Voor literatuurlijst klik hier.
Christelijk
converseren
Jezus Christus
heeft gezegd: „Naar uw woorden zult gij gerechtvaardigd worden, en naar uw
woorden zult gij veroordeeld worden” (Mattheüs 12:37). Maar hoe zal God onze
woorden beoordelen?
Als iemand moest beschrijven wat voor gesprekspartner u bent, zou
hij dan de woorden tactvol, vriendelijk en attent gebruiken?
Of zou hij eerder geneigd zijn om bot, sarcastisch en
intimiderend te zeggen?
„Dood en leven zijn in de macht der tong”, zei Salomo puntig (Spreuken
18:21).
Als woorden met zorg en bedachtzaamheid gebruikt worden, kunnen ze voor
duurzame, gunstige resultaten zorgen. Maar bij onzorgvuldig gebruik kunnen
ze schadelijke gevolgen en tragische misverstanden opleveren. Wij moeten
eens stilstaan bij de vraag hoeveel zorg wij aan onze dagelijkse gesprekken
besteden. Wat is precies onze verantwoordelijkheid?
Jezus Christus geeft ons het antwoord. Mattheüs 12:36: „Maar Ik zeg u:
Van elk ijdel woord, dat de mensen zullen spreken, zullen zij rekenschap
geven op de dag des oordeels.” Het is duidelijk gewenst dat wij ons bewust
dienen te zijn van wat wij in onze gesprekken zeggen.
Vers 35: „Een goed mens brengt uit zijn goede schat goede dingen voort,
en een slecht mens uit zijn boze schat boze dingen.” Dit impliceert dat wij
bekwame vakmensen moeten worden in het voortbrengen van de verbale „goede
dingen” waarnaar het Woord van God verwijst.
„Een
woord, in juiste vorm gesproken”
Het vermogen om op het juiste moment het juiste woord te spreken is van
grote waarde. Zoals Spreuken 25:11 zegt: „Een woord, in juiste vorm
gesproken, is als gouden appelen op zilveren schalen”. Wij hebben allemaal
weleens dat bevredigende gevoel gehad dat ontstaat als wij een volwassen en
gepast antwoord hebben gegeven. Spreuken 15:23: „Iemand heeft vreugde, als
hij een gepast antwoord geeft, en hoe goed is een woord op zijn tijd!”
Woorden worden niet „in juiste vorm gesproken” als wij er teveel
gebruiken. Als wij geneigd zijn teveel te spreken of gezegend zijn met een
uitbundige ’spreekvaardigheid’, zouden wij eens aan Spreuken 10:19 moeten
denken: „In veelheid van woorden ontbreekt de overtreding niet, maar wie
zijn lippen bedwingt, is verstandig.”
Hoe meer wij onze tong roeren, des te gemakkelijker is het om verkeerde
dingen te zeggen. Wij behoren er allemaal een gewoonte van te maken om na te
denken voor wij iets zeggen en te weten hoeveel wij moeten zeggen.
Niet of nauwelijks deelnemen aan gesprekken kan een uiting zijn van
gebrek aan belangstelling.
Ook worden woorden niet „in juiste vorm gesproken” als wij te vroeg
antwoord geven. Luisteren wij naar wat anderen zeggen, of zijn wij te zeer
bezig met pogingen erop in te haken met een antwoord? Laten wij hen zelfs
wel uitspreken?
Overweeg wat de Bijbel hierover zegt. Spreuken 18:13: „Wie antwoord
geeft, voordat hij hoort, die is het tot dwaasheid en smaad.”
Het oude gezegde „bezint eer gij begint” zou herschreven kunnen worden
tot „luister en denk zorgvuldig na voor gij spreekt”. Hoeveel misverstanden
en gekwetste gevoelens zouden er niet vermeden worden als dit principe
algemeen in praktijk werd gebracht?
Vermijd
sarcastische opmerkingen
Wij zijn allemaal weleens geschokt door stekelig sarcasme of
vernederende beledigingen. Toch denken velen nog steeds dat het heel grappig
is om de fouten van anderen op sarcastische wijze naar voren te brengen.
Sommige komieken genieten van de sport van sarcastische opmerkingen.
Lachen om de fouten van een ander is een manier om zichzelf beter te doen
lijken. Maar in werkelijkheid is er niets leuks aan dit soort ’humor’.
