Voor literatuurlijst klik hier.

 

 

Menselijk redeneren:

goed of fout?


 

Als een kano omslaat, worden de inzittenden gescheiden van hun vaartuig en raken gedesoriënteerd. Nadat ze onder water zijn beland, is hun eerste vraag waarschijnlijk: „Welke kant is boven?” Ze moeten ademhalen en moeten heel snel wijs worden uit hun omgeving en in de goede richting zwemmen.

Redeneren is het vermogen dat wij gebruiken om wijs te worden uit onze omgeving, om tot verstandige beslissingen te komen. Tegenwoordig leven wij in veel opzichten in een omgeving die „omgeslagen” is. Onze samenleving is op zijn kop gezet, en wij worden verward. Velen vragen zich af: „welke kant is boven – welke kant moet ik op?” Men is gestimuleerd om de oude gedragsnormen binnen de samenleving achter zich te laten, terwijl er niets van blijvende waarde voor in de plaats gekomen is. Men is dikwijls ontworteld geraakt, uit het lood geslagen en verward.

Wij moeten op ons redenerend vermogen vertrouwen om deze problemen op te lossen. Maar tegelijkertijd beseffen we dat redeneren een gebrekkig hulpmiddel is. Ten slotte heeft het juist deze problemen gecreëerd. Het heeft tot nog toe gefaald in het tot elkaar brengen van volkeren, het beslechten van geschillen, of het voor onszelf opbouwen van de beloofde betere wereld. Afgezien van vechten blijft het echter het enige hulpmiddel dat we bezitten om met kwesties van geschil om te gaan. Zoals premier Winston Churchill in 1954 in Washington zei: „Elkaar de les lezen is beter dan oorlog voeren.”

Wij onderscheiden ons van de rest van de schepping door een hogere vorm van redeneren. Het stelt ons in staat onszelf te beschrijven als ’redelijke wezens’; ons bewust van onszelf en actie nemend op grond van bewust redeneren in plaats van op grond van instinct. Het is een geschenk van onze Schepper God, die ons naar zijn eigen beeld schiep (Genesis 1:26). Dit vermogen, dat binnen de fysieke schepping uniek is, wordt verschaft door de geest in de mens (Job 32:8), die de Schepper in elk van ons geplaatst heeft om ons in staat te stellen op menselijke wijze te denken en te redeneren.

1 Corinthiërs 2:11  Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods.

Als zodanig moet het gebruikt worden. Sterker nog, ons wordt door het gehele boek Job heen een beeld gegeven van de verschillende soorten van redeneren die in het universum bestaan.

God vraagt Satans mening over de oprechte Job, waarop Satan als volgt redeneert: „Is het om niet, dat Job God vreest? Hebt Gij zelf niet hem en zijn huis en al wat hij bezit aan alle kanten beschut? Het werk zijner handen hebt Gij gezegend, en zijn bezit is zeer toegenomen in het land. Strek daarentegen Uw hand uit en tast alles aan wat hij bezit; of hij U dan niet openlijk zal vaarwel zeggen!” (Job 1:9-11). Deze aanval wordt toegestaan en ook werkelijk uitgevoerd. Vervolgens toont de vrouw van Job haar redeneerkunst: „Volhardt gij nog in uw vroomheid? Zeg God vaarwel en sterf!” (Job 2:9). Het redeneren van Job komt tot uiting in het volgende vers: „Zoals een zottin spreekt, spreekt ook gij; zouden wij het goede van God aannemen en het kwade niet?”

Zijn drie vrienden geven blijk van hun eigen manier van menselijk redeneren, door te trachten Jobs toestand te verklaren. Elifaz: „Bedenk toch: wie kwam ooit onschuldig om, en waar werden oprechten verdelgd? Naar ik gezien heb: wie onrecht ploegen en moeite zaaien, die maaien het” (Job 4:7-8). Bildad: „Zou God het recht buigen, of zou de Almachtige de gerechtigheid buigen?” (Job 8:3). „Indien gij rein en oprecht zijt, dan zal Hij gewis over u opwaken en uw rechtmatige woning herstellen” (Job 8:6). Zofar: „Zou uw gezwets de lieden tot zwijgen brengen, en zoudt gij spotten zonder dat iemand u beschaamd maakt? Gij zegt: Mijn leer is zuiver, en ik ben rein in uw ogen” (Job 11:3-4). Job is heel goed in staat om hen allen met zijn eigen redeneren van repliek te dienen, waarbij hij ook nog sarcasme gebruikt: „Waarlijk, gij zijt nog eens mensen: met u zal de wijsheid uitsterven. Ook ik heb verstand, zo goed als gij, ik doe voor u niet onder; aan wie zijn zulke dingen niet bekend?” (Job 12:2-3).

Wierp dit alles enig licht op Jobs situatie? Was er iets in hun redeneren dat voor Job werkelijk behulpzaam was? Zoals bij zoveel redeneringen van de mensheid door de geschiedenis heen, zien we dat zelfs goedbedoelde hulp dikwijls een nog zwaardere last blijkt te zijn! Is dat de reden waarom God in ons het vermogen van bewust redeneren heeft geschapen? Om ons leven verward en ellendig te maken?

