| 
	 Voor literatuurlijst klik hier. 
 
 Gods Woord of kerkelijke wetboeken Leven en dood zijn direct verbonden met goed en kwaad. 
	Moeten we in wetboeken van kerken lezen wat goed en kwaad betekent? 
	Onderwijzen de leraren van de kerken die zich christelijk noemen, werkelijk 
	wat zonde is? Ons leven hangt ervan af of we wéten wat zonde is. „Want het 
	loon, dat de zonde geeft, is de dood” (Romeinen 6:23). Talloze ’christenen’ veronderstellen dat als ze zich 
	hebben aangesloten bij een kerk of religieuze denominatie of opgegroeid zijn 
	in een ’christelijk’ gezin, ze automatisch ’gered’ zijn. Laat u niet 
	misleiden, alleen God kan ons duidelijk maken wat goed en kwaad is, wat 
	zonde is, waarom wij de eeuwige dood verdienen of waarom we eeuwig leven 
	ontvangen. Als we niet weten wat goed en kwaad is, wat zonde is, weten we 
	niet waarvan we ons moeten bekeren en zonder oprecht berouw en bekering 
	kunnen we geen beroep doen op het volmaakte offer van Jezus Christus.  Miljoenen ’christenen’ zeggen te begrijpen wat het 
	evangelie betekent, zeggen te weten wat er met hen zal gebeuren na hun dood, 
	wat goed en kwaad is, wat zonde is, omdat hun kerkelijke leiders het wetboek 
	van hun kerk raadplegen en onderwijzen aan hun leden. Het zijn documenten 
	die ze zelf hebben geschreven en die zo nu en dan herzien moeten worden. 
 Wat GELOVEN kerkgangers – en WAAROM? De waarheid is 
	enigszins ontstellend – en verhelderend!
	Niets is zo verrassend als de waarheid! Ze is inderdaad vaak 
	vreemder dan fictie. De meeste mensen die regelmatig, of nu en dan eens, 
	naar de kerk gaan, zouden werkelijk verrast zijn als zij eens goed diep hun 
	eigen geest zouden peilen om uit te zoeken waaróm zij gaan, en wát nu 
	precies hun godsdienst is – en waaróm. Weet u het? Baby's worden al meegenomen naar verschillende kerken. 
	Als kind worden ze later meegenomen naar de zondagsschool en de kerk. Velen 
	gaan naar de kerk tot ze 18 zijn. Dan mogen ze meestal zelf kiezen en gaan 
	dan naar de disco (veel tieners al veel eerder), bioscoop, of een 
	voetbalstadion wat sommigen op zondag niet mochten. Maar nu gaan ze ’hun 
	eigen weg’. Wanneer zij getrouwd zijn komen ze misschien zo nu en 
	dan in een kerkgebouw, anderen vinden dat zij elke week naar de kerk behoren 
	te gaan. In de buurt waar zij wonen, kijken zij eens rond naar de kerken en 
	zoeken er een uit die dichtbij is, en respectabel, met een redelijk modern 
	gebouw en een welwillende en knappe predikant en leden die hun 
	maatschappelijk aanstaan. Maar waaróm voegen zij zich bij die kerk? Waaróm gaan 
	zij naar de diensten? Eenvoudig omdat zij vinden dat zij behoren te gaan – 
	dat is ongeveer alles. Staan zij erbij stil om na te denken
	waaróm zij naar de kerk behoren te gaan? Eigenlijk niet. Veel 
	mensen vinden immers dat eigenlijk álle mensen naar de kerk móéten?
	Waarom? 
	Waarschijnlijk denken zij niet zo na over het waarom! Iedereen heeft 
	toch gehoord dat men naar de kerk behoort te gaan? Natuurlijk! En zo nemen zij eenvoudig, zomaar, zonder 
	vragen, aan wat zij altijd hebben gehoord. Gewoonlijk weten zij niet waaróm. Wat geloven zij? Hebben zij een duidelijk omschreven godsdienst? Als zij 
	er serieus over nadenken, moet hun antwoord ’nee’ luiden. Wat geloven zij? Welnu, zelden hebben zij 
	diepgewortelde overtuigingen. Zij geloven natuurlijk de dingen die zij in de 
	kerk vaak horen. Zij geloven in de hemel en de hel – een eeuwig brandende 
	hel; in het vagevuur en gebeden voor overledenen. Zij geloven in de 
	onsterfelijkheid van de ziel. Zij geloven in de zondag en Kerstmis en 
	Nieuwjaarsdag en Pasen, en vanaf hun kinderjaren hebben ze de dominee, 
	voorganger of pastoor horen spreken over een aantal duistere dingen, of 
	namen, of over iets wat absoluut geen betekenis voor hen had: ’Pinksteren’, 
	’genade’, ’Antiochië’, ’heiliging’, ’rechtvaardiging’, ’dood door de 
	misdaden en de zonden’. Vanzelfsprekend ’weten’ ze dat al die dingen uit de 
	Bijbel komen – maar de meesten zeggen: „De Bijbel kan ik gewoonweg niet 
	begrijpen.” En, nu wij het toch over de Bijbel hebben, wat vindt de 
	gemiddelde kerkganger nu van de Bijbel? Het is voor zeer veel mensen „het 
	goede Boek”. In zekere zin kijken ze er met een zeker bijgelovig 
	ontzag naar. Het is te hoog voor hun bevattingsvermogen. Waarom 
	velen zeggen: „Ik begrijp de Bijbel niet” De Bijbel, de 
	grootste bestseller aller tijden, is in meer dan honderden talen vertaald en 
	delen ervan in meer dan 2000. Toch noemt men de Bijbel ook wel „het boek dat 
	niemand kent”. Daar is een heel elementaire reden voor. Vanzelfsprekend hebben de mensen die nooit in de Bijbel 
	lezen, geen bijbelkennis. Toch nemen ze veel aan van wat ze erover gehoord 
	hebben. Maar van iemand die beweert een christen te zijn, moet verwacht 
	worden dat hij wéét wat er in staat. Het volgende is een zeer duidelijk voorbeeld van de 
	verbijsterende onwetendheid van belijdende christenen ten opzichte van de 
	Bijbel. Een protestantse dominee hield een bijbelquiz onder de leden van 
	zijn gemeente. De vragen waren zeer eenvoudig. Iedereen die een algemene 
	kennis van de Bijbel bezit had ze allemaal gemakkelijk moeten kunnen 
	beantwoorden. Het resultaat verbijsterde de dominee. Slechts vijf procent van zijn gemeente haalde een 
	redelijk resultaat. Vijftien procent had alle vragen fout beantwoord. Zestig 
	procent was niet in staat de vier evangeliën te noemen. Vijfenzeventig 
	procent wist niet dat Golgotha de plaats is waar Jezus werd gekruisigd. Misschien zouden sommige gemeenten het er beter 
	afbrengen, maar de meeste niet. De overgrote meerderheid van de belijdende 
	christenen is volstrekt onwetend als het om de Bijbel gaat. Zij hebben van 
	het boek dat zij volgens hun geloofsovertuiging beschouwen als ’het Woord 
	van God’ wat fragmenten gelezen en velen hebben het zelfs helemaal nooit 
	gelezen. Waarom hebben de meeste belijdende christenen de Bijbel 
	niet gelezen of bestudeerd? Veel mensen hebben zich van de Bijbel afgekeerd 
	omdat zij gemerkt hebben dat zij het boek niet begrijpen als zij het 
	proberen te lezen. Voor veel lezers heeft het een vreemde archaïsche klank. 
