Voor literatuurlijst klik hier.

 

Is er een

onvergeeflijke zonde?

 

 

Bestaat er een zonde die zo verschrikkelijk
is dat ook God haar niet vergeeft?

 

 

De Schepper die de mens heeft gemaakt, heeft de mensen een Handleiding voor het leven gegeven, waarin een duidelijke beschrijving staat wat zonde is, omdat Hij de mensen wil beschermen. De mensen die de Bijbel niet lezen, weten niet wat zonde is. En de meeste mensen die wel (eens) in de Bijbel lezen, hebben hun eigen opvattingen.

Sommige mensen die als zeer religieus bekend staan, worden gekweld door de vrees de zonde te hebben begaan die niet vergeven wordt. Hoewel hun leven vervuld is van gebed en bijbelstudie, vrezen ze de heilige Geest te hebben gelasterd en hun Verlosser te hebben verraden. Ze wanhopen. Iemand zei de honden en zelfs de stenen te benijden, omdat hij vreesde dat zijn toekomst slechter zou zijn dan de hunne.

Met de juiste houding en kennis zijn het nodeloze angsten voor de onvergeeflijke zonde. Gods genade is groot genoeg. Als we beseffen wat bekering is en Gods instructies van harte omarmen, hoeven we niet bevreesd te zijn voor de zonde die niet vergeven wordt.

Wat zijn Gods instructies wat betreft zonde? „Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid” (1 Johannes 3:4). Leven zonder Gods Wet is zonde. Nee, Gods Wet is niet afgeschaft, zoals vele ’christenen’ beweren.

„Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen” (Mattheüs 5:17).

Christus is gekomen om de Wet te vervullen. Dat is wat anders dan afschaffen of ontbinden. Hij heeft de straf voor ons betaald, maar Hij heeft niet in onze plaats de geboden gehouden. Dat zullen we allen zelf moeten doen. „Hier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren” (Openbaring 14:12). Wij hebben het voorbeeld van Jezus. Dat betekent dat we moeten stoppen met zondigen. Een andere bijbelvertaling (het Boek) geeft 1 Johannes 3:4 als volgt weer: „Wie zondigt, overtreedt de wet van God, want elke zonde is een overtreding van die wet.”

De mensen overtreden massaal voortdurend Gods geboden. Dat is zondigen zegt God. Wat betekent dat? „Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood . . .” (Romeinen 6:23). Pas wanneer we dit goed begrijpen, kunnen we ons bekeren. Wat theologen, voorgangers of kerkgangers zeggen doet er niet toe. Alleen God bepaalt wat zonde is. Zodra we dat goed beseffen, kunnen we ons bekeren en dan kunnen we genade ontvangen. „. . . maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here” (vers 23).

Als we dit goed begrijpen, dan kunnen we God gehoorzamen en hoeven we geen angst te hebben de onvergeeflijke zonde te hebben begaan. Laten wij dit onderwerp daarom eens nader bestuderen en proberen te ontdekken wat de Bijbel daarover zegt.

 

 

Wat zei Jezus?

 

De gedachte van een onvergeeflijke zonde vloeit voort uit iets dat Jezus zei. Dat is nogal vreemd, omdat Hij immers degene is die stierf ter vergeving van onze zonden.

Laten wij eens zien wat Hij zei:

„En een ieder, die een woord zal spreken tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar wie tegen de heilige Geest zal lasteren, het zal hem niet vergeven worden” (Lukas 12:10).

Mattheüs 12:31-32 en Markus 3:28-29 zeggen dat iedere zonde vergeven zal worden behalve de lastering van de heilige Geest. „Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden, maar de lastering van de Geest zal niet vergeven worden. Spreekt iemand een woord tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar spreekt iemand tegen de Heilige Geest, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende” (Mattheüs 12:31-32). „Voorwaar, Ik zeg u, dat alle zonden aan de kinderen der mensen zullen vergeven worden, ook de godslasteringen, welke zij gesproken mogen hebben; maar wie gelasterd heeft tegen de Heilige Geest, heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar staat schuldig aan eeuwige zonde” (Markus 3:28-29).

Die „eeuwige zonde” is uniek, verschilt van alle andere zonden. Deze zal niet vergeven worden.

Wat houdt die zonde in, en waarom wordt zij niet vergeven?

