Voor literatuurlijst klik hier.

 

 

Gods Woord

of

kerkelijke wetboeken

 

 

 

Leven en dood zijn direct verbonden met goed en kwaad. Moeten we in wetboeken van kerken lezen wat goed en kwaad betekent? Onderwijzen de leraren van de kerken die zich christelijk noemen, werkelijk wat zonde is? Ons leven hangt ervan af of we wéten wat zonde is. „Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood” (Romeinen 6:23).

Talloze ’christenen’ veronderstellen dat als ze zich hebben aangesloten bij een kerk of religieuze denominatie of opgegroeid zijn in een ’christelijk’ gezin, ze automatisch ’gered’ zijn. Laat u niet misleiden, alleen God kan ons duidelijk maken wat goed en kwaad is, wat zonde is, waarom wij de eeuwige dood verdienen of waarom we eeuwig leven ontvangen. Als we niet weten wat goed en kwaad is, wat zonde is, weten we niet waarvan we ons moeten bekeren en zonder oprecht berouw en bekering kunnen we geen beroep doen op het volmaakte offer van Jezus Christus.

Miljoenen ’christenen’ zeggen te begrijpen wat het evangelie betekent, zeggen te weten wat er met hen zal gebeuren na hun dood, wat goed en kwaad is, wat zonde is, omdat hun kerkelijke leiders het wetboek van hun kerk raadplegen en onderwijzen aan hun leden. Het zijn documenten die ze zelf hebben geschreven en die zo nu en dan herzien moeten worden.


 

Wat GELOVEN kerkgangers – en WAAROM?

 

De waarheid is enigszins ontstellend – en verhelderend! Niets is zo verrassend als de waarheid! Ze is inderdaad vaak vreemder dan fictie.

De meeste mensen die regelmatig, of nu en dan eens, naar de kerk gaan, zouden werkelijk verrast zijn als zij eens goed diep hun eigen geest zouden peilen om uit te zoeken waaróm zij gaan, en wát nu precies hun godsdienst is – en waaróm.

Weet u het?

Baby's worden al meegenomen naar verschillende kerken. Als kind worden ze later meegenomen naar de zondagsschool en de kerk. Velen gaan naar de kerk tot ze 18 zijn. Dan mogen ze meestal zelf kiezen en gaan dan naar de disco (veel tieners al veel eerder), bioscoop, of een voetbalstadion wat sommigen op zondag niet mochten. Maar nu gaan ze ’hun eigen weg’.

Wanneer zij getrouwd zijn komen ze misschien zo nu en dan in een kerkgebouw, anderen vinden dat zij elke week naar de kerk behoren te gaan. In de buurt waar zij wonen, kijken zij eens rond naar de kerken en zoeken er een uit die dichtbij is, en respectabel, met een redelijk modern gebouw en een welwillende en knappe predikant en leden die hun maatschappelijk aanstaan.

Maar waaróm voegen zij zich bij die kerk? Waaróm gaan zij naar de diensten?

Eenvoudig omdat zij vinden dat zij behoren te gaan – dat is ongeveer alles. Staan zij erbij stil om na te denken waaróm zij naar de kerk behoren te gaan? Eigenlijk niet. Veel mensen vinden immers dat eigenlijk álle mensen naar de kerk móéten? Waarom? Waarschijnlijk denken zij niet zo na over het waarom! Iedereen heeft toch gehoord dat men naar de kerk behoort te gaan?

Natuurlijk! En zo nemen zij eenvoudig, zomaar, zonder vragen, aan wat zij altijd hebben gehoord. Gewoonlijk weten zij niet waaróm.

Wat geloven zij?

Hebben zij een duidelijk omschreven godsdienst? Als zij er serieus over nadenken, moet hun antwoord ’nee’ luiden.

Wat geloven zij? Welnu, zelden hebben zij diepgewortelde overtuigingen. Zij geloven natuurlijk de dingen die zij in de kerk vaak horen. Zij geloven in de hemel en de hel – een eeuwig brandende hel; in het vagevuur en gebeden voor overledenen. Zij geloven in de onsterfelijkheid van de ziel. Zij geloven in de zondag en Kerstmis en Nieuwjaarsdag en Pasen, en vanaf hun kinderjaren hebben ze de dominee, voorganger of pastoor horen spreken over een aantal duistere dingen, of namen, of over iets wat absoluut geen betekenis voor hen had: ’Pinksteren’, ’genade’, ’Antiochië’, ’heiliging’, ’rechtvaardiging’, ’dood door de misdaden en de zonden’.

Vanzelfsprekend ’weten’ ze dat al die dingen uit de Bijbel komen – maar de meesten zeggen: „De Bijbel kan ik gewoonweg niet begrijpen.”

En, nu wij het toch over de Bijbel hebben, wat vindt de gemiddelde kerkganger nu van de Bijbel? Het is voor zeer veel mensen „het goede Boek”. In zekere zin kijken ze er met een zeker bijgelovig ontzag naar. Het is te hoog voor hun bevattingsvermogen.

 

 

Waarom velen zeggen: „Ik begrijp de Bijbel niet”

 

De Bijbel, de grootste bestseller aller tijden, is in meer dan honderden talen vertaald en delen ervan in meer dan 2000. Toch noemt men de Bijbel ook wel „het boek dat niemand kent”. Daar is een heel elementaire reden voor.

Vanzelfsprekend hebben de mensen die nooit in de Bijbel lezen, geen bijbelkennis. Toch nemen ze veel aan van wat ze erover gehoord hebben. Maar van iemand die beweert een christen te zijn, moet verwacht worden dat hij wéét wat er in staat.

Het volgende is een zeer duidelijk voorbeeld van de verbijsterende onwetendheid van belijdende christenen ten opzichte van de Bijbel. Een protestantse dominee hield een bijbelquiz onder de leden van zijn gemeente. De vragen waren zeer eenvoudig. Iedereen die een algemene kennis van de Bijbel bezit had ze allemaal gemakkelijk moeten kunnen beantwoorden.

Het resultaat verbijsterde de dominee.

Slechts vijf procent van zijn gemeente haalde een redelijk resultaat. Vijftien procent had alle vragen fout beantwoord. Zestig procent was niet in staat de vier evangeliën te noemen. Vijfenzeventig procent wist niet dat Golgotha de plaats is waar Jezus werd gekruisigd.

Misschien zouden sommige gemeenten het er beter afbrengen, maar de meeste niet. De overgrote meerderheid van de belijdende christenen is volstrekt onwetend als het om de Bijbel gaat. Zij hebben van het boek dat zij volgens hun geloofsovertuiging beschouwen als ’het Woord van God’ wat fragmenten gelezen en velen hebben het zelfs helemaal nooit gelezen.

Waarom hebben de meeste belijdende christenen de Bijbel niet gelezen of bestudeerd? Veel mensen hebben zich van de Bijbel afgekeerd omdat zij gemerkt hebben dat zij het boek niet begrijpen als zij het proberen te lezen. Voor veel lezers heeft het een vreemde archaïsche klank. Dit zal hun waarschijnlijk de indruk geven dat de Bijbel een oud, geschiedkundig boek is dat voor het hedendaagse leven geen enkele relevantie bezit. En waarom zouden ze die moeite doen, de pastoor, de dominee of de voorganger heeft er toch voor doorgeleerd?

Sommigen hebben hun poging de Bijbel te lezen opgegeven met de hulpeloze uitroep: „Ik begrijp er niets van.”

 

 

Bijbelse onwetendheid: kenmerk van deze tijd

 

Deze bijbelse onwetendheid wordt, paradoxaal genoeg, vandaag de dag achtenswaardig gevonden.

Een van de meest opmerkelijke verschijnselen van deze tijd is dat de mensen het volstrekt normaal vinden om absoluut niets over het christelijke geloof te weten. Mannen en vrouwen die zich diep zouden schamen als hun onwetendheid in zaken als poëzie, muziek of schilderkunst aan het licht kwam, maken zich er totaal niet druk om als ontdekt wordt dat zij het Nieuwe Testament niet kennen.

En zo is de Bijbel niets meer geworden dan een ouderwets boek, waarin velen zeggen te geloven, maar dat door weinigen gelezen, bestudeerd of begrepen wordt.