	Dit zal hun waarschijnlijk de indruk geven dat de Bijbel een oud, 
	geschiedkundig boek is dat voor het hedendaagse leven geen enkele relevantie 
	bezit. En waarom zouden ze die moeite doen, de pastoor, de dominee of de 
	voorganger heeft er toch voor doorgeleerd?  Sommigen hebben hun poging de Bijbel te lezen opgegeven 
	met de hulpeloze uitroep: „Ik begrijp er niets van.” Bijbelse onwetendheid: kenmerk van deze tijd Deze bijbelse onwetendheid wordt, paradoxaal genoeg, 
	vandaag de dag achtenswaardig gevonden. Een van de meest opmerkelijke verschijnselen van deze 
	tijd is dat de mensen het volstrekt normaal vinden om absoluut niets over 
	het christelijke geloof te weten. Mannen en vrouwen die zich diep zouden 
	schamen als hun onwetendheid in zaken als poëzie, muziek of schilderkunst 
	aan het licht kwam, maken zich er totaal niet druk om als ontdekt wordt dat 
	zij het Nieuwe Testament niet kennen. En zo is de Bijbel niets meer geworden dan een 
	ouderwets boek, waarin velen zeggen te geloven, maar dat door weinigen 
	gelezen, bestudeerd of begrepen wordt. Wat zijn de eigenlijke oorzaken van deze algemene 
	onwetendheid en gebrek aan begrip? Waarom schamen mensen zich niet dat zij 
	niet weten wat er in hun Bijbel staat? Hoe sommige 
	theologen de Bijbel zien We kunnen verwachten dat atheïsten en agnostici de 
	goddelijke oorsprong en het heilige doel van de Bijbel niet erkennen. Maar 
	zouden we ook verwachten dat een aantal van de meest vooraanstaande 
	predikanten en theologen van deze tijd zeer kritisch tegenover de Bijbel 
	staat? Een van deze predikanten van een grote denominatie zei: 
	„Geen enkele grote christelijke kerk aanvaardt de Bijbel als de letterlijke 
	interpretatie van het Woord van God. Een deel ervan is folklore, een ander 
	deel legende, en een deel stammengeschiedenis.” Hoe weet hij dat? Antwoord: dat weet hij niet. Hij 
	heeft alleen maar de foutieve theorieën en hypothesen die tegenwoordig 
	onderwezen worden voor waar aangenomen. Luister naar deze woorden van een andere bekende 
	predikant: „Wij weten tegenwoordig dat ieder denkbeeld in de Bijbel een 
	primitieve en kinderlijke oorsprong heeft.” Hij zei dat het „onmogelijk is 
	een harmonieus geheel van de Bijbel te maken, hem eenstemmig te laten 
	spreken, de conflicten en tegenstrijdigheden die erin staan op te heffen”. Wat een paradox! Er werd tegen deze man opgekeken als een dienaar van 
	God. Hij probeerde evenwel het Boek dat hij geacht werd hoog te houden en 
	waaruit hij moest onderwijzen, in diskrediet te brengen. In het voorwoord van een bekende Engelse versie van de 
	Bijbel vat de vertaler zijn ideeën kort samen in de uitspraak dat de boeken 
	van de Bijbel bestaan uit „aantekeningen van de apostels, samengebracht tot 
	een literair geschrift en herhaaldelijk bijgewerkt, soms door vrome 
	verzamelaars”. Deze geleerde dacht dat de oorsprong van de eerste 
	delen van de Bijbel gelegen was in „het natuurlijke verlangen om de 
	primitieve tradities van het volk vast te leggen”. Veel hedendaagse theologen beschrijven de moderne trend 
	als volgt: „Wij moeten de Bijbel serieus opvatten, maar niet letterlijk.” 
	Dit illustreert hun onkunde. Omdat ze veel schriftgedeelten niet kunnen 
	verklaren, komen ze met de goedkope smoes dat we Gods Woord niet letterlijk 
	moeten nemen. Verklaringen als deze, geuit door bekende predikanten, 
	theologen en ’bijbelkenners’ hebben er beslist direct toe geleid dat veel 
	mensen ervan hebben afgezien de Bijbel te leren lezen en begrijpen. Wat 
	verwacht u anders dat de gemiddelde persoon van de Bijbel denkt als mensen 
	die als specialisten en deskundigen bekendstaan zeggen dat het een vrome 
	vervalsing is? Een dominee die bekendheid kreeg door zijn opvatting 
	over God – geloven in een God die niet bestaat – noemt atheïsten zijn 
	collega's en theologen vakgenoten. Hij heeft een boek geschreven over de 
	spraakverwarring rond termen als bestaan, atheïsme, geloven en God, en 
	schept een nog grotere spraakverwarring. Met de bijbel in de hand laat hij 
	zien hoe het ooit is begonnen en hoe het nog steeds gaat: God bestáát niet, 
	maar trekt mee met mensen die onderweg zijn. Zonder mensen is God nergens, 
	beweert hij. De meeste mensen, ook gelovigen en geestelijken, hebben 
	nooit de tijd genomen de Bijbel eens goed in te kijken en zelf te 
	bestuderen. Zij hebben eenvoudig nooit bewezen wat zij klakkeloos hebben 
	aangenomen. En zo nemen de meeste mensen nog steeds zomaar aan dat de Bijbel 
	honderden tegenstrijdige denkbeelden bevat, dat hij irrationeel is en niet 
	relevant in onze hoogontwikkelde maatschappij, en dat de Bijbel 
	verantwoordelijk is voor de honderden verschillende sekten en denominaties 
	die er op deze wereld bestaan. Niets is minder waar! Wat
	is de Bijbel? De Bijbel is Gods openbaring van elementaire kennis — 
	kennis van wetten en principes die de mens niet zelf kan ontdekken. Een voorbeeld: God heeft niet direct de wetten van de 
	natuurkunde in de Bijbel geopenbaard. Hij heeft de mens uitgerust met het 
	vermogen om deze wetten zelf te ontdekken. Aan de andere kant is de mens niet in staat om te 
	ontdekken wat hij is en waarom hij hier op aarde is geplaatst – of het 
	menselijk leven een doel heeft en wat dat doel is. De mens is niet in staat 
	gebleken om de ware weg naar vrede, geluk, overvloedig welzijn en werkelijk 
	succes te vinden. De Bijbel openbaart deze kennis. De Bijbel is Gods instructieboek om zijn hoogste 
	fysieke schepping duidelijk te maken hoe zij moet leven. Alleen in de Bijbel 
	kunt u deze noodzakelijke, fundamentele kennis vinden. De Bijbel is de basis van alle kennis. Hij geeft de 
	juiste benadering tot het verkrijgen van kennis op het gebied van 
	geschiedenis, opvoeding, psychologie, sociologie en gezondheidsleer. Hij 
	openbaart elementaire principes met betrekking tot handel, wetenschap, 
	kunst, wetgeving, bestuur, filosofie en religie. De Bijbel geeft bovendien de verklaring voor de 
	chaotische tijden waarin wij leven. En hij openbaart hoe de hele wereld 
	vrede, welvaart, succes en geluk zal verkrijgen – in onze tijd! De mensen zouden de Bijbel kunnen gaan begrijpen als 
	zij echt bereid waren energie te steken in studie en als zij zouden 
	accepteren wat erin staat. De Bijbel is helder en duidelijk. Het boek 
	bedoelt wat het zegt. Als wij hem nemen zoals hij is, en hem zichzelf laten 
	interpreteren, blijkt de inhoud zinvol. Gelovigen 
	vertrouwen hun kerk Natuurlijk nemen gelovigen aan dat hun kerk haar 
	geloofsleer uit de Bijbel heeft. De dominee, voorganger of pastoor kan dat 
	boek begrijpen menen ze. Bovendien beschouwden ze de dominee, voorganger of 
	pastoor van jongs af aan als iemand die anders was dan de andere 
	mensen. Hij of zij is een soort van heilige die niet door de zonde wordt 
	verleid en evenmin tot het genieten van werelds plezier zoals zij. Hij of 
	zij is als iemand van een andere wereld. En de Bijbel is het boek waarop men bij het afleggen 
	van de eed zijn hand legt. En het is het enige boek waarvoor velen zich 
	schamen als ze er op straat mee zouden worden gezien. Beschouwen ze het als ’het Woord van God’? 
	Waarschijnlijk wel. Maar men denkt er nooit aan in de zin van een 
	specifieke boodschap, de instructie van God, om de mens de verklaring te 
	geven van wat hij is, en van waarom hij hier is, en van waar hij heen gaat, 
	en van hoe hij moet leven, en van hoe hij gelukkig en voorspoedig kan zijn 
	en meer van het leven kan genieten. Op een of andere manier is ’godsdienst’ voor de 
	zondagmorgen – al is hun dan geleerd dat alle verboden ervan de gehele 
	zondag van kracht zijn. Het is zonde om op zondag te voetballen en naar de 
	schouwburg te gaan en het is voor sommigen altijd zonde om te dansen, te 
	roken, te vloeken of te drinken, maar ook het gebruik van technische 
	ontwikkelingen is voor sommigen ’werelds’ en waarschijnlijk een zonde. In de 
	tweede helft van de vorige eeuw opende een raadslid van een streng 
	protestants-christelijke gemeente voor een bezoeker een deur van een 
	wandkast en toonde een tv-toestel. Hij zei dat de dominee wel op de hoogte 
	was dat hij een televisie had. Kaarten is voor bepaalde groepen ook een 
	zonde. Godsdienst? Ach, vaag hebben ze gehoord dat Adam de 
	eerste mens was en dat hij zondigde en ’viel’ – wat dat ook mag betekenen. 