De historische situatie helpt ons begrijpen waarom Jezus melding maakt van lastering van de heilige Geest: „Immers, zij zeiden: Hij heeft een onreine geest” (Markus 3:30). Sommige Joodse religieuze leiders hadden Jezus ervan beschuldigd dat Hij door een boze geest bezeten was (vers 22).

Mattheüs 12 geeft ons nog meer achtergrondinformatie. Een boze geest had een man blind en stom gemaakt. Jezus genas hem door die boze geest uit te drijven (vers 22). De meesten die van dit wonder getuige waren vroegen zich af of die wonderbaarlijke geneeskracht betekende dat Jezus de Zoon van David, de Messias, was (vers 23).

Maar de farizeeën dreven de spot met die gedachte en beweerden dat Jezus slechts boze geesten kon uitdrijven omdat Hij samenwerkte met de overste der boze geesten (vers 24).

De farizeeën waren jaloers op Jezus' kracht en populariteit. Hij vormde een bedreiging voor hun status als religieuze leiders. Zij beweerden daarom dat Hij een vertegenwoordiger van Satan was en niet van God.

Jezus wees erop dat hun bewering belachelijk en hypocriet was. „Maar Hij kende hun gedachten en zeide tot hen: Ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder, en geen stad of huis, tegen zichzelf verdeeld, zal standhouden. En indien de satan de satan uitdrijft, is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn koninkrijk kunnen standhouden?” (Mattheüs 12:25).

De macht om boze geesten uit te drijven komt van God. „Indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf,” zei Jezus, en Hij gaf daarmee aan dat Hij dat inderdaad deed, „dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen” (vers 28).

Gods macht en gezag waren werkzaam in het leven en het werk van Jezus. Hij was niet de Verlosser van de Joden alleen, maar van de hele mensheid. Als Gods Zoon verrichtte Hij wonderen.

Maar sommige farizeeën weigerden dat bewijs te aanvaarden. Zij waren niet louter sceptisch, maar werkten het Koninkrijk van God ook tegen.

Die farizeeën verwierpen God, ook al begrepen sommigen van hen dat Jezus een van God afkomstige leraar was. „En er was iemand uit de Farizeeën, wiens naam was Nikodemus, een overste der Joden; deze kwam des nachts tot Hem en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij van God gekomen zijt als leraar; want niemand kan die tekenen doen, welke Gij doet, tenzij God met Hem is” (Johannes 3:1-2).

Zij hadden Jezus' wonderen gezien en zijn wijsheid gehoord. Zij hadden zoveel gezien dat zij openlijk hadden moeten erkennen dat Jezus één was met God. Maar zij wilden niet toegeven dat ze het bij het verkeerde eind hadden. In hun blindheid die zij zichzelf hadden opgelegd, verwierpen zij niet alleen Jezus, maar ook de opzienbarende bewijzen die zij hadden gezien. Sommigen van hen ontkenden bewust de macht van God en Gods koninkrijk.

Daarom waarschuwde Jezus hen voor de zonde die niet vergeven kan worden. Verwerpt u de macht van God? luidde zijn vraag. Als u een onmiskenbaar wonder van de heilige Geest verwerpt en een goed wonder kwaad noemt, wat kan dan nog uw opvattingen veranderen?

Door middel van de heilige Geest werkt God in ons hart en ons verstand om ons te veranderen en tot behoud te brengen. Maar hoe kon God die farizeeën helpen, als sommigen van hen bewust zijn werkwijze verwierpen?

 

 

Tot vergeven bereid

 

God had de farizeeën lief, zoals Hij, zonder aanzien des persoons, alle mensen liefheeft. „En Petrus opende zijn mond en zeide: Inderdaad bemerk ik, dat er bij God geen aanneming des persoons is” (Handelingen 10:34). God is barmhartig (Lukas 6:36) en steeds weer tot vergeven bereid.

God is altijd bereid iedere zonde te vergeven. Maar niet als de betrokkene geen vergeving wenst en niet bereid is te erkennen dat hij iets verkeerds heeft gedaan.

God zal niemand dwingen tot een eeuwig leven met Hem in zijn koninkrijk, indien hij dat niet wenst. Er zullen zich evenwel uiteindelijk maar weinig mensen zo extreem opstellen dat zij zich bewust tegen God keren. Helaas zullen de meeste mensen vóór de terugkomst van Christus vanwege hun houding hun eigen kwaad niet zien.

