Voor literatuurlijst klik hier.
Hoe het zal zijn in de
Wereld van Morgen
Jezus Christus zal de wereld van morgen
besturen. Zijn rechtvaardige heerschappij zal zich vanuit Jeruzalem over de
gehele wereld uitbreiden. De heropvoeding van de mens in Gods levenswijze
zal de hoogste prioriteit krijgen. Naarmate de wereld heropgevoed wordt,
zullen de mensen de zegeningen ontvangen die men krijgt wanneer men aan Gods
wet van liefde gehoorzaam is. Er zal vrede zijn, samenwerking, gezondheid,
overvloed en vreugde. En de gehele wereld zal Gods meesterplan voor de
mensheid leren begrijpen.
Deze
duizendjarige wereld wordt uitgebeeld door het Loofhuttenfeest, dat ieder
jaar door de Gemeente van God wordt gehouden. Laten wij eens zien hoe die
utopische wereld er in werkelijkheid uit zal zien.
Wat voorspelt God met betrekking tot de
afstammelingen van Jakob in de eindtijd, die in ballingschap zullen leven in
vreemde landen?
„Zijt gij voor Mij niet gelijk aan de kinderen
der Ethiopiërs, o kinderen Israëls? luidt het woord des HEREN. Heb Ik Israël
niet uit het land Egypte gevoerd en de Filistijnen uit Kaftor en de
Arameeërs uit Kir? Zie, de ogen des Heren HEREN zijn tegen het zondige
koninkrijk, en Ik zal het verdelgen van de aardbodem. Evenwel zal Ik het
huis Jakobs niet geheel en al verdelgen, luidt het woord des HEREN. Want
zie, Ik geef bevel, en Ik schud het huis van Israël onder al de volken,
gelijk men met een zeef schudt, en geen steentje zal ter aarde vallen. Door
het zwaard zullen zij sterven, al de zondaren van mijn volk, die zeggen: Gij
moogt het kwaad niet nader brengen en het ons niet tegemoet voeren. Te dien
dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik zal haar scheuren
dichten en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal haar herbouwen
als in de dagen van ouds” (Amos 9:7-11).
„Zo zegt de HERE der heerscharen: Zie, Ik
verlos mijn volk uit het land van de opgang en uit dat van de ondergang der
zon; Ik breng hen terug en zij zullen binnen Jeruzalem wonen. Zij zullen Mij
tot een volk en Ik zal hun tot een God zijn, in trouw en in gerechtigheid”
(Zacharia 8:7-8).
„Maar gij, bergen van Israël, zult uw takken
voortbrengen en uw vruchten dragen voor mijn volk Israël, want nabij is zijn
komst. Want zie, Ik kom bij u en keer Mij tot u, gij zult bewerkt en bezaaid
worden. Ik zal de mensen op u talrijk maken: het ganse huis Israëls; de
steden zullen weer bewoond en de puinhopen herbouwd worden. Ja, Ik zal
mensen en dieren op u talrijk maken, zij zullen zich vermenigvuldigen en
vruchtbaar zijn; Ik zal u bevolken als vanouds en u weldoen meer dan
vroeger; en gij zult weten, dat Ik de HERE ben” (Ezechiël 36:8-11).
„In de komende dagen zal Jakob wortel schieten,
Israël bloeien en uitspruiten, zodat zij de wereld met vruchten vervullen”
(Jesaja 27:6).
Bij zijn terugkeer zal Christus de wederopbouw
van de door massavernietigingswapens verwoeste naties van de wereld ter hand
nemen, beginnend met de afstammelingen van het oude Israël. Vóór zijn
terugkeer zullen de twaalf stammen, niet alleen de stam Juda (de Joden),
weer in ballingschap gevoerd worden. Christus zal hen uit ballingschap
bevrijden en hen een nieuwe woonplaats geven en hen tot een voorbeeld maken
voor alle naties.
Waar zal de hoofdzetel van de regering van
Christus op aarde gevestigd worden – de hoofdstad van de wereld?
„Zo zegt de HERE: Ik keer weder tot Sion en Ik
woon binnen Jeruzalem; Jeruzalem zal de stad der trouw, en de berg van de
HERE der heerscharen zal de berg der heiligheid genoemd worden” (Zacharia
8:3).
