Voor literatuurlijst klik hier.
Is er een
onvergeeflijke zonde?
Bestaat er een
zonde die zo verschrikkelijk
De Schepper die de
mens heeft gemaakt, heeft de mensen een Handleiding voor het leven gegeven,
waarin een duidelijke beschrijving staat wat zonde is, omdat Hij de mensen
wil beschermen. De mensen die de Bijbel niet lezen, weten niet wat zonde is.
En de meeste mensen die wel (eens) in de Bijbel lezen, hebben hun eigen
opvattingen.
Sommige mensen die
als zeer religieus bekend staan, worden gekweld door de vrees de zonde te
hebben begaan die niet vergeven wordt. Hoewel hun leven vervuld is van gebed
en bijbelstudie, vrezen ze de heilige Geest te hebben gelasterd en hun
Verlosser te hebben verraden. Ze wanhopen. Iemand zei de honden en zelfs de
stenen te benijden, omdat hij vreesde dat zijn toekomst slechter zou zijn
dan de hunne.
Met de juiste
houding en kennis zijn het nodeloze angsten voor de onvergeeflijke zonde.
Gods genade is groot genoeg. Als we beseffen wat bekering is en Gods
instructies van harte omarmen, hoeven we niet bevreesd te zijn voor de zonde
die niet vergeven wordt.
Wat zijn Gods
instructies wat betreft zonde? „Ieder, die de zonde doet, doet ook de
wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid” (1 Johannes 3:4). Leven zonder
Gods Wet is zonde. Nee, Gods Wet is niet afgeschaft, zoals vele ’christenen’
beweren.
„Meent niet, dat
Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet
gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen” (Mattheüs 5:17).
Christus is
gekomen om de Wet te vervullen. Dat is wat anders dan afschaffen of
ontbinden. Hij heeft de straf voor ons betaald, maar Hij heeft niet in onze
plaats de geboden gehouden. Dat zullen we allen zelf moeten doen. „Hier
blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in
Jezus bewaren” (Openbaring 14:12). Wij hebben het voorbeeld van Jezus. Dat
betekent dat we moeten stoppen met zondigen. Een andere bijbelvertaling (het
Boek) geeft 1 Johannes 3:4 als volgt weer: „Wie zondigt, overtreedt de wet
van God, want elke zonde is een overtreding van die wet.”
De mensen
overtreden massaal voortdurend Gods geboden. Dat is zondigen zegt God. Wat
betekent dat? „Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood . . .”
(Romeinen 6:23). Pas wanneer we dit goed begrijpen, kunnen we ons bekeren.
Wat theologen, voorgangers of kerkgangers zeggen doet er niet toe. Alleen
God bepaalt wat zonde is. Zodra we dat goed beseffen, kunnen we ons bekeren
en dan kunnen we genade ontvangen. „. . . maar de genade, die God schenkt,
is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here” (vers 23).
Als we dit goed
begrijpen, dan kunnen we God gehoorzamen en hoeven we geen angst te hebben
de onvergeeflijke zonde te hebben begaan. Laten wij dit onderwerp daarom
eens nader bestuderen en proberen te ontdekken wat de Bijbel daarover zegt.
Wat zei Jezus?
De gedachte van
een onvergeeflijke zonde vloeit voort uit iets dat Jezus zei. Dat is nogal
vreemd, omdat Hij immers degene is die stierf ter vergeving van onze zonden.
Laten wij eens
zien wat Hij zei:
„En een ieder, die
een woord zal spreken tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden;
maar wie tegen de heilige Geest zal lasteren, het zal hem niet vergeven
worden” (Lukas 12:10).
Mattheüs 12:31-32
en Markus 3:28-29 zeggen dat iedere zonde vergeven zal worden behalve de
lastering van de heilige Geest. „Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering
zal de mensen vergeven worden, maar de lastering van de Geest zal niet
vergeven worden. Spreekt iemand een woord tegen de Zoon des mensen, het zal
hem vergeven worden; maar spreekt iemand tegen de Heilige Geest, het zal hem
niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende” (Mattheüs
12:31-32). „Voorwaar, Ik zeg u, dat alle zonden aan de kinderen der mensen
zullen vergeven worden, ook de godslasteringen, welke zij gesproken mogen
hebben;
maar wie gelasterd heeft tegen de
Heilige Geest, heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar staat schuldig aan
eeuwige zonde” (Markus 3:28-29).
