Voor literatuurlijst klik hier.
Gods Woord of kerkelijke wetboeken Leven en dood zijn direct verbonden met goed en kwaad.
Moeten we in wetboeken van kerken lezen wat goed en kwaad betekent?
Onderwijzen de leraren van de kerken die zich christelijk noemen, werkelijk
wat zonde is? Ons leven hangt ervan af of we wéten wat zonde is. „Want het
loon, dat de zonde geeft, is de dood” (Romeinen 6:23). Talloze ’christenen’ veronderstellen dat als ze zich
hebben aangesloten bij een kerk of religieuze denominatie of opgegroeid zijn
in een ’christelijk’ gezin, ze automatisch ’gered’ zijn. Laat u niet
misleiden, alleen God kan ons duidelijk maken wat goed en kwaad is, wat
zonde is, waarom wij de eeuwige dood verdienen of waarom we eeuwig leven
ontvangen. Als we niet weten wat goed en kwaad is, wat zonde is, weten we
niet waarvan we ons moeten bekeren en zonder oprecht berouw en bekering
kunnen we geen beroep doen op het volmaakte offer van Jezus Christus. Miljoenen ’christenen’ zeggen te begrijpen wat het
evangelie betekent, zeggen te weten wat er met hen zal gebeuren na hun dood,
wat goed en kwaad is, wat zonde is, omdat hun kerkelijke leiders het wetboek
van hun kerk raadplegen en onderwijzen aan hun leden. Het zijn documenten
die ze zelf hebben geschreven en die zo nu en dan herzien moeten worden.
Wat GELOVEN kerkgangers – en WAAROM? De waarheid is
enigszins ontstellend – en verhelderend!
Niets is zo verrassend als de waarheid! Ze is inderdaad vaak
vreemder dan fictie. De meeste mensen die regelmatig, of nu en dan eens,
naar de kerk gaan, zouden werkelijk verrast zijn als zij eens goed diep hun
eigen geest zouden peilen om uit te zoeken waaróm zij gaan, en wát nu
precies hun godsdienst is – en waaróm. Weet u het? Baby's worden al meegenomen naar verschillende kerken.
Als kind worden ze later meegenomen naar de zondagsschool en de kerk. Velen
gaan naar de kerk tot ze 18 zijn. Dan mogen ze meestal zelf kiezen en gaan
dan naar de disco (veel tieners al veel eerder), bioscoop, of een
voetbalstadion wat sommigen op zondag niet mochten. Maar nu gaan ze ’hun
eigen weg’. Wanneer zij getrouwd zijn komen ze misschien zo nu en
dan in een kerkgebouw, anderen vinden dat zij elke week naar de kerk behoren
te gaan. In de buurt waar zij wonen, kijken zij eens rond naar de kerken en
zoeken er een uit die dichtbij is, en respectabel, met een redelijk modern
gebouw en een welwillende en knappe predikant en leden die hun
maatschappelijk aanstaan. Maar waaróm voegen zij zich bij die kerk? Waaróm gaan
zij naar de diensten? Eenvoudig omdat zij vinden dat zij behoren te gaan –
dat is ongeveer alles. Staan zij erbij stil om na te denken
waaróm zij naar de kerk behoren te gaan? Eigenlijk niet. Veel
mensen vinden immers dat eigenlijk álle mensen naar de kerk móéten?
Waarom?
Waarschijnlijk denken zij niet zo na over het waarom! Iedereen heeft
toch gehoord dat men naar de kerk behoort te gaan? Natuurlijk! En zo nemen zij eenvoudig, zomaar, zonder
vragen, aan wat zij altijd hebben gehoord. Gewoonlijk weten zij niet waaróm. Wat geloven zij? Hebben zij een duidelijk omschreven godsdienst? Als zij
er serieus over nadenken, moet hun antwoord ’nee’ luiden. Wat geloven zij? Welnu, zelden hebben zij
diepgewortelde overtuigingen. Zij geloven natuurlijk de dingen die zij in de
kerk vaak horen. Zij geloven in de hemel en de hel – een eeuwig brandende
hel; in het vagevuur en gebeden voor overledenen. Zij geloven in de
onsterfelijkheid van de ziel. Zij geloven in de zondag en Kerstmis en
Nieuwjaarsdag en Pasen, en vanaf hun kinderjaren hebben ze de dominee,
voorganger of pastoor horen spreken over een aantal duistere dingen, of
namen, of over iets wat absoluut geen betekenis voor hen had: ’Pinksteren’,
’genade’, ’Antiochië’, ’heiliging’, ’rechtvaardiging’, ’dood door de
misdaden en de zonden’. Vanzelfsprekend ’weten’ ze dat al die dingen uit de
Bijbel komen – maar de meesten zeggen: „De Bijbel kan ik gewoonweg niet
begrijpen.” En, nu wij het toch over de Bijbel hebben, wat vindt de
gemiddelde kerkganger nu van de Bijbel? Het is voor zeer veel mensen „het
goede Boek”. In zekere zin kijken ze er met een zeker bijgelovig
ontzag naar. Het is te hoog voor hun bevattingsvermogen. Waarom
velen zeggen: „Ik begrijp de Bijbel niet” De Bijbel, de
grootste bestseller aller tijden, is in meer dan honderden talen vertaald en
delen ervan in meer dan 2000. Toch noemt men de Bijbel ook wel „het boek dat
niemand kent”. Daar is een heel elementaire reden voor. Vanzelfsprekend hebben de mensen die nooit in de Bijbel
lezen, geen bijbelkennis. Toch nemen ze veel aan van wat ze erover gehoord
hebben. Maar van iemand die beweert een christen te zijn, moet verwacht
worden dat hij wéét wat er in staat. Het volgende is een zeer duidelijk voorbeeld van de
verbijsterende onwetendheid van belijdende christenen ten opzichte van de
Bijbel. Een protestantse dominee hield een bijbelquiz onder de leden van
zijn gemeente. De vragen waren zeer eenvoudig. Iedereen die een algemene
kennis van de Bijbel bezit had ze allemaal gemakkelijk moeten kunnen
beantwoorden. Het resultaat verbijsterde de dominee. Slechts vijf procent van zijn gemeente haalde een
redelijk resultaat. Vijftien procent had alle vragen fout beantwoord. Zestig
procent was niet in staat de vier evangeliën te noemen. Vijfenzeventig
procent wist niet dat Golgotha de plaats is waar Jezus werd gekruisigd. Misschien zouden sommige gemeenten het er beter
afbrengen, maar de meeste niet. De overgrote meerderheid van de belijdende
christenen is volstrekt onwetend als het om de Bijbel gaat. Zij hebben van
het boek dat zij volgens hun geloofsovertuiging beschouwen als ’het Woord
van God’ wat fragmenten gelezen en velen hebben het zelfs helemaal nooit
gelezen. Waarom hebben de meeste belijdende christenen de Bijbel
niet gelezen of bestudeerd? Veel mensen hebben zich van de Bijbel afgekeerd
omdat zij gemerkt hebben dat zij het boek niet begrijpen als zij het
proberen te lezen. Voor veel lezers heeft het een vreemde archaïsche klank.