Later doet God een beroep op Job, waarbij Hij de kracht van de rede gebruikt om Jobs gebrekkigheid aan het licht te brengen: „Gord nu als een man uw lendenen, dan wil Ik u ondervragen, opdat gij Mij onderricht” (Job 38:3). Dan volgt een reeks niet te beantwoorden vragen van God, beginnend met „Waar waart gij . . .” God deed ook een beroep op zijn volk Israël, hun vragend om gebruik te maken van hun vermogen tot menselijk redeneren: „Brengt uw rechtsgeding voor, zegt de HERE; voert uw bewijsgronden aan, zegt de Koning van Jakob. Laten zij aanvoeren en ons bekendmaken, wat er geschieden zal. Geeft te kennen, hoe het vroeger was, opdat wij het overdenken en kennis nemen van de afloop. Of doet ons het toekomstige horen; geeft te kennen wat in de toekomst komen zal, opdat wij weten, dat gij goden zijt. Doet althans iets, goed of kwaad, opdat wij elkander verbijsterd aanstaren en bevreesd zijn bovendien” (Jesaja 41:21-23). God vraagt zelfs: „Met wie dan wilt gij Mij vergelijken, dat Ik hem zou gelijk zijn? zegt de Heilige” (Jesaja 40:25). „Komt toch en laat ons tezamen richten, zegt de HERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol” (Jesaja 1:18).

Derhalve is ’menselijk redeneren’ op zichzelf niet verkeerd, maar is het, zoals met vele dingen, de wijze waarop wij het gebruiken waardoor het goed of slecht wordt. De term ’menselijk redeneren’ wordt gebruikt als omschrijving van de werking van het menselijk verstand dat los staat van God en niet door God geleid wordt. Dit zien we in het verhaal van Adam en Eva: „En de vrouw zag, dat de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden, en zij nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en hij at” (Genesis 3:6). Wat hier opmerkelijk is: hoewel hun een andere lezing gegeven was van wat het gevolg zou zijn van het eten van de vrucht, werd er geen poging gedaan om dit bij God te verifiëren om zich door Hem te laten leiden. Dit is de realiteit van het menselijk redeneren, zoals de term meestal gebruikt wordt. Het laat God buiten beschouwing! Het zou misschien duidelijker omschreven kunnen worden als ’puur menselijk redeneren’.

Hoewel wij het vermogen tot redeneren hebben, missen wij ten gevolge van de zonde van Adam en Eva en iedereen na hen de verstandelijke component om op de juiste wijze te denken, en komen daardoor niet tot de juiste conclusies en beslissingen. Er zijn grenzen gesteld aan het menselijk denken, en terwijl wij kunnen denken dat ons redeneren correct is, zegt God dat er een subtiele fout in schuilt. „Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar de dood” (Spreuken 14:12, herhaald in 16:25).

Wij moeten er rekening mee houden dat de denkwijze van de mens is veranderd sinds het verwerpen van Gods eenvoudige instructie in de hof van, Eden. Zijn denken is anders dan, en superieur aan, ons denken. Dientengevolge moeten wij ons eigen redeneren verwerpen, en ons verstand laten leiden door Gods manier van redeneren. „De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot de HERE, dan zal Hij Zich over hem ontfermen; en tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig. Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen luidt het woord des HEREN. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten” (Jesaja 55:7-9).

Ons wordt door God aangeraden de tekortkomingen van ons ’menselijk redeneren’ te erkennen, en Hij vraagt ons om elk redeneren te verwerpen dat God buiten beschouwing laat. Door middel van onze ervaringen in deze menselijke wereld wordt iedereen gestaag door God daarheen geleid. Ons is door God het vermogen van een hogere vorm van redeneren gegeven, opdat wij het enige kunnen doen dat Hij niet voor ons kan doen, alvorens ons eeuwig leven te geven – een vrije keuze te maken. Verkiezen te erkennen dat ons denken en redeneren niet de vrede en het geluk van een betere wereld heeft voortgebracht. Verkiezen om onze methode van menselijk redeneren te verwerpen, aangezien deze gefaald heeft. Verkiezen te aanvaarden dat God het werkelijk beter weet dan wij, en dat het nu en altijd in ons eigen belang zal zijn om zijn redeneren te volgen. Dit is waar voor een ieder die ooit heeft geleefd. Ooit zullen allen moeten kiezen, gebaseerd op het redenerend vermogen dat hun door God gegeven wordt.

Het fundamentele probleem van onze wereld is ’menselijk redeneren’ – dat wil zeggen, het denken van de mens die het denken van God verwerpt. Zoals Paulus zegt: „Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet” (Romeinen 8:7). Wij moeten ons ’menselijk redeneren’ vervangen door Gods manier van redeneren. Om dat te doen hebben wij de denkwijze van onze Schepper God nodig, aangezien Hij gezegd heeft dat niemand denkt en redeneert zoals Hij. „Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is” (1 Corinthiërs 2:14).

Om de denkwijze van God te verkrijgen, moeten wij onszelf eerst verplichten tot het opgeven van onze eigen wegen, onze eigen gedachten, onze eigen redeneringen, en besluiten te doen zoals God aanraadt. Dat wordt bekering genoemd. Als wij dat doen met oprechtheid, en gedoopt worden, zal God ons zijn denkwijze geven – de Heilige Geest – die ons zijn wegen en zijn gedachten zal leren. „Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods. Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is” (1 Corinthiërs 2:11-12). Maar deze Geest – het denken van God – wordt niet aan ons gegeven totdat wij besloten hebben dat Hij het beter weet, en totdat wij besloten hebben ons eigen onafhankelijke denken te verwerpen, wat wij moeten doen door middel van ons ’menselijk redeneren’. „En wij zijn getuigen van deze dingen en ook de Heilige Geest, die God hun gegeven heeft, die Hem gehoorzaam zijn” (Handelingen 5:32).

Als uw leven in wanorde is, en u er, zoals die kanovaarders, niet zeker van bent welke kant boven is, is zijn advies: „Vertrouw op de HERE met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken. Wees niet wijs in eigen ogen, vrees de HERE en wijk van het kwaad” (Spreuken 3:5-7). Gebruik God en de Bijbel als het referentiepunt in uw leven, en toets uw menselijk redeneren daaraan. Nadat u deze benadering geprobeerd heeft, en in geval van een conflict gekozen heeft voor Gods manier in plaats van uw eigen manier, zult u verbaasd staan hoeveel beter de dingen zullen gaan verlopen! Gods manier werkt!

