Voor literatuurlijst klik hier.
„Velen zijn geroepen,
Wordt u door God geroepen?
Wat wil het zeggen om door God geroepen te worden? Waarom en hoe roept God
mensen? Johannes 6:44: „Niemand
kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en
Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.” Deze uitspraak van de
grondlegger van het christendom betekent de genadeslag voor de meest
wijdverbreide vergissing in de zogenaamd christelijke kerken van deze tijd:
dat God op ditzelfde moment wanhopig probeert de wereld te behouden! Godsdienstijveraars
beweren dat er op ditzelfde moment tussen God en de duivel een grote strijd
plaatsvindt. Aan de ene kant probeert
God door de talloze hopeloos verwarde en onderling strijdende christelijke
denominaties de mensen zover te krijgen dat zij „hun hart aan Hem geven”,
„wedergeboren worden” of zich aansluiten bij de een of andere kerk, zodat
zij „behouden” kunnen worden, en naar de hemel kunnen opstijgen wanneer zij
sterven. Aan de andere kant is de
duivel actief – en zeer doeltreffend bezig – om te verhinderen dat de mensen
iets over Jezus Christus horen en zich aan Hem onderwerpen; hij probeert hen
te misleiden en in zijn netten te verstrikken zodat zij God verwerpen, en in
de hel terechtkomen om daar voor eeuwig te branden. Niets kan minder waar
zijn! De onomwonden leer van de Bijbel vertelt een heel ander en veel positiever verhaal. De echte waarheid is dat
God op dit moment niet probeert om de hele wereld te behouden. De wereld van God
afgesneden Adam en Eva, de eerste
mensen, kozen ervoor om zelf uit te maken wat goed is en wat kwaad, in
plaats van zich te richten naar de bepalingen van God en Gods levenswijze na
te volgen. Door de misleiding van Satan verwierpen de voorouders van het
gehele menselijk geslacht Gods regering over hen en kozen hun eigen – in
werkelijkheid Satans – weg te gaan. U kunt hierover lezen in de eerste drie
hoofdstukken van Genesis. En God liet hen zelf
besluiten welke weg zij zouden gaan. Hij waarschuwde wel, maar liet toe dat
zij voor de zonde kozen. Hij sloot echter de vrije toegang tot Hem en tot de
boom des levens en zijn heilige geest voor Adam en Eva af, en ook voor alle
generaties die na hen kwamen. Genesis 3:22-24: „En de HERE God zeide: Zie,
de mens is geworden als Onzer een door de kennis van goed en kwaad; nu dan,
laat hij zijn hand niet uitstrekken en ook van de boom des levens nemen en
eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven. Toen zond de HERE God hem weg uit
de hof van Eden om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was. En Hij
verdreef de mens en Hij stelde ten oosten van de hof van Eden de cherubs met
een flikkerend zwaard, dat zich heen en weer wendde, om de weg tot de boom
des levens te bewaken.” De mens gaat nu al 6000
jaar lang zijn eigen weg, afgesneden van God. En het gevolg hiervan is de
zieke, aftakelende, slechte wereld waarin wij leven. Lees deze verklaring van
de Almachtige God die alle macht en elk lot in zijn hand heeft. Jesaja 59:1-2: „Zie, de
hand des Heren is niet te kort om te verlossen, en zijn oor niet te
onmachtig om te horen; maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding
brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u
verborgen zijn, zodat Hij niet hoort.” Er is geen strijd gaande
tussen God en Satan. God probeert nu niet de wereld te verlossen. Hij heeft
6000 jaar van een 7000-jarig plan voor de mens de mogelijkheid geboden om
zijn eigen weg te kiezen. Het is gebleken dat die weg naar de dood leidt. Spreuken 14:12: „Soms
schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar de dood.” God heeft ook
nadrukkelijk de mogelijkheid geboden om te leren dat gehoorzaamheid aan God
de enige weg naar geluk is. Sommigen worden nu
geroepen Op dit moment is de
wereld van contact met God afgesneden. God heeft echter wel in
zijn programma staan om nu, gedurende deze 6000-jarige periode, te werken
met een aantal geselecteerde mensen om bijzondere taken te verrichten. Zoals
Jezus zei in Johannes 6:44: „Niemand kan tot Mij komen, tenzij de
Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke.” God roept nu een klein
aantal mensen voor een bijzonder doel. En Hij openbaart zichzelf en zijn
waarheid aan degenen die Hij roept. Hoe? Lees wat de apostel
Paulus zei. 1 Corinthiërs 2:9-10:
„Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft
gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor
degenen, die Hem liefhebben. Want ons heeft God het geopenbaard door de
Geest.” God leidt iemand met de
kracht van zijn heilige geest tot inzicht. Wanneer iemand Gods roep
beantwoordt door bekering en doop, plaatst God zijn geest in het denken van
die persoon. Gods geest geeft een
mens de denkwijze en de wil van God, samen met de kracht om God te
gehoorzamen. Hij kan dan voor de eerste maal geestelijke kennis werkelijk
bevatten. Hij is volkomen anders dan mensen die Gods geest niet hebben en
functioneert ook anders. Hij is een verwekt kind van God. Romeinen 8:14: „Want
allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.” Lees wat Paulus nog meer
schreef. Vers 7-9: „Daarom dat de
gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich
niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet: zij, die in het vlees
zijn, kunnen Gode niet behagen. Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar
in de Geest, althans, indien de Geest Gods in
u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die
behoort Hem niet toe.” Neem die laatste zin
goed in u op. Hierdoor onderscheidt de ware christen zich van hen die geen
christen zijn: „Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die
behoort Hem niet toe”! Als God niet persoonlijk
op wonderbaarlijke wijze in iemands leven ingrijpt en hem tot inzicht brengt
– als die persoon zijn leven niet in dienst stelt van God en niet Gods
heilige geest ontvangt – als die persoon niet Gods geest bezit om hem te
leiden, te motiveren, zijn handel- en denkwijze te richten, dan is hij geen
ware christen! Om God te kennen en nu
een ware christen te zijn – om voor behoud in aanmerking te komen – moet God
u roepen en u deel van zijn Werk laten uitmaken. God bepaalt wie Hij
roept en met wie Hij wil werken. Geroepen – waartoe? Gods Woord omschrijft
duidelijk de taak – het Werk – die de mensen die God roept nu moeten
vervullen. Bovendien moeten ze zich voorbereiden op hun taak in Gods komende
koninkrijk. In Mattheus 24 beschreef
Christus de tekenen die zouden voorafgaan aan zijn terugkomst om Gods
regering op aarde te herstellen. In vers 14 voorspelde Hij wat er net voor
het einde van dit tijdperk zou gebeuren: „En dit evangelie van het
Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor
alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.” De mensen die God in dit
tijdperk roept hebben tot taak gekregen het Evangelie van Christus – het
goede nieuws van de wereld van morgen – aan de gehele wereld bekend te
maken. Dat is het nieuws waarover u op de website van Gods Gemeente leest.
