Voor literatuurlijst klik hier.

 

 

Wat is

waar christendom?

 

 

Jezus Christus onderwees een unieke,

geweldige levenswijze. Onderzoek het

proces van bekering en wat het ware

christelijke karakter is.

 

 

De apostelen van Christus zijn wel genoemd „dezen, die de wereld in opschudding gebracht hebben” (Handelingen 17:6).

De jonge Leraar uit Galilea heeft op krachtige en openhartige wijze door zijn serie verbale bliksemflitsen, bekend als de Bergrede, een omwenteling teweeggebracht in de gangbare opvattingen over moraal.

De meeste belijdende christenen worden in slaap gewiegd door de bekende, bondige frasen in Mattheüs 5, 6 en 7. Maar de korte gezegden van Christus, die bekend zijn als ’de zaligsprekingen’ zijn in werkelijkheid schokkend en hebben een diepe betekenis. En zij zijn de essentie, het waarmerk van christendom.

De echte waarheid is, dat de Bergrede de conventionele religie – ja, zelfs het zogeheten christendom van deze wereld – totaal op haar kop zet.

Wat is de exacte, bijbelse definitie van christendom?

 

 

De bijbelse definitie

 

Het woord christen is in het leven geroepen in de Syrische stad Antiochië, slechts een paar jaar na Pinksteren van het jaar 30 n. Chr. „En hij [Barnabas] vertrok naar Tarsus om Saulus te zoeken; en toen hij hem gevonden had, bracht hij hem naar Antiochië. En het geschiedde, dat zij een vol jaar in de gemeente gastvrij ontvangen werden en een brede schare leerden en dat de discipelen het eerst te Antiochië Christenen genoemd werden” (Handelingen 11:25-26). Op die Pinksterdag in 30 n. Chr. daalde de beloofde heilige geest (Lukas 24:49) neer uit de hemel in een schitterend vertoon van macht. „En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren; en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen [talen] te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken” (Handelingen 2:1-4). Hierdoor werden de twaalf discipelen van Christus tot de kern van de Gemeente van God aaneengesmeed.

Tot op dat ogenblik – totdat God werkelijk de heilige geest in hen plaatste – waren zelfs de twaalf discipelen nog niet bekeerd. Christus zelf heeft dat gezegd. „Simon, Simon, zie, de satan heeft verlangd ulieden te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken. En gij, als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broederen” (Lukas 22:31-32).

Voor die tijd werkte de geest van God al met de discipelen en opende hun verstand voor zekere waarheden, maar bevond zich nog niet actief in hen om een transformatie te bewerkstelligen. „De Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn” (Johannes 14:17).

Nu kunnen wij begrijpen waarom de meest specifieke bijbelse definitie van waar christendom in direct verband staat met deze heilige geest:

„Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe” (Romeinen 8:9).

Dat is het! Een ware christen bezit de energiegevende aanwezigheid van de geest van God.

De heilige geest is niet een of andere derde persoon van de Godheid. De geest van God wordt in Lukas 1:35 gedefinieerd als „de kracht des Allerhoogsten”. Het is de dynamische kracht van God, die van Hem uitstraalt als het licht van een lamp en die het gehele heelal vult. „Waarheen zou ik gaan voor uw Geest, waarheen vlieden voor uw aangezicht?” (Psalmen 139:7.) Het is iets dat „uitgestort” kan worden of „uitgedoofd”. „En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouderen zullen dromen dromen: ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren” (Handelingen 2:17-18). „Dooft de Geest niet uit” (1 Thessalonicen 5:19). Het is een machtige, drijvende kracht, geen persoon. „En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was” (Johannes 7:37-39).

Geen wonder dat het woord drie-eenheid niet in de Bijbel staat. Voor meer informatie over de foutieve ’drie-eenheid’-doctrine zie onze publicatie ’God en de Heilige Geest’.

De geest van God is de actieve, inwonende aanwezigheid van „de goddelijke natuur” die werkzaam is in het verstand van een mens. „Zijn goddelijke kracht immers heeft ons met alles, wat tot leven en godsvrucht strekt, begiftigd door de kennis van Hem, die ons geroepen heeft door zijn heerlijkheid en macht; door deze zijn wij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat gij daardoor deel zoudt hebben aan de goddelijke natuur, ontkomen aan het verderf, dat door de begeerte in de wereld heerst” (2 Petrus 1:3-4). Gods geest vormt en kneedt dit verstand naar het beeld van onze Vader in de hemel. „Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was” (Filippenzen 2:5).

Hoe kunnen we nu deze Geest van God ontvangen?

Petrus beschreef de nodige stappen in Handelingen 2:38. Na een proces van ware verandering – een zich afkeren van de stoffelijke, zelfzuchtige weg naar de weg van zorgzame liefde en het gehoorzamen van Gods geboden – dat gedemonstreerd wordt door het dragen van „vruchten, die aan de bekering beantwoorden” (Lukas 3:8), komt de doopplechtigheid.

Het Griekse woord baptizo, in het Nieuwe Testament vertaald als ’de doop’, betekent een totale onderdompeling in water, als symbool voor de dood en het begraven van de ’oude ik’, van de oude, zondige levenswijze. „Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven? Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen. Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn met hetgeen gelijk is aan zijn opstanding; dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn” (Romeinen 6:1-6). Bij de doop legt de pasbekeerde als het ware de verklaring af dat hij zijn verleden achter zich wil laten. Hij geeft de leiding van zijn mislukte, zondige leven over aan God.

Dan volgt er een andere plechtigheid: de oplegging der handen. „Laten wij daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene, zonder opnieuw het fundament te leggen van bekering van dode werken en van geloof in God, van een leer van dopen en van oplegging der handen, van opstanding der doden en van een eeuwig oordeel” (Hebreeën 6:1-2). Fysieke vertegenwoordigers van Jezus Christus, mensen die de macht hebben gekregen berouw te herkennen en de heilige geest te schenken door de oplegging van hun handen, vergemakkelijken het contact met de geest van God. „Jezus dan zeide nogmaals tot hen: Vrede zij u! Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u. En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de Heilige Geest (wat op de Pinksterdag gebeurde]. Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend” (Johannes 20:21-23).

„Toen nu de apostelen te Jeruzalem hoorden, dat Samaria het woord Gods had aanvaard, zonden zij tot hen Petrus en Johannes, die, daar aangekomen, voor hen baden, dat zij de Heilige Geest mochten ontvangen. Want deze was nog over niemand van hen gekomen, maar zij waren alleen gedoopt in de naam van de Here Jezus. Toen legden zij hun de handen op en zij ontvingen de Heilige Geest. En toen Simon zag, dat door de handoplegging der apostelen de Geest werd gegeven, bood hij hun geld aan, en zeide: Geef ook mij deze macht, opdat, als ik iemand de handen opleg, hij de Heilige Geest ontvange. Maar Petrus zeide tot hem: Uw geld zij met u ten verderve, daar gij gemeend hebt de gave Gods voor geld te kunnen verwerven” (Handelingen 8:14-20).

Hoeveel belijdende christenen zijn er die dit werkelijk begrijpen? Hoe ongelooflijk het ook mag lijken, God roept in dit tijdperk slechts een zeer kleine minderheid van alle mensen die ooit geleefd hebben tot begrip van deze waarheden. God probeert nu niet de wereld te redden. Slechts enkele, uitverkoren mensen volgen God werkelijk, hebben berouw, trachten de hindernissen op hun pad te overwinnen en kwalificeren zich zo om de heilige geest te ontvangen, „die God hun gegeven heeft, die Hem gehoorzaam zijn” (Handelingen 5:32). Slechts enkelen willen zich geheel aan God overgeven.

 

 

Een gewijzigd leven

 

Nu kunnen wij de woorden in Mattheüs 7:13-14 begrijpen: „Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan; want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden.”

Slechts enkelen geloven Gods dienaren. Zij beginnen de ellendigheid en de nutteloosheid te zien van de levensweg die ze gevolgd hebben. Hun ogen gaan open voor de schijnvertoningen en dwaasheden die onafscheidelijk verbonden zijn met heidense taferelen als Kerstmis, Pasen en het vieren van de zondag. „Hoort het woord, dat de HERE tot u spreekt, huis van Israël! Zo zegt de HERE: Gewent u niet aan de weg der volken en schrikt niet voor de tekenen aan de hemel, omdat de volken daarvoor schrikken. Want de handelwijze der volken, die is nietigheid: want als een stuk hout heeft men het uit het woud gehakt, arbeid van werkmanshanden met de bijl, met zilver en goud siert men het op, met spijkers en hamers maakt men het vast, zodat het niet waggelt. Als een vogelverschrikker in een komkommerveld zijn zij, zij spreken niet, zij moeten beslist gedragen worden, want zij kunnen geen stap doen. Vreest voor hen niet, want zij doen geen kwaad, maar ook goeddoen is er bij hen niet. Niemand is U gelijk, HERE! groot zijt Gij en groot is uw naam in kracht! Wie zou U niet vrezen, o Koning der volkeren? Want U komt het toe, want onder al de wijzen der volken en onder al hun koningen is niemand U gelijk! Ja, met hen allen worden zij dom en dwaas, nietswaardige vermaning, hout is het” (Jeremia 10:1-8). „En Hij zeide tot hen: Gij zijt het, die voor rechtvaardig wilt doorgaan voor de mensen, maar God kent uw harten. Want wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God” (Lukas 16:15). Zij realiseren zich dat ze doctrines hebben geaccepteerd die in lijnrechte tegenstelling staan tot wat de Bijbel werkelijk onderwijst.

Er zijn ook mensen die zeker wisten dat er een eeuwige, volmaakte, almachtige Schepper en God is voor Wie ze diep ontzag en bewondering hadden, maar ook zagen dat de houding van de ’christenen’ en doctrines van de religies niet in harmonie zijn met die almachtige God. Ze hadden echter geen flauwe notie van het bestaan van een kleine groep mensen aan wie God zijn Waarheid heeft geopenbaard. Wanneer God hun dat openbaart is dat een zeer aangename verrassing.

Deze enkelingen – met en zonder religieus verleden – voelen zich „diep in hun hart getroffen” – ze hebben oprecht en diep berouw over de zonden die zij begaan hebben. „Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders?” (Handelingen 2:37.) Zij willen hun leven wijzigen. Na advies van Gods dienaren te hebben ingewonnen, besluiten ze op Gods manier te leven, het verbond van de doop te aanvaarden en de heilige geest te ontvangen. En dan? Is het daarmee afgelopen? Absoluut niet! Dit is slechts het begin van de christelijke reis. Nu begint het werk van overwinnen pas echt.

De doop is de eerste daad in een levenslange strijd om „de oude mens af te leggen”. „Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God . . . Doodt dan de leden, die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die niet anders is dan afgoderij, om welke dingen de toorn Gods komt. Daarin hebt ook gij eertijds gewandeld, toen gij erin leefdet. Maar thans moet ook gij dit alles wegdoen: toorn, heftigheid, kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond. Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd, en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper” (Colossenzen 3:3, 5-10). De eigenzinnigheid is na de doop nog steeds actief. Hoewel de zonden van het verleden vergeven zijn, kan de christen struikelen en opnieuw zondigen. De pasbekeerde moet de kracht van de heilige geest versterken door gebed – veel gebed – bijbelstudie, en van tijd tot tijd vasten. „En Ik zeg u: Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. Want een ieder, die bidt, ontvangt en wie zoekt, vindt en wie klopt, hem zal opengedaan worden. Is er soms een vader onder u, die, als zijn zoon hem om een vis vraagt, hem voor een vis een slang zal geven? Of als hij om een ei vraagt, hem een schorpioen zal geven? Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?” (Lukas 11:9-13.) Het vereist een oprecht gemeende, krachtige inspanning om de zelfzuchtige, vleselijk gerichte gezindheid te vervangen door de gezindheid van Christus zelf. Dit is een moeilijke, een levenslange strijd en vereist de voortdurende hulp van God en voortdurende vergeving.

Maar dit is juist het doel van het menselijke leven, de enige reden waarom God ons dit tijdelijke, vleselijke bestaan gegeven heeft. „Strijd de goede strijd des geloofs, grijp het eeuwige leven, waartoe gij geroepen zijt en de goede belijdenis afgelegd hebt voor vele getuigen” (1 Timotheüs 6:12). Alleen door Christus in ieder opzicht na te volgen, kunnen we ons voorbereiden op een eeuwig leven van nuttigheid en vervulling in Gods Koninkrijk.