Die „eeuwige
zonde” is uniek, verschilt van alle andere zonden. Deze zal niet vergeven
worden.
Wat houdt die
zonde in, en waarom wordt zij niet vergeven?
De historische
situatie helpt ons begrijpen waarom Jezus melding maakt van lastering van de
heilige Geest: „Immers, zij zeiden: Hij heeft een onreine geest” (Markus
3:30). Sommige Joodse religieuze leiders hadden Jezus ervan beschuldigd dat
Hij door een boze geest bezeten was (vers 22).
Mattheüs 12 geeft
ons nog meer achtergrondinformatie. Een boze geest had een man blind en stom
gemaakt. Jezus genas hem door die boze geest uit te drijven (vers 22). De
meesten die van dit wonder getuige waren vroegen zich af of die
wonderbaarlijke geneeskracht betekende dat Jezus de Zoon van David, de
Messias, was (vers 23).
Maar de farizeeën
dreven de spot met die gedachte en beweerden dat Jezus slechts boze geesten
kon uitdrijven omdat Hij samenwerkte met de overste der boze geesten (vers
24).
De farizeeën waren
jaloers op Jezus' kracht en populariteit. Hij vormde een bedreiging voor hun
status als religieuze leiders. Zij beweerden daarom dat Hij een
vertegenwoordiger van Satan was en niet van God.
Jezus wees erop
dat hun bewering belachelijk en hypocriet was. „Maar Hij kende hun gedachten
en zeide tot hen: Ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten
onder, en geen stad of huis, tegen zichzelf verdeeld, zal standhouden. En
indien de satan de satan uitdrijft, is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal
dan zijn koninkrijk kunnen standhouden?” (Mattheüs 12:25).
De macht om boze
geesten uit te drijven komt van God. „Indien Ik door de Geest Gods de boze
geesten uitdrijf,” zei Jezus, en Hij gaf daarmee aan dat Hij dat inderdaad
deed, „dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen” (vers 28).
Gods macht en
gezag waren werkzaam in het leven en het werk van Jezus. Hij was niet de
Verlosser van de Joden alleen, maar van de hele mensheid. Als Gods Zoon
verrichtte Hij wonderen.
Maar sommige
farizeeën weigerden dat bewijs te aanvaarden. Zij waren niet louter
sceptisch, maar werkten het Koninkrijk van God ook tegen.
Die farizeeën
verwierpen God, ook al begrepen sommigen van hen dat Jezus een van God
afkomstige leraar was. „En er was iemand uit de Farizeeën, wiens naam was
Nikodemus, een overste der Joden; deze kwam des nachts tot Hem en zeide tot
Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij van God gekomen zijt als leraar; want niemand
kan die tekenen doen, welke Gij doet, tenzij God met Hem is” (Johannes
3:1-2).
Zij hadden Jezus'
wonderen gezien en zijn wijsheid gehoord. Zij hadden zoveel gezien dat zij
openlijk hadden moeten erkennen dat Jezus één was met God. Maar zij wilden
niet toegeven dat ze het bij het verkeerde eind hadden. In hun blindheid die
zij zichzelf hadden opgelegd, verwierpen zij niet alleen Jezus, maar ook de
opzienbarende bewijzen die zij hadden gezien. Sommigen van hen ontkenden
bewust de macht van God en Gods koninkrijk.
Daarom waarschuwde
Jezus hen voor de zonde die niet vergeven kan worden. Verwerpt u de macht
van God? luidde zijn vraag. Als u een onmiskenbaar wonder van de heilige
Geest verwerpt en een goed wonder kwaad noemt, wat kan dan nog uw
opvattingen veranderen?
Door middel van de
heilige Geest werkt God in ons hart en ons verstand om ons te veranderen en
tot behoud te brengen. Maar hoe kon God die farizeeën helpen, als sommigen
van hen bewust zijn werkwijze verwierpen?