„Te dien tijde zal men Jeruzalem noemen de
troon des HEREN, en alle volken zullen zich daarheen verzamelen om de naam
des HEREN te Jeruzalem, en zij zullen niet meer wandelen naar de
verstoktheid van hun boos hart” (Jeremia 3:17).
Zij zal een voorbeeld zijn voor de gehele
wereld.
„Om Sions wil zal ik niet zwijgen en om
Jeruzalems wil zal ik niet rusten, totdat zijn heil opgaat als een
lichtglans en zijn verlossing als een brandende fakkel. Volken zullen uw
heil zien, alle koningen uw heerlijkheid en men zal u noemen met een nieuwe
naam, die de mond des HEREN zal bepalen . . . En laat Hem geen rust, totdat
Hij Jeruzalem grondvest en het stelt tot een lof op aarde” (Jesaja 62:1-2,
7).
Vanwege haar ligging ten opzichte van de
werelddelen, is Jeruzalem het ideale geografische middelpunt voor de
wereldheerschappij.
Zij zal in perfectie worden herbouwd. Geen
enkele stad uit het verleden of heden zal haar schoonheid en pracht kunnen
evenaren. Zij zal de toekomstige modelstad worden – het patroon waarnaar
andere steden zullen worden gebouwd.
De verwoeste steden zullen herbouwd worden.
„Ik zal een keer brengen in het lot van mijn
volk Israël: verwoeste steden zullen zij herbouwen en bewonen; wijngaarden
zullen zij planten en de wijn ervan drinken; boomgaarden zullen zij
aanleggen en de vrucht daarvan eten. Dan zal Ik hen planten in hun grond, en
zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond die Ik hun gegeven heb,
zegt de HERE, uw God” (Amos 9:14-15).
„Zo spreekt de Here HERE: Wanneer Ik u reinig
van al uw ongerechtigheden, zal Ik de steden weer bevolken en zullen de
puinhopen herbouwd worden; het verwoeste land zal weer worden bewerkt, in
plaats van een woestenij te zijn voor het oog van iedere voorbijganger. En
men zal zeggen: Dit land dat verwoest was, is geworden als de hof van Eden;
de steden die, verwoest en vernield, in puin lagen, zijn weer versterkt en
bewoond” (Ezechiël 36:33-35). Lees Ezechiël 36 helemaal.
Er zal geluk en vreugde heersen in deze steden.
„Ja, Ik zal een keer brengen in het lot van
Juda en Israël en hen opbouwen als weleer; Ik zal hen reinigen van al hun
ongerechtigheid, waardoor zij tegenover Mij gezondigd hebben, en Ik zal hun
vergeven al hun ongerechtigheden, waardoor zij tegenover Mij gezondigd
hebben en van Mij afvallig geworden zijn. Dan zal zij Mij tot een blijde
naam worden, tot lof en eer bij alle volkeren der aarde, die van al het
goede dat Ik aan hen doe, horen zullen; ja, zij zullen zich verbazen en
verwonderen over al het goede en al het heil, dat Ik aan haar doe. Zo zegt
de HERE: In deze plaats, waarvan gij zegt: Zij is verwoest, mens noch dier
is er, in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem die woest
liggen, zonder mensen, zonder inwoners en zonder dieren, zal weer gehoord
worden de stem der vreugde en de stem der vrolijkheid, de stem van de
bruidegom en de stem der bruid, de stem van hen die zeggen: Looft de HERE
der heerscharen, want de HERE is goed, want zijn goedertierenheid is tot in
eeuwigheid! terwijl zij lofoffers in het huis des HEREN brengen; want Ik zal
in het lot van het land een keer brengen, zodat het wordt als tevoren, zegt
de HERE” (Jeremia 33:7-11).
„Zo zegt de HERE der heerscharen: Er zullen
weer oude mannen en vrouwen op de pleinen van Jeruzalem zitten, ieder met
een stok in de hand vanwege zijn hoge leeftijd. Ook zullen de pleinen der
stad vol zijn van jongens en meisjes, die daar spelen” (Zacharia 8:4-5).