Uiteindelijk, wanneer een ieder daarvoor op juiste wijze voorbereid is, zullen wij dan geschikt zijn om geplaatst te worden voor de uiteindelijke beslissing, toegerust met al het redenerend vermogen dat God ons gegeven heeft. „Ik neem heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen; het leven en de dood stel ik u voor, de zegen en de vloek; kies dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw nageslacht, door de HERE, uw God, lief te hebben, naar zijn stem te luisteren en Hem aan te hangen, want dat is uw leven en waarborg voor een langdurig wonen in het land, waarvan de HERE uw vaderen, Abraham, Isaäk en Jakob, gezworen heeft, dat Hij het hun geven zou” (Deuteronomium 30:19-20).

 

 

Menselijke of goddelijke wijsheid?

 

Salomo stelde dat wijsheid van grotere waarde is dan enig materieel product dat door de mens gezocht kan worden. Het gebruik van wijsheid kan bijdragen tot rijkdom of een lang leven, maar wijsheid brengt een veel groter voordeel dan deze zichtbare zaken. Het geeft ons een gevoel van vrede en welzijn en draagt bij tot onze relatie met onze Schepper. Wijsheid wordt vergeleken met de Boom des Levens.

Spreuken 3:13  Welzalig de mens die wijsheid vindt, de mens die verstandigheid verkrijgt; 14  want wat zij opbrengt, is beter dan de opbrengst van zilver, wat zij doet gewinnen, is beter dan goud. 15  Zij is kostbaarder dan koralen, al wat gij kunt begeren, kan haar niet evenaren. 16  Lengte van dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. 17  Haar wegen zijn liefelijke wegen, al haar paden zijn vrede. 18  Een boom des levens is zij voor wie haar aangrijpen, wie haar vasthouden, zijn gelukkig te prijzen; 19  de HERE heeft door wijsheid de aarde gegrond, door verstand de hemelen vastgesteld, 20  door zijn kennis zijn de waterdiepten gekliefd en druppelen de wolken dauw. 21  Mijn zoon, laat ze niet wijken uit uw ogen, bewaar overleg en bedachtzaamheid, 22  dan zullen wij het leven voor uw ziel zijn, een sieraad voor uw hals. 23  Dan zult gij uw weg veilig gaan, zonder dat uw voet zich stoot. 24  Indien gij u nederlegt, zult gij niet opschrikken, maar gij zult u nederleggen en uw slaap zal zoet zijn. 25  Vrees niet voor plotselinge schrik, noch voor de ondergang der goddelozen, als hij komt. 26  Want de HERE zal uw betrouwen zijn, Hij zal uw voet bewaren, zodat hij niet gegrepen wordt.

Koning Salomo zocht de wijsheid die hij nodig had om een succesvol monarch te zijn. Als schrijver maakte hij het belang van wijsheid aan ons bekend. Hij besefte dat het in wijsheid was dat de Eeuwige de aarde geschapen had (vers 19).

Er is wijsheid in Gods werken. Heeft u er ooit bij stilgestaan dat het in wijsheid is dat God al zijn werken ten uitvoer brengt?

Voor ieder bestuurder of voogd en vooral in Gods Gemeente, moet de noodzaak duidelijk zijn om wijsheid te ontwikkelen in de vervulling van hun taak als medewerkers aan de blijdschap van de mensen over wie zij verantwoordelijkheid dragen.

2 Corinthiërs 1:3  Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting, 4  die ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost, waarmede wijzelf door God vertroost worden.

Natuurlijk hebben wij allemaal, of we nu wel of niet deel uitmaken van de leiding, goddelijke wijsheid nodig om dat wat God wil in ons leven te volbrengen.

Colossenzen 4:5  Gedraagt u als wijzen ten opzichte van hen die buiten staan, maakt u de gelegenheid ten nutte.

De eerste keer dat er in de Bijbel verwezen wordt naar wijsheid, is bij het maken van kleding voor Aäron en zijn zonen die het priesterambt moesten vervullen (Exodus 28:1-3). Kleding duidt in geestelijke zin op het karakter.

Daarna werd bij het bouwen van de tabernakel verwezen naar wijsheid. In geestelijke zin de woning van God, zoals in het Nieuwe Testament de Gemeente van God zijn tempel is. God gaf wijsheid aan degenen die verantwoordelijk waren voor de constructie ervan. Alsof Hij dit punt wilde benadrukken, liet God Mozes vermelden dat er niet alleen wijsheid gegeven werd aan diegenen die de leiding hadden over het project, maar ook aan de ambachtslieden.

Exodus 31:6  En zie, ik heb naast hem gesteld Oholiab, de zoon van Achisamak, uit de stam Dan; in het hart van ieder die kunstvaardig is, heb Ik wijsheid gelegd. Zij zullen alles maken, wat Ik u geboden heb.

Exodus 35:26 (Statenvert.)  En alle vrouwen, welker hart haar bewoog in wijsheid, die sponnen het geiten [haar].

Allen die bij dit ontwerp van de God van Israël betrokken waren, ontvingen wijsheid om hun taak uit te voeren.

Salomo kreeg opdracht de tempel van God te bouwen die de tabernakel zou vervangen. Hij was zich bewust van het belang wijsheid te gebruiken bij de vervulling van die taak. Het was zo belangrijk voor hem dat hij, onder inspiratie, het meest waardevolle boek over dit onderwerp schreef.