Tot vergeven
bereid
God had de
farizeeën lief, zoals Hij, zonder aanzien des persoons, alle mensen
liefheeft. „En Petrus opende zijn mond en zeide: Inderdaad bemerk ik, dat er
bij God geen aanneming des persoons is” (Handelingen 10:34). God is
barmhartig (Lukas 6:36) en steeds weer tot vergeven bereid.
God is altijd
bereid iedere zonde te vergeven. Maar niet als de betrokkene geen
vergeving wenst en niet bereid is te erkennen dat hij iets verkeerds heeft
gedaan.
God zal niemand
dwingen tot een eeuwig leven met Hem in zijn koninkrijk, indien hij dat niet
wenst. Er zullen zich evenwel uiteindelijk maar weinig mensen zo extreem
opstellen dat zij zich bewust tegen God keren. Helaas zullen de meeste
mensen vóór de terugkomst van Christus vanwege hun houding hun eigen kwaad
niet zien.
Jezus toonde een
privilege van Gods koninkrijk: de bevrijding van boze geesten en van
handicaps. De farizeeën noemden dat satanisch. Zij leken welbewust wonderen,
verricht door de heilige Geest, tegen te spreken.
Jezus waarschuwde
hen voor de ernst van hun beschuldiging. Hij waarschuwde hen, maar Hij
veroordeelde hen niet.
Er was nog hoop.
De farizeeën hadden nog tijd om erover na te denken en van houding te
veranderen. Velen van hen deden dat ook. Sommigen probeerden Jezus te helpen
ontkomen (Lukas 13:31). Sommigen hielpen mee Hem te begraven (Lukas
23:50-53). Sommigen werden discipelen na zijn opstanding (Handelingen 15:5).
„Indien wij onze
zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te
vergeven” (1 Johannes 1:9). God is in staat alle ongerechtigheden te
vergeven (Psalm 103:3). Ook van degenen die Jezus Christus hielpen doden,
konden de zonden worden vergeven. „En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun,
want zij weten niet wat zij doen” (Lukas 23:34). „Dus moet ook het ganse
huis Israëls zeker weten, dat God Hem en tot Here en tot Christus gemaakt
heeft, deze Jezus, die gij gekruisigd hebt. Toen zij dit hoorden, werden zij
diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen:
Wat moeten wij doen, mannen broeders? En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en
een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving
van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen”
(Handelingen 2:36-38). Paulus vervolgde de Gemeente en ook dat kon worden
vergeven. „Hoewel ik vroeger een godslasteraar en een vervolger en een
geweldenaar was. Maar mij is ontferming bewezen, omdat ik het in mijn
onwetendheid, uit ongeloof, gedaan heb” (1 Timotheüs 1:13).
Ieder mens kan
vergeving ontvangen. Elke zonde kan worden vergeven. Maar God schenkt geen
vergeving aan mensen die, tegen beter weten in, weigeren hun zonden te
erkennen en berouw te tonen.
Weinig mensen
zullen uiteindelijk echter tot die extreme vorm van koppigheid komen en zo'n
verkeerd gevoel hebben van goed en kwaad dat zij zich welbewust te weer
stellen tegen God en het werk dat Hij door de heilige Geest verricht.
Zulke mensen
wensen het eeuwige leven met God niet, althans niet ten koste van hun ego
waardoor zij zich laten verblinden. Zij koesteren wrok over hetgeen God
doet. Onder hen bevinden zich veel religieuze mensen!
Zij verwerpen Gods
behoudsoffer. Zij wensen Gods vergeving niet. Zij maken zich daar ook niet
druk over.
Dat brengt ons bij
een belangrijk punt. Als u zich zorgen maakt en u afvraagt of u wellicht de
zonde begaan hebt die niet vergeven kan worden, blijf daar dan niet over
doortobben. U hebt geen onvergeeflijke zonde begaan en het feit dat u zich
zorgen maakt is daarvan het bewijs. U wilt met God in het reine zijn.
Omdat u zich
zorgen maakt is er hoop voor u, net zoals voor de farizeeën indertijd, net
zoals voor de mensen die Jezus Christus doodden.
Alle zonden kunnen
worden vergeven. Wij kunnen op God vertrouwen, die een ieder van ons zozeer
lief heeft dat Hij zijn Zoon gezonden heeft om voor ons te sterven.