„En gij zult te dien dage zeggen: Ik loof U,
HERE, omdat Gij toornig op mij zijt geweest; uw toorn heeft zich afgewend en
Gij vertroost mij. Zie, God is mijn heil, ik vertrouw en vrees niet, want
mijn sterkte en mijn psalm is de HERE HERE, en Hij is mij tot heil geweest.
Dan zult gij met vreugde water scheppen uit de bronnen des heils. En gij
zult te dien dage zeggen: Looft de HERE, roept zijn naam aan, maakt onder de
volken zijn daden bekend, vermeldt, dat zijn naam verheven is. Psalmzingt de
HERE, want Hij heeft grootse dingen gedaan; dit worde bekendgemaakt op de
ganse aarde. Juicht en jubelt, inwoners van Sion, want groot in uw midden is
de Heilige Israëls” (Jesaja 12:1-6).
„Want de HERE troost Sion, Hij troost al haar
puinhopen; Hij maakt haar woestijn als Eden en haar wildernis als de hof des
HEREN; blijdschap en vreugde zullen er gevonden worden, loflied en geklank
van gezang” (Jesaja 51:3).
„Dan verheugt zich het meisje in de reidans,
jongelingen en grijsaards tezamen. Ik verander hun rouw in vreugde. Ik
troost en verblijd hen na hun smart” (Jeremia 31:13).
In het Millennium zullen de steden voorzien
zijn van schone bedrijven en faciliteiten voor een gezonde levenswijze en
een gelukkig familieleven.
Christus zal de oorlogsangst doen verdwijnen
wanneer Hij degenen die de aarde met geweld en dood gevuld hebben met grote
kracht verslagen heeft.
„En Hij zal richten tussen volk en volk en
rechtspreken over machtige natiën. Dan zullen zij hun zwaarden tot
ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een
ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren”
(Jesaja 2:4).
Alle naties zullen onderwezen willen worden in
Gods levenswijze. De mensen zullen met elkaar gaan samenwerken als zij leren
over God en zijn levenswijze.
„En het zal geschieden in het laatste der
dagen: dan zal de berg van het huis des HEREN vaststaan als de hoogste der
bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen
derwaarts heenstromen en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten
wij opgaan naar de berg des HEREN, naar het huis van de God Jakobs, opdat
Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want
uit Sion zal de wet uitgaan en des HEREN woord uit Jeruzalem” (Jesaja
2:2-3).
Zal de hele wereld uiteindelijk Gods weg naar
vrede, naar geluk, naar overvloedig leven en behoud begrijpen?
„Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten
op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN,
zoals de wateren de bodem der zee bedekken” (Jesaja 11:9).
„Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste
en een ieder zijn broeder leren: Kent de HERE: want zij allen zullen Mij
kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des
HEREN, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer
gedenken” (Jeremia 31:34).
Het komende Koninkrijk van God zal een
letterlijke wereldomvattende regering zijn, samengesteld uit onsterfelijke,
uit geest geboren leden van het Gezin van God. Onder de leiding en de
directe supervisie van Jezus Christus zal het Koninkrijk van God de wetten
en heerschappij van God over de gehele wereld instellen. En het
onderwijsprogramma van Christus voor de gehele mensheid zal een nieuwe
beschaving tot stand brengen die gebaseerd is op Gods levenswijze – op zijn
wet van liefde – met universele vrede en welvaart als resultaat.
De oude, onvruchtbare plaatsen zullen onder de
herstelprogramma's van Gods regering vruchtbaar gemaakt worden en in het
Millennium zullen mooie bossen tot ontwikkeling komen.
„Vrees niet, gij wormpje Jakob, gij volkje
Israël! Ik ben het, die u help, luidt het woord des HEREN, en uw Verlosser
is de Heilige Israëls. Zie, Ik stel u tot een scherpe, nieuwe dorsslede met
dubbele sneden; gij zult bergen dorsen en verbrijzelen, en heuvelen zult gij
tot kaf maken. Gij zult ze wannen, en de wind zal ze opnemen en de storm zal
ze verstrooien; maar gij zult juichen in de HERE, u beroemen in de Heilige
Israëls. De ellendigen en de armen zoeken naar water, maar het is er niet,
hun tong verdroogt van dorst; Ik, de HERE, zal hen verhoren; Ik, de God van
Israël, zal hen niet verlaten. Ik zal op kale heuvels rivieren doen
ontspringen en bronnen te midden der valleien; Ik zal de woestijn tot een
waterplas maken en het dorre land tot waterbronnen. Ik zal in de woestijn
ceder, acacia, mirt en olijfwilg zetten; Ik zal in de wildernis cypres naast
plataan en denneboom planten, opdat men zie en tevens erkenne, bedenke en
tevens begrijpe, dat de hand des HEREN dit gedaan en de Heilige Israëls het
geschapen heeft” (Jesaja 41:14-20).