Hoe kunnen we nu in aanmerking komen om Christus in de wereld van morgen te helpen deze zieke planeet te genezen? Want dat is het ware doel van de christen. Wat is deze wereld verleid! „En de grote draak werd op de aarde geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem” (Openbaring 12:9). Paulus vroeg: „Of weet gij niet, dat de heiligen de wereld zullen oordelen?” (1 Corinthiërs 6:2.) In Openbaring 5:10 staat: „Zij zullen als koningen heersen op de aarde”. In Openbaring 2:26 beloofde Christus zijn volgelingen „macht over de heidenen”.

In de Bergrede gaf Christus gedetailleerde instructies aan zijn toekomstige kabinetsleden, zij die naast Hem op zijn troon zullen zitten. „Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon” (Openbaring 3:21). „(En Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader gemaakt) Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden! Amen” (Openbaring 1:6). Deze essentiële leerstof voor toekomstige koningen en priesters is te vinden in Mattheüs 5, 6 en 7.

„Toen Hij nu de scharen zag, ging Hij de berg op en nadat Hij Zich had nedergezet, kwamen zijn discipelen tot Hem” (Mattheüs 5:1). Let erop hoe Christus de menigten vermeed. Het was tijd voor grondig geestelijk onderricht dat zelfs van zijn eigen discipelen veel zou eisen.

Later legde Christus uit waarom Hij in gelijkenissen onderwees. Dit was niet om de betekenis van wat Hij leerde duidelijker te maken! „Omdat het u [zijn discipelen] gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat niet gegeven” (Mattheüs 13:11).

Alleen de enkelingen die ernstig zoeken naar Gods levenswijze, brengen de noodzakelijke veranderingen aan om in aanmerking te komen voor een eeuwig leven van heerschappij en dienstbaarheid in het Koninkrijk van God.

 

 

„Zalig . . .”

 

„En Hij opende zijn mond en leerde hen, zeggende: Zalig de armen van geest” (Mattheüs 5:2-3).

Wie zijn nu precies de armen van geest? Arm van geest heeft betrekking op afwezigheid van eigenschappen van de menselijke natuur, zoals vleselijke trots en koppige eigenzinnigheid. Het is nederigheid – een houding van overgave, van onderworpenheid aan God.

Zalig zijn zij die zichzelf onbetekenend achten – die in hun eigen ogen van niet veel belang zijn, zegt Jezus. Zalig zijn zij die krachtig voelen dat ze volkomen afhankelijk zijn van God voor alles wat echt blijvend is en de moeite waard.

Dit staat in lijnrechte tegenstelling tot de wereldlijke denkbeelden als „jezelf vinden”, zelfvertrouwen, „ik ben oké, jij bent oké” of het gebruiken van de verborgen kracht van het „innerlijk zelf”. Christus eist hier het doorprikken en weg laten vloeien van ijdelheid, trots, bedrog, en de diep ingewortelde koppige zelfzuchtigheid. „Laat mij, HERE, mijn einde kennen, en welke de maat van mijn dagen is; laat mij weten, hoe vergankelijk ik ben. Zie, Gij hebt mijn dagen als enige handbreedten gesteld, mijn levensduur is als niets voor U; ja, ieder mens staat daar, enkel een ademtocht. sela” (Psalmen 39:5-6).

Christus houdt van de armen van geest. „Dit alles heeft immers mijn hand gemaakt en zo is dit alles ontstaan, luidt het woord des HEREN; op zulken sla Ik acht: op de ellendige, de verslagene van geest en wie voor mijn woord beeft” (Jesaja 66:2). Hij beeldt hun oprechte, nederige houding briljant uit in zijn gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar: „Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de een was een Farizeeer de ander een tollenaar. De Farizeeer stond en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet zo ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar; ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van al mijn inkomsten. De tollenaar stond van verre en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel, maar hij sloeg zich op de borst en zeide: O God, wees mij, zondaar, genadig!” (Lukas 18:10-13.)

„Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden” (Mattheüs 5:4).

Een tegenstrijdigheid? Hoe kunnen treurenden zich nu verheugen? Toch had de Leraar uit Galilea ieder woord overwogen. Hij doorleefde deze woorden zelf bij die betekenisvolle gelegenheid toen Hij, ontroerd, zijn bewogen zorgzaamheid voor zijn medemensen beleed: „Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild” (Mattheüs 23:37).

Christus, de dynamische tegenstander van de geldwisselaars (Johannes 2:13-17), was tevens een man van ontferming (Markus 6:34).

„En het Pascha der Joden was nabij en Jezus ging op naar Jeruzalem. En Hij vond in de tempel de verkopers van runderen en schapen en duiven, en de wisselaars, die daar zaten. En Hij maakte een zweep van touw en dreef allen uit de tempel, de schapen en de runderen; en het geld van de wisselaars wierp Hij op de grond en hun tafels keerde Hij om. En tot de duivenverkopers zeide Hij: Neemt dit alles hier vandaan, maakt het huis mijns Vaders niet tot een verkoophuis. En zijn discipelen herinnerden zich, dat er geschreven is: De ijver voor uw huis zal Mij verteren” (Johannes 2:13-17).

„En toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote schare en werd met ontferming over hen bewogen, omdat zij waren als schapen, die geen herder hebben, en Hij begon hun vele dingen te leren” (Markus 6:34).

Niemand bezat groter zorgzaamheid voor anderen, was beter afgestemd op de pijn en vernedering van de paria's van zijn tijd. „En het geschiedde, toen Hij in een van de steden was, zie, daar was een man vol melaatsheid. Toen hij Jezus zag, wierp hij zich op zijn aangezicht en smeekte Hem, zeggende: Here, indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen. En Hij strekte de hand uit, raakte hem aan en zeide: Ik wil het, word rein. En terstond verliet hem de melaatsheid” (Lukas 5:12-13).

Hij vervulde zijn ambt met warmte en ontferming. Hij was pijnlijk en diep ontroerd door het leed dat wij onszelf aandoen in deze van zonden zieke wereld. „Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig maar zij, die ziek zijn. Gaat heen en leert, wat het betekent: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars” (Mattheüs 9:12-13). De „man van smarten” brandde inwendig van verlangen om zijn deel in Gods Werk te volbrengen en het behoud zoveel dichterbij te brengen voor de mensheid. „Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht” (Jesaja 53:3). „Ik moet gedoopt worden [doelend op zijn dood] met een doop, en hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is” (Lukas 12:50).

Doen wij dat ook? In een visioen openbaarde God dat God alleen de mensen zal sparen die „zuchten en kermen” over de dagelijkse gruwelen die op deze planeet worden begaan. „En de HERE zeide tot hem: Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en maak een teken op de voorhoofden der mannen die zuchten en kermen over al de gruwelen die daar bedreven worden. Tot de anderen zeide Hij te mijnen aanhoren: Trekt achter hem aan door de stad en slaat neer. Ontziet niet en hebt geen deernis. Grijsaards, jongelingen en jonge meisjes, kleine kinderen en vrouwen, moet gij doden en verdelgen; maar niemand die het teken draagt, moogt gij aanraken; bij mijn heiligdom moet gij beginnen. Toen begonnen zij bij de mannen, de oudsten, die zich voor de tempel bevonden” (Ezechiël 9:4-6).

 

 

Zachtmoedigheid in actie

 

„Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven” (Mattheüs 5:5).

„In die tijd, toen Mozes groot geworden was, ging hij uit tot zijn broeders en lette op hun dwangarbeid; toen zag hij, hoe een Egyptenaar een Hebreeër, iemand van zijn broeders, sloeg. Hij keek naar alle kanten, en toen hij zag, dat er niemand was, sloeg hij de Egyptenaar dood en verborg hem in het zand” (Exodus 2:11-12).

De felle Mozes, een van de meest vooraanstaande leiders van de geschiedenis, was in werkelijkheid „een zeer zachtmoedig man, meer dan enig mens op de aardbodem” (Numeri 12:3).

Zachtmoedigheid is niet hetzelfde als zwakheid. Mozes was krachtig en sterk, en ook bereid te luisteren, en gaf zich over aan de leiding van God (Numeri 12:7).

Zachtmoedige mensen kunnen werkelijk de leiding nemen als ze moeten. Christus deed dat toen Hij de geldwisselaars uit de tempel wierp (Johannes 2:13-17).

De zachtmoedigen zijn „vreedzaam, vriendelijk, gezeggelijk” (Jakobus 3:17). Ze laten zich gemakkelijk corrigeren en vermanen. „Een berisping maakt op de verstandige meer indruk dan honderd slagen op een zot” (Spreuken 17:10). Deze bereidheid om te luisteren naar goede raad, om zich aan gezag te onderwerpen, bespaart veel nodeloze trauma's.

„Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden” (Mattheüs 5:6).

In Psalmen 119:172 staat: „al uw geboden zijn gerechtigheid”. In de Bergrede verduidelijkte Jezus nadrukkelijk zijn toewijding aan de geboden van God. „Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen” (Mattheüs 5:17). Hoe kan Hij de volken leiden zonder wet? „Zie, mijn knecht, die Ik ondersteun; mijn uitverkorene, in wie Ik een welbehagen heb. Ik heb mijn Geest op hem gelegd: hij zal de volken het recht openbaren. Hij zal niet schreeuwen noch zijn stem verheffen, noch die op de straat doen horen. Het geknakte riet zal hij niet verbreken en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven; naar waarheid zal hij het recht openbaren. Hij zal niet kwijnen en niet geknakt worden, tot hij op aarde het recht zal hebben gebracht; en op zijn wetsonderricht zullen de kustlanden wachten” (Jesaja 42:1-4).

Christus voorzegde met kracht en gezag: „Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen” (Mattheüs 5:18-19).

Laat u zich niet om de tuin leiden: zij die er niet naar streven om Gods geboden in ieder aspect van hun leven te gehoorzamen, zijn eenvoudig niet bekeerd. Zij vrezen de mens of volgen hun eigen denkbeelden. Zij hebben zich nog niet overgegeven aan God. „Vrees voor mensen spant een strik, maar wie op de HERE vertrouwt, is onaantastbaar” (Spreuken 29:25).

 

 

Een uitdagende verklaring

 

Nu volgt een van de meest uitdagende verklaringen van Jezus: „Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden” (Mattheüs 5:7).

Dit is een absolute maatstaf voor onze bekering. Waarom? Omdat diametraal tegengesteld aan barmhartigheid en vergeving, haat, wraak en wrok staan.

Salomo, de meest wijze man die ooit geleefd heeft, schreef: „De lankmoedige is groot van verstand” (Spreuken 14:29). Wat bedoelde hij daarmee?

Dit: het voorbij zien van overtredingen en het vergeven van onrechtvaardigheden toont vertrouwen in de goddelijke principes (Spreuken 19:11), onze overtuiging dat dit universum door Gods wetten in stand wordt gehouden. Als ons iets is aangedaan, neem dan geen wraak. Dat is Gods taak. „Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn [van God], want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here” (Romeinen 12:19). Niemand kan ooit de gevolgen vermijden van het overtreden van Gods wet. „Maar de goddelozen zijn als de zee, zo opgezweept, dat zij niet tot rust kan komen, en wier wateren slijk en modder opwoelen. De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede” (Jesaja 57:20-21).

De wraaknemers geloven dit niet.

Ware christenen hebben een bijzondere motivatie om barmhartig te zijn: ze zijn er zich diep van bewust dat hun persoonlijke zonden de oorzaak zijn geweest van de wrede dood van de volmaakte en smetteloze Zoon van God. „Hoewel ik vroeger een godslasteraar en een vervolger en een geweldenaar was. Maar mij is ontferming bewezen, omdat ik het in mijn onwetendheid, uit ongeloof, gedaan heb, en zeer overvloedig is de genade van onze Here geweest, met het geloof en de liefde in Christus Jezus. Dit is een getrouw woord en alle aanneming waard, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren te behouden, onder welke ik een eerste plaats inneem. Maar hiertoe is mij ontferming bewezen, dat Jezus Christus in de eerste plaats in mij zijn ganse lankmoedigheid zou bewijzen tot een voorbeeld voor hen, die later op Hem zouden vertrouwen ten eeuwigen leven” (1 Timotheüs 1:13-16). God vergeeft ons alleen door het verzoenende werk van „ons paaslam: Christus” (1 Corinthiërs 5:7).