Dat is het Werk waaraan iedere ware christen deel heeft. Een andere belangrijke
taak van Gods volk is te groeien in goddelijk karakter – te gaan denken en
handelen als God. Gods verwekte kinderen moeten zich voorbereiden om bij de
terugkeer van Christus met Hem te trouwen. Openbaring 19:7: „Laten
wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de bruiloft
des Lams is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt.” Gods Gemeente wordt
feitelijk nu door Hem geoordeeld, in voorbereiding op de geboorte in Gods
eigen Gezin bij de terugkomst van Christus. 1 Petrus 4:17: „Want het
is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods.” Is het dan verwonderlijk
dat Paulus zegt dat ware christenen geroepen worden met een „heilige
roeping”? 2 Timotheüs 1:9: „God,
die ons behouden heeft en geroepen met een heilige roeping.” Dat hij tegen Gods
uitverkoren volk zegt dat zij moeten „wandelen waardig der roeping, waarmede
gij geroepen zijt”? Efeziërs 4:1: „Als
gevangene in de Here, vermaan ik u dan te wandelen waardig der roeping,
waarmede gij geroepen zijt.” Hoe wandelt iemand die
geroepen en bekeerd is „waardig der roeping”? Petrus zegt in 1 Petrus
1:15: „Gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, wordt zo ook gijzelf
heilig in al uw wandel.” Petrus merkte later op
dat ware christenen moeten leven zoals Jezus Christus. 1 Petrus 2:21-22 „Want
hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een
voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden; die
geen zonde gedaan heeft en in wiens mond geen bedrog is gevonden.” Wordt u door God
geroepen? Bent u werkelijk door
God geroepen? Roept God u nu – leidt Hij u met zijn heilige geest? Hoe kunt
u dat weten? Als u door God geroepen
wordt, zult u tot een diep en duurzaam geloof komen van het bestaan van God
en van zijn leiding over alles dat in dit fysieke rijk plaatsvindt. Hebreeën 11:6: „Want wie
tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem
ernstig zoeken.” Als u door God geroepen
wordt, zult u geloven dat de Bijbel Gods Woord is – Gods handleiding voor de
mens – dat ieder woord in de Bijbel waar is. En bovendien, als de heilige
geest uw verstand leidt, zult u werkelijk gaan begrijpen wat u in de Bijbel
leest. U zult de Bijbel werkelijk willen bestuderen en ernaar streven om
ieder pareltje waarheid dat hij te bieden heeft op te graven. 2 Timotheüs 3:16: „Elk
van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te
weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens
Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.” U zult een hechtere
relatie willen hebben met de grote God die u geschapen heeft en die zijn
waarheid aan u openbaart. Een dergelijke relatie wordt aangemoedigd door
middel van intensieve bijbelstudie en vurig gebed. U zult als nooit tevoren
het belang inzien van gebed en weten hoe u moet bidden, en u zult dat
regelmatig willen doen. Jakobus 4:8: „Nadert tot
God, en Hij zal tot u naderen.” Als Gods geest u leidt,
zult u zich, misschien wel voor de eerste maal, van een doel bewust worden.
U zult een besef van urgentie ontwikkelen aangaande de tijd waarin wij
leven; geestdriftig zijn aangaande de waarheid die u leert kennen; en van
hoop vervuld zijn over wat voor u ligt. En ook zult u een innerlijke vrede
en rust voelen die u niet eerder kende. Dit is „de vrede Gods, die alle
verstand te boven gaat” (Filippenzen 4:7), die Gods geest u geeft. U zult Gods ware
doctrines gaan begrijpen en beseffen dat zij heel anders zijn dan u
waarschijnlijk is geleerd of u gedurende uw hele leven hebt gehoord. De
waarheid over hemel en hel, over de doctrine van de onsterfelijke ziel, over
feestdagen zoals Kerstmis en Pasen, over Gods sabbat, zal u verrassen. Maar
God dwingt niemand om zich te bekeren. U zult diep gaan
beseffen dat Gods wet ook vandaag van kracht is. Christus zei in Mattheüs
5:17: „Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden;
Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.” U zult de gebeurtenissen
in de Hof van Eden gaan begrijpen en een glimp krijgen van het ongelooflijke
potentieel van de mens. Als God in uw leven
werkzaam is, zult u gaan inzien hoe u, net als Adam en Eva, van de boom der
kennis van goed en kwaad genomen hebt, hoe u uw hele leven uw eigen weg hebt
gevolgd, de weg die naar de dood leidt in plaats van de weg van God. Spreuken 16:25: „Soms
schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar de dood.” U zult de betekenis van
zonde gaan kennen, en u zult gebroken zijn omdat u zelf hebt gezondigd,
uzelf de doodstraf hebt bezorgd en de dood van Jezus Christus noodzakelijk
hebt gemaakt om die straf in uw plaats te ondergaan. Romeinen 3:23: „Want
allen hebben gezondigd en derven [zijn verstoken van] de heerlijkheid Gods.” Romeinen 6:23: „Want het
loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is
het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.” Romeinen 5:8: „God
echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog
zondaren waren, voor ons gestorven is.” U zult gaan inzien hoe
slecht deze wereld in werkelijkheid is en u zult zich ervan willen losmaken
– geen deel willen hebben aan haar boosaardige wegen. Als God u roept en u
beantwoordt de roeping, zult u bereid zijn om het moeilijkste te doen wat
een mens kan doen – toegeven dat uw denk- en handelwijze verkeerd zijn. Dit
is het begin van ware bekering. U zult uw leven willen veranderen – niet
langer Satans weg willen volgen, maar willen doen wat God u zegt, wat dat
ook is. U zult de kracht krijgen om nee te zeggen tegen de verkeerde
gewoonten, verlangens en instellingen die altijd de drijfkracht achter uw
daden zijn geweest. Uw hele leven – uw
algemene motivatie en gezindheid – zullen eerder gekenmerkt worden door
geven dan door nemen. U zult al het mogelijke
willen doen om deze ellendige wereld te dienen en te helpen, en een ware
christen bereikt dit door Gods Werk te doen de kostbare kennis van Gods
waarheid met de rest van de mensheid te delen. Niet door discussies, maar
door daden. U zult uw hele hart in
Gods Werk leggen. U zult u volledig wijden aan het ondersteunen van de
opdracht van de Gemeente om de wereld te waarschuwen voor de dramatische
gebeurtenissen van het einde van dit tijdperk en om de fantastische,
prachtige wereld die ons net over de horizon wacht bekend te maken. U zult
vervuld zijn van geestdrift deel te hebben aan de verkondiging van een
betere toekomst en omdat God voor ons zorgt en op het punt staat in te
grijpen. Als u door God geroepen
wordt, zult u al gauw beseffen dat dat het enige is dat belangrijk is. Maar weet dit: God stelt
u verantwoordelijk voor wat u weet. Zoals Jakobus schreef in Jakobus 4:17:
„Als iemand dan weet goed te doen en het niet doet, is het hem tot zonde.”
Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren Wat bedoelde Christus
precies toen Hij tegen de discipelen zei in Mattheüs 22:14 „Velen zijn
geroepen, maar weinigen uitverkoren”? Laten we deze vraag eens nader
bekijken – ze is van belang voor onze eeuwige toekomst! Wat betekent het om
’geroepen’ te zijn of een ’roeping’ te ontvangen van God? En wat is de
betekenis van ’uitverkoren’ zijn? Is er wel enig verschil tussen geroepen en
uitverkoren zijn? Zou u Jezus' uitspraak
correct kunnen uitleggen? In het hedendaagse
christendom heerst daarover algemene verwarring. De meeste mensen die zeggen
christen te zijn realiseren zich niet dat, voordat iemand een bonafide lid
van Gods Gemeente – Christus' Lichaam – kan worden, die persoon eerst zowel
speciaal geroepen als gekozen moet zijn door God. „Een uitverkoren
geslacht” Jezus Christus vertelde
de discipelen: „Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u uitgekozen” (Johannes
15:16). Christus gaf elders te kennen: „Niemand kan tot Mij komen, tenzij de
Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke” (Johannes 6:44). De apostel Petrus
schreef tot ware christenen – tot ware leden van Gods Gemeente in 1 Petrus
2:9-10: „Gij echter zijt een
uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie,
een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u
uit de duisternis geroepen heeft
tot zijn wonderbaar licht: u, eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens
zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen.” Petrus vermaande Gods
volk – Gods uitgekozenen – verder in 2 Petrus 1:10: „Beijvert u daarom des
te meer, broeders, om uw roeping en verkiezing te bevestigen; want als gij
dit doet, zult gij nimmer struikelen.” Wat betekent deze hele
zaak van ’roeping’ en ’uitverkiezing’? En waarom werden de heiligen vermaand
om hun roeping en uitverkiezing te „bevestigen” – zeker te stellen?
Uitgenodigd voor de bruiloft Sinds de jaren dertig
van de vorige eeuw heeft het Werk van Gods Gemeente miljoenen mensen op een
of andere wijze met het ware evangelie bereikt: door middel van radio, tv,
schriftelijke publicaties en het internet of persoonlijke getuigenissen. Van degenen echter die
bereikt zijn, het getuigenis van Christus' ware evangelie hebben ontvangen,
en werkelijk geroepen zijn door God, hebben slechts zeer weinigen die
roeping ooit volledig geaccepteerd en beantwoord. De grote meerderheid
schijnt er weinig of geen aandacht aan te besteden. Als we de gelijkenis van
de koning die voor zijn zoon een bruiloftsmaal aanrichtte, zorgvuldig
bestuderen, kunnen we de betekenis van Christus' uitspraak dat „velen zijn
geroepen, maar weinigen uitverkoren” beter begrijpen. Mattheüs 22:1-14: „En
Jezus antwoordde en sprak wederom in gelijkenissen tot hen en zeide: Het
Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een koning, die voor zijn zoon een
bruiloft aanrichtte. En hij zond zijn slaven uit om de ter bruiloft
genodigden te roepen, doch zij wilden niet komen. Wederom zond hij andere
slaven uit, met de boodschap: Zegt de genodigden: Zie, ik heb mijn maaltijd
bereid, mijn ossen en gemeste beesten zijn geslacht en alles is gereed; komt
tot de bruiloft. Maar zij sloegen er geen acht op en gingen heen, de een
naar zijn akker, de ander naar zijn zaken. De overigen grepen zijn slaven,
en zij mishandelden en doodden hen. En de koning werd toornig, en hij zond
zijn legers uit en verdelgde die moordenaars en stak hun stad in brand. Toen
zeide hij tot zijn slaven: De bruiloft is wel gereed, maar de genodigden
waren het niet waard. Gaat daarom naar de kruispunten der wegen en nodigt
allen, die gij aantreft tot de bruiloft. En die slaven gingen naar de wegen
en verzamelden allen, die zij aantroffen, zowel slechten als goeden. En de
bruiloftszaal werd vol met hen, die aanlagen. Toen de koning binnentrad om
hen, die aanlagen, te overzien, zag hij daar iemand, die geen bruiloftskleed
aanhad. En hij zeide tot hem: Vriend, hoe zijt gij hier gekomen zonder
bruiloftskleed? En hij verstomde. Toen zeide de koning tot de bedienden:
Bindt hem aan handen en voeten en werpt hem uit in de buitenste duisternis;
daar zal het geween zijn en het tandengeknars. Want velen zijn geroepen,
maar weinigen uitverkoren.” In deze gelijkenis „zond
[de koning] zijn slaven uit om de ter bruiloft genodigden te roepen, doch
zij wilden niet komen” (vers 3). Hoe roept God ons? Door
de verkondiging van zijn Woord. De meerderheid evenwel wijst die roeping met
verachting af. Ze besteedt weinig of geen aandacht aan Gods koninklijke
uitnodiging (vers 4-7). Ten slotte zei de
koning: „Gaat daarom naar de kruispunten der wegen en nodigt allen, die gij
aantreft, tot de bruiloft” (vers 9). Van de miljoenen mensen
die de verkondiging van Gods Woord horen en lezen, besteden er weinig ooit
serieuze aandacht aan die boodschap. Het zijn hoofdzakelijk
de „armen” van deze wereld. Zij die zien dat het niet goed gaat met de
mensheid en die door de uitleg door Gods Gemeente tot de ontdekking komen
dat de hele wereld wordt bedrogen en die tijd aan God willen geven – die
werkelijk enige aandacht voor Gods boodschap hebben. Jakobus 2:5: „Heeft God
niet de armen naar de wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof en
erfgenamen van het Koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan wie Hem
liefhebben?” De rijken, de
aanzienlijken, de machtigen en de wijzen zijn te zeer ingenomen met hun lot
in dit leven om zich te bekommeren om Gods roeping. Ze hebben God niet nodig
– denken ze! 1 Corinthiërs 1:26-31:
„Ziet slechts, broeders, wat gij waart, toen gij geroepen werdt: niet vele
wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken.
Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen
te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat
sterk is te beschamen; en wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is,
heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan hetgeen wel iets is, zijn
kracht te ontnemen, opdat geen vlees zou roemen voor God. Maar uit Hem is
het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid,
rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, opdat het zij, gelijk geschreven
staat: Wie roemt, roeme in de Here.”
Gelijkenis van de zaaier Jezus Christus droeg
zijn apostelen op om het ware evangelie aan de gehele wereld bekend te
maken. Markus 16:15: „En Hij
zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan
de ganse schepping.” De apostelen moesten
„het stof van hun voeten afschudden” wanneer ze een huis of stad verlieten,
waarvan de inwoners hun boodschap niet ter harte wilden nemen of hen niet
wilden ontvangen (Mattheüs 10:14). De gelijkenis van de
zaaier laat zien hoe de mensen reageren op het Werk van de Gemeente van God. Lukas 8:4-15: „Toen er
nu veel volk samenstroomde en uit elke stad mensen tot Hem kwamen, sprak Hij
door een gelijkenis: Een zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien. En bij het
zaaien viel een deel langs de weg en het werd vertrapt en de vogelen des
hemels aten het op. En een ander deel viel op de rotsbodem, en toen het
opkwam, verdorde het, omdat het geen vochtigheid had. En een ander deel viel
midden tussen de dorens, en de dorens kwamen tegelijk op en verstikten het.