Wat zijn de eigenlijke oorzaken van deze algemene onwetendheid en gebrek aan begrip? Waarom schamen mensen zich niet dat zij niet weten wat er in hun Bijbel staat?

 

 

Hoe sommige theologen de Bijbel zien

 

We kunnen verwachten dat atheïsten en agnostici de goddelijke oorsprong en het heilige doel van de Bijbel niet erkennen. Maar zouden we ook verwachten dat een aantal van de meest vooraanstaande predikanten en theologen van deze tijd zeer kritisch tegenover de Bijbel staat?

Een van deze predikanten van een grote denominatie zei: „Geen enkele grote christelijke kerk aanvaardt de Bijbel als de letterlijke interpretatie van het Woord van God. Een deel ervan is folklore, een ander deel legende, en een deel stammengeschiedenis.”

Hoe weet hij dat? Antwoord: dat weet hij niet. Hij heeft alleen maar de foutieve theorieën en hypothesen die tegenwoordig onderwezen worden voor waar aangenomen.

Luister naar deze woorden van een andere bekende predikant: „Wij weten tegenwoordig dat ieder denkbeeld in de Bijbel een primitieve en kinderlijke oorsprong heeft.” Hij zei dat het „onmogelijk is een harmonieus geheel van de Bijbel te maken, hem eenstemmig te laten spreken, de conflicten en tegenstrijdigheden die erin staan op te heffen”.

Wat een paradox!

Er werd tegen deze man opgekeken als een dienaar van God. Hij probeerde evenwel het Boek dat hij geacht werd hoog te houden en waaruit hij moest onderwijzen, in diskrediet te brengen.

In het voorwoord van een bekende Engelse versie van de Bijbel vat de vertaler zijn ideeën kort samen in de uitspraak dat de boeken van de Bijbel bestaan uit „aantekeningen van de apostels, samengebracht tot een literair geschrift en herhaaldelijk bijgewerkt, soms door vrome verzamelaars”.

Deze geleerde dacht dat de oorsprong van de eerste delen van de Bijbel gelegen was in „het natuurlijke verlangen om de primitieve tradities van het volk vast te leggen”.

Veel hedendaagse theologen beschrijven de moderne trend als volgt: „Wij moeten de Bijbel serieus opvatten, maar niet letterlijk.” Dit illustreert hun onkunde. Omdat ze veel schriftgedeelten niet kunnen verklaren, komen ze met de goedkope smoes dat we Gods Woord niet letterlijk moeten nemen.

Verklaringen als deze, geuit door bekende predikanten, theologen en ’bijbelkenners’ hebben er beslist direct toe geleid dat veel mensen ervan hebben afgezien de Bijbel te leren lezen en begrijpen. Wat verwacht u anders dat de gemiddelde persoon van de Bijbel denkt als mensen die als specialisten en deskundigen bekendstaan zeggen dat het een vrome vervalsing is?

Een dominee die bekendheid kreeg door zijn opvatting over God – geloven in een God die niet bestaat – noemt atheïsten zijn collega's en theologen vakgenoten. Hij heeft een boek geschreven over de spraakverwarring rond termen als bestaan, atheïsme, geloven en God, en schept een nog grotere spraakverwarring. Met de bijbel in de hand laat hij zien hoe het ooit is begonnen en hoe het nog steeds gaat: God bestáát niet, maar trekt mee met mensen die onderweg zijn. Zonder mensen is God nergens, beweert hij.

De meeste mensen, ook gelovigen en geestelijken, hebben nooit de tijd genomen de Bijbel eens goed in te kijken en zelf te bestuderen. Zij hebben eenvoudig nooit bewezen wat zij klakkeloos hebben aangenomen. En zo nemen de meeste mensen nog steeds zomaar aan dat de Bijbel honderden tegenstrijdige denkbeelden bevat, dat hij irrationeel is en niet relevant in onze hoogontwikkelde maatschappij, en dat de Bijbel verantwoordelijk is voor de honderden verschillende sekten en denominaties die er op deze wereld bestaan.

Niets is minder waar!

 

 

Wat is de Bijbel?

 

De Bijbel is Gods openbaring van elementaire kennis — kennis van wetten en principes die de mens niet zelf kan ontdekken.

Een voorbeeld: God heeft niet direct de wetten van de natuurkunde in de Bijbel geopenbaard. Hij heeft de mens uitgerust met het vermogen om deze wetten zelf te ontdekken.

Aan de andere kant is de mens niet in staat om te ontdekken wat hij is en waarom hij hier op aarde is geplaatst – of het menselijk leven een doel heeft en wat dat doel is. De mens is niet in staat gebleken om de ware weg naar vrede, geluk, overvloedig welzijn en werkelijk succes te vinden. De Bijbel openbaart deze kennis.

De Bijbel is Gods instructieboek om zijn hoogste fysieke schepping duidelijk te maken hoe zij moet leven. Alleen in de Bijbel kunt u deze noodzakelijke, fundamentele kennis vinden.

De Bijbel is de basis van alle kennis. Hij geeft de juiste benadering tot het verkrijgen van kennis op het gebied van geschiedenis, opvoeding, psychologie, sociologie en gezondheidsleer. Hij openbaart elementaire principes met betrekking tot handel, wetenschap, kunst, wetgeving, bestuur, filosofie en religie.

De Bijbel geeft bovendien de verklaring voor de chaotische tijden waarin wij leven. En hij openbaart hoe de hele wereld vrede, welvaart, succes en geluk zal verkrijgen – in onze tijd!

De mensen zouden de Bijbel kunnen gaan begrijpen als zij echt bereid waren energie te steken in studie en als zij zouden accepteren wat erin staat. De Bijbel is helder en duidelijk. Het boek bedoelt wat het zegt. Als wij hem nemen zoals hij is, en hem zichzelf laten interpreteren, blijkt de inhoud zinvol.

 

 

Gelovigen vertrouwen hun kerk

 

Natuurlijk nemen gelovigen aan dat hun kerk haar geloofsleer uit de Bijbel heeft. De dominee, voorganger of pastoor kan dat boek begrijpen menen ze. Bovendien beschouwden ze de dominee, voorganger of pastoor van jongs af aan als iemand die anders was dan de andere mensen. Hij of zij is een soort van heilige die niet door de zonde wordt verleid en evenmin tot het genieten van werelds plezier zoals zij. Hij of zij is als iemand van een andere wereld.

En de Bijbel is het boek waarop men bij het afleggen van de eed zijn hand legt. En het is het enige boek waarvoor velen zich schamen als ze er op straat mee zouden worden gezien.

Beschouwen ze het als ’het Woord van God’? Waarschijnlijk wel. Maar men denkt er nooit aan in de zin van een specifieke boodschap, de instructie van God, om de mens de verklaring te geven van wat hij is, en van waarom hij hier is, en van waar hij heen gaat, en van hoe hij moet leven, en van hoe hij gelukkig en voorspoedig kan zijn en meer van het leven kan genieten.

Op een of andere manier is ’godsdienst’ voor de zondagmorgen – al is hun dan geleerd dat alle verboden ervan de gehele zondag van kracht zijn. Het is zonde om op zondag te voetballen en naar de schouwburg te gaan en het is voor sommigen altijd zonde om te dansen, te roken, te vloeken of te drinken, maar ook het gebruik van technische ontwikkelingen is voor sommigen ’werelds’ en waarschijnlijk een zonde. In de tweede helft van de vorige eeuw opende een raadslid van een streng protestants-christelijke gemeente voor een bezoeker een deur van een wandkast en toonde een tv-toestel. Hij zei dat de dominee wel op de hoogte was dat hij een televisie had. Kaarten is voor bepaalde groepen ook een zonde.

Godsdienst? Ach, vaag hebben ze gehoord dat Adam de eerste mens was en dat hij zondigde en ’viel’ – wat dat ook mag betekenen. Bijgevolg hebben ze een vaag idee dat het leven is als een soort enkele reis met de trein. Door Adam staat de wissel aan het einde van het spoor zo dat wij allemaal in de hel zouden belanden. Dus ze weten dat zij ervoor moeten zorgen ’verlost’ te worden. Hoewel men mensen van bepaalde kerkgenootschappen heeft geleerd dat ze door hun geboorte lid van de kerk zijn en ze denken dat ze daardoor waarschijnlijk al ’verlost’ zijn – ze maken zich er nooit zorgen over.

