Voor literatuurlijst klik hier.
Menselijk redeneren:
goed of fout?
Als een kano omslaat,
worden de inzittenden gescheiden van hun vaartuig en raken gedesoriënteerd.
Nadat ze onder water zijn beland, is hun eerste vraag waarschijnlijk: „Welke
kant is boven?” Ze moeten ademhalen en moeten heel snel wijs worden uit hun
omgeving en in de goede richting zwemmen. Redeneren is het
vermogen dat wij gebruiken om wijs te worden uit onze omgeving, om tot
verstandige beslissingen te komen. Tegenwoordig leven wij in veel opzichten
in een omgeving die „omgeslagen” is. Onze samenleving is op zijn kop gezet,
en wij worden verward. Velen vragen zich af: „welke kant is
boven – welke kant moet ik op?”
Men is gestimuleerd om de oude gedragsnormen binnen de samenleving achter
zich te laten, terwijl er niets van blijvende waarde voor in de plaats
gekomen is. Men is dikwijls ontworteld geraakt, uit het lood geslagen en
verward. Wij moeten op ons
redenerend vermogen vertrouwen om deze problemen op te lossen. Maar
tegelijkertijd beseffen we dat redeneren een gebrekkig hulpmiddel is. Ten
slotte heeft het juist deze problemen gecreëerd. Het heeft tot nog
toe gefaald in het tot elkaar brengen van volkeren, het beslechten van
geschillen, of het voor onszelf opbouwen van de beloofde betere wereld.
Afgezien van vechten blijft het echter het enige hulpmiddel dat we bezitten
om met kwesties van geschil om te gaan. Zoals premier Winston Churchill in
1954 in Washington zei: „Elkaar de les lezen is beter dan oorlog voeren.” Wij onderscheiden ons
van de rest van de schepping door een hogere vorm van redeneren. Het stelt
ons in staat onszelf te beschrijven als ’redelijke wezens’; ons bewust van
onszelf en actie nemend op grond van bewust redeneren in plaats van op grond
van instinct. Het is een geschenk van onze Schepper God, die ons naar zijn
eigen beeld schiep (Genesis 1:26). Dit vermogen, dat binnen de fysieke
schepping uniek is, wordt verschaft door de geest in de mens (Job 32:8), die
de Schepper in elk van ons geplaatst heeft om ons in staat te stellen op
menselijke wijze te denken en te redeneren 1 Corinthiërs 2:11
Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen
eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest
Gods. Als zodanig moet het
gebruikt worden. Sterker nog, ons wordt door het gehele boek Job heen een
beeld gegeven van de verschillende soorten van redeneren die in het
universum bestaan. God vraagt Satans
mening over de oprechte Job, waarop Satan als volgt redeneert: „Is het om
niet, dat Job God vreest? Hebt Gij zelf niet hem en zijn huis en al wat hij
bezit aan alle kanten beschut? Het werk zijner handen hebt Gij gezegend, en
zijn bezit is zeer toegenomen in het land. Strek daarentegen Uw hand uit en
tast alles aan wat hij bezit; of hij U dan niet openlijk zal vaarwel
zeggen!” (Job 1:9-11). Deze aanval wordt toegestaan en ook werkelijk
uitgevoerd. Vervolgens toont de vrouw van Job haar redeneerkunst: „Volhardt
gij nog in uw vroomheid? Zeg God vaarwel en sterf!” (Job 2:9). Het redeneren
van Job komt tot uiting in het volgende vers: „Zoals een zottin spreekt,
spreekt ook gij; zouden wij het goede van God aannemen en het kwade niet?” Zijn drie vrienden
geven blijk van hun eigen manier van menselijk redeneren, door te trachten
Jobs toestand te verklaren. Elifaz: „Bedenk toch: wie kwam ooit onschuldig
om, en waar werden oprechten verdelgd? Naar ik gezien heb: wie onrecht
ploegen en moeite zaaien, die maaien het” (Job 4:7-8). Bildad: „Zou God het
recht buigen, of zou de Almachtige de gerechtigheid buigen?” (Job 8:3).
„Indien gij rein en oprecht zijt, dan zal Hij gewis over u opwaken en uw
rechtmatige woning herstellen” (Job 8:6). Zofar: „Zou uw gezwets de lieden
tot zwijgen brengen, en zoudt gij spotten zonder dat iemand u beschaamd
maakt? Gij zegt: Mijn leer is zuiver, en ik ben rein in uw ogen” (Job
11:3-4). Job is heel goed in staat om hen allen met zijn eigen redeneren van
repliek te dienen, waarbij hij ook nog sarcasme gebruikt: „Waarlijk, gij
zijt nog eens mensen: met u zal de wijsheid uitsterven. Ook ik heb verstand,
zo goed als gij, ik doe voor u niet onder; aan wie zijn zulke dingen niet
bekend?” (Job 12:2-3). Wierp dit alles enig
licht op Jobs situatie? Was er iets in hun redeneren dat voor Job werkelijk
behulpzaam was? Zoals bij zoveel redeneringen van de mensheid door de
geschiedenis heen, zien we dat zelfs goedbedoelde hulp dikwijls een nog
zwaardere last blijkt te zijn! Is dat de reden waarom God in ons het
vermogen van bewust redeneren heeft geschapen? Om ons leven verward en
ellendig te maken? Later doet God een
beroep op Job, waarbij Hij de kracht van de rede gebruikt om Jobs
gebrekkigheid aan het licht te brengen: „Gord nu als een man uw lendenen,
dan wil Ik u ondervragen, opdat gij Mij onderricht” (Job 38:3). Dan volgt
een reeks niet te beantwoorden vragen van God, beginnend met „Waar waart gij
. . .” God deed ook een beroep op zijn volk Israël, hun vragend om gebruik
te maken van hun vermogen tot menselijk redeneren: „Brengt uw rechtsgeding
voor, zegt de HERE; voert uw bewijsgronden aan, zegt de Koning van Jakob.
