Voor literatuurlijst klik hier.
Waarom is het
Nieuwe Verbond van Gods
verbond met het oude Israël?
Vers 7 merkt op dat er met het Oude Verbond
iets aan de hand was, anders zou er geen behoefte aan het nieuwe zijn
geweest. „Want indien dat eerste onberispelijk ware geweest, zou er geen
plaats gezocht zijn voor een tweede.” Wat klopte er niet?
Het vaststellen hiervan is een gevoelige
zaak, want veel mensen menen dat het probleem met het Oude Verbond de wet
is, de geboden van God. Als vers 13 stelt dat het Nieuwe Verbond het eerste
„verouderd” of achterhaald maakt, vatten velen dit op als zou met het Nieuwe
Verbond de wet zijn vervangen door genade en geloof. Deze redenering leidt
velen tot de slotsom dat het vieren van de wekelijkse sabbat en de
jaarlijkse heilige dagen, het betalen van tienden en onderscheid maken
tussen rein en onrein vlees door het Nieuwe Verbond zijn achterhaald en
daarom voor christenen niet nodig.
Maar is dit zo? Wat is de waarheid over de
verbonden? Is die wellicht de spil die bepaalt waar en wanneer wij God
moeten eren? Als wij alle veronderstellingen terzijde schuiven, zien we dat
de Bijbel duidelijk toont wat in verband met het Oude Verbond het probleem
was, wat er ten opzichte van het Oude is veranderd in het Nieuwe en waarom
het Nieuwe beter is.
Wat was het probleem?
Het Oude Verbond was een uitbreiding van
eerdere beloften van God aan Israëls aartsvaders Abraham, Isaäk en Jakob.
Genesis 15:13
En Hij zeide tot Abram: Weet voorzeker, dat uw nakomelingen
vreemdelingen zullen zijn in een land, dat het hunne niet is, en dat zij hen
dienen zullen, en dat die hen zullen verdrukken, vierhonderd jaar. 14
Doch ook het volk, dat zij zullen dienen, zal Ik richten, en daarna
zullen zij met grote have uittrekken.
Exodus 2:24
En God hoorde hun klacht en God
gedacht aan zijn verbond met Abraham, Isaäk en Jakob. 25
Zo zag God de Israëlieten aan en God had bemoeienis met hen.
Exodus 6:4
Niet alleen heb Ik mijn verbond met hen opgericht om hun het land
Kanaän te geven, het land hunner vreemdelingschap, waar zij als
vreemdelingen vertoefd hebben; 5
maar ook heb Ik de klacht der Israëlieten gehoord, die door de Egyptenaren
tot slaven gemaakt zijn, en Ik heb gedacht aan mijn verbond. 6
Zeg derhalve tot de Israëlieten: Ik ben de HERE, Ik zal u onder de
dwangarbeid der Egyptenaren uitleiden, u redden van hun slavernij en u
verlossen door een uitgestrekte arm en onder zware gerichten. 7
Ik zal Mij u tot een volk aannemen en Ik zal u tot een God zijn,
opdat gij weet, dat Ik, de HERE, uw God, het ben, die u onder de dwangarbeid
der Egyptenaren uitleid. 8 En Ik
zal u brengen naar het land, waarvan Ik gezworen heb het aan Abraham, Isaäk
en Jakob te zullen geven, en Ik zal het u geven tot een bezitting, Ik de
HERE.
„Verbond” in deze schriftgedeelten betreft
een verbond of belofte dat werd gesloten ver voordat het verbond bij de
Sinaïberg werd gesloten. In het licht van deze beloften besloot God Abrahams
nakomelingen uit Egypte te voeren en hen tot zijn modelnatie te maken.
Exodus 19:5
Nu dan, indien gij aandachtig naar
Mij luistert en mijn verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken Mij ten
eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij. 6
En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk.
Exodus 20:2
Ik ben de HERE, uw God, die u uit het
land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb.
Op grond van deze bevrijding door God werd nu
van het volk verwacht Gods levenswijze in acht te nemen.