Een ander deel viel in goede aarde, en toen dat opgekomen was, bracht het
honderdvoudige vrucht voort. Dit zeggende, riep Hij: Wie oren heeft om te
horen, die hore. Zijn discipelen vroegen Hem, wat de bedoeling van deze
gelijkenis was. En Hij zeide: U is het gegeven de geheimenissen van het
Koninkrijk Gods te kennen, maar aan de anderen worden zij gepredikt in
gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien en horende niet begrijpen. Dit is
de gelijkenis: Het zaad is het woord Gods. Die langs de weg, zijn zij, die
het gehoord hebben; daarna komt de duivel en neemt het woord uit hun hart
weg, opdat zij niet zouden geloven en behouden worden. Die op de rotsbodem,
zijn zij, die het woord, zodra zij het horen, met blijdschap ontvangen; en
dezen hebben geen wortel, zij geloven voor een tijd en in een tijd van
beproeving worden zij afvallig. Wat in de dorens viel, dat zijn zij, die het
gehoord hebben; en gaandeweg worden zij door zorgen en rijkdom en lusten des
levens verstikt en zij brengen het niet tot vrucht. Dat in goede aarde, dat
zijn zij, die met een goed en vroom hart het woord gehoord hebbende, dat
vasthouden en vrucht dragen in volharding.” Deze gelijkenis laat
zien dat wanneer het „zaad” (Gods Woord) wordt gezaaid, een deel van het
zaad „langs de weg” terechtkomt (vers 5). De grote meerderheid van de mensen
die het evangelie horen, laat het Woord van God niet in zich wortelen. Ze
horen Gods Woord, maar handelen er niet naar, ze luisteren liever naar de
duivel (vers 12). Het „zaad” dat op „de
rotsbodem” viel (vers 6) staat voor het Woord van God dat inderdaad door
bepaalde zorgeloze mensen wordt ontvangen. Zij leggen evenwel geen goede
basis – zorgen niet voor diepe wortels. In een tijd van verzoeking vallen
zij af (vers 13). Het „zaad” dat tussen
„de dorens” viel (vers 7), heeft betrekking op diegenen die het Woord van
God wel aannemen en ernaar beginnen te handelen – het zelfs wortel laten
schieten – maar dit vervolgens door verschillende oorzaken („zorgen en
rijkdom en lusten des levens”) zodanig laten „verstikken” dat het geen
enkele vrucht tot volle rijpheid of volmaaktheid brengt (vers 14). Slechts een deel van het
„zaad” valt in „goede aarde” (vers 8). Dit zijn „zij, die met een goed en
vroom hart het woord gehoord hebbende, dat vasthouden en vrucht dragen in
volharding” (vers 15). Tot welke van deze vier
categorieën – het zaad langs de weg, het zaad op de rotsbodem, het zaad
tussen de dorens of het zaad in goede aarde – behoort u? Als we in Gods
Gemeente zijn – als we deel uitmaken van Gods uitverkorenen – dan zijn we
zowel geroepen als gekozen. Het zaad langs de weg vertegenwoordigt hen die
werden geroepen, maar niet werden gekozen. Het blijkt echter dat zowel het
zaad op de steenachtige plaatsen als tussen de dorens werd geroepen en
gekozen door God, maar niet volhield. De zaden die in goede
aarde vielen, duiden op hen die het Woord van God horen, het aannemen, trouw
zijn aan hun roeping, volhouden tot het einde en ten slotte goede vrucht
voortbrengen: Mattheüs 13:23: „De in
goede aarde gezaaide is hij, die het woord [zijn roeping] hoort en verstaat
[want God opent zijn verstand], die dan ook vrucht draagt en oplevert, deels
honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig.”
Gods uitverkorenen De Bijbel spreekt
dikwijls over Gods uitverkorenen. Wie zijn dit nu eigenlijk? Het zijn
degenen die God uit deze wereld roept. Hij opent hun verstand om zijn Woord,
zijn plan en zijn wil te begrijpen en zij gaan Hem daadwerkelijk
gehoorzamen. Degenen die Hij uit deze
duistere wereld roept in het licht van „het evangelie der heerlijkheid van
Christus” (2 Corinthiërs 4:4), vormen gezamenlijk de Gemeente van God. Het
woord gemeente is afgeleid van het
Griekse ekklèsia en betekent een
vergadering van mensen, een groep gelovigen, bijeengeroepen of uitgeroepen.
(Het woord kerk is
afgeleid van de Griekse term kuriakos en betekent ’des Heren’ of ’van
de Heer’ en komt slechts tweemaal voor in het Nieuwe Testament; het duidt
dus niet op een groep mensen of een gebouw.) Let nu op welke drie
belangrijke stappen we moeten doen voordat we geboren kunnen worden in het
Koninkrijk van God, als kinderen van God zelf: 1)
We moeten door God worden geroepen. 2)
Wanneer we Gods roeping beantwoorden, dan kiest God ons en schenkt
ons berouw, vergeving, zijn heilige geest en zijn genade. 3)
Nadat God ons heeft geroepen en gekozen, moeten we „volharden tot het
einde” (Mattheüs 24:13). We moeten vasthouden aan onze roeping – moeten
trouw zijn tot de dood – anders zullen we nooit als verheerlijkte, uit geest
samengestelde wezens in het Koninkrijk van God geboren worden.
Johannes 3:3: „Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg
u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet
zien.” 1
Corinthiërs 15:50: „Dit spreek ik evenwel uit, broeders: vlees en bloed
kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven en het vergankelijke beërft de
onvergankelijkheid niet.” Wanneer de
verheerlijkte, gekroonde Jezus Christus terugkeert naar deze aarde als
Koning der koningen en Heer der heren, zal Hij onmiddellijk zijn
uitverkorenen tot zich verzamelen. Mattheüs 24:31: „En Hij
zal zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal en zij zullen zijn
uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het ene uiterste der
hemelen tot het andere.” Wie zal dan bij die
belangrijke gelegenheid met Jezus Christus verenigd worden? Het zullen
diegenen in de Gemeente zijn die „met blinkend en smetteloos fijn linnen”
gekleed zijn. Openbaring 19:7-8:
„Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de
bruiloft des Lams is gekomen en zijn vrouw [Gemeente] heeft zich
gereedgemaakt; en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn
linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der
heiligen.” Efeziërs 5:27: „En zo
zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of
iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet.”
