrong zocht contact met de radiozender en hem werd
aangeboden om één keer per week een uitzending te verzorgen.
De uitzending van Armstrong werd een succes. Luisteraars vroegen de
aangeboden literatuur aan. Daarop stelde het radiostation hem voor om op
regelmatige basis zendtijd te kopen voor 2,50 dollar per week. Dat was een
groot deel van het hele salaris van Armstrong dat ongeveer drie dollar per
week was.
Binnen de Sardes Gemeente – Gemeente van God (Zevende Dag) – waren
voortdurend geschillen. Zoals over bezwaren tegen onrein vlees, roken en
andere zaken en toen ten slotte enkele leidende oudsten verboden over
inzichten die Armstrong had gekregen zoals gezagsstructuur, de identiteit
van Israël en de jaarlijkse sabbatten en feesten, te spreken besloot hij om
af te zien van zijn salaris en zonder hun medewerking Gods Werk te doen in
vertrouwen op God
Maar Christus zorgde voor de nodige financiën en met de radio-uitzendingen
begon een Werk dat wereldwijd zou uitgroeien.
In die tijd begon Armstrong ook met het uitgeven van een magazine dat hij
aan de luisteraars van het programma aanbood. Dat tijdschrift kreeg de naam
The Plain Truth (De Echte Waarheid). De eerste exemplaren werden door Armstrong
getypt op een geleende typemachine en gestencild.
Ondanks de moeilijke jaren van Wereldoorlog II, nam het aantal luisteraars
van het radioprogramma en abonnees van het magazine toe.
Armstrong begon ook met het schrijven van boekjes waarin onderwerpen werden
behandeld om de Waarheid uit te leggen aan hen die door God werden geroepen.
Het aantal radiostations met Gods boodschap breidde zich uit en werd gehoord
in heel de Verenigde Staten en Canada.
EEN COLLEGE WORDT OPGERICHT
Herbert Armstrong zag dat na de succesvolle campagnes degenen die werden
geroepen en zich bekeerden, een herder en een leraar nodig hadden. Maar er
waren geen geschoolde oudsten. De Bijbel laat zien dat zonder een herder de
’schapen’ (die door God geroepen zijn) verstrooid worden of verdwalen.
Armstrong besloot een college op te richten. Hij begreep dat het wenselijk
was de Gemeente te vestigen in een omgeving met grote media-activiteiten.
In 1947 vond hij een geschikte plaats in Zuid-California voor de
vestiging van het hoofdkantoor van de Gemeente. Hij begon daar Ambassador
College.
Zoals God vaak heel klein begint, was ook de start van dit college uiterst
klein, maar in 1952 waren de eerste studenten gereed om Armstrong bij te
staan om het Evangelie te verkondigen aan de wereld. Het college in Pasadena
in Zuid-California groeide gestaag naar een grotere omvang.
HET EVANGELIE GAAT OVER DE GEHELE WERELD
In 1953 werd gestart met de eerste radio-uitzendingen in Europa. Daarna
kwamen er nog meer radiostations en later televisiestations die de
programma's van de Gemeente van God over de wereld uitzonden. Ook de
gedrukte literatuur werd in verschillende talen over de wereld verspreid.
Er kwamen gemeenten met hun kantoren over de gehele wereld. De
loofhuttenfeesten op de verschillende continenten werden jaarlijkse
hoogtepunten. Gemeenteleden uit alle delen van de wereld leerden elkaar
kennen. De eenheid was groot in de Gemeente.
LAODICEA – LAUW
Na het overlijden van Herbert W. Armstrong in 1986
maakten de nieuwe leiders de door God gegeven doctrines vrijblijvend. De
valse vrijheid die het valse christendom typeert, werd verkondigd, een
vrijheid die niets anders is dan een slavernij van Satan. Geboden die Gods
Gemeente veel geluk, vrede, saamhorigheid, eerbied en volstrekte eenheid
hadden gebracht, werden als een juk bestempeld. Zij die op de weg van God
wilden blijven, werden daardoor in problemen gebracht. Zoals in de eerste
eeuw valse lieden Gods Gemeente waren binnengeslopen en vrijheid predikten,
predikte men nu ook over bevrijding van het juk van de geboden. Met name de
sabbat achtten ze betekenisloos, slechts een traditie. Deze valse bevrijding
is de gijzeling door Satan.
De wereldwijde gemeente brokkelde af en er
ontstonden veel groepen en individuen die Gods Waarheid trouw bleven of hun
eigen weg gingen. Sommigen verlieten al vroeg in de jaren negentig de
Gemeente. Deze haastige reactie was soms gestoeld op eigen belang en
bovendien toonden ze hierdoor niet begrepen te hebben dat ze daarmee ook
Gods uitverkorenen achterlieten die zich binnen de grote organisatie
bevonden, waar ze de twijfelaars hadden kunnen steunen en de afgedwaalden
van de gezonde leer een kans kunnen geven zich te bekeren.
Onvermijdelijk kwam de tijd dat de getrouwe
gelovigen zich moesten hergroeperen. In enkele jaren verlieten duizenden
mensen de gemeente die ze niet meer herkenden als Gemeente van God. Velen
werden behandeld als koopwaar door ijdele leiders, van wie velen zich hebben
opgeworpen als opvolger van Armstrong.
Afgesplitste groepen van enkele duizenden mensen die
de ’oude’ afvallige gemeente hadden verlaten, bleken helaas al spoedig de
gezagsstructuur van God te verwerpen. Door Christus bekrachtigde ordinaties
moesten plaats maken voor democratische verkiezingen.
Over de gehele wereld verlieten mensen, die opnieuw
teleurgesteld waren, ook deze organisaties. De meesten van hen vormden
wereldwijd nieuwe groepen. Velen uit de gehele wereld zochten vooral een
onderkomen bij leiders uit de VS.
Gods Gemeente uit de vorige eeuw heeft onder de
nieuwe leiding definitief gebroken met Jezus Christus en is een kerk
geworden van de wereld. Het is de zoveelste herhaling in de geschiedenis die
in de Bijbel geprofeteerd is.
Gods ware volgelingen vormen slechts ”een klein
kuddeke”.
Zij die de afvallige gemeente hebben verlaten om op
het oude pad van de Waarheid te blijven, hebben veel kennis verworven. Wat
wordt er gedaan met die kennis?
Over de Laodicea Gemeente – het zevende tijdperk –
schrijft Openbaring:
Openbaring 3:14 En schrijf aan
de engel der gemeente te Laodicea: Dit zegt de Amen, de getrouwe en
waarachtige getuige, het begin der schepping Gods: 15
Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Waart gij maar
koud of heet!
In deze periode, waar we nu middenin zitten, is er
een geestelijke lauwheid over velen van Gods volk gekomen.
Vers 16 Zo dan, omdat gij
lauw zijt en noch heet, noch
koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen. 17
Omdat gij zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets
gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme
en blinde en naakte, 18 raad Ik
u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur gelouterd is, opdat gij rijk
moogt worden, en witte klederen, opdat gij die aandoet en de schande uwer
naaktheid niet zichtbaar worde; en ogenzalf om uw oogleden te bestrijken,
opdat gij zien moogt.
In de Laodicea Gemeente denken velen dat bekering
louter een kwestie is van Gods waarheid (of een deel ervan) ’zien’ en zo
’goed’ zijn die te aanvaarden. Dat is geen bekering. Dat is rechtvaardig
zijn in eigen ogen, een zonde waarvan men zich dient te bekeren. Dat
soort kennis maakt hen hovaardig, maar God geeft kennis om te delen met
anderen met het doel ons allen de kans te geven goddelijk karakter te
ontwikkelen. Sommigen richten zich op bepaalde onderwerpen die ze zeer
’interessant’ vinden, waardoor het totale beeld niet wordt gezien. Kennis
moet gepaard gaan met begrip en is het gereedschap om ook in je eigen leven
goddelijk karakter te ontwikkelen. Kennis zonder daden betekent niets! God
roept op tot bekering en soms dwingt Hij hiertoe op een hardhandige wijze.
Openbaring 3:19 Allen, die Ik
liefheb, bestraf Ik en tuchtig Ik; wees dan ijverig en bekeer u.
”Wees dan ijverig” en ga niet op de lauweren rusten
met die ’rijkdom’, maant God. In Openb. 3:18 duidt God op het vuur van de
Grote Verdrukking: ”raad Ik u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur
gelouterd is.”
Met name behoren ettelijke leiders tot ”de ellendige
en jammerlijke en arme en blinde en naakte”. Velen van hen hebben
gemeenteleden meegesleurd in de verloedering, anderen hebben hun
verantwoordelijkheid niet genomen en het bijltje er bij neergegooid, in
plaats van hun kudde te beschermen tegen verval. Kennelijk zijn ze onder de
druk van de omstandigheden ’vergeten’ dat ze door de Gemeente te verlaten,
zichzelf van het Lichaam afsnijden. Tegen beter weten in en in strijd met de
inhoud van hun eigen vroegere preken beweren ze dat ze los van de groep –
hoe klein die ook is – deel blijven uitmaken van de Gemeente. Of waren deze
herders ’huurlingen’? (Joh. 10:12.)
Een deel van de Gemeente uit het Filadelfia tijdperk
houdt de ijver vast en blijft getrouw tot de komst van Christus en Hij zal
hen beschermen gedurende de Grote Verdrukking.
Openbaring 3:10 Omdat gij het
bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor
de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken
hen, die op de aarde wonen.
Op welke wijze wordt het bevel bewaard om Jezus te
blijven verwachten?
Openbaring 14:12 Hier blijkt de
volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren.
Filadelfia betekent broederlijke liefde. Wat is
volgens de Schrift liefde?
1 Johannes 5:3 Want dit is de
liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar.
Hier staat ”de liefde Gods”, niet de liefde volgens
menselijke normen. Gods geboden vormen de structuur van zijn bestuur of
regering en de omgang met elkaar. Het verwerpen van de geboden betekent het
verwerpen van ”de liefde Gods” en Gods bestuur en is dus het loochenen van
de Vader en de Zoon.
De Gemeente van God heeft een grote opdracht gekregen, niet alleen voor het
behoud van de Waarheid van God, maar ook om een waarschuwing over de wereld
te zenden.
De zeven jaarlijkse
feesten van God
Tijdens de tumultueuze
jaren van de Tweede Wereldoorlog was Winston Churchill premier van
Groot-Brittannië. Voor het Congres van de Verenigde Staten verklaarde hij:
”Hij moet wel een blinde ziel hebben die niet kan inzien dat er hier beneden
een groots doel en plan wordt verwezenlijkt.” Hij begreep dat de
Almachtig God hier op aarde bezig is met een groot plan.
