Voor literatuurlijst klik hier.

 

Dag van

vernieuwing

 

 

 

Jezus Christus is de sleutel tot behoud. Alle christelijke doctrines, overtuigingen en praktijken eren Hem als Heer. De zevendedagssabbat is een uitstekend voorbeeld.

Voor de mensen in onze tijd die gaan begrijpen dat de zevende dag de enige ware christelijke sabbat is en door die dag te heiligen steeds meer inzicht krijgen in de betekenis, ervaren dit als een totale verandering in hun leven, een vernieuwing. Het schenkt hun ook begrip van andere geboden van God, niet als een juk, maar als een bevrijding. Er groeit een begrip voor ’de geest van de wet’. Daarom zullen we in het eerste hoofdstuk daar aandacht aan besteden.

 

 

 

Wat bedoelt u met ’De Geest van de Wet’?

 

 

Hoe goed onderscheidt u het hoogste doel van Gods wet?

Het was de zevende dag van de week, sabbat. Jezus en zijn discipelen waren voor de eredienst de synagoge binnengegaan.

Te midden van de gelovigen merkte Jezus een gehandicapte man op. Een van zijn handen was afschuwelijk misvormd en hing nutteloos naast zijn lichaam.

De farizeeën letten scherp op. Dit was misschien hun kans om van Jezus af te komen. Al geruime tijd hoopten zij te zien dat Jezus een van de vele tradities die Juda's burgerlijke en religieuze leven regelden, zou overtreden. Dan zouden zij Hem voor het gerecht kunnen slepen! Zou Jezus deze man genezen? Dat zou een schending zijn van de heilige sabbat van God, volgens hun interpretatie van de wet. De Bijbel vertelt wat er gebeurde. Mattheüs 12:10: „En zie, daar was een mens met een verschrompelde hand. En zij legden Hem de vraag voor, of het geoorloofd is op de sabbat te genezen, om Hem te kunnen aanklagen.”

De letter van de wet aangaande de sabbat was duidelijk. Exodus 20:10: „Dan zult gij geen werk doen.” Maar was goddelijke genezing „werk”? Beschouwde God het als werk?

Hebt u zich ooit vragen als deze gesteld? Vragen over Gods sabbat, of over een andere wet van God?

De meeste mensen doen dat niet. Afgezien van wat vage zondagsschoolherinneringen aan de Tien Geboden weten tegenwoordig maar weinig mensen veel van het wonderbaarlijke stelsel van wetten en geboden van God.

De aandachtige lezers van de publicaties op onze website kunnen nu echter de waarheid leren over Gods Wet. Zij leren dat de wetten van de almachtige God geen achterhaalde gedragscode zijn. Integendeel, het zijn tijdloze, onwrikbare principes die de werking van de hele natuur en samenleving bepalen.

Bent u zich ervan bewust dat uw succes op uw werk, in uw huwelijk en gezin, en in de relatie met andere mensen, afhangt van het houden van bepaalde wetten van God?

Het is echter niet alleen materieel succes waar het om gaat! Het op de juiste wijze in acht nemen van Gods wetten brengt vooral geestelijke zegeningen.

Iemand die de Geboden houdt leert te denken zoals God. Hij begint hetzelfde karakter te ontwikkelen dat de Eeuwige God heeft! En naarmate hij meer over Gods grote plan met de mensheid leert, ontdekt hij dat zijn eigen toekomstige verantwoordelijkheden in de spoedig komende regering van God in belangrijke mate afhangen van zijn gebruik van Gods wet in deze tijd.

 

 

De sleutel tot het juist in acht nemen van Gods wet

 

Hoe kunt u deze zegeningen van Gods wet verwerven? Het antwoord: leer de wet te houden zoals Jezus Christus. Laten wij daarom teruggaan naar dat spannende ogenblik in de synagoge, nu bijna twee millennia geleden.

Jezus had meteen de dodelijke opzet van de vraag van de farizeeën door: „Is het geoorloofd op de sabbat iemand te genezen?” In Markus 3:5 lezen we dat Hij „zeer bedroefd over de verharding van hun hart” was en hen „met toorn had aangezien”. Hij zei in Mattheüs 12:11-12: „Wie zou er onder u zijn, die één schaap heeft en die, als dit op een sabbat in een put valt, het niet grijpen zal en eruit trekken? Hoeveel gaat niet een mens een schaap te boven? Derhalve is het geoorloofd op de sabbat wél te doen.”

Vervolgens zei Jezus tegen de gehandicapte zijn hand uit te strekken. Voor de ogen van het met ontzag vervulde publiek werd het mismaakte lichaamsdeel volmaakt gezond!

Vlak voor deze miraculeuze genezing had Jezus de farizeeën gevraagd in Markus 3:4: „Is het geoorloofd op de sabbat goed te doen of kwaad te doen, een leven te redden of te doden? Maar zij zwegen stil.” Toen gaf Hij zelf het antwoord in Mattheüs 12:12 dat het geoorloofd is op de sabbat goed te doen.

Dit is waarlijk een gedenkwaardige uitspraak! Waarom? Omdat Jezus Christus hier wees op de geest van de wet.

 

 

Gods wetten zijn zinvol

 

Dit is de onmisbare sleutel voor het op de juiste wijze onderhouden van Gods wetten: wij moeten leren de geest van de wet te zien. De geest van de wet is de oorspronkelijke bedoeling van God met iedere wet.

Neem de sabbat. Toen God de sabbat ontwierp, was het zijn bedoeling dat deze een zegen voor de mens zou zijn: een verfrissende adempauze, een gelegenheid om zowel fysiek weer op krachten te komen als dichter tot de Schepper te naderen, in eerbied en in liefde voor de medemens.

Jezus kende de geest van het sabbatgebod. Hij wist daarom ook dat de goddelijke hulp bij de genezing op deze heilige dag een waardige tijdsbesteding was.

In de beschrijving van het sabbatgebod in Exodus 20 wordt gewezen op óns werk, ónze dagelijkse bezigheden. Exodus 20:8-11: „Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen [ónze dagelijkse werkzaamheden]; maar de zevende dag is de sabbat van de HERE, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont [een duidelijke verwijzing naar onze beroepsmatige bezigheden]. Want in zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is [dat was het werk van de Schepper op de eerste zes dagen van de week als voorbeeld voor ons], en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de HERE de sabbatdag.”

„De zevende dag is de sabbat van de HERE”, hebben we net gelezen. De zevende dag verwijst ook naar de zevende periode van 1000 jaar, het komende Vrederijk. Dan zullen de mensen overal ter wereld de ’werken’ van God zien, waaronder genezing. De leer dat God op zijn sabbat, zijn heilige tijd, niet zou mogen genezen via een mens, staat haaks op de geest van de Wet. Bedenk dat niet Jezus zelf genas, maar dat zijn hemelse Vader dat door de kracht van de heilige geest deed.

Door Jezus' inzicht in het goddelijke doel van de sabbat werd de gehandicapte gelovige van zijn last bevrijd. Omdat Jezus de geest van de wet kende, ondervond hij een zegen waarvan hij nauwelijks had durven dromen.

Gods wet wordt altijd een zegen voor degenen die de geest van de wet herkennen. Niet alleen in de eerste eeuw, maar ook in 21e eeuw.

Stel dat u op weg naar huis na de sabbatbijeenkomst een lekke band krijgt. Nu moet u ’aan het werk’ op de sabbat. Even later stopt er een auto. Een gezin dat u goed kent stapt uit en de vader steekt de handen uit de mouwen en spoedig kunt u de reis met het reservewiel voortzetten. De vrienden van het gezin zijn medeleden van Gods gemeente. Samen hebt u gewerkt op de sabbat zonder schuldig te zijn.

Een hevige storm heeft veel schade aangericht aan de woningen in het dorp waar u woont. Bedrijven uit de regio hebben het druk met de reparaties, zodat uw alleenwonende buurvrouw een paar dagen moet wachten voordat de schade aan haar huis hersteld kan worden. Ze zit in haar winterjas in de woonkamer, want de centrale verwarming is uitgevallen en het vriest tien graden. Het is sabbat, maar u pakt uw gereedschapskist en gaat aan het sleutelen aan de c.v.-ketel. Na een paar uur werkt de ketel weer. Nog een paar uur later is de woning weer aangenaam verwarmd. Dat dit nu juist moest gebeuren op sabbatochtend! U weet dat Gods wet werken op de sabbat verbiedt. Maar toch blijft u niet werkeloos toezien.

De buurvrouw is verbaasd. Zij had altijd sceptisch tegenover de nieuwe godsdienst van haar buurman gestaan, met al die ’sabbatten’ en ’heilige dagen’. Deze ervaring zet de buurvrouw aan het denken.

U wist dat u handelde naar de geest van de wet door op de sabbat „goed te doen”. ’Goed doen’ is niet beperkt tot zes dagen van de week. Maar wat kan wachten tot na de sabbat, moet u niet doen in Gods heilige tijd. U begreep het principe van „het schaap in de put”. U wist wanneer iets echt een noodsituatie is. Daarom repareerde u de c.v.-ketel. Op deze wijze hielp u mee de weg te bereiden voor de bekering van uw buurvrouw wanneer zij zal besluiten zich daarvoor in te zetten.

 

 

Dienaren van een Nieuw Verbond naar de geest

 

Anderzijds kan het veronachtzamen van de geest van de wet desastreuze gevolgen hebben.