Jezus toonde een privilege van Gods koninkrijk: de bevrijding van boze geesten en van handicaps. De farizeeën noemden dat satanisch. Zij leken welbewust wonderen, verricht door de heilige Geest, tegen te spreken.

Jezus waarschuwde hen voor de ernst van hun beschuldiging. Hij waarschuwde hen, maar Hij veroordeelde hen niet.

Er was nog hoop. De farizeeën hadden nog tijd om erover na te denken en van houding te veranderen. Velen van hen deden dat ook. Sommigen probeerden Jezus te helpen ontkomen (Lukas 13:31). Sommigen hielpen mee Hem te begraven (Lukas 23:50-53). Sommigen werden discipelen na zijn opstanding (Handelingen 15:5).

„Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven” (1 Johannes 1:9). God is in staat alle ongerechtigheden te vergeven (Psalm 103:3). Ook van degenen die Jezus Christus hielpen doden, konden de zonden worden vergeven. „En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen” (Lukas 23:34). „Dus moet ook het ganse huis Israëls zeker weten, dat God Hem en tot Here en tot Christus gemaakt heeft, deze Jezus, die gij gekruisigd hebt. Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders? En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen” (Handelingen 2:36-38). Paulus vervolgde de Gemeente en ook dat kon worden vergeven. „Hoewel ik vroeger een godslasteraar en een vervolger en een geweldenaar was. Maar mij is ontferming bewezen, omdat ik het in mijn onwetendheid, uit ongeloof, gedaan heb(1 Timotheüs 1:13).

Ieder mens kan vergeving ontvangen. Elke zonde kan worden vergeven. Maar God schenkt geen vergeving aan mensen die, tegen beter weten in, weigeren hun zonden te erkennen en berouw te tonen.

Weinig mensen zullen uiteindelijk echter tot die extreme vorm van koppigheid komen en zo'n verkeerd gevoel hebben van goed en kwaad dat zij zich welbewust te weer stellen tegen God en het werk dat Hij door de heilige Geest verricht.

Zulke mensen wensen het eeuwige leven met God niet, althans niet ten koste van hun ego waardoor zij zich laten verblinden. Zij koesteren wrok over hetgeen God doet. Onder hen bevinden zich veel religieuze mensen!

Zij verwerpen Gods behoudsoffer. Zij wensen Gods vergeving niet. Zij maken zich daar ook niet druk over.

Dat brengt ons bij een belangrijk punt. Als u zich zorgen maakt en u afvraagt of u wellicht de zonde begaan hebt die niet vergeven kan worden, blijf daar dan niet over doortobben. U hebt geen onvergeeflijke zonde begaan en het feit dat u zich zorgen maakt is daarvan het bewijs. U wilt met God in het reine zijn.

Omdat u zich zorgen maakt is er hoop voor u, net zoals voor de farizeeën indertijd, net zoals voor de mensen die Jezus Christus doodden.

Alle zonden kunnen worden vergeven. Wij kunnen op God vertrouwen, die een ieder van ons zozeer lief heeft dat Hij zijn Zoon gezonden heeft om voor ons te sterven. Christus' offer was zo groot dat het de betaling vormde voor alle zonden die de mensen ooit hebben begaan en iedere overtreding die zij in de toekomst nog zullen begaan. Zijn offer is beslist groot genoeg om ons vergeving te schenken voor alles wat wij verkeerd gedaan hebben.

Wij mogen niet alleen hoop hebben, maar ook vertrouwen door Jezus Christus onze Verlosser. Als we de juiste houding hebben kan niets ons scheiden van de liefde van God in Jezus Christus.

Laten wij dankbaar zijn voor zijn liefde en wijsheid. Wij kunnen Hem daarvoor eeuwig loven en eren.

„Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here” (Romeinen 8:38-39).

„O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen! Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet? Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen” (Romeinen 11:33-36).

Er is nog een zonde die God niet vergeven zal, een overtreding die zelden genoemd wordt in verband met de onvergeeflijke zonde. Niettemin is de bijbelse terminologie daaromtrent vrijwel dezelfde. God zal ons niet vergeven als wij iets specifieks veronachtzamen. De bijbelse leer is in dit opzicht duidelijk.

Als wij anderen vergeven, zal God ons vergeven. Zo niet, dan zal God ons niet vergeven. „Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet vergeven” (Mattheüs 6:14-15).

Deze leer wordt herhaald in Mattheüs 18, Markus 11 en Lukas 6.