	Bijgevolg hebben ze een vaag idee dat het leven is als een soort enkele reis 
	met de trein. Door Adam staat de wissel aan het einde van het spoor zo dat 
	wij allemaal in de hel zouden belanden. Dus ze weten dat zij ervoor moeten 
	zorgen ’verlost’ te worden. Hoewel men mensen van bepaalde 
	kerkgenootschappen heeft geleerd dat ze door hun geboorte lid van de kerk 
	zijn en ze denken dat ze daardoor waarschijnlijk al ’verlost’ zijn – ze 
	maken zich er nooit zorgen over. Als iemand ’verlost’ is, wordt de wissel in het spoor 
	zo omgegooid dat hij, als hij aan het einde van het spoor komt, 
	ogenblikkelijk naar de hemel wordt afgeschoten, „om bij de Heer te zijn” in 
	hemelse woningen, „aan de overzijde van de rivier”, of „op de andere oever”, 
	waar dat ook allemaal is. In ieder geval is het „daarboven” en als ze hun 
	naam afroepen zullen ze erbij zijn. En wat is hun idee van God – en van Christus – en van 
	de duivel? Welnu, God is Iemand die je moet vrezen en tevreden stellen – 
	maar, als zij Hem behagen, kan Hij ervoor zorgen dat de dingen goed voor hen 
	gaan. Als zij tegenover een angstige tragedie of mogelijk de dood komen te 
	staan, kunnen zij worden gered als zij Hem aanroepen. Maar in het algemeen 
	geloven ze dat God hen niet gelukkig wil laten zijn of wil laten genieten 
	van het leven – Hij kijkt gefronst naar alle wereldse pleziertjes. Christus 
	daarentegen, was vriendelijker en aardiger – Hij is hun Heiland. Bovenal zijn God noch Christus
	werkelijkheid voor hen – zij staan in wezen ver van ze af. Welnu, dit zijn geen duidelijk omschreven, concrete 
	geloofsstellingen of diepgewortelde overtuigingen. Het zijn slechts 
	vluchtige, vage veronderstellingen. Ze denken er eigenlijk nooit diep of 
	speciaal over na. Ze nemen gewoon aan, in de mening dat iedereen deze dingen 
	gelooft. Hun geest is meer gericht op de materiële belangen van het 
	ogenblik. Wat een 
	’bijbelchristen’ is Men kan in contact komen met de literatuur van de 
	Gemeente van God, maar vanwege de eigen achtergrond, de Waarheid niet 
	opmerken. Of u ontmoet iemand die in een aantal opzichten nogal bijzonder 
	is. Iemand die werkelijk een godsdienst heeft. Iedere dag leest en 
	bestudeert hij de Bijbel. Hij schijnt hem te begrijpen! Hij heeft 
	vastomlijnde geloofsovertuigingen en zegt dat de
	bron daarvan niet iets is 
	wat hij in de kerk heeft gehoord, maar wat hij in de Bijbel heeft gelezen. 
	Hij zegt dat de Bijbel gezaghebbend is en dat het de enige bron is om 
	de Waarheid te leren kennen. Om te leren hoe hij moet leven bestudeert hij de 
	Bijbel daadwerkelijk – niet alleen op zondag, maar iedere dag! Deze 
	man is werkelijk gelukkig in zijn 
	godsdienst. Hij bidt veel en hij schijnt God werkelijk te kennen en 
	op persoonlijke voet met Hem te staan! Geoordeeld naar de gangbare maatstaven van het algemene 
	publiek dat naar de kerk gaat, maar weinig idee heeft van wat hun kerk 
	eigenlijk gelooft, is hij een buitengewone man. Hij gelooft in niet één van 
	de belangrijkste dingen die u altijd in de kerk heeft gehoord: een 
	onsterfelijke ziel te zijn, naar de hemel of de hel te gaan als je sterft, 
	en, vreemd genoeg, hij viert geen zondag en geen Kerstmis en geen 
	Nieuwjaarsdag en geen Pasen. Hij zegt dat deze allemaal niet in de Bijbel 
	worden onderwezen. Deze man is een ’bijbelchristen’. De
	bron van wat hij gelooft is de Bijbel. Op een dag vraagt hij uw bijbel bij een bepaalde 
	passage op te slaan en die te lezen. Vervolgens vraagt hij een andere 
	passage op te slaan en te lezen – en toen nog een en nog een. Na een aantal 
	passages te hebben gelezen roept u verbaasd uit: „Maar dit is niet wat mij 
	altijd is geleerd. Ik heb altijd precies het tegendeel van wat hier 
	in de Bijbel staat gehoord en geloofd!” U gelooft dan wat u in de 
	Bijbel leest – en dat verandert uw geloof. Voor uw familie en 
	kennissen bent u een godsdienstfanaticus geworden. Zij worden boos, woedend. 
	Discussiëren heeft geen zin. Omdat u steeds een correct antwoord uit de 
	Bijbel geeft, wordt hun woede groter. Maar u staat nog maar in de kinderschoenen. De tijd is 
	aangebroken om voor het eerst van uw leven de Bijbel werkelijk te 
	bestuderen. U denkt misschien nog: „Je kunt mij niet vertellen dat 
	al die kerken ongelijk hebben. Staat wat zij geloven echt niet in de 
	Bijbel?” Maanden en maanden bent u bezig met een intensieve, haast dag en 
	nacht voortgaande studie om te proberen wat u in de kerk is geleerd in de 
	Bijbel terug te vinden. Ook u staat versteld dat u er precies het 
	tegenovergestelde in aantreft. U vraagt de kerken om hun literatuur waarin hun 
	geloofsleer wordt uiteengezet. U bestudeert hun kerkelijke wetboeken en u 
	bestudeert de bijbelcommentaren, de lexicons, de bijbelencyclopedieën. U 
	bestudeert de argumenten van de bijbelkritiek op deze punten. U doet uw 
	uiterste best. U krijgt bevestigd dat het ’nieuwe bijbelgeloof’ beslist in 
	de Bijbel staat. Misschien bestudeert u de evolutieleer, twijfelde haast 
	aan het bestaan van God, bestudeert natuurwetenschappelijke en filosofische 
	werken, en bewijst dat de 
	alwetende, persoonlijke Schepper-God inderdaad bestaat. Vervolgens stelt u 
	de Bijbel op de proef, en, door verscheidene onfeilbare bewijzen,
	bewijst u dat het de openbaring van God aan de mensheid is en 
	beslissend gezag heeft. Wanneer u ten slotte uw trots hebt ingeslikt, vernederd 
	bent, u zich heeft bekeerd en de Christus van de Bijbel hebt aanvaard (een 
	andere Christus dan u zich vroeger had voorgesteld), hebt u de ware
	bron voor geloof gevonden. Wat een verschil is er tussen belijdende 
	’christenen’ die naar de kerk gaan en een ware
	bijbelchristen! U kent dat 
	verschil als u beide bent geweest! Ongeacht of iemand door boosheid tot een eerlijke 
	studie van de Bijbel wordt gedwongen, of nooit naar de kerk is geweest, of 
	nooit iets anders heeft gehoord, of zich heeft afgevraagd waaróm hij voor 
	zichzelf in de Bijbel kijkt, hij zal er hetzelfde in aantreffen als elke 
	ware, oprechte christen. Althans als hij of zij oprecht is. Iemand die is 
	geboren en opgevoed op een ver, onbewoond eiland midden in de oceaan, en 
	nooit van enige godsdienst heeft gehoord, zou, als hij een bijbel had en kon 
	lezen, totaal vreemd staan tegenover veel van de dingen die de ’christenen’ 
	in de kerk zijn geleerd. Hij zou de gangbare doctrines, dogma's, 
	leerstellingen, niet in de Bijbel aantreffen. Wat is er dan verkeerd? Als de 
	hedendaagse ’verlichte’ geestelijkheid en haar theologische seminaries en 
	theologische universiteiten, waar jonge mensen tot ’geestelijke’ worden 
	opgeleid, meer tijd besteden aan het trachten vast te stellen hoeveel van de 
	Bijbel zij wensen te classificeren als mythe en hoe weinig als waarheid – 
	als slechts weinigen van de theologiestudenten in een ’wederkomst’ van 
	Christus gelooft, iets wat bij herhaling in de Bijbel wordt gezegd en 
	bevestigd – als theologen en geestelijken de Bijbel ’interpreteren’ om hem 
	precies het tegendeel te laten betekenen van wat er duidelijk staat, om te 
	kunnen beweren dat hij hun heidense leerstellingen ondersteunt – dan kunt u
	weten wat er verkeerd is. Als u Jeremia 23 en Ezechiël 13 en 34 leest, profetieën 
	van de hedendaagse toestand, en Christus' uitspraken in Mattheus 
	24:4-5, 11, 24 over de valse predikers die de
	meerderheid zouden misleiden, en 
	de vele uitspraken in de Bijbel dat de gehele wereld misleid zou zijn, dan 
	zult u het beginnen te begrijpen. Jeremia 23:1-2: „Wee de herders, die de schapen welke 
	Ik weid, verderven en verstrooien, luidt het woord des HEREN. Daarom, zo 
	zegt de HERE, de God van Israël, tot de herders die mijn volk weiden: Gij 
	verstrooit en verstoot mijn schapen, en zoekt ze niet op; zie, Ik bezoek aan 
	u de boosheid uwer handelingen, luidt het woord des HEREN.” Vers 9-22: „Over 
	de Profeten. Mijn hart is in mijn binnenste gebroken, al mijn beenderen 