Wij spreken over wijsheid alsof het iets is waar wij op regelmatige basis mee omgaan. We spreken over de wijze mensen wier bijdrage aan de ons omringende samenleving duidelijk en waardevol is. In onze westerse wereld wordt het geassocieerd met onderwijs. Door een bepaalde koers te volgen in het leven, kan men wijs worden. De wijsheid echter waar Salomo over sprak, is veel belangrijker dan het eindresultaat van enig menselijk onderwijssysteem.

Die wijsheid is een goddelijke eigenschap, of kracht, die alleen God toebehoort. Hij deelt deze met wie Hij wil. Het gaat het begrip of bevattingsvermogen te boven van de schranderste intellectuelen, tenzij God het openbaart.

Het uitgangspunt voor wijsheid is gelegen in onze relatie met God. Koning David, vader en onderwijzer van Salomo, stelde dat de vreze des Heren het begin van wijsheid is (Psalm 111:10). De term ’vreze’ weerspiegelt respect, ontzag en erkenning van de grootheid van God in plaats van de meer algemene betekenis van gruwelijke angst.

Spreuken 1:7  De vreze des HEREN is het begin der kennis; de dwazen verachten wijsheid en tucht.

Ezechiël 1:28  Zoals de aanblik is van de boog, die in de regentijd in de wolken verschijnt, zo was de aanblik van die omhullende glans. Aldus was het voorkomen der verschijning van de heerlijkheid des HEREN. Toen ik haar zag, viel ik op mijn aangezicht, en ik hoorde de stem van Een, die sprak.

David beschreef als psalmist deze godvrezende houding in Psalm 8, toen hij keek naar de schepping van God. Deze vreze wordt weerspiegeld in de manier waarop wij God benaderen, en de manier waarop wij Hem aanbidden.

Psalmen 5:8  Maar ik zal, dank zij uw grote goedertierenheid, uw huis binnengaan, mij nederbuigen naar uw heilige tempel in vreze voor U.

Habakuk 3:2  HERE, ik heb de tijding aangaande U vernomen, ik ben, HERE, met vreze voor uw werk vervuld.

Een juiste verhouding met God leidt ook tot bekering in ons leven. David begreep de waarde van echt berouw. Het geeft ons de kans om ons Gods waarheid en wijsheid eigen te maken.

Psalmen 51:8  Zie, Gij wilt waarheid in het verborgene, in het geheim maakt Gij mij wijsheid bekend.

De bron van ons menselijk redeneren moet de wijsheid van God zijn. De apostel Paulus leefde in een tijdperk waarin de menselijke rede werd beschreven als ’wijsheid’ door degenen die deze nastreefden. Hij onderwees de gemeente te Efeze: „Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad. Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan, wat de wil des Heren is” (Efeziërs 5:15-17).

Paulus helpt ons begrijpen hoe Gods wijsheid het beste kan worden omschreven. Het is in staat te zijn de dingen te zien vanuit Gods perspectief, of Gods wil te begrijpen. Onze visie op levenskwesties wordt beïnvloed door onze eigen ervaringen en achtergrond in een samenleving van mensen die hun menselijke natuur en redenaties volgen, waardoor hun effectiviteit beperkt wordt. Wij willen een excuus hebben voor ons onvermogen succes te hebben, op grond van onze vroegere ervaringen of het gebrek daaraan. Paulus beschreef het op deze manier leven als „onverstandig”. Onze ervaringen en achtergrond moeten onderworpen blijven aan de wil van God.

2 Corinthiërs 10:5  zodat wij de redeneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten, elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus.

Jezus Christus stelde, als de ware Gezalfde van God, een voorbeeld voor ons om te volgen. Evenals voor Salomo, was wijsheid belangrijk voor Hem. De evangeliën vertellen ons dat Hij toenam in wijsheid en grootte bij God en de mensen.

Lukas 2:52  En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen.

Let op hoe Hij dat deed. Hij zei tegen Jozef en Maria: „Waarom hebt gij naar Mij gezocht? Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen Mijns Vaders?” (Lukas 2:49). Deze prioriteit bleef Hij stellen gedurende heel zijn menselijk leven.

Johannes 6:38  Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft.

Deze wijsheid was binnen de context van het doen van Gods werk en Gods wil.

De scherpzinnigheid en oordeelkundigheid die deze wereld ’wijsheid’ noemt, moet niet verward worden met de wijsheid van God. Paulus benadrukte dit bij de Corinthiërs, die als deel van het Griekse volk onderlegd waren in de wijsheidsliteratuur van de oudheid.

1 Corinthiërs 1:17  Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen, en dat niet met wijsheid van woorden, om niet het kruis van Christus tot een holle klank te maken. 18  Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods. 19  Want er staat geschreven: Verderven zal Ik de wijsheid der wijzen, en het verstand der verstandigen zal Ik verdoen. 20  Waar blijft de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze tijd? Heeft God niet de wijsheid der wereld tot dwaasheid gemaakt? 21  Want daar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen die geloven. 22  Immers, de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, 23  doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, 24  maar voor hen, die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. 25  Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen. 26  Ziet slechts, broeders, wat gij waart, toen gij geroepen werdt: niet vele wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken. 27  Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen; 28  en wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan hetgeen wel iets is, zijn kracht te ontnemen, 29  opdat geen vlees zou roemen voor God. 30  Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, 31  opdat het zij, gelijk geschreven staat: Wie roemt, roeme in de Here.