„Toen kwam Petrus bij Hem en zeide: Here, hoeveel maal zal mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe? Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventig maal zevenmaal. Daarom is het Koninkrijk der hemelen te vergelijken met een koning, die afrekening wilde houden met zijn slaven. Toen hij begon te rekenen, werd een voor hem geleid, die tienduizend talenten schuldig was. Omdat hij niet bij machte was te betalen, beval zijn heer hem te verkopen, met zijn vrouw en kinderen en al wat hij bezat, opdat er betaald kon worden. De slaaf wierp zich neder als smekeling en zeide: Heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. De heer van die slaaf kreeg medelijden met hem en hij liet hem vrij en schold hem de schuld kwijt. Toen die slaaf wegging, trof hij een zijner medeslaven aan, die hem honderd schellingen schuldig was, en hij greep hem bij de keel en zeide: Betaal wat gij schuldig zijt. De medeslaaf nu wierp zich voor hem neder en bad hem dringend, zeggende: Heb geduld met mij en ik zal u betalen. Doch hij wilde niet, maar ging heen en zette hem gevangen, totdat hij het verschuldigde zou betaald hebben. Toen nu zijn medeslaven zagen, wat er gebeurd was, werden zij zeer verdrietig en gingen hun heer al wat er gebeurd was, mededelen. Toen ontbood zijn heer hem en zeide tot hem: Slechte slaaf, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, daar gij het mij dringend hadt gevraagd. Hadt ook gij geen medelijden moeten hebben met uw medeslaaf, zoals ook ik medelijden had met u? En zijn meester werd toornig en gaf hem in handen van de folteraars, totdat hij hem al het verschuldigde zou betaald hebben. Alzo zal ook mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet, een ieder zijn broeder, van harte vergeeft” (Mattheüs 18:21-35).

„En wanneer gij staat te bidden, vergeeft wat gij tegen iemand mocht hebben, opdat ook uw Vader in de hemelen uw overtredingen vergeve” (Markus 11:25).

„En oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden. En veroordeelt niet en gij zult niet veroordeeld worden; laat los en gij zult losgelaten worden” (Lukas 6:37).

Als wij wrok blijven koesteren, als wij op wraak blijven zinnen, zijn wij in gevaar.

Als wij niet bereid zijn anderen te vergeven, zullen wij het eeuwige leven met de God van de barmhartigheid niet genieten. Evenals lastering van de heilige Geest is dit een overtreding die niet vergeven zal worden – tenzij wij onze levenswijze veranderen.

Jezus' woorden vormen een ernstige waarschuwing aan alle christenen.

Onze relaties met andere mensen weerspiegelen in vele opzichten onze relatie met God. „Indien iemand zegt: Ik heb God lief, doch zijn broeder haat, dan is hij een leugenaar; want wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet liefheeft, kan [ook] God, die hij niet gezien heeft, niet liefhebben” (1 Johannes 4:20).

Wij moeten daarmee in het reine zien te komen.

„Zie, de hand des HEREN is niet te kort om te verlossen, en zijn oor niet te onmachtig om te horen; maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort” (Jesaja 59:1-2).

Liefdevolle, onderlinge relaties zijn een wezenlijk kenmerk van de christelijke levenswijze.

In sommige opzichten is de weigering iemand te vergeven ongeveer hetzelfde als lastering van de heilige Geest. Het is een ontkenning van Gods vermogen diegene door de heilige Geest te veranderen.

Het is de weigering te geloven dat God voor die persoon kan zorgen op de best mogelijke manier. Het is een verwerping van de waarheid dat Christus voor alle mensen gestorven is, met inbegrip van die persoon.

De weigering iemand te vergeven is een miskenning van hoezeer God ons vergeeft. Het is een weigering Gods levenswijze te volgen en uitdrukking te geven aan de liefde die de heilige Geest in ons leven teweeg zou moeten brengen.

„En de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, die ons gegeven is” (Romeinen 5:5).

„Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing” (Galaten 5:22).

God heeft zich jegens ons uiterst edelmoedig betoond. Hij heeft ons het leven van zijn Zoon gegeven. Hij schenkt ons vergeving en geeft ons de heilige Geest om het voor ons mogelijk te maken eeuwig met Hem te leven. Als we niet in staat zijn te vergeven, geven we Gods Geest niet de ruimte in ons leven en daarom zondigen tegen zijn Geest en daarom zal God ons niet kunnen gebruiken in zijn Koninkrijk.