Kent
u dat grote doel met de mensheid
van God? En hoe Hij het uitvoert hier beneden?
Wij kunnen dat doel niet
geheel begrijpen tenzij wij weten hoe God zijn plan uitvoert. De zeven
jaarlijkse feesten onthullen het volledige plan van God.
De voorjaarsfeesten
We zullen deze feesten
behandelen, eerst de drie voorjaarsfeesten: het Pascha, de Dagen van
Ongezuurde Broden en Pinksteren. Deze feesten beelden de eerste drie stappen
in Gods plan met de mensheid uit. Zoals we zullen zien, is het Gods
verlangen dat iedereen die ooit heeft geleefd als geestelijk wezen geboren
zal worden in zijn Gezin.
IN HET BEGIN
Wist u dat er een tijd
was dat niemand Gods feesten kende? Er was een tijd dat God ze nog niet aan
de mens geopenbaard had. Adam wist niets van de feestdagen, en ook Set,
Henoch, Metuselach en Noach niet. Niemand voor de zondvloed had er zelfs van
gehoord.
Na de zondvloed hielden
de grote patriarchen als Abraham, Isaäk, Jakob en Jozef de feestdagen niet.
God had ze toen nog niet geopenbaard. Hoewel deze patriarchen in het
Koninkrijk van God zullen zijn, hadden zij in hun tijd nog geen volledige
kennis van het plan van God zoals wordt uitgebeeld door de zeven jaarlijkse
feesten. Hoewel het brengen van een offer van een schaap of geit in het
voorjaar, zoals met Pascha, voor Abel en Abraham wel een bijzondere
betekenis had.
We gaan nu terug naar de
tijd wanneer God een man koos die Hem gehoorzaamde, wiens nakomelingen een
groot volk zou worden zoals God had beloofd. Ze zouden zijn volk worden en
Hem vertegenwoordigen. Dan is de tijd gekomen dat God voor het eerst de
jaarlijkse feesten openbaarde – en hun betekenis.
Misschien herinnert u
zich de geschiedenis hoe God begon te werken met een man genaamd Abraham.
Genesis 12:1 De HERE nu zeide
tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar
het land, dat Ik u wijzen zal; 2
Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en
gij zult tot een zegen zijn. 3
Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u
zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden. 4
Toen ging Abram, zoals de HERE tot hem gesproken had, en Lot ging met
hem; en Abram was vijfenzeventig jaar oud, toen hij uit Haran trok. 5
Abram nu nam zijn vrouw Saraï en Lot, zijns broeders zoon, en al hun
have, die zij verworven hadden, en de lieden, die zij in Haran verkregen
hadden, en zij trokken uit om te gaan naar het land Kanaän, en zij kwamen in
het land Kanaän.
Uit Abraham zou God een
volk laten voortkomen. Na verloop van tijd kregen Abraham en Sara een zoon.
Zijn naam was Isaäk. Isaäk kreeg op zijn beurt een zoon die de naam Jakob
kreeg en Jakob kreeg vervolgens twaalf zonen, wier nakomelingen bekend
werden als de twaalf stammen van Israël.
DE VERHUIZING NAAR EGYPTE
Jozef, de lievelingszoon
van Jakob, werd als slaaf verkocht door zijn jaloerse broers. Hij was eerst
een dienstknecht en daarna een gevangene in Egypte. Maar God leidde
gebeurtenissen en Jozef werd uiteindelijk zelfs tweede in gezag in Egypte
onder de farao. God leidde de geschiedenis zo, dat de hele familie van
Jakob, toen nog geen honderd mensen, konden ontsnappen aan een hongersnood.
Ze namen al hun bezittingen mee en verhuisden naar Egypte waar Jozef
voldoende graan had laten opslaan voor de hongersnood.
De Israëlieten of, zoals
de Bijbel hen vaak noemt, de kinderen van Israël (God veranderde Jakobs naam
in Israël), droegen aanzienlijk bij aan de Egyptische economie. Ze waren
bedreven landbouwers en veeboeren. Hun aantal nam sterk toe. Eerst waren er
honderden, dan duizenden, daarna honderdduizenden Israëlieten. Maar na vele
jaren kwam in Egypte een farao aan de macht die Jozef niet gekend had. Hij
zag hoe talrijk de Israëlieten waren en vond dat een bedreiging. Hij liet
hen als slaven werken om hun groei te remmen en bovendien kreeg hij zo
goedkope werklieden.
De slavernij in Egypte
was verschrikkelijk, maar desondanks bleven de Israëlieten zich
vermenigvuldigen. De farao dwong de Israëlieten tot zware dwangarbeid met
weinig rust. Het volk van Israël riep om verlossing van de verschrikkelijke
verdrukking die de Egyptische opzichters hen oplegden.
Gedurende de tijd dat ze
in Egypte waren, verloor het volk Israël bijna alle kennis van God. Hoewel
Abraham en de andere patriarchen Gods sabbat hielden, wisten de Israëlieten
in slavernij niet eens welke dag de sabbat was.
TIJD VAN BEVRIJDING AANGEBROKEN
Na meer dan 200 jaar
slavernij koos God een man genaamd Mozes om zijn volk te bevrijden. Hij had
Mozes speciaal voorbereid om de kinderen van Israël naar het land Kanaän te
leiden. Dit land had Hij beloofd aan Abraham en zijn nakomelingen meer dan
400 jaar geleden. Mozes bereidde zich voor om de zeer grote menigte uit
Egypte te leiden.
Hoeveel Israëlitische
mannen waren er toen de Israëlieten Egypte verlieten?
Exodus 12:37 Daarna trokken de
Israëlieten op van Raämses naar Sukkot, ongeveer zeshonderdduizend man te
voet, ongerekend de kinderen.
We mogen aannemen dat er
ongeveer evenveel vrouwen waren. Als een gezin gemiddeld twee kinderen zou
hebben, zouden er tweeëneenhalf miljoen geweest zijn. Omdat het volk zich
snel had vermenigvuldigd, hadden ze gemiddeld misschien wel meer kinderen,
zodat het totale aantal ook wel meer dan drie miljoen geweest kan zijn.
Wat zei Mozes tegen de
farao toen de Israëlieten nog als slaven in Egypte waren, wat de reden was
waarom God wilde dat hij zijn volk liet gaan?
Exodus 5:1 Daarna kwamen Mozes
en Aäron tot Farao en zeiden tot hem: Zo zegt de HERE, de God van Israël:
laat mijn volk gaan om te mijner ere in de woestijn een feest te vieren.
De Egyptenaren hadden
vele goden. Ze hadden talrijke religieuze dagen. Als slaven werd Mozes en de
Israëlieten natuurlijk niet toegestaan hun eigen dagen te houden. Bovendien
waren de meeste Israëlieten hun God vergeten.
Hoe openbaarde God zich
toen Hij voor het eerst aan Mozes verscheen?
Exodus 3:1 Mozes nu was gewoon
de kudde van zijn schoonvader Jetro, de priester van Midjan, te hoeden.
Eens, toen hij de kudde naar de overkant van de woestijn geleid had, kwam
hij bij de berg Gods, Horeb. 2
Daar verscheen hem de Engel des HEREN als een vuurvlam midden uit een
braamstruik. Hij keek toe, en zie, de braamstruik stond in brand, maar werd
niet verteerd. 3 Mozes nu dacht:
Laat ik toch dat wondere verschijnsel gaan bezien, waarom de braamstruik
niet verbrandt. 4 Toen de HERE
zag, dat hij het ging bezien, riep God hem uit de braamstruik toe: Mozes,
Mozes! En hij antwoordde: Hier ben ik.
Wat zei God dat zijn
naam is?
Vers 14 Toen zeide God tot
Mozes: Ik ben, die Ik ben. En Hij zeide: Aldus zult gij tot de Israëlieten
zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden.
DE TIEN PLAGEN
Nadat God zich aan Mozes
had geopenbaard, vertoonde Hij zich aan het hele volk Israël met wonderen en
tekenen en toonde zijn grote macht aan de Egyptenaren. God verrichtte tien
grote wonderen door de ene na de andere plaag in Egypte te brengen omdat de
farao de Israëlieten niet wilde laten gaan.
De tien plagen waren: 1)
water in de Nijl en andere stromen en plassen werd veranderd in bloed zodat
vissen stierven en er geen drinkwater was; 2) kikkers in het hele land, ook
in de huizen; 3) muggen in heel Egypte op mens en dier; 4) Egypte geteisterd
door steekvliegen; 5) er brak een zware pest uit en het vee, de paarden, de
ezels, de kamelen, de schapen en de geiten stierven; 6) zweren en puisten
bij mens en dier; 7) donderslagen, hagel en vuur sloeg de mensen en dieren
die buiten waren neer, ook het gewas en zelfs bomen knapten af; 8) grote
sprinkhanenzwermen bedekten het land en vraten alles kaal, ook kwamen ze in
de huizen; 9) drie dagen dikke duisternis in Egypte; 10) alle eerstgeboren
kinderen en dieren stierven.
De tiende plaag, de dood
van hun eerste kind, was een vreselijke klap voor de Egyptenaren. Pas na
deze plaag liet de farao de Israëlieten eindelijk gaan. Deze laatste plaag
heeft veel te maken met het Pascha, het eerste van Gods feesten.
DE KALENDER VAN GOD
Voordat we verder gaan
met het Pascha, gaan we eerst zien wat God de Israëlieten zei over zijn
kalender. God vertelde wanneer het jaar begint. Wanneer was dat?
Exodus 12:2 Deze maand zal u het
begin der maanden zijn; zij zal u de eerste der maanden van het jaar zijn.
De maand waarnaar hier
wordt verwezen heeft twee verschillende namen. De Hebreeuwse naam is Abib en
de Babylonische naam is Nisan.
Deze maand begint in de
lente. In het voorjaar is er een moment dat dag en nacht ongeveer even lang
duren. Dan staat de zon loodrecht boven de evenaar. Astronomen noemen dit de
lente-equinox.
Een jaar op de kalender
van God begint in de lente met de nieuwe maan rond de tijd van de
lente-equinox (20/21 maart). Op de kalender die we vandaag gebruiken, valt
die eerste dag meestal in april, een enkele keer eind maart. Dit is de tijd
wanneer planten groen worden, de bomen bladeren krijgen en het gras groen
wordt.
HET EERSTE PASCHA
Nadat God de Israëlieten
verteld had wanneer de eerste maand van het jaar begint, bereidde Hij hen
voor op het Pascha. Wat moesten de Israëlieten doen op de tiende dag van de
eerste maand?