Dit zal hun waarschijnlijk de indruk geven dat de Bijbel een oud,
geschiedkundig boek is dat voor het hedendaagse leven geen enkele relevantie
bezit. En waarom zouden ze die moeite doen, de pastoor, de dominee of de
voorganger heeft er toch voor doorgeleerd? Sommigen hebben hun poging de Bijbel te lezen opgegeven
met de hulpeloze uitroep: „Ik begrijp er niets van.” Bijbelse onwetendheid: kenmerk van deze tijd Deze bijbelse onwetendheid wordt, paradoxaal genoeg,
vandaag de dag achtenswaardig gevonden. Een van de meest opmerkelijke verschijnselen van deze
tijd is dat de mensen het volstrekt normaal vinden om absoluut niets over
het christelijke geloof te weten. Mannen en vrouwen die zich diep zouden
schamen als hun onwetendheid in zaken als poëzie, muziek of schilderkunst
aan het licht kwam, maken zich er totaal niet druk om als ontdekt wordt dat
zij het Nieuwe Testament niet kennen. En zo is de Bijbel niets meer geworden dan een
ouderwets boek, waarin velen zeggen te geloven, maar dat door weinigen
gelezen, bestudeerd of begrepen wordt. Wat zijn de eigenlijke oorzaken van deze algemene
onwetendheid en gebrek aan begrip? Waarom schamen mensen zich niet dat zij
niet weten wat er in hun Bijbel staat? Hoe sommige
theologen de Bijbel zien We kunnen verwachten dat atheïsten en agnostici de
goddelijke oorsprong en het heilige doel van de Bijbel niet erkennen. Maar
zouden we ook verwachten dat een aantal van de meest vooraanstaande
predikanten en theologen van deze tijd zeer kritisch tegenover de Bijbel
staat? Een van deze predikanten van een grote denominatie zei:
„Geen enkele grote christelijke kerk aanvaardt de Bijbel als de letterlijke
interpretatie van het Woord van God. Een deel ervan is folklore, een ander
deel legende, en een deel stammengeschiedenis.” Hoe weet hij dat? Antwoord: dat weet hij niet. Hij
heeft alleen maar de foutieve theorieën en hypothesen die tegenwoordig
onderwezen worden voor waar aangenomen. Luister naar deze woorden van een andere bekende
predikant: „Wij weten tegenwoordig dat ieder denkbeeld in de Bijbel een
primitieve en kinderlijke oorsprong heeft.” Hij zei dat het „onmogelijk is
een harmonieus geheel van de Bijbel te maken, hem eenstemmig te laten
spreken, de conflicten en tegenstrijdigheden die erin staan op te heffen”. Wat een paradox! Er werd tegen deze man opgekeken als een dienaar van
God. Hij probeerde evenwel het Boek dat hij geacht werd hoog te houden en
waaruit hij moest onderwijzen, in diskrediet te brengen. In het voorwoord van een bekende Engelse versie van de
Bijbel vat de vertaler zijn ideeën kort samen in de uitspraak dat de boeken
van de Bijbel bestaan uit „aantekeningen van de apostels, samengebracht tot
een literair geschrift en herhaaldelijk bijgewerkt, soms door vrome
verzamelaars”. Deze geleerde dacht dat de oorsprong van de eerste
delen van de Bijbel gelegen was in „het natuurlijke verlangen om de
primitieve tradities van het volk vast te leggen”. Veel hedendaagse theologen beschrijven de moderne trend
als volgt: „Wij moeten de Bijbel serieus opvatten, maar niet letterlijk.”
Dit illustreert hun onkunde. Omdat ze veel schriftgedeelten niet kunnen
verklaren, komen ze met de goedkope smoes dat we Gods Woord niet letterlijk
moeten nemen. Verklaringen als deze, geuit door bekende predikanten,
theologen en ’bijbelkenners’ hebben er beslist direct toe geleid dat veel
mensen ervan hebben afgezien de Bijbel te leren lezen en begrijpen. Wat
verwacht u anders dat de gemiddelde persoon van de Bijbel denkt als mensen
die als specialisten en deskundigen bekendstaan zeggen dat het een vrome
vervalsing is? Een dominee die bekendheid kreeg door zijn opvatting
over God – geloven in een God die niet bestaat – noemt atheïsten zijn
collega's en theologen vakgenoten. Hij heeft een boek geschreven over de
spraakverwarring rond termen als bestaan, atheïsme, geloven en God, en
schept een nog grotere spraakverwarring. Met de bijbel in de hand laat hij
zien hoe het ooit is begonnen en hoe het nog steeds gaat: God bestáát niet,
maar trekt mee met mensen die onderweg zijn. Zonder mensen is God nergens,
beweert hij. De meeste mensen, ook gelovigen en geestelijken, hebben
nooit de tijd genomen de Bijbel eens goed in te kijken en zelf te
bestuderen. Zij hebben eenvoudig nooit bewezen wat zij klakkeloos hebben
aangenomen. En zo nemen de meeste mensen nog steeds zomaar aan dat de Bijbel
honderden tegenstrijdige denkbeelden bevat, dat hij irrationeel is en niet
relevant in onze hoogontwikkelde maatschappij, en dat de Bijbel
verantwoordelijk is voor de honderden verschillende sekten en denominaties
die er op deze wereld bestaan. Niets is minder waar! Wat
is de Bijbel? De Bijbel is Gods openbaring van elementaire kennis —
kennis van wetten en principes die de mens niet zelf kan ontdekken. Een voorbeeld: God heeft niet direct de wetten van de
natuurkunde in de Bijbel geopenbaard. Hij heeft de mens uitgerust met het
vermogen om deze wetten zelf te ontdekken. Aan de andere kant is de mens niet in staat om te
ontdekken wat hij is en waarom hij hier op aarde is geplaatst – of het
menselijk leven een doel heeft en wat dat doel is. De mens is niet in staat
gebleken om de ware weg naar vrede, geluk, overvloedig welzijn en werkelijk
succes te vinden. De Bijbel openbaart deze kennis. De Bijbel is Gods instructieboek om zijn hoogste
fysieke schepping duidelijk te maken hoe zij moet leven. Alleen in de Bijbel
kunt u deze noodzakelijke, fundamentele kennis vinden. De Bijbel is de basis van alle kennis. Hij geeft de
juiste benadering tot het verkrijgen van kennis op het gebied van
geschiedenis, opvoeding, psychologie, sociologie en gezondheidsleer. Hij
openbaart elementaire principes met betrekking tot handel, wetenschap,
kunst, wetgeving, bestuur, filosofie en religie. De Bijbel geeft bovendien de verklaring voor de
chaotische tijden waarin wij leven. En hij openbaart hoe de hele wereld
vrede, welvaart, succes en geluk zal verkrijgen – in onze tijd! De mensen zouden de Bijbel kunnen gaan begrijpen als
zij echt bereid waren energie te steken in studie en als zij zouden
accepteren wat erin staat. De Bijbel is helder en duidelijk. Het boek
bedoelt wat het zegt. Als wij hem nemen zoals hij is, en hem zichzelf laten
interpreteren, blijkt de inhoud zinvol. Gelovigen
vertrouwen hun kerk Natuurlijk nemen gelovigen aan dat hun kerk haar
geloofsleer uit de Bijbel heeft. De dominee, voorganger of pastoor kan dat
boek begrijpen menen ze. Bovendien beschouwden ze de dominee, voorganger of
pastoor van jongs af aan als iemand die anders was dan de andere
mensen. Hij of zij is een soort van heilige die niet door de zonde wordt
verleid en evenmin tot het genieten van werelds plezier zoals zij. Hij of
zij is als iemand van een andere wereld. En de Bijbel is het boek waarop men bij het afleggen
van de eed zijn hand legt. En het is het enige boek waarvoor velen zich
schamen als ze er op straat mee zouden worden gezien. Beschouwen ze het als ’het Woord van God’?
Waarschijnlijk wel. Maar men denkt er nooit aan in de zin van een
specifieke boodschap, de instructie van God, om de mens de verklaring te
geven van wat hij is, en van waarom hij hier is, en van waar hij heen gaat,
en van hoe hij moet leven, en van hoe hij gelukkig en voorspoedig kan zijn
en meer van het leven kan genieten. Op een of andere manier is ’godsdienst’ voor de
zondagmorgen – al is hun dan geleerd dat alle verboden ervan de gehele
zondag van kracht zijn. Het is zonde om op zondag te voetballen en naar de
schouwburg te gaan en het is voor sommigen altijd zonde om te dansen, te
roken, te vloeken of te drinken, maar ook het gebruik van technische
ontwikkelingen is voor sommigen ’werelds’ en waarschijnlijk een zonde. In de
tweede helft van de vorige eeuw opende een raadslid van een streng
protestants-christelijke gemeente voor een bezoeker een deur van een
wandkast en toonde een tv-toestel. Hij zei dat de dominee wel op de hoogte
was dat hij een televisie had. Kaarten is voor bepaalde groepen ook een
zonde. Godsdienst? Ach, vaag hebben ze gehoord dat Adam de
eerste mens was en dat hij zondigde en ’viel’ – wat dat ook mag betekenen.