„De woestijn en het dorre land zullen zich
verblijden, de steppe zal juichen en bloeien als een narcis; zij zal welig
bloeien en juichen, ja, juichen en jubelen. De heerlijkheid van de Libanon
is haar gegeven, de luister van de Karmel en van Saron; zij zullen
aanschouwen de heerlijkheid des HEREN, de luister van onze God” (Jesaja
35:1-2).
„Dan zal de lamme springen als een hert en de
tong van de stomme zal jubelen; want in de woestijn zullen wateren
ontspringen en beken in de steppe, en het gloeiende zand zal tot een plas
worden en het dorstige land tot waterbronnen; waar de jakhalzen verblijven
en legeren, zal gras met riet en biezen zijn.” (Jesaja
35:6-7).
Gedurende de komende duizendjarige periode zal
het grootste deel van het landoppervlak van de aarde productief worden. Er
zullen in de gehele wereld prachtige bossen en agrarische gebieden zijn en
er zullen geen verontreinigde rivieren meer zijn of verwoeste landschappen
en geen smog, geen vuile lucht, geen verontreinigd grondwater.
Het grote aantal verschillende talen is een
grote hindernis voor samenwerking tussen de volken. Kunt u zich voorstellen
hoe een wereld met slechts één taal eruit zou zien? Bedenk eens wat een
grote stap voorwaarts het zou zijn als alle mensen dezelfde taal zouden
kunnen spreken, lezen en schrijven. Zal God de gehele wereld één enkele,
zuivere taal geven, zodat iedereen Hem eenparig kan dienen?
„Maar dan zal Ik de volken andere, reine lippen
[andere vertalingen: taal of spraak] geven, opdat zij allen de naam des
HEREN aanroepen; opdat zij Hem dienen met eenparige schouder” (Sefanja 3:9).
Dat lippen, taal of spraak erop duidt dat de
taal in het Millennium niet verpauperd zal zijn zoals in de huidige tijd, is
duidelijk, maar ongetwijfeld zal er in het 1000-jarige Vrederijk één taal
zijn voor een optimale communicatie.
Toen de mensheid haar mogelijkheden in
negatieve zin ontwikkelde bracht God de babylonische spraakverwarring om de
prestaties van de mensheid af te remmen.
„Toen daalde de HERE neder om de stad en de
toren, die de mensenkinderen bouwden, te bezien, en de HERE zeide: Zie, het
is één volk en zij allen hebben één taal. Dit is het begin van hun streven;
nu zal niets van wat zij denken te doen voor hen onuitvoerbaar zijn. Welaan,
laat Ons nederdalen en daar hun taal verwarren, zodat zij elkanders taal
niet verstaan” (Genesis 11:5-7).
In Handelingen zien we de noodzaak om elkaar
goed te kunnen verstaan.
„Zij werden allen vervuld met de heilige Geest
en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te
spreken. Nu waren er Joden te Jeruzalem woonachtig, vrome mannen uit alle
volken onder de hemel; en toen dit geluid gekomen was, liep de menigte te
hoop en verbaasde zich, want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal
spreken. En buiten zichzelf van verwondering zeiden zij: Zie, zijn niet al
dezen, die daar spreken, Galileeërs? En hoe horen wij hen dan een ieder in
onze eigen taal, waarin wij geboren zijn? Parten, Meden, Elamieten, inwoners
van Mesopotamië, Judea en Kapadocië, Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië,
Egypte en de streken van Libië bij Cyrene, en hier verblijvende Romeinen,
zowel Joden als Jodengenoten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze
eigen taal van de grote daden Gods spreken” (Handelingen 2:4-11).
Natuurlijk zullen de volken zich eerst moeten
bekeren voordat ze bereid zullen zijn dezelfde taal te gaan leren.