Vers 3 Spreekt tot de gehele
vergadering van Israël als volgt: op de tiende van deze maand zal ieder voor
zich een stuk kleinvee nemen, familiesgewijs, een stuk kleinvee per gezin.
Wat moesten ze vier
dagen later op de veertiende dag van de maand doen?
Vers 6 En gij zult het bewaren
tot de veertiende dag van deze maand; dan zal de gehele vergadering der
gemeente van Israël het slachten in de avondschemering.
In de NBG-vertaling
staat ten onrechte het woord ’avondschemering’, terwijl in het Hebreeuws er
’avonden’ staat. Met ’avonden’ worden de uren vóór en na zonsondergang
bedoeld: de avond voor zonsondergang en de avond na zonsondergang. Het
slachten moest gebeuren in de uren van de avond vóór zonsondergang, omdat we
weten dat Jezus Christus vóór zonsondergang nadat Hij ’geslacht’
(gekruisigd) was in zijn graf werd gelegd. Het paschalam verwijst naar
Christus.
Wat moesten de
Israëlieten doen met het lam?
Vers 8 Het vlees zullen zij
dezelfde nacht eten; zij zullen het eten op het vuur gebraden, met
ongezuurde broden, benevens bittere kruiden.
Nadat het gebraden was
moest het gegeten worden. ”Dezelfde nacht” zegt de NBG-vertaling. Dit
Hebreeuwse woord avond wordt in Genesis gebruikt als het tegenovergestelde
van de dag. Het paschalam moest dus gegeten worden ná zonsondergang. Alle
voorbereidingen voor het Pascha vindt plaats in de avond vóór
zonsondergang en het eten in de
avond direct na zonsondergang, want dan begint de avond van de nacht. Het
slachten, braden en eten vindt plaats op de 14e van de eerste
maand.
Wat zei God, moest het
Pascha alleen dat jaar of voor altijd gehouden worden?
Ver 14 En deze dag zal u een
gedenkdag zijn, gij zult hem vieren als een feest voor de HERE; in uw
geslachten zult gij hem als een altoosdurende inzetting vieren.
God gebood het volk
Israël het Pascha jaarlijks te houden als een gedenkteken om eraan te
herinneren dat in die gedenkwaardige nacht God de engel des doods door
Egypte stuurde om de eerstgeborenen van zowel van de mensen als de dieren te
doden. Het Pascha werd een herinnering dat de engel des doods de Israëlieten
voorbij ging (passeerde, vandaar
Pascha), de eerstgeborenen spaarde van hen die God hadden gehoorzaamd door
het bloed van een geslacht lam op de deurkozijnen te strijken.
Het Pascha dat de
Israëlieten moesten houden beeldt een ontzagwekkende gebeurtenis uit die
eeuwen later zou plaatsvinden.
CHRISTUS HIELD HET PASCHA
Jezus Christus hield,
toen Hij bijna 2000 jaar geleden op aarde was, het Pascha.
Johannes 2:13 En het Pascha der
Joden was nabij en Jezus ging op naar Jeruzalem. Vers 23
En terwijl Hij te Jeruzalem was, op het Paasfeest
[feest van Pascha], geloofden velen in
zijn naam, doordat zij zijn tekenen zagen, die Hij deed.
De laatste dag van zijn
werk als mens op aarde was de 14e van de eerste maand.
Christus wist dat Hij op die dag gedood zou worden, daarom hield Hij met
zijn discipelen de avond daarvoor het Pascha.
Lukas 22:8 En Hij zond Petrus en
Johannes uit, zeggende: Gaat heen, maakt het Pascha voor ons gereed, opdat
wij het kunnen eten. 9 En zij
zeiden tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij het gereed maken? 10
Hij zeide tot hen: Zie, wanneer gij de stad inkomt, zal u een man
tegenkomen, die een kruik water draagt. Volgt Hem in het huis, dat hij
binnengaat, 11 en zegt dan tot
de heer van dat huis: De Meester zegt u: Waar is het vertrek, waar Ik met
mijn discipelen het Pascha kan eten? 12
En hij zal u een grote bovenzaal wijzen, van alles voorzien: maakt
het daar gereed. 13 En zij
gingen heen en vonden het zoals Hij hun gezegd had, en zij maakten het
Pascha gereed.
Christus hield het
Pascha, dat is duidelijk.
Tijdens zijn laatste
Pascha in 30 n.Chr. op de avond voor zijn kruisiging, veranderde Christus de
manier waarop het Pascha voortaan moest worden gehouden. Hij stelde nieuwe
symbolen in en leerde zijn discipelen wat deze symbolen verbeelden of
betekenen. Leden van Gods Gemeente houden sindsdien, dus ook in onze tijd,
het Pascha op de manier zoals Christus zijn discipelen op die avond
instrueerde. In de namiddag van de 14e van de eerste maand
vervulde Christus de betekenis van het Pascha en bevestigde eveneens op dat
tijdstip de al eeuwen geleden door God vastgestelde tijd.
God werkt een plan uit.
Het Pascha beeldt de allereerste stap uit in het reddingsplan van God. Zoals
we zullen zien, maakt het offer van Christus het mogelijk dat onze zonden en
de zonden van de hele mensheid worden vergeven.
HET NIEUWTESTAMENTISCHE PASCHA
Voor een juist begrip
van de betekenis van het Pascha, gaan we eerst iets lezen wat Christus
eerder onderwees.
Johannes 6:48 Ik ben het brood
des levens. 49 Uw vaderen hebben
in de woestijn het manna gegeten en zij zijn gestorven; 50
dit is het brood, dat uit de hemel nederdaalt, opdat wie ervan eet,
niet sterve. 51 Ik ben het
levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood
eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn
vlees, voor het leven der wereld. 52
De Joden dan streden onderling en zeiden: Hoe kan deze ons zijn vlees
te eten geven? 53 Jezus dan
zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de
Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. 54
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal
hem opwekken ten jongsten dage. 55
Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. 56
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.
Toen Christus voor het
eerst deze woorden sprak, begrepen velen van zijn discipelen het niet.
Vers 60 Vele dan van zijn
discipelen hoorden dit en zeiden: Deze rede is hard; wie kan haar aanhoren?
61 Jezus nu wist bij Zichzelf,
dat zijn discipelen hierover morden, en Hij zeide tot hen: Geeft u dit
aanstoot?
Wat deden ze?
Vers 66 Van toen af keerden vele
van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mede.
Ook Petrus en de anderen
die later tot apostel aangesteld zouden worden, begrepen het niet goed, maar
wat zei Petrus namens de twaalf?
Vers 68 … Here, tot wie zullen
wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven.
Deze gebeurtenis vond
plaats één of meer jaren voordat Hij gekruisigd werd.
Blijkbaar heeft Hij tot de avond van het Pascha voordat Hij stierf nooit de
betekenis uitgelegd. Op die avond legde Jezus uit wat Hij bedoelde met het
eten van zijn vlees en drinken van zijn bloed.
In Johannes 6:53 zei
Christus: ”Tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed
drinkt, hebt gij geen leven in uzelf”. Wat bedoelde Hij? Natuurlijk bedoelde
Christus niet om letterlijk zijn vlees te eten en zijn bloed te drinken!
Christus en zijn
discipelen hielden het traditionele Pascha met het eten van een lam en
ongezuurde broden. Maar tijdens de maaltijd van het laatste Pascha van
Christus en zijn discipelen, brak Hij ongezuurd brood in kleine stukjes en
verdeelde die en zei: ”Neemt, eet, dit is mijn lichaam” (Mattheüs 26:26).
Wat deed Christus toen?
Mattheüs 26:27 En Hij nam een
beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen
daaruit.
Tijdens dat Pascha kreeg
eenieder ook wijn. ”Want,” zei Jezus, ”dit is het bloed van mijn verbond,
dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden” (vers 28). Dit
symboliseerde het bloed dat uit zijn lichaam vloeide voordat Hij stierf.
De discipelen begrepen
nu wat Jezus met het eten van zijn vlees en drinken van zijn bloed had
bedoeld. Zij begrepen nu dat Christus met het ongezuurde brood en wijn zijn
lichaam en bloed symboliseerde.
Sindsdien slachtten en
aten ze geen lam meer, maar hielden het Pascha zoals Christus hen had
opgedragen.
DE VOETWASSING INGESTELD
Christus introduceerde
nog een belangrijke ceremonie op diezelfde avond van het Pascha. Wat deed
Christus voordat Hij het ongezuurde brood en de wijn gaf?
Johannes 13:4 en Hij legde zijn
klederen af en nam een linnen doek en omgordde Zich daarmede. 5
Daarna deed Hij water in het bekken en begon de voeten der discipelen
te wassen, en af te drogen met de doek, waarmede Hij omgord was. 6
Hij kwam dan bij Simon Petrus. Deze zeide tot Hem: Here, wilt Gij mij
de voeten wassen? 7 Jezus
antwoordde en zeide tot hem: Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het
later verstaan. 8 Petrus zeide
tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in eeuwigheid! Jezus antwoordde
hem: Indien Ik u niet was, hebt gij geen deel aan Mij. 9
Simon Petrus zeide tot Hem: Here, niet alleen mijn voeten, maar ook
de handen en het hoofd! 10 Jezus
zeide tot hem: Wie gebaad heeft, behoeft zich alleen de voeten te laten
wassen, want hij is geheel rein; en gijlieden zijt rein, doch niet allen. 11
Want Hij wist, wie Hem verraden zou; daarom zeide Hij: Gij zijt niet
allen rein. 12 Toen Hij dan hun
voeten gewassen had en zijn klederen aangedaan en weder plaats genomen had,
zeide Hij tot hen: Begrijpt gij wat Ik u gedaan heb? 13
Gij noemt Mij Meester en Here, en gij zegt dat terecht, want Ik ben
het. 14 Indien nu Ik, uw Here en
Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te
wassen; 15 want Ik heb u een
voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u gedaan heb. 16
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een slaaf staat niet boven zijn heer,
noch een gezant boven zijn zender. 17
Indien gij dit weet, zalig zijt gij, als gij het doet.
De discipelen waren
verbaasd. Dit had Christus nooit eerder gedaan! Het was in de tijd van Jezus
een gewoonte dat een dienstknecht de voeten van gasten waste voordat ze een
huis binnengingen. De mensen droegen open sandalen en hun voeten werden vuil
van het lopen op de stoffige wegen. Het was een daad van dienstbaarheid om
de voeten van gasten te wassen.