Als iemand ’verlost’ is, wordt de wissel in het spoor zo omgegooid dat hij, als hij aan het einde van het spoor komt, ogenblikkelijk naar de hemel wordt afgeschoten, „om bij de Heer te zijn” in hemelse woningen, „aan de overzijde van de rivier”, of „op de andere oever”, waar dat ook allemaal is. In ieder geval is het „daarboven” en als ze hun naam afroepen zullen ze erbij zijn.

En wat is hun idee van God – en van Christus – en van de duivel? Welnu, God is Iemand die je moet vrezen en tevreden stellen – maar, als zij Hem behagen, kan Hij ervoor zorgen dat de dingen goed voor hen gaan. Als zij tegenover een angstige tragedie of mogelijk de dood komen te staan, kunnen zij worden gered als zij Hem aanroepen. Maar in het algemeen geloven ze dat God hen niet gelukkig wil laten zijn of wil laten genieten van het leven – Hij kijkt gefronst naar alle wereldse pleziertjes. Christus daarentegen, was vriendelijker en aardiger – Hij is hun Heiland.

Bovenal zijn God noch Christus werkelijkheid voor hen – zij staan in wezen ver van ze af.

Welnu, dit zijn geen duidelijk omschreven, concrete geloofsstellingen of diepgewortelde overtuigingen. Het zijn slechts vluchtige, vage veronderstellingen. Ze denken er eigenlijk nooit diep of speciaal over na. Ze nemen gewoon aan, in de mening dat iedereen deze dingen gelooft. Hun geest is meer gericht op de materiële belangen van het ogenblik.

 

 

Wat een ’bijbelchristen’ is

 

Men kan in contact komen met de literatuur van de Gemeente van God, maar vanwege de eigen achtergrond, de Waarheid niet opmerken. Of u ontmoet iemand die in een aantal opzichten nogal bijzonder is. Iemand die werkelijk een godsdienst heeft. Iedere dag leest en bestudeert hij de Bijbel. Hij schijnt hem te begrijpen! Hij heeft vastomlijnde geloofsovertuigingen en zegt dat de bron daarvan niet iets is wat hij in de kerk heeft gehoord, maar wat hij in de Bijbel heeft gelezen. Hij zegt dat de Bijbel gezaghebbend is en dat het de enige bron is om de Waarheid te leren kennen.

Om te leren hoe hij moet leven bestudeert hij de Bijbel daadwerkelijk – niet alleen op zondag, maar iedere dag! Deze man is werkelijk gelukkig in zijn godsdienst. Hij bidt veel en hij schijnt God werkelijk te kennen en op persoonlijke voet met Hem te staan!

Geoordeeld naar de gangbare maatstaven van het algemene publiek dat naar de kerk gaat, maar weinig idee heeft van wat hun kerk eigenlijk gelooft, is hij een buitengewone man. Hij gelooft in niet één van de belangrijkste dingen die u altijd in de kerk heeft gehoord: een onsterfelijke ziel te zijn, naar de hemel of de hel te gaan als je sterft, en, vreemd genoeg, hij viert geen zondag en geen Kerstmis en geen Nieuwjaarsdag en geen Pasen. Hij zegt dat deze allemaal niet in de Bijbel worden onderwezen.

Deze man is een ’bijbelchristen’. De bron van wat hij gelooft is de Bijbel.

Op een dag vraagt hij uw bijbel bij een bepaalde passage op te slaan en die te lezen. Vervolgens vraagt hij een andere passage op te slaan en te lezen – en toen nog een en nog een. Na een aantal passages te hebben gelezen roept u verbaasd uit: „Maar dit is niet wat mij altijd is geleerd. Ik heb altijd precies het tegendeel van wat hier in de Bijbel staat gehoord en geloofd!” U gelooft dan wat u in de Bijbel leest – en dat verandert uw geloof. Voor uw familie en kennissen bent u een godsdienstfanaticus geworden. Zij worden boos, woedend. Discussiëren heeft geen zin. Omdat u steeds een correct antwoord uit de Bijbel geeft, wordt hun woede groter.

Maar u staat nog maar in de kinderschoenen. De tijd is aangebroken om voor het eerst van uw leven de Bijbel werkelijk te bestuderen.

U denkt misschien nog: „Je kunt mij niet vertellen dat al die kerken ongelijk hebben. Staat wat zij geloven echt niet in de Bijbel?” Maanden en maanden bent u bezig met een intensieve, haast dag en nacht voortgaande studie om te proberen wat u in de kerk is geleerd in de Bijbel terug te vinden.

Ook u staat versteld dat u er precies het tegenovergestelde in aantreft.

U vraagt de kerken om hun literatuur waarin hun geloofsleer wordt uiteengezet. U bestudeert hun kerkelijke wetboeken en u bestudeert de bijbelcommentaren, de lexicons, de bijbelencyclopedieën. U bestudeert de argumenten van de bijbelkritiek op deze punten. U doet uw uiterste best. U krijgt bevestigd dat het ’nieuwe bijbelgeloof’ beslist in de Bijbel staat.

Misschien bestudeert u de evolutieleer, twijfelde haast aan het bestaan van God, bestudeert natuurwetenschappelijke en filosofische werken, en bewijst dat de alwetende, persoonlijke Schepper-God inderdaad bestaat. Vervolgens stelt u de Bijbel op de proef, en, door verscheidene onfeilbare bewijzen, bewijst u dat het de openbaring van God aan de mensheid is en beslissend gezag heeft.

Wanneer u ten slotte uw trots hebt ingeslikt, vernederd bent, u zich heeft bekeerd en de Christus van de Bijbel hebt aanvaard (een andere Christus dan u zich vroeger had voorgesteld), hebt u de ware bron voor geloof gevonden.

Wat een verschil is er tussen belijdende ’christenen’ die naar de kerk gaan en een ware bijbelchristen! U kent dat verschil als u beide bent geweest!

Ongeacht of iemand door boosheid tot een eerlijke studie van de Bijbel wordt gedwongen, of nooit naar de kerk is geweest, of nooit iets anders heeft gehoord, of zich heeft afgevraagd waaróm hij voor zichzelf in de Bijbel kijkt, hij zal er hetzelfde in aantreffen als elke ware, oprechte christen. Althans als hij of zij oprecht is. Iemand die is geboren en opgevoed op een ver, onbewoond eiland midden in de oceaan, en nooit van enige godsdienst heeft gehoord, zou, als hij een bijbel had en kon lezen, totaal vreemd staan tegenover veel van de dingen die de ’christenen’ in de kerk zijn geleerd. Hij zou de gangbare doctrines, dogma's, leerstellingen, niet in de Bijbel aantreffen. Wat is er dan verkeerd? Als de hedendaagse ’verlichte’ geestelijkheid en haar theologische seminaries en theologische universiteiten, waar jonge mensen tot ’geestelijke’ worden opgeleid, meer tijd besteden aan het trachten vast te stellen hoeveel van de Bijbel zij wensen te classificeren als mythe en hoe weinig als waarheid – als slechts weinigen van de theologiestudenten in een ’wederkomst’ van Christus gelooft, iets wat bij herhaling in de Bijbel wordt gezegd en bevestigd – als theologen en geestelijken de Bijbel ’interpreteren’ om hem precies het tegendeel te laten betekenen van wat er duidelijk staat, om te kunnen beweren dat hij hun heidense leerstellingen ondersteunt – dan kunt u weten wat er verkeerd is.

Als u Jeremia 23 en Ezechiël 13 en 34 leest, profetieën van de hedendaagse toestand, en Christus' uitspraken in Mattheus 24:4-5, 11, 24 over de valse predikers die de meerderheid zouden misleiden, en de vele uitspraken in de Bijbel dat de gehele wereld misleid zou zijn, dan zult u het beginnen te begrijpen.