„De geroepenen en uitverkorenen en gelovigen” Wanneer Jezus Christus
naar deze aarde terugkeert als wereldheerser – als Koning der koningen en
Heer der heren – zal Hij vergezeld worden door hen en alleen door hen die
trouw zijn geboden hebben onderhouden. Openbaring 17:14: „En
zij, die met Hem zijn, de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen.” Ja, „velen zijn
geroepen, maar weinigen uitverkoren”. Vóór de terugkomst van Christus zullen
weinigen deel uitmaken van Gods Gemeente – van Gods uitverkorenen, de
speciaal door Hem uitgekozen personen. En zelfs als Christus
ons uitkiest en in zijn Gemeente plaatst, zullen we alleen dan bij zijn
tweede komst bij Hem zijn, als we trouw blijven tot het einde. Openbaring 2:10: „Wees
getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens.” Jakobus 1:12: „Zalig is
de man, die in verzoeking volhardt, want, wanneer hij de proef heeft
doorstaan, zal hij de kroon des levens ontvangen, die Hij beloofd heeft aan
wie Hem liefhebben.” Helaas zijn er leden van
Gods Gemeente die niet tot het einde trouw zijn gebleven. God heeft hen
geroepen en gekozen, in zijn Gemeente geplaatst, maar ze hebben geen stand
gehouden onder de beproevingen van dit leven en zullen het Koninkrijk van
God niet kunnen binnengaan bij Christus' tweede komst, tenzij zij diep
berouw hebben van hun trouweloosheid, zich voor God op hun knieën werpen en
Hem om genade smeken en daarna de genade en kracht van God ontvangen om als
trouw te kunnen worden beschouwd bij Christus' komst. Door de eeuwen heen zijn
niet alle leden God trouw gebleven. Er zijn gedoopte leden die weer
teruggegaan zijn naar de wereld en haar religies. Sommigen openden hun oren
weer voor Satans misleidende doctrines en ontpopten zich als valse leraren
en brachten ook anderen ten val. 2 Petrus 2:1-3: „Toch
zijn er ook valse profeten onder het volk geweest, zoals ook onder u valse
leraars zullen komen, die verderfelijke ketterijen zullen doen
binnensluipen, zelfs de Heerser, die hen gekocht heeft [ze waren gedoopt],
verloochenende en een schielijk verderf over zichzelf brengend. En velen
zullen hun losbandigheden [wetteloosheid, verderf, ondergang] navolgen,
zodat door hun schuld de weg der waarheid gelasterd zal worden; en zij
zullen uit hebzucht met verzonnen redeneringen u als koopwaar behandelen;
maar het oordeel houdt zich reeds lang met hen bezig en hun verderf sluimert
niet.” Vers 9-10: „Dan weet de Here de godvruchtigen uit de verzoeking te
verlossen en de onrechtvaardigen te bewaren om hen op de dag des oordeels te
straffen, vooral hen, die, begerig naar onreinheid, het vlees volgen en
hemelse heerschappij verachten. Zulke vermetelen, vol van zelfbehagen,
schromen niet de heerlijkheden te lasteren.” Vers 14-15: „Zij verlokken
onstandvastige zielen, hun hart is volleerd in hebzucht; kinderen der
vervloeking zijn zij. Doordat zij de rechte weg verlaten hebben, zijn zij
verdwaald.” Vers 17-22: „Dezen zijn bronnen zonder water, nevelen, door een
windvlaag voortgejaagd, voor wie de donkerste duisternis is weggelegd. Want
met holle, hoogdravende klanken verlokken zij door vleselijke begeerten en
door ongebondenheid hen, die zich ternauwernood aan degenen, die in dwaling
verkeren, onttrekken. Vrijheid [„Gods geboden zijn afgeschaft, Christus
heeft ons daarvan bevrijd”] spiegelen zij hun voor, hoewel zij zelf slaven
des verderfs zijn; immers, door wie [de duivel] men overmeesterd is, diens
slaaf is men. Want indien zij, aan de bezoedelingen der wereld ontvloden
door de erkentenis van de Here en Heiland Jezus Christus, toch weer erin
verstrikt raken en erdoor overmeesterd worden, dan is hun laatste toestand
erger dan de eerste. Het zou immers beter voor hen geweest zijn, geen kennis
verkregen te hebben van de weg der gerechtigheid, dan met die kennis zich af
te keren van het heilige gebod dat hun overgeleverd is. Hun is overkomen,
wat een waar spreekwoord zegt: Een hond, die teruggekeerd is naar zijn
uitbraaksel, of: een gewassen zeug naar de modderpoel.” Van al de miljarden
mensen die nu deze aarde bewonen, zijn wij, enkelingen, door God uitgekozen
om een speciaal werk te doen: het verkondigen van het evangelie aan de
wereld en om nu behoud te ontvangen. Mattheüs 24:14: „En dit
evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot
een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.”
De ’eerstelingen’ De Gemeente van God
viert de feesten van God. Een van de feesten is het Feest van de
Eerstelingen (Pinksteren). Gods feesten zijn verbonden met de
landbouwoogsten. Deze vormen een afbeelding van de geestelijke oogsten. De
eerste en de beste vruchten van het land van het oude Israël waren voor God.
Ook het volk Israël zelf werd Gods eerstgeboren kind genoemd. Exodus 4:22-23: „Dan
zult gij tot Farao zeggen: Zo zegt de HERE: Israël is mijn eerstgeboren
zoon; daarom zeg Ik u: laat mijn zoon gaan, opdat hij Mij diene.” De farao is een type van
Satan. God heeft gedurende de eerste 6000 jaar een kleine groep uit de
gijzeling van Satan verlost, die zijn ’eerstgeborenen’ zullen zijn. God is
bezig met het stichten van een gezin. De eerste Zoon, Jezus Christus, is al
in dat gezin geboren. De leden van Gods Gemeente zijn verwekt – in de
baarmoeder van de Gemeente – en zullen spoedig als ’eerstelingen’ geboren
worden bij de terugkomst van Christus. 1 Corinthiërs 15:23:
„Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die
van Christus zijn bij zijn komst.” Het fysieke Israël heeft
God verlaten omdat ze de heilige geest niet hadden, maar geestelijk Israël –
Gods Gemeente – heeft Gods geest ontvangen. 1 Corinthiërs 15:46-50:
„Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het
geestelijke. De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is
uit de hemel. Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken, en zoals
de hemelse is, zijn ook de hemelsen. En gelijk wij het beeld van de
stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen.
Dit spreek ik evenwel uit, broeders: vlees en bloed kunnen het Koninkrijk
Gods niet beërven en het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet.” De eerste geestelijke
oogst, de eerste opstanding, bij de terugkomst van Christus, bestaat uit de
eerstelingen. 2 Thessalonicen 2:13:
„Maar wij behoren God te allen tijde om u te danken, door de Here geliefde
broeders, dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot behoudenis, in
heiliging door de Geest en geloof in de waarheid.” Openbaring 14:4: „Dezen
zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt [geen afgoderij], want
zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook
heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het
Lam.” God had eerst alleen het
fysieke volk Israël uit alle volken apart gezet en zijn wetten gegeven. Na
de eerste komst van Christus als mens op aarde 2000 jaar geleden, heeft God
opnieuw een groep mensen apart gezet, geestelijk Israël, de Gemeente van
God. Pas na Christus' terugkomst zullen alle mensen geroepen worden door
God. Velen zullen die roeping beantwoorden zodat Gods gezin uitermate groot
en groots wordt. Gods Waarheid wordt door
de mensheid nog niet begrepen. De houding van de mensen maakt dit
onmogelijk. Ze zijn verblind en doof voor Gods meesterplan met de mensheid.
Als de houding niet op God gericht is, zijn de mensen horende doof en ziende
blind. Daarom spreekt Christus in gelijkenissen, zodat ze Hem niet
begrijpen. Velen denken dat Hij gelijkenissen gebruikte om de boodschap te
verduidelijken. Integendeel, de wereld begrijpt de Bijbel niet. Mattheüs 13:13-16:
„Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en
horende niet horen of begrijpen. En aan hen wordt de profetie van Jesaja
vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins
verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken;
[waarom niet?] want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn
hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien
met hun ogen, en met hun oren niet horen, en met hun hart niet verstaan en
zich bekeren, en Ik hen zou genezen. Maar uw [de uitverkorenen] ogen zijn
zalig, omdat zij zien en uw oren, omdat zij horen.” Tot de komst van
Christus is slechts een kleine groep uitverkoren. Maar daarna zal ieder mens
een kans krijgen. God zal de sluier wegnemen. Jesaja 25:7: „En Hij zal
op deze berg de sluier vernietigen, die alle natiën omsluiert, en de
bedekking, waarmede alle volken bedekt zijn.” Jesaja 2:2-3: „En het
zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des
HEREN vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de
heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts heenstromen en vele natiën
zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des HEREN,
naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en
opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en des
HEREN woord uit Jeruzalem.” God is een rechtvaardig
God. Ieder mens krijgt een faire kans om eeuwig behoud te ontvangen. De uitverkorenen in onze
tijd hebben een uiterst grote verantwoordelijkheid, maar ook een dankbare
taak. De weinigen die uitverkoren zijn zullen spoedig in Gods regering onder
de Koning Jezus Christus in het Koninkrijk van God als koningen en priesters
regeren over de aarde. Daarom is de eerste
groep in de eerste opstanding zeer klein. Het aantal personen in een
regering is zeer gering ten opzichte tot de totale bevolking van een staat.