Christus toonde dat Hij
naar de aarde gekomen was om de mensheid te dienen. Door het wassen van de
voeten van zijn discipels toonde Christus dat zij bereid moeten zijn om
elkaar te dienen. Christus zei zijn discipelen om zijn voorbeeld na te
volgen en elkaars voeten te wassen. In vers 14 en 15 staat: ”Indien nu Ik,
uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de
voeten te wassen; want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet,
gelijk Ik u gedaan heb.”
Daarom is in de Gemeente
van God ook in onze tijd dit een belangrijk onderdeel van de Paschadienst.
Jezus zei dat als we Hem hierin navolgen, we ”zalig” zullen zijn (vers 17).
Het Griekse woord dat met ’zalig’ is vertaald, betekent gelukkig,
voorspoedig.
BROOD HET SYMBOOL VAN HET LICHAAM VAN CHRISTUS
We gaan nu nog nader in
op de betekenis van het brood dat gegeten wordt tijdens het Pascha. Wat zei
Christus zijn discipelen wat het ongezuurde brood symboliseert?
Mattheüs 26:26 En terwijl zij
aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn
discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam.
Als je ongezuurd brood
bakt, rijst het niet zoals gewoon brood. Ongezuurd brood blijft stevig
compact. Op de avond toen Christus het ongezuurde brood (niet gerezen zoals
opgeblazen zonde) als een symbool van zijn lichaam instelde, nam Hij het en
brak het alvorens het te eten. Dit stond symbool voor iets zeer
belangrijks dat zou gebeuren met Christus.
Wat is er gebeurd met
Christus voordat Hij werd gekruisigd?
Markus 15:15 Pilatus oordeelde
het geraden de schare haar zin te geven en hij liet hun daarom Barabbas los
en gaf Jezus, na Hem gegeseld te hebben, over om gekruisigd te worden.
De Romeinse geselingen stonden bekend om hun ontzettende wreedheid. De
gevangene werd aan een paal gebonden en kreeg meestal negenendertig
zweepslagen, maar soms ook meer. De zweep bestond uit gevlochten leren
riemen, waarin ijzeren balletjes en scherpe botsplinters gevlochten waren.
Velen stierven door zo'n afranseling. Het slachtoffer leed in ieder geval
ontzettend veel pijn. Christus was na de marteling nauwelijks herkenbaar.
Er staat een profetie
over het vreselijk lijden door Christus voorafgaand aan zijn kruisiging in
Jesaja 52:14 en Jesaja 53:3-5.
Jesaja 52:14 Zoals velen zich
over u ontzet hebben (zozeer misvormd, niet meer menselijk was zijn
verschijning, en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestalte).
Jesaja 53:3 Hij was veracht en
van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als
iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem
niet geacht. 4 Nochtans, onze
ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter
hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. 5
Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze
ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op
hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.
De levenswijze van de
mens heeft veel ellende gebracht, zoals ziekte, verdriet, armoede, fysieke
en geestelijke nood. Alle zonden met de problemen als gevolg van de zonden
heeft Christus op zich genomen en op het houten kruis gebracht, waardoor de
mensen – die oprecht berouw hebben en zich bekeren – verlost worden van de
zonden en de doodstraf. Ze ontvangen geestelijke genezing, want de mensen
zijn vanwege hun zonden geestelijk ziek. Lees ook wat Petrus daarover heeft
geschreven.
1 Petrus 2:24 die
[Jezus Christus] zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij,
aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn
striemen zijt gij genezen. 25
Want gij waart dwalende als schapen, maar thans hebt gij u bekeerd tot de
herder en hoeder van uw zielen.
De bekeerde mensen zijn
geestelijk genezen.
Sommige mensen menen dat
iemand door fysieke zonde ziek wordt en door de geseling (”striemen”) van
Christus na vergeving van die fysieke zonde iemand genezing ontvangt van
God. Dat is onjuist. Fysieke zonde bestaat niet, de Wet van God is
geestelijk (Rom. 7:14). Natuurlijk spelen fysieke wetten een rol bij ziekte
en genezing, door omstandigheden, erfelijkheid, bewust (dat kan zonde zijn,
zoals drugsgebruik en roken) of zonder dat we het weten. Voordat Jezus
gegeseld werd, werden al mensen door ingrijpen van God genezen. Petrus zegt
in 1 Petr. 2:24-25 dat de mensen als dwalende schapen geestelijk beschouwd
ziek zijn en door het offer van Christus genezen worden. Hij spreekt niet
over fysieke genezing van een ziekte maar dat zij ”voor de gerechtigheid
zouden leven”. Christus illustreert dat zelf: ”Zij, die gezond zijn, hebben
geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn. Ik ben niet gekomen
rechtvaardigen te roepen, maar zondaars” (Markus 2:17). Hij zegt dat
zondaars ziek zijn.
Christus had de macht om
engelen te hulp te roepen om Hem te bevrijden uit de handen van de Romeinse
soldaten. Maar Hij liet hen begaan, vastbesloten om het offer te brengen tot
redding van de mensen. De wrede martelingen en vernederingen maakte het
lijden zwaar. Maar Hij hield vol om het offer volledig te volbrengen, zodat
alle mensen de kans krijgen om genezing te ontvangen van hun ziekelijke,
zondige leven.
WIJN HET SYMBOOL VAN
HET VERGOTEN BLOED VAN CHRISTUS
Wat is de bijzondere
betekenis van de wijn die wordt gedronken tijdens het Pascha?
Mattheüs 26:28 Want dit is het
bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van
zonden.
Het bloed van het Oude
Testament was van dieren en het bloed van Jezus van het Nieuwe Testament. De
dood van Christus maakt voor ons allen vergeving van zonden mogelijk. Waarom
moest zijn bloed worden vergoten?
Hebreeën 9:22 En nagenoeg alles
wordt volgens de wet met bloed gereinigd, en zonder bloedstorting geschiedt
er geen vergeving.
In de tijd van het Oude
Testament waren dierenoffers een type van het offer van Christus toen Hij
zijn leven opofferde. God had nooit de bedoeling dat het offeren van dieren
zou blijven bestaan, omdat deze offers geen geestelijke vergeving kunnen
geven.
Hebreeën 10:4 want het is
onmogelijk, dat het bloed van stieren of bokken zonden zou wegnemen.
De dierenoffers waren
fysieke rituelen om de Israëlieten, die Gods waarheid niet kenden, te
herinneren aan hun zonde totdat de Verlosser zou komen.
De dierenoffers voor de
zonde in het Oude Testament beelden het offer van Jezus Christus uit voor de
verlossing van de zonden van de mensheid. Zie de volgende verzen.
Johannes 1:29 De volgende dag
zag hij Jezus tot zich komen en zeide: Zie, het lam Gods, dat de zonde der
wereld wegneemt.
1 Corinthiërs 5:7 Doet het oude
zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd.
Want ook ons paaslam is geslacht: Christus.
Hebreeën 10:10 Krachtens die wil
zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus
Christus.
1 Petrus 3:18 Want ook Christus
is eenmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen,
opdat Hij u tot God zou brengen: Hij, die gedood is naar het vlees, maar
levend gemaakt naar de geest.
Deze verzen laten zien
dat Christus zichzelf offerde als een offer voor onze zonden en dat zijn
offer eens en voor altijd gebracht is. Nadat Christus stierf om te betalen
voor de doodstraf voor de zonden van de mensheid, was het niet langer nodig
offers te brengen zoals de Israëlieten eens deden. De wijn representeert het
vergoten bloed van Christus. In het bloed zetelt het fysieke leven. Dit
staat symbool voor de levenswandel. Het leven van Christus was zondeloos.
Hij was het gave Lam, het volmaakte offer. Alleen dat offer, het zondeloze
leven van Christus, was voor God de Vader aanvaardbaar als prijs voor alle
zonden van alle mensen. Daarom kan alleen het bloed van Christus ons
reinigen van zonde en kan God ons vergeven en zich verzoenen met ons.
Daarvoor moet ieder mens eerst oprecht berouw hebben en zich bekeren.
DE NIEUWTESTAMENTISCHE GEMEENTE HOUDT HET PASCHA
In 1 Corinthiërs 11 zien
we dat de nieuwtestamentische Gemeente het Pascha houdt.
1 Corinthiërs 11:23 Want zelf
heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven
heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood
nam, 24 de dankzegging uitsprak,
het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn
gedachtenis. 25 Evenzo ook de
beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het
nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn
gedachtenis. 26 Want zo dikwijls
gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren,
totdat Hij komt. 27 Wie dus op
onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich
bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. 28
Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit
de beker.
Vers 26 toont aan dat de
nieuwtestamentische christenen het Pascha onderhielden. Maar hoe vaak?
Paulus zegt, ”zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt”. Veel mensen
interpreteren dit als zo vaak als je
wilt.
Maar wat bedoelde Paulus
werkelijk? Waarover schrijft Paulus nog meer in deze brief? In 1 Corinthiërs
5:6-8 schrijft hij over feestvieren met ongezuurd brood.
1 Corinthiërs 5:6 Uw roem deugt
niet. Weet gij niet, dat een weinig zuurdeeg het gehele deeg zuur maakt? 7
Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij
zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. 8
Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met
zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van
reinheid en waarheid.
Dit gaat over de Dagen
van Ongezuurde Broden in de lente. Hij corrigeerde de Gemeente omdat sommige
leden op onwaardige wijze deelnamen aan het Pascha (1 Corinthiërs 11:27). Ze
minachtten de Gemeente van God door de behoeftigen beschaamd te maken (vers
22). Met het Pascha smulden een aantal welgestelden van hun zelf
meegebrachte maaltijden waarbij zelfs dronkenschap voorkwam, terwijl
hongerigen zaten toe te kijken (verzen 20-21). Ze deelden hun overvloed niet
met hen die honger leden. De houding die sommigen toonden jegens hun naasten
toonde aan dat ze het verband tussen Jezus' offer en de Gemeente waarvan ze
deel uitmaakten, niet begrepen of niet onderscheidden (vers 29).
Paulus schreef deze
brief kennelijk in het voorjaar en dat wordt bevestigd door vers 26 van 1
Corinthiërs 11 waar gerefereerd wordt aan de historische gebeurtenis, de
dood van Christus, en dat moet eenmaal per jaar herdacht worden.