De farizeeën hadden uitsluitend oog voor de zogenaamde letter van de wet, de precieze formulering die menselijke dienaren van God bij het opschrijven van Gods instructies hadden gebruikt. Zij waren dan ook meer bezig met dogmatische vaktermen dan met het beëindigen van de ellende van een lijdend menselijk wezen. Zo ís de mens. Ook in onze eeuw zijn er dwaze rechterlijke uitspraken die worden bepaald door punten, komma's, formuleringen en rechterlijke dwalingen. Maar Gods wetten zijn bedoeld voor een samenleving gebaseerd op liefde. Romeinen 13:10: „De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling der wet.” Ook in de tijd van Adam en Eva, Noach, Abraham en Israël onder het Oude Verbond was dit de ware betekenis van Gods wetten. Aan Israël was de heilige geest van God nog niet gegeven zodat ze de geestelijke betekenis niet begrepen. Hun menselijke natuur verhinderde dat. Toch staat de essentie, de geestelijke kern, wel in de boeken van het Oude Testament. Leviticus 19:18: „Gij zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van uw volk, maar uw naaste liefhebben als uzelf: Ik ben de HERE.” Deuteronomium 6:5: „Gij zult de HERE, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht.” Vrijwel alle ’christenen’ denken dat deze woorden pas in het Nieuwe Testament zijn gekomen. Deze woorden in Leviticus en Deuteronomium geven beknopt de essentie van de Tien Geboden weer. Romeinen 13:9: „Want de geboden: gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult niet begeren en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in dit woord: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.” Samenvatten betekent niet: opheffen. Hier staat dat elk gebod van God een uiting van liefde is. Johannes bevestigt dat ook in 2 Johannes 1:6: „En dit is de liefde, dat wij naar zijn geboden wandelen. Dit is het gebod, gelijk gij het van den beginne gehoord hebt, dat gij daarin moet wandelen.”

God is onveranderlijk, Gods Wet had zesduizend jaar geleden dezelfde betekenis als vandaag.

Voor Christus was het een belangrijke taak om de geestelijke betekenis uit te leggen en met zijn leven een voorbeeld te geven.

Jezus zei over de farizeeën in Mattheüs 23:4: „Zij binden zware lasten bijeen en leggen die op de schouders der mensen, maar zelf willen zij ze met hun vinger niet verroeren.” En in vers 23: „Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij geeft tienden van de munt, de dille en de komijn en gij hebt het gewichtigste van de wet verwaarloosd: het oordeel en de barmhartigheid en de trouw. Dit moest men doen en het andere niet nalaten.” Jazeker, het stipt betalen van tienden is Gods instructie en dat moet niet nagelaten worden, maar „het oordeel en de barmhartigheid en de trouw” mag niet verwaarloosd worden, dat is „het gewichtigste van de wet”.

Een deel van Jezus' goddelijke opdracht was erop te wijzen dat Gods wetten meer zijn dan louter rituelen: Mattheüs 5:17: „Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.”

Toch blijven veel ’christenen’ beweren dat de wet is afgeschaft aan het kruis omdat Christus de wet vervuld heeft. „Ik ben niet gekomen om te ontbinden” zei Hij duidelijk. Vervullen betekent niet afschaffen maar volkomen uitvoeren. Daarmee gaf Hij het volmaakte voorbeeld. Hij leefde naar de letterlijke woorden van de wet van zijn Vader en vervulde ook de geestelijke betekenis.

Jezus vervulde de ontbrekende dimensie in het begrip van de wet. Er ontbrak niets aan de wet, want in het Nieuwe Testament in Romeinen 7:14 zegt Paulus: „Wij weten immers, dat de wet geestelijk is.” En in het Oude Testament zegt David in Psalmen 19:7: „De wet des HEREN is volmaakt, zij verkwikt de ziel; de getuigenis des HEREN is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid aan de onverstandige.” Er was en er is een mankement in het begrip van de mens. Jezus liet zien dat er een gewichtiger aspect aan de wet is dan oppervlakkige gedragsnormen gebaseerd op een analyse van de precieze spelling, bewoording of zinsbouw. Hij wees op de geest van de wet!

Voor zijn discipelen legde Christus grote nadruk op het belang van de geest van de wet. Lees Mattheüs 5:21-22, 27-28. „Die in toorn leeft tegen zijn broeder”, „wie tot zijn broeder zegt leeghoofd” of „dwaas” zijn overtredingen van het gebod „gij zult niet doodslaan”. En „gij zult niet echtbreken”: „een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.” En ook als een vrouw zo naar een man kijkt. En bedenk dat een overtreding van een gebod zonde is en dat op zonde de doodstraf staat. Bovendien moeten we beseffen dat God naar het hart ziet, Hij wéét wat er in onze gedachten omgaat.

Paulus schreef later in 2 Corinthiërs 3:1-6: „Gaan wij weder onszelf aanprijzen? Of hebben wij soms, gelijk sommigen, aanbevelingsbrieven bij u of van u nodig? Onze brief zijt gij, geschreven in onze harten, kenbaar en leesbaar voor alle mensen, daar gij toont een brief van Christus te zijn, door onze dienst opgesteld, niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten [Gods wet behoren wij in ons hart te hebben, behoort ons karakter te leiden]. Zulk een vertrouwen hebben wij door Christus op God. Niet dat wij uit onszelf bekwaam zijn iets als ons werk in rekening te brengen, maar onze bekwaamheid is Gods werk, die ons ook bekwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond niet der letter, maar des Geestes [onder het Oude Verbond bezaten ze nog niet Gods heilige geest].”

Over doctrinaire kwesties en kwesties van christelijk gedrag namen de apostelen alleen beslissingen na een nauwgezet overwegen van de geest van de wet. Dit was bijvoorbeeld het geval in de kwestie van de besnijdenis. Het was een ’identiteitsbewijs’ van Gods volk. Gods identiteitskaart bewaart een ware christen in zijn hart. Romeinen 2:29: „De ware besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God.”

Ook in de Gemeente van God van vandaag worden door de dienaren van Jezus Christus beslissingen inzake doctrine of gedrag genomen op grond van de geest van de wet. Niet over alles bestaat een specifieke letter van de wet. Nergens staat in de Bijbel „gij zult niet roken” of „gij zult geen drugs gebruiken”. Maar we weten dat dit onze gezondheid zal schaden en dat van anderen en kan leiden tot ziekte en de dood, en dat is niet te rijmen met onze naaste liefhebben. Een man die als gevolg van roken een longaandoening krijgt en overlijdt, heeft zijn vrouw en gezin niet lief. Deze giftige stoffen willen we niet in ons lichaam. 1 Corinthiërs 6:19: „Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt?”

Niettegenstaande de nadruk die Hij op de geest van de wet legde, bleef Christus zich tevens aan de letter houden. Hij zei duidelijk in Mattheüs 5:18: „Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.” Hier verwijst Jezus zelfs naar de interpunctie van de geschreven wet!

Niettemin wijst de moderne theologie de letter af ten gunste van de geest, d.w.z. ten gunste van de eigen interpretaties van de religieuze leiders en aanhang. Maar de christen heeft zowel de geschreven letter als de geest van de wet nodig om de wet op de juiste wijze te kunnen onderhouden. We mogen de letterlijke beschrijving niet veranderen. We kunnen de zevende dag niet veranderen in de eerste dag. Daarmee zou een belangrijk element van de geest van het sabbatgebod verloren gaan. Wie dus op de eerste dag van de week, zondag, voor een ’heilige’ samenkomst bijeenkomt, overtreedt een gebod van God en dat is zonde, wetsovertreding. Bovendien is het een verering van een afgod, de zon. Ook dat is een overtreding van één van de Tien Geboden.

De letter van de wet, het geschreven Woord van God, vinden we in onze bijbel. Wij hebben evenwel gezien dat het van wezenlijk belang is de geest van de wet te herkennen. Hoe kunnen wij dit leren?

 

 

Herken de geest van de wet

 

Realiseer u eerst het volgende: zonder de directe hulp van de almachtige God kan niemand de geest van de wet werkelijk bevatten. Wij lezen in 1 Corinthiërs 2:14: „Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.”

Daarom verleent God door middel van zijn eigen Geest inzicht aan de mensen die Hij roept. Vers 12: „Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is.”

De Bijbel zegt dat koning David de goddelijke betekenis van Gods wet onderscheidde. Hij was bijvoorbeeld in staat door de letter van de offerwetten heen de geest ervan te zien. Psalmen 51:18-19: „Want Gij hebt geen behagen in slachtoffers, dat ik die brengen zou; aan brandoffers hebt Gij geen welgevallen. De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God.”

David zag in dat de stelselmatige offers geen doel in zichzelf zijn. Ze dienden juist om de Israëlieten te helpen zich bewust te worden van de hoge prijs van zondigen – en om hen te helpen met zondigen op te houden. David kende de oorsprong van zijn inzicht. Gedurende een dieptepunt in zijn leven smeekte hij God (vers 13): „Neem uw heilige Geest niet van mij.” Zonder Gods geest zou David geestelijk even blind als de rest van Israël zijn geweest.

Davids geschriften tonen eveneens aan wat hij deed om dit geestelijke inzicht dat God hem door de heilige geest aanbood, te activeren. Dat zijn drie dingen die wij moeten doen om de geest van de wet te vatten.

 

 

Eén: mediteer en studeer

 

Reserveer tijd om over iedere wet van God diep na te denken, zoals David. Psalmen 119:99: „Ik ben verstandiger dan al mijn leermeesters, want uw getuigenissen zijn mij tot overdenking.”