Nadat in Exodus 19-24 alle bepalingen van de
wet, de geboden, voorschriften waren gegeven, reageerden de Israëlieten op
Gods beloften met de toezegging te zullen gehoorzamen aan alles wat God hun
had voorgelegd. Het verbond werd vervolgens met bloed geratificeerd of
bekrachtigd.
Exodus 24:7
Hij nam het boek des verbonds en las
het voor de oren van het volk en zij zeiden: Alles wat de HERE gesproken
heeft, zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen. 8
Toen nam Mozes het bloed en sprengde het op het volk en hij zeide:
Zie, het bloed van het verbond dat de HERE met u sluit, op grond van al deze
woorden.
Een verbond, een overeenkomst,
op grond van al deze woorden, Gods
wet, zijn instructies.
Het verbond werd echter verbroken. Niet door
God natuurlijk. Tenslotte bevat Gods verbond een belofte van zijn kant,
bezegeld door zijn eed, die Hij nooit zal verbreken.
Hebreeën 6:13
Want toen God aan Abraham zijn
belofte deed, zwoer Hij, omdat Hij bij niemand hoger kon zweren, bij
Zichzelf, 14 zeggende: Voorzeker
zal Ik u zegenen en zekerlijk u vermeerderen. 15
En zo, door geduld te oefenen, heeft deze het beloofde verkregen. 16
Want mensen zweren bij wie hoger is, en de eed dient hun tot
bekrachtiging, als einde van alle tegenspraak. 17
Daarom heeft God, toen Hij des te nadrukkelijker aan de erfgenamen
der belofte het onveranderlijke van zijn raad wilde doen blijken, Zich onder
ede verbonden, 18 opdat door
twee onveranderlijke dingen, waarbij het onmogelijk is, dat God liegen zou,
wij, die tot Hem de toevlucht genomen hebben, een krachtige aansporing
zouden hebben om de hoop te grijpen, die voor ons ligt.
Maar hoewel Israël zich verplichtte God
gehoorzaam te zijn, was het volk in feite niet bereid tot het nakomen van
zijn verplichting aan alles dat God de Israëlieten aanbood en de
verantwoordelijkheden die dit op hen legde. De geschiedenis van Israël wordt
gekenmerkt door een verwerping van het verbond met een levenswijze die met
Gods wetten strijdig is.
Hebreeën 8:7-8 helpt ons te begrijpen waarom
Israël faalde en wat het probleem met het Oude Verbond was. „Want indien dat
eerste onberispelijk ware geweest, zou er geen plaats gezocht zijn voor een
tweede. Want Hij berispt hen,”
en daarom besloot God een nieuw verbond te maken. In deze
belangrijke aanklacht zegt God duidelijk waar het probleem is te vinden:
niet in de wet, niet in de Tien Geboden, niet in de inzettingen en
voorschriften, maar bij de mensen zelf.
Paulus' steun voor de wet
In tegenstelling tot wat velen geloven en
onderwijzen geloofde en schreef de apostel Paulus meer dan 25 jaar na de
dood van Jezus Christus:
Romeinen 7:12
Zo is dan de wet heilig, en ook het
gebod is heilig en rechtvaardig en goed.
De wet is de uitdrukking van Gods karakter,
dat heilig, rechtvaardig en goed is. In vers 22 schreef hij:
Vers 22
want naar de inwendige
[innerlijke] mens verlustig ik mij in
de wet Gods.
Velen nemen aan dat als wij eenmaal geloof in
Jezus Christus hebben, het Nieuwe Verbond dan het houden van de wet
overbodig maakt. Paulus zelf sneed deze gedachte aan in Romeinen.
Romeinen 3:31
Stellen wij dan door het geloof de
wet buiten werking? Volstrekt niet; veeleer bevestigen wij de wet.
„Buiten werking stellen”, Grieks
katargeo: inactief maken, doen
ophouden, een eind maken aan, afschaffen.