Het Pascha herinnerde de
Israëlieten aan het paschalam en het bloed aan de deurkozijnen waardoor de
engel des doods zag aan welke huizen hij voorbij moest gaan (passeren –
Pascha) om de eerstgeborenen te sparen. Het betekende ook de verlossing uit
Egypte (voor de leden van Gods Gemeente de verlossing uit de wereld). Dit
was een type van het werkelijke Paschalam, Jezus Christus. De ’eerstelingen’
(gedoopte leden) worden gespaard door het bloed van Christus. Met het Pascha
gedenkt de Gemeente van God de dood van Christus en de verlossing uit deze
wereld (nog niet fysiek, maar geestelijk).
Het Pascha mag niet,
zoals alle feesten van God, worden gehouden op tijden die door mensen wordt
bepaald. God heeft de tijden vastgesteld. Het Pascha moet eenmaal per jaar
op de 14e van de eerste maand van Gods kalender gehouden worden:
Leviticus 23:4 Dit zijn de
feesttijden des HEREN, heilige samenkomsten, die gij uitroepen zult
op de daarvoor bepaalde tijd. 5
In de eerste maand, op de veertiende
der maand, in de avondschemering, is het pascha voor de HERE.
DE DAGEN VAN ONGEZUURDE BRODEN
Het tweede feest van het
jaar heet de Dagen van Ongezuurde Broden en verbeeldt de tweede stap in het
plan van God. Dit feest laat zien dat nadat onze vroegere zonden vergeven
zijn, we de zonde achter ons moeten laten en geheel gaan leven naar de
geboden van God. De Dagen van Ongezuurde Broden zijn een zevendaags
voorjaarsfeest dat ons hieraan herinnert.
We gaan terug naar het
Oude Testament om te zien hoe de Dagen van Ongezuurde Broden zijn begonnen.
Dit zal ons helpen om de betekenis van dit feest beter te begrijpen.
Exodus 12:15 Zeven dagen zult
gij ongezuurde broden eten; dadelijk op de eerste dag zult gij het zuurdeeg
uit uw huizen verwijderen, want ieder die iets gezuurds eet, van de eerste
tot de zevende dag, zo iemand zal uit Israël worden uitgeroeid. 16
Zowel op de eerste als op de zevende dag zult gij een heilige
samenkomst hebben; generlei arbeid zal daarop verricht worden; slechts wat
door ieder gegeten wordt, alleen dat mag door u bereid worden. 17
Onderhoudt dan het feest der ongezuurde broden, want op deze zelfde
dag leid Ik uw legerscharen uit het land Egypte. Daarom moet gij deze dag
onderhouden in uw geslachten als een altoosdurende inzetting. 18
In de eerste maand, op de veertiende dag der maand, des avonds, zult
gij ongezuurde broden eten, tot aan de eenentwintigste dag der maand, des
avonds. 19 Zeven dagen zal er
geen zuurdeeg in uw huizen gevonden worden, want ieder, die iets gezuurds
eet, zo iemand zal uit de vergadering van Israël worden uitgeroeid, hetzij
hij een vreemdeling, hetzij hij in het land geboren is. 20
Niets wat gezuurd is, zult gij eten; gij zult in al uw woonplaatsen
ongezuurde broden eten.
Hoe weten we dat de
Israëlieten ongezuurde broden aten tijdens de exodus (uittocht) uit Egypte?
Exodus 12:33 De Egyptenaren
drongen eveneens sterk bij het volk aan, om het snel uit het land te laten
gaan, want, zeiden zij, wij sterven allen. 34
Toen nam het volk zijn deeg op, voordat het gezuurd was, met hun
baktroggen in hun klederen gebonden op hun schouders.
Vers 39
En zij bakten van het deeg dat zij uit Egypte hadden meegenomen,
ongezuurde koeken, want het was niet gezuurd, omdat zij uit Egypte waren
verdreven en niet hadden kunnen wachten en ook geen teerkost voor zich
hadden bereid.
Zuurdesem of zuurdeeg is
een product dat ontstaat wanneer meeldeeg bij enigszins verhoogde
temperatuur bewaard wordt en dan in spontane gisting overgaat. Tegenwoordig
wordt aan het deeg meestal bakkersgist toegevoegd.
Tijdens het Feest van
Ongezuurde Broden zijn er twee heilige dagen of jaarlijkse sabbatten. Het
Pascha is geen heilige dag. Op de avond van het Pascha op de 14e
dag van de eerste maand van de kalender van God begint met zonsondergang de
heilige tijd van de eerste jaarlijkse heilige dag en duurt tot zonsondergang
van de 15e: de eerste dag van de Dagen van Ongezuurde Broden. De
laatste, de zevende (21e van de eerste maand), is ook een
jaarlijkse sabbat (vers 18). Op deze twee heilige dagen mag niet gewerkt
worden. Op die twee dagen komt de Gemeente bijeen in een heilige samenkomst.
Er zijn zeven speciale
heilige dagen gedurende een jaar. Twee tijdens de Dagen van Ongezuurde
Broden, de derde heilige dag valt ook tijdens het lenteseizoen, dat is
Pinksteren. Dan is er in de herfst het Bazuinenfeest, de Grote Verzoendag,
de eerste dag van het Loofhuttenfeest en de Laatste Grote Dag.
Nadat God de engel des
doods door Egypte had gezonden in de nacht na het Pascha, lieten de
Egyptenaren eindelijk de Israëlieten gaan. De Egyptenaren spoorden hen aan
snel te vertrekken. De Israëlieten hadden geen tijd om brood te bakken of
andere voorbereidingen te treffen voordat ze vertrokken. Want er staat in
Exodus 12:11: ”En aldus zult gij het [Paschamaal] eten: uw lendenen omgord,
uw schoenen aan uw voeten en uw staf in uw hand; overhaast zult gij het
eten; het is een Pascha voor de HERE.” Het waren spannende uren die volgden.
Exodus 12:42: ”Een nacht van waken was dit voor de HERE, om hen uit het land
Egypte te leiden. Dit is de nacht van waken ter ere van de HERE voor alle
Israëlieten in hun geslachten.” Tegen het ochtendgloren begon de immense
uittocht.
Intussen was het vroeg
in de morgen van de 15e van de maand toen God Israël de woestijn
in leidde. Het was toen volle maan. Een maand duurt ruim 29,5 dagen en
begint met een nieuwe maan. Dan is het rond de 15e, halverwege de
maand, volle maan. Dit gaf de Israëlieten licht om door de woestijn te
trekken.
DE DAGEN VAN ONGEZUURDE BRODEN DOOR
DE NIEUWTESTAMENTISCHE GEMEENTE GEHOUDEN
Zie wat Paulus schreef
aan de leden van de gemeente in Corinthië over de betekenis van zuurdesem
tijdens de Dagen van Ongezuurde Broden.
1 Corinthiërs 5:6 Uw roem deugt
niet. Weet gij niet, dat een weinig zuurdeeg het gehele deeg zuur maakt? 7
Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij
zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. 8
Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met
zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van
reinheid en waarheid.
De zogenaamde
christelijke kerken houden Gods feesten niet, ze kennen die feesten
nauwelijks. Maar wat schreef de apostel Paulus de gemeente van Corinthië
over het houden van de Dagen van Ongezuurde Broden?
Vers 8 Laten wij derhalve feest
vieren…
Vanzelfsprekend zou
Paulus niet hebben gezegd het feest van de Dagen van Ongezuurde Broden te
houden, als hij dit niet wilde. De brief aan de gemeente in Corinthië werd
ongeveer vierentwintig jaar na de dood van Christus geschreven. De
nieuwtestamentische Gemeente die door Christus werd gesticht hield Gods
jaarlijkse feesten! Vanzelfsprekend, want het ”zijn
mijn feesttijden” zegt God.
ZUURDESEM SYMBOOL VAN ZONDE
Zuurdesem wordt in de
Bijbel als een symbool van de zonde aangeduid. Paulus zei dat een beetje
zuurdesem het gehele deeg zuur maakt (1 Corinthiërs 5:6). Net zoals een
beetje gist een homp deeg laat rijzen, zo zal een ’klein beetje’ zonde ons
hele leven verontreinigen. Als men eenmaal begonnen is met een ’kleine’
zonde, volgen al spoedig meer zondes. Maar zelfs één overtreding van een
gebod, maakt ons schuldig aan de overtreding van alle geboden.
Jakobus 2:10 Want wie de gehele wet
houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle [geboden].
We moeten daarom een
’ongezuurd’ leven leiden. Dat is een leven zonder zonde door het houden van
Gods geboden.
Dit moeten we niet
slechts zeven dagen per jaar doen, maar altijd. Veel mensen geven toe aan
verleidingen, verkeerde gedachten, liegen (een leugentje om bestwil is ook
liegen), bedrog, stelen, roken of drugsgebruik. Mensen moeten uit die wereld
komen, zoals Israël uit Egypte trok. De Dagen van Ongezuurde Broden
herinnert ons hieraan. Met dit feest zetten we de toon voor het hele jaar –
een zuivere toon!
PINKSTEREN OF HET FEEST VAN DE EERSTELINGEN
Het feest aan het eind
van de lente is Pinksteren. Dit feest beeldt de derde stap in het plan van
God uit. Het heet ook het Feest van de Eerstelingen omdat de vroege
graanoogst van het voorjaar wordt gevierd.
PINKSTEREN TELLEN
Niet zoals de andere
feesten die elk jaar op dezelfde dag van de maand vallen, moet de dag dat
Pinksteren gevierd moet worden, worden geteld. De nieuwtestamentische naam
Pinksteren komt van het Griekse woord
pentekoste dat ’vijftigste’ (dag) betekent.
Dit feest wordt ook wel
het Feest der Weken genoemd omdat zeven weken plus een dag (vijftig dagen)
geteld moet worden vanaf de wekelijkse sabbat die gedurende de dagen van het
Pascha en Ongezuurde Broden valt. We komen dan altijd uit op de eerste dag
van de week (zondag).
Lees Leviticus 23 hoe we
naar Pinksteren moeten tellen.
Leviticus 23:15 Dan zult gij
tellen van de dag na de sabbat, van de dag waarop gij de garve van het
beweegoffer gebracht hebt: zeven volle weken zullen het zijn; 16
tot de dag na de zevende sabbat zult gij tellen, vijftig dagen; dan
zult gij een nieuw spijsoffer de HERE brengen.
De priester hield
tijdens het Feest van Ongezuurde Broden een speciale ceremonie die het begin
van de lenteoogst aankondigde. Op de wekelijkse sabbat gedurende de periode
van het Pascha en de Dagen van Ongezuurde Broden werd een schoof afgesneden
en naar de priester gebracht. Op de dag daarna, dat is dus op een zondag,
bewoog de priester haar in de lucht heen en weer.