	sidderen; ik ben als een beschonken man, als iemand wie de wijn naar het 
	hoofd gestegen is, om de HERE en om zijn heilige woorden. Want van 
	echtbrekers is het land vol; want ten gevolge van de vloek heeft het land 
	een treurig aanzien, zijn de dreven der steppe verdroogd; ja, wat zij 
	najagen, is het kwade en waar zij kracht in zoeken, onrecht. Want zowel 
	profeet als priester plegen heiligschennis, zelfs in mijn huis heb Ik hun 
	boosheid gevonden, luidt het woord des HEREN. Daarom zal hun weg voor hen 
	worden als glibberige plaatsen in de duisternis, zij zullen daar verdwalen 
	en vallen. Want Ik zal rampspoed over hen brengen in het jaar van hun 
	bezoeking, luidt het woord des HEREN. Wel heb Ik bij de profeten van Samaria 
	gezien wat ergerlijk was: zij profeteerden door de Baäl en misleidden mijn 
	volk Israël; maar bij de profeten van Jeruzalem heb Ik gezien wat 
	afschuwelijk is: echtbreken en met leugen omgaan; zij sterken de handen der 
	boosdoeners, dat niet één zich van zijn boosheid bekeert; zij zijn Mij 
	altezamen als Sodom geworden, zijn inwoners als Gomorra. Daarom zegt de HERE 
	der heerscharen aldus van de profeten: Zie, Ik spijzig hen met alsem, Ik 
	drenk hen met gif, want van de profeten van Jeruzalem is de heiligschennis 
	uitgegaan over het gehele land. Zo zegt de HERE der heerscharen: Hoort niet 
	naar de woorden der profeten, die u profeteren; zij maken, dat gij u aan een 
	ijdele waan overgeeft, zij spreken het gezicht van hun eigen hart, niet uit 
	des HEREN mond. Zij zeggen voortdurend tot wie Mij verachten: De HERE heeft 
	gesproken: gij zult vrede hebben; en tot ieder die wandelt in verstoktheid 
	van hart, zeggen zij: geen kwaad zal u overkomen. Wie toch heeft in de raad 
	des HEREN gestaan en zijn woord vernomen en gehoord? Wie heeft zijn woord 
	beluisterd en gehoord? Zie, een stormwind des HEREN, gramschap, vaart uit, 
	een wervelende storm; op het hoofd der goddelozen stort hij zich uit. De 
	toorn des HEREN zal zich niet afwenden, tot Hij heeft volvoerd en tot stand 
	gebracht de raadslagen van zijn hart; in het laatst der dagen zult gij dat 
	duidelijk inzien. Ik heb die profeten niet gezonden, toch hebben zij 
	gelopen; Ik heb tot hen niet gesproken, toch hebben zij geprofeteerd. Maar 
	als zij in mijn raad hadden gestaan, dan zouden zij mijn volk mijn woorden 
	hebben doen horen, dan zouden zij hen hebben doen terugkeren van hun boze 
	weg en van de boosheid hunner handelingen.” Vers 25-27: „Ik heb gehoord wat 
	de profeten zeggen, die in mijn naam vals profeteren: Ik heb gedroomd, ik 
	heb gedroomd! Tot hoelang? is er iets in het hart van de profeten, die 
	leugen profeteren en profeten zijn van de bedriegerij van hun hart; die erop 
	bedacht zijn mijn volk mijn naam te doen vergeten door hun dromen, die zij 
	elkander vertellen, evenals hun vaderen mijn naam hebben vergeten door de 
	Baäl?” Vers 32: „Zie, Ik zal de profeteerders van leugenachtige dromen! 
	luidt het woord des HEREN, die zij vertellen om mijn volk te misleiden door 
	hun leugens en woordenkramerij; Ik heb hen niet gezonden en hun geen 
	opdracht gegeven; zij zijn dit volk niet van het minste nut, luidt het woord 
	des HEREN.” Vers 36: „Maar van de last des HEREN zult gij geen melding meer 
	maken; want de last zal voor ieder zijn eigen woord zijn, dat gij verdraait 
	de woorden van de levende God, van de HERE der heerscharen, onze God.” Ezechiël 13:1-10: „Het woord des HEREN kwam tot mij: 
	Mensenkind, profeteer tegen de profeterende profeten Israëls en zeg tot hen 
	die naar eigen inzicht profeteren: hoort het woord des HEREN. Zo zegt de 
	Here HERE: Wee de dwaze profeten, die hun eigen geest volgen, zonder iets 
	geschouwd te hebben. (Als vossen in bouwvallen zijn uw profeten, Israël). 
	Gij zijt niet op de bressen gaan staan en gij hebt geen muur opgetrokken om 
	het huis Israëls, opdat het op de dag des HEREN zou kunnen standhouden in de 
	strijd. Bedrieglijke dingen en leugenachtige waarzeggerij hebben zij 
	geschouwd, die zeggen: zo luidt het woord des HEREN, terwijl de HERE hen 
	niet gezonden heeft; en dan wachten zij nog op de vervulling van het woord! 
	Hebt gij dan geen bedrieglijk gezicht geschouwd en leugenachtige 
	waarzeggerij gesproken, toen gij zeidet: zo luidt het woord des HEREN, 
	terwijl Ik niet gesproken had? Daarom, zo zegt de Here HERE, omdat gij 
	bedrieglijke dingen gesproken en leugen geschouwd hebt, daarom zie, Ik zal 
	u! luidt het woord van de Here HERE. Mijn hand zal zijn tegen de profeten 
	die bedrieglijke dingen schouwen en leugen waarzeggen; tot de kring van mijn 
	volk zullen zij niet behoren, in het boek van het huis Israëls niet 
	ingeschreven worden, en in het land Israëls niet komen, en gij zult weten, 
	dat Ik de Here HERE ben. Omdat, ja omdat zij mijn volk hebben doen dwalen 
	door te zeggen: vrede! zonder dat er vrede is.” Vers 17-23: „En gij, 
	mensenkind, richt u tegen de dochters van uw volk, die naar eigen inzicht 
	profeteren; profeteer tegen haar, en zeg: Zo zegt de Here HERE: wee haar, 
	die toverbanden binden om alle polsen en die sluiers winden om het hoofd van 
	groot en klein, om zielen te vangen! Zoudt gij zielen vangen van mijn volk 
	en uw eigen zielen in het leven behouden? Gij ontheiligt Mij bij mijn volk 
	voor handen vol gerst en voor brokken brood, om zielen te doden die niet 
	sterven moesten, en om zielen in het leven te behouden, die niet moesten 
	blijven leven, doordat gij mijn volk beliegt, dat naar leugen hoort. Daarom, 
	zo zegt de Here HERE, zie, Ik keer Mij tegen uw toverbanden, waarmee gij de 
	zielen als vogels vangt, Ik zal ze van uw armen rukken, en de zielen 
	vrijlaten, die gij als vogels vangt. Ik zal uw sluiers verscheuren en mijn 
	volk uit uw hand redden, het zal niet langer tot een prooi in uw handen 
	zijn. En gij zult weten, dat Ik de HERE ben. Omdat gij het hart van de 
	rechtvaardige bedroefd hebt met leugen, terwijl Ik hem geen smart aandeed, 
	en de handen van de goddeloze gesterkt hebt, opdat hij zich niet van zijn 
	boze weg zou bekeren en leven, daarom zult gij niet langer bedrieglijke 
	dingen schouwen en waarzeggerij plegen; Ik zal mijn volk uit uw hand redden. 
	En gij zult weten, dat Ik de HERE ben.” Ezechiël 34:1-4: „Het woord des HEREN kwam tot mij: 
	Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, profeteer en zeg tot hen, 
	tot die herders: zo zegt de Here HERE: wee de herders van Israël, die 
	zichzelf weiden! Moeten de herders niet de schapen weiden? Het vet eet gij, 
	met de wol kleedt gij u, het gemeste slacht gij, maar de schapen weidt gij 
	niet; zwakke versterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde verbindt 
	gij niet.” Vers 10: „Zo zegt de Here HERE: Zie, Ik zal die herders! Ik eis 
	mijn schapen van hen terug, en Ik zal een eind maken aan dat schapenweiden 
	van hen. De herders zullen niet langer zichzelf weiden, Ik zal mijn schapen 
	uit hun mond redden, zodat die hun niet meer tot voedsel dienen.” Mattheüs 24:4-5: „En Jezus antwoordde en zeide tot hen: 
	Ziet toe, dat niemand u verleide! Want velen zullen komen onder mijn naam en 
	zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden.” Vers 11: „En 
	vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden.” Vers 
	24-25: „Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij 
	zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de 
	uitverkorenen zouden verleiden. Zie, Ik heb het u voorzegd.” Inderdaad is het moeilijk voor iemand die is geboren, 
	opgevoed en doordrenkt in het onderwijs, de godsdienst en de gewoonten van 
	deze wereld, zich te realiseren dat dit niet Gods wereld is, maar die van 
	Satan. Dat komt als een schok! De Bijbel behoort nooit te worden geïnterpreteerd. Er 
	wordt bedoeld wat er staat en er staat wat er wordt bedoeld. Opgevat zoals 
	hij is, is hij zinvol. Wees geen geestelijke lafaard. Kijk er zelf in. 