Laten zij aanvoeren en ons bekendmaken, wat er geschieden zal. Geeft te
kennen, hoe het vroeger was, opdat wij het overdenken en kennis nemen van de
afloop. Of doet ons het toekomstige horen; geeft te kennen wat in de
toekomst komen zal, opdat wij weten, dat gij goden zijt. Doet althans iets,
goed of kwaad, opdat wij elkander verbijsterd aanstaren en bevreesd zijn
bovendien” (Jesaja 41:21-23). God vraagt zelfs: „Met wie dan wilt gij Mij
vergelijken, dat Ik hem zou gelijk zijn? zegt de Heilige” (Jesaja 40:25).
„Komt toch en laat ons tezamen richten, zegt de HERE; al waren uw zonden als
scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als
karmozijn, zij zullen worden als witte wol” (Jesaja 1:18). Derhalve is ’menselijk
redeneren’ op zichzelf niet verkeerd, maar is het, zoals met vele dingen, de
wijze waarop wij het gebruiken waardoor het goed of slecht wordt. De term
’menselijk redeneren’ wordt gebruikt als omschrijving van de werking van het
menselijk verstand dat los staat van God en niet door God geleid wordt. Dit
zien we in het verhaal van Adam en Eva: „En de vrouw zag, dat de boom goed
was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, dat de boom
begeerlijk was om daardoor verstandig te worden, en zij nam van zijn vrucht
en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en hij at” (Genesis 3:6).
Wat hier opmerkelijk is: hoewel hun een andere lezing gegeven was van wat
het gevolg zou zijn van het eten van de vrucht, werd er geen poging gedaan
om dit bij God te verifiëren om zich door Hem te laten leiden. Dit is de
realiteit van het menselijk redeneren, zoals de term meestal gebruikt wordt.
Het laat God buiten beschouwing! Het zou misschien duidelijker omschreven
kunnen worden als ’puur menselijk redeneren’. Hoewel wij het
vermogen tot redeneren hebben, missen wij ten gevolge van de zonde van Adam
en Eva en iedereen na hen de verstandelijke component om op de juiste wijze
te denken, en komen daardoor niet tot de juiste conclusies en beslissingen.
Er zijn grenzen gesteld aan het menselijk denken, en terwijl wij kunnen
denken dat ons redeneren correct is, zegt God dat er een subtiele fout in
schuilt. „Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert
naar de dood” (Spreuken 14:12, herhaald in 16:25). Wij moeten er rekening
mee houden dat de denkwijze van de mens is veranderd sinds het verwerpen van
Gods eenvoudige instructie in de hof van, Eden. Zijn denken is
anders dan, en superieur aan, ons denken. Dientengevolge moeten wij ons
eigen redeneren verwerpen, en ons verstand laten leiden door Gods manier van
redeneren. „De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn
gedachten en hij bekere zich tot de HERE, dan zal Hij Zich over hem
ontfermen; en tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig. Want mijn
gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen luidt het
woord des HEREN. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn
wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten” (Jesaja
55:7-9). Ons wordt door God
aangeraden de tekortkomingen van ons ’menselijk redeneren’ te erkennen, en
Hij vraagt ons om elk redeneren te verwerpen dat God buiten beschouwing
laat. Door middel van onze ervaringen in deze menselijke wereld wordt
iedereen gestaag door God daarheen geleid. Ons is door God het vermogen van
een hogere vorm van redeneren gegeven, opdat wij het enige kunnen doen dat
Hij niet voor ons kan doen, alvorens ons eeuwig leven te geven – een vrije
keuze te maken. Verkiezen te erkennen dat ons denken en redeneren niet de
vrede en het geluk van een betere wereld heeft voortgebracht. Verkiezen om
onze methode van menselijk redeneren te verwerpen, aangezien deze gefaald
heeft. Verkiezen te aanvaarden dat God het werkelijk beter weet dan wij, en
dat het nu en altijd in ons eigen belang zal zijn om zijn redeneren te
volgen. Dit is waar voor een ieder die ooit heeft geleefd. Ooit zullen allen
moeten kiezen, gebaseerd op het redenerend vermogen dat hun door God gegeven
wordt. Het fundamentele
probleem van onze wereld is ’menselijk redeneren’ – dat wil zeggen, het
denken van de mens die het denken van God verwerpt. Zoals Paulus zegt:
„Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het
onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet”
(Romeinen 8:7). Wij moeten ons ’menselijk redeneren’ vervangen door Gods
manier van redeneren. Om dat te doen hebben wij de denkwijze van onze
Schepper God nodig, aangezien Hij gezegd heeft dat niemand denkt en
redeneert zoals Hij. „Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van
de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan,
omdat het slechts geestelijk te beoordelen is” (1 Corinthiërs 2:14). Om de denkwijze van
God te verkrijgen, moeten wij onszelf eerst verplichten tot het opgeven
van onze eigen wegen, onze eigen gedachten, onze eigen
redeneringen, en besluiten te doen zoals God aanraadt. Dat wordt bekering
genoemd. Als wij dat doen met oprechtheid, en gedoopt worden, zal God ons
zijn denkwijze geven – de
Heilige Geest – die ons zijn wegen en zijn gedachten zal leren. „Wie toch
onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in
hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods. Wij nu hebben
niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden
weten, wat ons door God in genade geschonken is” (1 Corinthiërs 2:11-12).
Maar deze Geest – het denken van God – wordt niet aan ons gegeven totdat wij
besloten hebben dat Hij het beter weet, en totdat wij besloten hebben ons
eigen onafhankelijke denken te verwerpen, wat wij moeten doen door middel
van ons ’menselijk redeneren’. „En wij zijn getuigen van deze dingen en ook
de Heilige Geest, die God hun gegeven heeft, die Hem gehoorzaam zijn”
(Handelingen 5:32). Als uw leven in
wanorde is, en u er, zoals die kanovaarders, niet zeker van bent welke kant
boven is, is zijn advies:
„Vertrouw op de HERE met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet.
Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken. Wees niet wijs in
eigen ogen, vrees de HERE en wijk van het kwaad” (Spreuken 3:5-7). Gebruik
God en de Bijbel als het referentiepunt in uw leven, en toets uw menselijk
redeneren daaraan. Nadat u deze benadering geprobeerd heeft, en in geval van
een conflict gekozen heeft voor Gods manier in plaats van uw eigen manier,
zult u verbaasd staan hoeveel beter de dingen zullen gaan verlopen! Gods
manier werkt! Uiteindelijk, wanneer
een ieder daarvoor op juiste wijze voorbereid is, zullen wij dan geschikt
zijn om geplaatst te worden voor de uiteindelijke beslissing, toegerust met
al het redenerend vermogen dat God ons gegeven heeft. „Ik neem heden de
hemel en de aarde tegen u tot getuigen; het leven en de dood stel ik u voor,
de zegen en de vloek; kies dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw
nageslacht, door de HERE, uw God, lief te hebben, naar zijn stem te
luisteren en Hem aan te hangen, want dat is uw leven en waarborg voor een
langdurig wonen in het land, waarvan de HERE uw vaderen, Abraham, Isaäk en
Jakob, gezworen heeft, dat Hij het hun geven zou” (Deuteronomium 30:19-20). Menselijke of
goddelijke wijsheid? Salomo stelde dat
wijsheid van grotere waarde is dan enig materieel product dat door de mens
gezocht kan worden. Het gebruik van wijsheid kan bijdragen tot rijkdom of
een lang leven, maar wijsheid brengt een veel groter voordeel dan deze
zichtbare zaken. Het geeft ons een gevoel van vrede en welzijn en draagt bij
tot onze relatie met onze Schepper. Wijsheid wordt vergeleken met de Boom
des Levens. Spreuken 3:13
Welzalig de mens die wijsheid vindt, de mens die verstandigheid
verkrijgt; 14 want wat zij
opbrengt, is beter dan de opbrengst van zilver, wat zij doet gewinnen, is
beter dan goud. 15 Zij is
kostbaarder dan koralen, al wat gij kunt begeren, kan haar niet evenaren. 16
Lengte van dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom
en eer. 17 Haar wegen zijn
liefelijke wegen, al haar paden zijn vrede. 18
Een boom des levens is zij voor wie haar aangrijpen, wie haar
vasthouden, zijn gelukkig te prijzen; 19
de HERE heeft door wijsheid de aarde gegrond, door verstand de
hemelen vastgesteld, 20 door
zijn kennis zijn de waterdiepten gekliefd en druppelen de wolken dauw. 21
Mijn zoon, laat ze niet wijken uit uw ogen, bewaar overleg en
bedachtzaamheid, 22 dan zullen
wij het leven voor uw ziel zijn, een sieraad voor uw hals. 23
Dan zult gij uw weg veilig gaan, zonder dat uw voet zich stoot. 24
Indien gij u nederlegt, zult gij niet opschrikken, maar gij zult u
nederleggen en uw slaap zal zoet zijn. 25
Vrees niet voor plotselinge schrik, noch voor de ondergang der
goddelozen, als hij komt. 26
Want de HERE zal uw betrouwen zijn, Hij zal uw voet bewaren, zodat hij niet
gegrepen wordt. Koning Salomo zocht de
wijsheid die hij nodig had om een succesvol monarch te zijn. Als schrijver
maakte hij het belang van wijsheid aan ons bekend. Hij besefte dat het in
wijsheid was dat de Eeuwige de aarde geschapen had (vers 19). Er is wijsheid
in Gods werken. Heeft u er ooit bij stilgestaan dat het in wijsheid
is dat God al zijn werken ten uitvoer brengt? Voor ieder bestuurder
of voogd en vooral in Gods Gemeente, moet de noodzaak duidelijk zijn om
wijsheid te ontwikkelen in de vervulling van hun taak als medewerkers aan de
blijdschap van de mensen over wie zij verantwoordelijkheid dragen. 2 Corinthiërs 1:3
Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader
der barmhartigheden en de God aller vertroosting, 4
die ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die in allerlei druk
zijn, troosten kunnen met de troost, waarmede wijzelf door God vertroost
worden. Natuurlijk hebben wij
allemaal, of we nu
wel of niet deel uitmaken van de leiding, goddelijke wijsheid nodig om dat
wat God wil in ons leven te volbrengen. Colossenzen 4:5
Gedraagt u als wijzen ten opzichte van hen die buiten staan, maakt u
de gelegenheid ten nutte. De eerste keer dat er
in de Bijbel verwezen wordt naar wijsheid, is bij het maken van kleding voor
Aäron en zijn zonen die het priesterambt moesten vervullen (Exodus 28:1-3).
Kleding duidt in geestelijke zin op het karakter. Daarna werd bij het
bouwen van de tabernakel verwezen naar wijsheid. In geestelijke zin de
woning van God, zoals in het Nieuwe Testament de Gemeente van God zijn
tempel is. God gaf wijsheid aan degenen die verantwoordelijk waren voor de
constructie ervan. Alsof Hij dit punt wilde benadrukken, liet God Mozes
vermelden dat er niet alleen wijsheid gegeven werd aan diegenen die de
leiding hadden over het project, maar ook aan de ambachtslieden. Exodus 31:6
En zie, ik heb naast hem gesteld Oholiab, de zoon van Achisamak, uit
de stam Dan; in het hart van ieder die kunstvaardig is, heb Ik wijsheid
gelegd. Zij zullen alles maken, wat Ik u geboden heb. Exodus 35:26 (Statenvert.)
En alle vrouwen, welker hart haar
bewoog in wijsheid, die sponnen het geiten [haar]. Allen die bij dit
ontwerp van de God van Israël betrokken waren, ontvingen wijsheid om hun
taak uit te voeren. Salomo kreeg opdracht
de tempel van God te bouwen die de tabernakel zou vervangen. Hij was zich
bewust van het belang wijsheid te gebruiken bij de vervulling van die taak.