Bijgevolg hebben ze een vaag idee dat het leven is als een soort enkele reis
met de trein. Door Adam staat de wissel aan het einde van het spoor zo dat
wij allemaal in de hel zouden belanden. Dus ze weten dat zij ervoor moeten
zorgen ’verlost’ te worden. Hoewel men mensen van bepaalde
kerkgenootschappen heeft geleerd dat ze door hun geboorte lid van de kerk
zijn en ze denken dat ze daardoor waarschijnlijk al ’verlost’ zijn – ze
maken zich er nooit zorgen over. Als iemand ’verlost’ is, wordt de wissel in het spoor
zo omgegooid dat hij, als hij aan het einde van het spoor komt,
ogenblikkelijk naar de hemel wordt afgeschoten, „om bij de Heer te zijn” in
hemelse woningen, „aan de overzijde van de rivier”, of „op de andere oever”,
waar dat ook allemaal is. In ieder geval is het „daarboven” en als ze hun
naam afroepen zullen ze erbij zijn. En wat is hun idee van God – en van Christus – en van
de duivel? Welnu, God is Iemand die je moet vrezen en tevreden stellen –
maar, als zij Hem behagen, kan Hij ervoor zorgen dat de dingen goed voor hen
gaan. Als zij tegenover een angstige tragedie of mogelijk de dood komen te
staan, kunnen zij worden gered als zij Hem aanroepen. Maar in het algemeen
geloven ze dat God hen niet gelukkig wil laten zijn of wil laten genieten
van het leven – Hij kijkt gefronst naar alle wereldse pleziertjes. Christus
daarentegen, was vriendelijker en aardiger – Hij is hun Heiland. Bovenal zijn God noch Christus
werkelijkheid voor hen – zij staan in wezen ver van ze af. Welnu, dit zijn geen duidelijk omschreven, concrete
geloofsstellingen of diepgewortelde overtuigingen. Het zijn slechts
vluchtige, vage veronderstellingen. Ze denken er eigenlijk nooit diep of
speciaal over na. Ze nemen gewoon aan, in de mening dat iedereen deze dingen
gelooft. Hun geest is meer gericht op de materiële belangen van het
ogenblik. Wat een
’bijbelchristen’ is Men kan in contact komen met de literatuur van de
Gemeente van God, maar vanwege de eigen achtergrond, de Waarheid niet
opmerken. Of u ontmoet iemand die in een aantal opzichten nogal bijzonder
is. Iemand die werkelijk een godsdienst heeft. Iedere dag leest en
bestudeert hij de Bijbel. Hij schijnt hem te begrijpen! Hij heeft
vastomlijnde geloofsovertuigingen en zegt dat de
bron daarvan niet iets is
wat hij in de kerk heeft gehoord, maar wat hij in de Bijbel heeft gelezen.
Hij zegt dat de Bijbel gezaghebbend is en dat het de enige bron is om
de Waarheid te leren kennen. Om te leren hoe hij moet leven bestudeert hij de
Bijbel daadwerkelijk – niet alleen op zondag, maar iedere dag! Deze
man is werkelijk gelukkig in zijn
godsdienst. Hij bidt veel en hij schijnt God werkelijk te kennen en
op persoonlijke voet met Hem te staan! Geoordeeld naar de gangbare maatstaven van het algemene
publiek dat naar de kerk gaat, maar weinig idee heeft van wat hun kerk
eigenlijk gelooft, is hij een buitengewone man. Hij gelooft in niet één van
de belangrijkste dingen die u altijd in de kerk heeft gehoord: een
onsterfelijke ziel te zijn, naar de hemel of de hel te gaan als je sterft,
en, vreemd genoeg, hij viert geen zondag en geen Kerstmis en geen
Nieuwjaarsdag en geen Pasen. Hij zegt dat deze allemaal niet in de Bijbel
worden onderwezen. Deze man is een ’bijbelchristen’. De
bron van wat hij gelooft is de Bijbel. Op een dag vraagt hij uw bijbel bij een bepaalde
passage op te slaan en die te lezen. Vervolgens vraagt hij een andere
passage op te slaan en te lezen – en toen nog een en nog een. Na een aantal
passages te hebben gelezen roept u verbaasd uit: „Maar dit is niet wat mij
altijd is geleerd. Ik heb altijd precies het tegendeel van wat hier
in de Bijbel staat gehoord en geloofd!” U gelooft dan wat u in de
Bijbel leest – en dat verandert uw geloof. Voor uw familie en
kennissen bent u een godsdienstfanaticus geworden. Zij worden boos, woedend.
Discussiëren heeft geen zin. Omdat u steeds een correct antwoord uit de
Bijbel geeft, wordt hun woede groter. Maar u staat nog maar in de kinderschoenen. De tijd is
aangebroken om voor het eerst van uw leven de Bijbel werkelijk te
bestuderen. U denkt misschien nog: „Je kunt mij niet vertellen dat
al die kerken ongelijk hebben. Staat wat zij geloven echt niet in de
Bijbel?” Maanden en maanden bent u bezig met een intensieve, haast dag en
nacht voortgaande studie om te proberen wat u in de kerk is geleerd in de
Bijbel terug te vinden. Ook u staat versteld dat u er precies het
tegenovergestelde in aantreft. U vraagt de kerken om hun literatuur waarin hun
geloofsleer wordt uiteengezet. U bestudeert hun kerkelijke wetboeken en u
bestudeert de bijbelcommentaren, de lexicons, de bijbelencyclopedieën. U
bestudeert de argumenten van de bijbelkritiek op deze punten. U doet uw
uiterste best. U krijgt bevestigd dat het ’nieuwe bijbelgeloof’ beslist in
de Bijbel staat. Misschien bestudeert u de evolutieleer, twijfelde haast
aan het bestaan van God, bestudeert natuurwetenschappelijke en filosofische
werken, en bewijst dat de
alwetende, persoonlijke Schepper-God inderdaad bestaat. Vervolgens stelt u
de Bijbel op de proef, en, door verscheidene onfeilbare bewijzen,
bewijst u dat het de openbaring van God aan de mensheid is en
beslissend gezag heeft. Wanneer u ten slotte uw trots hebt ingeslikt, vernederd
bent, u zich heeft bekeerd en de Christus van de Bijbel hebt aanvaard (een
andere Christus dan u zich vroeger had voorgesteld), hebt u de ware
bron voor geloof gevonden. Wat een verschil is er tussen belijdende
’christenen’ die naar de kerk gaan en een ware
bijbelchristen! U kent dat
verschil als u beide bent geweest! Ongeacht of iemand door boosheid tot een eerlijke
studie van de Bijbel wordt gedwongen, of nooit naar de kerk is geweest, of
nooit iets anders heeft gehoord, of zich heeft afgevraagd waaróm hij voor
zichzelf in de Bijbel kijkt, hij zal er hetzelfde in aantreffen als elke
ware, oprechte christen. Althans als hij of zij oprecht is. Iemand die is
geboren en opgevoed op een ver, onbewoond eiland midden in de oceaan, en
nooit van enige godsdienst heeft gehoord, zou, als hij een bijbel had en kon
lezen, totaal vreemd staan tegenover veel van de dingen die de ’christenen’
in de kerk zijn geleerd. Hij zou de gangbare doctrines, dogma's,
leerstellingen, niet in de Bijbel aantreffen. Wat is er dan verkeerd? Als de
hedendaagse ’verlichte’ geestelijkheid en haar theologische seminaries en
theologische universiteiten, waar jonge mensen tot ’geestelijke’ worden
opgeleid, meer tijd besteden aan het trachten vast te stellen hoeveel van de
Bijbel zij wensen te classificeren als mythe en hoe weinig als waarheid –
als slechts weinigen van de theologiestudenten in een ’wederkomst’ van
Christus gelooft, iets wat bij herhaling in de Bijbel wordt gezegd en
bevestigd – als theologen en geestelijken de Bijbel ’interpreteren’ om hem
precies het tegendeel te laten betekenen van wat er duidelijk staat, om te
kunnen beweren dat hij hun heidense leerstellingen ondersteunt – dan kunt u
weten wat er verkeerd is. Als u Jeremia 23 en Ezechiël 13 en 34 leest, profetieën
van de hedendaagse toestand, en Christus' uitspraken in Mattheus
24:4-5, 11, 24 over de valse predikers die de
meerderheid zouden misleiden, en
de vele uitspraken in de Bijbel dat de gehele wereld misleid zou zijn, dan
zult u het beginnen te begrijpen. Jeremia 23:1-2: „Wee de herders, die de schapen welke
Ik weid, verderven en verstrooien, luidt het woord des HEREN. Daarom, zo
zegt de HERE, de God van Israël, tot de herders die mijn volk weiden: Gij
verstrooit en verstoot mijn schapen, en zoekt ze niet op; zie, Ik bezoek aan
u de boosheid uwer handelingen, luidt het woord des HEREN.” Vers 9-22: „Over
de Profeten. Mijn hart is in mijn binnenste gebroken, al mijn beenderen