Stel uzelf de vraag: „Waarom heeft God deze wet gemaakt?” Probeer daarbij inzicht te krijgen in de toepassing in onze tijd, want in de jaren dat Gods wetten werden bekend gemaakt bestond er nog geen verslaafdheid aan mobieltjes, keek niemand naar vulgaire tv-films, sneed niemand een medeweggebruiker op een autosnelweg, tapte niemand buiten de meter elektriciteit af voor een hennepkwekerij, enz. Besef van meet af aan dat de gedachten van God – niet die van de mens – de bron van de toepassing moet zijn. Streef ernaar vast te stellen hoe de wet past in Gods grote programma voor de ontwikkeling van zijn karakter in ons.

Bestudeer de Bijbel om te zien hoe iemand als David Gods wetten begreep en toepaste. Maar kijk bovenal naar het voorbeeld van Jezus Christus. Werpen de evangelieverslagen licht op de geest van de wet die u aan het bestuderen bent?

Verlies niet de moed als u nog niet helemaal vertrouwd bent met het gebruik van de Bijbel. De publicaties van de Gemeente van God zijn er om u bij de bestudering van Gods Woord te helpen en om antwoord op uw vragen te geven.

 

 

Twee: bid om inzicht

 

In geestelijk opzicht heeft de mens een beperkt blikveld. Vraag God het uwe te verruimen. Bid God om u inzicht in de geest van zijn wet te verlenen.

David sprak voortdurend met God over zijn wetten. Hij bad (Psalmen 119:33-34): „Onderwijs mij, Here, de wet uwer inzettingen, dan zal ik die bewaren ten einde toe. Geef mij verstand, dan zal ik uw wet bewaren, en haar van ganser harte onderhouden.”

Bedenk dat God ons dit inzicht alleen geeft als wij het werkelijk ernstig wensen.

 

 

Drie: gehoorzaam de wet

 

Wat moeten wij doen als wij mediteren en bidden, maar niet onmiddellijk de geest van de wet ontdekken?

Mogen wij onze gehoorzaamheid uitstellen totdat wij een volledig begrip hebben?

Stelde David het gehoorzamen weleens uit? Zie Psalmen 119:59-61: „Ik overdenk mijn wegen, ik wend mijn voeten naar uw getuigenissen. Ik haast mij en aarzel niet om uw geboden te onderhouden. Hoewel strikken der goddelozen mij omgeven, ik vergeet uw wet niet.”

God heeft ons niet beloofd dat wij in dit leven een volledig begrip van de waarheid zullen hebben. Paulus concludeerde in 1 Corinthiërs 13:12: „Want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben.”

Wij hebben bijvoorbeeld niet ogenblikkelijk een volledig begrip van Gods heilige dagen. Maar door ze in gehoorzaamheid aan God te onderhouden, zal God geleidelijk ons begrip ervan vergroten. Langzamerhand zien wij dan steeds beter in hoe de heilige dagen Gods fantastische plan voor de mensheid openbaren.

De ervaring toont aan dat God de grote gave van geestelijk inzicht alleen verleent, nadat Hij bewijzen heeft dat wij Hem ook als het ons aan inzicht ontbreekt, zullen gehoorzamen. Zoals David schreef in Psalmen 111:10: „De vreze des HEREN is het begin der wijsheid, een goed inzicht hebben allen die ze [zijn geboden] betrachten.” Volledig begrip van Gods wetten komt vaak pas nadat wij zijn begonnen ze te houden.

 

 

Een sleutel tot geestelijke groei

 

Om geestelijk te groeien moeten wij leren de geest van Gods wet te onderscheiden. Dit is van wezenlijk belang, willen wij zinvol en met vreugde de letter van de wet houden.

Vergeet dus niet elke wet te bestuderen en er diep over na te denken; bid vervolgens om begrip door middel van de heilige geest, en ten slotte: gehoorzaam! Op deze wijze zal Gods wet voor u waarlijk een „wet der vrijheid” worden, zoals Jakobus het uitdrukte. Jakobus 1:25: „Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en daarbij blijft, niet als een vergeetachtige hoorder, doch als een werkelijk dader, die zal zalig zijn in zijn doen.” Jakobus 2:12: „Spreekt zo en handelt zo als [mensen past], die door de wet der vrijheid zullen geoordeeld worden.”

Jakobus had waarschijnlijk die genezing in de synagoge gezien. Hij had gezien dat een gehandicapte van zijn lijden werd bevrijd. De wet van de sabbat was voor de gehandicapte een wet der vrijheid geworden, en wel, omdat Degene die hem genas de geest van de wet begreep!

Ongehoorzaamheid aan de Wet van God zal eindigen met de gevangenschap van de dood, maar een leven volgens die Wet na aanvaarding van het offer van Christus leidt naar het onsterfelijke leven. De geestelijke Wet van God is daarom een wet van waarlijke vrijheid.

 

 

 

HEER OVER DE SABBAT

 

 

De sabbat vervult als dag van vernieuwing een belangrijke rol voor een juist geestelijk begrip van Gods plan met de mens.

Mattheüs 11:28: „Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.” Zijn er woorden verfrissender en meer welkom dan deze, voor wie gebukt gaat onder de strijd van dit leven en vooral onder de dodelijke last van de zonde?

Deze uitnodiging, van Jezus Christus zelf, belooft wat wij allen het meest behoeven: loskomen van de slechte wegen van de wereld, ontheffing van de doodstraf die wij door onze zonden verdienen, en verzoening met Degene van wie ware vrede en elke waarachtige vreugde afkomstig is.

In Jezus genieten christenen de meest zegenrijke soort van rust. Wij vereren onze Verlosser en symboliseren die geestelijke rust in een van onze belangrijkste gebruiken, de viering van de sabbat.

In onze sabbatsviering rusten wij van ons normale werk om ons te concentreren op onze Maker. Wij onderwerpen ons aan God als de soevereine Vorst van de schepping. Wij houden het gebruik van Jezus Christus in ere, die als mens en Zoon van God de sabbat in acht nam. En week na week richten wij onze aandacht op de uiteindelijke rust die God ons zal schenken, dankzij het verlossingswerk van Jezus.

 

 

De zevende dag in de geschiedenis

 

Bij de schepping heeft God het belang van de zevende dag aangegeven.

Genesis 2:2-3: „Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht.”

Het spreekt vanzelf dat God geen rust in fysieke zin nodig had. Jesaja 40:28: „Weet gij het niet, hebt gij het niet gehoord? Een eeuwig God is de HERE, Schepper van de einden der aarde. Hij wordt noch moede noch mat, zijn verstand is niet te doorgronden.” In tegenstelling tot mensen wordt God niet beperkt door tijd, ruimte en energie. Hij heeft sluimer noch slaap nodig (Psalmen 121:4). Waarom zou dan de rust op de zevende dag in het scheppingsverhaal zijn opgenomen?

Een specifiek gebod de sabbat te houden komen we pas tegen in de tijd van Israëls uittocht uit Egypte. Maar in het bijbelverslag van de schepping is de sabbat opgenomen voordat Israël bestond en dat impliceert dat de sabbat bedoeld is voor alle mensen en niet alleen voor Israël. Dat de sabbatswet in de Tien Geboden is opgenomen onderstreept deze belangrijke waarheid. De Tien Geboden namen in de oudtestamentische wet een speciale plaats in. Als enige van al Gods instructies werd hij uitgesproken door zijn hoorbare stem, geschreven door zijn vinger en geplaatst in de ark van de tabernakel in het hart van Israëls eredienst. Ook het Nieuwe Testament bevestigt dat de Tien Geboden als geheel blijvende geldigheid hebben voor alle mensen op alle plaatsen in alle tijden. Gods instructies eisen van de mens dat hij een regelmatige wekelijkse onderbreking van zijn werk in acht neemt en niet op de eerste dag van de week, maar de laatste, de zevende dag.

 

 

Heer over de sabbat

 

God heeft de rust op de zevende dag ingesteld voor de gehele mensheid. Jezus bevestigde dit toen Hij zei: „De sabbat is gemaakt om de mens” (Markus 2:27). De instelling ervan is bedoeld voor het welzijn van de mens.

God maakte de sabbat formeel tot vierde van de tien grote geboden die Hij gaf. Exodus 20:8-11: „Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God.” De sabbat is ook een teken van verlossing uit de slavernij van deze wereld. Deuteronomium 5:12-15: „Onderhoud de sabbatdag, dat gij die heiligt, zoals de HERE, uw God, u geboden heeft. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat van de HERE, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw rund, noch uw ezel, noch uw overige vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont, opdat uw dienstknecht en uw dienstmaagd rusten zoals gij; want gij zult gedenken, dat gij dienstknechten in het land Egypte geweest zijt, en dat de HERE, uw God, u vandaar heeft uitgeleid met een sterke hand en met een uitgestrekte arm; daarom heeft u de HERE, uw God, geboden de sabbatdag te houden.”

Zij die de sabbat zijn gaan houden herkennen die verlossing uit de wereld.

De sabbat is een speciaal teken tussen God en zijn volk. Exodus 31:13: „Gij dan, spreek tot de Israëlieten: maar mijn sabbatten moet gij onderhouden, want dat is een teken tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, zodat gij weet, dat Ik de HERE ben, die u heilig.” Gods geestelijk volk is nu zijn Gemeente, ook wel geestelijk Israël genoemd. Het onderhouden van de sabbat is een eeuwigdurend gebod – „van geslacht tot geslacht” – en vers 14: „wie hem ontheiligt, zal zeker ter dood gebracht worden, want ieder die daarop werk verricht, zal uitgeroeid worden uit het midden van zijn volksgenoten.”