Het was zo belangrijk voor hem dat hij, onder inspiratie, het meest
waardevolle boek over dit onderwerp schreef. Wij spreken over
wijsheid alsof het iets is waar wij op regelmatige basis mee omgaan. We
spreken over de wijze mensen wier bijdrage aan de ons omringende samenleving
duidelijk en waardevol is. In onze westerse wereld wordt het geassocieerd
met onderwijs. Door een bepaalde koers te volgen in het leven, kan men wijs
worden. De wijsheid echter waar Salomo over sprak, is veel belangrijker dan
het eindresultaat van enig menselijk onderwijssysteem. Die wijsheid
is een goddelijke eigenschap, of kracht,
die alleen God toebehoort. Hij deelt deze met wie Hij wil. Het gaat het
begrip of bevattingsvermogen te boven van de schranderste intellectuelen,
tenzij God het openbaart. Het uitgangspunt voor
wijsheid is gelegen in onze relatie met God. Koning David, vader en
onderwijzer van Salomo, stelde dat de vreze des Heren het begin van wijsheid
is (Psalm 111:10). De term ’vreze’ weerspiegelt respect, ontzag en erkenning
van de grootheid van God in plaats van de meer algemene betekenis van
gruwelijke angst. Spreuken 1:7
De vreze des HEREN is het begin der kennis; de dwazen verachten
wijsheid en tucht. Ezechiël 1:28
Zoals de aanblik is van de boog, die in de regentijd in de wolken
verschijnt, zo was de aanblik van die omhullende glans. Aldus was het
voorkomen der verschijning van de heerlijkheid des HEREN. Toen ik haar zag,
viel ik op mijn aangezicht, en ik hoorde de stem van Een, die sprak. David beschreef als
psalmist deze godvrezende houding in Psalm 8, toen hij keek naar de
schepping van God. Deze vreze wordt weerspiegeld in de manier waarop wij God
benaderen, en de manier waarop wij Hem aanbidden. Psalmen 5:8
Maar ik zal, dank zij uw grote goedertierenheid, uw huis binnengaan,
mij nederbuigen naar uw heilige tempel in vreze voor U. Habakuk 3:2
HERE, ik heb de tijding aangaande U vernomen, ik ben, HERE, met vreze
voor uw werk vervuld. Een juiste verhouding
met God leidt ook tot bekering in ons leven. David begreep de waarde van
echt berouw. Het geeft ons de kans om ons Gods waarheid en wijsheid eigen te
maken. Psalmen 51:8
Zie, Gij wilt waarheid in het verborgene, in het geheim maakt Gij mij
wijsheid bekend. De bron van ons
menselijk redeneren moet de wijsheid van God zijn. De apostel Paulus leefde
in een tijdperk waarin de menselijke rede werd beschreven als ’wijsheid’
door degenen die deze nastreefden. Hij onderwees de gemeente te Efeze: „Ziet
dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, u
de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad. Weest daarom
niet onverstandig, maar tracht te verstaan, wat de wil des Heren is”
(Efeziërs 5:15-17). Paulus helpt ons
begrijpen hoe Gods wijsheid het beste kan worden omschreven. Het is in staat
te zijn de dingen te zien vanuit Gods perspectief, of Gods wil te begrijpen.
Onze visie op levenskwesties wordt beïnvloed door onze eigen ervaringen en
achtergrond in een samenleving van mensen die hun menselijke natuur en
redenaties volgen, waardoor hun effectiviteit beperkt wordt. Wij willen een
excuus hebben voor ons onvermogen succes te hebben, op grond van onze
vroegere ervaringen of het gebrek daaraan. Paulus beschreef het op deze
manier leven als „onverstandig”. Onze ervaringen en achtergrond moeten
onderworpen blijven aan de wil van God. 2 Corinthiërs 10:5
zodat wij de redeneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen
de kennis van God, slechten, elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder
de gehoorzaamheid aan Christus. Jezus Christus stelde,
als de ware Gezalfde van God, een voorbeeld voor ons om te volgen. Evenals
voor Salomo, was wijsheid belangrijk voor Hem. De evangeliën vertellen ons
dat Hij toenam in wijsheid en grootte bij God en de mensen. Lukas 2:52
En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen. Let op hoe Hij dat
deed. Hij zei tegen Jozef en Maria: „Waarom hebt gij naar Mij gezocht? Wist
gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen Mijns Vaders?” (Lukas 2:49).
Deze prioriteit bleef Hij stellen gedurende heel zijn menselijk leven. Johannes 6:38
Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar
de wil van Hem, die Mij gezonden heeft. Deze wijsheid was
binnen de context van het doen van Gods werk en Gods wil. De scherpzinnigheid en
oordeelkundigheid die deze wereld ’wijsheid’ noemt, moet niet verward worden
met de wijsheid van God. Paulus benadrukte dit bij de Corinthiërs, die als
deel van het Griekse volk onderlegd waren in de wijsheidsliteratuur van de
oudheid. 1 Corinthiërs 1:17
Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het
evangelie te verkondigen, en dat niet met wijsheid van woorden, om niet het
kruis van Christus tot een holle klank te maken. 18
Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een
dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods. 19
Want er staat geschreven: Verderven zal Ik de wijsheid der wijzen, en
het verstand der verstandigen zal Ik verdoen. 20
Waar blijft de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister
van deze tijd? Heeft God niet de wijsheid der wereld tot dwaasheid gemaakt?