God haat de onnadenkende hardheid die de onbarmhartige slaaf in Mattheüs 18 aan de dag legde, een man die even daarvoor barmhartig vergiffenis van zijn meester had gekregen. „Daarom is het Koninkrijk der hemelen te vergelijken met een koning, die afrekening wilde houden met zijn slaven. Toen hij begon te rekenen, werd een voor hem geleid, die tienduizend talenten schuldig was. Omdat hij niet bij machte was te betalen, beval zijn heer hem te verkopen, met zijn vrouw en kinderen en al wat hij bezat, opdat er betaald kon worden. De slaaf wierp zich neder als smekeling en zeide: Heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. De heer van die slaaf kreeg medelijden met hem en hij liet hem vrij en schold hem de schuld kwijt. Toen die slaaf wegging, trof hij een zijner medeslaven aan, die hem honderd schellingen schuldig was, en hij greep hem bij de keel en zeide: Betaal wat gij schuldig zijt” (Mattheüs 18:23-28). Hoed u ervoor God op die wijze te verzoeken.

„Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien,” onderwees Christus (Mattheüs 5:8).

Maar hoe kunnen zondige mensen reinheid en volmaaktheid bereiken? Dat kan niemand. Romeinen 3:10 „Gelijk geschreven staat: Niemand is rechtvaardig, ook niet één.” Maar onze houding, onze fundamentele motivatie en bedoeling, de algemene richting van ons leven, kunnen God wel degelijk behagen. „Dan zult gij Mij zoeken en vinden, wanneer gij naar Mij vraagt met uw ganse hart” (Jeremia 29:13).

Wij worden waaraan we denken, wat we verlangen en waarover we peinzen: „Want als iemand die zijn eigen plannen maakt, zo is hij” (Spreuken 23:7). Hoe staat het daar dus mee? Wat beheerst ons denken het grootste deel van de tijd? Gods Werk? Gods geboden? Of de verschillende wereldse wegen die wij geneigd zijn te volgen om onze kennissen in deze wereld te behagen?

Zij die na oprecht berouw en bekering gereinigd zijn door het offer van Christus, ontvangen een rein hart. „Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen?” (Hebreeën 9:14). Het hart moet rein blijven. „Laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water” (Hebreeën 10:22).

Zij die waarlijk bekeerd zijn en groeien, zien dat hun houding, interesses en doelstellingen geleidelijk een andere gedaante krijgen. „Daarom verliezen wij de moed niet, maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd” (2 Corinthiërs 4:16). Van twistzieke mensen zonder doel veranderen zij in evenwichtige, optimistische „gezanten van Christus” (2 Corinthiërs 5:20).

De volgende uitspraak van Christus is vernietigend voor het zogenaamde christendom van onze goddeloze maatschappij: „Zalig de vredestichters,” beloofde Jezus, „want zij zullen kinderen Gods genoemd worden” (Mattheüs 5:9).

 

 

Het christendom van deze wereld aangeklaagd

 

Christus laat hier de maatschappij zien zoals die is: Satans georganiseerde systeem van nemen, dat zich de naam van Jezus Christus toe-eigent! „Want zulke lieden zijn schijn-apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus. Geen wonder ook! Immers, de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts. Het is dus niets bijzonders, indien ook zijn dienaren zich voordoen als dienaren der gerechtigheid; maar hun einde zal zijn naar hun werken” (2 Corinthiërs 11:13-15). Hoe kan men anders de oorlogen en vijandelijkheden, de duivelse bloedbaden van de zogenaamde christelijke landen verklaren? Hoe zouden ware christenen ooit schaamteloos de talloze conflicten kunnen onderschrijven waarin belijdende christenen van deze wereld betrokken zijn geweest? In de laatste twee wereldoorlogen richtten ’christenen’ onder elkaar massale slachtpartijen aan. ’Christelijke’ moeders van ’christelijke’ soldaten van een ’christelijke’ natie baden tot hun ’heer’ om de overwinning, dus de vernietiging van hun vijand, een andere ’christelijke’ natie, waar ’christelijke’ vrouwen van ’christelijke’ soldaten tot hun ’heer’ baden om de overwinning op hun vijand. Die ’christelijke’ wereld vormt niet het christelijke Huis van God. „En indien een huis tegen zichzelf verdeeld is, zal dat huis niet kunnen bestaan” (Markus 3:25). Nee, Christus luistert niet naar deze mensen die here, here roepen. „Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid” (Mattheüs 7:22-23).

Zou een dergelijke haat van de ’christenen’ in de loop der eeuwen met enige mogelijkheid teruggevoerd kunnen worden op de Leraar die gezegd heeft: „Maar Ik zeg u, de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe; en wil iemand met u rechten en uw hemd nemen, laat hem ook uw mantel; en zal iemand u voor een mijl pressen, ga er twee met hem” (Mattheüs 5:39-41)?

Jezus gaf hier een beeld van de gewillige houding die geen aanstoot geeft; van hoe ver de christen moet gaan om strijd te vermijden en bij te leggen. „Wanneer gij dan uw gave brengt naar het altaar en u daar herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar, voor het altaar, en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder en kom en offer daarna uw gave” (vers 23-24). Een twistzieke christen is eigenlijk een tegenstrijdigheid. Christus trainde gezanten van het licht, mensen van goede wil. „Want gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dags. Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe” (1 Thessalonicen 5:5). Toch hebben zij, de echte vredestichters, bittere tegenwerking te verduren gekregen, zoals Hij hun had voorzegd.

Waarom? Waarom worden de ware christenen vervolgd? Jezus legt het uit. „Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij behoorden U toe en Gij hebt hen Mij gegeven en zij hebben uw woord bewaard” (Johannes 17:6). Dit zei Hij tegen zijn Vader op de avond voor zijn kruisiging. „Zolang Ik bij hen was, bewaarde Ik hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, en Ik heb over hen gewaakt en niemand uit hen is verloren gegaan . . . Ik heb hun uw woord gegeven en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet uit de wereld zijn, gelijk Ik niet uit de wereld ben” (vers 12, 14). Jakobus waarschuwde: „Wie dus een vriend der wereld wil zijn, wordt metterdaad een vijand van God” (Jakobus 4:4).

Zij die de eenvoudigste voorschriften van Christus trouw opvolgen, kunnen wel eens een scheuring veroorzaken in hun gezin. „Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader en tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn” (Mattheüs 10:35-36). Wanneer wij bepaalde gebruiken en gewoonten van deze wereld afwijzen, irriteert en verwart dat onze vroegere vrienden, familieleden en bekenden. „Daar Christus dan naar het vlees geleden heeft, moet ook gij u wapenen met dezelfde gedachte, dat, wie naar het vlees geleden heeft, onttrokken is aan de zonde, om niet meer naar de begeerten van mensen, maar naar de wil van God de tijd, die nog rest in het vlees, te leven. Want er is tijd genoeg voorbijgegaan met het volbrengen van de wil der heidenen, toen gij wandeldet in allerlei losbandigheid, begeerten, dronkenschap, brassen, drinken en onzedelijke afgoderij. Daarom bevreemdt het hen, dat gij u niet met hen stort in diezelfde poel van liederlijkheid, en zij belasteren u” (1 Petrus 4:1-4). Vervolging is onvermijdelijk.

Geen wonder dat Christus de zaligsprekingen besluit met de geestelijke oriëntatie die zijn mensen nodig hebben als zij zich aan Satans systeem ontworstelen: „Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen” (Mattheüs 5:10). En verder: „Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil. Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij de profeten voor u vervolgd” (vers 11-12).

Jezus prees niet die mensen die de vervolging uitlokken, zoals sommigen graag doen. Hij wist dat zelfs diegene die totaal geen aanstoot geeft en stil naar de Bergrede probeert te leven, beproevingen zou moeten doorstaan. Is dit schokkend? Gehoorzaam Christus, en u zult vervolgd worden. „Trouwens, allen, die in Christus Jezus godvruchtig willen leven, zullen vervolgd worden” (2 Timotheüs 3:12).

Jezus gaf zijn volgelingen onder andere de raad om op Hem te vertrouwen voor verlossing of om zich in sommige gevallen helemaal terug te trekken en niet terug te slaan. „Zie, Ik zend u als schapen midden onder wolven; weest dan voorzichtig als slangen en argeloos als duiven. Maar wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren aan de gerechtshoven en zij zullen u geselen in hun synagogen [hun kerken]; gij zult ook geleid worden voor stadhouders en koningen om Mijnentwil, tot een getuigenis voor hen en voor de volken. Wanneer zij u overleveren, maakt u dan niet bezorgd, hoe of wat gij spreken zult; want het zal u in die ure gegeven worden wat gij spreken moet; want gij zijt het niet, die spreekt, doch het is de Geest uws Vaders, die in u spreekt. Een broeder zal zijn broeder overleveren ten dode en een vader zijn kind, en kinderen zullen opstaan tegen hun ouders en hen ter dood brengen. En gij zult door allen gehaat worden om mijns naams wil; maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden. Wanneer men u vervolgt in deze stad, vlucht naar de andere; want voorwaar, Ik zeg u, gij zult niet alle steden van Israël zijn rondgekomen, voordat de Zoon des mensen komt” (Mattheüs 10:16-23) „Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen?” (Hebreeën 13:6.) Dit wordt echter gezien als naïef en onpraktisch. De zonden die Kaïn ertoe brachten Abel te vermoorden, hebben zich zo verspreid dat ze deze planeet nu, in onze tijd zouden kunnen overrompelen door een 25 minuten durende nucleaire ramp.

 

 

De beste weg

 

Wiens weg is tenslotte de beste? Wij kunnen nu inzien dat het conventionele christendom slechts één van de ontelbare religies van deze wereld is en niet de Gemeente die Christus gesticht heeft!

Toch belooft Christus aan die enkelingen die het ware christendom hebben aanvaard, die stil beginnen met de innerlijke strijd, de geestelijke veldslag, de kruisiging van de ’eigen ik’: „Uw loon is groot in de hemelen” (Mattheüs 5:12).

Ja, in de hemel ligt letterlijk een kroon klaar, een uitdagende taak in Gods regering, die bij de terugkeer van Christus zal worden geschonken aan hen die, hoewel door de wereld van Satan beschimpt, vals beschuldigd en bruut besmeurd, zegevieren door het ware christendom in praktijk te brengen. „Voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad (2 Timotheüs 4:8).

 

 

 

Kunt u

ONECHT GELOOF HERKENNEN?

 

 

Veel mensen missen de zegeningen van het geloof omdat ze veronderstellen het ware geloof te bezitten terwijl dat in werkelijkheid niet zo is. Hoe staat het met u?

Is het mogelijk dat u zichzelf voor de gek houdt met betrekking tot uw geloof? Het idee dat iemand u – u – zou ’beschuldigen’ van gebrek aan geloof. U bent toch zeker een ’vooraanstaand lid’ dat voortdurend uw gemeente dient. Er zijn veel mensen die hun natuurlijke, menselijke verlangens, angsten of gevoelens aanzien voor geloof. Ze maken zichzelf iets wijs door hun menselijke, vleselijke verlangen naar gezondheid, succes, prestige aan te zien voor geloof. Jawel, misschien weten zij heel goed wat geloof is – met andere woorden, zij zijn misschien in staat om de definitie uit de Bijbel (Hebreeën 11:1) te citeren – maar zij weten niet wat geloof niet is.

„Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet” (Hebreeën 11:1).

De noodzakelijkheid om uw eigen geloof te identificeren is belangrijk, omdat er veel op het spel staat. Want de beloften die God ons doet om ons te genezen of om onze gebeden te verhoren of om ons in zijn Koninkrijk te plaatsen, zijn allemaal afhankelijk van ons geloof.

Bedenk dat God ons zal verlossen, genezen of onze gebeden verhoren in overeenstemming met het werkelijke geloof dat we hebben, niet met het geloof dat we denken te bezitten, of wensen te bezitten, of waarvan we willen dat andere mensen denken dat we het bezitten, of dat we behoren te bezitten. God laat zich niet misleiden door onze menselijke surrogaten voor geloof.

Gods besluit om te genezen of een gebed te verhoren wordt niet uitsluitend bepaald door geloof. Oprecht gelovige mensen zijn niet genezen door God en ernstige gebeden door sommige trouwe volgelingen van Christus om verlossing van verdrukking heeft God (nog) niet verhoord.