De sabbat betekent evenwel nog veel meer. Hij symboliseert de rust die de Messias aan de wereld zal brengen. Als herdenking aan de schepping en het behoud verwees de sabbat rechtstreeks naar Jezus Christus.

 

 

De Joden ’vereerden’ de wet

 

God had Israël uitverkoren om zijn wetten van respect en liefde als eerste volk bekend te maken en te leren. Maar al spoedig nadat Hij het volk na de verlossing uit Egypte de Tien Geboden had gegeven, verwierpen de Israëlieten Gods instructies. Ezechiël 20:10-13: „Ik leidde hen uit het land Egypte en bracht hen in de woestijn. Ik gaf hun mijn inzettingen en maakte hun mijn verordeningen bekend; de mens die ze opvolgt, zal daardoor leven. Ook gaf Ik hun mijn sabbatten als een teken tussen Mij en hen, opdat zij zouden weten, dat Ik, de HERE, hen heilig. Maar het huis Israëls was weerspannig tegen Mij in de woestijn; zij wandelden niet naar mijn inzettingen en verwierpen mijn verordeningen; de mens die ze opvolgt, zal daardoor leven. Mijn sabbatten ontheiligden zij ten zeerste, zodat Ik overwoog mijn grimmigheid in de woestijn over hen uit te storten ter vernietiging.” Vers 17-18: „Maar Ik ontzag hen, zodat Ik hen niet verdierf en geen einde aan hen maakte in de woestijn. Toen zeide Ik tot hun zonen in de woestijn: Wandelt niet naar de inzettingen van uw vaderen, onderhoudt hun verordeningen niet en verontreinigt u niet met hun afgoden.” Vers 20-22: „Heiligt mijn sabbatten, dan zullen deze een teken zijn tussen Mij en u, opdat gij weet, dat Ik, de HERE, uw God ben. Maar die zonen waren weerspannig tegen Mij; zij wandelden niet naar mijn inzettingen en onderhielden geenszins mijn verordeningen; de mens die ze opvolgt, zal daardoor leven. Mijn sabbatten ontheiligden zij, zodat Ik overwoog mijn grimmigheid over hen uit te storten, mijn toorn ten volle over hen te doen komen in de woestijn. Maar Ik trok mijn hand terug.” God was nogmaals genadig en bracht hen naar het Beloofde Land. Helaas verbrak daar Israël opnieuw zijn verdragen met God. De sabbatsschending leidde met andere zonden tot de verovering van Israël en de deportatie uit het Beloofde Land. Eerst de noordelijke tien stammen (het huis Israël genoemd) en later het huis Juda (de Joden).

Later kregen de Joden (enkele van de twaalf stammen) toestemming naar het Beloofde Land terug te keren. Door deze nieuwe start ging hun aandacht vooral uit naar trouw aan Gods wet, met inbegrip van de sabbatsviering.

Leiders als Nehemia legden strenge straffen op aan degenen die de nieuwe zuiverheid van de godsdienst veronachtzaamden. Nehemia 13:15-19: „In die dagen zag ik in Juda mensen, die wijnpersen traden op de sabbat en vrachten koren binnenhaalden en op ezels laadden, alsook wijn, druiven en vijgen en allerlei last, en deze op de sabbatdag naar Jeruzalem brachten. Ik gaf een waarschuwing, toen zij levensmiddelen verkochten. De Tyriërs die daar woonden, brachten vis en allerlei koopwaar en verkochten ze op de sabbat aan de Judeeërs, zelfs in Jeruzalem. Toen onderhield ik de edelen van Juda hierover en zeide tot hen: Wat doet gij daar voor slechts, dat gij de sabbatdag ontheiligt? Hebben ook uw vaderen niet zo gedaan en heeft onze God niet daarom al deze rampspoed over ons en over deze stad gebracht? Zult gij nu nog heviger toorngloed over Israël brengen door de sabbat te ontheiligen? Zodra het dan in de poorten van Jeruzalem donker werd, voor de sabbat, sloot men op mijn bevel de deuren, en ik beval, dat men ze niet zou openen tot na de sabbat. En ik stelde enige van mijn knechten bij de poorten op; er zou geen vracht op de sabbatdag binnenkomen.”

In antwoord op aansporingen van profeten zoals Maleachi begonnen vele Israëlieten meer aandacht te schenken aan bepaalde punten van de wetsbetrachting zoals de sabbatsviering, de tiendenheffing en het offerandensysteem. Voor sommigen werd het onderhouden van de wet een doel op zich, met uitsluiting van wat Jezus noemde „het gewichtigste van de wet . . . het oordeel en de barmhartigheid en de trouw” (Mattheüs 23:23).

Ook in onze tijd worden er rechtszaken gevoerd over formuleringen van wetten, terwijl de essentie of de geest van de wet niet wordt toegepast. Aan een wet worden subwetten toegevoegd en aan subwetten artikelen en aan artikelen subartikelen. Wetgeleerden maken een brei aan wetten waarbij het uiterlijk vertoon belangrijker is geworden dan de innerlijke waarde. Mattheüs 23:25-28: „Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij reinigt de buitenzijde van de beker en van de schotel, maar van binnen zijn zij vol roof en onmatigheid. Gij blinde Farizeeër, reinig eerst de inhoud van de beker; dan zal hij ook van buiten rein worden. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij gelijkt op gewitte graven, die van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen vol zijn van doodsbeenderen en allerlei onreinheid. Zo ook gij, van buiten schijnt gij de mensen wel rechtvaardig, doch van binnen zijt gij vol huichelarij en wetsverachting.” Hun verering van de wet is dus in feite wetsverachting.

 

 

Jezus en de sabbat

 

Jezus verwierp vele van de tradities over het houden van de sabbat. De wetgeleerden hadden eigen regels toegevoegd aan het sabbatgebod. Paulus waarschuwde later in Titus 1:14 dat wij „niet het oor lenen aan Joodse verdichtsels en geboden van mensen, die zich van de waarheid afkeren.” Jezus citeerde wat God aan Jesaja meedeelde. Markus 7:7: „Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.” Nergens heeft Hij verklaard dat het sabbatsgebod zelf teniet is gedaan.

Uit Jezus' eigen gewoonte blijkt dat de sabbat een juiste dag voor de eredienst is. Hij was gewoon deel te nemen aan de diensten in de synagoge, de plaats voor de formele sabbatsviering in de samenleving waarvan Hij deel uitmaakte. Lukas 4:16: „Hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge.”

Nog belangrijker is evenwel dat Jezus heeft laten zien dat de sabbat, met de fysieke rust die deze verschaft, wijst op Hem en op de geestelijke rust die Hij de mensheid brengt.

Mattheüs bijvoorbeeld plaatst Jezus' uitnodiging zijn zachte juk op zich te nemen vlak vóór de confrontatie op de korenvelden waarbij Jezus bekend maakte dat Hij „heer over de sabbat” is (Mattheüs 12:8).

Mattheüs 11:28-30: „Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht.”

Mattheüs 12:1-4: „Te dien tijde ging Jezus op de sabbat door de korenvelden en zijn discipelen kregen honger en begonnen aren te plukken en te eten. Maar toen de Farizeeën dit zagen, zeiden zij tot Hem: Zie, uw discipelen doen wat men op sabbat niet mag doen. En Hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen wat David gedaan heeft, toen hij en die met hem waren honger kregen? Hoe hij het huis Gods binnengegaan is en zij de toonbroden hebben gegeten, waarvan hij noch die met hem waren mochten eten, doch alleen de priesters?”

Toen de discipelen koren verzamelden om te eten, verbraken zij daarmee een sabbatstaboe. De farizeeën beschouwden het arenplukken als werk dat niet op de sabbat gedaan mocht worden. Natuurlijk was dit geen dagelijkse arbeid, zoals de oogst binnenhalen. Jezus keurde het arenplukken goed en veroordeelde daarmee de onbijbelse, rituele last die men met de sabbat had verbonden.

Jezus' evangelie ging niet over fysieke geboden en verboden. Het legde de geestelijke betekenis van de geboden uit. Als we op die manier de geboden naleven, tonen we onze liefde tot God en onze naaste, in tegenstelling tot de loodzware, zinloze tradities van het religieuze establishment.

Jezus hield de sabbat naar de geest van Gods wet en niet naar de geest van de farizeese regels.

 

 

De Messiaanse sabbat

 

De meeste van Jezus' confrontaties over de sabbat werden veroorzaakt door zijn genezingen.

Op de beschuldiging van het schenden van de sabbat door het genezen van een invalide antwoordde Jezus: „Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook”.

Johannes 5:2-11: „Nu is er te Jeruzalem bij de Schaapspoort een bad, dat in het Hebreeuws de bijnaam Betesda draagt, met vijf zuilengangen. Daarin lag een menigte zieken, blinden, verlamden en verschrompelden, die wachtten op de beweging van het water. Want van tijd tot tijd daalde een engel des Heren neder in het bad; dan bewoog het water; wie er dan het eerst in kwam na de beweging van het water werd gezond, wat voor ziekte hij ook had. En daar was een man, die reeds achtendertig jaar lang ziek geweest was. Hem zag Jezus liggen en daar Hij wist, dat hij daar reeds lange tijd was, zeide Hij tot hem: Wilt gij gezond worden? De zieke antwoordde Hem: Here, ik heb geen mens om mij, zodra er beweging komt in het water, in het bad te werpen; en terwijl ik onderweg ben, daalt een ander voor mij af. Jezus zeide tot hem: Sta op, neem uw matras op en wandel. En terstond werd de man gezond en nam zijn matras op en ging zijns weegs. Nu was het sabbat op die dag. De Joden dan zeiden tot de genezene: Het is sabbat en dan moogt gij uw matras niet dragen. Doch hij antwoordde hun: Die mij gezond gemaakt heeft, die heeft tot mij gezegd: Neem uw matras op en ga uws weegs.” Vers 16-17: „En daarom wilden de Joden Jezus vervolgen, omdat Hij deze dingen op sabbat deed. Maar Hij antwoordde hun: Mijn Vader werkt tot nu toe en ik werk ook.”