21 Want daar de wereld in de
wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode
behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen die geloven. 22
Immers, de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, 23
doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot,
voor heidenen een dwaasheid, 24
maar voor hen, die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, prediken wij
Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. 25
Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God
is sterker dan de mensen. 26
Ziet slechts, broeders, wat gij waart, toen gij geroepen werdt: niet vele
wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken. 27
Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de
wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om
wat sterk is te beschamen; 28 en
wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat,
wat niets is, om aan hetgeen wel iets is, zijn kracht te ontnemen, 29
opdat geen vlees zou roemen voor God. 30
Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God
is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, 31
opdat het zij, gelijk geschreven staat: Wie roemt, roeme in de Here. Gebruiken wij
goddelijke wijsheid, of wereldse wijsheid? „Indien gij echter bittere
na-ijver en zelfzucht in uw hart hebt, beroemt u dan niet en liegt niet
tegen de waarheid. Dat is niet de wijsheid, die van boven komt, maar zij is
aards, ongeestelijk, duivels; want waar na-ijver en zelfzucht heerst, daar
is wanorde en allerlei kwade praktijk. Maar de wijsheid van boven is
vooreerst rein, vervolgens vreedzaam, vriendelijk, gezeggelijk, vol van
ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd. Maar gerechtigheid
is een vrucht, die in vrede wordt gezaaid voor hen, die vrede stichten”
(Jakobus 3:14-18). Wij kunnen dus de
afloop van een zaak onderzoeken en ons afvragen wat de vruchten zijn van die
situatie. Weerspiegelen zij de wijsheid van God of het twistzieke denken van
deze wereld? Goddelijke wijsheid leidt tot een nederige geest. Dit is een essentieel
punt voor ons om over na te denken bij ons streven om Gods Werk op aarde uit
te voeren. Aangezien het zijn Werk is, en zijn schepping waarbij wij
betrokken zijn, moet het volbracht worden met goddelijke wijsheid en met
menselijke kracht. De wijsheid die God
wil dat wij ten toon spreiden, moet voor een deel tot uitdrukking komen in
onze benadering van elkaar, en hoe wij ons onderling gedragen. Dit moet
precies het karakter van Jezus Christus weerspiegelen, in zijn bereidheid om
zijn leven te geven in onze plaats. Johannes 13:34
Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u
liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt. 35
Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien
gij liefde hebt onder elkander. De uitdaging voor
ieder van ons is de wijsheid van God in ons leven voorrang te laten hebben
boven onze eigen behoeften en verlangens. Het is bemoedigend
voor ons dat, als wij God vrezen en ons hebben bekeerd, wijsheid dadelijk
beschikbaar is als wij erom vragen. Jakobus vertelt ons dat als het ons aan
wijsheid ontbreekt, wij dan God daarom behoren te bidden en Hij zal ons deze
wijsheid geven (Jakobus 1:5). God zal zijn Werk volbrengen en Hij verlangt
ernaar zijn wijsheid beschikbaar te stellen, zodat wij een aandeel kunnen
hebben in de voltooiing van dat Werk. Besef goed dat als wij
ons eigen gelijk, onze opinie niet opruimen, Gods wijsheid niet beschikbaar
is. Raak niet verstrikt in de valse veronderstelling dat na een gebed om
wijsheid, Gods wijsheid ons helpt ons eigen gelijk vast te houden. God eist
voortdurend eerst bekering aangaande eigen opinies, alvorens Hij zijn
wijsheid zal geven. Wanneer de levenswijze
van God, verankerd in zijn wetten – dat zijn zijn normen en waarden – onze
oprechte behoeften en verlangens zijn, redeneren we als God. Christelijke vrijheid van denken en spreken De gedachten zijn vrij
. . . – dit is een oude protestsong spottend met de poging tot onderdrukking
van vrije meningsuiting. Het wordt tegenwoordig nog steeds gezongen. In de meeste
democratische landen is de persoonlijke vrijheid van meningsuiting een van
de meest fundamentele rechten van onze maatschappelijke structuur, en deze
vrijheid wordt slechts beperkt in gevallen waarin sprake is van een oproep
tot subversieve activiteiten, laster, valse verklaringen of aantasting van
de goede naam. Ongelimiteerde vrijheid? Een belangrijk deel
van een gezonde omgeving – of het nu in het gezin, tussen vrienden, in de
beroepssfeer of onder gelovigen is – is het gevoel dat men openlijk kan
spreken over zijn of haar gedachten. Wie echter zijn
gedachten uit met weinig tact of bezorgdheid voor anderen, zal spoedig
merken dat men op die manier gemakkelijk schade kan toebrengen aan
intermenselijke relaties. De meesten van ons hebben het verlangen te kunnen
zeggen wat men denkt. Maar begrijpelijkerwijs hopen we zeker dat anderen in
datzelfde geval tact zullen gebruiken en rekening zullen houden met zaken
zoals het juiste moment om iets te zeggen, respect voor anderen en een
juiste benadering. Geen integer mens zou
’vrijheid van spreken’ gebruiken als vrijbrief om een medemens te beledigen,
belasteren of kleineren, of om leugens, haat en misleiding te verspreiden. Alles is geoorloofd, maar . . . In 1 Corinthiërs zien
we een beschrijving van de christelijke vrijheid die wij hebben (binnen het
raamwerk van Gods volmaakte wet), waarbinnen „alles geoorloofd”, maar niet
alles goed of nuttig is. 1 Corinthiërs 10:23
Alles is geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is geoorloofd,
maar niet alles bouwt op. 24
Niemand zoeke het zijne, maar wat des anderen is. Dit is een belangrijk
principe dat ook van toepassing is op wat wij denken en zeggen. Als
christenen behoren wij, voordat we spreken, onszelf af te vragen: „Is wat ik
wil zeggen niet alleen geoorloofd (wettig), maar ook werkelijk waar en goed?
