Voor literatuurlijst klik hier.

 

Emotionele volwassenheid

 

 

 

Het is triest om mensen inadequaat te zien reageren op emotioneel belastende omstandigheden. Het kan zijn dat ze buitensporig kwaad worden en opvliegend. Ze kunnen overdreven nors of neerslachtig worden. Ze kunnen wraakzuchtig of haatdragend worden jegens een ander persoon. We hebben waarschijnlijk allemaal wel gehoord van mensen die op 50-jarige leeftijd nog steeds emotioneel onvolwassen zijn. Maar toch verwachten we van ouderen dat ze op latere leeftijd iets geleerd hebben.

Kan er ooit een reden zijn om zich ’te laten gaan’? Is dat de manier waarop we bijvoorbeeld met stress moeten omgaan? Er zijn mensen die zeggen: „Ik word er gewoon kwaad om. Ik laat het iedereen merken en dan ben ik er van af.” Helaas is die benaderingswijze storend voor ieder ander in de omgeving van de persoon die kwaad is. Het gevolg is dat er dan nog meer mensen te maken krijgen met stress.

Wij kennen ook mensen die op veel jongere leeftijd emotioneel volwassen zijn. Zouden mensen van welke leeftijd ook zich door iets moeten laten weerhouden te leren hoe men emotioneel op een juiste manier moet reageren? Het schijnt dat er niet veel onderwezen wordt over het onder controle krijgen van onze emoties – te oordelen naar de moeite die zo velen ermee schijnen te hebben.

In hoeverre zijn deze beschrijvingen op u van toepassing? Wat zouden anderen over u zeggen? Zouden zij zeggen dat u emotioneel volwassen bent? Misschien hebben heel wat moeilijkheden in de afgelopen jaren u het vermogen tot emotionele volwassenheid op de proef gesteld. Toch is de ontwikkeling van emotionele volwassenheid essentieel.

 

 

Christus en emotionele volwassenheid

 

Wat zegt de Bijbel over dit onderwerp? Hoe bereiken wij emotionele volwassenheid? Laten we, alvorens primair het leven te bezien van een man die een hoog niveau van emotionele volwassenheid bereikte, eerst vaststellen wat de context is van het leven dat wij trachten te leven. Wat is het kader van ons leven als volgelingen van Jezus Christus?

Johannes 15:16  Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u uitgekozen en u aangewezen, opdat gij zoudt heengaan en vrucht dragen en uw vrucht zou blijven, opdat de Vader u alles geve, wat gij Hem bidt in mijn naam. 17  Dit gebied Ik u, dat gij elkander liefhebt.

Dit is onze context – wij zijn uitgekozen en wij behoren vruchten voort te brengen (te verbeteren en vooruit te gaan). Dat betekent dat er eisen worden gesteld aan de manier waarop wij ons in iedere omstandigheid gedragen.

Wij zullen beproevingen en verdrukking ondervinden.

Johannes 16:33  Dit heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld lijdt gij verdrukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.

Maar Christus zei dat wij over beproevingen en verdrukking welgemoed behoren te zijn, omdat Hij een voorbeeld heeft gesteld hoe wij daarmee moeten omgaan. Maar als wij leven zoals Jezus Christus leefde, kunnen we niet verwachten altijd door de wereld bemind te zullen worden. Integendeel, we moeten van die kant rekenen op moeilijkheden en testen van onze emotionele volwassenheid.

Johannes 15:19  Indien gij van de wereld waart, zou de wereld het hare liefhebben, doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld uitgekozen heb, daarom haat u de wereld.

Het zou ons niet moeten verbazen als wij het voorwerp worden van dezelfde soort haat die Christus en de Vader hebben ondervonden.

Vers 23  Wie Mij haat, haat ook mijn Vader. 24  Indien ik niet de werken onder hen gedaan had, die niemand anders gedaan heeft, zouden zij geen zonde hebben; maar nu hebben zij, hoewel zij ze gezien hebben, toch Mij en mijn Vader gehaat. 25  Maar het woord moet vervuld worden, dat in hun wet geschreven is: Zij hebben Mij zonder reden gehaat.