Sommige mensen steken de draak met zichzelf. Om je zelf kunnen lachen is
prima, maar een voortdurende kleinering van de eigen persoon kan gevaarlijk
zijn. Jezus gebood ons in Mattheüs 22:39: „Gij zult uw naaste liefhebben als
uzelf.” Het past een christen niet om zichzelf of anderen te kleineren.
Ons gezin is de plaats waar wij moeten beginnen verbale liefde te tonen.
Paulus schreef in 1 Timotheüs 5:8: „Maar indien een vrouw [in de Griekse
tekst staat ’iemand’] voor de haren [of de zijnen], en nog wel voor haar [of
zijn] huisgenoten, niet zorgt, dan heeft zij [of hij] haar [of zijn] geloof
verloochend en is zij [of hij] erger dan een ongelovige.”
Naast voedsel en beschutting heeft ons gezin net zozeer, zo niet meer,
liefde nodig, een goed beeld van zichzelf en een toereikende mate van
verbale steun en lovende woorden. Afbrekende communicatie, zoals beschreven
in Colossenzen 3:8, is in een gezin niet op zijn plaats. Colossenzen 3:8:
„Maar thans moet ook gij dit alles wegdoen: toorn, heftigheid,
kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond.”
En, ouders, het goede voorbeeld van een goddelijke conversatie moet van
bovenaf komen, dus van u. Als uw kinderen opgroeien met verbale
hoffelijkheid en zorgzaamheid, zullen zij ook leren om met respect te
spreken. Verbale vriendelijkheid werkt aanstekelijk, maar dat geldt helaas
ook voor verbale wreedheid.
Het is tragisch om iemand tegen zijn partner, kind of vriend te horen
zeggen: „Wat ben je toch een sukkel! Heb je dan helemaal geen verstand?”
Kinderen beschouwen hun ouders als mensen die het kunnen weten, en als
een vader of moeder zegt: „Johnny is zo onhandig – hij laat altijd alles
vallen!” of „Marie is zo langzaam – het duurt een eeuwigheid voor zij iets
doorheeft!”, zullen Johnny en Marie geloven en aanvaarden dat zij onhandig
en dom geboren zijn en gedoemd zijn dat altijd te blijven.
Maar als een kind toevallig de lovende woorden van een ouder hoort
(„Johnny kan zo hard lopen! Hij heeft gisteren een hardloopwedstrijd
gewonnen op school”), zal het echt geloven dat het een sterk punt heeft en
er des te harder aan werken om dat nog verder te ontwikkelen. De mentale
gezondheid van kinderen en het beeld dat zij van zichzelf hebben zijn voor
een groot deel afhankelijk van hun ouders.
Sarcastische opmerkingen hebben alleen maar slechte invloed op de
toehoorders. Het Woord van God is op dit punt heel duidelijk: Efeziërs 4:29:
„Geen liederlijk woord kome uit uw mond, maar als gij een goed woord hebt,
tot opbouw, waar dit nuttig is, opdat zij, die het horen, genade ontvangen.”
Als wij eenvoudig het principe volgen om te weigeren anderen in onze
conversatie te vernederen, kunnen wij hoop en bemoediging schenken aan de
hongerige oren van onze toehoorders. Onze conversatie en informele
gesprekken kunnen gelegenheden opleveren om liefde te tonen. 1 Corinthiërs
13:1-13: „Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak,
maar had de liefde niet, ik ware schallend koper of een rinkelende cimbaal.
Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles,
wat te weten is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen verzette, maar
ik had de liefde niet, ik ware niets. Al ware het, dat ik al wat ik heb tot
spijs uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam gaf om te worden
verbrand, maar had de liefde niet, het baatte mij niets. De liefde is
lankmoedig, de liefde is goedertieren, zij is niet afgunstig, de liefde
praalt niet, zij is niet opgeblazen, zij kwetst niemands gevoel, zij zoekt
zichzelf niet, zij wordt niet verbitterd, zij rekent het kwade niet toe. Zij
is niet blijde over ongerechtigheid, maar zij is blijde met de waarheid.
Alles bedekt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verdraagt zij.
De liefde vergaat nimmermeer; maar profetieën, zij zullen afgedaan hebben;
tongen, zij zullen verstommen; kennis, zij zal afgedaan hebben. Want
onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren. Doch, als het
volmaakte komt, zal het onvolkomene afgedaan hebben. Toen ik een kind was,
sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, overlegde ik als een kind. Nu
ik een man ben geworden, heb ik afgelegd wat kinderlijk was. Want nu zien
wij nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht tot
aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik
zelf gekend ben. Zo blijven dan: Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de
meeste van deze is de liefde.”