 

 

Surrogaten voor geloof

 

Helaas laten sommige mensen zich misleiden door gevoelens, angsten of verlangens die zich voordoen als geloof. Mede daarom hebben veel mensen gebrek aan geloof. Zij denken dat ze het bezitten, terwijl dit niet zo is.

Maar het wordt pas echt tragisch als deze mensen voor beproevingen komen te staan die waar geloof vereisen en ze in plaats van het ware geloof slechts een armzalig surrogaat aantreffen. Dit surrogaat bezwijkt al snel onder de druk en dan blijven ze met lege handen achter. Iemand die zijn namaak-geloof ziet bezwijken, komt er misschien – door ervaring – achter dat hij het ware geloof niet heeft.

Maar er is een betere manier om daar achter te komen. Die manier is: erkennen hoe misleidend onze menselijke natuur is en surrogaten voor geloof onderkennen vóór ze wortel schieten en de groei van werkelijk, goddelijk geloof in de weg gaan staan.

Hier zijn een aantal van de meest voorkomende menselijke surrogaten en namaaksels van geloof.

– Verlangens. Verlangen is eenvoudig willen dat iets gebeurt. We verlangen allemaal weleens naar iets. We verlangen naar een nieuw huis, herstel van een vriendschap, of we verlangen dat we weer gezond worden. En verlangens hoeven niet noodzakelijk verkeerd te zijn, zolang ons verlangen maar niet ontaardt in dagdromen of begeren. Maar het is zeer belangrijk dat we onze verlangens niet aanzien voor geloof. Verlangen is verlangen en geloof is geloof.

Hoop. Hoop is de optimistische verwachting dat u krijgt wat u wilt. Hoop is een noodzakelijk onderdeel van de menselijke ervaring. „Een langgerekt hopen maakt het hart ziek” (Spreuken 13:12). En 1 Corinthiërs 13:13 toont ons dat hoop een positieve christelijke eigenschap is: „Zo blijven dan: Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde.” Maar dat betekent niet dat het hetzelfde is als geloof.

Het voorbeeld van een situatie waarin velen zich weleens bevonden hebben, is geschikt als illustratie voor het verschil tussen geloof en hoop. De meeste mensen moeten weleens naar hun baas om vrij te vragen. Als iemand de optimistische verwachting heeft dat zijn baas dit verzoek zal inwilligen, heeft die persoon hoop.

Maar geloof is meer dan slechts een optimistische verwachting – geloof is geloven dat God zal doen wat Hij, in zijn Woord, zegt te zullen doen. God heeft bijvoorbeeld niet gezegd dat Hij niet zal toestaan dat u uw baan kwijtraakt, hoewel Hij wel gezegd heeft dat Hij nooit zal toestaan dat de rechtvaardige zal verhongeren. „Jong ben ik geweest, ook ben ik oud geworden, maar een rechtvaardige heb ik niet verlaten gezien, noch zijn nageslacht zoekende brood” (Psalmen 37:25).

Er is verschil tussen geloof en hoop. We moeten er voor oppassen die twee niet te verwarren. Toch horen geloof en hoop bij elkaar. Twee voorbeelden van hoop. Een ware christen hoopt dat Jezus Christus zal terugkomen om het Koninkrijk van God op aarde te vestigen. Dat kunnen we nu nog niet zien, maar die hoop is het geloof, een absolute zekerheid. Hij hoopt ook dat zijn hele familie in dat koninkrijk geboren zal worden, maar die zekerheid heeft hij niet en die hoop is niet hetzelfde als geloof.

Een positieve instelling. Dit is het vermogen om de feiten te beschouwen en zich te concentreren op een mogelijk positief resultaat. Een goed voorbeeld hiervan is de gokker. Iedereen weet dat het gokhuis uiteindelijk altijd wint, maar een gokker is in staat om naar de kansen te kijken, die radicaal tegen hem zijn, en toch te geloven dat hij bij de volgende ruk aan de handel van de automaat of de volgende worp van de dobbelstenen de grote winnaar zal zijn.

Het vereist zeker een positieve instelling om zich alleen te concentreren op de kleine kans om te winnen en de overweldigende kans om te verliezen te negeren. En het is juist dat een positieve instelling een goede eigenschap is – een eigenschap waar we allemaal naar moeten streven. We moeten ons immers concentreren op goede, prettige, positieve dingen. „Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat” (Filippenzen 4:8). Maar een positieve instelling is geen geloof en zou daar ook niet mee verward mogen worden.

Emotioneel enthousiasme. Een tijdelijke golf van emotioneel enthousiasme is dat en niets meer. Iemand die duizenden euro's geïnvesteerd heeft in aandelen kan op de dag dat de koers daarvan hoog oploopt een golf van warmte voelen en het vooruitzicht van potentiële rijkdom. Een dergelijke ervaring zou iemand een emotioneel hoogtepunt kunnen geven. De Israëlieten moeten zich zeker zo gevoeld hebben toen ze door een „verheven hand” uit Egypte kwamen (Exodus 14:8).

Maar het enthousiasme dat veroorzaakt wordt door een grote winst op de beurs of het vertrek uit de slavernij in het oude Egypte – of door het luisteren naar een krachtig gebed – is geen geloof.

Nee, ook de sentimenten die in steeds meer religieuze bijeenkomsten te zien en te horen zijn, zijn geen uitingen van geloof.

Angst voor bestraffing. Het is verbazingwekkend hoe sommige mensen ertoe kunnen worden gebracht iets te doen uit angst voor bestraffing als ze ongehoorzaam zijn. Nadat het oude Israël geweigerd had het beloofde land in te trekken, ondergingen de mensen een dramatische verandering van mening en wilden ze het land instormen nadat hun gezegd was dat ze gestraft zouden worden omdat ze niet wilden. „En de volgende morgen vroeg wilden zij de bergtop beklimmen, onder de uitroep: Ziet, wij trekken op naar de plaats, van welke de HERE gesproken heeft, want wij hebben gezondigd” (Numeri 14:40) .

Het zou voor sommige mensen gemakkelijk zijn om te geloven dat er onder de Israëlieten van de ene dag op de andere een vloedgolf van waar geloof opgestaan was, zodat ze nu bereid waren hun angsten voor oorlog of reuzen opzij te schuiven en in tegenstelling daarmee met hernieuwde moed het land binnen te marcheren. Maar feit is dat ze niet plotseling geloof gekregen hadden. Integendeel, ze voelden angst voor de straf die hun opgelegd zou worden (40 jaar rondtrekken in de woestijn) als ze niet zouden doen wat hun gezegd werd.

Helaas gehoorzamen sommige mensen God alleen uit angst voor bestraffing. Angst voor bestraffing zou zeker niet verward mogen worden met geloof. Het kan een reden zijn om God te gehoorzamen, maar als we niet voldoende geloof hebben, moeten we toch gehoorzamen en God vragen om het geloof.

Angst voor een erger alternatief. Sommige mensen stellen operaties uit of besluiten niet naar de dokter te gaan, niet omdat ze een diep geloof hebben in God voor hun genezing, maar omdat ze bang zijn voor de operatiezaal of voor de doktoren. Dat is duidelijk niet het ware geloof. Bang voor het alternatief voor vertrouwen op God, zoals het mes van de chirurg. Verwar angst niet met geloof. Een dergelijke vergissing kan dodelijk zijn.

Druk van anderen. Stel dat iemand in contact is gekomen met de Gemeente van God en weet dat hij zijn baas moet vragen om op zaterdag vrij te krijgen om Gods sabbat te houden, hoewel hij niet voldoende geloof bezit om op God te vertrouwen als hij zijn baan kwijt zou raken. Als de werkgever met ontslag zou dreigen, zou die persoon misschien toegeven en toch op de sabbat gaan werken.

Waarom zou zo iemand niet zelfverzekerd zijn baas meedelen dat hij op de sabbat vrij zal nemen nadat hij daarom had gevraagd? Daar kunnen natuurlijk een heleboel redenen voor zijn, maar één ervan is vaak dat zo iemand in het begin al niet voldoende geloof in God bezat. Zijn ware reden om vrij te vragen op de sabbat was angst voor wat de andere mensen in de Gemeente zouden denken als hij die dag niet in acht zou nemen. Maar helaas kan zelfs druk van anderen er op de lange termijn niet voor zorgen dat iemand gehoorzaam is als hij niet het geloof heeft om hem te sterken.

Schuld. Het geweten kan een krachtige drijfveer zijn tot gehoorzaamheid. Iemand kan bijvoorbeeld zijn tienden geven, niet omdat hij het ware geloof heeft of zelfs niet omdat hij bang is voor de straf van God, maar omdat hij zich schuldig zou voelen als hij het niet deed. Deze persoon wordt niet gemotiveerd door geloof, maar door schuld.

Het geven van tienden uit schuldgevoelens is natuurlijk beter dan helemaal geen tienden betalen – we begrijpen de wegen van God pas goed nadat we ze zijn gaan volgen. „De vreze des HEREN is het begin der wijsheid, een goed inzicht hebben allen die ze betrachten. Zijn lof houdt eeuwig stand” (Psalmen 111:10). Maar degene die de tienden betaalt zou zijn schuldgevoelens niet mogen verwarren met en aanzien voor geloof. God laat zich niet misleiden, al kan deze persoon dat wel doen. Geen wonder dat sommigen niet voor het betalen van tienden gezegend worden.

Intimidatie. Hebt u ooit iets gekocht, niet omdat u het wilde hebben of omdat u het nodig had, maar omdat de verkoper vasthoudend en agressief was en u omgepraat heeft? Dat overkomt veel mensen. Menige handelaar in tweedehands auto's heeft al menige tweedehands auto verkocht aan menig persoon, alleen door hem te intimideren. En een predikant die een krachtige preek houdt, kan u zodanig intimideren dat u op sommige gebieden gehoorzaam bent aan God.

God gehoorzamen is natuurlijk goed. Maar iemand die alleen gehoorzaamt omdat hij geïntimideerd is, gehoorzaamt niet uit geloof.

Gelatenheid of moedeloosheid. Sommige mensen hebben al veel middelen aangewend om van hun problemen te worden verlost. Ten einde raad vragen sommigen dan advies van Gods dienaren omdat ze geen andere keus meer hebben. Uit louter moedeloosheid of gelatenheid kan iemand de hulp van God zoeken. Soms heeft die persoon natuurlijk het ware geloof en zal God hulp bieden. „Een vrouw, die sinds twaalf jaren aan bloedvloeiing leed en door niemand kon genezen worden, kwam van achteren tot Hem en raakte de kwast van zijn kleed aan, en terstond hield haar vloeiing op. En Jezus zeide: Wie is het, die Mij heeft aangeraakt? En terwijl allen het ontkenden, zeide Petrus: Meester, de scharen drukken en verdringen U. Maar Jezus zeide: Iemand heeft Mij aangeraakt, want Ik heb kracht van Mij voelen uitgaan. Toen de vrouw zag, dat zij niet onopgemerkt bleef, kwam zij bevende nader, viel voor Hem neer en verhaalde Hem, voor al het volk, om welke reden zij Hem aangeraakt had en dat zij terstond beter was geworden. En Hij zeide tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede” (Lukas 8:43-48).

Natuurlijk moeten we met al onze moeilijkheden naar God gaan. Beproevingen zijn een werktuig dat God gebruikt om mensen naar Hem toe te trekken. Maar iemand die alleen God zoekt of „erom bidt” omdat er niets anders is dat hij doen kan, beoefent geen geloof. Hij beoefent alleen een oude, vleselijke logica en doet wat de soldaat in de frontlinie zou doen onder het gedreun van de exploderende granaten.

Eigengerechtigheid. U kunt het geloven of niet, maar soms gehoorzamen mensen God, bidden om genezing of andere behoeften of doorstaan zelfs beproevingen, niet omdat ze het ware geloof bezitten waar God naar zoekt, maar eenvoudig omdat ze andere mensen hun ’geloof’ willen tonen en niet zouden doen wat andere ’zwakke’ mensen hebben gedaan in plaats van God te zoeken.

Men kan een show van rechtschapenheid opvoeren door alles te doorstaan. Maar zo'n show van rechtschapenheid die alleen veroorzaakt wordt door eigengerechtigheid is in Gods ogen ongerechtigheid. „Wij zijn allen geworden als een onreine, al onze gerechtigheden als een bezoedeld kleed; wij vielen allen af als het loof en onze ongerechtigheden voerden ons weg als de wind” (Jesaja 64:6).