Als wij dit begrijpen en toelaten dat de heilige Geest ons verstand en ons hart verandert, zullen wij barmhartig en vergevensgezind worden, zoals onze Vader in de hemel.

„Bedroeft de heilige Geest Gods niet”, zegt Paulus (Efeziërs 4:30). „Alle bitterheid, gramschap, toorn, getier en gevloek worde uit uw midden gebannen, evenals alle kwaadaardigheid. Maar weest jegens elkander vriendelijk, barmhartig, elkander vergevend, zoals God in Christus u vergeving geschonken heeft” (vers 31-32).

Niemand van ons is volmaakt, maar wij hebben hoop. God kan ons helpen te groeien in goddelijk karakter. Hij kent onze zwakke punten en onze behoefte aan zijn hulp. Zolang wij zijn hulp wensen, staat Hij voor ons klaar. Zijn goedheid is eeuwig (Psalm 136:1-26).

Wij kunnen naar Gods troon gaan, niet alleen om vergeven te worden, maar ook om de heilige Geest te ontvangen, de hulp die wij nodig hebben om een kind van God te kunnen zijn.

Ons leven hangt er van af.

 

 

Een vrijbrief tot zondigen?

 

„Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme. Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen” (Efeziërs 2:8-10).

„Door genade zijt gij behouden” staat in vers 8. Is eens behouden, altijd behouden? Wereldwijd prediken valse leraren (2 Petrus 2:1) bevrijding van het juk van de geboden (verwerping van Gods bestuur). „Vrijheid spiegelen zij hun voor, hoewel zij zelf slaven des verderfs zijn; immers, door wie men overmeesterd is, diens slaaf is men” (2 Petrus 2:19). Deze valse vrijheid maakt behoud onmogelijk. Het is een vrijbrief tot zondigen en zondigen is wetsovertreding en leidt tot de dood.

Een priester verzekerde de stervende Duitse dichter en schrijver Heinrich Heine dat God hem zijn zonden zou vergeven. Heine antwoordde: „Natuurlijk zal God me vergeven, dat is zijn taak.”

Het betreft hier de eigenschap van God die wij kennen als zijn genade. Op welke wijze moeten wij Gods genade begrijpen en erop reageren? Zijn genade is meer dan onverdiende vergeving: het is de gezindheid van onze liefdevolle Vader jegens ons. Gods liefde komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de dood van onze Verlosser. Deze daad van liefdevolle opoffering maakt deel uit van zijn genade.

Sommigen zijn van mening dat God deze genade aan ons verplicht is. Zij reageren er cynisch op en denken dat God ons wel moet vergeven, of we berouw hebben of niet.

Als wij eenmaal behouden zijn, eenmaal bevrijd van de zonde, eenmaal vervuld van Gods kracht van boven, zijn we dan voor altijd behouden? Wat betekent ons behoud voor ons? Met welke voorrechten en verplichtingen gaat behoud gepaard?

Behoud is iets dat voortduurt. Door Gods genade en door geloof in Jezus is er een verleden, heden en toekomst van behoud. Wij zijn behouden: „heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de Heilige Geest” (Titus 3:5). Wij worden dagelijks behouden als wij voortdurend Jezus als onze Verlosser aanvaarden: „Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods” (1 Corinthiërs 1:18). En ons behoud zal ten volle geopenbaard worden in de toekomst: „die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd” (1 Petrus 1:5).

Wij weten dat God zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft eeuwig leven zal hebben (Johannes 3:16). Wij weten dat God liefde is en dat zijn liefde geen grenzen kent. Wij weten en aanvaarden dat God ons tot behoud roept. Wij weten dat Hij wil dat alle mensen van alle rassen en alle nationaliteiten worden behouden. „. . . God, onze Heiland, die wil, dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen” (1 Timotheüs 2:3-4). En wij weten en geloven ook dat wij worden behouden door genade en door het geloof in Jezus om goede werken te doen (Efeziërs 2:8-10).

De apostel Paulus weidde uit over Gods genade. Zijn brief handelde over Gods erbarming en toonde de Efeziërs de verhevenheid van hun roeping.

Voor Paulus is genade van God totale gezindheid van barmhartigheid en liefde jegens ons en zijn bijzondere invloed op ons hart en ons verstand door de heilige Geest. Paulus legt uit dat ons behoud voortkomt uit deze genade door het geloof in Jezus Christus als onze persoonlijke Verlosser. Wij verdienen deze barmhartigheid en liefde niet. Paulus wilde dat de christenen begrepen dat geen enkel ritueel en niets van wat wij voor God doen Hem verplicht ons te behouden. Behoud is een geschenk.