„Zo zegt de HERE der heerscharen: In die dagen
zullen tien mannen uit volken van allerlei taal vastgrijpen, ja vastgrijpen
de slip van een Judeese man, en zeggen: wij willen met u gaan, want wij
hebben gehoord, dat God met u is” (Zacharia 8:23).
Dit is het begin van het Millennium: „volken
van allerlei taal”.
In het Millennium zal God een tijdperk inluiden
van wereldwijd alfabetisme en van onderwijs door middel van één enkele,
zuivere taal.
In het Millennium zullen de mensen bezittingen
hebben en het rechtvaardige loon van hun eigen arbeid ontvangen.
„Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn
wijnstok en onder zijn vijgeboom, zonder dat iemand hen opschrikt; want de
mond van de HERE der heerscharen heeft het gesproken” (Micha 4:4).
„De HERE heeft gezworen bij zijn rechterhand en
bij zijn sterke arm: Nooit zal Ik uw koren meer aan uw vijanden tot spijze
geven en nooit zullen vreemdelingen meer de most drinken, waarvoor gij
gezwoegd hebt; maar zij die het oogsten, zullen het eten en de HERE loven,
en zij die hem inzamelen, zullen hem drinken in de voorhoven van mijn
heiligdom” (Jesaja 62:8-9).
Onder welke voorwaarden heeft God altijd
beloofd grote materiële welvaart te schenken?
„Mag een mens God beroven? Toch berooft gij
Mij. En dan zegt gij: Waarin beroven wij U? In de tienden en de heffing. Met
de vloek zijt gij vervloekt, en Mij berooft gij, gij volk in zijn geheel.
Breng de gehele tiende naar de voorraadkamer, opdat er spijze zij in mijn
huis; beproeft Mij toch daarmede, zegt de HERE der heerscharen, of Ik dan
niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u
uitgieten. Dan zal Ik, u ten goede, de afvreter dreigen, opdat hij de vrucht
van uw land niet verderve en opdat de wijnstok op het veld voor u niet
zonder vrucht zij, zegt de HERE der heerscharen. En alle volken zullen u
gelukkig prijzen, omdat gij een land van welbehagen zijt, zegt de HERE der
heerscharen” (Maleachi 3:8-12).
God zal de natuurwetten laten functioneren ten
bate van hen die Hem in de wereld van morgen zullen gehoorzamen.
„Ik zal die, ja al wat rondom mijn heuvel ligt,
tot een zegen stellen; Ik zal de regen doen neerdalen op zijn tijd,
zegenbrengende regens zullen het zijn; het geboomte des velds zal zijn
vrucht geven en het land zijn opbrengst. . . . Ik zal voor hen een
plantengroei doen opschieten, waarvan men overal spreekt” (Ezechiël
34:26-27, 29).
Er zal grote vreugde zijn over de overvloed aan
gewassen en vee die God zal schenken.
„Zo komen zij jubelend op de hoogte van Sion en
stromen toe naar het goede des HEREN, naar koren, most en olie, naar schapen
en runderen; hun ziel zal zijn als een besproeide hof, zij zullen nooit meer
versmachten” (Jeremia 31:12).
Er zal inderdaad een grote overvloed aan
voedingsmiddelen zijn.
„De HERE antwoordde zijn volk: Zie, Ik zal u
koren, most en olie zenden, zodat gij daarmede verzadigd wordt, en Ik zal u
niet meer prijsgeven tot een smaad onder de volken. . . .
En gij,
kinderen van Sion, juicht en verheugt u in de HERE, uw God, want Hij geeft u
de leraar ter gerechtigheid; ja, regenstromen laat Hij voor u nederdalen,
vroege regen en late regen, zoals voorheen. De dorsvloeren zullen vol koren
zijn en de perskuipen van most en olie overstromen. Ik zal u vergoeden de
jaren, toen de sprinkhaan alles opvrat, de verslinder en de kaalvreter en de
knager, mijn groot leger dat Ik op u afzond. Gij zult volop en tot
verzadiging eten, en gij zult loven de naam van de HERE, uw God, die
wonderbaar met u gehandeld heeft; mijn volk zal nimmermeer te schande
worden” (Joël 2:19, 23-26).