„Bevestigen”, Grieks
histemi: doen staan, bevestigen,
instandhouden, het gezag of de macht van iets handhaven of steunen.
Geloof doet de wet niet teniet, zei Paulus;
het bevestigt en steunt juist de wet. Geen wonder dat Abraham de vader der
gelovigen wordt genoemd en wordt geprezen wegens het onderhouden van Gods
wetten, geboden en inzettingen en voor zijn voortreffelijke voorbeeld van
geloof.
Genesis 26:5
omdat Abraham naar Mij geluisterd en
mijn dienst in acht genomen heeft: mijn geboden, mijn inzettingen en mijn
wetten.
Zo'n 25 tot 30 jaar na de dood en de
opstanding van Jezus Christus zei Paulus dat hij „al hetgeen in de wet en in
de profeten [termen voor het Oude Testament] geschreven staat” geloofde en
dat hij niets had gedaan dat tegen de wet was (Handelingen 24:14; 25:8).
Het boek Hebreeën zegt dat God de
tekortkoming bij de mensen, bij het volk Israël, vond. Paulus zei evenwel
ook dat het niet alleen een probleem van het volk Israël was. De zonde,
merkte hij op, was een algemeen probleem voor de hele mensheid. Joden
en heidenen zijn allen onder de zonde.
Romeinen 3:9
Wat dan? Worden anderen boven ons
gesteld? In geen enkel opzicht; wij hebben immers tevoren Joden zowel als
Grieken beschuldigd, dat zij allen onder de zonde zijn.
In Romeinen 7:7 zegt Paulus dat de mens de
zonde niet zou kennen als er geen wet was. Mankeerde er dan iets aan de wet?
„Volstrekt niet”, antwoordt hij. Paulus wist waar het tekort schuilt. Hij
verklaarde dat als wij eenmaal de wet hebben ontvangen, de wet die het
juiste goddelijke gedrag regelt, onze menselijke natuur dan in opstand
begint te komen tegen Gods normen.
Romeinen 7:7
Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik
zou de zonde niet hebben leren kennen, tenzij door de wet; immers, ook van
de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij
zult niet begeren. 8 Maar
uitgaande van het gebod, wekte de zonde in mij allerlei begeerlijkheid op;
want zonder wet is de zonde dood
[zonder kennis van de wet is er geen besef van zonde]. 9 Ik heb eertijds geleefd
zonder wet; toen echter het gebod kwam, begon de zonde te leven [drong
het besef van zonde door], maar ik
begon te sterven, 10 en het
gebod dat ten leven moest leiden, bleek voor mij juist ten dode te zijn; 11
want de zonde heeft uitgaande van het gebod, mij misleid en door
middel daarvan gedood.
Gods wet overtuigt iemand van zijn of haar
zonde, wat tot de noodzakelijke vergeving en verzoening door Jezus Christus
leidt.
Romeinen 5:20
Maar de wet is er bijgekomen, zodat
de overtreding toenam [bewustzijn
van zonde]; waar evenwel de zonde
toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden. Vers 6
zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor
goddelozen is gestorven. 7 Want
niet licht zal iemand voor een rechtvaardige sterven; maar misschien heeft
iemand nog de moed voor een goede te sterven. 8
God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij
nog zondaren waren, voor ons gestorven is. 9
Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd,
door Hem behouden worden van de toorn. 10
Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de
dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden
worden, doordat Hij leeft; 11 en
dat niet alleen, maar wij roemen zelfs in God door onze Here Jezus Christus,
door wie wij nu de verzoening ontvangen hebben. 12
Daarom, gelijk door een mens de zonde de wereld is binnengekomen en
door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat
allen gezondigd hebben.
Het probleem is niet de wet, maar de
menselijke natuur. Ook al erkennen wij misschien wat juist en goed is,
vanuit onszelf zijn wij niet in staat het gebod te vervullen. Ook al weten
wij met ons verstand misschien wat wij moeten doen, wij zwichten al te
gemakkelijk voor de zelfzuchtige impulsen om het vlees te behagen.