sidderen; ik ben als een beschonken man, als iemand wie de wijn naar het
hoofd gestegen is, om de HERE en om zijn heilige woorden. Want van
echtbrekers is het land vol; want ten gevolge van de vloek heeft het land
een treurig aanzien, zijn de dreven der steppe verdroogd; ja, wat zij
najagen, is het kwade en waar zij kracht in zoeken, onrecht. Want zowel
profeet als priester plegen heiligschennis, zelfs in mijn huis heb Ik hun
boosheid gevonden, luidt het woord des HEREN. Daarom zal hun weg voor hen
worden als glibberige plaatsen in de duisternis, zij zullen daar verdwalen
en vallen. Want Ik zal rampspoed over hen brengen in het jaar van hun
bezoeking, luidt het woord des HEREN. Wel heb Ik bij de profeten van Samaria
gezien wat ergerlijk was: zij profeteerden door de Baäl en misleidden mijn
volk Israël; maar bij de profeten van Jeruzalem heb Ik gezien wat
afschuwelijk is: echtbreken en met leugen omgaan; zij sterken de handen der
boosdoeners, dat niet één zich van zijn boosheid bekeert; zij zijn Mij
altezamen als Sodom geworden, zijn inwoners als Gomorra. Daarom zegt de HERE
der heerscharen aldus van de profeten: Zie, Ik spijzig hen met alsem, Ik
drenk hen met gif, want van de profeten van Jeruzalem is de heiligschennis
uitgegaan over het gehele land. Zo zegt de HERE der heerscharen: Hoort niet
naar de woorden der profeten, die u profeteren; zij maken, dat gij u aan een
ijdele waan overgeeft, zij spreken het gezicht van hun eigen hart, niet uit
des HEREN mond. Zij zeggen voortdurend tot wie Mij verachten: De HERE heeft
gesproken: gij zult vrede hebben; en tot ieder die wandelt in verstoktheid
van hart, zeggen zij: geen kwaad zal u overkomen. Wie toch heeft in de raad
des HEREN gestaan en zijn woord vernomen en gehoord? Wie heeft zijn woord
beluisterd en gehoord? Zie, een stormwind des HEREN, gramschap, vaart uit,
een wervelende storm; op het hoofd der goddelozen stort hij zich uit. De
toorn des HEREN zal zich niet afwenden, tot Hij heeft volvoerd en tot stand
gebracht de raadslagen van zijn hart; in het laatst der dagen zult gij dat
duidelijk inzien. Ik heb die profeten niet gezonden, toch hebben zij
gelopen; Ik heb tot hen niet gesproken, toch hebben zij geprofeteerd. Maar
als zij in mijn raad hadden gestaan, dan zouden zij mijn volk mijn woorden
hebben doen horen, dan zouden zij hen hebben doen terugkeren van hun boze
weg en van de boosheid hunner handelingen.” Vers 25-27: „Ik heb gehoord wat
de profeten zeggen, die in mijn naam vals profeteren: Ik heb gedroomd, ik
heb gedroomd! Tot hoelang? is er iets in het hart van de profeten, die
leugen profeteren en profeten zijn van de bedriegerij van hun hart; die erop
bedacht zijn mijn volk mijn naam te doen vergeten door hun dromen, die zij
elkander vertellen, evenals hun vaderen mijn naam hebben vergeten door de
Baäl?” Vers 32: „Zie, Ik zal de profeteerders van leugenachtige dromen!
luidt het woord des HEREN, die zij vertellen om mijn volk te misleiden door
hun leugens en woordenkramerij; Ik heb hen niet gezonden en hun geen
opdracht gegeven; zij zijn dit volk niet van het minste nut, luidt het woord
des HEREN.” Vers 36: „Maar van de last des HEREN zult gij geen melding meer
maken; want de last zal voor ieder zijn eigen woord zijn, dat gij verdraait
de woorden van de levende God, van de HERE der heerscharen, onze God.” Ezechiël 13:1-10: „Het woord des HEREN kwam tot mij:
Mensenkind, profeteer tegen de profeterende profeten Israëls en zeg tot hen
die naar eigen inzicht profeteren: hoort het woord des HEREN. Zo zegt de
Here HERE: Wee de dwaze profeten, die hun eigen geest volgen, zonder iets
geschouwd te hebben. (Als vossen in bouwvallen zijn uw profeten, Israël).
Gij zijt niet op de bressen gaan staan en gij hebt geen muur opgetrokken om
het huis Israëls, opdat het op de dag des HEREN zou kunnen standhouden in de
strijd. Bedrieglijke dingen en leugenachtige waarzeggerij hebben zij
geschouwd, die zeggen: zo luidt het woord des HEREN, terwijl de HERE hen
niet gezonden heeft; en dan wachten zij nog op de vervulling van het woord!
Hebt gij dan geen bedrieglijk gezicht geschouwd en leugenachtige
waarzeggerij gesproken, toen gij zeidet: zo luidt het woord des HEREN,
terwijl Ik niet gesproken had? Daarom, zo zegt de Here HERE, omdat gij
bedrieglijke dingen gesproken en leugen geschouwd hebt, daarom zie, Ik zal
u! luidt het woord van de Here HERE. Mijn hand zal zijn tegen de profeten
die bedrieglijke dingen schouwen en leugen waarzeggen; tot de kring van mijn
volk zullen zij niet behoren, in het boek van het huis Israëls niet
ingeschreven worden, en in het land Israëls niet komen, en gij zult weten,
dat Ik de Here HERE ben. Omdat, ja omdat zij mijn volk hebben doen dwalen
door te zeggen: vrede! zonder dat er vrede is.” Vers 17-23: „En gij,
mensenkind, richt u tegen de dochters van uw volk, die naar eigen inzicht
profeteren; profeteer tegen haar, en zeg: Zo zegt de Here HERE: wee haar,
die toverbanden binden om alle polsen en die sluiers winden om het hoofd van
groot en klein, om zielen te vangen! Zoudt gij zielen vangen van mijn volk
en uw eigen zielen in het leven behouden? Gij ontheiligt Mij bij mijn volk
voor handen vol gerst en voor brokken brood, om zielen te doden die niet
sterven moesten, en om zielen in het leven te behouden, die niet moesten
blijven leven, doordat gij mijn volk beliegt, dat naar leugen hoort. Daarom,
zo zegt de Here HERE, zie, Ik keer Mij tegen uw toverbanden, waarmee gij de
zielen als vogels vangt, Ik zal ze van uw armen rukken, en de zielen
vrijlaten, die gij als vogels vangt. Ik zal uw sluiers verscheuren en mijn
volk uit uw hand redden, het zal niet langer tot een prooi in uw handen
zijn. En gij zult weten, dat Ik de HERE ben. Omdat gij het hart van de
rechtvaardige bedroefd hebt met leugen, terwijl Ik hem geen smart aandeed,
en de handen van de goddeloze gesterkt hebt, opdat hij zich niet van zijn
boze weg zou bekeren en leven, daarom zult gij niet langer bedrieglijke
dingen schouwen en waarzeggerij plegen; Ik zal mijn volk uit uw hand redden.
En gij zult weten, dat Ik de HERE ben.” Ezechiël 34:1-4: „Het woord des HEREN kwam tot mij:
Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, profeteer en zeg tot hen,
tot die herders: zo zegt de Here HERE: wee de herders van Israël, die
zichzelf weiden! Moeten de herders niet de schapen weiden? Het vet eet gij,
met de wol kleedt gij u, het gemeste slacht gij, maar de schapen weidt gij
niet; zwakke versterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde verbindt
gij niet.” Vers 10: „Zo zegt de Here HERE: Zie, Ik zal die herders! Ik eis
mijn schapen van hen terug, en Ik zal een eind maken aan dat schapenweiden
van hen. De herders zullen niet langer zichzelf weiden, Ik zal mijn schapen
uit hun mond redden, zodat die hun niet meer tot voedsel dienen.” Mattheüs 24:4-5: „En Jezus antwoordde en zeide tot hen:
Ziet toe, dat niemand u verleide! Want velen zullen komen onder mijn naam en
zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden.” Vers 11: „En
vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden.” Vers
24-25: „Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij
zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de
uitverkorenen zouden verleiden. Zie, Ik heb het u voorzegd.” Inderdaad is het moeilijk voor iemand die is geboren,
opgevoed en doordrenkt in het onderwijs, de godsdienst en de gewoonten van
deze wereld, zich te realiseren dat dit niet Gods wereld is, maar die van
Satan. Dat komt als een schok! De Bijbel behoort nooit te worden geïnterpreteerd. Er
wordt bedoeld wat er staat en er staat wat er wordt bedoeld. Opgevat zoals
hij is, is hij zinvol. Wees geen geestelijke lafaard. Kijk er zelf in.