„Zie, de dagen komen, luidt het woord des
HEREN, dat de ploeger zich aansluit bij de maaier en de druiventreder bij
hem die het zaad strooit; dan zullen de bergen druipen van jonge wijn en al
de heuvelen daarvan overvloeien” (Amos 9:13).
Tot op heden heeft de mens vooral de weg van
nemen leren kennen – nemen van God en nemen van de mensen – een weg die veel
armoede, ziekte, diefstal, oorlog en onheil heeft gebracht.
„Dan [in de wereld van morgen] zal een dwaas
niet meer edel genoemd worden en de bedrieger niet meer aanzienlijk heten”
(Jesaja 32:5).
In de wereld van morgen zal gehoorzaamheid aan
Gods wetten – de weg van geven, aan God en aan de mensen – universele
welvaart, vrede en geluk in het Millennium tot gevolg hebben.
„Hij, die in gerechtigheid wandelt en oprecht
spreekt; die gewin, door afpersing verkregen, versmaadt; die zijn handen
weerhoudt om een geschenk aan te nemen [omkoping], zijn oor toestopt om niet
naar een moordplan te horen en zijn ogen toesluit om het slechte niet aan te
zien. Die zal op hoogten wonen; rotsvestingen zullen zijn burcht wezen; zijn
brood is gewis, zijn water verzekerd” (Jesaja 33:15-16).
Stadsbewoners zullen niet bang zijn om zich op
straat te begeven, vooral 's avonds, zoals het geval is in vele grote
steden, maar intussen ook op het platte land, in deze ’beschaafde’ wereld.
„Zie, een koning [Jezus Christus] zal regeren
in gerechtigheid en vorsten [de christenen die in de eerste opstanding
veranderd worden in geestelijke wezens zoals de Vader en Christus] zullen
heersen naar het recht; en ieder van hen zal zijn als een beschutting tegen
de wind en als een toevlucht tegen de stortbui, als waterstromen in een
dorre streek, als de schaduw van een machtige rots in een dorstig land”
(Jesaja 32:1-2).
„Want het zal gedaan zijn met de geweldenaar,
en de spotter zal vergaan en allen die op boosheid zinnen, zullen uitgeroeid
worden” (Jesaja 29:20).
„Aanschouw Sion, de stad onzer feestelijke
bijeenkomsten. Uw ogen zullen Jeruzalem zien als een veilige woonstede, als
een tent die niet verplaatst wordt, waarvan de pinnen nimmermeer uitgerukt
worden en geen van de koorden ooit losgerukt wordt” (Jesaja 33:20).
Een vreemde op een eenzame plaats in de nacht
zal iemand zijn die kan helpen, niet iemand om bang voor te zijn. Onder Gods
regerings- en onderwijssysteem zal het menselijk leven in ieders ogen
kostbaar zijn.
En de gezondheid in de wereld van morgen? De
doven, blinden, verlamden en doofstommen zullen op wonderbaarlijke wijze
worden genezen.
„Dan zullen de ogen der blinden geopend en de
oren der doven ontsloten worden; dan zal de lamme springen als een hert en
de tong van de stomme zal jubelen” (Jesaja 35:5-6).
Zullen ziekten en kwalen in al hun vormen
worden genezen?
„En geen inwoner zal zeggen: Ik ben ziek; het
volk dat daar woont, zal vergeving van ongerechtigheid hebben” (Jesaja
33:24).
„Dan zal uw licht doorbreken als de dageraad en
uw wond zich spoedig sluiten uw heil zal voor u uit gaan, de heerlijkheid
des HEREN zal uw achterhoede zijn” (Jesaja 58:8).
„Want Ik zal u genezing schenken, u van uw
wonden genezen, luidt het woord des HEREN” (Jeremia 30:17).
Wat zal er met de Olijfberg gebeuren als
Christus terugkomt?
„Dan zal de HERE uittrekken om tegen die volken
te strijden, zoals Hij vroeger streed, ten dage van de krijg; zijn voeten
zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt aan de
oostzijde; dan zal de Olijfberg middendoor splijten, oostwaarts en
westwaarts, tot een zeer groot dal, en de ene helft van de berg zal
noordwaarts wijken en de andere helft zuidwaarts” (Zacharia 14:3).