Dit was Israëls dilemma onder het Oude
Verbond en het is tevens het dilemma van alle mensen. Zondigen gaat vanzelf.
Het is een levenswijze die wij van nature krijgen.
Romeinen 7:13
Is dan het goede mijn dood geworden?
Volstrekt niet! Maar de zonde heeft, opdat zij zou blijken zonde te zijn,
door het goede mijn dood bewerkt, opdat de zonde bij uitstek zondig zou
worden door het gebod. 14 Wij
weten immers, dat de wet geestelijk is; ik echter ben vlees, verkocht onder
de zonde. 15 Want wat ik
uitwerk, weet ik niet; want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer
van heb, dat doe ik. 16 Indien
ik nu wat ik niet wens, toch doe, stem ik toe, dat de wet goed is. 17
Doch dan bewerk ik het niet meer, maar de zonde, die in mij woont. 18
Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed
woont. Immers, het wensen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uitwerken,
kan ik niet. 19 Want niet wat ik
wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwade, dat doe ik. 20
Indien ik nu datgene doe, wat ik niet wens, dan bewerk ik het niet
meer, maar de zonde, die in mij woont. 21
Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het
kwade bij mij aanwezig; 22 want
naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet Gods, 23
maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de
wet van mijn verstand en mij tot krijgsgevangene maakt van de wet der zonde,
die in mijn leden is.
Paulus stelt dan ook de universele vraag:
„Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?”
(vers 24.)
Probleem opgelost
Toen de profeet Jeremia de taak had in het
koninkrijk Juda op nationale bekering aan te dringen, ging het volk hem om
zijn waarschuwingen verachten. Weer lag het probleem bij de mensen.
De oplossing die God aan Jeremia openbaarde
voor het probleem van de zonde was dezelfde als de oplossing die honderden
jaren later in het boek Hebreeën werd verkondigd: „Zie, de dagen komen,
luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van
Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun
vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het
land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel
Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren” (Jeremia 31:31-32).
Nogmaals, het probleem met het Oude Verbond
schuilde niet in de wetten, geboden of voorwaarden, maar in het feit dat de
mensen het verbraken!
God inspireerde Jeremia te verkondigen dat er
een Nieuw Verbond zou worden opgericht dat een beter resultaat zou hebben
dan het Oude Verbond dat bij de berg Sinaï was gesloten: „Maar dit is het
verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het
woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun
hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk
zijn. Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn
broeder leren: Kent de Here: want zij allen zullen Mij kennen, van de
kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des Heren, want Ik zal
hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken” (vers 33-34).
Dit Nieuwe Verbond zou een extra dimensie hebben, een extra bestanddeel. De
heilige geest zou het verschil maken.
Het Nieuwe Verbond is een voortzetting van de
eerdere beloften aan Abraham.
Galaten 3:7
Gij bemerkt dus, dat zij, die uit het
geloof zijn, kinderen van Abraham zijn. Vers 14
Zo is de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus Christus,
opdat wij de belofte des Geestes ontvangen zouden door het geloof. 15
Broeders, ik spreek op menselijke wijze: zelfs het testament van een
mens, dat rechtskracht verkregen heeft, niemand kan het ongeldig maken of er
iets aan toevoegen. 16 Nu werden
aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet: en aan zijn
zaden, in het meervoud, maar in het enkelvoud: en aan uw zaad, dat wil
zeggen: aan Christus.
Omdat Israël Gods verbond verachtte, zal Hij
een nieuw instellen en dat zal redding bieden.
Ezechiël 16:59
Want, zo zegt de Here HERE: Ik zal u
doen, zoals gij gedaan hebt, die de eed gering hebt geacht door het verbond
te verbreken. 60 Maar ik zal
mijn verbond met u uit de dagen van uw jeugd gedenken, en een eeuwig verbond
met u oprichten.
Het is een beter verbond doordat het
het probleem van het verbond van Sinaï verhelpt en doordat het op betere
beloften berust.