Het Derde
Gebod en verbasteringen
Wij horen tegenwoordig zo vaak dat de naam van God in holle,
oneerbiedige uitdrukkingen wordt gebruikt. De heilige namen van de Vader en
Jezus Christus worden achteloos rondgestrooid in filmtaal en losse
uitroepen.
Het Derde Gebod zegt ons dat wij de naam van God niet ijdel mogen
gebruiken. Lees de waarschuwing die met deze belangrijke wet samengaat.
Exodus 20:7: „Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken,
want de Here zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt.” Toch
gebruiken veel mensen de naam van God uit onwetendheid in verbasterde vorm.
Vele oprechte mensen zouden Gods naam nooit gebruiken om hun afkeer uit
te drukken als zij een fout maken. Maar in plaats daarvan zeggen zij wel
dingen als ’jeetje’, ’jee’ of ’jeminee’ en zonder te weten dat dit een
verbastering is van Jezus.
Zo weten ook veel mensen dat het verkeerd is om de naam van God te
gebruiken als zij geschrokken of boos zijn, maar toch zullen zij vaak ’goh’,
’gossie’ of ’gossiemijne’ zeggen. Ook dit zijn zogenaamde ’onschuldige’
termen, maar omdat het substituten zijn voor de naam van God, behoort men ze
niet te gebruiken.
Het komt maar al te vaak voor dat mensen in deze samenleving de naam van
God samen met een afkeurend werkwoord gebruiken, afgrijselijke
godslasteringen. Omdat dit soort termen verbasteringen zijn van de naam van
God en de wens inhouden dat God iets zal vervloeken, moeten wij ze
vermijden.
Zoals Leviticus 19:12 zegt: „Gij zult bij mijn naam niet vals zweren en
zo de naam van uw God ontheiligen: Ik ben de Here.”
Laten wij in dit verband Jezus' instructies lezen. Mattheüs 5:34-37:
„Maar Ik zeg u, in het geheel niet te zweren: bij de hemel niet
[uitdrukkingen als ’in hemelsnaam’ of ’mijn hemel’], omdat hij de troon van
God is; bij de aarde niet, omdat zij de voetbank zijner voeten is; bij
Jeruzalem niet, omdat het de stad van de grote Koning is; ook bij uw hoofd
zult gij niet zweren, omdat gij niet één haar wit kunt maken of zwart. Laat
het ja, dat gij zegt, ja zijn, en het neen, neen; wat daar bovenuit gaat, is
uit den boze.”
Jezus heeft het duidelijk gesteld: zweren en vloeken in iedere vorm,
maar vooral als daarbij de naam van God of zijn schepping gebruikt wordt, is
verkeerd. Het doet af aan de waarde en het belang van God en de werken van
zijn hand.
Velen zijn opgegroeid in een milieu waar bastaardvloeken normaal is.
Wanneer later sommigen van hen gaan begrijpen wat ze doen en niet langer
respectloos over Jezus en God willen spreken, moeten ze zichzelf trainen in
zelfdiscipline om de verleiding om te vloeken of een verbastering te
gebruiken voor de naam van God de baas te worden. Zelfs als u zich in een
officiële of openbare situatie bevindt waarin u gevraagd wordt iets te
zweren bij de naam van God of de Bijbel, kunt u eenvoudig zeggen: „Ik
bevestig dat dit de waarheid is” of „mijn ja is ja en mijn nee is nee”. En
dat moet voldoende zijn.
Hoe vaak horen we niet iemand zeggen: „Om heel eerlijk te zijn . . .” en
dan volgt hun opmerking of verhaal. Alsof eerlijk zijn een uitzondering is.
Uit de
overvloed des harten
Jezus heeft gezegd in Mattheüs 12:34: „Uit de overvloed des harten
spreekt de mond.”
Het woord hart heeft betrekking op onze gedachten en gevoelens.
Alles wat wij in onze geest binnenlaten, zal er uiteindelijk uitkomen in de
vorm van een verbale uiting. Daarom vroeg Jezus aan de farizeeën: „Hoe kunt
gij, die slecht zijt, iets goeds zeggen?” (hetzelfde vers).