Hij staat vol verrassingen – vol
waarheid – vol van de weg naar een positieve gemoedsrust, naar geluk,
naar welvaart, overvloedig leven hier en nu, en naar behoud in een
vreugdevol eeuwig leven – voor altijd! Gods wereld komt spoedig – de vredige, gelukkige wereld
van morgen! Laat u niet misleiden door de valse doctrines in de
wetboeken van de vele valse christelijke kerken. In kerken wordt over behoud
gesproken. Het staat centraal. Maar als men niet weet wat tot behoud leidt,
niet weet wat zonde is, weet men ook niet hoe behoud mogelijk is. Wat is zonde? Dit doet de vraag rijzen: wat is
zonde nu precies? Hoe definieert
God het? Sommigen hebben het in het leiden van hun eigen leven
beschouwd met de volgende redenering: „Als een bepaalde daad of gewoonte
niet rechtstreeks verboden wordt in de Bijbel door een specifiek „Gij zult
niet”, dan is het toch in orde?” Of: „Als je een christen bent, wéét je wat
zonde is, dat voel je toch”. „Een christen wil toch goed doen”, hoor je
vaak. Maar wat is goed? Is de opvatting over ’goed’ van mensen hetzelfde als
de duidelijke definitie van God van ’goed’? Moeten we ons vertrouwen leggen in een wetboek van een
kerk of ons laten regeren door Gods Wetboek, de Bijbel? Wat is de manier
waarop de Gemeente van God het gedrag van haar leden reguleert – de waarheid
van wat goed is en wat
slecht? Weinigen schijnen dit
te begrijpen. De allereerste, geschapen mens zag zich al tegenover
deze vraag gesteld. Vóór hem bevonden zich de twee bomen – de twee
keuzemogelijkheden om zijn leven te regelen en dat van de wereld die met hem
werd gegrondvest. Adam bepaalde zijn keuze. God had hem verboden zich de kennis van „goed en kwaad”
toe te eigenen – dat wil zeggen, zelf te beslissen wat de weg van
gerechtigheid is en wat zonde is. Zijn vrouw, Eva, ontmoette Satan. Hij bracht haar ertoe
te geloven dat de verboden vrucht goed en begeerlijk was. Daarop begon Eva het feminisme, en leidde haar volgzame
echtgenoot tot opzettelijke ongehoorzaamheid aan God. Zij nam van de
verboden vrucht en gaf Adam er ook van. Zij eigenden zich de kennis toe van
wat goed is en wat zonde. Niet fysiek te
onderscheiden Maar de kennis van goed en kwaad is geestelijke kennis
– geen materiële of fysieke. De mens is geschapen met het vermogen om
materiële kennis te vergaren – hoe hij met
materie moet werken. Maar „goed
en kwaad” is geestelijke kennis – hoe men een relatie met
God moet hebben, en met de
geest van andere mensen. Het onderscheid tussen goed en kwaad heeft niets te
maken met het bouwen van een huis of een apparaat, maar wel met het hebben
van een relatie met God en met andere mensen. Zelfs de leiders van deze
wereld, weten niet hoe zij om moeten gaan met God of met andere
mensen. 1 Corinthiërs 2:6-8: „Toch spreken wij wijsheid bij hen, die
daarvoor rijp zijn, een wijsheid echter niet van deze eeuw, noch van de
beheersers dezer eeuw, wier macht teniet gaat, maar wat wij spreken, als een
geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigheid
voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid. En geen van de beheersers dezer
eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden
zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben.” Wij vergaren kennis door middel van het oog, het oor,
de tastzintuigen, de smaak en de reukzin. Maar het oog heeft deze
geestelijke kennis niet gezien,
noch heeft het oor deze gehoord, en evenmin is deze kennis het verstand van
de mens binnengekomen. Vers 9: „Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog
heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is
opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.” Alleen God
kan deze geestelijke kennis openbaren, door zijn heilige Geest in
ons. Vers 10: „Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de
Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods.” De heilige geest in ons opent het menselijk verstand om
de geestelijke kennis zoals God
die openbaart te begrijpen – te bevatten. De boom des
levens was het symbool voor de heilige geest. Als Adam die gekozen had
in plaats van de verboden vrucht, zou hem door de
leven-gevende geest van God
eeuwig leven zijn verleend. Deze
geest zou hem tevens het verstand
van God gegeven hebben – een begrijpend verstand, in staat om geestelijke
kennis te bevatten als God die openbaart. Vers 11-14: „Wie toch onder de
mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is?
Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods. Wij [in Gods ware
Gemeente] nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit
God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is.
Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid,
maar door de Geest geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het
geestelijke vergelijken. Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen
van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet
verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.” Satan
injecteert zelfzucht Het menselijk
verstand is een raadsel voor de moderne wetenschap. Zelfs de
bestgeschoolde mensen kunnen het niet begrijpen. God openbaart in zijn Woord dat het menselijk verstand
wordt gevormd door de hersenen plus
de menselijke geest. Maar deze menselijke geest, waarmee ieder mens geboren
wordt, is niet de heilige Geest –
de Geest van het verstand van God.
De menselijke geest verleent het vermogen van fysiek intellect. Dieren hebben hersenen, net als mensen. Maar de
dierlijke hersenen, die in kwaliteit gelijk zijn aan de menselijke hersenen,
bevatten geen geest. Een koe, bijvoorbeeld, bezit de zintuigen van het
gezicht, het gehoor, het gevoel, de reuk en de smaak. Toch kan een koe geen
kennis hebben van scheikunde,
natuurkunde of astronomie. Een koe kan niet denken, redeneren, geen
beslissingen nemen die gebaseerd zijn op kennis en oordeel. Een koe bezit
niet het vermogen tot een instelling,
mentaliteit of houding –
een instelling van liefde, van haat, samenwerking, edelmoedigheid,
zelfzucht, wedijver en van plannen beramen om andere koeien te slim af te
zijn. De menselijke geest, toegevoegd aan de menselijke
hersenen, verleent het vermogen om te
weten, te denken en te
redeneren, lief te hebben,
te houden van of te haten, van
doelgerichtheid en wil. Toen Satan moeder Eva misleidde en zij en Adam Satan
gehoorzaamden en ongehoorzaam waren aan God,
gebeurde er iets met hun verstand. De
instelling van zelfzucht,
vijandigheid, wedijver, jaloezie, nijd, gevoel van eigenwaarde en ijdelheid
kwam in hen. Maar hoe is deze ijdele en vijandige instelling dan
binnengetreden in de hele mensheid die na hen gekomen is? Satan is de „overste van de macht der lucht” (Efeziërs
2:2). Hij verzadigt de lucht van deze ijdele en vijandige instelling. Net zoals geluiden, woorden en beelden door de lucht
worden uitgezonden via internet, zendmasten, satellieten naar computers,
telefoons in al zijn variaties, televisietoestellen en radio's, zo zendt
Satan kwade instellingen – zijn
kwade natuur – uit door de lucht. Deze negatieve instellingen doen hun intrede in het
verstand van baby's in de eerste levensmaanden. Een kind dat nog geen jaar
oud is, heeft al een instelling van zelfzucht, opstandigheid en vijandigheid
tegen gezag. Gods Geest
verleent geestelijk begrip Toen Adam zijn beslissing nam,
sloot God de heilige geest af
van de mensheid tot de komst van
Christus, de tweede Adam, die kwam om de doodstraf te ondergaan die alle
mensen zich door hun zonden op de hals hadden en hebben gehaald. Alleen door
Christus kan de menselijke doodstraf van de mensen afgewenteld worden. Deze
straf, veroorzaakt door de zonde,
heeft iedere zondaar de toegang tot God en zijn heilige geest ontzegd. Maar door de dood van Christus kan een mens nu, na
bekering en geloof, verzoend worden met God, die eeuwig
leven kan geven. Dit opent voor berouwvolle zondaars de toegang tot
God en zijn heilige geest. Het door Gods geest verwekte kind van God heeft direct
contact met God. Door middel van Christus als het Woord en de Woordvoerder
van God kan God nu geestelijke
kennis openbaren, en door middel
van de heilige geest kan de door die geest verwekte christen geestelijke
kennis begrijpen. Maar er zijn in de wereld miljoenen belijdende
christenen die zich nooit aan God overgegeven hebben, die Christus nooit
helemaal geloofd hebben – geloofd hebben wat Hij zegt in de Bijbel. Zij zijn
als degenen die „geloofden ín Christus”, maar die Christus niet geloofden.