Vers 10 Spreek tot de
Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer gij komt in het land dat Ik u geef, en
de oogst daarvan binnenhaalt, dan zult gij de eerstelingsgarve van uw oogst
naar de priester brengen, 11 en
hij zal de garve voor het aangezicht des HEREN bewegen, opdat gij
welgevallig zijt; daags na de sabbat zal de priester die bewegen.
Dit was voor de
Israëlieten het teken van het begin van de lente-oogst. Dit ’beweegoffer’
beeldt de opstanding van Christus uit, het begin van de geestelijke oogst. Op
de wekelijkse sabbat werd Christus opgewekt uit het graf – zoals de eerste
garve van de eerste oogst op de wekelijkse sabbat werd afgesneden – en op de
zondag daarop steeg Hij op om zich als offer aan zijn Vader aan te bieden.
Dit wordt uitgebeeld door de priester die de eerstelingsgarve heen en weer
bewoog voor Gods aangezicht. Behalve het beeld van het offer, symboliseert
deze ceremonie ook Christus als de
eerste van de eerstelingen, geboren in het Gezin van God
(”eerstelingsgarve”, Leviticus 23:10; 1 Corinthiërs 15:23). Hij is het begin
van alle oogsten.
Leviticus 23:10 Spreek tot de
Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer gij komt in het land dat Ik u geef, en
de oogst daarvan binnenhaalt, dan zult gij de eerstelingsgarve van uw oogst
naar de priester brengen.
1 Corinthiërs 15:23 Maar ieder
in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus
zijn bij zijn komst.
Deze ceremonie is het
uitgangspunt voor het tellen naar Pinksteren. Te beginnen met zondag als de
eerste dag, de dag van de beweegofferceremonie, moet vijftig dagen geteld
worden, waarmee het einde van de vroege oogst bepaald wordt. Die valt altijd
op een zondag en wordt Pinksteren genoemd.
DE BETEKENIS VAN PINKSTEREN
Gods feesten vallen
samen met de oogstseizoenen. Kennis van de oogstseizoenen in Palestina helpt
ons te begrijpen wat de dag van Pinksteren in Gods plan uitbeeldt.
In Palestina waar
vroeger de Israëlieten woonden, zijn drie jaarlijkse oogstseizoenen. De
eerste begint al vroeg in de lente en de tweede is laat in de lente, net
voor de zomer. Die eerste twee samen kunnen we ook de voorjaarsoogst noemen,
de oogst van de eerste vruchten, ’eerstelingen’. De grote oogst valt in het
derde seizoen, het najaar of de herfst.
De lente-oogst is maar
een klein deel van de totale inzameling van gewassen van het hele jaar,
terwijl in de herfst het grootste deel van de akkerbouw en ooftteelt wordt
geoogst.
Pinksteren werd
oorspronkelijk het Feest der Weken genoemd, in verband met het tellen
wanneer het feest gehouden moet worden. Maar het werd ook het Feest van de
Eerstelingen genoemd. Dit heeft betrekking op de betekenis. Waarmee
vergelijkt God de christenen – zij die vóór de terugkomst van Christus zijn
geroepen?
Jakobus 1:18 Naar zijn
raadsbesluit heeft Hij ons voortgebracht door het woord der waarheid, om in
zekere zin eerstelingen te zijn onder zijn schepselen.
Het woord ’eerstelingen’
wordt in het Oude Testament veel gebruikt, waarmee de eerste vruchten worden
bedoeld, de eerstelingen van de landopbrengst. De eerste oogst van de
kinderen van God is klein. Deze mensen hebben dus geen deel aan grote
kerken. Hoe leren ze Gods weg kennen?
Johannes 6:44 Niemand kan tot
Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal
hem opwekken ten jongsten dage.
Gedurende de 6000 jaar
geschiedenis van de mens tot vandaag heeft God de meeste mensen nog niet
geroepen. De mensen aanbidden overal ter wereld valse, heidense goden. Of ze
aanbidden helemaal geen goden – dat zijn atheïsten.
Hoewel al deze mensen
God niet kennen en zijn waarheid niet begrijpen, zullen zij hun kans krijgen
om Hem en zijn weg te leren kennen en deel uit te gaan maken van zijn Gezin
na de terugkomst van Christus. Net zoals de lente-oogst klein is, is het
aantal mensen dat God nu roept – de eerstelingen – klein in vergelijking met
de miljarden die zullen worden geboren in zijn Gezin na Christus' komst naar
de aarde om zijn Koninkrijk op te richten. Daarom worden de eerstelingen die
in de loop der eeuwen in de Gemeente van God zijn geroepen tot Christus'
terugkomst en als eersten het Koninkrijk van God binnengaan door Christus
een ”klein kuddeke” genoemd.
Lukas 12:32 Wees niet bevreesd,
gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te
geven.
DE HEILIGE GEEST MET PINKSTEREN GEGEVEN
Met Pinksteren, de derde
stap in Gods plan, gedenken we ook dat God aan zijn geroepenen zijn heilige
geest gaf. In Handelingen 2:1 lezen we dat de discipelen samen in Jeruzalem
met Pinksteren in 30 n.Chr. bijeen waren. In een ontzagwekkend vertoon van
macht gaf God op die dag zijn heilige geest aan de discipelen. De ontvangst
van de heilige geest op die Pinksterdag was het begin van de
nieuwtestamentische Gemeente!
De heilige geest stelt
hen, in wie hij aanwezig is, in staat om zonde te overwinnen, Gods waarheid
te begrijpen en te groeien in het karakter van God. Bij de terugkomst van
Christus zullen zij worden geboren in het Gezin van God als de eerstelingen
van Gods geestelijke oogst. Zij zullen dan volmaakt zijn, ze hebben het
karakter en de natuur van God en zijn dan samengesteld uit geest. Ze zijn
geestelijk geboren kinderen van God.
De najaarsfeesten
De meeste mensen zullen
er niet stil bij staan waarom Gods kinderen, zijn Gemeente, naar het
Loofhuttenfeest gaan. Of het Bazuinenfeest. Of waarom ze vasten op de Grote
Verzoendag. Ze hebben geen interesse in Gods feesten. Ze beseffen het belang
niet. Maar het zal niet lang meer duren dat God aan de gehele mensheid de
betekenis bekend maakt van al zijn feesten en ze samen zal vieren met alle
mensen.
God heeft een goede
reden voor alles wat Hij ons zegt te doen. En we genieten nog meer van de
feestdagen als we weten wat ze betekenen. Laten we daarom na de lentefeesten
eens kijken naar Gods feesten die rond de tijd van het Loofhuttenfeest
komen.
DE FEESTEN BEELDEN GODS PLAN UIT
Tegenwoordig wonen veel
mensen in grote steden en kleine appartementen. Ze kopen hun vlees en
groenten in de supermarkt. De meeste mensen hebben niet de mogelijkheid om
een tuin aan te leggen en om hun eigen voedsel te verbouwen. Zo hebben de
verschillende seizoenen van het jaar niet dezelfde betekenis voor veel
mensen zoals voor hen die op een boerderij wonen.
Maar voor een landbouwer
zijn twee seizoenen van het jaar vooral belangrijk. Dat zijn de oogsttijden
– de kleinere vroege voorjaarsoogst en de grotere najaarsoogst.
God heeft zijn zeven
feesten ook verdeeld over twee seizoenen van het jaar – het voor- en najaar.
Eigenlijk drie, want het voorjaar is verdeeld in twee oogsten. In het vroege
voorjaar zijn het Pascha en de Dagen van Ongezuurde Broden vastgelegd en in
het late voorjaar Pinksteren. In de herfst vallen het Bazuinenfeest, de
Grote Verzoendag, het Loofhuttenfeest en de Laatste Grote Dag.
De feestdagen beelden de
verschillende stappen in Gods reddingsplan uit. God wil eeuwig leven geven
aan iedereen die ooit heeft geleefd, op voorwaarde dat ze leren Hem te
gehoorzamen. Maar God geeft nu nog
niet iedereen een kans om eeuwig leven te verkrijgen. Zijn plan is als een
oogst, het oogsten of ’inzamelen’ van mensen. Eerst roept Hij slechts
een klein aantal – uitgebeeld door Pinksteren wanneer de kleinere,
voorjaarsoogst wordt binnengehaald. Maar later, zoals zijn plan ontvouwt,
zal Hij steeds meer roepen, totdat de hele wereld het zal begrijpen. Dat zal
de grote oogst van mensen zijn,
zoals de najaarsoogst in de akker- en tuinbouw en fruitteelt veel groter is.
Gods plan beslaat 7000
jaren waarvan bijna 6000 zijn verstreken. De grote oogst zal
na deze eerste 6000 jaar komen!
BAZUINENFEEST
Laten we nu eens kijken
naar het eerste feest van de herfst: het Bazuinenfeest. Het valt elk jaar op
een andere dag, meestal eind september of begin oktober. Maar als we
dezelfde kalender zouden gebruiken die Israël gebruikte, valt het feest
altijd op de eerste dag van de zevende maand, de maand Tishri in het
Hebreeuws.
We lezen in Leviticus 23
dat God heeft geboden om deze dag te houden.
Leviticus 23:23 En de HERE sprak
tot Mozes: 24 Spreek tot de
Israëlieten: In de zevende maand, op de eerste der maand, zult gij een
rustdag hebben, aangekondigd door bazuingeschal, een heilige samenkomst. 25
Generlei slaafse arbeid zult gij verrichten en gij zult de HERE een
vuuroffer brengen.
We zien dat God zegt dat
deze dag een sabbat is en dat geen
dagelijks werk gedaan mag worden. Op die dag moet een heilige samenkomst
gehouden worden.
Wat moest nog meer
worden gedaan op die dag? Kijk nog eens naar vers 24. Op deze dag moest de
hogepriester op een bazuin blazen. Het was geen bazuin of trompet zoals we
die nu kennen, waarop een melodie gespeeld kan worden. Het was een
ramshoorn, sjofar genoemd. Het produceerde een indringend geluid, wat in de
NBG-vertaling terecht geschal wordt genoemd.
In de oudheid werd op de
sjofar geblazen als een signaal
van een bijzondere gebeurtenis en om te waarschuwen voor dreigend gevaar
zoals oorlog. Een wachter in een toren of aan de poort blies er op om mensen
te waarschuwen wanneer hij een vijandelijk leger zag naderen. Maar waarom
liet God op de sjofar blazen op
het Bazuinenfeest? Omdat deze dag de terugkeer van Jezus Christus uitbeeldt
als een zegevierende Koning die over de aarde zal regeren in vrede. Maar
voordat Christus vrede kan brengen, moet Hij eerste
oorlog voeren!