De boeken die wij lezen, de films en televisieprogramma's, de sociale
media en de muziek die wij zien en horen hebben invloed op onze dagelijkse
gedachten en emoties. Wij moeten bedacht zijn op de invloed van de media op
onze gedachten en waarden, want wat wij zien en horen zal in onze
conversatie tot uiting komen.
Onze onverhoedse, spontane uitlatingen onthullen aspecten van onze
natuur. Filippenzen 4:7-8: „En de vrede Gods, die alle verstand te boven
gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus. Voorts,
broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein,
al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient,
bedenkt dat.”
De moraal in de maatschappij holt achteruit. De verloedering is de norm.
Vers 9 is daarom een zeer nuttige aanvulling: „Wat u geleerd en overgeleverd
is, wat gij van mij gehoord en gezien hebt, breng dat in toepassing en de
God des vredes zal met u zijn.” Twee, drie generaties terug was de wereld
slecht, maar God zegt dat de fatsoensnormen in de tijd waarin we nu leven
aanmerkelijk slechter zijn. Helpt het nog wat vader en moeder, opa en oma
zeggen? Nee, ouderwets staat voor de huidige generatie ongeveer gelijk aan
waardeloos. Maar wat zegt onze Schepper, die het begin en het einde kent,
over de tijd waarin we nu leven? 2 Timotheüs 3:1-4: „Weet wel, dat er in de
laatste dagen zware tijden zullen komen: want de mensen zullen zelfzuchtig
zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaadsprekers, aan hun ouders
ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, liefdeloos, trouweloos, lasteraars,
onmatig, onhandelbaar, afkerig van het goede, verraderlijk, roekeloos,
opgeblazen, met meer liefde voor genot dan voor God.” Met deze woorden van
onze God wordt de spot gedreven. Judas 1:18: „Aan het einde des tijds zullen
er spotters komen, die naar hun eigen goddeloze begeerten zullen wandelen.”
Er zal spoedig een harde correctie plaatsvinden wanneer Christus zal
terugkomen (vers 15-16): „om over allen de vierschaar te spannen en alle
goddelozen te straffen voor al hun goddeloze werken, die zij goddeloos
bedreven hebben, en voor al de harde taal [vloeken en vervloekingen], die de
goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben. Dit zijn de morrenden,
mokkend om hun lot, wandelende naar hun begeerten, maar hun mond spreekt
hoogdravend, als zij om des voordeels wil de mensen in hun gezicht vleien.”
Een aspect van het kwaad is de onchristelijke taal in een goddeloze
wereld. En van het laatste deel van vers 16 moeten we ons verre houden: „om
des voordeels wil de mensen in hun gezicht vleien.” Met vroom gepraat en een
egoïstisch hart beledigen we God. Een goede reputatie is meer waard dan
grote rijkdom. Spreuken 22:1: „Een goede naam is verkieslijker dan veel
rijkdom, gunst is beter dan zilver en goud.”
In 1 Corinthiërs 13:5 wordt ons gezegd dat liefde „rekent het kwade niet
toe [Statenvert: denkt geen kwaad]”. Als onze gedachten tolerant,
respectvol en vriendelijk zijn ten opzichte van anderen, zal dit in onze
woorden tot uitdrukking komen. Wij zeggen wat wij denken, of wij dat nu
willen of niet.
Onze woorden zijn een afspiegeling van ons ware ik. Ze laten zien
hoeveel zelfbeheersing en wat voor karakter wij hebben en zullen zo ook van
invloed zijn op onze toekomst. Mattheüs 12:37: „Want naar uw woorden zult
gij gerechtvaardigd worden, en naar uw woorden zult gij veroordeeld worden.”
De Bijbel leert dat wij ons kunnen kwalificeren om onder Jezus Christus
in Gods Koninkrijk te regeren. Lukas 19:17: „En hij zeide tot hem:
Voortreffelijk, goede slaaf; omdat gij in het minste getrouw geweest zijt,
heb gezag over tien steden.” Mattheüs 25:21: „Zijn heer zeide tot hem. Wel
gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest,
over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer.” Een van de
belangrijkste manieren om een begin te maken met deze kwalificatie is door
te leren onze gedachten te beheersen, en daarmee de conversatie die door die
gedachten wordt bepaald.
In Spreuken 16:32 staat: „Een lankmoedig mens overtreft een held, wie
zijn geest beheerst, hem die een stad inneemt.”