Jeremia 23:1-2: „Wee de herders, die de schapen welke Ik weid, verderven en verstrooien, luidt het woord des HEREN. Daarom, zo zegt de HERE, de God van Israël, tot de herders die mijn volk weiden: Gij verstrooit en verstoot mijn schapen, en zoekt ze niet op; zie, Ik bezoek aan u de boosheid uwer handelingen, luidt het woord des HEREN.” Vers 9-22: „Over de Profeten. Mijn hart is in mijn binnenste gebroken, al mijn beenderen sidderen; ik ben als een beschonken man, als iemand wie de wijn naar het hoofd gestegen is, om de HERE en om zijn heilige woorden. Want van echtbrekers is het land vol; want ten gevolge van de vloek heeft het land een treurig aanzien, zijn de dreven der steppe verdroogd; ja, wat zij najagen, is het kwade en waar zij kracht in zoeken, onrecht. Want zowel profeet als priester plegen heiligschennis, zelfs in mijn huis heb Ik hun boosheid gevonden, luidt het woord des HEREN. Daarom zal hun weg voor hen worden als glibberige plaatsen in de duisternis, zij zullen daar verdwalen en vallen. Want Ik zal rampspoed over hen brengen in het jaar van hun bezoeking, luidt het woord des HEREN. Wel heb Ik bij de profeten van Samaria gezien wat ergerlijk was: zij profeteerden door de Baäl en misleidden mijn volk Israël; maar bij de profeten van Jeruzalem heb Ik gezien wat afschuwelijk is: echtbreken en met leugen omgaan; zij sterken de handen der boosdoeners, dat niet één zich van zijn boosheid bekeert; zij zijn Mij altezamen als Sodom geworden, zijn inwoners als Gomorra. Daarom zegt de HERE der heerscharen aldus van de profeten: Zie, Ik spijzig hen met alsem, Ik drenk hen met gif, want van de profeten van Jeruzalem is de heiligschennis uitgegaan over het gehele land. Zo zegt de HERE der heerscharen: Hoort niet naar de woorden der profeten, die u profeteren; zij maken, dat gij u aan een ijdele waan overgeeft, zij spreken het gezicht van hun eigen hart, niet uit des HEREN mond. Zij zeggen voortdurend tot wie Mij verachten: De HERE heeft gesproken: gij zult vrede hebben; en tot ieder die wandelt in verstoktheid van hart, zeggen zij: geen kwaad zal u overkomen. Wie toch heeft in de raad des HEREN gestaan en zijn woord vernomen en gehoord? Wie heeft zijn woord beluisterd en gehoord? Zie, een stormwind des HEREN, gramschap, vaart uit, een wervelende storm; op het hoofd der goddelozen stort hij zich uit. De toorn des HEREN zal zich niet afwenden, tot Hij heeft volvoerd en tot stand gebracht de raadslagen van zijn hart; in het laatst der dagen zult gij dat duidelijk inzien. Ik heb die profeten niet gezonden, toch hebben zij gelopen; Ik heb tot hen niet gesproken, toch hebben zij geprofeteerd. Maar als zij in mijn raad hadden gestaan, dan zouden zij mijn volk mijn woorden hebben doen horen, dan zouden zij hen hebben doen terugkeren van hun boze weg en van de boosheid hunner handelingen.” Vers 25-27: „Ik heb gehoord wat de profeten zeggen, die in mijn naam vals profeteren: Ik heb gedroomd, ik heb gedroomd! Tot hoelang? is er iets in het hart van de profeten, die leugen profeteren en profeten zijn van de bedriegerij van hun hart; die erop bedacht zijn mijn volk mijn naam te doen vergeten door hun dromen, die zij elkander vertellen, evenals hun vaderen mijn naam hebben vergeten door de Baäl?” Vers 32: „Zie, Ik zal de profeteerders van leugenachtige dromen! luidt het woord des HEREN, die zij vertellen om mijn volk te misleiden door hun leugens en woordenkramerij; Ik heb hen niet gezonden en hun geen opdracht gegeven; zij zijn dit volk niet van het minste nut, luidt het woord des HEREN.” Vers 36: „Maar van de last des HEREN zult gij geen melding meer maken; want de last zal voor ieder zijn eigen woord zijn, dat gij verdraait de woorden van de levende God, van de HERE der heerscharen, onze God.”

Ezechiël 13:1-10: „Het woord des HEREN kwam tot mij: Mensenkind, profeteer tegen de profeterende profeten Israëls en zeg tot hen die naar eigen inzicht profeteren: hoort het woord des HEREN. Zo zegt de Here HERE: Wee de dwaze profeten, die hun eigen geest volgen, zonder iets geschouwd te hebben. (Als vossen in bouwvallen zijn uw profeten, Israël). Gij zijt niet op de bressen gaan staan en gij hebt geen muur opgetrokken om het huis Israëls, opdat het op de dag des HEREN zou kunnen standhouden in de strijd. Bedrieglijke dingen en leugenachtige waarzeggerij hebben zij geschouwd, die zeggen: zo luidt het woord des HEREN, terwijl de HERE hen niet gezonden heeft; en dan wachten zij nog op de vervulling van het woord! Hebt gij dan geen bedrieglijk gezicht geschouwd en leugenachtige waarzeggerij gesproken, toen gij zeidet: zo luidt het woord des HEREN, terwijl Ik niet gesproken had? Daarom, zo zegt de Here HERE, omdat gij bedrieglijke dingen gesproken en leugen geschouwd hebt, daarom zie, Ik zal u! luidt het woord van de Here HERE. Mijn hand zal zijn tegen de profeten die bedrieglijke dingen schouwen en leugen waarzeggen; tot de kring van mijn volk zullen zij niet behoren, in het boek van het huis Israëls niet ingeschreven worden, en in het land Israëls niet komen, en gij zult weten, dat Ik de Here HERE ben. Omdat, ja omdat zij mijn volk hebben doen dwalen door te zeggen: vrede! zonder dat er vrede is.” Vers 17-23: „En gij, mensenkind, richt u tegen de dochters van uw volk, die naar eigen inzicht profeteren; profeteer tegen haar, en zeg: Zo zegt de Here HERE: wee haar, die toverbanden binden om alle polsen en die sluiers winden om het hoofd van groot en klein, om zielen te vangen! Zoudt gij zielen vangen van mijn volk en uw eigen zielen in het leven behouden? Gij ontheiligt Mij bij mijn volk voor handen vol gerst en voor brokken brood, om zielen te doden die niet sterven moesten, en om zielen in het leven te behouden, die niet moesten blijven leven, doordat gij mijn volk beliegt, dat naar leugen hoort. Daarom, zo zegt de Here HERE, zie, Ik keer Mij tegen uw toverbanden, waarmee gij de zielen als vogels vangt, Ik zal ze van uw armen rukken, en de zielen vrijlaten, die gij als vogels vangt. Ik zal uw sluiers verscheuren en mijn volk uit uw hand redden, het zal niet langer tot een prooi in uw handen zijn. En gij zult weten, dat Ik de HERE ben. Omdat gij het hart van de rechtvaardige bedroefd hebt met leugen, terwijl Ik hem geen smart aandeed, en de handen van de goddeloze gesterkt hebt, opdat hij zich niet van zijn boze weg zou bekeren en leven, daarom zult gij niet langer bedrieglijke dingen schouwen en waarzeggerij plegen; Ik zal mijn volk uit uw hand redden. En gij zult weten, dat Ik de HERE ben.”

Ezechiël 34:1-4: „Het woord des HEREN kwam tot mij: Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, profeteer en zeg tot hen, tot die herders: zo zegt de Here HERE: wee de herders van Israël, die zichzelf weiden! Moeten de herders niet de schapen weiden? Het vet eet gij, met de wol kleedt gij u, het gemeste slacht gij, maar de schapen weidt gij niet; zwakke versterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde verbindt gij niet.” Vers 10: „Zo zegt de Here HERE: Zie, Ik zal die herders! Ik eis mijn schapen van hen terug, en Ik zal een eind maken aan dat schapenweiden van hen. De herders zullen niet langer zichzelf weiden, Ik zal mijn schapen uit hun mond redden, zodat die hun niet meer tot voedsel dienen.”

Mattheüs 24:4-5: „En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide! Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden.” Vers 11: „En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden.” Vers 24-25: „Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden. Zie, Ik heb het u voorzegd.”

Inderdaad is het moeilijk voor iemand die is geboren, opgevoed en doordrenkt in het onderwijs, de godsdienst en de gewoonten van deze wereld, zich te realiseren dat dit niet Gods wereld is, maar die van Satan. Dat komt als een schok!