Christus' offer was zo groot dat het de betaling vormde voor alle zonden die
de mensen ooit hebben begaan en iedere overtreding die zij in de toekomst
nog zullen begaan. Zijn offer is beslist groot genoeg om ons vergeving te
schenken voor alles wat wij verkeerd gedaan hebben.
Wij mogen niet
alleen hoop hebben, maar ook vertrouwen door Jezus Christus onze Verlosser.
Als we de juiste houding hebben kan niets ons scheiden van de liefde van God
in Jezus Christus.
Laten wij dankbaar
zijn voor zijn liefde en wijsheid. Wij kunnen Hem daarvoor eeuwig loven en
eren.
„Want ik ben
verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden
noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander
schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus
Jezus, onze Here” (Romeinen 8:38-39).
„O diepte van
rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn
beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen! Want: wie heeft de zin des
Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst
iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet? Want uit Hem en door
Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid!
Amen” (Romeinen 11:33-36).
Er is nog een
zonde die God niet vergeven zal, een overtreding die zelden genoemd wordt in
verband met de onvergeeflijke zonde. Niettemin is de bijbelse terminologie
daaromtrent vrijwel dezelfde. God zal ons niet vergeven als wij iets
specifieks veronachtzamen. De bijbelse leer is in dit opzicht duidelijk.
Als wij anderen
vergeven, zal God ons vergeven. Zo niet, dan zal God ons niet vergeven.
„Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader
ook u vergeven; maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw
overtredingen niet vergeven” (Mattheüs 6:14-15).
Deze leer wordt
herhaald in Mattheüs 18, Markus 11 en Lukas 6.
„Toen kwam Petrus
bij Hem en zeide: Here, hoeveel maal zal mijn broeder tegen mij zondigen en
moet ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe? Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet
tot zevenmaal toe, maar tot zeventig maal zevenmaal. Daarom is het
Koninkrijk der hemelen te vergelijken met een koning, die afrekening wilde
houden met zijn slaven. Toen hij begon te rekenen, werd een voor hem geleid,
die tienduizend talenten schuldig was. Omdat hij niet bij machte was te
betalen, beval zijn heer hem te verkopen, met zijn vrouw en kinderen en al
wat hij bezat, opdat er betaald kon worden. De slaaf wierp zich neder als
smekeling en zeide: Heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. De heer
van die slaaf kreeg medelijden met hem en hij liet hem vrij en schold hem de
schuld kwijt. Toen die slaaf wegging, trof hij een zijner medeslaven aan,
die hem honderd schellingen schuldig was, en hij greep hem bij de keel en
zeide: Betaal wat gij schuldig zijt. De medeslaaf nu wierp zich voor hem
neder en bad hem dringend, zeggende: Heb geduld met mij en ik zal u betalen.
Doch hij wilde niet, maar ging heen en zette hem gevangen, totdat hij het
verschuldigde zou betaald hebben. Toen nu zijn medeslaven zagen, wat er
gebeurd was, werden zij zeer verdrietig en gingen hun heer al wat er gebeurd
was, mededelen. Toen ontbood zijn heer hem en zeide tot hem: Slechte slaaf,
al die schuld heb ik u kwijtgescholden, daar gij het mij dringend hadt
gevraagd. Hadt ook gij geen medelijden moeten hebben met uw medeslaaf, zoals
ook ik medelijden had met u? En zijn meester werd toornig en gaf hem in
handen van de folteraars, totdat hij hem al het verschuldigde zou betaald
hebben. Alzo zal ook mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet, een ieder
zijn broeder, van harte vergeeft” (Mattheüs 18:21-35).
„En wanneer gij
staat te bidden, vergeeft wat gij tegen iemand mocht hebben, opdat ook uw
Vader in de hemelen uw overtredingen vergeve” (Markus 11:25).
„En oordeelt niet
en gij zult niet geoordeeld worden. En veroordeelt niet en gij zult niet
veroordeeld worden; laat los en gij zult losgelaten worden” (Lukas 6:37).
Als wij wrok
blijven koesteren, als wij op wraak blijven zinnen, zijn wij in gevaar.