Koppigheid (hardnekkigheid). Van tijd tot tijd zal iemand geconfronteerd worden met een grote beproeving en die in grootse stijl tot het einde toe doorstaan en zich niet laten kennen. We kunnen denken dat de motiverende factor achter deze grote standvastigheid een diep en blijvend geloof in God is. Misschien wel. Maar het kan ook gewone, menselijke koppigheid zijn.

Koppigheid kan soms een goede eigenschap zijn. Het kan een persoon of groep helpen om vol te houden en tijden van stress of beproevingen te doorstaan. Maar je komt er niet door in Gods Koninkrijk, omdat het geen geloof is. In feite kan koppigheid net zozeer een last zijn als een voordeel. Als u dat niet gelooft, leest u dan eens het verhaal over het oude Israël en zijn erfenis door zijn koppigheid. „Weet dus dat de HERE, uw God, u dit goede land niet in bezit geeft wegens uw gerechtigheid; gij zijt immers een hardnekkig [andere vertalingen: koppig] volk” (Deuteronomium 9:6).

 

 

Wat geloof is

 

Er is nog veel te zeggen over wat geloof níet is, maar wat is geloof wél? In de Bijbel staat een eenvoudige definitie van wat geloof is. Geloof is heel eenvoudig geloven dat God bestaat en dat Hij zal doen wat Hij, in zijn Woord, gezegd heeft te zullen doen. „Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet . . . Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare . . . maar zonder geloof is het onmogelijk Hem welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken” (Hebreeën 11:1, 3 en 6).

Geloof is niet slechts (of helemaal niet) verlangen, of hoop, of een positieve mentale instelling, of een tijdelijke golf van emotioneel enthousiasme, of angst voor bestraffing, of angst voor een erger alternatief, of druk van anderen, schuld, intimidatie, gelatenheid, eigengerechtigheid of koppigheid. Het is weten en vertrouwen dat God zal doen wat Hij zegt dat Hij zal doen.

Dit geloof – waar, verlossend geloof – komt alleen van God. Het is een geschenk dat alleen Hij kan geven en dat op geen enkele manier, in geen enkel deeltje of fragment, van onze eigen menselijke aard of instelling komt, zoals de valse ’geloven’ die hierboven genoemd zijn. „Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God” (Efeziërs 2:8).

Waar geloof is een geschenk dat God u wil geven. Hij zal het u geven wanneer u erom vraagt. Maar u zult er niet om vragen totdat u ziet dat u het niet hebt en dat u zichzelf misschien voor de gek gehouden hebt met waardeloze namaak. Voor inzicht in het geloof dat nodig is voor behoud, kunt u onze publicaties lezen: ’Dit is levend geloof’ en ’Wat is GELOOF?’

En besef dat al deze valse ’geloven’ twee fatale dingen gemeen hebben. Ten eerste kan geen ervan God misleiden. Ten tweede kunnen ze allemaal ons mensen misleiden, behalve als we God vragen ons ons menselijke zelfbedrog te laten zien.

Laat u niet misleiden – weet wat geloof is, en wat het niet is!

 

 

 

Nee, het ’christendom’

heeft niet Gods Kracht

 

 

Het is heel goed mogelijk dat ook u, die gelooft dat u christen bent, zich op zeer gevaarlijk terrein bevindt!

Het is goed dat u hier eens bij stilstaat en het onderzoekt!

Wat horen we over Jezus Christus? Wat zeggen voorgangers, dominees, pastoors, belijdende christenen over het leven van een christen? Geeft dat houvast, want wat we horen verschilt nogal. Lees zelf in de bron, open uw bijbel! Kijk naar de ware christenen in de dagen van Petrus, Johannes en Paulus – en vergelijk! Kijk naar de kracht van de oorspronkelijke, ware Gemeente – in het leven van die christenen.

 

 

... maar weet u het ZEKER?

 

U denkt dus dat u onder Gods genade staat? Veilig en wel tot in eeuwigheid?

Nu, lees! „Daarom, wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle”! waarschuwt het Woord van God (1 Corinthiërs 10:12). Het wordt tijd dat u zich realiseert dat u uiteindelijk geoordeeld zult worden naar het Woord van God zelf. U moet inzien aan welke norm u moet voldoen.

Vlak voordat Hij naar de hemel opvoer, zei Jezus tegen zijn discipelen dat ze kracht zouden krijgen wanneer zij bekeerd waren. „Maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt” (Handelingen 1:8).

Hebt u diezelfde kracht? Hebt u ooit nauwkeurig onderzocht wat die kracht Is? Hebt u zich ooit afgevraagd hoe u die kunt ontvangen?

Hebt u ooit nagegaan of u die nodig hebt? Zonder die kracht bent u niet echt van Christus!

 

 

Wat wij wél zien

 

Natuurlijk zien veel van de belijdende christenen dat zij Jezus Christus moeten erkennen als hun persoonlijke Verlosser, om behouden te worden.

U ziet misschien zelfs in dat u berouw moet hebben over het overtreden van de wet van God – zijn geestelijke wet, zoals die samengevat wordt in de Tien Geboden – omdat de zonde de overtreding van de wet is.

Misschien bent u zover gegaan dat u zich realiseert waartoe u geboren bent – u weet wat het grote doel van God is waaraan Hij hier op aarde werkt.

Misschien ziet u dat alle volken tegenwoordig geestelijk dronken zijn van de valse, heidense doctrines van het moderne, geestelijke ’Babylon’ – dat alle volken misleid zijn – dat de waarheid ondersteboven is gekeerd.

Misschien ziet u dat zelfs (of juist) de kerken misleid zijn, en dat ze zich afgekeerd hebben van de waarheid, en verzinsels aanhangen.

Misschien realiseert u zich dat genade veranderd is in losbandigheid! „Want er zijn zekere mensen binnengeslopen (reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven) goddelozen, die de genade van onze God in losbandigheid veranderen en onze enige Heerser en Here, Jezus Christus, verloochenen” (Judas 1:4).

Misschien bent u zelfs zo ver gekomen dat u begrijpt dat God ons leven vormt tot wij letterlijk uit Hem geboren zullen worden – tot zijn karakter in ons geschapen is – tot dit sterfelijke onsterfelijk wordt – tot dit menselijke goddelijk wordt in het Koninkrijk van God.

Maar hebt u de kracht van de heilige Geest van God in u niet over het hoofd gezien of helemaal niet ’gezien’?

Misschien bent u gaan inzien hoe slecht en heidens deze wereld is geworden, en walgt u van haar wegen.

Misschien erkent u dat u uw weg moet afzweren, en u ertoe moet zetten om volgens Gods weg te leven! Ja, misschien begrijpt u volkomen wat Jesaja zei: „Zoekt de HERE, terwijl Hij Zich laat vinden; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot de HERE, dan zal Hij Zich over hem ontfermen; en tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig” (Jesaja 55:6-7).

Maar hebt u vers 1: „O, alle dorstigen, komt tot de waterenover het hoofd gezien of genegeerd? Dorstig waarnaar? Welke „wateren”?

Nu, dezelfde „wateren” waar Jezus over sprak: „Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was” (Johannes 7:37-39).

Hebt u ooit ten volle beseft dat de heilige geest niet iets is waarmee u bent geboren?

Wij horen tegenwoordig veel over het aanboren van onze eigen, innerlijke, verborgen bronnen – de latente krachten in onze geest. Er zijn moderne religies opgekomen die dat slapende, sluimerende, latente deel van onze geest ’God’ noemen!

Maar de heilige geest is iets wat u nooit had – iets wat u moet ontvangen van God! Iets wat oneindig veel groter en krachtiger is dan enige kracht in u – iets van de grote God die U geschapen heeft – die het hele, grote universum geschapen heeft en alles wat bestaat!

Het is de essentie – het leven zelf – de natuur van God. Maar het is ook iets van God, wat Hij u geeft van zichzelf, wat in werkelijkheid een deel van Hemzelf is – en dat kracht geeft!

Weet u wát die kracht is? Is die kracht in u gekomen, zodat u hem kunt gebruiken?

U, als belijdende christen, bent misschien veel van deze dingen gaan beseffen, in gaan zien, gaan begrijpen – gaan accepteren – maar wordt deze kracht werkelijk in uw leven geopenbaard? Weet u zeker dat u weet wát die kracht is?

 

 

Wat ís deze vreemde KRACHT?

 

Laat we eerst vaststellen wat die kracht níet is.

Het is geen emotie die fysiek door de zintuigen wordt opgewekt. Het is niet iets dat u zelf kunt opwekken of kunt kweken.

Het is geen ’losgemaakte tong’ die plotseling welbespraakt, luid en vrijmoedig wordt met ’geestelijk’-klinkende frasen. Het is geen pochende tong.

Het is geen neervallen onder de kracht”. Het is niet beroofd worden van alle kracht, zoals dat met sommige mensen die de vervalste, gevoelsmatige religie hebben aangenomen het geval is, als zij zich onder de kracht” bevinden.

Het is níét iets wat de mensen doet schreeuwen, gillen, schokken, waanzinnig en onbeheerst lachen, of belachelijke en kinderachtige capriolen doet maken op samenkomsten waarbij de predikant of voorganger een nagemaakte, vervalste ’kracht’ en een valse geest opwekt door voortdurend te roepen om luide, emotionele reacties als „halleluja!”, „prijs de Heer!”, „amen!”, enz., in antwoord op zijn vaak herhaalde „ieder die dit gelooft, zegge ’amen!’ ” enz.

Kijk in uw Bijbel om te weten wat het werkelijk is!

Jezus is ons voorbeeld, en wij vinden deze kracht allereerst in zijn leven. Het was geen fysieke eigenschap van Hem. Hij zei: „Ik kan van Mijzelf niets doen” (Johannes 5:30). Maar, zei Hij: „De Vader, die in Mij blijft, doet zijn werken” (Johannes 14:10). De Vader bleef ín Jezus door de heilige geest. De heilige geest gaf kracht. Wat wás die kracht?

De geïnspireerde Petrus, die behoud bracht aan de eerste heidenen, verklaarde over Jezus „hoe God Hem met de Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem(Handelingen 10:38).

Merk op: die kracht ín Jezus deed geen van de dingen die tegenwoordig gedaan worden door dezelfde mensen die het luidst verkondigen dat zij de kracht van de heilige geest bezitten. Jezus gebruikte die kracht en ging rond, bescheiden, niet schreeuwend, pochend, hulpeloos neervallend „onder de kracht” maar doende!

Ja, zijn leven was een leven van doen – maar wát doen? Goed doen! Dienen, andere mensen helpen! Er was een goddelijke kracht – en daarmee verrichtte Hij wonderen – Hij genas mensen die ziek waren – Hij dreef demonen uit en had het inzicht om te weten wanneer iemand van de duivel bezeten was.

Hij bezat de kracht van de Schepper God! Dezelfde kracht die de hele schepping voortbracht – toen „Hij sprak”! God is een wonderen verrichtende God! Met die kracht, die afkomstig was van de Vader en ín Jezus was, stilde Hij de storm, veranderde Hij water in wijn, voedde Hij 5000 mensen met slechts vijf broden en twee vissen!

 

 

De KRACHT van de WARE Gemeente!

 

Merk nu die kracht op in de oorspronkelijke Gemeente, voor de afvalligheid en de degeneratie van onze dagen begonnen.

Korte tijd nadat zij van die kracht van God vervuld waren, gingen Petrus en Johannes op het gebedsuur van drie uur in de namiddag samen naar de tempel in Jeruzalem. Zij gingen binnen door de poort die „de Schone” genoemd werd. Bij de poort vroeg een bedelaar, die vanaf zijn geboorte verlamd was, om een aalmoes.

„Zie naar ons”, zei Petrus. „Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb geef ik u; in de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër: Wandel!”

Hij greep de rechterhand van de bedelaar in volmaakt geloof, en richtte hem op. De bedelaar was onmiddellijk genezen. Hij sprong op, en liep toen met Petrus en Johannes de tempel in, springend onder het gaan, en God lovend (Handelingen 3:1-8).

Jezus, die als fysiek mens zonder kracht was, was vervuld van de goddelijke kracht van de Schepper. De bovennatuurlijke kracht van God zelf deed het Werk van God door middel van zijn menselijke lichaam. Jezus zei: „De werken, die Ik doe in de naam mijns Vaders, die getuigen van Mij” (Johannes 10:25). En: „Indien Ik de werken mijns Vaders niet doe, gelooft Mij niet, doch indien Ik ze doe en gij Mij toch niet gelooft, gelooft dan de werken, opdat gij weten en erkennen moogt, dat de Vader in Mij is en Ik in de Vader” (vers 37-38).