Er is een vastberaden inspanning voor nodig om zich de kunst van het
converseren eigen te maken. Maar de Bijbel, en vooral de boeken van Spreuken
en Prediker, staat vol aanwijzingen en voorbeelden van hoe wij onze tong wel
en niet behoren te gebruiken.
En het beheersen van de kunst van christelijk converseren is een
essentieel ingrediënt in ons streven een volwassen christen te worden.
Jakobus 3:2: „Wie in zijn spreken niet struikelt, is een volmaakt man, in
staat zelfs zijn gehele lichaam in toom te houden.”
Allemaal woorden!
Wij zijn allemaal opgegroeid in een wereld waarin weinig waarde gehecht
wordt aan iemands woord.
Mensen zeggen dingen die niet waar zijn, doen beloften die zij niet van
plan zijn na te komen en maken snerende opmerkingen met de bedoeling anderen
te kwetsen en te kleineren.
Toen God sprak, rezen er gebergten op en werden de
allesbedekkende zeeën over de gehele wereld teruggedrongen van het land.
Toen God sprak, werden de planten, vissen, vogels en landdieren
geschapen. Toen God sprak, kwam de mensheid tot bestaan.
Wanneer God rechtspreekt, spreekt Hij als met een scherp, tweesnijdend
zwaard, dat duidelijk onderscheid maakt tussen goede en kwade werken.
Openbaring 1:16: „En Hij had zeven sterren in zijn rechterhand en uit
zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard; en zijn aanzien was gelijk de
zon schijnt in haar kracht.”
Openbaring 2:12: „En schrijf aan de engel der gemeente te Pergamum: Dit
zegt Hij, die het tweesnijdende scherpe zwaard heeft.”
Dat zwaard is het Woord van God.
Efeziërs 6:17: „Neemt de helm des heils aan en het zwaard des Geestes,
dat is het woord van God.”
In Hebreeën 4:12 kunnen we lezen: „Want het woord Gods is levend en
krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó
diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift
overleggingen en gedachten des harten.”
Als woorden zoveel kunnen doen en zo belangrijk zijn voor God, zouden ze
dan ook voor ons niet belangrijk moeten zijn?
Met woorden dienen wij onze aanklagers van repliek, ontdekken en
onthullen wij fouten, sporen wij verwanten en vrienden aan om het kwaad te
vermijden, belonen wij onze dierbaren en loven wij onze Schepper.
Mensen die zich in verantwoordelijke en gezaghebbende posities bevinden,
stellen regels op, belonen degenen die iets presteren en bestraffen degenen
die lui zijn – allemaal met woorden.
En met woorden verkondigt de Gemeente van God het goede nieuws van Gods
Koninkrijk.
Grievende
woorden
Onze woorden kunnen scherp zijn. Ze zijn in staat om tot de kern van de
zaak door te dringen. Onder leiding van God kunnen wij woorden gebruiken om
goede dingen te bevorderen en kwade te vermijden, maar als wij kwaadwillend
zijn of zorgeloos in wat wij zeggen, maken wij grote fouten en beschamen wij
het vertrouwen dat de Schepper heeft in deze persoon die Hij heeft geroepen.
Ware christenen worden vaak geschokt door de onmenselijkheid van de ene
mens ten opzichte van de andere, en toch zeggen zij soms dingen tegen elkaar
die diezelfde gewelddadige vijandigheid in zich dragen.
Jakobus vraagt (Jakobus 4:1-2): „Waaruit komt bij u strijden en vechten
voort? Is het niet hieruit: uit uw hartstochten, die in uw leden zich ten
strijde toerusten? Gij begeert, doch gij hebt niet; gij zijt moorddadig en
na-ijverig en gij kunt er niets mede verkrijgen; gij vecht en gij strijdt.
Gij hebt niets, omdat gij niet bidt.”
Met andere woorden, de mensen jagen hun eigen verlangens na. In plaats
van zich als gehoorzame kinderen tot God te wenden en zich onder zijn
autoriteit te stellen, nemen de mensen de zaken in eigen hand. Als iemand
hen in de weg staat, raken zij gefrustreerd en ontwikkelen wrok- en
haatgevoelens.
In Psalmen 64:3-4 bad David: „Verberg mij voor de raadslag van de
boosdoeners, voor het woelen van de bedrijvers van ongerechtigheid, die hun
tong wetten als een zwaard, die hun pijl aanleggen – een bitter woord.”
De moordstatistieken van verschillende landen onthullen het schokkende
feit dat veel moorden binnen het gezin plaatsvinden.