De Bijbel behoort nooit te worden geïnterpreteerd. Er wordt bedoeld wat er staat en er staat wat er wordt bedoeld. Opgevat zoals hij is, is hij zinvol.

Wees geen geestelijke lafaard. Kijk er zelf in. Hij staat vol verrassingen – vol waarheid – vol van de weg naar een positieve gemoedsrust, naar geluk, naar welvaart, overvloedig leven hier en nu, en naar behoud in een vreugdevol eeuwig leven – voor altijd!

Gods wereld komt spoedig – de vredige, gelukkige wereld van morgen!

Laat u niet misleiden door de valse doctrines in de wetboeken van de vele valse christelijke kerken. In kerken wordt over behoud gesproken. Het staat centraal. Maar als men niet weet wat tot behoud leidt, niet weet wat zonde is, weet men ook niet hoe behoud mogelijk is.

 

 

Wat is zonde?

 

Dit doet de vraag rijzen: wat is zonde nu precies? Hoe definieert God het?

Sommigen hebben het in het leiden van hun eigen leven beschouwd met de volgende redenering: „Als een bepaalde daad of gewoonte niet rechtstreeks verboden wordt in de Bijbel door een specifiek „Gij zult niet”, dan is het toch in orde?” Of: „Als je een christen bent, wéét je wat zonde is, dat voel je toch”. „Een christen wil toch goed doen”, hoor je vaak. Maar wat is goed? Is de opvatting over ’goed’ van mensen hetzelfde als de duidelijke definitie van God van ’goed’?

Moeten we ons vertrouwen leggen in een wetboek van een kerk of ons laten regeren door Gods Wetboek, de Bijbel? Wat is de manier waarop de Gemeente van God het gedrag van haar leden reguleert – de waarheid van wat goed is en wat slecht? Weinigen schijnen dit te begrijpen.

De allereerste, geschapen mens zag zich al tegenover deze vraag gesteld. Vóór hem bevonden zich de twee bomen – de twee keuzemogelijkheden om zijn leven te regelen en dat van de wereld die met hem werd gegrondvest. Adam bepaalde zijn keuze.

God had hem verboden zich de kennis van „goed en kwaad” toe te eigenen – dat wil zeggen, zelf te beslissen wat de weg van gerechtigheid is en wat zonde is.

Zijn vrouw, Eva, ontmoette Satan. Hij bracht haar ertoe te geloven dat de verboden vrucht goed en begeerlijk was.

Daarop begon Eva het feminisme, en leidde haar volgzame echtgenoot tot opzettelijke ongehoorzaamheid aan God. Zij nam van de verboden vrucht en gaf Adam er ook van. Zij eigenden zich de kennis toe van wat goed is en wat zonde.

 

 

Niet fysiek te onderscheiden

 

Maar de kennis van goed en kwaad is geestelijke kennis – geen materiële of fysieke. De mens is geschapen met het vermogen om materiële kennis te vergaren – hoe hij met materie moet werken. Maar „goed en kwaad” is geestelijke kennis – hoe men een relatie met God moet hebben, en met de geest van andere mensen.

Het onderscheid tussen goed en kwaad heeft niets te maken met het bouwen van een huis of een apparaat, maar wel met het hebben van een relatie met God en met andere mensen. Zelfs de leiders van deze wereld, weten niet hoe zij om moeten gaan met God of met andere mensen. 1 Corinthiërs 2:6-8: „Toch spreken wij wijsheid bij hen, die daarvoor rijp zijn, een wijsheid echter niet van deze eeuw, noch van de beheersers dezer eeuw, wier macht teniet gaat, maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid. En geen van de beheersers dezer eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben.”

Wij vergaren kennis door middel van het oog, het oor, de tastzintuigen, de smaak en de reukzin. Maar het oog heeft deze geestelijke kennis niet gezien, noch heeft het oor deze gehoord, en evenmin is deze kennis het verstand van de mens binnengekomen. Vers 9: „Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.”

Alleen God kan deze geestelijke kennis openbaren, door zijn heilige Geest in ons. Vers 10: „Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods.”

De heilige geest in ons opent het menselijk verstand om de geestelijke kennis zoals God die openbaart te begrijpen – te bevatten.

De boom des levens was het symbool voor de heilige geest. Als Adam die gekozen had in plaats van de verboden vrucht, zou hem door de leven-gevende geest van God eeuwig leven zijn verleend. Deze geest zou hem tevens het verstand van God gegeven hebben – een begrijpend verstand, in staat om geestelijke kennis te bevatten als God die openbaart. Vers 11-14: „Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods. Wij [in Gods ware Gemeente] nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is. Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het geestelijke vergelijken. Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.”

 

 

Satan injecteert zelfzucht

 

Het menselijk verstand is een raadsel voor de moderne wetenschap. Zelfs de bestgeschoolde mensen kunnen het niet begrijpen.

God openbaart in zijn Woord dat het menselijk verstand wordt gevormd door de hersenen plus de menselijke geest. Maar deze menselijke geest, waarmee ieder mens geboren wordt, is niet de heilige Geest – de Geest van het verstand van God. De menselijke geest verleent het vermogen van fysiek intellect.

Dieren hebben hersenen, net als mensen. Maar de dierlijke hersenen, die in kwaliteit gelijk zijn aan de menselijke hersenen, bevatten geen geest.

Een koe, bijvoorbeeld, bezit de zintuigen van het gezicht, het gehoor, het gevoel, de reuk en de smaak. Toch kan een koe geen kennis hebben van scheikunde, natuurkunde of astronomie. Een koe kan niet denken, redeneren, geen beslissingen nemen die gebaseerd zijn op kennis en oordeel. Een koe bezit niet het vermogen tot een instelling, mentaliteit of houding – een instelling van liefde, van haat, samenwerking, edelmoedigheid, zelfzucht, wedijver en van plannen beramen om andere koeien te slim af te zijn.

De menselijke geest, toegevoegd aan de menselijke hersenen, verleent het vermogen om te weten, te denken en te redeneren, lief te hebben, te houden van of te haten, van doelgerichtheid en wil.

Toen Satan moeder Eva misleidde en zij en Adam Satan gehoorzaamden en ongehoorzaam waren aan God, gebeurde er iets met hun verstand. De instelling van zelfzucht, vijandigheid, wedijver, jaloezie, nijd, gevoel van eigenwaarde en ijdelheid kwam in hen.

Maar hoe is deze ijdele en vijandige instelling dan binnengetreden in de hele mensheid die na hen gekomen is?

Satan is de „overste van de macht der lucht” (Efeziërs 2:2). Hij verzadigt de lucht van deze ijdele en vijandige instelling.

Net zoals geluiden, woorden en beelden door de lucht worden uitgezonden via internet, zendmasten, satellieten naar computers, telefoons in al zijn variaties, televisietoestellen en radio's, zo zendt Satan kwade instellingen – zijn kwade natuur – uit door de lucht.

Deze negatieve instellingen doen hun intrede in het verstand van baby's in de eerste levensmaanden. Een kind dat nog geen jaar oud is, heeft al een instelling van zelfzucht, opstandigheid en vijandigheid tegen gezag.

 

 

Gods Geest verleent geestelijk begrip

 

Toen Adam zijn beslissing nam, sloot God de heilige geest af van de mensheid tot de komst van Christus, de tweede Adam, die kwam om de doodstraf te ondergaan die alle mensen zich door hun zonden op de hals hadden en hebben gehaald. Alleen door Christus kan de menselijke doodstraf van de mensen afgewenteld worden. Deze straf, veroorzaakt door de zonde, heeft iedere zondaar de toegang tot God en zijn heilige geest ontzegd.

Maar door de dood van Christus kan een mens nu, na bekering en geloof, verzoend worden met God, die eeuwig leven kan geven. Dit opent voor berouwvolle zondaars de toegang tot God en zijn heilige geest.

Het door Gods geest verwekte kind van God heeft direct contact met God. Door middel van Christus als het Woord en de Woordvoerder van God kan God nu geestelijke kennis openbaren, en door middel van de heilige geest kan de door die geest verwekte christen geestelijke kennis begrijpen.