Johannes 8:30-45: „Toen Hij dit sprak, geloofden velen in Hem. Jezus dan
zeide tot de Joden, die in Hem geloofden: Als gij in mijn woord blijft, zijt
gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan, en de
waarheid zal u vrijmaken [alleen geloven ín Christus betekent niets als we
niet geloven wát Hij zegt]. Zij antwoordden Hem: Wij zijn Abrahams
nageslacht en zijn nooit iemands slaven geweest; hoe zegt Gij dan: gij zult
vrij worden? Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een ieder,
die de zonde doet, is een slaaf der zonde. En de slaaf blijft niet eeuwig in
het huis, de zoon blijft er eeuwig. Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft,
zult gij werkelijk vrij zijn. Ik weet, dat gij Abrahams nageslacht zijt;
maar gij tracht Mij te doden, omdat mijn woord bij u geen plaats vindt [ze
geloven niet wát Hij zegt]. Wat Ik gezien heb bij de Vader, spreek Ik; zo
doet ook gij, wat gij van uw vader gehoord hebt. Zij antwoordden en zeiden
tot Hem: Onze vader is Abraham. Jezus zeide tot hen: Indien gij kinderen van
Abraham zijt, doet dan de werken van Abraham; maar nu tracht gij Mij te
doden, een mens, die u de waarheid gezegd heeft, welke Ik van God gehoord
heb; dit deed Abraham niet. Gij doet de werken van uw vader. Zij zeiden tot
Hem: Wij zijn niet uit hoererij geboren, wij hebben een Vader, God. Jezus
zeide tot hen: Indien God uw Vader was, zoudt gij Mij liefhebben, want Ik
ben van God uitgegaan en gekomen; want Ik ben niet van Mijzelf gekomen, maar
Hij heeft Mij gezonden. Waarom begrijpt gij niet wat Ik zeg? Omdat gij mijn
woord niet kunt horen [ze willen niet doen wat Hij zegt]. Gij hebt de duivel
tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen. Die was een mensenmoorder
van den beginne en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen
waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard, want
hij is een leugenaar en de vader der leugen. Maar omdat Ik u de waarheid
zeg, Mij gelooft gij niet.” Zij bewéren christenen te zijn, maar zij hebben de
heilige geest niet. Zij worden niet
geleid door de geest van God.
Romeinen 8:14: „Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen
Gods.” Ze zijn daarom géén ware verwekte zonen van God, en evenmin
begrijpen zij de Bijbel – welke is
wat Christus zégt – want het is het Woord van God in geschrift, zoals
Christus het Woord is in persoon. Dergelijke ogenschijnlijke christenen proberen steeds
de leringen van Christus af te zwakken. Zij worden
vrijzinnig en dwalen steeds verder en verder van Gods
waarheid. Zij verlangen niet naar
Gods gerechtigheid, maar alleen naar de wegen van deze wereld. Zij weten niet
hoe God de zonde definieert! De definitie staat in 1 Johannes 3:4. De NBG-vertaling: „Ieder, die de zonde doet, doet ook
de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid.” Wetteloosheid, leven zonder Gods wet, is zonde. De meeste andere vertalingen noemen zonde
wetsovertreding. De NBV-vertaling: „Ieder die zondigt overtreedt Gods wet,
want zondigen is Gods wet overtreden.” De wet van God is een
geestelijke en geen fysieke wet.
Romeinen 7:14: „Wij weten immers, dat de wet geestelijk is.” Het natuurlijke
verstand met alleen de menselijke geest kan geestelijke kennis niet
begrijpen – kan niet begrijpen
wat zonde is. Onder het Oude Verbond gaf God Israël zijn geestelijke
wet, de Tien Geboden. Maar zij konden die geestelijke wet nooit
begrijpen en haar ook niet
naar de geest gehoorzamen. Ze hadden – op enkele uitzonderingen na – de
heilige geest van God niet ontvangen. Sommigen gehoorzaamden haar tot op
zekere hoogte ’naar de letter’, maar niet naar de geest of de duidelijke
bedoeling van de wet. 2 Corinthiërs 3:6: „Die [God] ons ook bekwaam
gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond niet der letter,
maar des Geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.” Paulus zegt dat wij, onder het
Nieuwe Testament, dienaren zijn, níet van de strikte letter van de
wet zoals men dat onder het Oude Testament was, maar van de
geest. Wij hebben nu de heilige
geest, waardoor wij de
geest, de
duidelijke bedoeling, van Gods geestelijke wet kunnen onderscheiden,
de wet die de zonde definieert. Jezus legde dit ook uit in zijn Bergrede,
sprekend tot zijn discipelen van het
Nieuwe Testament. Betekent „naar de geest” een eigenmachtige of vrije
uitleg? Nee, het geestelijk principe van een gebod leert ons wat recht is,
wat werkelijk eerlijk is. Geen punten of komma's of vaag woordgebruik
bepalen wat wetsovertreding is, zoals de farizeeën en ook huidige religieuze
leiders, advocaten, rechters en politici een gebod beoordelen, maar wat de
geest van de wet is, de essentiële bedoeling. Als iemand zonder af te rekenen met een artikel de
winkel wil verlaten, maar op het laatste moment een verkoper op zich af ziet
komen en daarom het artikel teruglegt, heeft hij volgens het recht van
menselijke overheden geen gebod overtreden, maar volgens Gods gebod „gij
zult niet stelen” wél. In zijn gedachten heeft deze persoon gestolen. In de tijden van het Oude Testament had men, naar de
strikte letter gezien, geen overspel gepleegd als men niet de fysieke daad
had bedreven. Maar in het Nieuwe
Testament wordt de geest of de
duidelijke bedoeling van de wet al overtreden als een man in zijn gedachten
een vrouw begeert door naar haar te kijken. Onder de strikte, specifieke letter van de wet had men
geen moord gepleegd tot op het moment dat het slachtoffer dood was. Maar men
overtreedt de geest van de wet al als men in gedachte zijn broeder haat. Mattheüs 5:27-28: „Gij hebt gehoord, dat er gezegd is:
Gij zult niet echtbreken. Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om
haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.” Vers 31-32: „Er is ook gezegd: Al wie zijn vrouw
wegzendt, moet haar een scheidbrief geven. Maar Ik zeg u: Een ieder, die
zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk
met haar gepleegd wordt; en al wie een weggezondene trouwt, pleegt
echtbreuk.” Vers 21-22: „Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd
is: Gij zult niet doodslaan; en: Wie doodslag pleegt, zal vervallen aan het
gerecht. Maar Ik zeg u: Een ieder, die in toorn leeft tegen zijn broeder,
zal vervallen aan het gerecht. Wie tot zijn broeder zegt: Leeghoofd, zal
vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het
hellevuur.” 1 Johannes 3:15: „Een ieder, die zijn broeder haat, is
een mensenmoorder en gij weet, dat geen mensenmoorder eeuwig leven blijvend
in zich heeft.” Jezus legde de essentie van de wet uit, een wet die
geestelijk is (Romeinen 7:14) en ook in oudtestamentische tijden zo
toegepast had moeten worden naar de voorbeelden die Jezus gaf. Maar omdat de
mensen toen Gods geest niet hadden, op enkele uitzonderingen na, werd de wet
naar de letter toegepast zoals de overheden in onze tijd doen. Hoe wij zonde herkennen Wáárom herkennen wij roken als een zonde? Omdat
Christus zijn gemeenteleden leert in te zien dat het de duidelijke
geestelijke bedoeling en het
principe van de wet schendt. De wet wordt samengevat in één woord:
liefde. Dit wordt uitgebreid tot twee grote wetten: liefde tot God
en liefde tot de naaste. Hetzelfde principe breidt zich uit tot de Tien
Geboden. Het is onbaatzuchtige liefde. Roken drukt geen liefde uit tot God of de naaste, maar
begeerte of zelfzucht die schadelijk is voor de mens. Roken richt schade aan
aan Gods schepping, de rokende mens en de medemens. Als een getrouwde man
zijn vrouw en kinderen liefheeft, zal hij niet willen roken, want hij zal
niet het risico willen nemen de gezondheid van zijn vrouw en kinderen te
beschadigen. Hij zal hun daarmee geen verdriet willen doen en zeker niet met
een voortijdig overlijden van hemzelf. Echte liefde zal hem zelfs niet op de
gedachte van roken brengen. Maar miljoenen belijdende christenen roken. Wáárom roken mensen? Om de wereld te volgen, voor