Satan de duivel heeft
deze wereld bijna 6000 jaar bedrogen. Hij heeft de mensheid ervan overtuigd
dat Gods weg verkeerd is en dat zijn weg juist is. Het is moeilijk te
geloven, maar wanneer Christus naar de aarde terugkeert, zullen de meeste
mensen Hem zien als een vijand.
Satan heeft de wereld misleid waardoor de mensen zullen geloven dat Christus
en zijn engelen een groep vijandige buitenaardse wezens zijn, die komen om
hen te vernietigen. Wanhopig zullen ze tegen Hem vechten. Christus zal deze
opstand tegen Hem beëindigen zodra Hij begint te regeren.
De Bijbel zegt dat
Christus met luid bazuingeschal zal terugkeren. Lees het in 1 Thessalonicen
4.
1 Thessalonicen 4:16 want de
Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het
geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus
gestorven zijn, zullen het eerst opstaan.
Is het geen schande dat
Satan de wereld zo heeft bedrogen dat Christus' wonderbaarlijke regering van
vrede moet beginnen met oorlog?
Let ook op nog een zeer
belangrijke gebeurtenis die op de dag dat Christus terugkeert zal
plaatsvinden. Lees het laatste deel van 1 Thessalonicen 4:16 opnieuw en ook
vers 17.
Vers 16 … en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan;
17 daarna zullen wij, levenden,
die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd
worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here
wezen.
Er wordt gesproken over
een opstanding. ”Die in Christus gestorven zijn” zijn de gedoopte leden van
de ware Gemeente die door de eeuwen heen gestorven zijn. Ze hadden Gods
heilige geest en gehoorzaamden God door te leven volgens zijn wetten.
Veel beroemde mannen en
vrouwen zullen uit de dood worden opgewekt: Abraham en zijn vrouw Sara,
koning David, Mozes en Maria, de moeder van Jezus Christus, Johannes de
Doper en Paulus, om maar een paar te noemen.
De leden van de Gemeente
van God die in leven zijn wanneer Christus komt, zullen op die dag worden
veranderd.
1 Corinthiërs 15:51 Zie, ik deel
u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen
wij veranderd worden, 52 in een
ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de
doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden.
Hun menselijke fysieke
lichamen worden veranderd in geest. Dat zijn de gedoopte en bekeerde leden
van Gods Gemeente. Onder hen zullen mensen zijn die de leden van de Gemeente
van God goed kennen. Zij hebben God getoond dat zij bereid waren Hem te
gehoorzamen in alles tijdens hun sterfelijk leven en nu (in die opstanding)
zal Hij hun het eeuwige leven geven zoals Hij heeft beloofd.
Deze twee
gebeurtenissen, de terugkeer van Jezus Christus om te gaan regeren en de
opstanding van hen die God hebben gehoorzaamd (de eerste oogst), wordt
uitgebeeld door het Bazuinenfeest. Het ziet uit naar het begin van de Nieuwe
Wereld – de Wereld van Morgen – de vestiging van het Koninkrijk van God op
aarde!
DE GROTE VERZOENDAG
Nu gaan we naar het
volgende feest, de Grote Verzoendag. Deze jaarlijkse heilige dag moeten we
tien dagen na het Bazuinenfeest houden, op de tiende van Tishri. Op die dag
wordt er iets bijzonders gedaan, of beter gezegd: niet gedaan.
Leviticus 23:27 Maar op de
tiende van die zevende maand is de Verzoendag; een heilige samenkomst zult
gij hebben en gij zult u verootmoedigen en de HERE een vuuroffer brengen. 28
Op die dag zult gij generlei arbeid verrichten, want het is de
Verzoendag, om over u verzoening te doen voor het aangezicht van de HERE, uw
God. 29 Want ieder die zich op
die dag niet zal verootmoedigen, zal uitgeroeid worden uit zijn
volksgenoten.
”Gij zult u
verootmoedigen” lezen we in vers 27. Wat betekent dat: je verootmoedigen?
Psalmen 35:13 Maar mij
aangaande, toen zij ziek waren, was een rouwgewaad mijn kleed, ik
verootmoedigde mij met vasten, en mijn gebed keerde in mijn boezem weder.
Wat deed koning David in
een tijd van beproeving toen hij intensief contact met God zocht? Hij
verootmoedigde zich door te vasten. Het woord dat vertaald is met
’verootmoedigen’ kan ook worden vertaald met ’vernederen’.
Door 24 uur te vasten –
zonder eten en drinken – op de Grote Verzoendag ervaar je dat je afhankelijk
bent van de Schepper. Het maakt je nederig.
God wil ons niet laten
lijden. Waarom moeten we dan vasten op de Grote Verzoendag? Zoals gezegd zal
Satan de duivel de mensen aanzetten om tegen Jezus Christus te gaan strijden
wanneer Hij terugkeert. Satan heeft een hekel aan het plan van God. Hij
heeft geprobeerd de macht van God over te nemen. Natuurlijk is dat niet
mogelijk.
De naam van de duivel
was lang geleden Lucifer, wat ’lichtbrenger’ of ’lichtdrager’ betekent. God
schiep hem als een van de mooiste en meest krachtige van de engelen. Maar er
kwam een tijd dat hij die talenten verkeerd wilde gebruiken. De profeet
Jesaja vertelt ons daarover in Jesaja. Lees hoe Satan zwaar zondigde.
Jesaja 14:12 Hoe zijt gij uit de
hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde
geveld, overweldiger der volken! 13
En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de
sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver
in het noorden; 14 ik wil
opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste
gelijkstellen.
Hij werd ijdel en in
plaats van te werken in dienst van God, wilde hij even belangrijk als God
worden. Hij kwam met een derde van de engelen in opstand tegen God. God
stond dat natuurlijk niet toe. Maar de houding van de duivel was voorgoed
veranderd. In plaats van licht te brengen, begon hij geestelijke duisternis
te verspreiden. Hij werd ’Satan’, wat ’tegenstander’ betekent. Satan is
sinds die tijd de vijand van God en probeert Gods plan met de mensheid te
laten mislukken. Hij bedriegt en misleidt de mensen met het doel om hun kans
op eeuwig leven te laten mislukken.
De mens is gemaakt naar
Gods evenbeeld met het doel om geboren te worden in zijn Gezin, het
Koninkrijk van God. Dan zal de mens ook God geworden zijn en boven Satan en
zijn demonen staan. Satan doet zijn uiterste best om dat Plan te
vernietigen. Hij heeft zich opgeworpen als de god van deze wereld.
2 Corinthiërs 4:4 ongelovigen,
wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen, zodat zij
het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus,
die het beeld Gods is.
Maar de dagen van ”de
god dezer eeuw”, Satan, zijn geteld. Wanneer Christus terugkeert, zal Hij
Satan van de aarde verwijderen en gevangen zetten. De Grote Verzoendag
beeldt die gebeurtenis uit. Nadat de duivel is verwijderd en niet langer de
mensen tot opstand tegen God kan verleiden, zal God zich verzoenen met de
mensheid. Vandaar Grote Verzoendag. Deze wereld zal dan Gods naam gaan
heiligen en zijn wil doen.
Maar waarom dan vasten?
Vasten brengt ons
dichter bij God. Die ijdele houding van Satan is min of meer in het karakter
van de mensen geslopen. Maar als we met Jezus Christus gaan werken om de
Wereld van Morgen te leiden en te regeren, moeten wij anders zijn. We moeten
nederig zijn en ons laten leiden door God voor kracht en wijsheid. We hebben
God altijd nodig en dat merken we vooral tijdens het vasten.
Jezus kende de betekenis
van vasten. David leerde dat ook. Ook wij leren de ware betekenis door het
houden van de Grote Verzoendag.
HET LOOFHUTTENFEEST
Voor Gods Gemeente is
het Loofhuttenfeest een heerlijke tijd. We staan die dagen als het ware even
buiten de wereld, we zijn onder elkaar met allen dezelfde normen en
hetzelfde doel.
We verblijven in
tijdelijke woningen met een speciaal doel. God heeft met
alles een bijzonder doel. Ook met
het Loofhuttenfeest.
In Deuteronomium
16:13-14 staat dat we ons als gezin moeten verheugen, samen met alle anderen
op het Feest.
Deuteronomium 16:13 Het
loofhuttenfeest zult gij zeven dagen vieren, wanneer gij de opbrengst hebt
ingezameld van uw dorsvloer en van uw perskuip. 14
Gij zult u verheugen op uw feest, gij met uw zoon en uw dochter, uw
dienstknecht en uw dienstmaagd, met de Leviet, de vreemdeling, de wees en de
weduwe, die binnen uw poorten wonen.
Als we verder lezen in
vers 15, dan zien we waarom er
feest gevierd moest worden.
Vers 15 Zeven dagen zult gij
feest vieren ter ere van de HERE, uw God, op de plaats die de HERE verkiezen
zal; want de HERE, uw God, zal u zegenen in heel uw oogst en in al het werk
uwer handen, zodat gij waarlijk vrolijk kunt zijn.
Het Loofhuttenfeest werd
gevierd net na de grote oogst in de herfst. Israël was een agrarische
samenleving en de overvloedige oogst was altijd een tijd van grote vreugde.
Wanneer het koren, de olijven en de druiven binnengehaald waren, trokken de
families voor hun jaarlijkse reis naar Jeruzalem om het Feest te houden.
Waarom heet dit feest
het Loofhuttenfeest? Het woord loofhutten duidt op een tijdelijk woning. In
Israël werden hutten gemaakt van takken en loof van allerlei bomen, zoals
palmbomen.
Waarom moesten ze van
God in een tijdelijke ’woning’ (hut of tent) verblijven?
Leviticus 23:42 In loofhutten
zult gij wonen zeven dagen; allen die in Israël geboren zijn, zullen in
loofhutten wonen, 43 opdat uw
geslachten weten, dat Ik de Israëlieten in hutten heb doen wonen, toen Ik
hen uit het land Egypte leidde: Ik ben de HERE, uw God.
Ze moesten eraan
herinnerd worden dat zij eens door de woestijn trokken, zonder een eigen
vaderland te hebben, op weg naar het beloofde land. In onze tijd is zo'n
tijdelijke hut of tent meestal een vakantiehuisje of een hotel of motel.
Maar we kunnen nog steeds enkele belangrijke lessen leren door tijdelijk te
verblijven in deze moderne loofhutten gedurende zeven dagen. Wij zijn ook op
weg naar het Beloofde Land: het Koninkrijk van God.