	Hij staat vol verrassingen – vol 
	waarheid – vol van de weg naar een positieve gemoedsrust, naar geluk, 
	naar welvaart, overvloedig leven hier en nu, en naar behoud in een 
	vreugdevol eeuwig leven – voor altijd! Gods wereld komt spoedig – de vredige, gelukkige wereld 
	van morgen! Laat u niet misleiden door de valse doctrines in de 
	wetboeken van de vele valse christelijke kerken. In kerken wordt over behoud 
	gesproken. Het staat centraal. Maar als men niet weet wat tot behoud leidt, 
	niet weet wat zonde is, weet men ook niet hoe behoud mogelijk is. Wat is zonde? Dit doet de vraag rijzen: wat is
	zonde nu precies? Hoe definieert
	God het? Sommigen hebben het in het leiden van hun eigen leven 
	beschouwd met de volgende redenering: „Als een bepaalde daad of gewoonte 
	niet rechtstreeks verboden wordt in de Bijbel door een specifiek „Gij zult 
	niet”, dan is het toch in orde?” Of: „Als je een christen bent, wéét je wat 
	zonde is, dat voel je toch”. „Een christen wil toch goed doen”, hoor je 
	vaak. Maar wat is goed? Is de opvatting over ’goed’ van mensen hetzelfde als 
	de duidelijke definitie van God van ’goed’? Moeten we ons vertrouwen leggen in een wetboek van een 
	kerk of ons laten regeren door Gods Wetboek, de Bijbel? Wat is de manier 
	waarop de Gemeente van God het gedrag van haar leden reguleert – de waarheid 
	van wat goed is en wat
	slecht? Weinigen schijnen dit 
	te begrijpen. De allereerste, geschapen mens zag zich al tegenover 
	deze vraag gesteld. Vóór hem bevonden zich de twee bomen – de twee 
	keuzemogelijkheden om zijn leven te regelen en dat van de wereld die met hem 
	werd gegrondvest. Adam bepaalde zijn keuze. God had hem verboden zich de kennis van „goed en kwaad” 
	toe te eigenen – dat wil zeggen, zelf te beslissen wat de weg van 
	gerechtigheid is en wat zonde is. Zijn vrouw, Eva, ontmoette Satan. Hij bracht haar ertoe 
	te geloven dat de verboden vrucht goed en begeerlijk was. Daarop begon Eva het feminisme, en leidde haar volgzame 
	echtgenoot tot opzettelijke ongehoorzaamheid aan God. Zij nam van de 
	verboden vrucht en gaf Adam er ook van. Zij eigenden zich de kennis toe van 
	wat goed is en wat zonde. Niet fysiek te 
	onderscheiden Maar de kennis van goed en kwaad is geestelijke kennis 
	– geen materiële of fysieke. De mens is geschapen met het vermogen om 
	materiële kennis te vergaren – hoe hij met
	materie moet werken. Maar „goed 
	en kwaad” is geestelijke kennis – hoe men een relatie met
	God moet hebben, en met de 
	geest van andere mensen. Het onderscheid tussen goed en kwaad heeft niets te 
	maken met het bouwen van een huis of een apparaat, maar wel met het hebben 
	van een relatie met God en met andere mensen. Zelfs de leiders van deze 
	wereld, weten niet hoe zij om moeten gaan met God of met andere 
	mensen. 1 Corinthiërs 2:6-8: „Toch spreken wij wijsheid bij hen, die 
	daarvoor rijp zijn, een wijsheid echter niet van deze eeuw, noch van de 
	beheersers dezer eeuw, wier macht teniet gaat, maar wat wij spreken, als een 
	geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigheid 
	voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid. En geen van de beheersers dezer 
	eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden 
	zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben.” Wij vergaren kennis door middel van het oog, het oor, 
	de tastzintuigen, de smaak en de reukzin. Maar het oog heeft deze
	geestelijke kennis niet gezien, 
	noch heeft het oor deze gehoord, en evenmin is deze kennis het verstand van 
	de mens binnengekomen. Vers 9: „Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog 
	heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is 
	opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.” Alleen God 
	kan deze geestelijke kennis openbaren, door zijn heilige Geest in 
	ons. Vers 10: „Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de 
	Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods.” De heilige geest in ons opent het menselijk verstand om 
	de geestelijke kennis zoals God 
	die openbaart te begrijpen – te bevatten. De boom des 
	levens was het symbool voor de heilige geest. Als Adam die gekozen had 
	in plaats van de verboden vrucht, zou hem door de
	leven-gevende geest van God 
	eeuwig leven zijn verleend. Deze 
	geest zou hem tevens het verstand 
	van God gegeven hebben – een begrijpend verstand, in staat om geestelijke 
	kennis te bevatten als God die openbaart. Vers 11-14: „Wie toch onder de 
	mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? 
	Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods. Wij [in Gods ware 
	Gemeente] nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit 
	God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is. 
	Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, 
	maar door de Geest geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het 
	geestelijke vergelijken. Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen 
	van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet 
	verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.” Satan 
	injecteert zelfzucht Het menselijk 
	verstand is een raadsel voor de moderne wetenschap. Zelfs de 
	bestgeschoolde mensen kunnen het niet begrijpen. God openbaart in zijn Woord dat het menselijk verstand 
	wordt gevormd door de hersenen plus 
	de menselijke geest. Maar deze menselijke geest, waarmee ieder mens geboren 
	wordt, is niet de heilige Geest – 
	de Geest van het verstand van God. 
	De menselijke geest verleent het vermogen van fysiek intellect. Dieren hebben hersenen, net als mensen. Maar de 
	dierlijke hersenen, die in kwaliteit gelijk zijn aan de menselijke hersenen, 
	bevatten geen geest. Een koe, bijvoorbeeld, bezit de zintuigen van het 
	gezicht, het gehoor, het gevoel, de reuk en de smaak. Toch kan een koe geen
	kennis hebben van scheikunde, 
	natuurkunde of astronomie. Een koe kan niet denken, redeneren, geen 
	beslissingen nemen die gebaseerd zijn op kennis en oordeel. Een koe bezit 
	niet het vermogen tot een instelling,
	mentaliteit of houding – 
	een instelling van liefde, van haat, samenwerking, edelmoedigheid, 
	zelfzucht, wedijver en van plannen beramen om andere koeien te slim af te 
	zijn. De menselijke geest, toegevoegd aan de menselijke 
	hersenen, verleent het vermogen om te 
	weten, te denken en te
	redeneren, lief te hebben, 
	te houden van of te haten, van 
	doelgerichtheid en wil. Toen Satan moeder Eva misleidde en zij en Adam Satan 
	gehoorzaamden en ongehoorzaam waren aan God,
	gebeurde er iets met hun verstand. De
	instelling van zelfzucht, 
	vijandigheid, wedijver, jaloezie, nijd, gevoel van eigenwaarde en ijdelheid 
	kwam in hen. Maar hoe is deze ijdele en vijandige instelling dan 
	binnengetreden in de hele mensheid die na hen gekomen is? Satan is de „overste van de macht der lucht” (Efeziërs 
	2:2). Hij verzadigt de lucht van deze ijdele en vijandige instelling. Net zoals geluiden, woorden en beelden door de lucht 
	worden uitgezonden via internet, zendmasten, satellieten naar computers, 
	telefoons in al zijn variaties, televisietoestellen en radio's, zo zendt 
	Satan kwade instellingen – zijn 
	kwade natuur – uit door de lucht. Deze negatieve instellingen doen hun intrede in het 
	verstand van baby's in de eerste levensmaanden. Een kind dat nog geen jaar 
	oud is, heeft al een instelling van zelfzucht, opstandigheid en vijandigheid 
	tegen gezag. Gods Geest 
	verleent geestelijk begrip Toen Adam zijn beslissing nam,
	sloot God de heilige geest af 
	van de mensheid tot de komst van 
	Christus, de tweede Adam, die kwam om de doodstraf te ondergaan die alle 
	mensen zich door hun zonden op de hals hadden en hebben gehaald. Alleen door 
	Christus kan de menselijke doodstraf van de mensen afgewenteld worden. Deze 
	straf, veroorzaakt door de zonde, 
	heeft iedere zondaar de toegang tot God en zijn heilige geest ontzegd. Maar door de dood van Christus kan een mens nu, na 
	bekering en geloof, verzoend worden met God, die eeuwig
	leven kan geven. Dit opent voor berouwvolle zondaars de toegang tot 
	God en zijn heilige geest. Het door Gods geest verwekte kind van God heeft direct 
	contact met God. Door middel van Christus als het Woord en de Woordvoerder 
	van God kan God nu geestelijke
	kennis openbaren, en door middel 
	van de heilige geest kan de door die geest verwekte christen geestelijke 
	kennis begrijpen. Maar er zijn in de wereld miljoenen belijdende 
	christenen die zich nooit aan God overgegeven hebben, die Christus nooit 
	helemaal geloofd hebben – geloofd hebben wat Hij zegt in de Bijbel. Zij zijn 
	als degenen die „geloofden ín Christus”, maar die Christus niet geloofden. 