Vandaag gebruikt diezelfde geest – diezelfde bovennatuurlijke kracht – het collectieve lichaam van de ware Gemeente van God als Gods menselijke werktuig, waardoor God hier op aarde zijn Werk uitvoert. In die zin is de ware Gemeente ook het Lichaam van Christus. „Gij nu zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden” (1 Corinthiërs 12:27).

En Jezus zei: „Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze” (Johannes 14:12).

Diezelfde kracht van God was in Petrus en Johannes en deed het Werk van God door het Evangelie van Christus te verkondigen.

 

 

De KRACHT van God in actie!

 

De wonderbaarlijke genezing van de bedelaar wekte de vijandschap van de priesters en de sadduceeën, zodat zij Petrus en Johannes grepen en gedurende de nacht gevangen zetten. De volgende dag bedreigden deze religieuze leiders hen, gaven hun het bevel niet te spreken of te onderwijzen in de naam van Jezus, waarna zij hen lieten gaan.

Toen gingen deze ware christenen onmiddellijk naar hun eigen groep gelovigen. En hier is een punt dat begrepen moet worden. Zij waren mensen. Deze kracht was absoluut geen vaste eigenschap van hen. Ze waren zelf niet de bron van deze dynamische kracht. Deze kwam van God.

En het belangrijke punt is dit: Wij krijgen niet in één keer voor altijd voldoende goddelijke kracht.

Vergeet niet dat Jezus zei dat de kracht van God van uit ons innerlijke wezen zal vloeien. „Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” (Johannes 7:38).

Deze kracht van God is actief – dynamisch! Ze is niet statisch. U kunt geen voorraad van de geest van God krijgen en deze in u opslaan. Deze kracht komt dagelijks van God in een kind van God! Ze circuleert van God naar zijn kinderen toe en dan weer van hen uit in liefde, in geloof, in vreugde, in geduld – zelfs in het verrichten van wonderen.

U kunt gisteren doortrokken zijn geweest van deze kracht en er vandaag minder van hebben!

 

 

Kracht weer aanvullen

 

Na de bedreigingen van deze overpriesters en oudsten, na een nacht in de gevangenis, gingen Petrus en Johannes naar hun broeders in Christus. Toen zij verslag uitbrachten van wat er was gebeurd, waren al hun broeders ongetwijfeld geschokt. Omdat zij mensen waren, wisten ze dat ze als kleine groep niet de kracht hadden om uit deze dreigende situatie te komen. Zij voelden en begrepen hun gebrek. En nu, wat gebeurt er op dat verslag? Gaat men zich te buiten met scheldwoorden tegen de hoge raad? Organiseren ze een oproer – een protestmars zoals we tegenwoordig vaak zien – tegen een zo tirannieke overheid en beraadslaagt men hoe men een aanhang zal krijgen onder het volk? Of proberen ze te vluchten uit een voor de christenen zo gevaarlijke stad? Niets van dit alles! Wanneer de vijanden woeden, is het geen zaak van de christenen ook tegen hen te woeden. De beste burcht en het beste wapen van de Gemeente in alle noden en vervolgingen is vanouds het gebed geweest. Zij kenden de Bron die deze Kracht van God voortdurend opnieuw zou aanvullen! Zij aarzelden niet! Zij gingen onmiddellijk naar de Bron van hun goddelijke kracht!

„En toen dezen het hoorden, verhieven zij eenparig hun stem tot God en zeiden: Gij, Here, zijt het, die geschapen hebt de hemel, de aarde, de zee en al wat daarin is . . . En nu, Here, let op hun dreigingen en geef uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid uw woord te spreken, doordat Gij uw hand uitstrekt tot genezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door de naam van uw heilige knecht Jezus” (Handelingen 4:24, 29-30).

Ja, deze mensen realiseerden zich hun eigen, menselijke ontoereikendheid – realiseerden zich hun behoefte aan vernieuwde Kracht van God. Zij liepen niet weg van hun moeilijkheden! Zij verschuilden zich niet en sidderden niet van angst. Zij gaven hun grote taak niet op. Zij gingen onmiddellijk naar de Bron van hun kracht.

Zij gaven zich over in de handen van God als zijn dienaren. Zij vroegen God dringend en intensief om hen te vullen met zijn kracht – om ze vrijmoedigheid, geloof en vermogen tot spreken te geven. Zij vroegen God vurig en gelovig om genezingen te bewerkstelligen en wonderen te verrichten.

En was er een God die luisterde? Was er een antwoord? Lees: „En terwijl zij baden, werd de plaats, waar zij vergaderd waren, bewogen; en zij werden allen vervuld met de Heilige geest en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid . . . En met grote kracht gaven de apostelen hun getuigenis van de opstanding des Heren Jezus” (Handelingen 4:31, 33).

 

 

De kracht ook nu vereist

 

Hebt u, vandaag, dezelfde kracht als de eerste christenen? Zij waren net zoveel mens als u! De eigenlijke vraag is dus deze: geeft u zich net zo volledig over – levert u uw wil net zo onvoorwaardelijk uit aan God – bidt u net zo vaak, net zo oprecht en net zo intensief als zij? Als u dat doet, zult u met net zoveel goddelijke kracht vervuld worden als zij – want God kent geen aanzien des persoons!

Deze zelfde kracht van God was voortdurend actief werkzaam in die eerste, oorspronkelijke christenen. Zij verrichtten werkelijk grotere werken dan Jezus – tot zelfs de schaduw van Petrus de zieken genas als die over hen heen ging! Zij verrichtten het werk van God!

Het Werk van God, dat God begon in het individuele lichaam van Christus, werd voortgezet door de discipelen, die nu collectief het Lichaam van Christus werdende ware Gemeente van God!

Dezelfde kracht van de geest van God die werkte in het menselijke lichaam van Jezus, werkte ook in het collectieve lichaam van de Gemeente van God in de dagen van de oorspronkelijke apostelen. Diezelfde kracht werkt vandaag in het collectieve Lichaam van Christuszijn Gemeente! Dat is alleen mogelijk als de heilige geest werkt in de leden van het Lichaam.

De grote opdracht is: „Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie” (Markus 16:15). Niet een ander evangelie, zoals volgens de voorspellingen van Paulus verkondigd zou worden. „Maar ik vrees, dat misschien, zoals de slang met haar sluwheid Eva verleidde, uw gedachten van de eenvoudige en loutere toewijding aan Christus afgetrokken zullen worden. Want indien de eerste de beste een andere Jezus predikt, die wij niet hebben gepredikt, of gij een andere geest ontvangt, die gij niet hebt ontvangen, of een ander evangelie, dat gij niet hebt aangenomen, dan verdraagt gij dat zeer wel . . . Want zulke lieden zijn schijn-apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus. Geen wonder ook! Immers, de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts. Het is dus niets bijzonders, indien ook zijn dienaren zich voordoen als dienaren der gerechtigheid; maar hun einde zal zijn naar hun werken” (2 Corinthiërs 11:3-4, 13-15). De ware Gemeente van de eerste eeuw, door God van kracht voorzien, ging verder met dit ware Werk van God!

Toen zette de grote afvalligheid in. De afvallige, valse kerk begon haar activiteiten al twee jaar nadat Christus zijn ware Gemeente gesticht had. Zij beweerde christelijk te zijn en nam de naam van Christus aan. „En een van de zeven engelen, die de zeven schalen hadden, kwam en sprak met mij, zeggende: Kom hier, ik zal u tonen het oordeel over de grote hoer, die zit aan vele wateren, met wie de koningen der aarde gehoereerd hebben, en zij, die op de aarde wonen, zijn dronken geworden van de wijn harer hoererij. En hij voerde mij in de geest weg naar een woestijn. En ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest, dat vol was van godslasterlijke namen, en het had zeven koppen en tien horens. En de vrouw was gehuld in purper en scharlaken en rijk versierd met goud, edelgesteente en paarlen, en zij had in haar hand een gouden beker, vol gruwelen, en de onreinheden van haar hoererij. En op haar voorhoofd was een naam geschreven, een geheimenis: het grote Babylon, moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde” (Openbaring 17:1-5).

Deze belijdende christelijke kerk sloot de oren voor de waarheid en keerde zich tot verzinsels. „Dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren” (2 Timotheüs 4:4). Grote aantallen heidenen sloten zich aan bij wat zij het ’christendom’ noemden – en brachten hun eigen, heidense overtuigingen en praktijken met zich mee! De oude Babylonische ’mysteriën’ werden op valse wijze ’christendom’ genoemd!

De hele wereld is nu misleid. Satan weet hoe hij de menselijke natuur kan misleiden. „En de grote draak werd op de aarde geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem” (Openbaring 12:9)!

Maar ook de ware Gemeente van God bleef bestaan, beschreven in Openbaring 12 – vervolgd door Satan en de grote, valse kerk van Openbaring 17. Deze vervolgde Gemeente was niet langer in staat met grote kracht het ware Evangelie aan alle volken – aan de hele wereld – te verkondigen.

Maar Jezus heeft voor het einde van deze wereld geprofeteerd: „En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn” (Mattheüs 24:14).

Sinds de tweede helft van de vorige eeuw wordt die profetie vervuld en gaat de dynamische boodschap uit in de Kracht van God, en heeft miljoenen bereikt over de gehele wereld!

De geschiedenis van Gods gemeente bestrijkt zeven tijdperken. God heeft in het zesde tijdperk deuren geopend – de deuren van radio, televisie, drukpers en later internet. De deuren van de massacommunicatie. Het oorspronkelijke, ware Evangelie van Jezus Christus – hetzelfde Evangelie dat Hij van God bracht en onderwees – wordt uitgezonden naar elk continent in de wereld!

Ditzelfde Werk van God is voorzegd in de profetie van Openbaring 3:7-13. Maar daarin wordt onthuld dat in de eindtijd de Gemeente slechts weinig kracht (vers 8) heeft, hoewel zij trouw het Woord van God onderhoudt! De Gemeente van het zevende, laatste, tijdperk, wordt zelfs lauw genoemd (Openbaring 3:15). De uitwerking van dit hedendaagse Werk van God vindt alleen plaats door de kracht van God!

De levende Christus zegt dat Hij de gigantische deur van de massacommunicatie voor ons geopend heeft! „Ik weet uw werken: zie, Ik heb een geopende deur voor uw aangezicht gegeven die niemand kan sluiten; want gij hebt kleine kracht, maar gij hebt mijn woord bewaard en mijn naam niet verloochend” (Openbaring 3:8). De versterkte kracht is fysieke, mechanische, technische kracht! De ware kracht die Gods Werk vitaal en levend maakt is de heilige geest van God!

Wij moeten ons lichaam of leven aanbieden als een levend offer aan God (Romeinen 12:1)! Wij moeten een grotere verandering doormaken – en minder aangepast zijn aan deze huidige, slechte wereld! Wij moeten aandacht besteden aan het bekeringsproces. Wij moeten God ernstiger zoeken! Wij moeten de hele wapenrusting van God aantrekken, zoals ons gemaand wordt in Efeze 6:10-18: „Voorts, weest krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht. Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels; want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. Neemt daarom de wapenrusting Gods, om weerstand te kunnen bieden in de boze dag en om, uw taak geheel vervuld hebbende, stand te houden. Stelt u dan op, uw lendenen omgord met de waarheid, bekleed met het pantser der gerechtigheid, de voeten geschoeid met de bereidvaardigheid van het evangelie des vredes; neemt bij dit alles het schild des geloofs ter hand, waarmede gij al de brandende pijlen van de boze zult kunnen doven; en neemt de helm des heils aan en het zwaard des Geestes, dat is het woord van God. En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking voor alle heiligen.” Verzuim niet om te vasten en te bidden – zoals Jezus gedaan heeft!

Hebt u voldoende van de kracht van God die dynamisch in en van u uit vloeit?

 

 

 

Waarom zijn christenen

„het zout der aarde”?

 

 

Kunt u uitleggen waarom Christus zijn discipelen als ’zout’ betitelde?

Wie zijn we eigenlijk? Vragen we ons ooit weleens af wat ons echte doel in het leven is? Hebben we er weleens moeite mee om duidelijk te zien waar we in het grote schema van de oorsprong, de toekomst en huidige gebeurtenissen passen? Zijn er ook tijden dat we ons voor niemand, ook niet voor onszelf, nuttig of waardevol voelen?