Merk op dat Gods wet hier niet wordt
omschreven als zijnde het probleem van het Oude Verbond, maar juist als het
centrale kenmerk van het Nieuwe. De wet van God wordt in feite een deel
van de mens. Gods wet wordt in het hart en het verstand van de mens
geschreven, waardoor hij in staat zal zijn de zonde te overwinnen.
Het ’christendom’ verwart het begrip verbond
met het begrip wet of gebod. Een verbond is een overeenkomst, een afspraak.
Het Oude Verbond is een overeenkomst tussen God en Israël om Gods wet na te
leven. Ook het Nieuwe Verbond is een overeenkomst om Gods wet te
onderhouden. Toch is het Nieuwe Verbond een beter verbond omdat God daaraan
een extra dimensie heeft toegevoegd.
Hoe wordt de wet van God in het hart en
verstand van de mensen geschreven? Zeker niet door de kunde van de mens.
Israël had reeds zijn onvermogen om naar Gods maatstaf te leven aangetoond.
In Romeinen 7:25 gaf Paulus het antwoord op de vraag hoe de mens, ondanks de
zwakheid van het vlees, God kan behagen en een verbond met Hem kan
onderhouden: „Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here!” Hij voegde
daaraan toe: „Derhalve ben ik zelf met mijn verstand dienstbaar aan de wet
Gods” (vers 26).
Het succes van het Nieuwe Verbond hangt af
van het werk van Jezus Christus. In hoofdstuk 7 van Hebreeën wordt gezegd
dat zijn priesterschap naar de orde van Melchisedek beter is dan het
levitische priesterschap.
Hebreeën 7:7
Nu is het onwedersprekelijk, dat het
mindere door het meerdere wordt gezegend.
Hoe gaat Jezus Christus bij zijn mensen te
werk om Gods wet in hun hart te schrijven? Wij weten dat Christus in ons
leeft door de heilige geest: „Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef
ik, dat is, niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij.
En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in
de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven”
(Galaten 2:20).
Het belang van Gods geest kan niet genoeg
worden benadrukt. De heilige geest geeft ons het vermogen Gods wet te houden
door Christus die in ons leeft.
Paulus brengt naar voren hoe Christus in ons
werkt:
2 Corinthiërs 3:3
Daar gij toont een brief van Christus te zijn, door onze dienst
opgesteld, niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God,
niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten.
Door middel van Gods geest wordt de wet van
God in het hart van Christus' volgelingen geschreven.
Het contrast tussen de verbonden, dat door
Gods Geest wordt aangebracht, komt tot uitdrukking in vers 6: „[God] die ons
ook bekwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond, niet
der letter, maar des Geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt
levend.” Het „nieuwe” is
al met al een betere en glorieuzere toepassing van dezelfde wet van God
(vers 8-9).
Toen het eerste verbond werd opgericht, werd
op de berg Sinaï de letters van Gods wet op stenen tafels geschreven. Helaas
kwam die wet, een weerspiegeling van Gods karakter, niet verder dan de
tafels van steen en werd zij geen deel van het leven van Gods volk Israël.
Hetzelfde gebeurt vandaag als de Bijbel staat te verstoffen op de
boekenplank en wij ons leven er niet door laten veranderen. Maar als wij
Gods geest in ons denken en doen laten werken, wordt Gods wet – dezelfde wet
die op de tafels van steen stond geschreven – een blijvend deel van ons
leven. De wet komt tot uiting in gedachten, woorden, daden en karakter die
God weerspiegelen.
Vergeving onder het Nieuwe Verbond
Romeinen 8:1-4 vat onze status voor God onder
het Nieuwe Verbond samen: „Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die
in Christus Jezus zijn. Want de wet van de Geest des levens heeft u in
Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en des doods. Want wat de
wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees – God heeft, door zijn
eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de
zonde, de zonde veroordeeld in het vlees, opdat de eis der wet vervuld
zou worden in ons, die
niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest.”