Gebruiken wij goddelijke wijsheid, of wereldse wijsheid? „Indien gij echter bittere na-ijver en zelfzucht in uw hart hebt, beroemt u dan niet en liegt niet tegen de waarheid. Dat is niet de wijsheid, die van boven komt, maar zij is aards, ongeestelijk, duivels; want waar na-ijver en zelfzucht heerst, daar is wanorde en allerlei kwade praktijk. Maar de wijsheid van boven is vooreerst rein, vervolgens vreedzaam, vriendelijk, gezeggelijk, vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd. Maar gerechtigheid is een vrucht, die in vrede wordt gezaaid voor hen, die vrede stichten” (Jakobus 3:14-18).

Wij kunnen dus de afloop van een zaak onderzoeken en ons afvragen wat de vruchten zijn van die situatie. Weerspiegelen zij de wijsheid van God of het twistzieke denken van deze wereld? Goddelijke wijsheid leidt tot een nederige geest.

Dit is een essentieel punt voor ons om over na te denken bij ons streven om Gods Werk op aarde uit te voeren. Aangezien het zijn Werk is, en zijn schepping waarbij wij betrokken zijn, moet het volbracht worden met goddelijke wijsheid en met menselijke kracht.

De wijsheid die God wil dat wij ten toon spreiden, moet voor een deel tot uitdrukking komen in onze benadering van elkaar, en hoe wij ons onderling gedragen. Dit moet precies het karakter van Jezus Christus weerspiegelen, in zijn bereidheid om zijn leven te geven in onze plaats.

Johannes 13:34  Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt. 35  Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander.

De uitdaging voor ieder van ons is de wijsheid van God in ons leven voorrang te laten hebben boven onze eigen behoeften en verlangens.

Het is bemoedigend voor ons dat, als wij God vrezen en ons hebben bekeerd, wijsheid dadelijk beschikbaar is als wij erom vragen. Jakobus vertelt ons dat als het ons aan wijsheid ontbreekt, wij dan God daarom behoren te bidden en Hij zal ons deze wijsheid geven (Jakobus 1:5). God zal zijn Werk volbrengen en Hij verlangt ernaar zijn wijsheid beschikbaar te stellen, zodat wij een aandeel kunnen hebben in de voltooiing van dat Werk.

Besef goed dat als wij ons eigen gelijk, onze opinie niet opruimen, Gods wijsheid niet beschikbaar is. Raak niet verstrikt in de valse veronderstelling dat na een gebed om wijsheid, Gods wijsheid ons helpt ons eigen gelijk vast te houden. God eist voortdurend eerst bekering aangaande eigen opinies, alvorens Hij zijn wijsheid zal geven.

Wanneer de levenswijze van God, verankerd in zijn wetten – dat zijn zijn normen en waarden – onze oprechte behoeften en verlangens zijn, redeneren we als God.

 

 

 

Christelijke vrijheid

van denken en spreken

 

 

De gedachten zijn vrij . . . – dit is een oude protestsong spottend met de poging tot onderdrukking van vrije meningsuiting. Het wordt tegenwoordig nog steeds gezongen.

In de meeste democratische landen is de persoonlijke vrijheid van meningsuiting een van de meest fundamentele rechten van onze maatschappelijke structuur, en deze vrijheid wordt slechts beperkt in gevallen waarin sprake is van een oproep tot subversieve activiteiten, laster, valse verklaringen of aantasting van de goede naam.

 

 

Ongelimiteerde vrijheid?

 

Een belangrijk deel van een gezonde omgeving – of het nu in het gezin, tussen vrienden, in de beroepssfeer of onder gelovigen is – is het gevoel dat men openlijk kan spreken over zijn of haar gedachten.

Wie echter zijn gedachten uit met weinig tact of bezorgdheid voor anderen, zal spoedig merken dat men op die manier gemakkelijk schade kan toebrengen aan intermenselijke relaties. De meesten van ons hebben het verlangen te kunnen zeggen wat men denkt. Maar begrijpelijkerwijs hopen we zeker dat anderen in datzelfde geval tact zullen gebruiken en rekening zullen houden met zaken zoals het juiste moment om iets te zeggen, respect voor anderen en een juiste benadering.

Geen integer mens zou ’vrijheid van spreken’ gebruiken als vrijbrief om een medemens te beledigen, belasteren of kleineren, of om leugens, haat en misleiding te verspreiden.

 

 

Alles is geoorloofd, maar . . .

 

In 1 Corinthiërs zien we een beschrijving van de christelijke vrijheid die wij hebben (binnen het raamwerk van Gods volmaakte wet), waarbinnen „alles geoorloofd”, maar niet alles goed of nuttig is.

1 Corinthiërs 10:23  Alles is geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is geoorloofd, maar niet alles bouwt op. 24  Niemand zoeke het zijne, maar wat des anderen is.

Dit is een belangrijk principe dat ook van toepassing is op wat wij denken en zeggen. Als christenen behoren wij, voordat we spreken, onszelf af te vragen: „Is wat ik wil zeggen niet alleen geoorloofd (wettig), maar ook werkelijk waar en goed? Heb ik de juiste manier gekozen om mij uit te drukken? Is dit het juiste moment om het te zeggen? Is het goed voor mij en voor anderen? Zal de manier waarop ik mijn vrijheid gebruik, vrede of twist veroorzaken?”

God heeft ons geroepen tot vrede.

Johannes 14:27  Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd.

1 Corinthiërs 7:15  Maar indien de ongelovige haar verlaat, laat hij haar verlaten. De broeder of zuster is in dit geval niet gebonden; tot vrede heeft God u geroepen.

Jakobus 3:13  Wie is wijs en verstandig onder u? Hij tone uit zijn goede wandel zijn werken met wijze zachtmoedigheid. 14  Indien gij echter bittere na-ijver en zelfzucht in uw hart hebt, beroemt u dan niet en liegt niet tegen de waarheid. 15  Dat is niet de wijsheid, die van boven komt, maar zij is aards, ongeestelijk, duivels; 16  want waar na-ijver en zelfzucht heerst, daar is wanorde en allerlei kwade praktijk. 17  Maar de wijsheid van boven is vooreerst rein, vervolgens vreedzaam, vriendelijk, gezeggelijk, vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd. 18  Maar gerechtigheid is een vrucht, die in vrede wordt gezaaid voor hen, die vrede stichten.