Heb ik de juiste manier gekozen om mij uit te drukken? Is dit het juiste
moment om het te zeggen? Is het goed voor mij en voor anderen? Zal de manier
waarop ik mijn vrijheid gebruik, vrede of twist veroorzaken?” God heeft ons geroepen
tot vrede. Johannes 14:27
Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die
geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd. 1 Corinthiërs 7:15
Maar indien de ongelovige haar verlaat, laat hij haar verlaten. De
broeder of zuster is in dit geval niet gebonden; tot vrede heeft God u
geroepen. Jakobus 3:13
Wie is wijs en verstandig onder u? Hij tone uit zijn goede wandel
zijn werken met wijze zachtmoedigheid. 14
Indien gij echter bittere na-ijver en zelfzucht in uw hart hebt,
beroemt u dan niet en liegt niet tegen de waarheid. 15
Dat is niet de wijsheid, die van boven komt, maar zij is aards,
ongeestelijk, duivels; 16 want
waar na-ijver en zelfzucht heerst, daar is wanorde en allerlei kwade
praktijk. 17 Maar de wijsheid
van boven is vooreerst rein, vervolgens vreedzaam, vriendelijk, gezeggelijk,
vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd. 18
Maar gerechtigheid is een vrucht, die in vrede wordt gezaaid voor
hen, die vrede stichten. Johannes 17:20
En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun
woord in Mij geloven, 21 opdat
zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons
zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. Als christenen behoren
wij vrijwillig een aantal ’filters’ te gebruiken bij wat we denken en
zeggen. Wij moeten „elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de
gehoorzaamheid aan Christus” (2 Corinthiërs 10:5). Wij behoren ervoor te
zorgen dat onze woorden opbouwend zijn. Efeziërs 4:29
Geen liederlijk woord kome uit uw mond, maar als gij een goed [woord]
hebt, tot opbouw, waar dit nuttig is, opdat zij, die het horen, genade
ontvangen. In het licht van deze
ons gegeven vrijheid moeten wij oppassen om „onze tong in toom te houden” en
ons spreken te „bedwingen”. Jakobus 1:26
Indien iemand meent godsdienstig te zijn en daarbij zijn tong niet in
toom houdt, maar zijn hart misleidt, diens godsdienst is waardeloos. Jakobus 3:1
Laat niet zovelen uwer leraars zijn, mijn broeders; gij weet immers,
dat wij er des te strenger om geoordeeld zullen worden. Jakobus waarschuwt in
dit vers niet de leraren, maar degenen die zich aanmatigen als ’vrome
deskundigen’ anderen lichtvaardig te oordelen en te berispen. Ze zien
gebreken bij anderen maar niet hun eigen tekortkomingen. Vers 2
Want wij struikelen allen in velerlei opzicht; wie in zijn spreken
niet struikelt, is een volmaakt man, in staat zelfs zijn gehele lichaam in
toom te houden. 3 Als wij
paarden de toom in de bek leggen, zodat zij ons gehoorzamen, kunnen wij ook
hun gehele lichaam besturen. 4
Zie, ook de schepen, ofschoon zij zo groot zijn en door sterke winden
voortgedreven worden, worden door een zeer klein roer gestuurd, waarheen
maar het believen van de stuurman wil. 5
Zo is ook de tong een klein lid en voert toch een hoge toon. Zie, hoe
weinig vuur een groot bos in brand steekt. 6
Ook de tong is een vuur, zij is de wereld der ongerechtigheid; de
tong neemt haar plaats in onder onze leden, als iets, dat het gehele lichaam
bezoedelt en het rad der geboorte in vlam zet, terwijl zij zelf in vlam
gezet wordt door de hel. 7 Want
alle soorten van wilde dieren en vogels, van kruipende dieren en zeedieren
worden bedwongen en zijn bedwongen door de menselijke natuur, 8
maar de tong kan geen mens bedwingen. Zij is een onberekenbaar kwaad,
vol dodelijk venijn. 9 Met haar
loven wij de Here en Vader en met haar vervloeken wij de mensen, die naar de
gelijkenis Gods geschapen zijn: 10
uit dezelfde mond komt zegening en vervloeking voort. Dit moet, mijn
broeders, niet zo zijn. 11 Doet
soms een bron uit dezelfde ader zoet en bitter water opwellen? 12
Kan soms, mijn broeders, een vijgeboom olijven of een wijnstok vijgen
opleveren? Evenmin kan een zilte bron zoet water geven. 13
Wie is wijs en verstandig onder u? Hij tone uit zijn goede wandel
zijn werken met wijze zachtmoedigheid. 14
Indien gij echter bittere na-ijver en zelfzucht in uw hart hebt,
beroemt u dan niet en liegt niet tegen de waarheid. 15
Dat is niet de wijsheid, die van boven komt, maar zij is aards,
ongeestelijk, duivels; 16 want
waar na-ijver en zelfzucht heerst, daar is wanorde en allerlei kwade
praktijk. 17 Maar de wijsheid
van boven is vooreerst rein, vervolgens vreedzaam, vriendelijk, gezeggelijk,
vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd. 18
Maar gerechtigheid is een vrucht, die in vrede wordt gezaaid voor
hen, die vrede stichten. Zou het niet geweldig
zijn als we altijd vooraf wisten wat te zeggen, en wanneer? Naderhand is men
altijd wijzer. Soms kunnen we een idee krijgen van de waarde en
behulpzaamheid van iets dat we willen zeggen, door het eerst met iemand te
bespreken. Dat is gedeeltelijk de reden dat we familie, vrienden en andere
adviseurs of mentors hebben, zodat zij ons kunnen corrigeren voordat wij
„tot actie overgaan” en ons gedragen als „een olifant in een porseleinkast”. Hebreeën 10:24
En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde
en goede werken. Spreuken 27:5
Een onomwonden bestraffing is beter dan verborgen liefde; 6
oprecht gemeend zijn de wonden door een vriend geslagen. Als christenen moeten
wij het „misschien zie ik het verkeerd” filter toepassen op onze vrije
meningsuiting. Spreuken 16:23
Het hart van de wijze maakt zijn mond verstandig, en versterkt het
betoog op zijn lippen. Spreuken 14:12
Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar
de dood. Inmiddels moet het wel