Als we een christen zijn, dan zouden we niet zo'n identiteitscrisis moeten hebben. Jezus Christus heeft ons gekocht en betaald met zijn eigen leven. Wij zijn zelfs van Hem en Hij gebruikt ons voor zover wij Hem dat toestaan. Christus vertelt ons in zijn Woord precies wie we zijn en wat we behoren te doen.

In wat bekend staat als de Bergrede, nam Christus zijn meest geliefde discipelen mee naar een afgelegen plaats op een berghelling en onderwees hen daar persoonlijk aangaande hun opdracht en de levenswijze die tot waar geluk leidt.

In de loop van zijn onderwijzing vertelde Christus de discipelen (en ook ons vandaag): „Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden” (Mattheüs 5:13).

Wat bedoelde Christus met „Gij zijt het zout der aarde”? Waarom gebruikte Hij juist dit algemene ingrediënt symbolisch? Wat kan zout ons leren omtrent onze christelijke roeping?

Zout bezit verscheidene bijzondere kwaliteiten, die licht werpen op hoe we als christenen behoren te functioneren.

 

 

Spaarzaam gebruik

 

Zout komt veelvuldig voor in de natuur. Er zijn ongeveer 14.000 manieren bekend om zout te gebruiken, voornamelijk in de verschillende industrieën.

Maar slechts drie procent van 's werelds zoutvoorraad wordt in de huishouding aangewend. Denk aan de kleine hoeveelheid zout die we gebruiken om een maaltijd smakelijk te maken. Slechts een snufje – enkele korrels – maakt al een groot verschil.

In Christus' dagen was zout niet zo gemakkelijk beschikbaar. Eens was zout zo kostbaar dat het werd gebruikt om de soldij van Romeinse soldaten te betalen. Voor de Romeinse soldaat was het zoutrantsoen even belangrijk als heden ten dage de soldij. Het woord salaris betekent in de Latijnse taal, de taal van de oude Romeinen, letterlijk ’zoutrantsoen’. Sal = zout. Het woord salaris heeft zijn oorsprong in dit oude gebruik van betaling met zout (Eng. salt; Duits Salz). De discipelen zullen zeker op de hoogte zijn geweest van de waarde en zeldzaamheid van zout. Daarom, wat bedoelde Christus toen Hij zijn discipelen ’zout’ noemde?

Dit: God roept op dit moment nog niet de hele mensheid: „Niemand kan tot Mij komen,” zei Christus, „tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke” (Johannes 6:44).

God werkt in deze tijd slechts met een kleine groep mensen. En God werkt slechts met dit „klein kuddeke” (Lukas 12:32) om een speciale taak te verrichten – het prediken in de gehele wereld van het evangelie van het komende Koninkrijk van God (Mattheüs 24:14). Bovendien worden ze opgeleid om koning te zijn in Gods Koninkrijk.

Met andere woorden, ware christenen zijn zeldzaam. Gods ware volk, in wie de geest van God woont, is veel kleiner dan het ’christendom’ van deze wereld denkt. „Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe” (Romeinen 8:9).

Als er in 6.000 jaar totaal 36 miljard mensen hebben geleefd, dan zijn de 144.000 die God toebehoren over diezelfde periode daarvan slechts 0,0004 procent.

„En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden” (Openbaring 14:1). „Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam” (vers 4).

Ware christenen zijn over de aarde uitgestrooid zoals je zout over het eten zou strooien – spaarzaam. Maar wat een verschil maken ze uit in de wereld! Over enkele jaren zullen deze eerstelingen, die slechts een fractie van de wereldbevolking uitmaken, in de hele wereld het leven van ieder mens en volk veranderen.

Wat we dus in ieder geval kunnen leren van Christus' metaforisch gebruik van het woord zout is dat onze roeping en opdracht uniek, belangrijk en zeer waardevol zijn. Het is een zeer unieke gelegenheid om door God in deze tijd te worden geroepen.

 

 

Zuiverheid

 

Een andere eigenschap van zout, naast het feit dat het met mate moet worden gebruikt, is zijn zuiverheid. Bacteriën kunnen er niet in leven. Zout is ook geneeskrachtig. Zout wordt ook vaak gebruikt als geneesmiddel. Vooral bij verkoudheden. Dampen met in kokend water opgelost zout is bijvoorbeeld goed voor de luchtwegen als men een fikse verkoudheid heeft. Gorgelen met zout water kan ook de keelpijn verlichten en ontsmet bovendien de keel.

De geestelijke overeenkomst ligt voor de hand: Gods volk moet zuiver, rein zijn.

Volgens Leviticus 2:13 mocht zout aan geen enkel spijsoffer ontbreken: „En elke offergave van uw spijsoffer zult gij zouten, gij zult het zout van het verbond uws Gods aan uw spijsoffer niet laten ontbreken; bij al uw offergaven zult gij zout voegen.”

Het zout was o.a. nodig om te symboliseren dat het offer rein was.

In deze tijd behoren christenen zich als een levend offer aan God aan te bieden. „Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst” (Romeinen 12:1).

Wij als „het zout der aarde”, moeten dus even rein zijn.

Als we zuiver zijn, dan is het werk dat we doen goed. „Kronkelend is de weg van de bedrieger, maar een eerlijk man is recht in zijn doen” (Spreuken 21:8). Ons hart moet rein zijn. „En het doel van alle vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en een ongeveinsd geloof” (1 Timotheüs 1:5). Rein moet ook ons geweten zijn. „Het geheimenis des geloofs bewarend in een rein geweten” (1 Timotheüs 3:9). Onze gedachten moeten rein zijn. „Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat” (Filippenzen 4:8). Onze godsdienst moet rein zijn. „Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, de Vader, is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren” (Jakobus 1:27).

Geestelijke reinheid betekent zich afzijdig houden van de wegen van deze wereld, haar filosofieën, haar manier van zaken doen en van haar verkeerde bezigheden en begeerten.

Er is „een geslacht, dat rein is in eigen ogen, maar niet van zijn vuil is gewassen” (Spreuken 30:12). „Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet; maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid” (1 Johannes 1:6-9).

We behoren uit deze wereld te gaan en te leven in totale toewijding aan God. „En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen” (Openbaring 18:4).

Als we dat doen en volharden tot het einde, dan zullen we bij Christus' terugkomst bekleed worden met blinkend en smetteloos fijn linnen – symbool van rechtvaardigheid of geestelijke reinheid. We zullen werkelijk leden van Gods gezin worden en de bruid van Christus. „Haar [de vrouw van Christus, zijn Gemeente] is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen” (Openbaring 19:8).

Per slot van rekening was een van de eerste uitspraken die Christus deed in deze discussie met de discipelen: „Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien” (Mattheüs 5:8).

 

 

Krachtgever of smaakmaker

 

Waarschijnlijk komt de meerderheid van ons regelmatig in contact met zout als smaakmaker van ons voedsel. Denk er eens aan hoe zout, mits het op de juiste wijze gebruikt wordt, de maaltijd aan smaak – en daardoor aan genoegen – kan doen winnen. Ook Job zei al: „Laat zich flauwe spijze eten zonder zout, of is er smaak aan eiwit?” (Job 6:6.) Met andere woorden, je hebt zout nodig om er smaak aan te geven.

Is uw leven als christen saai, vervelend, een zware last, te gewoon en zonder opzienbarende gebeurtenissen? Het zou zo niet moeten zijn! Evenals zout een dimensie toevoegt aan de smaak van ons eten, zo zou het christelijke leven gevuld moeten zijn met interesse, energie, hoop en enthousiasme.

Koning David spoorde aan: „Maar verheugen zullen zich allen die bij U schuilen, altoos zullen zij jubelen, daar Gij hen beschermt, en in U zullen juichen wie uw naam liefhebben” (Psalmen 5:12).

Het is moeilijk om in God te juichen als je altijd neerslachtig bent, bezorgd bent over je materiële omstandigheden, steeds in het verleden leeft of stilstaat bij de negatieve aspecten van je leven.

David was voortdurend verheugd en loofde en prees God.

„Zo wil ik U prijzen mijn leven lang, in uw naam mijn handen opheffen” (Psalmen 63:5).

„Jubelt Gode, onze sterkte, juicht ter ere van Jakobs God” (Psalmen 81:2).

„Komt, laat ons jubelen voor de HERE, juichen ter ere van de rots onzes heils. Laat ons met lofzang voor zijn aangezicht komen, ter ere van Hem juichen bij snarenspel” (Psalmen 95:1-2).

Natuurlijk juichen we niet over een rechtvaardige en gelukkige wereld, want die is er niet. We verheugen ons in Gods grootse plan. We wéten wat er gaat komen.

De apostel Paulus was overstelpt van blijdschap zelfs onder de grootste druk. „Groot is mijn vrijmoedigheid tegenover u, en groot ook mijn roemen over u; ik ben vervuld van die troost, overstelpt van die blijdschap bij al onze druk” (2 Corinthiërs 7:4). Hij was niet blij met het gedrag van de mensen in de wereld. Nee die hadden hem en medechristenen het leven benauwd, maar hij was blij met de troost en hulp van God. „Want toen wij in Macedonië kwamen, had ons vlees geen rust of duur, doch wij waren van alle kanten in de druk: van buiten strijd, van binnen vrees. Maar God, die de nederigen troost, heeft ons getroost door de komst van Titus, en niet alleen door zijn komst, maar ook door de troost, waarmede hij vertroost werd bij u, want hij deed ons verslag van uw verlangen, uw treuren, uw ijveren voor mij, zodat ik mij nog meer verblijdde” (vers 5-7).

Blijdschap is per slot van rekening een van de vruchten van Gods heilige geest (Galaten 5:22).

Als u alleen maar volhardt als christen zonder echter van dit leven te genieten, vraag God dan om meer van zijn heilige geest. Vraag Hem om meer van zijn vreugde door u heen te laten vloeien naar anderen toe. Ontwikkel uw talenten. Luister naar elkaar in de Gemeente en vertel elkaar wat je meemaakt. Allen in de samenkomsten horen erbij, toon je betrokkenheid. Zout geeft kracht en smaak, passiviteit niet.

Het behoort ook voor anderen een genoegen te zijn om met ons, als Gods volk, om te gaan. Wij, als „het zout der aarde”, behoren de meest begaafde, naar de hoogste kwaliteit strevende, enthousiaste mensen in de wereld te zijn. Juist zoals zout kracht aan voedsel geeft, zo behoren wij een krachtige levenslust te bezitten, aangezien wij ons doel kennen en al hetgeen we kunnen bereiken.

 

 

Wekt dorst op

 

Als christenen behoren we een goed voorbeeld te zijn voor onze omgeving en het goede nieuws van Gods komende regering op aarde bekend te maken. Als we dat doen, zullen we, net zoals zout fysieke dorst veroorzaakt, een geestelijke dorst opwekken bij hen die ons omringen.

Nadat Christus zei dat wij het zout der aarde zijn, vervolgde Hij met:

„Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken” (Mattheüs 5:14-16).

Ons voorbeeld en onze boodschap zal op zekere dag herkend worden en bijdragen tot een wereldwijde bekering. Na de afschuwelijke verdrukking, die nu vlak voor ons ligt, zullen mensen gaarne bereid zijn – zullen er zelfs om roepen – om Gods waarheid te leren wanneer deze aan de gehele mensheid wordt aangeboden:

„En vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en des Heren woord uit Jeruzalem” (Jesaja 2:3).

De wereld zal smachten naar Gods waarheid, met een dorst die wij voor een deel, als zout, mede hebben geschapen. Dan kan Christus die dorst lessen met de „stromen van levend water” van de heilige geest, wanneer de heilige geest voor de eerste keer aan de gehele wereld wordt aangeboden. „Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” (Johannes 7:38).

Hoewel Satan dikwijls haat aanwakkert, moeten we toch ons best doen om met ons voorbeeld ervoor te zorgen dat mensen in onze omgeving Gods weg op een positieve manier gaan bekijken. Wij, als zout, kunnen in hen een dorst naar meer van Gods kennis scheppen. Hoe vaak denken we niet als wij mensen die zichzelf christen noemen gadeslaan: „Als dat christelijkheid is”.