 

 

Kaïn en Abel

 

Soms ontwikkelen mensen intense gevoelens van afkeer, en zelfs haat, zonder enige gegronde reden. Dat is wat er aan het begin van de menselijke geschiedenis gebeurde – met Kaïn en Abel – en het toont het bestaan van een bij mensen veel voorkomend probleem.

1 Johannes 3:10  Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels kenbaar: een ieder die de rechtvaardigheid niet doet, is niet uit God, evenmin als wie zijn broeder niet liefheeft. 11  Want dit is de verkondiging, die gij van den beginne gehoord hebt: dat wij elkander zouden liefhebben; 12  niet gelijk Kaïn: hij was uit de boze en vermoordde zijn broeder. En waarom vermoordde hij hem? Omdat zijn werken boos waren en die van zijn broeder rechtvaardig. 13  Verwondert u niet, broeders, wanneer de wereld u haat.

Kaïns probleem was dat hij zelf verzuimde te doen wat juist was. Als gevolg daarvan was zijn reactie op de rechtvaardigheid van zijn broer uiterst onrechtvaardig.

 

 

Twee verschillende benaderingen

 

God maakte een onderscheid tussen Kaïns offer en dat van Abel (Genesis 4:2-4).

„Maar op Kaïn en zijn offer sloeg Hij geen acht. Toen werd Kaïn zeer toornig en zijn gelaat betrok. En de HERE zeide tot Kaïn: Waarom zijt gij toornig en waarom is uw gelaat betrokken?” (vers 5-6).

Hij trok een lelijk gezicht! Wat was het probleem? Dat wordt nog niet gezegd. We moeten verder lezen om tot de kern van de zaak te komen.

„Moogt gij het niet opheffen, indien gij goed handelt? Doch indien gij niet goed handelt, ligt de zonde als een belager aan de deur, wiens begeerte naar u uitgaat, doch over wie gij moet heersen” (vers 7). Het Hebreeuws voor „zonde als een belager aan de deur” is als een verscheurend dier aan de deur dat slechts wacht op een gunstig ogenblik om te overvallen en te verscheuren.

Zonde is altijd aanwezig – in deze zin, uitgebeeld als een dier – klaar om een mens plotseling aan te vallen.

Het was een zaak van zelfbeheersing, van het ’nee’ kunnen zeggen tegen zonde – wat wijst op karakter.

Kaïn negeert de woorden van God en begaat een van de afschuwelijkste zonden. Hij vermoordt zijn broer.

Dan komt er een leugen, waarbij Kaïn het probleem verergert door nog meer te zondigen. In vers 9 vraagt God:

„Waar is uw broeder Abel?”

Kaïns antwoord is: „Ik weet het niet.”

Vervolgens spreekt hij de opmerkelijke woorden uit: „Ben ik mijns broeders hoeder?”

Deze reactie geeft blijk van een verschrikkelijk slechte houding tegenover een ander persoon. Het antwoord is dat wij uiteraard hoeder van onze broeder zijn. Maar Kaïn gaf geen enkel blijk van die houding. God zei:

„Wat hebt gij gedaan? Hoor, het bloed van uw broeder roept tot Mij van de aardbodem. En nu, vervloekt zijt gij, ver van de bodem, die zijn mond heeft opengesperd om het bloed van uw broeder van uw hand te ontvangen. Wanneer gij de aardbodem bewerken zult, zal hij u zijn volle opbrengst niet meer geven; een zwerver en een vluchteling zult gij op de aarde zijn. Toen zeide Kaïn tot de HERE . . .” (vers 10-13).

„Ik heb berouw”? Nee, zelfs dat kon hij niet. Op zichzelf gericht, met zijn emotionele ego, zei hij:

„Mijn misdaad is te groot om de straf te dragen. Zie, Gij verdrijft mij heden uit het land en ik zal voor Uw aangezicht verborgen zijn, een zwerver en een vluchteling op de aarde; ieder, die mij aantreft, zal mij doden” (vers 13-14).

Het was allemaal zo egocentrisch!

In feite zijn er verschillende dingen op te merken over Kaïns gedrag. Hij behaagde God duidelijk niet in zijn houding ten opzichte van geven. Uit de reactie van God blijkt dat het offeren van Kaïn niet zoveel voorstelde, maar uiterlijk vertoon was. Misschien dacht hij dat hij met een handvol korenaren en wat boomvruchten indruk zou maken. Zijn houding was ondankbaar – en ronduit verkeerd.