	Johannes 8:30-45: „Toen Hij dit sprak, geloofden velen in Hem. Jezus dan 
	zeide tot de Joden, die in Hem geloofden: Als gij in mijn woord blijft, zijt 
	gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan, en de 
	waarheid zal u vrijmaken [alleen geloven ín Christus betekent niets als we 
	niet geloven wát Hij zegt]. Zij antwoordden Hem: Wij zijn Abrahams 
	nageslacht en zijn nooit iemands slaven geweest; hoe zegt Gij dan: gij zult 
	vrij worden? Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een ieder, 
	die de zonde doet, is een slaaf der zonde. En de slaaf blijft niet eeuwig in 
	het huis, de zoon blijft er eeuwig. Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, 
	zult gij werkelijk vrij zijn. Ik weet, dat gij Abrahams nageslacht zijt; 
	maar gij tracht Mij te doden, omdat mijn woord bij u geen plaats vindt [ze 
	geloven niet wát Hij zegt]. Wat Ik gezien heb bij de Vader, spreek Ik; zo 
	doet ook gij, wat gij van uw vader gehoord hebt. Zij antwoordden en zeiden 
	tot Hem: Onze vader is Abraham. Jezus zeide tot hen: Indien gij kinderen van 
	Abraham zijt, doet dan de werken van Abraham; maar nu tracht gij Mij te 
	doden, een mens, die u de waarheid gezegd heeft, welke Ik van God gehoord 
	heb; dit deed Abraham niet. Gij doet de werken van uw vader. Zij zeiden tot 
	Hem: Wij zijn niet uit hoererij geboren, wij hebben een Vader, God. Jezus 
	zeide tot hen: Indien God uw Vader was, zoudt gij Mij liefhebben, want Ik 
	ben van God uitgegaan en gekomen; want Ik ben niet van Mijzelf gekomen, maar 
	Hij heeft Mij gezonden. Waarom begrijpt gij niet wat Ik zeg? Omdat gij mijn 
	woord niet kunt horen [ze willen niet doen wat Hij zegt]. Gij hebt de duivel 
	tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen. Die was een mensenmoorder 
	van den beginne en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen 
	waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard, want 
	hij is een leugenaar en de vader der leugen. Maar omdat Ik u de waarheid 
	zeg, Mij gelooft gij niet.” Zij bewéren christenen te zijn, maar zij hebben de 
	heilige geest niet. Zij worden niet 
	geleid door de geest van God. 
	Romeinen 8:14: „Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen 
	Gods.” Ze zijn daarom géén ware verwekte zonen van God, en evenmin
	begrijpen zij de Bijbel – welke is 
	wat Christus zégt – want het is het Woord van God in geschrift, zoals 
	Christus het Woord is in persoon. Dergelijke ogenschijnlijke christenen proberen steeds 
	de leringen van Christus af te zwakken. Zij worden
	vrijzinnig en dwalen steeds verder en verder van Gods
	waarheid. Zij verlangen niet naar 
	Gods gerechtigheid, maar alleen naar de wegen van deze wereld. Zij weten niet 
	hoe God de zonde definieert! De definitie staat in 1 Johannes 3:4. De NBG-vertaling: „Ieder, die de zonde doet, doet ook 
	de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid.” Wetteloosheid, leven zonder Gods wet, is zonde. De meeste andere vertalingen noemen zonde 
	wetsovertreding. De NBV-vertaling: „Ieder die zondigt overtreedt Gods wet, 
	want zondigen is Gods wet overtreden.” De wet van God is een
	geestelijke en geen fysieke wet. 
	Romeinen 7:14: „Wij weten immers, dat de wet geestelijk is.” Het natuurlijke 
	verstand met alleen de menselijke geest kan geestelijke kennis niet
	begrijpen – kan niet begrijpen 
	wat zonde is. Onder het Oude Verbond gaf God Israël zijn geestelijke 
	wet, de Tien Geboden. Maar zij konden die geestelijke wet nooit
	begrijpen en haar ook niet 
	naar de geest gehoorzamen. Ze hadden – op enkele uitzonderingen na – de 
	heilige geest van God niet ontvangen. Sommigen gehoorzaamden haar tot op 
	zekere hoogte ’naar de letter’, maar niet naar de geest of de duidelijke
	bedoeling van de wet. 2 Corinthiërs 3:6: „Die [God] ons ook bekwaam 
	gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond niet der letter, 
	maar des Geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.” Paulus zegt dat wij, onder het
	Nieuwe Testament, dienaren zijn, níet van de strikte letter van de 
	wet zoals men dat onder het Oude Testament was, maar van de
	geest. Wij hebben nu de heilige
	geest, waardoor wij de
	geest, de
	duidelijke bedoeling, van Gods geestelijke wet kunnen onderscheiden, 
	de wet die de zonde definieert. Jezus legde dit ook uit in zijn Bergrede, 
	sprekend tot zijn discipelen van het
	Nieuwe Testament. Betekent „naar de geest” een eigenmachtige of vrije 
	uitleg? Nee, het geestelijk principe van een gebod leert ons wat recht is, 
	wat werkelijk eerlijk is. Geen punten of komma's of vaag woordgebruik 
	bepalen wat wetsovertreding is, zoals de farizeeën en ook huidige religieuze 
	leiders, advocaten, rechters en politici een gebod beoordelen, maar wat de 
	geest van de wet is, de essentiële bedoeling. Als iemand zonder af te rekenen met een artikel de 
	winkel wil verlaten, maar op het laatste moment een verkoper op zich af ziet 
	komen en daarom het artikel teruglegt, heeft hij volgens het recht van 
	menselijke overheden geen gebod overtreden, maar volgens Gods gebod „gij 
	zult niet stelen” wél. In zijn gedachten heeft deze persoon gestolen. In de tijden van het Oude Testament had men, naar de 
	strikte letter gezien, geen overspel gepleegd als men niet de fysieke daad 
	had bedreven. Maar in het Nieuwe 
	Testament wordt de geest of de 
	duidelijke bedoeling van de wet al overtreden als een man in zijn gedachten 
	een vrouw begeert door naar haar te kijken. Onder de strikte, specifieke letter van de wet had men 
	geen moord gepleegd tot op het moment dat het slachtoffer dood was. Maar men 
	overtreedt de geest van de wet al als men in gedachte zijn broeder haat. Mattheüs 5:27-28: „Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: 
	Gij zult niet echtbreken. Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om 
	haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.” Vers 31-32: „Er is ook gezegd: Al wie zijn vrouw 
	wegzendt, moet haar een scheidbrief geven. Maar Ik zeg u: Een ieder, die 
	zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk 
	met haar gepleegd wordt; en al wie een weggezondene trouwt, pleegt 
	echtbreuk.” Vers 21-22: „Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd 
	is: Gij zult niet doodslaan; en: Wie doodslag pleegt, zal vervallen aan het 
	gerecht. Maar Ik zeg u: Een ieder, die in toorn leeft tegen zijn broeder, 
	zal vervallen aan het gerecht. Wie tot zijn broeder zegt: Leeghoofd, zal 
	vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het 
	hellevuur.” 1 Johannes 3:15: „Een ieder, die zijn broeder haat, is 
	een mensenmoorder en gij weet, dat geen mensenmoorder eeuwig leven blijvend 
	in zich heeft.” Jezus legde de essentie van de wet uit, een wet die 
	geestelijk is (Romeinen 7:14) en ook in oudtestamentische tijden zo 
	toegepast had moeten worden naar de voorbeelden die Jezus gaf. Maar omdat de 
	mensen toen Gods geest niet hadden, op enkele uitzonderingen na, werd de wet 
	naar de letter toegepast zoals de overheden in onze tijd doen. Hoe wij zonde herkennen Wáárom herkennen wij roken als een zonde? Omdat 
	Christus zijn gemeenteleden leert in te zien dat het de duidelijke 
	geestelijke bedoeling en het
	principe van de wet schendt. De wet wordt samengevat in één woord:
	liefde. Dit wordt uitgebreid tot twee grote wetten: liefde tot God 
	en liefde tot de naaste. Hetzelfde principe breidt zich uit tot de Tien 
	Geboden. Het is onbaatzuchtige liefde. Roken drukt geen liefde uit tot God of de naaste, maar 
	begeerte of zelfzucht die schadelijk is voor de mens. Roken richt schade aan 
	aan Gods schepping, de rokende mens en de medemens. Als een getrouwde man 
	zijn vrouw en kinderen liefheeft, zal hij niet willen roken, want hij zal 
	niet het risico willen nemen de gezondheid van zijn vrouw en kinderen te 
	beschadigen. Hij zal hun daarmee geen verdriet willen doen en zeker niet met 
	een voortijdig overlijden van hemzelf. Echte liefde zal hem zelfs niet op de 
	gedachte van roken brengen. Maar miljoenen belijdende christenen roken. Wáárom roken mensen? Om de wereld te volgen, voor 