Het gaat om ons voorbeeld, onze levenswijze. Het is onjuist en een daad van ongehoorzaamheid aan Christus om mensen ongevraagd te benaderen met zogenaamde wetenswaardigheden uit de Bijbel. Niet aanbellen of ongevraagd e-mails sturen. Mattheüs 8:34: „En zie, de gehele stad liep uit, Jezus tegemoet, en toen zij Hem zagen, drongen zij er bij Hem op aan hun gebied te verlaten.” Wat deed Jezus? Hij ging aan boord van een schip en verliet hen. Mattheüs 9:1: „En in een schip gegaan zijnde, stak Hij over en Hij kwam in zijn eigen stad.”

Jezus en later ook de apostelen, gingen wel woningen binnen waar zij welkom waren. Ze werden ook uitgenodigd om te overnachten. Maar, zei Jezus in Lukas 9:5: „En zijn er, die u niet willen ontvangen, gaat dan weg.”

Mensen ongevraagd lastig vallen is wetsovertreding. Titus 3:1: „Herinner hen eraan, dat zij zich aan overheid en gezag onderwerpen, gehoorzaam, tot alle goed werk bereid zijn.” Vers 2: „Niet twisten, vriendelijk zijn en alle zachtmoedigheid bewijzen aan alle mensen.”

Veel mensen die beweren christen te zijn, genieten in hun ijdelheid van discussies over Gods Woord. 1 Corinthiërs 11:16: „Maar, indien het er iemand om te doen is gelijk te hebben, wij hebben zulk een gewoonte niet, en evenmin de gemeenten Gods.”

Jezus, Paulus en andere ware predikers verkondigden het evangelie op openbare plaatsen, zoals pleinen en poorten. En als daar in onze tijd een gemeentelijke vergunning voor nodig is, dan moet een christen zich aan de wet van dat land houden waar hij verblijft. 1 Petrus 2:13-14: „Onderwerpt u aan alle menselijke instellingen, om des Heren wil: hetzij aan de keizer, als opperheer, hetzij aan stadhouders.”

Maar hoe kun je dan een getuige zijn? Niet door mensen ongevraagd in hun privé-omgeving met religie aan te spreken of te mailen. Dat is onchristelijk. Vers 15: „Want zo is het de wil van God, dat gij door goed te doen de mond snoert aan de onwetendheid van de onverstandige mensen.” „Door goed te doen”, met christelijke daden is een ware christen een getuige van Jezus. En dat is: de naaste liefhebben. Jakobus 2:17: „Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood.” Vers 18: „Ik zal u mijn geloof tonen uit mijn werken.”

Vroeger kon men op pleinen en andere openbare plaatsen stil blijven staan om te luisteren naar predikers of verder wandelen. Op een website kan men het evangelie verkondigen. De bezoeker van de website kan gaan lezen of verder surfen.

Val niemand lastig, maar toon een christelijke levenswijze waaraan het geestelijke zout is toegevoegd.

 

 

Conserveert

 

Zout is ook een belangrijk conserveringsmiddel. Waar bijvoorbeeld geen mogelijkheid tot invriezen is, kan vlees gezouten worden om bederf tegen te gaan. Zout kan eveneens toegepast worden bij het leerlooien. Als de huiden niet direct gelooid worden, kunnen ze bederven en om dit te voorkomen worden ze in een oplossing van keukenzout, zoutzuur en water gelegd hetgeen pekelen wordt genoemd. Verder wordt zout toegepast bij het inmaken van voedsel.

Zout houdt ook leven in stand. Wie helemaal geen zout zou eten, zou ook moeilijker vocht vast kunnen houden. Het lichaam van mensen bestaat voor ongeveer zeventig procent uit water. Zout helpt, om dat vocht vast te houden. Dieren zoeken vaak zelf naar zout. Ook zij kunnen het water in hun lichaam alleen vasthouden door het zout. Wilde dieren vinden vaak zoutstenen die behalve zout ook diverse mineralen bevatten, waaraan ze likken om wat zout binnen te krijgen. De plaats van die likstenen vergeten ze niet en ze gaan er naar toe zodra ze weer wat zout nodig hebben. En natuurlijk is zout noodzakelijk voor de gezondheid van de mens. Als ons bloed en onze weefsels niet een kleine hoeveelheid zout zouden bevatten, dan zouden we sterven.

Zoals zout water vasthoudt, zo houden christenen als „het zout der aarde” Gods geest vast. Water is een zinnebeeld van Gods geest.

Kunnen we de analogie ontdekken? Als christenen hebben we een zeer belangrijke rol in het behouden van leven op deze aarde. Hoe?

Lees Mattheüs 24:21-22 eens. Deze passage beschrijft de vreselijke tijd, die nu vlak voor ons ligt: „Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal. En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort.”

Als deze groep waarlijk bekeerde, trouwe dienstknechten van God niet bestond, zou God geen enkele reden hebben om de mensheid in de komende slachting te behouden!

De ware christenen vormen die groep. Onze taak in deze tijd als „het zout der aarde” is veel ontzagwekkender dan we ons misschien hebben gerealiseerd.

 

 

Hoe verliest zout zijn kracht?

 

In dezelfde zin als waarin Hij zijn discipelen leerde dat zij waren bestemd „het zout der aarde” te zijn, waarschuwde Christus dat zij hun kracht niet moesten verliezen:

„Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden” (Mattheüs 5:13).

Zout zonder enige smaak is inderdaad nog maar van weinig nut. Maar hoe verliest zout nu eigenlijk zijn kracht? En wat kunnen christenen van deze waarschuwing leren?

Zout is een duurzaam mineraal. Het kan een lange tijd blijven liggen en aan heel wat druk blootstaan, voordat de kwaliteit achteruitgaat.

De afzettingen in zoutmijnen zijn duizenden jaren oud. Toch is de smaak of kracht ervan behouden gebleven.

Zelfs geraffineerd zout kan voor langere tijd worden opgeslagen en toch zijn smaak behouden. Ofschoon zout hard of klonterig kan worden, blijft zijn ’zoutheid’ bestaan.

Zout kan niet bederven. Opgelost in water, verdwijnt zout, maar zijn zoute hoedanigheid geenszins.

Zout kan eveneens aan extreme temperaturen worden blootgesteld. Zelfs bij ruim 800 graden Celsius, zijn smeltpunt, blijft zout zijn bijzondere chemische samenstelling behouden.

Hoe kan nu de smaak van zout minder sterk worden of zelfs verloren gaan? Alleen als het chemisch reageert met een andere substantie, gemengd wordt met andere elementen – als het bij wijze van spreken besmet wordt met één of andere invloed van buitenaf.

Jezus zei dat, hoewel we in de wereld zijn, we niet van deze wereld moeten zijn. „Ik [Jezus] bid niet, dat Gij [God de Vader] hen [de gemeenteleden] uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze. Zij zijn niet uit de wereld, gelijk Ik niet uit de wereld ben” (Johannes 17:15-16). En lees deze ernstige waarschuwing in Openbaring 18:4 eens: „Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen.”

Verstrikt in „de zorgen van de wereld en het bedrog van de rijkdom en de begeerten naar al het andere”, kunnen christenen onvruchtbaar worden (Markus 4:19). Evenals „het zout der aarde”, kunnen we onze kracht verliezen en daarna nergens meer geschikt voor zijn. „Het zout is wel goed, maar wanneer zelfs het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het smakelijk gemaakt worden? Noch voor het land, noch voor de mesthoop is het geschikt: men werpt het weg. Wie oren heeft om te horen, die hore!” (Lukas 14:34-35.)

Wij kennen ex leden van Gods Gemeente, die „hun kracht hebben verloren” en het Lichaam van Christus hebben verlaten, doordat zij zich lieten besmetten door deze wereld.

Misschien raakten ze in de ban van het verdienen van geld. Misschien lieten ze toe dat de beproevingen in hun christelijke leven hen gingen overstelpen. We hebben gezien dat velen Gods waarheid verlieten voor valse vrijheden die hun werd voorgespiegeld (2 Petrus 2:19). Ze luisterden naar de argumenten en aanvallen van lasteraars, en veranderden hun gemeente in een wereldse kerk.

„Vormt geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeen met wetteloosheid, of welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis?” (2 Corinthiërs 6:14.) Als zout een chemische verbinding aangaat met andere elementen, verliest het zijn kracht. „Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial, of welk deel heeft een gelovige samen met een ongelovige? Welke gemeenschappelijke grondslag heeft de tempel Gods met afgoden? Wij toch zijn de tempel van de levende God, gelijk God gesproken heeft: Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn” (verzen 15 en 16).

Hoe staat het met ons? Wat houdt ons het meest bezig? Wat staat bovenaan op onze lijst van prioriteiten?

Is het de hoge roeping van Jezus Christus, zijn Werk in deze eindtijd en ons aandeel daarin en het ontwikkelen van volmaakt, heilig en rechtvaardig karakter van God?

Wordt niet lauw, of in de terminologie van het zout, smakeloos. De Gemeente in de jaren voorafgaande aan de terugkomst van Christus is lauw. „Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch heet, noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen” (Openbaring 3:16).

Laten we zorgen dat we in het goede spoor blijven. Wij zijn „het zout der aarde”, maar zout kan zijn kracht verliezen door besmetting met invloeden van buitenaf.

God wil dat we Hem gehoorzamen en Hij wenst dat we in zijn Koninkrijk komen. Dat is de reden waarom we zijn geschapen. Niets anders zal ons gelukkig maken. Wees „het zout der aarde” – en verlies uw kracht niet!

 

 

Bestudeer Gods Woord

 

Zout kent nog andere toepassingen en Christus' uitspraak in Mattheüs 5:13 nodigt uit tot nog andere geestelijke vergelijkingen.

Als een essentieel ingrediënt is zout historisch het symbool van gastvrijheid. Christenen zouden 's werelds meest gastvrije mensen moeten zijn.

Het Oude Testament bezigt de uitdrukking ’zoutverbond’.

„Alle heffingen der heilige gaven, die de Israëlieten als heffingen de HERE brengen, geef Ik u en uw zonen en uw dochters met u tot een altoosdurende inzetting, een altoosdurend zoutverbond is het voor het aangezicht des HEREN voor u en uw nakomelingschap” (Numeri 18:19).

„Is het u niet bekend, dat de HERE, de God van Israël, het koningschap over Israël voor altijd aan David gegeven heeft, aan hem en aan zijn zonen, een zoutverbond?” (2 Kronieken 13:5.)

Deze uitdrukking duidt een onverbrekelijk en duurzaam verbond. Het verbond dat we bij onze doop met God hebben gesloten behoort een ’zoutverbond’ te zijn – onverbrekelijk.

Lees niet zomaar over de informatie in je Bijbel heen. God heeft zich ervoor ingezet dit Boek samen te stellen en voor ons te bewaren; het is zeer rijk aan geestelijke waarheid. Verdiep u nog eens in Mattheüs 5:13.

De Bijbel kan u wijs maken staat in 2 Timotheüs 3:15. Bestudeer Gods Woord grondig! Het vertelt ons wie we zijn en wat we behoren te doen.

 

 

Conclusie

 

Jezus vergelijkt ons met zout.

Slechts weinig zout geeft veel invloed. De zeer kleine groep eerstelingen, de eerste kinderen in het Gezin van God, zullen onder leiding van Jezus Christus de hele wereld veranderen, onder de gehoorzaamheid van God brengen en dus liefde, geluk en welvaart onder alle volken omdat Gods naam geheiligd zal worden.

Zout is zuiver en geneeskrachtig. Het leven van de leden van die kleine unieke groep moet zuiver zijn, geheel volgens Gods normen denken en doen. En een genezende werking hebben op anderen.

Zout geeft kracht en smaak. De kracht van Gods geest staat ver boven het menselijk kunnen. De kleine groep christelijken leeft volgens de Waarheid van God en verkondigt de meest fantastische boodschap ooit die de heerlijkste smaak zal geven aan het leven van nu en daarna in de eeuwigheid.

Zout wekt dorst op. Dat kleine beetje zout, die kleine groep, zal dorst opwekken bij miljarden mensen. Dorst naar de Waarheid.

Zout maakt duurzaam, gaat bederf tegen. Het leven van de kleine groep ware christenen is gericht op de eeuwigheid. Als we volgens Gods normen leven zal er geen bederf zijn, in tegendeel, dat leven zal leiden tot eeuwig leven in geest.

Laten we daarom groeien in genade en kennis van Gods waarheid en laten we werkelijk „het zout der aarde” zijn! Alleen dan hebben we deel aan waar christendom.

 

Terug naar de Home Page