Daarentegen gaf Abel van harte, in geloof. Hij gaf zijn beste jonge schaap waaraan hij zelf waarde hechte. Ongetwijfeld was het Abels houding, zijn geloof, wat voor God aangenaam was.

Hebreeën 11:4  Door het geloof heeft Abel Gode een beter offer gebracht dan Kaïn; hierdoor werd van hem getuigd, dat hij rechtvaardig was.

Het is duidelijk dat zonde haar tol eiste in Kaïns leven. God vertelde hem dat het beheersen van zijn onterechte beweegredenen van essentieel belang was. Onmiddellijk daarna doodde hij echter zijn broer. De zonde werd hem de baas.

Het is interessant hoe dikwijls mensen verwijzen naar dat ogenblik als bewijs van de natuurlijke aard van de ene mens ten opzichte van de andere. Het is alsof Kaïn niet kon wachten om zijn broer te vernietigen. Het is een algemeen erkend voorbeeld van menselijk kwaad. Het is helaas vaak een reactie van de natuurlijke mens voor zijn eigen falen. Soms komen onze moeilijkheden van buitenaf. Mensen vervolgen ons. Dat overkwam Abel. Maar Kaïn veroorzaakte zijn eigen moeilijkheden en dat doen wij soms ook. Door zijn verkeerde reactie bracht hij zichzelf zwaar in de problemen.

Paulus raakt de essentie aangaande de betekenis van offeren.

Romeinen 12:1  Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst.

We moeten ons hele leven als een welgevallig offer in dienst van God stellen. Kaïn deed dat niet „omdat zijn werken boos waren en die van zijn broeder [Abel] rechtvaardig” (1 Johannes 3:12). God zag de levenshouding van de beide broers. Hij beloonde de bedrieglijke houding van Kaïn niet met aandacht.

„De HERE sloeg acht op Abel en zijn offer, maar op Kaïn en zijn offer sloeg Hij geen acht (Genesis 4:4-5).

Kaïn deed wel alsof hij godsdienstig was – zie mij eens met mijn offer – maar God schonk er geen aandacht aan. De levenshouding van Kaïn – zijn offer – was niet dienstbaar aan God, die was bedrieglijk. God schonk wel aandacht aan Abel, die zijn leven als een aangenaam offer in dienst van God stelde met geheel zijn hart, niet als een uiterlijk vertoon.

Deze twee manieren van godsdienst – echt en schijn – bestaan tot de dag van vandaag.

 

 

Heb de wereld niet lief

 

Ook wij kunnen geheel in beslag genomen worden door zaken die ons in grote moeilijkheden brengen. „Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is . . .” (1 Johannes 2:15).

Wij hebben dat vele malen gelezen. Sta daar eens een ogenblik bij stil. Denk er eens over na wat dat betekent in de context van uw eigen leven.

„. . . Indien iemand de wereld liefheeft [hogere prioriteit eraan gevend dan aan het liefhebben van God en zijn wegen en al wat dat betekent], de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld” (1 Johannes 2:15-16).

Dit is niet hoe God het menselijk leven ziet. Hij denkt er niet over op die manier. Die dingen zijn niet de essentie van het menselijk leven. Centraal in het leven van de mens staat niet het bezig zijn met de begeerten van het vlees, de begeerten van de ogen of een „hovaardig leven”.

Integendeel, want:

„De wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid” (vers 17).

Hier wordt onderscheid gemaakt tussen de wil van God en die andere, maar al te menselijke, begeerten. Dat is de context van het christelijk leven. En vooral in moeilijke omstandigheden geven wij blijk van onze emotionele volwassenheid – of van ons gebrek daaraan. Juist als het moeilijk wordt, ontdekt u iets over uzelf en ontdekken andere mensen iets over u.