God stelt eerst zijn regering samen en daarna kunnen de miljarden Gods
Koninkrijk binnengaan. Johannes ziet in een
visioen de terugkomst van Christus en de installatie van de regering van
Gods Koninkrijk. Openbaring 20:4: „En ik
zag tronen, en zij [de uitverkoren eerstelingen] zetten zich daarop, en het
oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen van hen, die onthoofd waren om
het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch
zijn beeld hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en
op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als
koningen met Christus, duizend jaren lang.” Vers 6: „Zalig en heilig is hij,
die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen
macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen
met Hem als koningen heersen, die duizend jaren.” Dan zal Gods weg van
vrede en geluk worden onderwezen. Laten we er zeker van
zijn dat we gehoorzaam en „trouw tot de dood” blijven, zodat we de „kroon
des levens [zullen] ontvangen, die Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben”
(Jakobus 1:12).
De uitverkorenen kunnen het doel bereiken Is Gods plan om zichzelf
voort te planten een bizar idee dat geen enkele kans van slagen heeft? Is
het slechts een groots experiment dat zal eindigen in een gesmolten massa te
midden van verterende vlammen? Zullen God en Christus
dan weer alleen zijn in het universum en zeggen: „Het was een goed idee,
maar het was wel een beetje te hoog gegrepen”? Of zal het
ontzagwekkende plan van God slagen? Is God werkelijk in
staat zich voort te planten? Zal het plan werken? Zullen er duizenden, en
dan miljoenen, en dan miljarden mensen zijn die tot onsterfelijke leden van
Gods Gezin gemaakt zijn?
Soms ontmoedigd Sommige mensen die door
God geroepen zijn worden weleens ontmoedigd. Ze hebben zo nu en dan het
gevoel dat zij het niet kunnen halen. De weg is te moeilijk. Er zijn teveel
verleidingen. Zij voelen dit vooral
wanneer zij beproevingen moeten doorstaan of wanneer zij slechts moeizaam
vooruit kunnen komen. De Bijbel bevat vele passages over beproevingen en
verdrukkingen, en op zulke tijden lijken ze ons allemaal in gedachten te
schieten. Zoals: Efeziërs 6:12: „Wij
hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden,
tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze
geesten in de hemelse gewesten.” Of wij denken aan wat
Christus zei in de Bergrede: Mattheüs 7:13: „Breed is
de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan.” Misschien zijn de
woorden van Paulus: „In mij, dat wil zeggen in mijn vlees, woont geen goed”
(Romeinen 7:18) ons welbekend. Of misschien is het vers
dat het meest aangehaald wordt wanneer wij in moeilijkheden verkeren wel:
„Ik, ellendig mens!” (vers 24.) Sommige mensen die door
God geroepen zijn hebben af en toe onder deze stemming te lijden. Zij zijn
in een strijd op leven en dood tegen Satan verwikkeld. Zij lijden van tijd
tot tijd onder vervolgingen. Zij zullen zwak zijn en soms verleid worden. Maar moeten wij ons
terneergeslagen voelen? Moedeloos? Moeten wij het opgeven? Zeker niet! Hier is een test die u
op uzelf kunt uitproberen. Bent u een pessimist of een optimist in
geestelijk opzicht?
Geestelijke pessimisten en optimisten Sla Handelingen 14:22
op. Lees dit vers en let erop waar u de klemtoon legt: „om de zielen der
discipelen te versterken en hen te vermanen om te blijven bij het geloof, en
dat wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods moeten binnengaan.” Hoe las u dat? Las u:
„dat wij door vele verdrukkingen
het Koninkrijk Gods moeten binnengaan”? Als u de klemtoon op die plaats
gelegd hebt, is het heel goed mogelijk dat u een pessimist bent. Of las u: „dat wij door
vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods
moeten binnengaan”? Dit is
geestelijk optimisme – weten dat er beproevingen en moeilijkheden zullen
zijn, maar erop vertrouwen dat u met Gods hulp het doel zult kunnen
bereiken. De pessimist ziet
gewoonlijk alleen de zorgen en het leed. Hij ziet niet de zonneschijn die na
de regen komt. De optimist weet dat hij de storm niet kan ontwijken, maar
ziet het succes aan het eind van de beproeving. Pessimisme is niet
hetzelfde als zorgelijk en kritisch het gedrag van veel mensen opmerken
waardoor zoveel ellende wordt veroorzaakt. In de Bijbel wordt niet
beschreven hoe gemakkelijk het is om in het Koninkrijk van God te komen. We
kunnen niet op ons gemak in onze luie stoel gaan zitten in de waan dat we
het doel bereikt hebben of dat we niets te doen hebben. Volgens het Woord van
God zal er een worsteling nodig zijn. Er zullen beproevingen op onze weg
liggen. Misschien vervolging en andere ernstige moeilijkheden. Maar we
kunnen het doel bereiken! Dat laat de Bijbel zien. In religieuze kringen
komt men vaak het denkbeeld tegen dat het plan van God bij de schepping
mislukte. Velen geloven dat Adam
en Eva in een bijzondere, verheven toestand werden geschapen, en dat zij
’vielen’ (aangeduid als de zondeval) toen de slang, de duivel, hen ertoe
verleidde van de verboden boom te eten. De mensen die deze overtuiging zijn
toegedaan, zeggen verder dat God sinds die tijd voortdurend probeert om de
mensheid terug te brengen tot een toestand die even goed is als die waarin
Adam zich oorspronkelijk bevond. Dat is niet wat er is
gebeurd. Laten wij een
belangrijke passage lezen in 1 Petrus 1:18-20: „Wetende, dat gij niet met
vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel,
die u van de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbare bloed van
Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam. Hij was van tevoren
gekend, vóór de grondlegging der wereld, doch is bij het einde der tijden
geopenbaard ter wille van u.” Adam en Eva zondigden.