De meesten van ons denken natuurlijk dat zij niet in staat zouden zijn
hun familieleden met een scherp zwaard overhoop te steken of met pijl en
boog op hen te schieten, maar iemand met bittere, haatdragende woorden
doorboren is verwant aan iemand met een dodelijk wapen aanvallen.
Geestelijke wonden, die misschien nooit meer zullen helen, bedreigen het
eeuwige leven van onze geestelijke broeders en zusters evenzeer als
vleselijke wonden hun fysieke leven.
Als deze scherpe zwaarden en pijlen op u gericht zijn, kunt u natuurlijk
niet veel doen aan wat anderen over u zeggen. Maar de pijn van deze
kwetsende woorden zal u ertoe bewegen beter op uw eigen woorden te letten.
Als u door woorden iemand hebt verwond, moet u uw behoud niet op het
spel zetten door het zover te laten komen dat de wond gaat ontsteken. Als u
zelfs maar vermoedt dat u iemand een kwaad hart toedraagt, bidt dan God dat
Hij u dit duidelijk zal maken en u bekering zal schenken om deze schadelijke
gemoedsgesteldheid uit te bannen. Een wortel van verbittering kan in
geestelijk opzicht fataal zijn. Hebreeën 12:15: „Ziet daarbij toe, dat
niemand verachtere [zal verliezen] van de genade Gods, dat er geen bittere
wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet
worden.”
De
geestelijke spiegel
Wat moet u doen als u zich bekijkt in de spiegel van rechtvaardigheid,
de Bijbel, en u zich schuldig hebt gemaakt aan beledigende woorden of
onverantwoordelijk taalgebruik? Jakobus 1:23-25: „Want wie hoorder is van
het woord en niet dader, die gelijkt op een man, die het gelaat, waarmede
hij geboren is, in een spiegel beschouwt; want hij heeft zich beschouwd, is
heengegaan en heeft terstond vergeten, hoe hij er uitzag. Maar wie zich
verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en daarbij blijft, niet als
een vergeetachtige hoorder, doch als een werkelijk dader, die zal zalig zijn
in zijn doen.”
Wat moet u doen als u zich schuldig hebt gemaakt aan bittere
woordenstrijd met uw familieleden of u zich hebt ingelaten met geroddel of
als u verbale messen gebruikt hebt tegen uw collega's of zakelijke
concurrenten?
Uiteindelijk bedrijft u al uw zonden tegen God. Wend u tot Hem met „een
verbroken en verbrijzeld hart”, zoals David in de 51e Psalm, dan
zal Hij u vergeven. Psalmen 51:3: „Wees mij genadig, o God, naar uw
goedertierenheid, delg mijn overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid.”
Vers 19: „De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en
verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God.”
Herhaalde
zonden worden gewoonten
Een diep gewortelde gewoonte om te roddelen of uw tong verkeerd te
gebruiken kan niet uitgeroeid worden door eenvoudig te besluiten het niet
meer te doen.
Het kan noodzakelijk zijn om hiervoor te vasten en God vele malen in
gebed te vragen u niet slechts te vergeven, maar u ook te helpen zich te
bekeren en het kwade, vernietigende taalgebruik te vervangen door
constructief en heilzaam taalgebruik.
Als God uw gebeden verhoord heeft en u bekering geschonken heeft, zult u
geen verdere verzekeringen nodig hebben; u zult het weten door de
verandering die over u gekomen is. Maar u zult op uw hoede moeten blijven. U
kunt gemakkelijk in uw oude gewoonte terugvallen.
U zult ontdekken dat u zich diep bezorgd maakt over degenen die wellicht
nog steeds lijden onder uw daden – mensen die misschien tot hun eigen schade
haatgevoelens tegen u koesteren.
In dat geval moet u de aansporing opvolgen die Christus gegeven heeft in
Mattheüs 5:23-24: „Wanneer gij dan uw gave brengt naar het altaar en u daar
herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar, vóór het
altaar, en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder en kom en offer daarna uw
gave.”
God zal de gave van uw gebed niet aanvaarden als deze overtreding nog
zijn schaduw over u werpt. Deze zal uw geweten aantasten tot u er iets aan
doet.
Maar als u gaat, ga dan alleen naar uw broeder om die wond te verbinden.
Ga niet demonstreren hoe goed u bent of proberen uw daden te rechtvaardigen.
Ga met een zuiver, oprecht, liefhebbend hart.