Johannes 17:20  En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, 21  opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.

Als christenen behoren wij vrijwillig een aantal ’filters’ te gebruiken bij wat we denken en zeggen. Wij moeten „elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus” (2 Corinthiërs 10:5). Wij behoren ervoor te zorgen dat onze woorden opbouwend zijn.

Efeziërs 4:29  Geen liederlijk woord kome uit uw mond, maar als gij een goed [woord] hebt, tot opbouw, waar dit nuttig is, opdat zij, die het horen, genade ontvangen.

In het licht van deze ons gegeven vrijheid moeten wij oppassen om „onze tong in toom te houden” en ons spreken te „bedwingen”.

Jakobus 1:26  Indien iemand meent godsdienstig te zijn en daarbij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart misleidt, diens godsdienst is waardeloos.

Jakobus 3:1  Laat niet zovelen uwer leraars zijn, mijn broeders; gij weet immers, dat wij er des te strenger om geoordeeld zullen worden.

Jakobus waarschuwt in dit vers niet de leraren, maar degenen die zich aanmatigen als ’vrome deskundigen’ anderen lichtvaardig te oordelen en te berispen. Ze zien gebreken bij anderen maar niet hun eigen tekortkomingen.

Vers 2  Want wij struikelen allen in velerlei opzicht; wie in zijn spreken niet struikelt, is een volmaakt man, in staat zelfs zijn gehele lichaam in toom te houden. 3  Als wij paarden de toom in de bek leggen, zodat zij ons gehoorzamen, kunnen wij ook hun gehele lichaam besturen. 4  Zie, ook de schepen, ofschoon zij zo groot zijn en door sterke winden voortgedreven worden, worden door een zeer klein roer gestuurd, waarheen maar het believen van de stuurman wil. 5  Zo is ook de tong een klein lid en voert toch een hoge toon. Zie, hoe weinig vuur een groot bos in brand steekt. 6  Ook de tong is een vuur, zij is de wereld der ongerechtigheid; de tong neemt haar plaats in onder onze leden, als iets, dat het gehele lichaam bezoedelt en het rad der geboorte in vlam zet, terwijl zij zelf in vlam gezet wordt door de hel. 7  Want alle soorten van wilde dieren en vogels, van kruipende dieren en zeedieren worden bedwongen en zijn bedwongen door de menselijke natuur, 8  maar de tong kan geen mens bedwingen. Zij is een onberekenbaar kwaad, vol dodelijk venijn. 9  Met haar loven wij de Here en Vader en met haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis Gods geschapen zijn: 10  uit dezelfde mond komt zegening en vervloeking voort. Dit moet, mijn broeders, niet zo zijn. 11  Doet soms een bron uit dezelfde ader zoet en bitter water opwellen? 12  Kan soms, mijn broeders, een vijgeboom olijven of een wijnstok vijgen opleveren? Evenmin kan een zilte bron zoet water geven. 13  Wie is wijs en verstandig onder u? Hij tone uit zijn goede wandel zijn werken met wijze zachtmoedigheid. 14  Indien gij echter bittere na-ijver en zelfzucht in uw hart hebt, beroemt u dan niet en liegt niet tegen de waarheid. 15  Dat is niet de wijsheid, die van boven komt, maar zij is aards, ongeestelijk, duivels; 16  want waar na-ijver en zelfzucht heerst, daar is wanorde en allerlei kwade praktijk. 17  Maar de wijsheid van boven is vooreerst rein, vervolgens vreedzaam, vriendelijk, gezeggelijk, vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd. 18  Maar gerechtigheid is een vrucht, die in vrede wordt gezaaid voor hen, die vrede stichten.

Zou het niet geweldig zijn als we altijd vooraf wisten wat te zeggen, en wanneer? Naderhand is men altijd wijzer. Soms kunnen we een idee krijgen van de waarde en behulpzaamheid van iets dat we willen zeggen, door het eerst met iemand te bespreken. Dat is gedeeltelijk de reden dat we familie, vrienden en andere adviseurs of mentors hebben, zodat zij ons kunnen corrigeren voordat wij „tot actie overgaan” en ons gedragen als „een olifant in een porseleinkast”.

Hebreeën 10:24  En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken.

Spreuken 27:5  Een onomwonden bestraffing is beter dan verborgen liefde; 6  oprecht gemeend zijn de wonden door een vriend geslagen.

Als christenen moeten wij het „misschien zie ik het verkeerd” filter toepassen op onze vrije meningsuiting.

Spreuken 16:23  Het hart van de wijze maakt zijn mond verstandig, en versterkt het betoog op zijn lippen.

Spreuken 14:12  Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar de dood.

Inmiddels moet het wel duidelijk zijn dat voor dit gehele onderwerp een zeer belangrijk christelijk aspect als voorwaarde vereist is – en dat is karakter. Het is niet voor niets dat de Bijbel zegt: „Wie in zijn spreken niet struikelt, is een volmaakt man” (Jakobus 3:2). Ongetwijfeld hebben wij allen veel te leren in dit opzicht.

 

 

Omgaan met controversiële vragen of meningen

 

Met deze schriftuurlijke achtergrond kunnen we op meer gepaste wijze omgaan met ’moeilijke’ vragen of gedachten die wij misschien aan de orde moeten stellen.