Daarentegen wilde Paulus ook dat de christenen begrepen dat dit geschenk van God hen verplicht tot verantwoordelijkheid. Hij zei dat God ons in Jezus Christus heeft geschapen om goede werken te doen. Deze goede werken zijn daden en handelingen die Gods eigen wezen weerspiegelen. Zij kenmerken ons als Gods kinderen. Paulus legt uit dat we niet dóór werken worden behouden, maar vóór werken. Wij worden behouden, als kinderen van God tot leven gebracht, om Gods genade te weerspiegelen.

In zijn brief legt Paulus uit wat hij bedoelt met werken. Zijn „maaksel” worden houdt in het navolgen van Christus. Efeze was een stad van sensualiteit, hebzucht en decadentie. Paulus verwachtte dat degenen die Gods genade hadden ontvangen zich van hun vroegere wegen zouden afkeren en in de liefde zouden wandelen. „Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk” (Efeziërs 5:1-2).

Jezus droeg zijn discipelen op barmhartig te zijn zoals de Vader voor hen barmhartig is. Hij legde uit dat christen zijn persoonlijke offers meebrengt: het voeden van hongerigen, het lessen van de dorst van dorstigen, het welkom heten van vreemdelingen, het kleden van naakten, het zorgen voor zieken, het bezoeken van gevangenen. Dezelfde opdracht geeft Paulus: Doe Gods wil van harte. „Niet met ogendienst, als mensenbehagers, maar door als slaven van Christus de wil Gods van harte te doen” (Efeziërs 6:6).

Genade gaat hand in hand met verantwoordelijkheid. Sommigen geloven dat iemand die eenmaal is behouden totaal vrij is van gehoorzaamheid aan de wet. Vrij zijn van de straf voor vroegere zonden is echter niet hetzelfde als vrij zijn verder te zondigen. Zouden we dat denken, dan maken we van de genade een vrijbrief tot zondigen. Paulus wees elk voortgezet decadent gedrag af.

De apostel Paulus leert duidelijke lessen: „Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?” (Romeinen 6:1-2.)

Gods genade is de vrijheid van zonde, niet de vrijheid om te zondigen. Genade leidt niet tot morele onverantwoordelijkheid, maar houdt voor ons de verplichting in te leven zoals Christus heeft geleefd. In onze strijd te leven zoals Christus zullen we van tijd tot tijd een nederlaag lijden. Wij zullen nooit de mate van volmaaktheid bereiken van Jezus Christus.

Jezus' gelijkenis van de verloren zoon illustreert dat onze hemelse Vader altijd bereid is kinderen die waarlijk berouw tonen aan te nemen. Wij gaan tot de troon van genade in het geloof en de zekerheid van onze verzoening. Daar vinden wij allen in tijd van nood hulp. Terwijl wij voortdurend God en zijn genade zoeken, laat Hij ons nooit vallen. God riep ons terwijl Hij onze zwakheden en fouten kende. Hij heeft ons lief.

Kunnen wij echter onszelf uit Gods liefdevolle tegenwoordigheid verwijderen? Kunnen wij cynisch gaan denken dat het Gods „taak” is ons te vergeven en onszelf toestaan terug te keren tot onze vroegere levenswijze? Als wij eens behouden zijn, staat ons behoud dan voor altijd vast?

Behoud vindt plaats door genade, door het geloof. Ons behoud is echter nog niet voltooid. Hoewel wij zijn verzoend met God en zijn gerechtvaardigd, is dat proces nog niet af. God verlaat ons nooit en laat ons nooit vallen, maar wij kunnen het proces zelf stoppen. Zoals eerder opgemerkt, heeft ons behoud een verleden, een heden en een toekomst: het gaat nog steeds door. God vereist onze actieve deelname aan dat proces als volgelingen van zijn onderricht tot het eind van ons leven.

Onze Vader vergeeft ons totaal. Niet omdat het zijn „taak” is, maar omdat Hij ons liefheeft. Zal God ophouden ons te vergeven? Alleen als wij ons niet langer bekeren van onze zonden. Wij kunnen ophouden ons te bekeren. Door immoreel gedrag, door de rol van werken verkeerd te begrijpen, door verbittering of door onachtzaamheid kunnen wij Gods genade afwijzen. De brief aan de Hebreeën wijst op de mogelijkheid dat wij van de waarheid afvallen of ons hart door verbittering laten verharden. Wij begrijpen dus dat ons behoud pas in de toekomst zal worden voltooid.