Maar er zijn in de wereld miljoenen belijdende christenen die zich nooit aan God overgegeven hebben, die Christus nooit helemaal geloofd hebben – geloofd hebben wat Hij zegt in de Bijbel. Zij zijn als degenen die „geloofden ín Christus”, maar die Christus niet geloofden. Johannes 8:30-45: „Toen Hij dit sprak, geloofden velen in Hem. Jezus dan zeide tot de Joden, die in Hem geloofden: Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken [alleen geloven ín Christus betekent niets als we niet geloven wát Hij zegt]. Zij antwoordden Hem: Wij zijn Abrahams nageslacht en zijn nooit iemands slaven geweest; hoe zegt Gij dan: gij zult vrij worden? Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde. En de slaaf blijft niet eeuwig in het huis, de zoon blijft er eeuwig. Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn. Ik weet, dat gij Abrahams nageslacht zijt; maar gij tracht Mij te doden, omdat mijn woord bij u geen plaats vindt [ze geloven niet wát Hij zegt]. Wat Ik gezien heb bij de Vader, spreek Ik; zo doet ook gij, wat gij van uw vader gehoord hebt. Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Onze vader is Abraham. Jezus zeide tot hen: Indien gij kinderen van Abraham zijt, doet dan de werken van Abraham; maar nu tracht gij Mij te doden, een mens, die u de waarheid gezegd heeft, welke Ik van God gehoord heb; dit deed Abraham niet. Gij doet de werken van uw vader. Zij zeiden tot Hem: Wij zijn niet uit hoererij geboren, wij hebben een Vader, God. Jezus zeide tot hen: Indien God uw Vader was, zoudt gij Mij liefhebben, want Ik ben van God uitgegaan en gekomen; want Ik ben niet van Mijzelf gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden. Waarom begrijpt gij niet wat Ik zeg? Omdat gij mijn woord niet kunt horen [ze willen niet doen wat Hij zegt]. Gij hebt de duivel tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen. Die was een mensenmoorder van den beginne en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader der leugen. Maar omdat Ik u de waarheid zeg, Mij gelooft gij niet.”

Zij bewéren christenen te zijn, maar zij hebben de heilige geest niet. Zij worden niet geleid door de geest van God. Romeinen 8:14: „Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.” Ze zijn daarom géén ware verwekte zonen van God, en evenmin begrijpen zij de Bijbel – welke is wat Christus zégt – want het is het Woord van God in geschrift, zoals Christus het Woord is in persoon.

Dergelijke ogenschijnlijke christenen proberen steeds de leringen van Christus af te zwakken. Zij worden vrijzinnig en dwalen steeds verder en verder van Gods waarheid. Zij verlangen niet naar Gods gerechtigheid, maar alleen naar de wegen van deze wereld.

Zij weten niet hoe God de zonde definieert! De definitie staat in 1 Johannes 3:4.

De NBG-vertaling: „Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid.”

Wetteloosheid, leven zonder Gods wet, is zonde.

De meeste andere vertalingen noemen zonde wetsovertreding. De NBV-vertaling: „Ieder die zondigt overtreedt Gods wet, want zondigen is Gods wet overtreden.”

De wet van God is een geestelijke en geen fysieke wet. Romeinen 7:14: „Wij weten immers, dat de wet geestelijk is.” Het natuurlijke verstand met alleen de menselijke geest kan geestelijke kennis niet begrijpen – kan niet begrijpen wat zonde is.

Onder het Oude Verbond gaf God Israël zijn geestelijke wet, de Tien Geboden. Maar zij konden die geestelijke wet nooit begrijpen en haar ook niet naar de geest gehoorzamen. Ze hadden – op enkele uitzonderingen na – de heilige geest van God niet ontvangen. Sommigen gehoorzaamden haar tot op zekere hoogte ’naar de letter’, maar niet naar de geest of de duidelijke bedoeling van de wet. 2 Corinthiërs 3:6: „Die [God] ons ook bekwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond niet der letter, maar des Geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.”

Paulus zegt dat wij, onder het Nieuwe Testament, dienaren zijn, níet van de strikte letter van de wet zoals men dat onder het Oude Testament was, maar van de geest. Wij hebben nu de heilige geest, waardoor wij de geest, de duidelijke bedoeling, van Gods geestelijke wet kunnen onderscheiden, de wet die de zonde definieert. Jezus legde dit ook uit in zijn Bergrede, sprekend tot zijn discipelen van het Nieuwe Testament.

Betekent „naar de geest” een eigenmachtige of vrije uitleg? Nee, het geestelijk principe van een gebod leert ons wat recht is, wat werkelijk eerlijk is. Geen punten of komma's of vaag woordgebruik bepalen wat wetsovertreding is, zoals de farizeeën en ook huidige religieuze leiders, advocaten, rechters en politici een gebod beoordelen, maar wat de geest van de wet is, de essentiële bedoeling.

Als iemand zonder af te rekenen met een artikel de winkel wil verlaten, maar op het laatste moment een verkoper op zich af ziet komen en daarom het artikel teruglegt, heeft hij volgens het recht van menselijke overheden geen gebod overtreden, maar volgens Gods gebod „gij zult niet stelen” wél. In zijn gedachten heeft deze persoon gestolen.

In de tijden van het Oude Testament had men, naar de strikte letter gezien, geen overspel gepleegd als men niet de fysieke daad had bedreven. Maar in het Nieuwe Testament wordt de geest of de duidelijke bedoeling van de wet al overtreden als een man in zijn gedachten een vrouw begeert door naar haar te kijken.

Onder de strikte, specifieke letter van de wet had men geen moord gepleegd tot op het moment dat het slachtoffer dood was. Maar men overtreedt de geest van de wet al als men in gedachte zijn broeder haat.

Mattheüs 5:27-28: „Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken. Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.”

Vers 31-32: „Er is ook gezegd: Al wie zijn vrouw wegzendt, moet haar een scheidbrief geven. Maar Ik zeg u: Een ieder, die zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk met haar gepleegd wordt; en al wie een weggezondene trouwt, pleegt echtbreuk.”

Vers 21-22: „Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doodslaan; en: Wie doodslag pleegt, zal vervallen aan het gerecht. Maar Ik zeg u: Een ieder, die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het gerecht. Wie tot zijn broeder zegt: Leeghoofd, zal vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het hellevuur.”

1 Johannes 3:15: „Een ieder, die zijn broeder haat, is een mensenmoorder en gij weet, dat geen mensenmoorder eeuwig leven blijvend in zich heeft.”

Jezus legde de essentie van de wet uit, een wet die geestelijk is (Romeinen 7:14) en ook in oudtestamentische tijden zo toegepast had moeten worden naar de voorbeelden die Jezus gaf. Maar omdat de mensen toen Gods geest niet hadden, op enkele uitzonderingen na, werd de wet naar de letter toegepast zoals de overheden in onze tijd doen.

 

 

Hoe wij zonde herkennen

 

Wáárom herkennen wij roken als een zonde? Omdat Christus zijn gemeenteleden leert in te zien dat het de duidelijke geestelijke bedoeling en het principe van de wet schendt.

De wet wordt samengevat in één woord: liefde. Dit wordt uitgebreid tot twee grote wetten: liefde tot God en liefde tot de naaste. Hetzelfde principe breidt zich uit tot de Tien Geboden. Het is onbaatzuchtige liefde.

Roken drukt geen liefde uit tot God of de naaste, maar begeerte of zelfzucht die schadelijk is voor de mens. Roken richt schade aan aan Gods schepping, de rokende mens en de medemens. Als een getrouwde man zijn vrouw en kinderen liefheeft, zal hij niet willen roken, want hij zal niet het risico willen nemen de gezondheid van zijn vrouw en kinderen te beschadigen. Hij zal hun daarmee geen verdriet willen doen en zeker niet met een voortijdig overlijden van hemzelf. Echte liefde zal hem zelfs niet op de gedachte van roken brengen. Maar miljoenen belijdende christenen roken.

Wáárom roken mensen? Om de wereld te volgen, voor schadelijk zelfgenoegen, om te zijn als de wereld en te doen als de wereld.

Waarom gebruiken vrouwen cosmetica en maken zij hun gezicht op? Uit ijdelheid, of omdat zij de wereld volgen en de wereld willen laten geloven dat zij „een van hen” zijn, of omdat zij bang zijn voor wat de mensen van de wereld (Satans wereld) van hen zouden denken – om iemand van de wereld te zijn of de wereld te behagen.