Het eenvoudig hebben van vragen of van een afwijkende mening, zelfs over een doctrinaire zaak, is misschien op zich niet verkeerd – het hangt ervan af of een persoon er op een christelijke manier mee omgaat, of dat men zijn idee omzet in een ’leerstelling’, en als zodanig begint te propageren. Gods geest zal ons spoedig op één lijn brengen, namelijk op de lijn van God. De Gemeente is één met de Vader en Jezus Christus.

Johannes 17:11  En Ik ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in de wereld en Ik kom tot U. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij één zijn zoals Wij.

Romeinen 16:17  Maar ik vermaan u, broeders, dat gij hen in het oog houdt, die, in afwijking van het onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de verleidingen veroorzaken, en mijdt hen. 18  Want zulke lieden dienen niet onze Here Christus, maar hun eigen buik, en misleiden door hun schoonklinkende en vrome taal de harten der argelozen.

Een eerlijke, intensieve studie van de Bijbel waardoor bij iemand vragen opkomen die men graag beantwoord zou hebben, is niet verkeerd of slecht – hoe kan men leren zonder vragen te stellen? Wij moeten onszelf echter afvragen wat onze benadering is. Zijn we in alle nederigheid op zoek naar begrip? Of zijn we ’hovaardig’; weten we meer dan enig ander? Geven we antwoorden voordat we de vragen horen? Zijn we vervuld van onze eigen ’kennis’ en hebben we het gevoel geen hulp van anderen nodig te hebben?

 

 

Een zeer glibberig pad

 

De christelijke vrijheid van denken en spreken mag nooit misbruikt worden. Eigen wijsheid kan scheuringen veroorzaken.

Titus 3:9  Dwaze vragen, geslachtsregisters, twist, en strijd over de wet moet gij ontwijken, want dat is nutteloos en doelloos. 10  Een mens, die scheuring maakt, moet gij, na hem een en andermaal terechtgewezen te hebben, afwijzen; 11  gij weet immers, dat zo iemand het spoor geheel bijster is, en dat hij zondigt, terwijl hij zichzelf veroordeelt.

Blijkbaar betreft dit niet alleen zijn of haar leerstellingen. Het werkelijke probleem is dieper dan het eenvoudig hebben van een afwijkende mening over leerstellingen. Het heeft ook te maken met een koppige, trotse geest die zich niet laat onderwijzen.

Hoewel deze mensen onrust kunnen veroorzaken, hebben ze in de loop der tijden ook een rol gespeeld in het toetsen van Gods waarheid. Sommigen worden meelopers of zijn dat altijd geweest en hebben geen wortels in het geloof. Ze kunnen getest worden door de onruststokers die mensen meezuigen in hun dwaze redenaties. Tot op zekere hoogte laat God deze beproevingen toe. Dat betekent niet dat God niet laat waarschuwen. Paulus waarschuwde de gemeente in Corinthe.

1 Corinthiërs 11:17  Nu ik dit voorschrijf, moet ik er [tevens mijn] afkeuring over uitspreken, dat uw samenkomsten niet tot zegen, maar tot schade zijn. 18  Want vooreerst is er, naar ik hoor, wanneer gij als gemeente samenkomt, verdeeldheid onder u, en ten dele geloof ik dit. 19  Want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken, wie onder u de toets kunnen doorstaan.

Doe niet mee aan ’gelijkhebberige’ discussies over de Bijbel

1 Corinthiërs 11:16  Maar, indien het er iemand om te doen is gelijk te hebben, wij hebben zulk een gewoonte niet, en evenmin de gemeenten Gods.

Iemand die met zijn of haar eigen ideeën of eigen interpretaties van de Bijbel tweedracht zaait, ziet zichzelf gewoonlijk als een slachtoffer of ’bevrijder’ die slechts op zoek is naar de waarheid en die het beste wil voor iedereen.

Maar door het zichtbaar worden van de vrucht van een verkeerde benadering en houding, kan een oplettende christen tot besef komen dat dit niet de manier is waarop God wil dat wij zoeken naar waarheid.

Mattheüs 7:15  Wacht u voor de valse profeten, die in schapevacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven. 16  Aan hun vruchten zult gij hen kennen: men leest toch geen druiven van dorens of vijgen van distels?

Voor de ware getrouwen van God zal het fundament versterkt worden.

Romeinen 8:28  Wij weten nu, dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn.

Degenen die niet gewerkt hebben aan een goed fundament van hun geloof worden door Christus vergeleken met zaad dat geen wortel schiet omdat het op een rotsbodem ligt.

Lukas 8:13  Die op de rotsbodem, zijn zij, die het woord, zodra zij het horen, met blijdschap ontvangen; en dezen hebben geen wortel, zij geloven voor een tijd en in een tijd van beproeving worden zij afvallig.

1 Petrus 4:12  Geliefden, laat de vuurgloed, die tot beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwame. 3  Integendeel, verblijdt u naarmate gij deel hebt aan het lijden van Christus, opdat gij u ook met vreugde zult mogen verblijden bij de openbaring zijner heerlijkheid.

Beproevingen komen meestal van buitenaf, maar als ze veroorzaakt worden door mensen uit eigen kring, begint het vaak sluipend. Een echte christen doorziet Satans praktijken die gebruik maakt van ijdelheid en listige tongen.

 

 

Eenheid – maar hoe?

 

Heeft de Gemeente alle kennis? Weten wij alles? Heeft de Gemeente een antwoord op elke vraag? Totdat Christus terugkeert „zien wij nog door een spiegel” (1 Corinthiërs 13:12), d.w.z. we zien slechts een beeld. Het verstand van de mens ziet niet de realiteit zoals onze hemelse Vader en Christus dat doen. Vanzelfsprekend stelt God ons in staat om op menselijk niveau en met behulp van de heilige geest zijn Waarheid te begrijpen.