Werken op de sabbat? Wat bedoelde Jezus daarmee?

Jezus was timmerman geweest. Maar sinds de tijd dat Hij „naar Galilea [ging] om het evangelie Gods te prediken”, namelijk dat „het Koninkrijk Gods is nabijgekomen” (Markus 1:14-15), hield Hij zich bezig met de roeping waarvoor Hij, als de Zoon van God, naar de aarde gekomen was, de roeping van het dienaarschap.

Als Gods dienaar, „de apostel en hogepriester onzer belijdenis” (Hebreeën 3:1), is Jezus' werk het behoud van de wereld. Dat is eveneens het werk van alle volgelingen van Jezus. Dat werk hield niet op toen op de zesde dag van de schepping de zon onderging, maar nam zelfs toe en het werd gesymboliseerd door de sabbatsrust. God zet zijn grote werk ter verlossing van de mensheid voort.

Het werk van Gods Gemeente, waarvan Jezus het Hoofd en de Hoeksteen is, concentreert zich op datzelfde, schitterende doel: de verlossing van de zondige mensheid.

Die verlossing wordt tot stand gebracht door onze Verlosser en vormt de kern van de boodschap die zijn Gemeente verkondigt. Alle activiteiten van de Gemeente draaien om het evangelie. De zegenrijke geestelijke rust wordt door ons gesymboliseerd als wij op de zevende dag de sabbat vieren.

In Jezus' genezingen op de sabbat hebben wij niet alleen daden van liefde, medeleven en barmhartigheid, maar ook werkelijke ’sabbatsdaden’, daden die aantonen dat de Messiaanse sabbat, de vervulling van de oudtestamentische sabbat, in onze wereld is ingetreden.

Jezus maakt duidelijk onderscheid tussen de woorden van God en het wettisch gedrag van veel Joden.

Mattheüs 23:1-7: „Toen sprak Jezus tot de scharen en tot zijn discipelen, zeggende: De schriftgeleerden en de Farizeeën hebben zich gezet op de stoel van Mozes. Alles dan, wat zij u ook zeggen, doet dat en onderhoudt dat, maar doet niet naar hun werken, want zij zeggen het wel, maar doen het niet. Zij binden zware lasten bijeen en leggen die op de schouders der mensen, maar zelf willen zij ze met hun vinger niet verroeren. Al hun werken doen zij om in het oog te lopen bij de mensen, want zij maken hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot, zij houden van de eerste plaats bij de maaltijden en van de erezetels in de synagogen, en van de begroetingen op de markten en om door de mensen rabbi genoemd te worden.”

Wat God ons via Mozes aan de mens heeft bekend gemaakt, moeten we serieus naleven, maar we moeten ons verre houden van de wettische regels en tradities die door de Joden zijn ingesteld.

Jezus vervulde de wet precies zoals Hij had gezegd. Mattheüs 5:17-18: „Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.”

De sabbat verwijst naar een andere wereld, waaraan Jezus een begin maakte tijdens zijn leven als mens op aarde. Hij toonde zich een voorvechter van het bevrijdende doel van de sabbat door hongerigen te voeden. Dat hebben we in Mattheüs 12:1-8 al gelezen.

Hij opende de ogen van blinden. Johannes 9:1-14: „En voorbijgaande zag Hij een man, die sedert zijn geboorte blind was. En zijn discipelen vroegen Hem en zeiden: Rabbi, wie heeft gezondigd, deze of zijn ouders, dat hij blind geboren is? Jezus antwoordde: Noch deze heeft gezondigd noch zijn ouders, maar de werken Gods moesten in hem openbaar worden. Wij moeten werken de werken desgenen, die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; er komt een nacht, waarin niemand werken kan. Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht der wereld. Na dit gezegd te hebben, spuwde Hij op de grond en maakte slijk van dit speeksel en Hij legde hem het slijk op de ogen, en zeide tot hem: Ga heen, was u in het badwater Siloam, hetgeen vertaald wordt door: uitgezonden. Hij dan ging heen, wies zich en kwam ziende terug. De buren dan en zij, die hem vroeger als bedelaar gekend hadden, zeiden: Is hij dat niet, die zat te bedelen? Sommigen zeiden: Hij is het; anderen zeiden: Neen, maar hij gelijkt op hem. Hij zeide: Ik ben het. Zij dan zeiden tot hem: Hoe zijn dan uw ogen geopend? Hij antwoordde: De mens, die Jezus genoemd wordt, maakte slijk, streek het op mijn ogen en zeide tot mij: Ga heen naar Siloam en was u. Ik ging dan heen en toen ik mij gewassen had, werd ik ziende. En zij zeiden tot hem: Waar is Hij? Hij zeide: Ik weet het niet. Zij brachten hem, die vroeger blind geweest was, naar de Farizeeën. Nu was het sabbat op de dag, dat Jezus het slijk maakte en zijn ogen opende.”

Hij genas invaliden. Lukas 13:10-17: „Hij was bezig te leren in een der synagogen op sabbat. En zie, er was een vrouw, die reeds achttien jaren een geest van zwakheid had en verkromd was en zich in het geheel niet kon oprichten. Toen Jezus haar zag, sprak Hij haar toe en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw zwakheid; en Hij legde haar de handen op, en terstond richtte zij zich op en zij verheerlijkte God. Maar de overste der synagoge, het kwalijk nemende, dat Jezus op de sabbat genas, antwoordde en zeide tot de schare: Zes dagen zijn er, waarop gewerkt moet worden, komt dan om u te laten genezen en niet op de sabbatdag. Maar de Here antwoordde hem en zeide: Huichelaars, maakt ieder van u niet op de sabbat zijn os of zijn ezel van de kribbe los en leidt hem weg om hem te laten drinken? Moest deze vrouw, die een dochter van Abraham is, welke de satan, zie, achttien jaar gebonden had, niet losgemaakt worden van deze band op de sabbatdag? En toen Hij dit zeide, schaamden zich al zijn tegenstanders, en de gehele schare verheugde zich over al de heerlijke dingen, die door Hem geschiedden.”

Hij bracht aan armen het evangelie, verkondigde aan gevangenen bevrijding, maakte blinden ziende, maakte verbrokenen vrij, verkondigde het aangename jaar des Heren.

Lukas 4:16-21: „En hij kwam te Nazaret, waar Hij opgevoed was, en Hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen. En Hem werd het boek van de profeet Jesaja ter hand gesteld en toen Hij het boek geopend had, vond Hij de plaats, waar geschreven is: De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren. Daarna sloot Hij het boek, gaf het aan de dienaar terug en ging zitten. En de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervuld.”

In geestelijke zin wezen deze daden op genezing van geestelijke blindheid en geestelijke invaliditeit, op de vrijheid van zonde en dood die Jezus mogelijk heeft gemaakt voor allen die, in nederigheid en berouw, Hem als Verlosser en Heer willen aanvaarden.

Als Heer over de sabbat leerde Jezus dat de wet geen doel op zichzelf is, maar een handleiding naar een groots doel. Het behoud van de mens door Jezus Christus is het doel waarop de wet wees. Jezus heeft laten zien dat menselijke behoeften – en onze voornaamste behoefte is geestelijke verlossing – niet vervuld worden door de loze, rituele inachtneming van menselijke, foute, religieuze regels. En Hij heeft ook laten zien dat het betonen van barmhartigheid een volkomen terecht gebruik van de sabbatdag is.

 

 

De nieuwtestamentische getuigenis van de sabbatsrust

 

God „rustte” op de zevende dag van de scheppingsweek. De sabbat is op grond daarvan een herinnering aan de schepping. Door zijn verlossingswerk ten behoeve van ons maakt Jezus Christus voor ons de uiteindelijke rust in Gods Koninkrijk mogelijk. De sabbat wijst derhalve ook op het behoud. De sabbat verwijst naar de schepping, de verlossing en de sabbatrust en vrede in het komende 1000-jarige Vrederijk en in het komende Koninkrijk van God.

De Evangeliën uiten nergens kritiek op het houden van de sabbat. Hetzelfde geldt voor de rest van het Nieuwe Testament. We lezen daar juist bevestigingen van het houden van de sabbat.

Jezus hief het rituele wetticisme over het houden van de sabbat op. En Paulus spoorde de christenen aan zich ervan te verzekeren dat het onderhouden van de sabbat en het houden van andere geboden hen ook werkelijk tot Christus leidde. Christus is de ware kern van de juiste vormen en praktijken van de godsdienst. Colossenzen 2:16-17: „Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is.” De sabbat is een hoop die uitkijkt naar de toekomstige rust, als een schaduw (vers 17) van de rust en vrede in de toekomstige wereld en het Koninkrijk van God. Houd de sabbat op gepaste, bijbelse, wijze zodat daarover geen gegronde kritiek (vers 16) kan zijn. Het woord ’werkelijkheid’ in vers 17 is een vertaling van het Griekse soma dat lichaam betekent; het lichaam van Christus is de Gemeente. Het vers zegt dat we het oordeel aan de Gemeente zelf, die de sabbat houdt, moeten overlaten.