De vallei die zo gevormd zal worden zal de
bedding worden van een machtige rivier die in Jeruzalem zal ontspringen.
„Dan zullen te dien dage levende wateren uit
Jeruzalem vlieten, de helft daarvan naar de oostelijke en de helft naar de
westelijke zee; in de zomer zowel als in de winter zal dat geschieden”
(Zacharia 14:8).
De helft van deze rivier zal oostwaarts vloeien
naar de Dode Zee en de andere helft westwaarts naar de Middellandse Zee.
De oostelijke bedding van deze rivier, van
waaruit „levende wateren” in de Dode Zee vloeien, is dezelfde als de beek
die beschreven wordt in Ezechiël 47:1-12.
„Toen bracht hij mij terug naar de ingang van
het huis; zie, er stroomde water onder de drempel van het huis uit,
oostwaarts, want de voorzijde van het huis was op het oosten; het water
vloeide onder de rechter zijkant van het huis vandaan, ten zuiden van het
altaar. En hij leidde mij door de Noordpoort en hij voerde mij toen buitenom
naar de buitenste poort, naar de poort die op het oosten uitzag; en zie,
daar borrelde water op uit de rechter zijkant. Nadat de man uitgegaan was
naar het oosten met een meetsnoer in zijn hand, mat hij duizend el en deed
mij door het water gaan; het water reikte tot aan de enkels. Hij mat weer
duizend el en deed mij door het water gaan; het water reikte tot aan de
knieën. Hij mat weer duizend el en deed mij erdoor gaan; het water reikte
tot aan de heupen. Hij mat nog eens duizend el; nu was het een beek
geworden, die ik niet doorwaden kon, want het water was zo hoog, dat men
erin zwemmen kon, een beek die men niet kon doorwaden. Toen zeide hij tot
mij: Hebt gij het gezien, mensenkind? Daarop deed hij mij teruggaan langs de
oever van de beek. Toen ik terugkeerde, zie, langs de oever van de beek
stonden aan weerszijden zeer veel bomen. Hij zeide tot mij: Dit water
stroomt naar de oostelijke landstreek, vloeit af naar de Vlakte en komt in
de zee; in de zee wordt het uitgestort, zodat haar water gezond wordt. En
alle levende wezens die er wemelen, zullen leven, overal waar de beek komt,
en er zal zeer veel vis zijn, want als dit water daarheen komt, dan wordt
het water van de zee gezond. Overal waar de beek komt, zal alles leven.
Vissers zullen erlangs staan van Engedi tot En-eglaïm; het zal een plaats
zijn om de netten uit te spreiden, en de vissen erin zullen van allerlei
soort zijn, zoals de vissen van de grote zee, zeer talrijk. Maar de
moerassen en poelen ervan zullen niet gezond worden; zij zijn aan het zout
prijsgegeven. Langs de beek zullen op haar oevers aan weerszijden allerlei
vruchtbomen opschieten, waarvan het loof niet verwelkt en de vrucht niet
opraakt; elke maand zullen zij vrucht dragen, omdat hun water uit het
heiligdom komt; hun vruchten zullen tot spijze zijn en hun loof tot
geneesmiddel” (Ezechiël 47:1-12).
De Dode Zee zal gezond worden als er zoet water
in gaat stromen lezen we in het laatste deel van vers 8. En in vers 9 staat
dat in de Dode Zee, die nu zoveel zout en andere mineralen bevat dat er geen
leven in kan bestaan, planten en vissen kunnen leven. Deze beek zal ook
leven geven aan de dorre woestijngebieden waardoor zij stroomt (vers 12).
Deze beek van ’levend water’ ontspringt op de
plaats waar de Tempel van God zal staan – op de plaats waar de troon van
Christus zal staan in Jeruzalem (vers 1 en 12).
„Te dien dage zal het geschieden, dat de bergen
van jonge wijn zullen druipen en de heuvelen van melk zullen vloeien en alle
beken van Juda van water zullen stromen; een bron zal ontspringen uit het
huis des HEREN en zal het dal van Sittim drenken” (Joël 3:18).
De heilige geest wordt met ’levend water’
vergeleken.