schadelijk zelfgenoegen, om te zijn als de wereld en te doen als de wereld. Waarom gebruiken vrouwen cosmetica en maken zij hun
gezicht op? Uit ijdelheid, of omdat zij de wereld volgen en de wereld willen
laten geloven dat zij „een van hen” zijn, of omdat zij bang zijn voor wat de
mensen van de wereld (Satans wereld) van hen zouden denken – om iemand van
de wereld te zijn of de wereld te behagen. Het overtreedt de
geest of het duidelijke principe
van de geestelijke wet van God, en het ís
zonde! Toch dragen sommige vrouwen die belijdende christenen
zijn make-up als zij weten dat zij door de wereld gezien zullen worden, maar
halen het eraf als zij naar de dienst komen. Wanneer zij winkelen zijn zij
een deel van de wereld en tijdens
de samenkomsten waar ze het gekleurde vuil op hun gezichten niet zullen
zien, doen zij alsof zij deel zijn van de christelijke gemeente. Maar Gód ziet hen beide keren en Hij is degene die
oordeelt, door Christus, en
zij worden nu, op dit moment,
geoordeeld! En als zij willens en wetens zondigen is dat zeer ernstig! Wat is nu het verband tussen dit alles en de regels in
een wetboek van ’christelijke’ kerken die de leden moeten leiden? Dit: in
het boek Openbaring worden twee verschillende kerken voorspeld en
beschreven. De ene is een grote en machtige kerk – de grootste religie in de
wereld – de rooms-katholieke kerk en haar dochters, de protestantse kerken
en andere kerken met allerlei verschillende namen. De andere is een kleine,
vervolgde Gemeente, Gods Gemeente, genoemd naar Gods naam. De nieuwe, algemene wet voor alle katholieken is een
zeer duidelijke neiging tot liberalisme – tot het afzwakken van eerdere
wetten – in overeenkomst met de liberale trend in de wereld. Kranten gaven de volgende koppen: „Een katholieke
verklaring van rechten.” „Verlichting van de heerschappij van de wet” met
als subhoofd: „De Paus vaardigt een nieuwe en flexibeler wetscode uit voor
de katholieken.” De druk van veel leden van die kerk om nog meer te
moderniseren wordt voortdurend groter. De morele en geestelijke trend in de
wereld gaat in de richting van meer liberalisme – meer toegevendheid. Een
welbekende leider in een ’christelijk’ land werd in de pers geciteerd met de
uitlating dat harde pornofilms geaccepteerd zouden moeten worden als een
deel van het volwassen worden! – een volwassenheid in meer immoraliteit,
vergezeld van toenemende misdaad, geweld en satanische ongerechtigheid. Nu ’ontspant’ zelfs de rooms-katholieke kerk zich en
geeft de mensen wat zij graag „hun rechten” noemen om in een immorele en
onrechtvaardige wereld het hoofd boven water te houden. Een encyclopedie zegt: „De driedeling van het
hiernamaals in hemel, hel en vagevuur is als zodanig een 12de-eeuwse
’uitvinding’, die de kerkelijke invloedssfeer een nieuw domein gaf en de
praktijk van de volle aflaat bevorderde.” Geen bijbelse bron, maar een
uitvinding van theologische leiders. Toen er in de loop der tijd misbruik
ontstond, is aan deze ’uitvinding’ weer getornd. Deze zelfde tendens en soms in veel sterkere mate, is
in vele zich christelijk noemende kerken binnengeslopen en gaat verder. Wij moeten overwinnen Onze tijd raakt
nu op! Jezus zei in Lukas 17:26: „En gelijk het geschiedde in de dagen
van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen.” Voor de
Zondvloed werd de wereld beheerst door immoraliteit en geweld. Maar het Woord van God zegt dat als Christus komt, zijn
bruid (Gemeente) zichzelf in
geestelijk opzicht gereed zal
hebben gemaakt om veranderd te worden in heilige en gerechtigde
onsterfelijkheid. Het zal niet gebeuren dat iemand die is veranderd in
een goddelijk wezen Christus in de lucht zal tegemoet gaan met een sigaret
in zijn mond, of met een opgemaakt, beschilderd gezicht. Wie dat niet
begrijpt zou eens in de spiegel van God moeten kijken. Jakobus 1:23-25:
„Want wie hoorder is van het woord en niet dader, die gelijkt op een man,
die het gelaat, waarmede hij geboren is, in een spiegel beschouwt; want hij
heeft zich beschouwd, is heengegaan en heeft terstond vergeten, hoe hij er
uitzag. Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en
daarbij blijft, niet als een vergeetachtige hoorder, doch als een werkelijk
dader, die zal zalig zijn in zijn doen.” Ze zien het vuil op hun gezicht en
gaan toch nog verder in zonde. Laat het tot ons doordringen, onze tijd raakt op. Kijk
in die spiegel van Gods wet, kniel dan en
bid God om vergeving, genade en
hulp om te
overwinnen. En terwijl u bidt, bid dan ook voor anderen. De Bijbel is het
enige geldige Wetboek Wat mag wel, wat mag niet? Die vraag kunnen we alleen
stellen aan onze Schepper. Opvattingen van mensen – kerkbesturen bestaan ook
uit mensen – doen niet ter zake. Ze zijn zelfs gevaarlijk voor ons dagelijks
leven, voor de hele samenleving, voor onze toekomst. De religieuze leiders
hebben aangetoond dat hun wetten de mensheid mondiale rampen hebben
gebracht. Dit zal helaas tot een afschuwelijke climax leiden. Markus 13:19:
„Want die dagen zullen zulk een verdrukking brengen als er niet geweest is
van het begin der schepping, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook
nooit meer wezen zal.” ’Christelijke’ kerken passen hun wetten voortdurend
aan. Waaraan? Aan de moderne tijd, waarmee eigenlijk wordt bedoeld: aan de
wensen en normen van de mensen. Aan de verloedering! Kerkleden eisen dat hun
leiders mee moeten gaan in de regels van deze tijd. En dat doen hun leiders
om de leden niet te verliezen. Zo lezen we in het belangrijkste document van
de katholieke kerk: „De katholieke
Kerk is gewoon de wetten van de gewijde discipline in de loop van de tijd te
hervormen en te vernieuwen.” In de volgende zin staat: „geven Wij, eindelijk
de verwachting vervullend van de gehele katholieke wereld, vandaag, 25
januari van het jaar 1983, opdracht het herziene Wetboek van Canoniek Recht
te publiceren”. Moeten mensen
gehoorzamen aan wetten van kerken of van God als ze een vol en gelukkig
leven willen leiden, als ze vrede willen, als ze in het Gezin van God naar
een onsterfelijk leven verlangen in liefde? Het Oude Testament is eenmaal
vastgelegd en later het Nieuwe Testament, samen vormen ze de Bijbel, Gods
Woord. God is onveranderlijk. De normen van God zijn volmaakt en veranderen
nooit! Hebreeën 13:8: „Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot
in eeuwigheid.” Wat is het rechtsgeldige wetboek voor Gods volk? Het
onveranderlijke Woord van God, de Bijbel, of een wetboek van een kerk dat
voortdurend herzien wordt? Een wetboek met menselijke auteurs of een wetboek
met God als auteur? God past zijn
normen en waarden niet aan aan de steeds decadentere mens. Voor de Bijbel
mag niet een kerkelijk wetboek in de plaats komen om ons de weg te wijzen in
een leven met God de Vader en zijn Zoon Jezus Christus en de geestelijke
broers en zussen. Christus waarschuwt voor leerstellingen van mensen en
verbiedt ook kerkelijke wetboeken als aanvulling op de Bijbel. Toevoegen aan
Gods Woord heeft God verboden, evenals eruit weglaten. „Ik,” zegt
Jezus Christus, „betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit
boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen,
die in dit boek geschreven zijn; en indien iemand afneemt van de woorden van
het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des
levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn”
(Openbaring 22:18-19). Deuteronomium
4:2: „Gij zult aan wat ik u gebied, niet toedoen en daarvan niet afdoen,
opdat gij de geboden van de HERE, uw God, onderhoudt, die ik u opleg.” Deuteronomium
12:32: „Al wat ik u gebied, zult gij naarstig onderhouden; gij zult daaraan
niet toedoen, noch daarvan afdoen.” Spreuken 30:6:
„Doe niets aan zijn woorden toe, opdat Hij u niet terechtwijze en gij een
leugenaar bevonden wordt.” In deze
passages lezen we alleen over Gód als Wetgever: „Ik [Jezus Christus] betuig
aan een ieder”. „Wat ik [God] u gebied”. „De geboden van de HERE, uw God”.