Het overtreedt de geest of het duidelijke principe van de geestelijke wet van God, en het ís zonde!

Toch dragen sommige vrouwen die belijdende christenen zijn make-up als zij weten dat zij door de wereld gezien zullen worden, maar halen het eraf als zij naar de dienst komen. Wanneer zij winkelen zijn zij een deel van de wereld en tijdens de samenkomsten waar ze het gekleurde vuil op hun gezichten niet zullen zien, doen zij alsof zij deel zijn van de christelijke gemeente.

Maar Gód ziet hen beide keren en Hij is degene die oordeelt, door Christus, en zij worden nu, op dit moment, geoordeeld! En als zij willens en wetens zondigen is dat zeer ernstig!

Wat is nu het verband tussen dit alles en de regels in een wetboek van ’christelijke’ kerken die de leden moeten leiden? Dit: in het boek Openbaring worden twee verschillende kerken voorspeld en beschreven. De ene is een grote en machtige kerk – de grootste religie in de wereld – de rooms-katholieke kerk en haar dochters, de protestantse kerken en andere kerken met allerlei verschillende namen. De andere is een kleine, vervolgde Gemeente, Gods Gemeente, genoemd naar Gods naam.

De nieuwe, algemene wet voor alle katholieken is een zeer duidelijke neiging tot liberalisme – tot het afzwakken van eerdere wetten – in overeenkomst met de liberale trend in de wereld.

Kranten gaven de volgende koppen: „Een katholieke verklaring van rechten.” „Verlichting van de heerschappij van de wet” met als subhoofd: „De Paus vaardigt een nieuwe en flexibeler wetscode uit voor de katholieken.”

De druk van veel leden van die kerk om nog meer te moderniseren wordt voortdurend groter. De morele en geestelijke trend in de wereld gaat in de richting van meer liberalisme – meer toegevendheid. Een welbekende leider in een ’christelijk’ land werd in de pers geciteerd met de uitlating dat harde pornofilms geaccepteerd zouden moeten worden als een deel van het volwassen worden! – een volwassenheid in meer immoraliteit, vergezeld van toenemende misdaad, geweld en satanische ongerechtigheid.

Nu ’ontspant’ zelfs de rooms-katholieke kerk zich en geeft de mensen wat zij graag „hun rechten” noemen om in een immorele en onrechtvaardige wereld het hoofd boven water te houden.

Een encyclopedie zegt: „De driedeling van het hiernamaals in hemel, hel en vagevuur is als zodanig een 12de-eeuwse ’uitvinding’, die de kerkelijke invloedssfeer een nieuw domein gaf en de praktijk van de volle aflaat bevorderde.” Geen bijbelse bron, maar een uitvinding van theologische leiders. Toen er in de loop der tijd misbruik ontstond, is aan deze ’uitvinding’ weer getornd.

Deze zelfde tendens en soms in veel sterkere mate, is in vele zich christelijk noemende kerken binnengeslopen en gaat verder.

 

 

Wij moeten overwinnen

 

Onze tijd raakt nu op! Jezus zei in Lukas 17:26: „En gelijk het geschiedde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen.” Voor de Zondvloed werd de wereld beheerst door immoraliteit en geweld.

Maar het Woord van God zegt dat als Christus komt, zijn bruid (Gemeente) zichzelf in geestelijk opzicht gereed zal hebben gemaakt om veranderd te worden in heilige en gerechtigde onsterfelijkheid.

Het zal niet gebeuren dat iemand die is veranderd in een goddelijk wezen Christus in de lucht zal tegemoet gaan met een sigaret in zijn mond, of met een opgemaakt, beschilderd gezicht. Wie dat niet begrijpt zou eens in de spiegel van God moeten kijken. Jakobus 1:23-25: „Want wie hoorder is van het woord en niet dader, die gelijkt op een man, die het gelaat, waarmede hij geboren is, in een spiegel beschouwt; want hij heeft zich beschouwd, is heengegaan en heeft terstond vergeten, hoe hij er uitzag. Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en daarbij blijft, niet als een vergeetachtige hoorder, doch als een werkelijk dader, die zal zalig zijn in zijn doen.” Ze zien het vuil op hun gezicht en gaan toch nog verder in zonde.

Laat het tot ons doordringen, onze tijd raakt op. Kijk in die spiegel van Gods wet, kniel dan en bid God om vergeving, genade en hulp om te overwinnen.

En terwijl u bidt, bid dan ook voor anderen.

 

 

De Bijbel is het enige geldige Wetboek

 

Wat mag wel, wat mag niet? Die vraag kunnen we alleen stellen aan onze Schepper. Opvattingen van mensen – kerkbesturen bestaan ook uit mensen – doen niet ter zake. Ze zijn zelfs gevaarlijk voor ons dagelijks leven, voor de hele samenleving, voor onze toekomst. De religieuze leiders hebben aangetoond dat hun wetten de mensheid mondiale rampen hebben gebracht. Dit zal helaas tot een afschuwelijke climax leiden. Markus 13:19: „Want die dagen zullen zulk een verdrukking brengen als er niet geweest is van het begin der schepping, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook nooit meer wezen zal.”

’Christelijke’ kerken passen hun wetten voortdurend aan. Waaraan? Aan de moderne tijd, waarmee eigenlijk wordt bedoeld: aan de wensen en normen van de mensen. Aan de verloedering! Kerkleden eisen dat hun leiders mee moeten gaan in de regels van deze tijd. En dat doen hun leiders om de leden niet te verliezen. Zo lezen we in het belangrijkste document van de katholieke kerk: „De katholieke Kerk is gewoon de wetten van de gewijde discipline in de loop van de tijd te hervormen en te vernieuwen.” In de volgende zin staat: „geven Wij, eindelijk de verwachting vervullend van de gehele katholieke wereld, vandaag, 25 januari van het jaar 1983, opdracht het herziene Wetboek van Canoniek Recht te publiceren”.

Moeten mensen gehoorzamen aan wetten van kerken of van God als ze een vol en gelukkig leven willen leiden, als ze vrede willen, als ze in het Gezin van God naar een onsterfelijk leven verlangen in liefde? Het Oude Testament is eenmaal vastgelegd en later het Nieuwe Testament, samen vormen ze de Bijbel, Gods Woord. God is onveranderlijk. De normen van God zijn volmaakt en veranderen nooit! Hebreeën 13:8: „Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid.” Wat is het rechtsgeldige wetboek voor Gods volk? Het onveranderlijke Woord van God, de Bijbel, of een wetboek van een kerk dat voortdurend herzien wordt? Een wetboek met menselijke auteurs of een wetboek met God als auteur?

God past zijn normen en waarden niet aan aan de steeds decadentere mens. Voor de Bijbel mag niet een kerkelijk wetboek in de plaats komen om ons de weg te wijzen in een leven met God de Vader en zijn Zoon Jezus Christus en de geestelijke broers en zussen. Christus waarschuwt voor leerstellingen van mensen en verbiedt ook kerkelijke wetboeken als aanvulling op de Bijbel. Toevoegen aan Gods Woord heeft God verboden, evenals eruit weglaten.

„Ik,” zegt Jezus Christus, „betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek geschreven zijn; en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn” (Openbaring 22:18-19).

Deuteronomium 4:2: „Gij zult aan wat ik u gebied, niet toedoen en daarvan niet afdoen, opdat gij de geboden van de HERE, uw God, onderhoudt, die ik u opleg.”

Deuteronomium 12:32: „Al wat ik u gebied, zult gij naarstig onderhouden; gij zult daaraan niet toedoen, noch daarvan afdoen.”

Spreuken 30:6: „Doe niets aan zijn woorden toe, opdat Hij u niet terechtwijze en gij een leugenaar bevonden wordt.”

In deze passages lezen we alleen over Gód als Wetgever: „Ik [Jezus Christus] betuig aan een ieder”. „Wat ik [God] u gebied”. „De geboden van de HERE, uw God”. „Die ik [God] u opleg”. „Al wat ik u gebied”. „Doe niets aan zijn [Gods] woorden toe”.

Lees en doe wat in uw Bijbel staat.