Wij worden behouden door genade. Dit behoud is een actief proces dat wordt voltooid wanneer God ons transformeert tot geest. Maar zodra het proces van behoud begint, hebben wij de plicht te gaan leven zoals God van zijn kinderen verwacht en ons hele leven lang God en anderen te dienen.

Zoals Paulus zegt worden wij met Christus gekruisigd, toch leven wij. „Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, [dat is], niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu [nog] in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven. Ik ontneem aan de genade Gods haar kracht niet; want indien er gerechtigheid door de wet is, dan is Christus tevergeefs gestorven” (Galaten 2:20-21). Het leven dat wij leiden, leiden wij in geloof in Hem en zijn offer. Gods genade brengt een enorme verplichting met zich mee: in alle dingen moeten wij ernaar streven als Christus te zijn. Met Gods geest kunnen wij de zonde overwinnen. Als we Gods geest verwerpen, vallen we terug in de zonde.

„Als iemand zijn broeder ziet zondigen, een zonde niet tot de dood, moet hij bidden en God zal hem het leven geven, hun namelijk, die zondigen niet tot de dood. Er bestaat zonde tot de dood: daarvoor zeg ik niet, dat hij moet vragen” (1 Johannes 5:16).

Zonde leidt altijd tot de dood, maar Johannes schrijft hier aan de gemeenteleden en die zijn gedoopt en hebben vergeving ontvangen voor alle zonden voor hun doop begaan (Romeinen 6:23).

„Een zonde niet tot de dood”: uit onwetendheid of zwakte na hun doop. Als er berouw is, kan vergeving gevraagd worden. Hij moet „bidden en God zal hem het leven geven”.

„Zonde tot de dood”: zich bewust van God afkeren. Dat kan alleen na kennis.

„Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht zijn geweest, van de hemelse gave genoten hebben en deel gekregen hebben aan de Heilige Geest, en het goede woord Gods en de krachten der toekomende eeuw gesmaakt hebben, en daarna afgevallen zijn, weder opnieuw tot bekering te brengen, daar zij wat hen betreft de Zoon van God opnieuw kruisigen en tot een bespotting maken. Want de grond, die de regen, welke er telkens op valt, indrinkt en gewas voortbrengt, geschikt voor hen, ter wille van wie hij ook bewerkt wordt, ontvangt zegen van God; doch als hij doornen en distelen draagt, is hij ondeugdelijk en niet ver van de vervloeking, die uitloopt op verbranding” (Hebreeën 6:4-8).

„Maar wie iets met voorbedachten rade doet, hetzij geboren Israëliet, hetzij vreemdeling, die zal een lasteraar van de HERE zijn, die zal uit zijn volk worden uitgeroeid” (Numeri 15:30).

„Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over” (Hebreeën 10:26).

„Want indien zij, aan de bezoedelingen der wereld ontvloden door de erkentenis van de Here en Heiland Jezus Christus, toch weer erin verstrikt raken en erdoor overmeesterd worden, dan is hun laatste toestand erger dan de eerste” (2 Petrus 2:20).

Het fundament van bekering, vergeving, geloof, trouw, liefde, is inzicht in de betekenis van de zonde tegen de heilige Geest.

Combineren wij de beginselen van de bijbelgedeelten die wij hebben bestudeerd, dan zien wij een aantal aspecten van de houding die ten grondslag ligt aan de zonde die niet zal worden vergeven:

   Hardnekkig verzet tegen God.

   Weigering zonden te bekennen of berouw te tonen.

   Weigering vergeving te vragen.

   Weigering anderen te vergeven.

   Welbewuste afwijzing van Christus' offer.

   Verwerping van Gods definitie van goed en kwaad.

   Na berouw en bekering weer terugvallen in de zonde en daarin blijven.

Dan is de conclusie:

   Verwerping van de heilige Geest. Dat is een verwerping van God.

De zonde die niet vergeven wordt is bewuste verharding van het hart en de weigering te luisteren naar wat God zegt. De bovengenoemde aspecten helpen ons te begrijpen hoe ernstig die zonde is en waarom God die niet zal vergeven.

 

 

 

Terug naar de Home Page