Gods Woord maakt ons duidelijk dat we niet moeten denken dat we behoud verdienen door de sabbat te houden. Het omgekeerde is wel een feit, het niet heiligen van de zevende dag is een overtreding van een gebod van God en dat is zonde en daardoor verliezen we behoud.

Als gelovigen zijn wij Gods „maaksel” en behoren het voorbeeld van Christus te volgen. Efeziërs 2:8-10: „Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme. Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.”

Bevrijd van zonde en dood door Jezus Christus geven wij blijk van onze liefde, waardering en eerbied door ons leven aan Jezus te wijden en zijn voorbeeld te volgen. Wij moeten ernaar streven te leven zoals Jezus heeft geleefd – en één van Jezus' gewoonten was zeer beslist het in acht nemen van de zevendedagssabbat die God „tevoren bereid heeft” (vers 10) bij de schepping van de wereld.

Hebreeën 4 schildert een inspirerend beeld van de sabbatsrust die wij binnengaan door het geloof in Jezus Christus. Vers 1 waarschuwt: „Laten wij daarom op onze hoede zijn, dat niemand van u, terwijl nog een belofte van tot zijn rust in te gaan bestaat, de indruk zou wekken achter te blijven.”

Let op de verzen 9 en 10: „Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God. Want wie tot zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de zijne.”

De rust, die door de sabbat wordt gesymboliseerd, is de rust die een gelovige in zijn hart ontvangt en natuurlijk de rust die de getrouwen van God in de toekomst zullen binnengaan. Hebreeën 4:11 besluit met: „Laten wij er dus ernst mede maken om tot die rust in te gaan.”

Hebreeën 4 roept christenen op tot een betere rust dan Israël ooit ervaren heeft. De ware rust van Gods volk, die haar voorafschaduwing heeft in de sabbat, is de rust der genade, die wij door het geloof in Jezus Christus binnengaan.

Vers 2-3: „Want ook ons is het evangelie verkondigd evenals hun, maar het woord der prediking was hun niet van nut, omdat het niet met geloof gepaard ging bij hen, die het hoorden. Want wij gaan tot de rust in, wij, die tot geloof gekomen zijn.”

Vers 4: „Want Hij heeft ergens van de zevende dag aldus gesproken: En God rustte op de zevende dag van al zijn werken.”

Vers 6: „Aangezien nog te wachten is, dat sommigen tot die rust zullen ingaan, en zij, die het evangelie eerst ontvangen hebben, niet ingegaan zijn wegens hun ongehoorzaamheid.”

Vers 14: „Daar wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij aan die belijdenis vasthouden.”

Vers 16: „Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd.”

Wij zijn „verzegeld . . . tegen de dag der verlossing” door de heilige geest en de aanwezigheid van Jezus Christus in ons (Efeziërs 4:30) en niet door enige daad van wetsbetrachting of ander werk.

Efeziërs 1:13-14: „In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.”

Colossenzen 1:27: „Hun [de gemeenteleden] heeft God willen bekendmaken, hoe rijk de heerlijkheid van dit geheimenis is onder de heidenen: Christus onder u, de hoop der heerlijkheid.”

Niet het onderhouden van de wet geeft ons behoud, want ieder mens heeft Gods geboden overtreden, maar het offer van Christus maakt genade mogelijk en kan ons rust geven. Maar vervolgens moeten we God gehoorzamen door zijn geboden te houden. Die levenshouding brengt goddelijke liefde. 1 Johannes 5:3: „Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar.” Het onderwijs van Gods geboden leidt ons op de ware weg van God. Daarom vervolgt Colossenzen 1:28 met: „Hem verkondigen wij, wanneer wij ieder mens terechtwijzen en ieder mens onderrichten in alle wijsheid, om ieder mens in Christus volmaakt te doen zijn.”

De christelijke viering van de zevendedagssabbat symboliseert onze innerlijke rust in de genade en barmhartigheid van God, mogelijk gemaakt door het werk van Jezus Christus. Door het geloof zien wij af van de werken van het vlees en gaan wij over tot onderwerping en gehoorzaamheid aan God en dragen wij de vrucht van de heilige geest.

Daarom betekent in de nieuwtestamentische Gemeente het onderhouden van de sabbat zeer beslist niet niets doen. Het betekent Gods werk doen.

Dat werk omvat onder meer het in praktijk brengen van de weg van liefde. Het omvat ook het wijden van alles wat wij doen aan de eer van God. 1 Corinthiërs 10:31: „Of gij dus eet of drinkt, of wat ook doet, doet het alles ter ere Gods.” Het omvat het betonen van medeleven met anderen. Het geloof in Jezus Christus geeft rust, Hij is de schenker van de uiteindelijke rust. Mattheüs 11:28: „Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.”

De kern van het evangelie is Jezus Christus. Hij was en is Heer over de sabbat. Hij hield als mens de geboden van zijn Vader. Eén daarvan is het sabbatgebod. Hij zei dat we zijn voorbeeld moeten volgen en dat we Hem moeten geloven.

Onze Heer en Verlosser is de gemeenschappelijke noemer van Gods mensen. Door middel van de heilige geest worden wij verenigd en onderscheiden door het geloof in Jezus. Wij verheerlijken Hem in al onze erediensten en vooral in de viering van de sabbat. Wij verheugen ons in Jezus Christus en vereren Hem als Heer over de sabbat!

 

 

De sabbat: drie aspecten van het behoud

 

1) De sabbat herinnert ons aan de schepping.

God heeft de sabbat gemaakt als voltooiing van zijn werk. God rustte niet ten behoeve van zichzelf, maar ter wille van de mensheid. De sabbat is gemaakt om de mens, zei Jezus. De sabbat symboliseert iets dat uitsluitend voor mensen verkrijgbaar is: contact met God, eeuwig leven.

De scheppingsweek zet een patroon uit voor Gods mensen. Dat is Gods plan geweest vanaf het begin, nog voordat de zonde in het spel kwam. Zes dagen waren er voor fysieke taken; de zevende was voor heilig gebruik. Wij hebben één dag per week nodig voor de eredienst en voor gemeenschap met God. De zevende dag herinnert ons eraan dat het de Schepper is die wij eren. En het Nieuwe Testament maakt bekend dat Christus de Schepper van en de Heer over de sabbat is.

Elke week blijkt uit het opzijzetten van onze fysieke inspanningen dat er in het leven meer is dan dit stoffelijke bestaan, dat afhankelijk is van voedsel, kleding en onderdak. Wij moeten tijd met Christus doorbrengen in een speciale relatie.

2) De sabbat symboliseert Gods voortdurende scheppingswerk in ons.

God heeft een doel met ons. Het behoud is een herschepping, een vernieuwing, een nieuw leven, een nieuwe start. Christus blijft Schepper en wij zijn zijn maaksel – een nieuwe schepping.

De sabbat nodigt ons uit de afleidingen van deze wereld terzijde te schuiven en deel te hebben aan het geestelijke voedsel dat wij nodig hebben: Jezus, het brood dat eeuwig leven schenkt. Liefde en geloof en hoop vervullen de sabbat als wij ons verheugen in wat God in ons leven doet.

3) De sabbat wijst vooruit naar de tijd waarin onze herschepping voltooid zal zijn.

Het behoud is nog niet compleet. Uiteindelijk zullen wij eeuwigdurend geestelijk leven ontvangen. De scheppingsweek is een tijdschema voor de geschiedenis. Genesis 2:3-4: „En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht. Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde, toen zij geschapen werden.” Toen Petrus een overzicht gaf van de geschiedenis sinds de schepping, zei hij in die context (2 Petrus 3:8): „Doch dit ene mag u niet ontgaan, geliefden, dat een dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als een dag.” De eerste zes dagen van de schepping symboliseren in dit verband 6000 jaren ’werken’ van de mens en de zevende dag van de schepping, Gods sabbat, het 1000-jarige Vrederijk met 1000 jaar rust. Over dit Vrederijk zal Gods Koninkrijk regeren, een eeuwig Koninkrijk met eeuwige rust.

Eens waren wij slaaf van de fysieke beperkingen van dit leven. Nu genieten wij vrijheid, hetgeen wij laten zien door één dag per week onze fysieke zorgen opzij te zetten en eigen bezigheden te laten rusten. Uiteindelijk zullen wij die zorgen geheel opzij kunnen zetten en onze sabbatsvieringen zijn daar een voorafschaduwing van.

 

 

De sabbat is een zegen

 

De sabbat was bedoeld als zegen voor de mensheid. Jezus liet zien hoe hij naar zijn ware bedoeling moet worden gevierd. Hij kwam daarbij vaak in aanvaring met door mensen bedachte religieuze tradities, die de sabbat tot een last maakten.

De discipelen plukken koren (Mattheüs 12:1-8; Markus 2:23-28; Lukas 6:1-5).

Op een sabbat maakten Jezus en zijn discipelen een ontspannen wandeling langs een korenveld. De discipelen plukten wat korenaren om op te peuzelen. Door de farizeeën beschuldigd bracht Jezus in herinnering dat David de gewijde tempelbroden had gegeten, waarmee Hij aantoonde dat menselijke behoeften rituele wetten te boven gaan. Dit had niets met hun dagelijkse arbeid te maken. Ze mochten wél brood of soep eten maar geen aren? Huichelachtige farizeeën.