Maar zij vielen niet. Zij werden geschapen als mensen met een lichaam van
vlees en bloed. Toen zij van de verkeerde boom namen, waren zij ongehoorzaam
aan God. Maar zij vielen niet. Sinds Adam en Eva hebben
alle mensen gezondigd. „Want allen hebben gezondigd” (Romeinen 3:23). En het
loon van de zonde is de dood (Romeinen 6:23). Wij hebben allemaal de
mogelijkheid gekregen om in moreel opzicht vrij te handelen. Wij beslissen
zelf wat wij zullen doen – of wij God zullen gehoorzamen of niet. Adam en
Eva werden door de duivel tot ongehoorzaamheid verleid. Wij hebben allemaal
hetzelfde gedaan – dat wil zeggen, wij zijn allemaal verleid en gestruikeld. God en Christus wisten
vanaf het begin dat Jezus zou moeten komen om de straf voor de zonde van de
mens te ondergaan. Dat hebben wij zojuist in 1 Petrus 1 gelezen. De apostel Paulus
schreef in Galaten 4:4: „Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft
God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw.” Het was noodzakelijk dat
een lid van Gods Gezin afstand deed van zijn goddelijkheid en mens werd. Filippenzen 2:7:
„Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft
aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is.” Omdat de dood van
Christus zo belangrijk was – Hij was God en is mens geworden – was zijn dood
de betaling voor de zonden van alle mensen. Daarna hadden de mensen door
middel van bekering en vergeving van de zonde de mogelijkheid om te groeien
en te overwinnen en in het Gezin van God geboren te worden. Maar hoe kunt u er
zeker van zijn? God heeft ons niet
zonder geestelijke bemoediging gelaten. Zoals wij al gezien hebben, vertelt
de Bijbel over de vervolging en beproevingen die wij op ons pad kunnen
ontmoeten. Maar hij vertelt ook over de beloning als wij overwinnen en trouw
blijven. Laten wij eens zien wat
God zegt dat zijn wil is voor de hele mensheid. 1 Timotheüs 2:3-4: „Dit
is goed en aangenaam voor God, onze Heiland, die wil, dat alle mensen
behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen.” Wij weten van tevoren
dat niet ieder mens die ooit geleefd heeft, zal worden behouden. Jezus zei
dat van sommige mensen in zijn dagen. Lukas 13:25-28: „Van het
ogenblik af, dat de heer des huizes is opgestaan en de deur gesloten heeft,
zult gij beginnen buiten te staan en aan de deur te kloppen zeggende: Here,
doe ons open, en Hij zal antwoorden en tot u zeggen: Ik weet niet, vanwaar
gij zijt. Dan zult gij beginnen te zeggen: Wij hebben voor uw ogen gegeten
en gedronken en in onze straten hebt Gij geleerd. En Hij zal tot u spreken,
zeggende: Ik weet niet, vanwaar gij zijt; gaat weg van Mij, alle gij werkers
der ongerechtigheid. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars, wanneer
gij Abraham en Isaäk en Jakob zult zien en al de profeten in het Koninkrijk
Gods, maar uzelf buitengeworpen.” En God heeft geopenbaard
in Maleachi 4:1 dat „de dag komt, brandend als een oven [een grote
vuurpoel]! Dan zullen alle overmoedigen en allen die goddeloosheid
bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken.” Niet iedereen zal dus
het doel (willen) bereiken. Er zullen mensen zijn die God eenvoudig niet
willen gehoorzamen. In zijn barmhartigheid
zal God ervoor zorgen dat het is alsof zij er nooit geweest zijn. De poel
van vuur is geen eeuwig vuur waarin de kwade zielen moeten verblijven. Het
is de laatste grote brand, waarin de materiële dingen zullen verteren, samen
met hen die onverbeterlijk zijn en niet in geest zijn veranderd. Maar hoe staat het met
iemand die door God geroepen is? Als hij zijn hart op God
en zijn levenswijze gezet heeft, zegt Christus tot hem in Hebreeën 13:5-6:
„Ik zal u geenszins verlaten. Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De
Here is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen?” Als christenen zullen
wij nu en dan struikelen. Wij zullen af en toe zwak zijn. Maar Christus zal
ons niet verlaten. Sla nu Filippenzen 1:6
eens op. De apostel Paulus moest de gemeenten in zijn tijd voortdurend
bemoedigen. Ook wij hebben bemoediging nodig: „Hiervan toch ben ik ten volle
overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe
zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus.” God zal u niet in de
steek laten. Hij zal u niet verstoten. Niet tenzij u het helemaal opgeeft –
onverbeterlijk bent. In Jesaja 59:1 vinden
wij deze bemoediging: „Zie, de hand des Heren is niet te kort om te
verlossen, en zijn oor niet te onmachtig om te horen.” God bevindt zich
nooit buiten bereik. Hij hoeft nooit te zeggen: „Ik zou u echt wel willen
helpen, maar mijn macht is eenvoudig niet groot genoeg.” Hij is aanwezig om
naar onze noden te luisteren en om ons bij te staan. Dit betreft slechts de
weinigen die zijn uitverkoren. Naar de mensen die Gods levenswijze niet
willen volgen luistert Hij niet. Jesaja 59, vers 2 vervolgt met: „Maar uw
ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw
zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort.” Voorbereid zijn Paulus heeft beschreven
hoe wij ons op de toekomst moeten voorbereiden – hoe wij op de weg naar
eeuwig leven kunnen blijven, „waardoor zij zich een vaste grondslag voor de
toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen” (1 Timotheüs 6:19). Wij
kunnen de toekomst niet zomaar over ons heen laten komen. Wij moeten
christelijk karakter opbouwen. Maar wij moeten op het juiste fundament
bouwen. Er zijn twee dingen die
wij in dit verband in het oog moeten houden. Ten eerste heeft Christus
gezegd dat er twee fundamenten zijn waarop wij kunnen bouwen: een fundament
van rots en een fundament van zand. Mattheüs 7:24-27: „Een
ieder nu, die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een
verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots. En de regen viel neer en de
stromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, en het
viel niet in, want het was op de rots gegrondvest. En een ieder, die deze
mijn woorden hoort en ze niet doet, zal gelijken op een dwaas man, die zijn
huis bouwde op het zand. En de regen viel neer en de stromen kwamen en de
winden waaiden en sloegen tegen dat huis, en het viel in, en zijn val was
groot.” Als u niet op het juiste
fundament bouwt, is ieder gebouw dat u optrekt waardeloos. Ten tweede vertelt de
apostel Paulus over twee verschillende soorten bouwmateriaal. U kunt bouwen
met hout, hooi of stro. Of u kunt bouwen met goud, zilver en kostbaar
gesteente (1 Corinthiërs 3:12). Als u met het eerste bouwt, kan uw gebouw
zelfs op een goed fundament de storm niet doorstaan. Maar als u bouwt op een
sterk, hecht fundament met duurzame materialen van goede kwaliteit, kunt u
uw gebouw zo sterk maken dat het alles kan doorstaan. De apostel Paulus voegde
eraan toe in 1 Timotheüs 4:16: „Zie toe op uzelf en op de leer, volhard in
deze dingen; want door dit te doen zult gij zowel uzelf als hen, die u
horen, behouden.” Er is iets wat we moeten
doen. We moeten op Gods weg voortgaan. Zoals gezegd, kunnen we niet in een
luie stoel gaan zitten. We moeten de levenswijze van God vinden, en die dan
volgen. We moeten doorgaan en overwinnen tot aan het einde (Openbaring
2:26).