Titus 1:9  zich houdende aan het betrouwbare woord naar de leer, zodat hij ook in staat is te vermanen op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te weerleggen.

Dit „betrouwbare woord” geeft ons eenheid.

1 Corinthiërs 1:10  Doch ik vermaan u, broeders, bij de naam van onze Here Jezus Christus: weest allen eenstemmig en laten er geen scheuringen onder u zijn; weest vast aaneengesloten, één van zin en één van gevoelen.

Efeziërs 4:3  en u te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door de band des vredes: 4  één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping, 5  één Here, één geloof, één doop, 6  één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen.

Dat is ons gemeenschappelijk fundament, onze eenheid. Met behulp van Gods geest kunnen we de principes van God begrijpen. Op de laatste avond met zijn discipelen, beloofde Christus de heilige geest te zenden nadat Hij naar zijn Vader in de hemel gegaan was.

Johannes 16:13  doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.

1 Timotheüs 1:3  Doe, zoals ik u bij mijn reis naar Macedonië aangeraden heb: blijf nog te Efeze, om sommigen te bevelen geen andere leer te brengen, 4  noch zich bezig te houden met fabels . . . Vers 6  Door dit spoor te verlaten zijn sommigen vervallen tot ijdel gepraat.

Zo is er een ’christelijke wereld’ ontstaan die niet van God is, met vele kerken en denominaties vanwege de vele verschillende doctrines. Daarom waarschuwt God om die levenswijze niet na te volgen.

2 Thessalonicen 3:6  Maar wij bevelen u, broeders, in de naam van de Here Jezus Christus, dat gij u onttrekt aan elke broeder, die zich ongeregeld gedraagt, in strijd met de overlevering, die gij van ons ontvangen hebt. Vers 14  Als iemand niet luistert naar wat wij door onze brief zeggen, tekent hem en gaat niet met hem om, opdat hij beschaamd worde.

Romeinen 16:17  Maar ik vermaan u, broeders, dat gij hen in het oog houdt, die, in afwijking van het onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de verleidingen veroorzaken, en mijdt hen.

1 Timotheüs 4:16  Zie toe op uzelf en op de leer, volhard in deze dingen; want door dit te doen zult gij zowel uzelf als hen, die u horen, behouden.

2 Timotheüs 1:13  Neem tot voorbeeld de gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, in het geloof en de liefde, die in Christus Jezus is. 14  Bewaar door de Heilige Geest, die in ons woont, het goede, dat u is toevertrouwd.

2 Timotheüs 2:2  en wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen te onderrichten. Vers 23  Maar wees afkerig van de dwaze en onverstandige strijdvragen; gij weet immers, dat zij twisten teweegbrengen.

Zonder onze gemeenschappelijke geloofsbasis zouden wij eenvoudig een discussiegroep zijn en niet een Gemeente. De basis voor Gods Gemeente, de reden dat wij samen in de Gemeente van God zijn, is ons gemeenschappelijk geloof en de overtuiging dat wij een werk te doen hebben. Dit geloof is gebaseerd op de wonderbaarlijke kennis die God in zijn liefde aan zijn Gemeente heeft geopenbaard.

 

 

Is er een juiste benadering?

 

Het is noodzakelijk dat wij Gods Woord bestuderen en een essentieel aspect in het leven van een ware christen is het verlangen om meer te leren. Nadenken over bijbelstudie en erover praten met een vriend is op zichzelf ook heel goed. Maar sommige ’geleerden’ discussiëren steeds over hetzelfde onderwerp en geraken in een tunnelvisie. Dit kan leiden tot het ontstaan van een stroming of kerk met dat onderwerp als hun speerpunt. Vaak is zelfs de naam van die denominatie daaraan verbonden. We behoren de Bijbel in zijn geheel te bestuderen zodat we een totaalbeeld van Gods Plan met de mensheid krijgen. Dat zgn. speerpunt wordt dan onderdeel van het grote geheel zodat het eenvoudig te begrijpen is.

Of wij met onze studie voorwaarts of achteruit gaan, hangt af van onze geestelijke basishouding en benadering, en of wij wel of niet de filters gebruiken die eerder besproken zijn.

Bestuderen wij Gods Woord met een positieve houding – zoals de Bereeërs deden – of studeren we om te trachten aan te tonen dat iets niet zo is?

Handelingen 17:11  en dezen onderscheidden zich gunstig van die te Tessalonica, daar zij het woord met alle bereidwilligheid aannamen en dagelijks de Schriften nagingen of deze dingen zo waren.

Hebben we eerlijke vragen die voortkomen uit een oprecht verlangen meer over Gods waarheid te leren, of blijven we eenvoudig uit gewoonte alles in twijfel trekken? Of is er niet echt het verlangen naar ware kennis die nodig is voor een hechte relatie met God en onze naasten en volgen we procedures en regels als een uiterlijk vertoon om een plaats in Gods Koninkrijk te krijgen. Want de gedachten zijn vrij.

1 Corinthiërs 13:2  Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles, wat te weten is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen verzette, maar ik had de liefde niet, ik ware niets.

Christus, het hoofd van de Gemeente, zegt ons:

Mattheüs 18:3  Voorwaar, Ik zeg u, wanneer gij u niet bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan.

Hoe vrij zijn we om te denken en te spreken?

Als christenen kunnen wij deze vrijheid in nederigheid gebruiken ten voordele van allen.

Als christenen behoren wij te streven naar één gezichtspunt – Gods gezichtspunt.

Vanuit deze visie is onze christelijke vrijheid van denken en spreken altijd een groot goed – een waarlijk geschenk van God.



Terug naar de Home Page