 

 

Paulus en emotionele volwassenheid

 

Het bewijsmateriaal binnen het Nieuwe Testament wijst erop dat Paulus tijdens een twee jaar lang huisarrest brieven schreef die vier boeken van de Bijbel werden. Hij was in een moeilijke situatie – in gevangenschap. Hij sprak soms over de ’ketenen’ maar hij vond een manier om vier brieven te schrijven – Efeziërs, Filippenzen, Colossenzen en Filemon – die vier boeken van de Bijbel werden. Het is leerzaam om deze goed te lezen en de inhoud en de gedachtegang die erin onthuld wordt op te nemen, omdat het veel zegt over Paulus' mentale en emotionele toestand.

Wij zullen ons concentreren op één daarvan – Efeziërs. Het is een brief die de volledige draagwijdte omvat van het christelijk leven. Het is een positieve, van hoop vervulde brief. Paulus begint met nadruk te leggen op het feit dat het God is die roept – die mensen voorbestemt.

De gemeente te Efeze was hoofdzakelijk van niet-Joodse afkomst. De leden hadden geleefd buiten het kennisgebied van de Hebreeuwse leefwijze. Zij hadden geen kennis gehad van veel zaken – bijvoorbeeld aangaande het Oude Testament en wat God gedaan had met Israël. Er kwam echter een tijdstip, zo lezen we, waarop hun leven ingrijpend veranderde.

„Ook u, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden, waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht” (Efeziërs 2:1-2).

Zij waren slachtoffers geweest van de aartsleugenaar, zoals zo velen in alle tijden. In de volkscultuur wordt Satan gemythologiseerd. Hij wordt voorgesteld als een schertsfiguur. Maar Paulus schrijft dat Satan de overste van de macht der lucht is, „de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid” (vers 2).

Hij is actief werkzaam in mensen. Wees daarom niet verbaasd als u vervolgd wordt. Waarom zou het anders zijn? Dat is de aard van deze wereld.

„Trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten [zoals ook in 1 Johannes vermeld wordt], en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns” (vers 3).

Daarentegen: „Zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen [er zijn verschillende werken te doen], die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen” (vers 10).

„Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. In Hem wast elk [andere vertalingen: het gehele] bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest” (vers 19-22).

De Geest van God woont in bekeerde mensen. Misschien begint u zich af te vragen wat dat te maken heeft met emotionele volwassenheid? Alles! Paulus laat vervolgens zien dat het kennen van Gods grote plan en zijn roeping consequenties heeft voor het menselijk gedrag.

„Als gevangene in de Here, vermaan ik u dan te wandelen waardig der roeping, waarmede gij geroepen zijt” (Efeziërs 4:1).

Als het woord ’dan’ voorkomt, moeten we altijd teruggaan en zien wat eraan voorafging, omdat het te kennen geeft dat er een conclusie is bereikt.

Ten tijde van Efeziërs zit Paulus in de gevangenis, en in een zeer moeilijke situatie. Als „gevangene in de Here” smeekt hij ons om te doen wat juist is. Hij zegt in feite: „Ik kan vanuit mijn omstandigheden – vanuit het geketend zijn – zien dat het in deze tijd voor de Gemeente het belangrijkste is om waardig aan de roeping te wandelen. Om volgens de juiste levenswijze te leven.” Merk op hoe die levenswijze geleefd moet worden – „met alle nederigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, en elkander in liefde te verdragen, en u te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door de band des vredes” (vers 2-3).

In het volgende gedeelte spreekt hij over het doel en het werk van de leiders en leraren. Merk op dat het over volwassenheid gaat.

Efeziërs 4:11  En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, 12  om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon [daar behoren wij allemaal mee bezig te zijn], tot opbouw van het lichaam van Christus [dat is de Gemeente], 13  totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. 14  Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt.

Zo behoren we te zijn: rijpe, volwassen christenen. Wij kunnen een intellectuele volwassenheid hebben. Maar meestal, als we spreken over volwassenheid, hebben we het over emotionele volwassenheid. Daar hebben we de meeste moeite mee.

In het verleden was er een manier waarop wij leefden, een manier waarop wij emotioneel reageerden op gebeurtenissen en omstandigheden, een manier die Paulus classificeert als onderdeel van de „oude mens”. Hij zegt dat we dat al moesten zijn kwijtgeraakt.