duidelijk zijn dat voor dit gehele onderwerp een zeer belangrijk christelijk
aspect als voorwaarde vereist is – en dat is karakter. Het is niet
voor niets dat de Bijbel zegt: „Wie in zijn spreken niet struikelt, is een
volmaakt man” (Jakobus 3:2). Ongetwijfeld hebben wij allen veel te leren in
dit opzicht. Omgaan met controversiële vragen of
meningen Met deze
schriftuurlijke achtergrond kunnen we op meer gepaste wijze omgaan met
’moeilijke’ vragen of gedachten die wij misschien aan de orde moeten
stellen. Het eenvoudig hebben
van vragen of van een afwijkende mening, zelfs over een doctrinaire zaak, is
misschien op zich niet verkeerd – het hangt ervan af of een persoon er op
een christelijke manier mee omgaat, of dat men zijn idee omzet in een
’leerstelling’, en als zodanig begint te propageren. Gods geest zal ons
spoedig op één lijn brengen, namelijk op de lijn van God. De Gemeente is één
met de Vader en Jezus Christus. Johannes 17:11
En Ik ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in de wereld en Ik
kom tot U. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt,
dat zij één zijn zoals Wij. Romeinen 16:17
Maar ik vermaan u, broeders, dat gij hen in het oog houdt, die, in
afwijking van het onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de
verleidingen veroorzaken, en mijdt hen. 18
Want zulke lieden dienen niet onze Here Christus, maar hun eigen
buik, en misleiden door hun schoonklinkende en vrome taal de harten der
argelozen. Een eerlijke,
intensieve studie van de Bijbel waardoor bij iemand vragen opkomen die men
graag beantwoord zou hebben, is niet verkeerd of slecht – hoe kan men leren
zonder vragen te stellen? Wij moeten onszelf echter afvragen wat onze
benadering is. Zijn we in alle nederigheid op zoek naar begrip? Of zijn we
’hovaardig’; weten we meer dan enig ander? Geven we antwoorden voordat we de
vragen horen? Zijn we vervuld van onze eigen ’kennis’ en hebben we het
gevoel geen hulp van anderen nodig te hebben? Een zeer glibberig pad De christelijke
vrijheid van denken en spreken mag nooit misbruikt worden. Eigen wijsheid
kan scheuringen veroorzaken. Titus 3:9
Dwaze vragen, geslachtsregisters, twist, en strijd over de wet moet
gij ontwijken, want dat is nutteloos en doelloos. 10
Een mens, die scheuring maakt, moet gij, na hem een en andermaal
terechtgewezen te hebben, afwijzen; 11
gij weet immers, dat zo iemand het spoor geheel bijster is, en dat
hij zondigt, terwijl hij zichzelf veroordeelt. Blijkbaar betreft dit
niet alleen zijn of haar leerstellingen. Het werkelijke probleem is dieper
dan het eenvoudig hebben van een afwijkende mening over leerstellingen. Het
heeft ook te maken met een koppige, trotse geest die zich niet laat
onderwijzen. Hoewel deze mensen
onrust kunnen veroorzaken, hebben ze in de loop der tijden ook een rol
gespeeld in het toetsen van Gods waarheid. Sommigen worden meelopers of zijn
dat altijd geweest en hebben geen wortels in het geloof. Ze kunnen getest
worden door de onruststokers die mensen meezuigen in hun dwaze redenaties.
Tot op zekere hoogte laat God deze beproevingen toe. Dat betekent niet dat
God niet laat waarschuwen. Paulus waarschuwde de gemeente in Corinthe. 1 Corinthiërs 11:17
Nu ik dit voorschrijf, moet ik er [tevens mijn] afkeuring over
uitspreken, dat uw samenkomsten niet tot zegen, maar tot schade zijn. 18
Want vooreerst is er, naar ik hoor, wanneer gij als gemeente
samenkomt, verdeeldheid onder u, en ten dele geloof ik dit. 19
Want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken, wie
onder u de toets kunnen doorstaan. Doe niet mee aan
’gelijkhebberige’ discussies over de Bijbel 1 Corinthiërs 11:16
Maar, indien het er iemand om te doen is gelijk te hebben, wij hebben
zulk een gewoonte niet, en evenmin de gemeenten Gods. Iemand die met zijn of
haar eigen ideeën of eigen interpretaties van de Bijbel tweedracht zaait,
ziet zichzelf gewoonlijk als een slachtoffer of ’bevrijder’ die slechts op
zoek is naar de waarheid en die het beste wil voor iedereen. Maar door het
zichtbaar worden van de vrucht van een verkeerde benadering en houding, kan
een oplettende christen tot besef komen dat dit niet de manier is waarop God
wil dat wij zoeken naar waarheid. Mattheüs 7:15
Wacht u voor de valse profeten, die in schapevacht tot u komen, maar
van binnen zijn zij roofgierige wolven. 16
Aan hun vruchten zult gij hen kennen: men leest toch geen druiven van
dorens of vijgen van distels? Voor de ware getrouwen
van God zal het fundament versterkt worden. Romeinen 8:28
Wij weten nu, dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen,
die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn. Degenen die niet
gewerkt hebben aan een goed fundament van hun geloof worden door Christus
vergeleken met zaad dat geen wortel schiet omdat het op een rotsbodem ligt. Lukas 8:13
Die op de rotsbodem, zijn zij, die het woord, zodra zij het horen,
met blijdschap ontvangen; en dezen hebben geen wortel, zij geloven voor een
tijd en in een tijd van beproeving worden zij afvallig. 1 Petrus 4:12
Geliefden, laat de vuurgloed, die tot beproeving dient, u niet
bevreemden, alsof u iets vreemds overkwame. 3
Integendeel, verblijdt u naarmate gij deel hebt aan het lijden van
Christus, opdat gij u ook met vreugde zult mogen verblijden bij de
openbaring zijner heerlijkheid. Beproevingen komen
meestal van buitenaf, maar als ze veroorzaakt worden door mensen uit eigen
kring, begint het vaak sluipend. Een echte christen doorziet Satans
praktijken die gebruik maakt van ijdelheid en listige tongen. Eenheid – maar hoe? Heeft de Gemeente alle
kennis? Weten wij alles? Heeft de Gemeente een antwoord op elke vraag?