Weinigen uitverkoren God werkt hier beneden
aan een plan. Het zal slagen. Maar op dit moment heeft God zich er nog niet
toe gezet om de hele wereld te roepen. Sinds de schepping van
de aarde heeft de mensheid gedurende 6000 jaar de les van de menselijke
geschiedenis, los van de wet van God, mogen schrijven. Vanaf Adam en Eva tot
aan onze tijd hebben de meeste mensen besloten de verkeerde weg te gaan. Dit
is niet de dag van hun behoud. God heeft op dit
tijdstip alleen „eerstelingen” geroepen. Jakobus 1:18: „Naar zijn
raadsbesluit heeft Hij ons voortgebracht door het woord der waarheid, om in
zekere zin eerstelingen te zijn onder zijn schepselen.” Omdat velen niet
begrijpen dat God nu niet iedereen roept, lijkt het alsof Gods plan mislukt. Maar Gods plan verloopt
precies volgens schema. De volgende belangrijke fase in dat plan, is de
terugkeer van Jezus Christus. Wanneer deze plaatsvindt, zullen alle doden in
Christus uit hun graf opstaan. Diegenen in Christus die nog leven, zullen in
onsterfelijke geestelijke wezens veranderen. Samen zullen zij opstijgen om
Christus in de lucht te ontmoeten. 1 Thessalonicen 4:13-17:
„Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die
ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere mensen, die geen
hoop hebben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is,
zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem.
Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die
achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen
voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een
aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en
zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen
wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk
weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met
de Here wezen.” 1 Corinthiërs 15:50-52:
„Dit spreek ik evenwel uit, broeders: vlees en bloed kunnen het Koninkrijk
Gods niet beërven en het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet.
Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar
allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de
laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk
opgewekt worden en wij zullen veranderd worden.” De profeet Zacharia
schrijft in Zacharia 14:4-9: „Zijn [Christus] voeten zullen te dien dage
staan op de Olijfberg, die vóór Jeruzalem ligt aan de oostzijde . . . En de
Here, mijn God, zal komen, alle heiligen met Hem . . . En de Here zal koning
worden over de gehele aarde; te dien dage zal de Here de enige zijn, en zijn
naam de enige.” De groep ’eerstelingen’
die Christus tegemoet gaan in de lucht om dan neer te dalen op aarde is zeer
klein. Lukas 12:32: „Wees niet
bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het
Koninkrijk te geven.” Er staat een
inspirerende passage in het boek Openbaring die aantoont hoe graag God wil
dat zijn klein kuddeke zijn Koninkrijk binnengaat.
Een triomflied In Openbaring 5 worden
de profetieën van het boek Openbaring vergeleken met een boekrol, die alleen
Christus waardig is te openen. Deze profetieën gaan over de tijd die nog
voor ons ligt, wanneer Christus zal terugkeren om Gods regering op de aarde
te vestigen. Ze gaan over de tijd waarin de heiligen uit de dood zullen
opstaan om Christus te ontmoeten en samen met Hem 1000 jaar lang te regeren. Vers 9 en 10 van
Openbaring 5 zijn zeer inspirerend en hebben veel te maken met de toekomst
van de uitverkorenen. De oudsten zingen een
majestueus lied voor de troon van God, terwijl zij eer en lof bewijzen aan
Christus, die aan de rechterhand van God zit. Openbaring 5:9-10: „En
zij zongen een nieuw gezang, zeggende: Gij zijt waardig de boekrol te nemen
en haar zegels te openen; want Gij zijt geslacht en Gij hebt hen [de
heiligen] voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en volk en
natie; en Gij hebt hen [de heiligen] voor onze God gemaakt tot een
koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de
aarde.” Hebt u hier ooit eerder
bij stilgestaan? Misschien bent u wel het onderwerp van een gezang dat voor
de troon van God wordt gezongen. Petrus schreef over het
plan van God dat hier op aarde uitgewerkt wordt: „die dingen, welke u thans
verkondigd zijn bij monde van hen, die door de Heilige Geest, die van de
hemel gezonden is, u het evangelie hebben gebracht, in welke dingen zelfs
engelen begeren een blik te slaan” (1 Petrus 1:12). De engelen moeten het
fascinerend vinden – hoe God stof van de aarde nam en menselijk leven naar
zijn eigen beeld maakte. De engelen hebben het bijna 6000 jaar lang allemaal
gadegeslagen. De mens heeft zijn eigen weg mogen gaan en het bedrog van
Satan mogen volgen. Maar wanneer Christus
komt om de regering van God te vestigen, zal de duivel worden
gevangengenomen en voor 1000 jaar worden opgesloten (Openbaring 20:2).
Iedereen zal de kans hebben om de ware God te leren kennen en Gods
levenswijze te volgen. Het bijzondere is dat u op dit ogenblik Gods
levenswijze kunt leren kennen en volgen. Wij kunnen deel uitmaken
van „hen” over wie de 24 oudsten zingen. In Openbaring 5:11 wordt
een hemels koor beschreven van meer dan 100 miljoen engelen die God en
Christus lof en eer toezingen en zingen over het plan van God. Openbaring 5:11: „En ik
zag, en ik hoorde een stem van vele engelen rondom de troon, en van de
dieren [schepselen] en de oudsten; en hun getal was tienduizenden
tienduizendtallen en duizenden duizendtallen.” God geeft ons nu de kans
om van dat fantastische plan deel uit te maken. Ja, er kunnen inderdaad
strijd en beproevingen op uw weg liggen. Maar we kunnen het doel bereiken.
God staat aan onze kant. Hij is er om ons te helpen – om ons op te richten –
om ons te bemoedigen. De oudsten zingen over dat „klein kuddeke”. Miljoenen
engelen zingen jubelend over het plan van God en hun aandeel daarin. God heeft velen
geroepen, maar weinigen reageren gemotiveerd en positief en blijven
volharden tot het einde. 2 Timotheüs 2:12:
„Indien wij volharden, zullen wij ook met Hem als koningen heersen.” Hoe klein is die kleine
kudde, de uitverkorenen die in de eerste opstanding zullen zijn en daarom de
’eerstelingen’ worden genoemd? Het antwoord staat in
Openbaring. Deze kleine groep zal, na de komst van Christus en na hun
verandering van vlees en bloed in geest, bij Christus op de berg Sion staan. Openbaring 14:1: „En ik
zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem
honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns
Vaders geschreven stonden.” Zij zijn de
eerstelingen. Vers 4: „Dezen zijn het,
die zich niet met vrouwen hebben bevlekt [zij hebben geen deel gehad aan
valse kerken die hoereren met de afgoden; kerken worden in de Bijbel soms
als vrouwen voorgesteld], want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het
Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als
eerstelingen voor God en het Lam.” De 144.000 zijn
de losgekochten van de aarde (vers
3). Meer zijn er vóór de terugkeer van Christus niet losgekocht door Hem
gedurende 6000 jaar. Zij zijn ”de losgekochten”, dus
alle losgekochten. Zij zijn de
eerstelingen (vers 4). Door de eeuwen heen tot
de komst van Christus heeft God 144.000 mensen apart gezet, verzegeld met
zijn geest. Efeziërs 1:13-14: „In
Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer
behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook
verzegeld met de Heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze
erfenis [Gods Koninkrijk], tot verlossing van het volk, dat Hij Zich
verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.” Efeziërs 4:30: „En
bedroeft de heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt tegen de
dag der verlossing.” Openbaring 7:4: „En ik
hoorde het getal van hen, die verzegeld waren: honderdvierenveertigduizend
waren verzegeld.” Onder de miljarden mensen vormt dit „klein kuddeke” (Lukas 12:32) van 144.000 een relatief zeer kleine groep uitverkorenen. Zij zijn door God gedurende 6000 jaar opgeleid – en de laatsten zijn nu in opleiding – voor hun taak als koningen en priesters in het Koninkrijk van God.
|