Vers 22  Dat gij, wat uw vroegere wandel betreft, de oude mens aflegt, die ten verderve gaat, naar zijn misleidende begeerten, 23  dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken, 24  en de nieuwe mens aandoet, die naar de wil van God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid.

Het is mogelijk om rechtvaardigheid en heiligheid te veinzen. Paulus geeft een concreet voorbeeld van emotionele volwassenheid in het volgende gedeelte.

Vers 25  Legt daarom de leugen af . . .

Dit is de Gemeente! Waren deze mensen aan het liegen? Kennelijk wel. Dat gebeurt in de wereld, maar mag absoluut niet binnen de Gemeente gebeuren.

. . . en spreekt waarheid, ieder met zijn naaste, omdat wij leden zijn van elkander.

Wij komen als groep in grote problemen als we een probleem hebben met eerlijkheid. Als mensen niet volledig de waarheid vertellen – maar die verhullen.

Laten wij eerlijk zijn tegen elkaar. Soms zeggen we het iemand zelfs niet als hij of zij iets verkeerds doet. Dat is een vorm van oneerlijkheid. Als u uw medeleden in de Gemeente liefheeft, behoort u te zeggen: „Weet je, ik heb het idee dat er hier iets niet helemaal juist is. Misschien ligt het aan mij, maar zouden we er niet eens over moeten praten?” Emotionele volwassenheid vereist eerlijkheid.

Vers 26  Geraakt gij in toorn, zondigt dan niet: de zon mag niet over een opwelling van uw toorn ondergaan; 27  en geeft de duivel geen voet.

De gedachte hierachter is dat als u de zon laat ondergaan over uw toorn (met andere woorden, als het maar blijft voortduren) en als u het niet op de een of andere manier oplost, dat het dan heel gemakkelijk is om plaats te geven aan de duivel. Dat leidt dan weer tot andere soorten van zonde. Het verergert. U kunt verbitterd raken. Boosheid, en hoe daarmee om te gaan, is een belangrijk onderwerp. Er zijn heel wat boeken over geschreven. Het is voor velen een moeilijke zaak – en het is een symptoom van emotionele onvolwassenheid als het niet goed wordt aangepakt. Paulus refereert aan Psalm 4:5: „Weest toornig, maar zondigt niet; spreekt in uw hart op uw leger, en zwijgt. Sela [zo zij het].”

Psalmen 37:8  Sta af van toorn en laat de grimmigheid varen, wees niet afgunstig; dat sticht louter kwaad.

Maar dat geloven we niet. We kunnen ervan ’genieten’ om ons te ergeren of over dingen te piekeren. Als we niets hebben om over te piekeren, bedenken we wel iets! „Ik heb me vandaag niet genoeg zorgen gemaakt.” We moeten deze neiging loslaten.

Vers 9  Want boosdoeners worden uitgeroeid, maar wie de HERE verwachten, zij zullen het land beërven: 10  Immers nog een wijle, en de goddeloze is niet meer; als gij let op zijn plaats, dan is hij niet meer.

We hebben soms grote moeilijkheden te verduren en we vragen ons af of ze ooit zullen ophouden, en op een dag zijn ze plotseling verdwenen! We vragen ons af: „Hoe is dat gebeurd? Waar is het gebleven? Hoe is het zo snel afgelopen?” En dan kunnen we het ons al vrij snel niet meer herinneren.

Efeziërs 4:31  Alle bitterheid, gramschap, toorn, getier en gevloek worde uit uw midden gebannen, evenals alle kwaadaardigheid. 32  Maar weest jegens elkander vriendelijk, barmhartig, elkander vergevend, zoals God in Christus u vergeving geschonken heeft.

Er is een bekende passage in Efeziërs die ons een indrukwekkend voorbeeld geeft van hoe mensen zouden moeten streven naar het juiste gedrag. Het is een passage die past bij de huwelijksceremonie. Het spreekt over de plichten van man en vrouw. Paulus geeft een heel praktisch voorbeeld, iets dat de meeste mensen raakt – het huwelijk, de meest intieme relatie. Zou uw partner kunnen zeggen dat u emotioneel volwassen bent? Wat zegt u over uw partner? De volgende keer als u geneigd bent zich op een onvolwassen manier te gedragen jegens uw partner, denk dan eens aan deze uitspraak:

Efeziërs 5:33  Intussen ook gij, laat ieder voor zich zijn eigen vrouw zo liefhebben als zichzelf en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man.