De samenleving waarin we
nu leven is niet onze permanente maatschappij. Het is ons oefenterrein op
deze aarde. Wij zijn nu in het proces van het leren van vaardigheden en het
ontwikkelen van karakter en persoonlijkheid zodat we in de Wereld van Morgen
sterke leiders zijn. We bereiden ons voor om deze wereld te verlaten op een
dag die, zoals we weten, dichtbij is. Wonen in een tijdelijke ’hut’ op het
Feest, met alleen de kleren en bezittingen die in een koffer passen,
herinnert ons aan de betekenis.
Er is nog een les die
geleerd kan worden van het leven in een tijdelijke woning. Het is een van de
belangrijkste lessen voor ieder mens. Veel mensen zullen hun hele leven het
volgende punt nooit begrijpen.
Neem een paar minuten om
eens na te denken over uzelf. Maakt u zich soms zorgen over uw uiterlijk?
Misschien denkt u dat u te lang of te klein bent. Of uw haar is te glad of
misschien te krullend. Of misschien stoort uw uiterlijk u niet. Misschien
bent u gewoon verlegen en hebt u gebrek aan vertrouwen en is uw manier van
omgaan met anderen onzeker. Of misschien denkt u dat u niet intelligent
genoeg bent. Sommige mensen worstelen zelfs met werkelijke lichamelijke of
geestelijke problemen. Van tijd tot tijd maken veel mensen zich zorgen.
Het wonen in een
tijdelijke woning leert ons ook: maak
je geen zorgen! Onthoud dat, zoals onze woning op het Feest slechts
tijdelijk is, is ons lichaam in dit leven ook slechts tijdelijk. Ons lichaam
is als een tent die op een dag gewoon opgevouwen kan worden om nooit meer te
gebruiken.
2 Corinthiërs 5:1 Want wij
weten, dat, indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij
een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een
eeuwig huis. 2 Want hierom
zuchten wij: wij haken ernaar met onze woonstede uit de hemel overkleed te
worden.
De apostel Petrus wist
ook dat zijn fysieke lichaam slechts een tijdelijke ”tent” was. Hij schreef:
2 Petrus 1:14 want ik weet, dat
het afleggen van mijn tent spoedig komt, zoals ook onze Here Jezus Christus
mij heeft doen weten.
Christus had Petrus
getoond dat wanneer hij zal opstaan uit de dood, hij een prachtig, krachtig,
onsterfelijk geestelijk lichaam zal hebben met een intelligente brein.
God ziet hoe wij nu
zijn, maar Hij weet ook hoe wij kunnen worden. Hij wil dat wij daar ook aan
denken en werken. Aan veel dingen in het leven kunnen we niets veranderen.
Ook aan sommige onvolmaaktheden aan ons lichaam kunnen we niets doen. Maar
het is maar tijdelijk. We moeten ons concentreren op de dingen waaraan we
wél iets kunnen doen – ons karakter en onze houding. Vraag God om hulp om
het juiste karakter te ontwikkelen en de juiste houding! God zal die waarden
en kwaliteiten eeuwig maken. We moeten nu zo veel mogelijk opsteken van de
waardevolle lessen die God ons geeft via ervaren mensen in Gods Gemeente.
GENIET VAN HET FEEST
Het Loofhuttenfeest is
een tijd om van te genieten! Waarom? Omdat het de gelukkige Wereld van
Morgen uitbeeldt!
Staat u er wel eens bij
stil hoe het leven zal zijn in de Wereld van Morgen? Als je jong bent dan
denk je waarschijnlijk aan wonderlijke dingen in het Millennium zoals de
wilde dieren die dan tam zullen zijn. Je zou een leeuw of zelfs een
neushoorn kunnen hebben als huisdier. Luipaarden zijn dan niet agressief en
slangen niet giftig! Daar denken volwassenen ook wel aan, maar als je ouder
wordt, dan zie je dat de echte problemen in deze wereld niet door wilde
dieren veroorzaakt worden. Ze worden veroorzaakt door ’wilde’ mensen!
Wilde dieren maken geen
bommen en raketten, kapen geen vliegtuigen en veroorzaken geen armoede en
honger. Maar mensen, onder invloed van Satan de duivel doen dat wél! In het
Millennium, nadat Christus zal zijn teruggekeerd (Bazuinenfeest) en Satans
macht ontnomen zal zijn (Grote Verzoendag), zullen de mensen overal leren om
in vrede te leven. Volken zullen samenwerken. Mensen vertrouwen elkaar. Het
leven zal werkelijk zeer aangenaam zijn!
Laten we nog eens kijken
naar een beroemde profetie over hoe het leven in het Millennium onder de
heerschappij van het Koninkrijk van God zal zijn. Zij is ons gegeven door
God via de profeet Micha.
Micha 4:1 En het zal geschieden
in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des HEREN vaststaan
als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En
volkeren zullen derwaarts heenstromen, 2
en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan
naar de berg des HEREN, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere
aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal
de wet uitgaan en des HEREN woord uit Jeruzalem. 3
En Hij zal richten tussen vele volkeren en rechtspreken over machtige
natiën tot in verre landen. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen
omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk
het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren. 4
Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok en onder zijn
vijgeboom, zonder dat iemand hen opschrikt; want de mond van de HERE der
heerscharen heeft het gesproken. 5
Want alle volkeren wandelen elk in de naam van zijn god, maar wij
zullen wandelen in de naam van de HERE, onze God, voor altoos en immer.
Overdenk deze verzen.
Lees vers 3 opnieuw. Volken zullen hun oorlogswapens omsmeden tot nuttig
gereedschap voor vredige doeleinden. Realiseren wij ons dat de wereld
jaarlijks miljarden euro's besteedt aan oorlog en voorbereiding op oorlogen?
In het Millennium zullen al deze middelen worden besteed voor vreedzame
doeleinden.
Lees ook vers 4 nog
eens. Vandaag zijn er miljoenen mensen in deze wereld dakloos – arme mensen
en vluchtelingen. In het Millennium zal iedereen een mooi huis hebben en een
eigen stuk land. Er zal uitstekend onderwijs en werkgelegenheid zijn voor
iedereen. Niemand hoeft zich zorgen over de toekomst te maken. Mensen zullen
vrij zijn van zorgen en ziekte. Ze zullen vriendelijk en onbaatzuchtig zijn
en daarvoor de tijd hebben en nemen.
Het belastingsysteem is
eenvoudig – gebaseerd op tienden betalen. Gebrek aan geld zal er niet zijn,
want er zijn geen gezondheidsinstellingen nodig, zoals ziekenhuizen,
psychiatrische inrichtingen, geen zorgverzekeringen, geen defensie, geen
brillen, geen vitaminetabletten of supplementen, geen hangslot, geen
rechtsbijstandverzekering, enz., enz.
Ja, het zal werkelijk
een Utopia zijn, niet denkbeeldig maar een volmaakt gelukkige staat. En
daarom is het Loofhuttenfeest een echt Feest!
DE LAATSTE GROTE DAG
Dan is er nog één feest
dat onmiddellijk aansluit op het Loofhuttenfeest. Het heet de Laatste Grote
Dag. Dat is ook een feest dat vreugde en dankbaarheid schenkt als u begrijpt
wat het betekent!
God wil u eeuwig leven
schenken. Niet alleen u en
uw gezin, maar iedereen die ooit heeft geleefd. Werkelijk
iedereen, zelfs degenen die
duizenden jaren geleden stierven! De Bijbel laat zien dat na het Millennium
er een tijd zal zijn dat iedereen die ooit heeft geleefd, opgewekt zal
worden tot fysiek leven.
Ook aan deze miljarden
mensen wordt dan Gods reddingsplan aangeboden om van de eeuwige dood gered
te worden. Zij hebben Satan al leren kennen en zullen nu niet nog eens door
hem worden verleid tot zonde.
Die tijd van de tweede
opstanding wordt de ’Dag des Oordeels’ genoemd of ’Het Oordeel van de Grote
Witte Troon’.
Openbaring 20:5 De overige doden
werden niet weder levend, voordat de duizend jaren voleindigd waren… Vers 11
En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor
wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor
hen gevonden. 12 En ik zag de
doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken
geopend. En nog een ander boek werd geopend, het boek des levens; en de
doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond,
naar hun werken.
Er zullen slaven uit
Egypte, soldaten die omkwamen in oorlogen, koningen en presidenten van grote
naties, arme, hongerige verdrukte mensen uit de voorbij gegane eeuwen, weer
levend gemaakt worden – en allen zullen ze Gods weg leren kennen. Ook zij
kunnen dan genieten van de prachtige fysieke en geestelijke schepping van
God. Wij, die dan al 1000 jaar met Christus geregeerd hebben, zullen als
geestelijke leden van het Gezin van God (het Koninkrijk van God) helpen met
de voorbereiding en organisatie om dit grootse plan voor de miljarden tot
leven gewekte mensen mogelijk te maken.
De mensen die God
gehoorzamen, zullen eveneens tot geestelijke kinderen van God opgewekt
worden in de tweede geestelijke opstanding. God heeft een volmaakt Plan met
de mensheid. De mensen die hardnekkig God blijven verwerpen en koppig
weigeren zich te bekeren, zullen veroordeeld worden tot de eeuwige dood,
niet tot een eeuwige bestraffing.
Vers 13
En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het
dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een
ieder naar zijn werken. 14 En de
dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede
dood: de poel des vuurs. 15 En
wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens,
werd hij geworpen in de poel des vuurs.
De mens heeft een vrije wil.
Dit alles lijkt zo fantastisch. Zelfs de meest fantasierijke sciencefiction
schrijvers hebben dit nooit kunnen bedenken! Maar het is geen fictie – het
is de realiteit! De Laatste Grote Dag, de periode na het 1000-jarige
Vrederijk, sluit Gods 7000-jarig Plan met de mensheid af.
ER IS HOOP
Er leefden in 2013 ruim 7 miljard mensen op aarde. Velen raken steeds meer
bezorgd over de komende jaren. Zullen er voldoende banen zijn? Komt er
oorlog? Zal er genoeg te eten zijn? Zal de mensheid overleven?
Maar de mensen in Gods Gemeente kennen de Waarheid. Omdat zij Gods
feestdagen houden en begrijpen, begrijpen ze zijn reddingsplan van eeuwige
vrede en geluk voor de hele mensheid! Dat geeft hen zeer bijzondere
perspectieven. God kijkt uit naar de tijd wanneer ieder van ons deel zal
hebben aan zijn Gezin en zal leven en regeren met Hem voor eeuwig. Hij wil
dat ieder mens zich daarop verheugt. |