Als wij niet
bereid zijn anderen te vergeven, zullen wij het eeuwige leven met de God van
de barmhartigheid niet genieten. Evenals lastering van de heilige Geest is
dit een overtreding die niet vergeven zal worden – tenzij wij onze
levenswijze veranderen.
Jezus' woorden
vormen een ernstige waarschuwing aan alle christenen.
Onze relaties met
andere mensen weerspiegelen in vele opzichten onze relatie met God. „Indien
iemand zegt: Ik heb God lief, doch zijn broeder haat, dan is hij een
leugenaar; want wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet liefheeft, kan
[ook] God, die hij niet gezien heeft, niet liefhebben” (1 Johannes 4:20).
Wij moeten daarmee
in het reine zien te komen.
„Zie, de hand des
HEREN is niet te kort om te verlossen, en zijn oor niet te onmachtig om te
horen;
maar uw ongerechtigheden zijn het,
die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht
voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort” (Jesaja 59:1-2).
Liefdevolle,
onderlinge relaties zijn een wezenlijk kenmerk van de christelijke
levenswijze.
In sommige
opzichten is de weigering iemand te vergeven ongeveer hetzelfde als
lastering van de heilige Geest. Het is een ontkenning van Gods vermogen
diegene door de heilige Geest te veranderen.
Het is de
weigering te geloven dat God voor die persoon kan zorgen op de best
mogelijke manier. Het is een verwerping van de waarheid dat Christus voor
alle mensen gestorven is, met inbegrip van die persoon.
De weigering
iemand te vergeven is een miskenning van hoezeer God ons vergeeft. Het is
een weigering Gods levenswijze te volgen en uitdrukking te geven aan de
liefde die de heilige Geest in ons leven teweeg zou moeten brengen.
„En de hoop maakt
niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de
Heilige Geest, die ons gegeven is” (Romeinen 5:5).
„Maar de vrucht
van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid,
goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing” (Galaten 5:22).
God heeft zich
jegens ons uiterst edelmoedig betoond. Hij heeft ons het leven van zijn Zoon
gegeven. Hij schenkt ons vergeving en geeft ons de heilige Geest om het voor
ons mogelijk te maken eeuwig met Hem te leven. Als we niet in staat zijn te
vergeven, geven we Gods Geest niet de ruimte in ons leven en daarom zondigen
tegen zijn Geest en daarom zal God ons niet kunnen gebruiken in zijn
Koninkrijk.
Als wij dit
begrijpen en toelaten dat de heilige Geest ons verstand en ons hart
verandert, zullen wij barmhartig en vergevensgezind worden, zoals onze Vader
in de hemel.
„Bedroeft de
heilige Geest Gods niet”, zegt Paulus (Efeziërs 4:30). „Alle bitterheid,
gramschap, toorn, getier en gevloek worde uit uw midden gebannen, evenals
alle kwaadaardigheid. Maar weest jegens elkander vriendelijk, barmhartig,
elkander vergevend, zoals God in Christus u vergeving geschonken heeft”
(vers 31-32).
Niemand van ons is
volmaakt, maar wij hebben hoop. God kan ons helpen te groeien in goddelijk
karakter. Hij kent onze zwakke punten en onze behoefte aan zijn hulp. Zolang
wij zijn hulp wensen, staat Hij voor ons klaar. Zijn goedheid is eeuwig
(Psalm 136:1-26).
Wij kunnen naar
Gods troon gaan, niet alleen om vergeven te worden, maar ook om de heilige
Geest te ontvangen, de hulp die wij nodig hebben om een kind van God te
kunnen zijn.
Ons leven hangt er
van af.
Een vrijbrief tot
zondigen?
„Want door genade
zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave
van God; niet uit werken, opdat niemand roeme. Want zijn maaksel zijn wij,
in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid
heeft, opdat wij daarin zouden wandelen” (Efeziërs 2:8-10).
„Door genade zijt
gij behouden” staat in vers 8. Is eens behouden, altijd behouden? Wereldwijd
prediken valse leraren (2 Petrus 2:1) bevrijding van het juk van de geboden
(verwerping van Gods bestuur). „Vrijheid spiegelen zij hun voor, hoewel zij
zelf slaven des verderfs zijn; immers, door wie men overmeesterd is, diens
slaaf is men” (2 Petrus 2:19). Deze valse vrijheid maakt behoud onmogelijk.