Deuteronomium 12:28: „Luister aandachtig naar al deze geboden, die ik u geef; opdat het u en uw kinderen na u voor altoos wel ga, wanneer gij doet wat goed en recht is in de ogen van de HERE, uw God.”

Pas op voor wetboeken van kerken, leerstellingen van mensen. Deuteronomium 12:30-31: „Neem u er dan voor in acht, dat gij u niet laat verleiden na hun verdelging hun voorbeeld te volgen, en dat gij hun goden niet zoekt, zeggende: hoe dienden deze volken hun goden? zo wil ik het ook doen. Niet alzo zult gij de HERE, uw God, dienen; want al wat de HERE een gruwel is, wat Hij haat, doen zij voor hun goden.”

Jezus waarschuwde voor de religieuze tradities van mensen, verdraaiingen van Gods Woord en toevoegingen. Mattheüs 15:6-9: „Zo hebt gij het woord Gods van kracht beroofd ter wille van uw overlevering. Huichelaars, terecht heeft Jesaja over u geprofeteerd, zeggende: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.”

Colossenzen 2:22: „Dat alles zijn dingen, die door het gebruik teloorgaan, zoals het gaat met voorschriften en leringen van mensen.”

1 Timotheüs 4:1: „Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen.”

Hebreeën 13:9: „Laat u niet medeslepen door allerlei vreemde leringen.”

God heeft de mensen een vrije wil gegeven. Hiermee kunnen ze kiezen voor Gods Wetboek of voor een wetboek van een kerk. Vergelijk de twee bomen in de Hof van Eden.

„Daar het Wetboek juist het voornaamste wetgevende document van de Kerk is”, lezen we in het katholieke document. Het voornaamste wetboek voor die kerk is hun eigen wetboek en niet Gods Wetboek, de Bijbel. Waarom is dit document voor die kerk het voornaamste wetboek? Omdat het op de traditie steunt zeggen hun leiders. Omdat het een wetboek is „dat op het juridische en wetgevende erfgoed van de Openbaring en de Traditie steunt, moet het beschouwd worden als een zeer noodzakelijk instrument waardoor de vereiste ordening zowel in het individuele en sociale leven als in het handelen zelf van de Kerk bewaard wordt” (einde citaat). Het is ondertekend door de paus. Christus heeft de Bijbel ondertekend met zijn bloed. En elk woord in de Bijbel is door God ingegeven. 2 Timotheüs 3:15-17: „Dat gij van kindsbeen af de heilige schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus. Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.”

De menselijke natuur staat haaks op de natuur van God. Romeinen 8:5-7: „Want zij, die naar het vlees zijn, hebben de gezindheid van het vlees [de menselijke natuur], en zij, die naar de Geest zijn, hebben de gezindheid van de Geest [de natuur van God]. Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede. Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet.”

De natuur van de mens onderwerpt zich niet aan het Wetboek van God, daarom hebben kerkelijke leiders hun eigen wetboek gemaakt.

Als ze zieltjes willen winnen, meer leden in hun religieuze organisatie willen, zullen ze de menselijke natuur moeten strelen, de wetboeken steeds aan de wensen van mensen moeten aanpassen.

„Tracht ik thans mensen te winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen?” schrijft de apostel Paulus. „Indien ik nog mensen trachtte te behagen, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn. Want ik maak u bekend, broeders, dat het evangelie, hetwelk door mij verkondigd is, niet is naar de mens” (Galaten 1:10-11).

In oktober 2014 hebben in Rome onder leiding van de paus in een twee weken durende buitengewone bisschoppensynode over het gezin circa 200 bisschoppen gediscussieerd over ongetrouwd samenwonen, anticonceptie, homoseksualiteit, scheiden en opnieuw trouwen en wie wel of niet communie mag doen. Het moge duidelijk zijn dat God buitengesloten is, want de regels voor het gezin staan al tientallen eeuwen opgetekend in de Bijbel. Het centrale thema op die synode was daarom: katholieke leer aanpassen aan de moderne tijd. Maar God en zijn normen en waarden zijn onveranderlijk.

De leer van de kerken – behalve van Gods „klein kuddeke” (Lukas 12:32) – is bepaald door concilies, teksten zowel van katholieke en protestantse ’kerkvaders’ als oude liturgieën en door opvattingen van moderne religieuze volksmenners. De kerkelijke wetboeken leren de mens hoe de afgoden te dienen en te eren en de Bijbel, Gods Woord, leert de mens God te dienen en te eren.

Het hedendaags ’christendom’ is contra Christus.

Slechts heel weinig mensen beseffen het in het oog springende verschil tussen het hedendaagse christendom en de oorspronkelijke leer van Christus. De meeste zich ’christen’ noemende mensen zijn in werkelijkheid helemaal geen christenen.

De blanke ’christenen’ hebben veel oorspronkelijk Afrikaanse inwoners gewezen op hun valse heidense religie en bekeerd tot ’het christendom’. Op de zendingsscholen werd en wordt de Afrikaanse studenten geleerd dat het bijgeloof van hun voorouders die afgodsbeelden vereerden en in toverkunst geloofden, verkeerd was, op het belachelijke af. Maar de ’christenen’ aanbidden grote afgoden die zij binnen hun ’christelijke’ religie hebben gehaald, waardoor de misleiding is ontstaan dat dit geloof van Christus is.

Pasen is het feest van de heidense godin Astarte [Pasen heet in het Duits ’Ostern’ en Engels ’Easter’]. Kerst is het heidense zonnewendefeest; de verering van de onoverwinnelijke zon. Zondag is de feestdag van de zonnegod. Volgens heidense religies gaan mensen na hun overlijden naar de hemel. In de Bijbel staat dat koning David „gestorven en begraven is en zijn graf is bij ons tot op deze dag” (Handelingen 2:29) en dat Petrus, die duizend jaar later leefde, na al die jaren van David zei: „Want David is niet opgevaren naar de hemelen” (vers 34). En de woorden van Jezus zelf in Johannes 3:13: „Niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen.”

Het valse ’christendom’ is net zo heidens als de eeuwenoude Afrikaanse religies: aan de verering van valse godheden gewijd.

De ware God hoort onze gebeden niet eens, tenzij wij zijn geboden bewaren!

1 Johannes 3:22: „En zo wat wij bidden, ontvangen wij van Hem, omdat wij Zijn geboden bewaren, en doen, hetgeen behagelijk is voor Hem”.

Hoeveel belijdende christenen geloven dit?

Wie Gods geboden niet houdt, begrijpt niets van het karakter en de persoonlijkheid die de ware God is. Hij ’kent’ God niet werkelijk! Hij fantaseert zich eenvoudig zijn eigen privé-’god’.

Kunnen wij geloven dat God meent wat Hij zegt in zijn geïnspireerde Woord?

Zij zijn misleid, zodat zij geloven dat zij de aanbidding van een ware God van de Schepping, de God die gehoorzaamheid verlangt aan zijn wil als voorwaarde voor het ontvangen van de gave van het eeuwige leven, gerust achterwege kunnen laten.

Maar God zegt:

2 Johannes 1:9-11: „Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon. Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis en heet hem niet welkom. Want wie hem welkom heet, heeft deel aan zijn boze werken.”

Dit is krachtige taal. De kwestie van gehoorzaamheid aan de ware God en zijn wet in plaats van kerkboeken is van fundamenteel belang!

Alleen de Bijbel is Gods Woord. Alleen God verklaart iemand heilig. Geen kerkelijk leider is daartoe bevoegd. Wie door een ’kerkvader’ heilig is verklaard is een heilige van de afgoden.

Handelingen 5:29: „Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen.”

1 Corinthiërs 2:1: „Ook ben ik, toen ik tot u kwam, broeders, niet met schittering van woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen.” Paulus kwam niet met dweperige preken, met woorden die de mensen graag wilden horen. Hij bracht eenvoudig het getuigenis van God – de woorden uit de Bijbel. Vers 2-4: „Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd. Ook kwam ik in zwakheid, met veel vrezen en beven tot u; mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van wijsheid, maar met betoon van geest en kracht.” Met welk doel? Vers 5: „Opdat uw geloof niet zou rusten OP WIJSHEID VAN MENSEN, MAAR OP KRACHT VAN GOD.



Terug naar de Home Page

 

shopify stats