Totdat Christus terugkeert „zien wij nog door een spiegel” (1 Corinthiërs
13:12), d.w.z. we zien slechts een beeld. Het verstand van de mens ziet niet
de realiteit zoals onze hemelse Vader en Christus dat doen. Vanzelfsprekend
stelt God ons in staat om op menselijk niveau en met behulp van de heilige
geest zijn Waarheid te begrijpen. Titus 1:9
zich houdende aan het betrouwbare woord naar de leer, zodat hij ook
in staat is te vermanen op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te
weerleggen. Dit „betrouwbare
woord” geeft ons eenheid. 1 Corinthiërs 1:10
Doch ik vermaan u, broeders, bij de naam van onze Here Jezus
Christus: weest allen eenstemmig en laten er geen scheuringen onder u zijn;
weest vast aaneengesloten, één van zin en één van gevoelen. Efeziërs 4:3
en u te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door de band des
vredes: 4 één lichaam en één
Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping, 5
één Here, één geloof, één doop, 6
één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in
allen. Dat is ons
gemeenschappelijk fundament, onze eenheid. Met behulp van Gods geest kunnen
we de principes van God begrijpen. Op de laatste avond met zijn discipelen,
beloofde Christus de heilige geest te zenden nadat Hij naar zijn Vader in de
hemel gegaan was. Johannes 16:13
doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen
tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat
Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. 1 Timotheüs 1:3
Doe, zoals ik u bij mijn reis naar Macedonië aangeraden heb: blijf
nog te Efeze, om sommigen te bevelen geen andere leer te brengen, 4
noch zich bezig te houden met fabels . . . Vers 6
Door dit spoor te verlaten zijn sommigen vervallen tot ijdel gepraat. Zo is er een
’christelijke wereld’ ontstaan die
niet van God is, met vele kerken en denominaties vanwege de vele
verschillende doctrines. Daarom waarschuwt God om die levenswijze niet na te
volgen. 2 Thessalonicen 3:6
Maar wij bevelen u, broeders, in de naam van de Here Jezus Christus,
dat gij u onttrekt aan elke broeder, die zich ongeregeld gedraagt, in strijd
met de overlevering, die gij van ons ontvangen hebt. Vers 14
Als iemand niet luistert naar wat wij door onze brief zeggen, tekent
hem en gaat niet met hem om, opdat hij beschaamd worde. Romeinen 16:17
Maar ik vermaan u, broeders, dat gij hen in het oog houdt, die, in
afwijking van het onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de
verleidingen veroorzaken, en mijdt hen. 1 Timotheüs 4:16
Zie toe op uzelf en op de leer, volhard in deze dingen; want door dit
te doen zult gij zowel uzelf als hen, die u horen, behouden. 2 Timotheüs 1:13
Neem tot voorbeeld de gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt,
in het geloof en de liefde, die in Christus Jezus is. 14
Bewaar door de Heilige Geest, die in ons woont, het goede, dat u is
toevertrouwd. 2 Timotheüs 2:2
en wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe
aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen te
onderrichten. Vers 23 Maar wees
afkerig van de dwaze en onverstandige strijdvragen; gij weet immers, dat zij
twisten teweegbrengen. Zonder onze
gemeenschappelijke geloofsbasis zouden wij eenvoudig een discussiegroep zijn
en niet een Gemeente. De basis voor Gods Gemeente, de reden dat wij samen in
de Gemeente van God zijn, is ons gemeenschappelijk geloof en de overtuiging
dat wij een werk te doen hebben. Dit geloof is gebaseerd op de
wonderbaarlijke kennis die God in zijn liefde aan zijn Gemeente heeft
geopenbaard. Is er een juiste benadering? Het is noodzakelijk
dat wij Gods Woord bestuderen en een essentieel aspect in het leven van een
ware christen is het verlangen om meer te leren. Nadenken over bijbelstudie
en erover praten met een vriend is op zichzelf ook heel goed. Maar sommige
’geleerden’ discussiëren steeds over hetzelfde onderwerp en geraken in een
tunnelvisie. Dit kan leiden tot het ontstaan van een stroming of kerk met
dat onderwerp als hun speerpunt. Vaak is zelfs de naam van die denominatie
daaraan verbonden. We behoren de Bijbel in zijn geheel te bestuderen zodat
we een totaalbeeld van Gods Plan met de mensheid krijgen. Dat zgn. speerpunt
wordt dan onderdeel van het grote geheel zodat het eenvoudig te begrijpen
is. Of wij met onze studie
voorwaarts of achteruit gaan, hangt af van onze geestelijke basishouding en
benadering, en of wij wel of niet de filters gebruiken die eerder besproken
zijn. Bestuderen wij Gods
Woord met een positieve houding – zoals de Bereeërs deden – of studeren we
om te trachten aan te tonen dat iets niet zo is? Handelingen 17:11
en dezen onderscheidden zich gunstig van die te Tessalonica, daar zij
het woord met alle bereidwilligheid aannamen en dagelijks de Schriften
nagingen of deze dingen zo waren. Hebben we eerlijke
vragen die voortkomen uit een oprecht verlangen meer over Gods waarheid te
leren, of blijven we eenvoudig uit gewoonte alles in twijfel trekken? Of is
er niet echt het verlangen naar ware kennis die nodig is voor een hechte
relatie met God en onze naasten en volgen we procedures en regels als een
uiterlijk vertoon om een plaats in Gods Koninkrijk te krijgen. Want de
gedachten zijn vrij. 1 Corinthiërs 13:2
Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en
alles, wat te weten is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen
verzette, maar ik had de liefde niet, ik ware niets. Christus, het hoofd
van de Gemeente, zegt ons: Mattheüs 18:3
Voorwaar, Ik zeg u, wanneer gij u niet bekeert en wordt als de
kinderen, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan. Hoe vrij zijn we om te
denken en te spreken? Als christenen kunnen
wij deze vrijheid in nederigheid gebruiken ten voordele van allen. Als christenen behoren
wij te streven naar één gezichtspunt – Gods gezichtspunt. Vanuit deze visie is onze christelijke vrijheid van denken en spreken altijd een groot goed – een waarlijk geschenk van God.
|