„Jezus nu was vermoeid van de tocht en bleef zo
bij de bron zitten; het was ongeveer het zesde uur. Er kwam een vrouw uit
Samaria om water te putten. Jezus zeide tot haar: Geef Mij te drinken. Want
zijn discipelen waren naar de stad gegaan om voedsel te kopen. De
Samaritaanse vrouw dan zeide tot Hem: Hoe kunt Gij, als Jood, van mij, een
Samaritaanse vrouw, te drinken vragen? Want Joden gaan niet om met
Samaritanen. Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij wist van de gave
Gods en wie het is, die tot u zegt: Geef Mij te drinken, gij zoudt het Hem
gevraagd hebben en Hij zou u levend water hebben gegeven. Zij zeide tot Hem:
Here, Gij hebt geen emmer en de put is diep; hoe komt Gij dan aan het
levende water? Zijt Gij soms meer dan onze vader Jakob, die ons de put
gegeven en zelf eruit gedronken heeft met zijn zonen en zijn kudden? Jezus
antwoordde en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal weder
dorst krijgen; maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven,
zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven,
zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven”
(Johannes 4:6-14).
„En op de laatste, de grote dag van het feest
[de Laatste Grote Dag, aansluitend op het Loofhuttenfeest], stond Jezus en
riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie
in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit
zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot
geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat
Jezus nog niet verheerlijkt was” (Johannes 7:37-39).
De heilige geest, waarvan deze toekomstige
fysieke beek het symbool is, zal van Jeruzalem uitgaan en alle geestelijke
problemen van de mensheid genezen.
God zal in het Millennium zelfs de aard van de
dieren wijzigen, zodat alle schepselen in vrede zullen leven.
„Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de
panter zich nederleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het
mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden; de koe en
de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen zich tezamen nederleggen,
en de leeuw zal stro eten als het rund; dan zal een zuigeling bij het hol
van een adder spelen en naar het nest van een giftige slang zal een gespeend
kind zijn hand uitstrekken. Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op
gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN,
zoals de wateren de bodem der zee bedekken” (Jesaja 11:6-9).
Ook voor de dieren zal er volop voedsel zijn.
„Vreest niet, gij dieren des velds, want de
weiden der woestijn groenen, want het geboomte draagt zijn vrucht, vijgeboom
en wijnstok geven hun rijkdom” (Joël 2:22).
In de Bijbel spreekt God over het menselijke
hart als symbool van het denken van de mens. Hoe ziet het menselijke hart –
zijn gedachten – er tegenwoordig eigenlijk uit, beïnvloed door Satan, de
onzichtbare god van deze wereld?
„Arglistig is het hart boven alles, ja,
verderfelijk is het; wie kan het kennen?” (Jeremia 17:9.)
Het menselijke verstand onderwerpt zich van
nature niet aan God en zijn wet.
„Daarom dat de gezindheid van het vlees
vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods;
trouwens, het kan dat ook niet” (Romeinen 8:7).
Wat zegt God dat Hij in het Millennium zal
toevoegen aan de geest van de mens om de fundamentele instelling of de aard
van de mens te wijzigen?
„Ik zal rein water over u sprengen, en gij zult
rein worden; van al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u reinigen;
een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart
van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees
geven. Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn
inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen onderhoudt” (Ezechiël
36:25-27).
„Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest
zal uitstorten op al wat leeft en uw zonen en uw dochters zullen profeteren;
uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. Ook op
de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest
uitstorten” (Joël 2:28-29).
Gods heilige geest geeft ons zijn natuur,
kennis en liefde.
„En wij hebben de liefde onderkend en geloofd,
die God jegens ons heeft. God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft
in God en God blijft in hem” (1 Johannes 4:16).
„De hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde
Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, die ons gegeven is”
(Romeinen 5:5).
„En op hem zal de Geest des HEREN rusten, de
Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van
kennis en vreze des HEREN” (Jesaja 11:2).
God zal zijn heilige geest – zijn eigen aard
van zorgzame liefde en toewijding aan anderen – in de mens plaatsen.
De mensen zullen God en hun naasten liefhebben
en ernaar streven hen gelukkig te maken. Dit zal het Millennium – de
prachtige wereld van morgen – tot het utopische paradijs maken dat door het
Loofhuttenfeest wordt uitgebeeld! |