	schadelijk zelfgenoegen, om te zijn als de wereld en te doen als de wereld. Waarom gebruiken vrouwen cosmetica en maken zij hun 
	gezicht op? Uit ijdelheid, of omdat zij de wereld volgen en de wereld willen 
	laten geloven dat zij „een van hen” zijn, of omdat zij bang zijn voor wat de 
	mensen van de wereld (Satans wereld) van hen zouden denken – om iemand van 
	de wereld te zijn of de wereld te behagen. Het overtreedt de
	geest of het duidelijke principe 
	van de geestelijke wet van God, en het ís
	zonde! Toch dragen sommige vrouwen die belijdende christenen 
	zijn make-up als zij weten dat zij door de wereld gezien zullen worden, maar 
	halen het eraf als zij naar de dienst komen. Wanneer zij winkelen zijn zij 
	een deel van de wereld en tijdens 
	de samenkomsten waar ze het gekleurde vuil op hun gezichten niet zullen 
	zien, doen zij alsof zij deel zijn van de christelijke gemeente. Maar Gód ziet hen beide keren en Hij is degene die
	oordeelt, door Christus, en
	zij worden nu, op dit moment, 
	geoordeeld! En als zij willens en wetens zondigen is dat zeer ernstig! Wat is nu het verband tussen dit alles en de regels in 
	een wetboek van ’christelijke’ kerken die de leden moeten leiden? Dit: in 
	het boek Openbaring worden twee verschillende kerken voorspeld en 
	beschreven. De ene is een grote en machtige kerk – de grootste religie in de 
	wereld – de rooms-katholieke kerk en haar dochters, de protestantse kerken 
	en andere kerken met allerlei verschillende namen. De andere is een kleine, 
	vervolgde Gemeente, Gods Gemeente, genoemd naar Gods naam. De nieuwe, algemene wet voor alle katholieken is een 
	zeer duidelijke neiging tot liberalisme – tot het afzwakken van eerdere 
	wetten – in overeenkomst met de liberale trend in de wereld. Kranten gaven de volgende koppen: „Een katholieke 
	verklaring van rechten.” „Verlichting van de heerschappij van de wet” met 
	als subhoofd: „De Paus vaardigt een nieuwe en flexibeler wetscode uit voor 
	de katholieken.” De druk van veel leden van die kerk om nog meer te 
	moderniseren wordt voortdurend groter. De morele en geestelijke trend in de 
	wereld gaat in de richting van meer liberalisme – meer toegevendheid. Een 
	welbekende leider in een ’christelijk’ land werd in de pers geciteerd met de 
	uitlating dat harde pornofilms geaccepteerd zouden moeten worden als een 
	deel van het volwassen worden! – een volwassenheid in meer immoraliteit, 
	vergezeld van toenemende misdaad, geweld en satanische ongerechtigheid. Nu ’ontspant’ zelfs de rooms-katholieke kerk zich en 
	geeft de mensen wat zij graag „hun rechten” noemen om in een immorele en 
	onrechtvaardige wereld het hoofd boven water te houden. Een encyclopedie zegt: „De driedeling van het 
	hiernamaals in hemel, hel en vagevuur is als zodanig een 12de-eeuwse 
	’uitvinding’, die de kerkelijke invloedssfeer een nieuw domein gaf en de 
	praktijk van de volle aflaat bevorderde.” Geen bijbelse bron, maar een 
	uitvinding van theologische leiders. Toen er in de loop der tijd misbruik 
	ontstond, is aan deze ’uitvinding’ weer getornd. Deze zelfde tendens en soms in veel sterkere mate, is 
	in vele zich christelijk noemende kerken binnengeslopen en gaat verder. Wij moeten overwinnen Onze tijd raakt 
	nu op! Jezus zei in Lukas 17:26: „En gelijk het geschiedde in de dagen 
	van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen.” Voor de 
	Zondvloed werd de wereld beheerst door immoraliteit en geweld. Maar het Woord van God zegt dat als Christus komt, zijn
	bruid (Gemeente) zichzelf in 
	geestelijk opzicht gereed zal 
	hebben gemaakt om veranderd te worden in heilige en gerechtigde
	onsterfelijkheid. Het zal niet gebeuren dat iemand die is veranderd in 
	een goddelijk wezen Christus in de lucht zal tegemoet gaan met een sigaret 
	in zijn mond, of met een opgemaakt, beschilderd gezicht. Wie dat niet 
	begrijpt zou eens in de spiegel van God moeten kijken. Jakobus 1:23-25: 
	„Want wie hoorder is van het woord en niet dader, die gelijkt op een man, 
	die het gelaat, waarmede hij geboren is, in een spiegel beschouwt; want hij 
	heeft zich beschouwd, is heengegaan en heeft terstond vergeten, hoe hij er 
	uitzag. Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en 
	daarbij blijft, niet als een vergeetachtige hoorder, doch als een werkelijk 
	dader, die zal zalig zijn in zijn doen.” Ze zien het vuil op hun gezicht en 
	gaan toch nog verder in zonde. Laat het tot ons doordringen, onze tijd raakt op. Kijk 
	in die spiegel van Gods wet, kniel dan en
	bid God om vergeving, genade en
	hulp om te
	overwinnen. En terwijl u bidt, bid dan ook voor anderen. De Bijbel is het 
	enige geldige Wetboek Wat mag wel, wat mag niet? Die vraag kunnen we alleen 
	stellen aan onze Schepper. Opvattingen van mensen – kerkbesturen bestaan ook 
	uit mensen – doen niet ter zake. Ze zijn zelfs gevaarlijk voor ons dagelijks 
	leven, voor de hele samenleving, voor onze toekomst. De religieuze leiders 
	hebben aangetoond dat hun wetten de mensheid mondiale rampen hebben 
	gebracht. Dit zal helaas tot een afschuwelijke climax leiden. Markus 13:19: 
	„Want die dagen zullen zulk een verdrukking brengen als er niet geweest is 
	van het begin der schepping, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook 
	nooit meer wezen zal.” ’Christelijke’ kerken passen hun wetten voortdurend 
	aan. Waaraan? Aan de moderne tijd, waarmee eigenlijk wordt bedoeld: aan de 
	wensen en normen van de mensen. Aan de verloedering! Kerkleden eisen dat hun 
	leiders mee moeten gaan in de regels van deze tijd. En dat doen hun leiders 
	om de leden niet te verliezen. Zo lezen we in het belangrijkste document van 
	de katholieke kerk: „De katholieke 
	Kerk is gewoon de wetten van de gewijde discipline in de loop van de tijd te 
	hervormen en te vernieuwen.” In de volgende zin staat: „geven Wij, eindelijk 
	de verwachting vervullend van de gehele katholieke wereld, vandaag, 25 
	januari van het jaar 1983, opdracht het herziene Wetboek van Canoniek Recht 
	te publiceren”. Moeten mensen 
	gehoorzamen aan wetten van kerken of van God als ze een vol en gelukkig 
	leven willen leiden, als ze vrede willen, als ze in het Gezin van God naar 
	een onsterfelijk leven verlangen in liefde? Het Oude Testament is eenmaal 
	vastgelegd en later het Nieuwe Testament, samen vormen ze de Bijbel, Gods 
	Woord. God is onveranderlijk. De normen van God zijn volmaakt en veranderen 
	nooit! Hebreeën 13:8: „Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot 
	in eeuwigheid.” Wat is het rechtsgeldige wetboek voor Gods volk? Het 
	onveranderlijke Woord van God, de Bijbel, of een wetboek van een kerk dat 
	voortdurend herzien wordt? Een wetboek met menselijke auteurs of een wetboek 
	met God als auteur? God past zijn 
	normen en waarden niet aan aan de steeds decadentere mens. Voor de Bijbel 
	mag niet een kerkelijk wetboek in de plaats komen om ons de weg te wijzen in 
	een leven met God de Vader en zijn Zoon Jezus Christus en de geestelijke 
	broers en zussen. Christus waarschuwt voor leerstellingen van mensen en 
	verbiedt ook kerkelijke wetboeken als aanvulling op de Bijbel. Toevoegen aan 
	Gods Woord heeft God verboden, evenals eruit weglaten. „Ik,” zegt 
	Jezus Christus, „betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit 
	boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, 
	die in dit boek geschreven zijn; en indien iemand afneemt van de woorden van 
	het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des 
	levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn” 
	(Openbaring 22:18-19). Deuteronomium 
	4:2: „Gij zult aan wat ik u gebied, niet toedoen en daarvan niet afdoen, 
	opdat gij de geboden van de HERE, uw God, onderhoudt, die ik u opleg.” Deuteronomium 
	12:32: „Al wat ik u gebied, zult gij naarstig onderhouden; gij zult daaraan 
	niet toedoen, noch daarvan afdoen.” Spreuken 30:6: 
	„Doe niets aan zijn woorden toe, opdat Hij u niet terechtwijze en gij een 
	leugenaar bevonden wordt.” In deze 
	passages lezen we alleen over Gód als Wetgever: „Ik [Jezus Christus] betuig 
	aan een ieder”. „Wat ik [God] u gebied”. „De geboden van de HERE, uw God”. 