Het is een vrijbrief tot zondigen en zondigen is wetsovertreding en leidt
tot de dood.
Een priester
verzekerde de stervende Duitse dichter en schrijver Heinrich Heine dat God
hem zijn zonden zou vergeven. Heine antwoordde: „Natuurlijk zal God me
vergeven, dat is zijn taak.”
Het betreft hier
de eigenschap van God die wij kennen als zijn genade. Op welke wijze moeten
wij Gods genade begrijpen en erop reageren? Zijn genade is meer dan
onverdiende vergeving: het is de gezindheid van onze liefdevolle Vader
jegens ons. Gods liefde komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de dood van
onze Verlosser. Deze daad van liefdevolle opoffering maakt deel uit van zijn
genade.
Sommigen zijn van
mening dat God deze genade aan ons verplicht is. Zij reageren er cynisch op
en denken dat God ons wel moet vergeven, of we berouw hebben of niet.
Als wij eenmaal
behouden zijn, eenmaal bevrijd van de zonde, eenmaal vervuld van Gods kracht
van boven, zijn we dan voor altijd behouden? Wat betekent ons behoud voor
ons? Met welke voorrechten en verplichtingen gaat behoud gepaard?
Behoud is iets dat
voortduurt. Door Gods genade en door geloof in Jezus is er een verleden,
heden en toekomst van behoud. Wij zijn behouden: „heeft Hij, niet om werken
der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming
ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de Heilige
Geest” (Titus 3:5). Wij worden dagelijks behouden als wij voortdurend Jezus
als onze Verlosser aanvaarden: „Want het woord des kruises is wel voor hen,
die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het
een kracht Gods” (1 Corinthiërs 1:18). En ons behoud zal ten volle
geopenbaard worden in de toekomst: „die in de kracht Gods bewaard wordt door
het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in
de laatste tijd” (1 Petrus 1:5).
Wij weten dat God
zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft
eeuwig leven zal hebben (Johannes 3:16). Wij weten dat God liefde is en dat
zijn liefde geen grenzen kent. Wij weten en aanvaarden dat God ons tot
behoud roept. Wij weten dat Hij wil dat alle mensen van alle rassen en alle
nationaliteiten worden behouden. „. . . God, onze Heiland, die wil, dat alle
mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen” (1 Timotheüs
2:3-4). En wij weten en geloven ook dat wij worden behouden door genade en
door het geloof in Jezus om goede werken te doen (Efeziërs 2:8-10).
De apostel Paulus
weidde uit over Gods genade. Zijn brief handelde over Gods erbarming en
toonde de Efeziërs de verhevenheid van hun roeping.
Voor Paulus is
genade van God totale gezindheid van barmhartigheid en liefde jegens ons en
zijn bijzondere invloed op ons hart en ons verstand door de heilige Geest.
Paulus legt uit dat ons behoud voortkomt uit deze genade door het geloof in
Jezus Christus als onze persoonlijke Verlosser. Wij verdienen deze
barmhartigheid en liefde niet. Paulus wilde dat de christenen begrepen dat
geen enkel ritueel en niets van wat wij voor God doen Hem verplicht ons te
behouden. Behoud is een geschenk.
Daarentegen wilde
Paulus ook dat de christenen begrepen dat dit geschenk van God hen verplicht
tot verantwoordelijkheid. Hij zei dat God ons in Jezus Christus heeft
geschapen om goede werken te doen. Deze goede werken zijn daden en
handelingen die Gods eigen wezen weerspiegelen. Zij kenmerken ons als Gods
kinderen. Paulus legt uit dat we niet dóór werken worden behouden, maar vóór
werken. Wij worden behouden, als kinderen van God tot leven gebracht, om
Gods genade te weerspiegelen.
In zijn brief legt
Paulus uit wat hij bedoelt met werken. Zijn „maaksel” worden houdt in het
navolgen van Christus. Efeze was een stad van sensualiteit, hebzucht en
decadentie. Paulus verwachtte dat degenen die Gods genade hadden ontvangen
zich van hun vroegere wegen zouden afkeren en in de liefde zouden wandelen.
„Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde,
zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als
offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk” (Efeziërs 5:1-2).
Jezus droeg zijn
discipelen op barmhartig te zijn zoals de Vader voor hen barmhartig is. Hij
legde uit dat christen zijn persoonlijke offers meebrengt: het voeden van
hongerigen, het lessen van de dorst van dorstigen, het welkom heten van
vreemdelingen, het kleden van naakten, het zorgen voor zieken, het bezoeken
van gevangenen. Dezelfde opdracht geeft Paulus: Doe Gods wil van harte.
„Niet met ogendienst, als mensenbehagers, maar door als slaven van Christus
de wil Gods van harte te doen” (Efeziërs 6:6).
Genade gaat hand
in hand met verantwoordelijkheid. Sommigen geloven dat iemand die eenmaal is
behouden totaal vrij is van gehoorzaamheid aan de wet. Vrij zijn van de
straf voor vroegere zonden is echter niet hetzelfde als vrij zijn verder te
zondigen. Zouden we dat denken, dan maken we van de genade een vrijbrief tot
zondigen. Paulus wees elk voortgezet decadent gedrag af.
De apostel Paulus
leert duidelijke lessen: „Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade
toeneme? Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven
zijn, daarin nog leven?” (Romeinen 6:1-2.)
Gods genade is de
vrijheid van zonde, niet de vrijheid om te zondigen. Genade leidt niet tot
morele onverantwoordelijkheid, maar houdt voor ons de verplichting in te
leven zoals Christus heeft geleefd. In onze strijd te leven zoals Christus
zullen we van tijd tot tijd een nederlaag lijden. Wij zullen nooit de mate
van volmaaktheid bereiken van Jezus Christus.
Jezus' gelijkenis
van de verloren zoon illustreert dat onze hemelse Vader altijd bereid is
kinderen die waarlijk berouw tonen aan te nemen. Wij gaan tot de troon van
genade in het geloof en de zekerheid van onze verzoening. Daar vinden wij
allen in tijd van nood hulp. Terwijl wij voortdurend God en zijn genade
zoeken, laat Hij ons nooit vallen. God riep ons terwijl Hij onze zwakheden
en fouten kende. Hij heeft ons lief.
Kunnen wij echter
onszelf uit Gods liefdevolle tegenwoordigheid verwijderen? Kunnen wij
cynisch gaan denken dat het Gods „taak” is ons te vergeven en onszelf
toestaan terug te keren tot onze vroegere levenswijze? Als wij eens behouden
zijn, staat ons behoud dan voor altijd vast?
Behoud vindt
plaats door genade, door het geloof. Ons behoud is echter nog niet voltooid.
Hoewel wij zijn verzoend met God en zijn gerechtvaardigd, is dat proces nog
niet af. God verlaat ons nooit en laat ons nooit vallen, maar wij kunnen het
proces zelf stoppen. Zoals eerder opgemerkt, heeft ons behoud een verleden,
een heden en een toekomst: het gaat nog steeds door. God vereist onze
actieve deelname aan dat proces als volgelingen van zijn onderricht tot het
eind van ons leven.
Onze Vader
vergeeft ons totaal. Niet omdat het zijn „taak” is, maar omdat Hij ons
liefheeft. Zal God ophouden ons te vergeven? Alleen als wij ons niet langer
bekeren van onze zonden. Wij kunnen ophouden ons te bekeren. Door immoreel
gedrag, door de rol van werken verkeerd te begrijpen, door verbittering of
door onachtzaamheid kunnen wij Gods genade afwijzen. De brief aan de
Hebreeën wijst op de mogelijkheid dat wij van de waarheid afvallen of ons
hart door verbittering laten verharden. Wij begrijpen dus dat ons behoud pas
in de toekomst zal worden voltooid.
Wij worden
behouden door genade. Dit behoud is een actief proces dat wordt voltooid
wanneer God ons transformeert tot geest. Maar zodra het proces van behoud
begint, hebben wij de plicht te gaan leven zoals God van zijn kinderen
verwacht en ons hele leven lang God en anderen te dienen.