Niemand ontkomt daaraan, man noch vrouw. Een man moet zijn vrouw liefhebben. De vrouw zal misschien zeggen: „Waarom is dat zo moeilijk? Ik ben een aantrekkelijke persoonlijkheid.” Het is moeilijk omdat sommige mannen een probleem hebben met het tonen van consideratie. Zo zijn sommige mannen. Dat is de uitdaging – uit te vinden op welke manier men voldoende consideratie toont om de vrouw daarvan te overtuigen.

De vrouw wordt gevraagd ontzag te hebben voor haar man. De dames moeten dat voor zichzelf nader verklaren. Dat is wat er staat. Vervolgens richt hij zich tot de kinderen. Wij behoren onze kinderen te leren hoe zij op emotioneel gepaste wijze met bepaalde situaties moeten omgaan. Ze worden niet aldoor maar geëxcuseerd omdat ze kinderen zijn. Paulus spreekt kinderen ernstig toe en laat zien dat er ook voor hen gelegenheden zijn om emotionele zelfbeheersing te tonen. Als ouders hun kinderen instrueren, gaat het soms tegen de draad in. Let op wat Paulus zegt.

Efeziërs 6:1  Kinderen, weest uw ouders gehoorzaam in de Here, want dat is recht.

Hij zegt niet: omdat het moet. Hij zegt: omdat het recht is. Het is de juiste manier van handelen.

Vaders wordt onderwezen om eveneens op correcte wijze gepast te reageren op de kinderen.

Vers 4  En gij, Vaders, verbittert uw kinderen niet, maar voedt hen op in de tucht en in de terechtwijzing des Heren.

Vaders komen in de verleiding om zover te gaan dat zij hun kinderen tot woede brengen door bepaalde soorten gedrag van hen te eisen – niet ten voordele van het kind, maar van de vader. Paulus zegt dat dat niet juist is. Het brengt niet de juiste reactie teweeg bij kinderen. „Maar voedt hen op in de tucht en in de terechtwijzing des Heren.”

Er is een juiste manier om te oefenen in tucht – we behoeven hen niet tergen.

 

 

Wij hebben Gods wapenrusting nodig

 

Paulus plaatst het allemaal in de juiste context aan het slot van zijn brief, als hij spreekt over het christelijk leven in termen van het dragen van een wapenrusting. Dit is onze bescherming tegen verkeerde emotionele reacties op de gebeurtenissen in ons leven.

Vers 10  Voorts, weest krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht. 11  Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels; 12  want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten.

Laat u niet misleiden. Er is een vijand, en hij maakt misbruik van onze emoties. Onze emoties verzwakken onze standvastigheid en zijn soms in conflict met wat ons verstand ons zegt. Het tegengif daartegen is, volgens Paulus (en hij spreekt erover in termen van een wapenrusting), om ons bewust te zijn van de waarheid, om gerechtigheid te beoefenen en om te begrijpen dat het evangelie in diepste wezen te maken heeft met vrede. Hij noemt het „de bereidvaardigheid van het evangelie des vredes” (vers 15).

Paulus zegt hier een aantal essentiële dingen. Hij zegt dat wij moeten erkennen dat geloof essentieel is voor het weerstaan van de druk die Satan op ons uitoefent. Wij moeten ons bewust zijn van de kennis van Gods behoud en zijn Woord. Zorg en bezorgdheid voor het volk van God, en het Werk van God, staan ook centraal. Dat alles, zegt Paulus, zal u wapenen tegen de aanval van Satan.

De wapenrusting van God is bescherming tegen de methodes van Satan – de listen van de duivel.

Emotionele volwassenheid is voor Gods mensen een onveranderlijk doel om voortdurend naar te blijven streven. Van ons wordt verlangd dat wij blijk geven van groei op dit belangrijke terrein van geestelijke ontwikkeling, totdat wij allen komen tot „de maat van de wasdom der volheid van Christus” (Efeziërs 4:13).

 

Terug naar de Home Page