Jezus geneest een man met een verschrompelde hand (Mattheüs 12:9-14; Markus 3:1-6; Lukas 6:6-11).

Jezus herstelde de hand van de man en boos over de koppigheid van de Joden verdedigde Hij de juistheid van het goed doen op de sabbat. Zouden ook de farizeeën niet een schaap helpen dat op de sabbat in een put viel?

Een menigte tracht Jezus te doden nadat Hij eer als profeet heeft gevraagd (Lukas 4:16-30).

Op de sabbat verkondigde Jezus „het evangelie aan de armen” en „het aangename jaar des Heren” en veroordeelde Hij de verwerping van Gods dienaren door de Joden.

Jezus geneest een kreupele vrouw (Lukas 13:10-17).

Jezus bevrijdde een vrouw van een invaliditeit die 18 jaar geduurd had en berispte vervolgens de verontwaardigde bestuurders van de synagoge door hen eraan te herinneren dat zij hun vee op de sabbat lieten drinken.

Jezus geneest een man van waterzucht (Lukas 14:1-6).

Als op de sabbat een os in een put viel, zouden de farizeeën hem dan niet te hulp komen? Het feit dat de farizeeën Jezus' vraag niet beantwoordden laat doorschemeren dat zij toegaven dat zijn daad de sabbat niet schond.

Jezus geneest een invalide bij het water van Bethesda (Johannes 5:1-19).

Jezus genas een man van een 38-jarige invaliditeit en gebood hem zijn bed op te nemen en te wandelen. De Joden reageerden met een veroordeling van de man om het feit dat hij op de sabbat zijn matras droeg. Jezus zei echter dat Hij slechts het werk deed dat Hij zijn Vader zag doen.

De Joden werden woedend, niet alleen omdat zij vonden dat Jezus de sabbat schond, maar ook omdat Hij zich met God gelijkstelde. Jezus wees er echter op dat Hij, als Zoon van God, vereerd moest worden (vers 23) in plaats van hun zelf ingestelde sabbatregels.

Jezus geneest een blinde man (Johannes 9:1-16).

De farizeeën konden niet rijmen hoe Jezus, die naar hun mening de sabbat had geschonden, God kon vertegenwoordigen of wonderen kon verrichten. Maar als Zoon van God en de Heer over de sabbat, aanvaardde Jezus het eerbetoon van de man die genezen was (vers 38).

 

 

Jezus interpreteert de sabbat

 

Met de komst van Jezus Christus ging de zon onder over de „bediening des doods” en kwam de glorierijke „bediening des Geestes” in de wereld.

2 Corinthiërs 3:7-8: „Indien nu de bediening des doods, met letters op stenen gegrift, gepaard ging met zulk een heerlijkheid, dat de kinderen Israëls de blik niet op het aangezicht van Mozes konden vestigen om de heerlijkheid van zijn aangezicht, die toch verdwijnen moest, hoe zal niet nog meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn?”

De Messiaanse sabbat ging de wettische sabbat te boven.

Jezus' leven, dood en opstanding waren het begin van „Gods rust” (Hebreeën 4:10) voor een gevallen wereld, gecorrumpeerd door zonde en dood.

Johannes schreef in Johannes 1:17: „De wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.”

Dit goede nieuws ontging echter de Joden van Jezus' tijd die geen inzicht hadden in de liefde van de geboden. Jezus legde de geestelijke betekenis van gerechtigheid en liefde uit van de wet in Mattheüs 5. Vele van Jezus' ernstigste conflicten met de Joden ontstonden door zijn interpretatie van de werkelijke betekenis van de sabbat.

 

 

De nieuwtestamentische context

 

Eeuwen tevoren had God buitenlandse legers gebruikt om de Israëlieten uit het Beloofde Land te verwijderen wegens onder andere schending van de sabbat. Later, toen enkele stammen (de Joden) toestemming gekregen hadden terug te keren, werden de Joden bijzonder rigoureus in het onderhouden van de wet.

De sabbat werd de centrale, kenmerkende instelling van het judaïsme. Honderden tradities ontstonden rondom de zevende dag. Deze moesten ervoor zorgen dat niemand die heilige tijd zou ontwijden. Dit leidde tot discussies. In de tijd van Jezus waren verschillende groeperingen al begonnen de sabbat opnieuw te overdenken.

In de tweede eeuw v.C. bijvoorbeeld werden Joden die de sabbat vierden vermoord toen zij op de sabbatdag weigerden weerstand te bieden aan de aanval van de Seleucidische generaal Antiochus IV. Het Joodse verzet besloot later dat zelfverdediging op de sabbat geoorloofd was.

Wat men op de sabbat precies kon doen was in de tijd van Jezus nog steeds niet duidelijk vastgelegd. De Joden buiten Judea en Galilea waren in de regel wat liberaler, terwijl de Joden in Judea en Galilea meer tot strengheid geneigd waren.

 

 

Tegenstrijdige interpretaties

 

Omstreeks Jezus' tijd trachtten de farizeeën, toen de leidende Joodse partij, de wet zo toe te passen dat men haar in het normale, dagelijkse leven kon gehoorzamen. Hun visie op het onderhouden van de wet in het algemeen ontaardde echter tot een loodzwaar stelsel van geboden en verboden.

De traditie verbood 39 „hoofdtaken” op de sabbat. Deze nauwgezette en gedetailleerde bepalingen maakten het sabbatsgebod nodeloos ingewikkeld.

De Joden maakten de sabbat tot een voorwerp van aanbidding in plaats van een instrument om mensen tot God te brengen. Van Gods geboden pasten zij alleen de letter toe. Zij verhieven de sabbat als instelling boven de bedoeling van die dag.

God heeft de mensen de sabbat gegeven voor rust en geestelijke bespiegeling, en als voorafschaduwing van het toekomstige Messiaanse koninkrijk. De Joden verstrikten die dag echter met een gordiaanse knoop van vreugdeloze en loodzware starheid.

 

 

„Gemaakt om de mens”

 

Alle conflicten van Jezus met de Joden over de sabbat betroffen kunstmatige geboden en verboden. Meestal vormden genezingen de aanleiding tot de geschillen.

Door de gepastheid van het genezen op de sabbat te benadrukken, bracht Jezus zijn discipelen en tegenstanders in herinnering dat de sabbat een teken van verlossing is. Een terugkeer tot de Bijbel.

Het woord sabbat alleen al riep voor de Joodse leiders vaak gevoelens op waarin religie en patriottisme op explosieve wijze vermengd waren en iedere oneerbiedigheid jegens de sabbat, werkelijk of vermeend, werd dan ook ongeveer beschouwd zoals een hedendaagse patriot oneerbiedigheid jegens de vlag zou beschouwen. Voor Jezus daarentegen vertroebelde dit gebruik van het woord sabbat als nationalistisch banier alleen maar het doel, de barmhartigheid, waarvoor de sabbat was ontworpen. Jezus toonde dat zorg voor anderen de kern van de sabbat vormt. De zogenaamde wetgeleerden zagen dit centrale punt over het hoofd. Jezus benadrukte in Markus 2:27: „De sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat.”

Toen de farizeeën Jezus' discipelen aanvielen omdat zij op de sabbatdag aren uit korenvelden plukten, wees Jezus erop dat de priesters zelf tijdens hun tempelrituelen de sabbat ontwijdden en desondanks onschuldig waren. Mattheüs 12:5: „Of hebt gij niet gelezen in de wet, dat op de sabbat de priesters in de tempel de sabbat schenden zonder schuldig te zijn?” Vervolgens vestigde Hij hun aandacht op de overkoepelende waarheid die de nieuwtestamentische Gemeente heeft leren begrijpen: de wetten, rituelen en profetieën die in het Oude Testament zijn vervat, wijzen op Hem.

Vers 6-8: „Maar Ik zeg u: Meer dan de tempel is hier. Indien gij geweten hadt, wat het zeggen wil: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande [een citaat van Hosea 6:6], dan zoudt gij geen onschuldigen hebben veroordeeld. Want de Zoon des mensen is heer over de sabbat.”

Later zei Jezus tegen hen (Mattheüs 15:6): „Zo hebt gij het woord Gods van kracht beroofd ter wille van uw overlevering.” Christus zei niet dat Gods geboden niet meer gehouden hoeven te worden. Vanzelfsprekend moeten en willen we dat wel, maar niet zoals de farizeeën. Lukas 11:42: „Maar wee u, Farizeeën, want gij geeft tienden van de munt en de ruit en van alle kruiden, en gij gaat voorbij aan het oordeel en de liefde Gods. Dit moest men doen en het andere niet nalaten.”

 

 

Gezag bij Jezus Christus

 

Nergens in de Evangeliën, ook niet in zijn sabbatsconflicten met de Joden, zien wij Jezus de sabbat nietig verklaren of veroordelen als centraal aspect van de christelijke eredienst.

Jezus zelf gebruikte die dag voor bijbels onderwijs, voor omgang met mensen die ernaar streefden God te kennen, voor werken van barmhartigheid en voor de verkondiging van de geestelijke rust die door het geloof in God voor mensen verkrijgbaar is.

Als Heer over de sabbat kon Jezus de juiste uitleg geven. Hij behield de soevereiniteit over de zevende dag en over ieder ander aspect van de kosmos. Mattheüs 28:18: „Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde.”

Geen wet of ritueel of enig ander werk kan ons met God verzoenen en ons het eeuwige leven geven. Het behoud is slechts verkrijgbaar door het geloof in Jezus Christus. Niet alleen het geloof dat Hij de Zoon van God is, maar ook geloof in zijn woorden en zijn daden.