Door Jezus Christus worden onze zonden
vergeven. Onze zonden van het verleden worden verwijderd. Mits wij oprecht
berouw hebben en ons bekeren. Wij worden gerechtvaardigd (rechtvaardig
gemaakt of vergeven) door genade op grond van geloof. Christus' werk houdt
daarmee echter niet op. Door de in ons aanwezige kracht van Gods geest kan
onze natuur worden veranderd zodat wij ons kunnen onderwerpen aan Gods wet
en die onderhouden.
Jezus werkt in ons door de heilige geest om
ons te helpen de zonde te overwinnen. Zijn nieuwe-verbondswerk zal een
„nieuwe mens” van ons maken en ons in staat stellen „de oude mens [onze
vroegere zelfzuchtige levenswijze] af te leggen” (Colossenzen 3:9-10).
Sommige mensen houden vast aan de verkeerde
opvatting dat Jezus Christus alles voor ons doet. Kunnen wij er geestelijk
gesproken ons gemak van nemen? Hoofdstuk 3 van Colossenzen maakt duidelijk
dat wij een partnerschap met Christus hebben. Let op enkele dwingende
geboden die ons worden gegeven.
Colossenzen 3:1
Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven
zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. 2
Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. 3
Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God.
4 Wanneer Christus verschijnt,
die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid. 5
Doodt dan de leden, die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid,
hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die niet anders is dan afgoderij
[een
opdracht aan ons], 6
om welke dingen de toorn Gods komt. 7
Daarin hebt ook gij eertijds gewandeld, toen gij erin leefdet. 8
Maar thans moet ook gij dit alles wegdoen: toorn, heftigheid,
kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond. 9
Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn
praktijken afgelegd, 10 en de
nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld
van zijn Schepper, 11 waarbij
geen onderscheid is tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en
Skyth, slaaf en vrije, maar alles en in allen is Christus.
Dit is een grote opdracht. Op grond van onze
eigen fysieke en mentale vermogens zou dit een hopeloze zaak zijn. Daar wij
met onze gerechtigheid zeer zeker niets kunnen verdienen of doen, moeten wij
het samen met Jezus Christus, onze Verlosser doen – en Hij is de
belangrijkste partner. Door ons aan Christus' werkzaamheid in ons over te
geven wordt „de eis der wet vervuld” (Romeinen 8:4).
De openbaring van de kinderen van God
Het Nieuwe Verbond is een beter verbond omdat
Gods levenswijze, weerspiegeld in de Tien Geboden, een deel van ons wezen
wordt. Mensen in wier leven het werk van het schrijven van de wet in
hun hart en verstand is voltooid krijgen een belofte: niet alleen
stoffelijke zegeningen zoals met het Oude Verbond, maar eeuwig leven.
Vervolgens zullen zij in alle eeuwigheid Gods levenswijze weerspiegelen,
samengevat door liefde, in alles wat zij denken, zeggen en doen.
Paulus zegt: „Want met reikhalzend verlangen
wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods” (Romeinen 8:19).
Met deze woorden openbaart Paulus het uiteindelijke resultaat van het Nieuwe
Verbond. Vele zonen en dochters zullen zich hebben onderworpen aan Christus
die in hen werkt door de heilige geest en zullen bij zijn terugkeer worden
geopenbaard. De Tien Geboden, die vroeger op twee stenen tafelen waren
geschreven, zullen een duurzaam deel zijn van hun karakter en uiteindelijk
zullen zij het geschenk van het eeuwige leven krijgen. Zij zullen niet
zondigen tegen God, tegen elkaar of tegen enig aspect van Gods schepping.
Vele zonen en dochters zullen tot heerlijkheid zijn gebracht.
Hebreeën 2:10
Want het voegde Hem, om wie en door wie alle dingen bestaan, dat Hij,
om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis
door lijden heen zou volmaken.
Het Nieuwe Verbond is werkelijk groter en
biedt een beter priesterschap (Hebreeën 7:7), betere beloften (Hebreeën 8:6)
en een betere hoop (Hebreeën 7:19), die van het eeuwige leven. |