	„Die ik [God] u opleg”. „Al wat ik u gebied”. „Doe niets aan zijn [Gods] 
	woorden toe”. Lees en doe 
	wat in uw Bijbel staat. Deuteronomium 
	12:28: „Luister aandachtig naar al deze geboden, die ik u geef; opdat het u 
	en uw kinderen na u voor altoos wel ga, wanneer gij doet wat goed en recht 
	is in de ogen van de HERE, uw God.” Pas op voor 
	wetboeken van kerken, leerstellingen van mensen. Deuteronomium 12:30-31: 
	„Neem u er dan voor in acht, dat gij u niet laat verleiden na hun verdelging 
	hun voorbeeld te volgen, en dat gij hun goden niet zoekt, zeggende: hoe 
	dienden deze volken hun goden? zo wil ik het ook doen. Niet alzo zult gij de 
	HERE, uw God, dienen; want al wat de HERE een gruwel is, wat Hij haat, doen 
	zij voor hun goden.” Jezus 
	waarschuwde voor de religieuze tradities van mensen, verdraaiingen van Gods 
	Woord en toevoegingen. Mattheüs 15:6-9: „Zo hebt gij het woord Gods van 
	kracht beroofd ter wille van uw overlevering. Huichelaars, terecht heeft 
	Jesaja over u geprofeteerd, zeggende: Dit volk eert Mij met de lippen, maar 
	hun hart is verre van Mij. Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen 
	leren, die geboden van mensen zijn.” Colossenzen 
	2:22: „Dat alles zijn dingen, die door het gebruik teloorgaan, zoals het 
	gaat met voorschriften en leringen van mensen.” 1 Timotheüs 
	4:1: „Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen 
	afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze 
	geesten volgen.” Hebreeën 13:9: 
	„Laat u niet medeslepen door allerlei vreemde leringen.” God heeft de 
	mensen een vrije wil gegeven. Hiermee kunnen ze kiezen voor Gods Wetboek of 
	voor een wetboek van een kerk. Vergelijk de twee bomen in de Hof van Eden. „Daar het 
	Wetboek juist het voornaamste wetgevende document van de Kerk is”, lezen we 
	in het katholieke document. Het voornaamste wetboek voor die kerk is 
	hun eigen wetboek en niet Gods Wetboek, de Bijbel. Waarom is dit document 
	voor die kerk het voornaamste wetboek? Omdat het op de traditie steunt 
	zeggen hun leiders. Omdat het een wetboek is „dat op het juridische en 
	wetgevende erfgoed van de Openbaring en de Traditie steunt, moet het 
	beschouwd worden als een zeer noodzakelijk instrument waardoor de vereiste 
	ordening zowel in het individuele en sociale leven als in het handelen zelf 
	van de Kerk bewaard wordt” (einde citaat). Het is ondertekend door de paus. 
	Christus heeft de Bijbel ondertekend met zijn bloed. En elk woord in de 
	Bijbel is door God ingegeven. 2 Timotheüs 3:15-17: „Dat gij van kindsbeen af 
	de heilige schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het 
	geloof in Christus Jezus. Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig 
	om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de 
	gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen 
	toegerust.” De menselijke 
	natuur staat haaks op de natuur van God. Romeinen 8:5-7: „Want zij, die naar 
	het vlees zijn, hebben de gezindheid van het vlees [de menselijke natuur], 
	en zij, die naar de Geest zijn, hebben de gezindheid van de Geest [de natuur 
	van God]. Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid 
	van de Geest is leven en vrede. Daarom dat de gezindheid van het vlees 
	vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; 
	trouwens, het kan dat ook niet.” De natuur van 
	de mens onderwerpt zich niet aan het Wetboek van God, daarom hebben 
	kerkelijke leiders hun eigen wetboek gemaakt. Als ze 
	zieltjes willen winnen, meer leden in hun religieuze organisatie willen, 
	zullen ze de menselijke natuur moeten strelen, de wetboeken steeds aan de 
	wensen van mensen moeten aanpassen. „Tracht ik 
	thans mensen te winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen?” schrijft de 
	apostel Paulus. „Indien ik nog mensen trachtte te behagen, zou ik geen 
	dienstknecht van Christus zijn. Want ik maak u bekend, broeders, dat het 
	evangelie, hetwelk door mij verkondigd is, niet is naar de mens” (Galaten 
	1:10-11). In oktober 
	2014 hebben in Rome onder leiding van de paus in een twee weken durende 
	buitengewone bisschoppensynode over het gezin circa 200 bisschoppen 
	gediscussieerd over ongetrouwd samenwonen, anticonceptie, homoseksualiteit, 
	scheiden en opnieuw trouwen en wie wel of niet communie mag doen. Het moge 
	duidelijk zijn dat God buitengesloten is, want de regels voor het gezin 
	staan al tientallen eeuwen opgetekend in de Bijbel. Het centrale thema op 
	die synode was daarom: katholieke leer aanpassen aan de moderne tijd. Maar 
	God en zijn normen en waarden zijn onveranderlijk. De leer van de 
	kerken – behalve van Gods „klein 
	kuddeke” (Lukas 12:32) – is bepaald door concilies, teksten zowel van 
	katholieke en protestantse ’kerkvaders’ als oude liturgieën en door 
	opvattingen van moderne religieuze volksmenners. De kerkelijke wetboeken 
	leren de mens hoe de afgoden te dienen en te eren en de Bijbel, Gods Woord, 
	leert de mens God te dienen en te eren. Het hedendaags 
	’christendom’ is contra Christus. Slechts heel 
	weinig mensen beseffen het in het oog springende verschil tussen het 
	hedendaagse christendom en de oorspronkelijke leer van Christus. De meeste 
	zich ’christen’ noemende mensen zijn in werkelijkheid helemaal geen 
	christenen. De blanke 
	’christenen’ hebben veel oorspronkelijk Afrikaanse inwoners gewezen op hun 
	valse heidense religie en bekeerd tot ’het christendom’. Op de 
	zendingsscholen werd en wordt de Afrikaanse studenten geleerd dat het 
	bijgeloof van hun voorouders die afgodsbeelden vereerden en in toverkunst 
	geloofden, verkeerd was, op het belachelijke af. Maar de ’christenen’ 
	aanbidden grote afgoden die zij binnen hun ’christelijke’ religie hebben 
	gehaald, waardoor de misleiding is ontstaan dat dit geloof van Christus is. Pasen is het 
	feest van de heidense godin Astarte [Pasen heet in het Duits ’Ostern’ en 
	Engels ’Easter’]. Kerst is het heidense zonnewendefeest; de verering van de 
	onoverwinnelijke zon. Zondag is de feestdag van de zonnegod. Volgens 
	heidense religies gaan mensen na hun overlijden naar de hemel. In de Bijbel 
	staat dat koning David „gestorven en begraven is en zijn graf is bij ons tot 
	op deze dag” (Handelingen 2:29) en dat Petrus, die duizend jaar later 
	leefde, na al die jaren van David zei: „Want David is
	niet opgevaren naar de hemelen” 
	(vers 34). En de woorden van Jezus zelf in Johannes 3:13: „Niemand is 
	opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des 
	mensen.” Het valse 
	’christendom’ is net zo heidens als de eeuwenoude Afrikaanse religies: aan 
	de verering van valse godheden gewijd. De ware God 
	hoort onze gebeden niet eens, tenzij wij zijn geboden bewaren! 1 Johannes 
	3:22: „En zo wat wij bidden, ontvangen wij van Hem, omdat wij Zijn geboden 
	bewaren, en doen, hetgeen behagelijk is voor Hem”. Hoeveel 
	belijdende christenen geloven dit? Wie Gods 
	geboden niet houdt, begrijpt niets van het karakter en de persoonlijkheid 
	die de ware God is. Hij ’kent’ God niet werkelijk! Hij fantaseert zich 
	eenvoudig zijn eigen privé-’god’. Kunnen wij 
	geloven dat God meent wat Hij zegt in zijn geïnspireerde Woord? Zij zijn 
	misleid, zodat zij geloven dat zij de aanbidding van een ware God van de 
	Schepping, de God die gehoorzaamheid verlangt aan zijn wil als voorwaarde 
	voor het ontvangen van de gave van het eeuwige leven, gerust achterwege 
	kunnen laten. Maar God zegt: 2 Johannes 
	1:9-11: „Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, 
	heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de 
	Zoon. Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet 
	in uw huis en heet hem niet welkom. Want wie hem welkom heet, heeft deel aan 
	zijn boze werken.” Dit is 
	krachtige taal. De kwestie van gehoorzaamheid aan de ware God en zijn wet in 
	plaats van kerkboeken is van fundamenteel belang! Alleen de 
	Bijbel is Gods Woord. Alleen God verklaart iemand heilig. Geen kerkelijk 
	leider is daartoe bevoegd. Wie door een ’kerkvader’ heilig is verklaard is 
	een heilige van de afgoden. Handelingen 
	5:29: „Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer 
	gehoorzamen dan de mensen.” 1 Corinthiërs 
	2:1: „Ook ben ik, toen ik tot u kwam, broeders, niet met schittering van 
	woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen.” Paulus kwam 
	niet met dweperige preken, met woorden die de mensen graag wilden horen. Hij 
	bracht eenvoudig het getuigenis van God – de woorden uit de Bijbel. Vers 
	2-4: „Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en 
	die gekruisigd. Ook kwam ik in zwakheid, met veel vrezen en beven tot u; 
	mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van 
	wijsheid, maar met betoon van geest en kracht.” Met welk doel? Vers 5: „Opdat uw geloof niet zou rusten OP WIJSHEID VAN MENSEN, MAAR OP KRACHT 
	VAN GOD.”  |