Christenen vieren nog altijd de sabbat niet zoals de Joden deden, maar in de geestelijke rust en vrijheid die door Jezus Christus werden gebracht. Helaas heeft het christendom vrijheid geïnterpreteerd als het afschaffen van de instructies van liefde van God. Judas 1:4: „Want er zijn zekere mensen binnengeslopen (reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven) goddelozen, die de genade van onze God in losbandigheid veranderen en onze enige Heerser en Here, Jezus Christus, verloochenen.”

2 Petrus 2:19: „Vrijheid spiegelen zij hun voor, hoewel zij zelf slaven des verderfs zijn; immers, door wie men overmeesterd is, diens slaaf is men.”

 

 

Een feestdag

 

God heeft de mens de jaarlijkse feesten en de wekelijkse sabbat gegeven. Hij zegt in Leviticus 23:2: „De feesttijden des HEREN, die gij zult uitroepen als heilige samenkomsten, zijn mijn feesttijden.” Dus geen feesten van Joden, maar van God en daarom van Gods volk – van toen en van nu. Voordat Hij de jaarlijkse feesten noemt, begint Hij met de wekelijkse sabbat. Vers 3: „Zes dagen mag arbeid verricht worden, maar op de zevende dag zal er een volkomen sabbat zijn: een heilige samenkomst; generlei arbeid zult gij verrichten, het is een sabbat voor de HERE in al uw woonplaatsen.” „Een sabbat voor de Here.” Wie of wat is de mens om dat te negeren, om Jezus Christus te verloochenen?

Het geloof in Jezus Christus is het fundament van Gods Plan met de mensheid. De Gemeente van God viert daarom de sabbat (de zevende dag) om de volgende redenen:

  Christus is als het Woord van God de schepper van de sabbat (Johannes 1:1, 3, 10; 1 Corinthiërs 8:6; Colossenzen 1:16; Hebreeën 1:2). Daarom noemt Hij zichzelf Heer over de sabbat.

  De sabbat ziet uit naar het Vrederijk van 1000 jaar rust na 6000 jaar tevergeefse menselijke inspanningen. Sinds de schepping van de mens staat de sabbat voor vrede en rust. De hele wereld zal na de terugkeer van Christus genieten van de rust en vrede in het komende 1000-jarige Vrederijk waarover Jezus Christus Heer zal zijn. Openbaring 19:16: „En Hij heeft op zijn kleed en op zijn dij geschreven de naam: Koning der koningen en Here der heren.”

  God heeft bij de schepping de sabbat geheiligd door van zijn werk te rusten. De sabbat heeft een plaats in het scheppingsverhaal om de universele toepasselijkheid ervan voor alle mensen te tonen.

  De Tien Geboden omvatten het houden van de sabbat. Als onderdeel van Gods grote morele wet eindigde de sabbat niet met de dood van Jezus Christus, hetgeen met fysieke rituelen zoals de besnijdenis en dieroffers wel het geval was. Gods Woord legt dit op verschillende plaatsen uit, o.a. in Hebreeën. De tabernakel en daarna de tempel bestonden uit twee ruimten, het Heilige en het Heilige der Heiligen. Daarbuiten was de voorhof (Hebreeën 9:2-3). Toen Christus werd gekruisigd, werd de weg naar het Heilige der Heiligen geopend en de eerste tent met ceremoniën, spijzen en dranken en wassingen van allerlei aard opgeheven. De eerste tent moet in combinatie met de voorhof worden gezien waar de dieren op het altaar werden geofferd.

Hebreeën 9:7-9: „Maar in de tweede [kwam] alleen de hogepriester, eenmaal in het jaar, niet zonder bloed, dat hij offerde voor zichzelf en voor de zonden door het volk in onwetendheid bedreven. Daarmede gaf de Heilige Geest te kennen, dat de weg naar het heiligdom nog niet openlag, zolang de eerste tent nog bestond. Dit was een zinnebeeld voor de tegenwoordige tijd.”

Mattheüs 27:50-51: „Jezus riep wederom met luider stem en gaf de geest. En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën, en de aarde beefde, en de rotsen scheurden.”

Het gordijn dat het Heilige der Heiligen afsloot scheurde van boven naar beneden waardoor de mensen toegang kregen tot de Vader. In het Heilige der Heiligen stond de ark met daarin de twee tafelen met de Tien Geboden (Hebreeën 9:3-4). Hebreeën 9:3-4: „En achter het tweede voorhangsel was een tent, genaamd het heilige der heiligen, met een gouden reukofferaltaar en de ark des verbonds, rondom met goud overtrokken, waarin zich bevonden een gouden kruik met het manna, de staf van Aäron, die gebloeid had, en de tafelen des verbonds.”

Aan de ceremoniën, spijzen, dranken, wassingen en de slacht- en brandoffers kwam een eind met het verdwijnen van de eerste tent. Maar aan de Tien Geboden, inclusief het sabbatgebod, in het Heilige der Heiligen niet. Dat had Christus al gezegd. Mattheüs 5:17: „Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden.” Hij als Heer over de sabbat kwam niet om de sabbat af te schaffen.

  Jezus bevestigde de sabbatsviering door zijn persoonlijk voorbeeld. En Hij verklaarde: „De sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat” (Markus 2:27), waarmee Hij de wezenlijke behoefte van de mens aan de sabbat scheidde van zinloze rituelen en tradities.

  Na de dood en opstanding van Jezus bleven de apostelen de zevendedagssabbat vieren. Nergens hebben Jezus of de apostelen verklaard dat de sabbat tenietgedaan is en evenmin hebben zij geboden ter ere van Jezus een andere dag in acht te nemen.

  Het houden van de sabbat op de zevende dag van de week wijst op de voltooiing van Gods plan van behoud voor de mensheid en ons ingaan tot Gods rust (zie Hebreeën 4) in dit leven en in het komende eeuwige Koninkrijk van God.

  De sabbat verschaft een welkome, wekelijkse rust van onze fysieke inspanningen. Hij vormt ook een speciale tijd voor dankzegging, studie en overdenking, voor omgang met gelijkgestemden, werken van liefde en dienstbetoon.

  De sabbat wijst op het verlossingswerk van Jezus Christus ten behoeve van ons en vereert Hem als Schepper, Verlosser, Heer en schenker van de geestelijke rust die ieder mens zozeer nodig heeft.

Christenen eren en verheerlijken Jezus Christus in hun sabbatsvieringen. Ons respect voor en vreugde in deze speciale dag spruiten voort uit het getuigenis van de Bijbel.

God zelf rustte op deze dag; zijn sabbatsgebod gebiedt de mensen eveneens rust te nemen. De profeet Jesaja spoorde Israël aan de sabbat te eren en zich erin te verheugen; het was geen dag om met het normale werk door te gaan of te doen wat men wil. Jesaja 58:13-14: „Indien gij niet over de sabbat heenloopt door uw zaken te doen op mijn heilige dag, maar de sabbat een verlustiging noemt, de heilige dag des HEREN van gewicht, en die eert door noch uw gewone bezigheden te doen, noch uw zaken te behartigen, of ijdele taal uit te slaan, dan zult gij u verlustigen in de HERE en Ik zal u doen rijden over de hoogten der aarde en u doen genieten het erfdeel van uw vader Jakob [in het komende Millennium], want de mond des HEREN heeft het gesproken.”

Jezus Christus richtte zijn volgelingen op de geestelijke betekenis van de sabbat en door zijn persoonlijk voorbeeld liet Hij zien dat deze dag bij uitstek geschikt is anderen liefde te betonen en samen het goede nieuws van het evangelie te delen.

Christenen moeten geen uitgebreide lijst van zelf verzonnen geboden en verboden over de sabbatsviering opstellen, daar zij anders in dezelfde valkuil terechtkomen als de Joden van de eerste eeuw. Wij gaan er ook niet van uit dat het houden van de sabbat ons Gods gunst doet verdienen; in plaats daarvan houden wij deze dag als middel om in nederigheid de God te eren die ons heeft gered.

De sabbat is voor christenen een zegen. Wij vieren hem op de manier die de betekenis ervan vervult.

De sabbat is een dag van fysieke en geestelijke rust en vernieuwing. Het is een dag voor extra contact met onze Schepper door bijbelstudie, gebed en meditatie. Het is een dag om de drukte van de normale werkdagen opzij te zetten en de banden van liefde met onze gezinsleden te versterken. Het is een dag om God te loven en te eren en om tijdens de eredienst te worden geïnstrueerd door Gods dienaren en contact te hebben met medegelovigen.

De sabbat is ook een dag om medeleven te betuigen met degenen die lijden door ziekte of andere beproevingen.

De sabbat is waarlijk een feestdag. God heeft deze tijd apart gezet, om iedere zevende dag onze wereldse, fysieke werk, inkopen en liefhebberijen, zoals sport en ander verenigingsleven, tv-amusement, internetten, boeken lezen, enz. te laten rusten. Want het is Gods heilige tijd en daarom richten we ons op die dag op Gods Meesterplan.

De sabbat stelt ons in staat ons te concentreren op het doel van het leven, een doel dat in de drukte en stress van het dagelijks leven al te gemakkelijk uit het oog wordt verloren. De wekelijkse pauze geeft ons een extra mogelijkheid onze liefdevolle Schepper, Heer en Verlosser te erkennen en ons te koesteren in de zegenrijke rust waarop het geestelijke koninkrijk van Jezus Christus is gegrondvest.

De sabbat is elke week weer een dag van vernieuwing.


Terug naar de Home Page