„Die ik [God] u opleg”. „Al wat ik u gebied”. „Doe niets aan zijn [Gods]
woorden toe”. Lees en doe
wat in uw Bijbel staat. Deuteronomium
12:28: „Luister aandachtig naar al deze geboden, die ik u geef; opdat het u
en uw kinderen na u voor altoos wel ga, wanneer gij doet wat goed en recht
is in de ogen van de HERE, uw God.” Pas op voor
wetboeken van kerken, leerstellingen van mensen. Deuteronomium 12:30-31:
„Neem u er dan voor in acht, dat gij u niet laat verleiden na hun verdelging
hun voorbeeld te volgen, en dat gij hun goden niet zoekt, zeggende: hoe
dienden deze volken hun goden? zo wil ik het ook doen. Niet alzo zult gij de
HERE, uw God, dienen; want al wat de HERE een gruwel is, wat Hij haat, doen
zij voor hun goden.” Jezus
waarschuwde voor de religieuze tradities van mensen, verdraaiingen van Gods
Woord en toevoegingen. Mattheüs 15:6-9: „Zo hebt gij het woord Gods van
kracht beroofd ter wille van uw overlevering. Huichelaars, terecht heeft
Jesaja over u geprofeteerd, zeggende: Dit volk eert Mij met de lippen, maar
hun hart is verre van Mij. Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen
leren, die geboden van mensen zijn.” Colossenzen
2:22: „Dat alles zijn dingen, die door het gebruik teloorgaan, zoals het
gaat met voorschriften en leringen van mensen.” 1 Timotheüs
4:1: „Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen
afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze
geesten volgen.” Hebreeën 13:9:
„Laat u niet medeslepen door allerlei vreemde leringen.” God heeft de
mensen een vrije wil gegeven. Hiermee kunnen ze kiezen voor Gods Wetboek of
voor een wetboek van een kerk. Vergelijk de twee bomen in de Hof van Eden. „Daar het
Wetboek juist het voornaamste wetgevende document van de Kerk is”, lezen we
in het katholieke document. Het voornaamste wetboek voor die kerk is
hun eigen wetboek en niet Gods Wetboek, de Bijbel. Waarom is dit document
voor die kerk het voornaamste wetboek? Omdat het op de traditie steunt
zeggen hun leiders. Omdat het een wetboek is „dat op het juridische en
wetgevende erfgoed van de Openbaring en de Traditie steunt, moet het
beschouwd worden als een zeer noodzakelijk instrument waardoor de vereiste
ordening zowel in het individuele en sociale leven als in het handelen zelf
van de Kerk bewaard wordt” (einde citaat). Het is ondertekend door de paus.
Christus heeft de Bijbel ondertekend met zijn bloed. En elk woord in de
Bijbel is door God ingegeven. 2 Timotheüs 3:15-17: „Dat gij van kindsbeen af
de heilige schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het
geloof in Christus Jezus. Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig
om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de
gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen
toegerust.” De menselijke
natuur staat haaks op de natuur van God. Romeinen 8:5-7: „Want zij, die naar
het vlees zijn, hebben de gezindheid van het vlees [de menselijke natuur],
en zij, die naar de Geest zijn, hebben de gezindheid van de Geest [de natuur
van God]. Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid
van de Geest is leven en vrede. Daarom dat de gezindheid van het vlees
vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods;
trouwens, het kan dat ook niet.” De natuur van
de mens onderwerpt zich niet aan het Wetboek van God, daarom hebben
kerkelijke leiders hun eigen wetboek gemaakt. Als ze
zieltjes willen winnen, meer leden in hun religieuze organisatie willen,
zullen ze de menselijke natuur moeten strelen, de wetboeken steeds aan de
wensen van mensen moeten aanpassen. „Tracht ik
thans mensen te winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen?” schrijft de
apostel Paulus. „Indien ik nog mensen trachtte te behagen, zou ik geen
dienstknecht van Christus zijn. Want ik maak u bekend, broeders, dat het
evangelie, hetwelk door mij verkondigd is, niet is naar de mens” (Galaten
1:10-11). In oktober
2014 hebben in Rome onder leiding van de paus in een twee weken durende
buitengewone bisschoppensynode over het gezin circa 200 bisschoppen
gediscussieerd over ongetrouwd samenwonen, anticonceptie, homoseksualiteit,
scheiden en opnieuw trouwen en wie wel of niet communie mag doen. Het moge
duidelijk zijn dat God buitengesloten is, want de regels voor het gezin
staan al tientallen eeuwen opgetekend in de Bijbel. Het centrale thema op
die synode was daarom: katholieke leer aanpassen aan de moderne tijd. Maar
God en zijn normen en waarden zijn onveranderlijk. De leer van de
kerken – behalve van Gods „klein
kuddeke” (Lukas 12:32) – is bepaald door concilies, teksten zowel van
katholieke en protestantse ’kerkvaders’ als oude liturgieën en door
opvattingen van moderne religieuze volksmenners. De kerkelijke wetboeken
leren de mens hoe de afgoden te dienen en te eren en de Bijbel, Gods Woord,
leert de mens God te dienen en te eren. Het hedendaags
’christendom’ is contra Christus. Slechts heel
weinig mensen beseffen het in het oog springende verschil tussen het
hedendaagse christendom en de oorspronkelijke leer van Christus. De meeste
zich ’christen’ noemende mensen zijn in werkelijkheid helemaal geen
christenen. De blanke
’christenen’ hebben veel oorspronkelijk Afrikaanse inwoners gewezen op hun
valse heidense religie en bekeerd tot ’het christendom’. Op de
zendingsscholen werd en wordt de Afrikaanse studenten geleerd dat het
bijgeloof van hun voorouders die afgodsbeelden vereerden en in toverkunst
geloofden, verkeerd was, op het belachelijke af. Maar de ’christenen’
aanbidden grote afgoden die zij binnen hun ’christelijke’ religie hebben
gehaald, waardoor de misleiding is ontstaan dat dit geloof van Christus is. Pasen is het
feest van de heidense godin Astarte [Pasen heet in het Duits ’Ostern’ en
Engels ’Easter’]. Kerst is het heidense zonnewendefeest; de verering van de
onoverwinnelijke zon. Zondag is de feestdag van de zonnegod. Volgens
heidense religies gaan mensen na hun overlijden naar de hemel. In de Bijbel
staat dat koning David „gestorven en begraven is en zijn graf is bij ons tot
op deze dag” (Handelingen 2:29) en dat Petrus, die duizend jaar later
leefde, na al die jaren van David zei: „Want David is
niet opgevaren naar de hemelen”
(vers 34). En de woorden van Jezus zelf in Johannes 3:13: „Niemand is
opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des
mensen.” Het valse
’christendom’ is net zo heidens als de eeuwenoude Afrikaanse religies: aan
de verering van valse godheden gewijd. De ware God
hoort onze gebeden niet eens, tenzij wij zijn geboden bewaren! 1 Johannes
3:22: „En zo wat wij bidden, ontvangen wij van Hem, omdat wij Zijn geboden
bewaren, en doen, hetgeen behagelijk is voor Hem”. Hoeveel
belijdende christenen geloven dit? Wie Gods
geboden niet houdt, begrijpt niets van het karakter en de persoonlijkheid
die de ware God is. Hij ’kent’ God niet werkelijk! Hij fantaseert zich
eenvoudig zijn eigen privé-’god’. Kunnen wij
geloven dat God meent wat Hij zegt in zijn geïnspireerde Woord? Zij zijn
misleid, zodat zij geloven dat zij de aanbidding van een ware God van de
Schepping, de God die gehoorzaamheid verlangt aan zijn wil als voorwaarde
voor het ontvangen van de gave van het eeuwige leven, gerust achterwege
kunnen laten. Maar God zegt: 2 Johannes
1:9-11: „Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus,
heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de
Zoon. Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet
in uw huis en heet hem niet welkom. Want wie hem welkom heet, heeft deel aan
zijn boze werken.” Dit is
krachtige taal. De kwestie van gehoorzaamheid aan de ware God en zijn wet in
plaats van kerkboeken is van fundamenteel belang! Alleen de
Bijbel is Gods Woord. Alleen God verklaart iemand heilig. Geen kerkelijk
leider is daartoe bevoegd. Wie door een ’kerkvader’ heilig is verklaard is
een heilige van de afgoden. Handelingen
5:29: „Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer
gehoorzamen dan de mensen.” 1 Corinthiërs
2:1: „Ook ben ik, toen ik tot u kwam, broeders, niet met schittering van
woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen.” Paulus kwam
niet met dweperige preken, met woorden die de mensen graag wilden horen. Hij
bracht eenvoudig het getuigenis van God – de woorden uit de Bijbel. Vers
2-4: „Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en
die gekruisigd. Ook kwam ik in zwakheid, met veel vrezen en beven tot u;
mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van
wijsheid, maar met betoon van geest en kracht.” Met welk doel? Vers 5: „Opdat uw geloof niet zou rusten OP WIJSHEID VAN MENSEN, MAAR OP KRACHT
VAN GOD.” |