Zoals Paulus zegt
worden wij met Christus gekruisigd, toch leven wij. „Met Christus ben ik
gekruisigd, en toch leef ik, [dat is], niet meer mijn ik, maar Christus
leeft in mij. En voor zover ik nu [nog] in het vlees leef, leef ik door het
geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft
overgegeven.
Ik ontneem aan de genade Gods haar kracht niet; want indien er
gerechtigheid door de wet is, dan is Christus tevergeefs gestorven” (Galaten
2:20-21). Het leven dat wij leiden, leiden wij in geloof in Hem en zijn
offer. Gods genade brengt een enorme verplichting met zich mee: in alle
dingen moeten wij ernaar streven als Christus te zijn. Met Gods geest kunnen
wij de zonde overwinnen. Als we Gods geest verwerpen, vallen we terug in de
zonde.
„Als iemand zijn
broeder ziet zondigen, een zonde niet tot de dood, moet hij bidden en God
zal hem het leven geven, hun namelijk, die zondigen niet tot de dood. Er
bestaat zonde tot de dood: daarvoor zeg ik niet, dat hij moet vragen” (1
Johannes 5:16).
Zonde leidt altijd
tot de dood, maar Johannes schrijft hier aan de gemeenteleden en die zijn
gedoopt en hebben vergeving ontvangen voor alle zonden voor hun doop begaan
(Romeinen 6:23).
„Een zonde niet
tot de dood”: uit onwetendheid of zwakte na hun doop. Als er berouw is, kan
vergeving gevraagd worden. Hij moet „bidden en God zal hem het leven geven”.
„Zonde tot de
dood”: zich bewust van God afkeren. Dat kan alleen na kennis.
„Want het is
onmogelijk, degenen, die eens verlicht zijn geweest, van de hemelse gave
genoten hebben en deel gekregen hebben aan de Heilige Geest, en het goede
woord Gods en de krachten der toekomende eeuw gesmaakt hebben, en daarna
afgevallen zijn, weder opnieuw tot bekering te brengen, daar zij wat hen
betreft de Zoon van God opnieuw kruisigen en tot een bespotting maken. Want
de grond, die de regen, welke er telkens op valt, indrinkt en gewas
voortbrengt, geschikt voor hen, ter wille van wie hij ook bewerkt wordt,
ontvangt zegen van God; doch als hij doornen en distelen draagt, is hij
ondeugdelijk en niet ver van de vervloeking, die uitloopt op verbranding”
(Hebreeën 6:4-8).
„Maar wie iets met
voorbedachten rade doet, hetzij geboren Israëliet, hetzij vreemdeling, die
zal een lasteraar van de HERE zijn, die zal uit zijn volk worden uitgeroeid”
(Numeri 15:30).
„Want indien wij
opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn,
blijft er geen offer voor de zonden meer over” (Hebreeën 10:26).
„Want indien zij,
aan de bezoedelingen der wereld ontvloden door de erkentenis van de Here en
Heiland Jezus Christus, toch weer erin verstrikt raken en erdoor
overmeesterd worden, dan is hun laatste toestand erger dan de eerste” (2
Petrus 2:20).
Het fundament van
bekering, vergeving, geloof, trouw, liefde, is inzicht in de betekenis van
de zonde tegen de heilige Geest.
Combineren wij de
beginselen van de bijbelgedeelten die wij hebben bestudeerd, dan zien wij
een aantal aspecten van de houding die ten grondslag ligt aan de zonde die
niet zal worden vergeven:
•
Hardnekkig verzet tegen God.
•
Weigering zonden te bekennen of berouw te tonen.
•
Weigering vergeving te vragen.
•
Weigering anderen te vergeven.
•
Welbewuste afwijzing van Christus' offer.
•
Verwerping van Gods definitie van goed en kwaad.
•
Na berouw en bekering weer terugvallen in de zonde en daarin blijven.
Dan is de
conclusie:
•
Verwerping van de heilige Geest. Dat is een verwerping van God. De zonde die niet vergeven wordt is bewuste verharding van het hart en de weigering te luisteren naar wat God zegt. De bovengenoemde aspecten helpen ons te begrijpen hoe ernstig die zonde is en waarom God die niet zal vergeven.
|