Als wij onze woorden verkeerd gebruiken, kunnen ze diepe wonden slaan,
maar als wij tactvol, zorgzaam en eerlijk spreken, kunnen ze ook veel doen
om die wonden te helpen genezen en betere relaties op te bouwen.
Gesprekken op
de sabbat
Het hele onderwerp van de christelijke conversatie is nauw verbonden met
Gods heilige sabbat. Een belangrijk aspect van het houden van de sabbat –
een aspect waar wij misschien slechts zelden bij stilstaan – is de soort van
conversatie die passend is op deze speciale dag.
In Jesaja 58:13-14 geeft God ons speciaal onderricht over het houden van
de sabbat. Lees deze verzen. „Indien gij niet over de sabbat heenloopt door
uw zaken te doen op mijn heilige dag, maar de sabbat een verlustiging noemt,
de heilige dag des HEREN van gewicht, en die eert door noch uw gewone
bezigheden te doen, noch uw zaken te behartigen, of ijdele taal uit te
slaan, dan zult gij u verlustigen in de HERE en Ik zal u doen rijden over de
hoogten der aarde en u doen genieten het erfdeel van uw vader Jakob, want de
mond des HEREN heeft het gesproken.”
Hierin staat dat wij niet over de sabbat dienen heen te lopen, wat wil
zeggen dat wij de sabbat niet behoren te houden op de wijze die wij
verkiezen, maar op de wijze die God ons onderwijst.
Een gedeelte van Gods onderricht bestaat eruit dat christenen op die dag
geen „ijdele taal” mogen uitslaan. Het is duidelijk dat er bepaalde
onderwerpen geschikt zijn voor de sabbat en andere niet.
Welke onderwerpen zijn nu niet geschikt? Het feit te bedenken dat de
sabbat voor de mens geschapen is als een rustdag, waarop hij nieuwe energie
kan opdoen en nader kan komen tot zijn Schepper geeft ons leiding.
Markus 2:27: „En Hij zeide tot hen: De sabbat is gemaakt om de mens, en
niet de mens om de sabbat.”
Exodus 20:10-11: „Maar de zevende dag is de sabbat van de HERE, uw God;
dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw
dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in
uw steden woont. Want in zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde
gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom
zegende de HERE de sabbatdag en heiligde die.”
Exodus 31:14-17: „Gij zult de sabbat onderhouden, want deze is iets
heiligs voor u; wie hem ontheiligt, zal zeker ter dood gebracht worden, want
ieder die daarop werk verricht, zal uitgeroeid worden uit het midden van
zijn volksgenoten. Zes dagen mag men arbeiden, maar op de zevende dag zal er
een volledige sabbat zijn, de HERE geheiligd: ieder die op de sabbatdag werk
verricht, zal zeker ter dood gebracht worden. De Israëlieten zullen de
sabbat onderhouden, door de sabbat te vieren, zij en hun nageslacht, als een
altoosdurend verbond. Tussen Mij en de Israëlieten is deze een teken voor
altoos, want in zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt, en op
de zevende dag heeft Hij gerust en adem geschept.”
Op de sabbat spreken we met elkaar en leren elkaar beter kennen en zo
kunnen we elkaars leven delen. Maar al te zakelijke gesprekken en zakelijke
problemen moeten vermeden worden. Daarvoor kunnen we op een andere dag via
de media contact opnemen of een persoonlijke afspraak maken. We doen geen
zaken op de sabbat leert de Bijbel duidelijk. Dit vraagt wijsheid, want ons
werk is een deel van ons leven en kan op de juiste manier en met de juiste
dosering onderdeel zijn van aangename conversaties. Het is ook een deel van
meeleven in plezier en kommer.
Welke functie heeft een fanatieke discussie over de positie van uw
favoriete voetbalclub op de rustdag van God? Deze dingen kunnen op de andere
zes dagen van de week besproken worden.
Vraag uzelf af: „Heeft dit onderwerp iets te maken met het doel of de
betekenis van de sabbat?” Als het antwoord een duidelijk ’nee’ is, wordt het
tijd om op andere onderwerpen over te schakelen.
Welke onderwerpen? Het meest voor de hand ligt de conversatie over
waarom u en uw gezin de sabbat waarderen.
Het is heerlijk om in staat te zijn uw dankbaarheid te uiten voor de
voordelen van extra tijd om te rusten, te bidden, bij uw gezin te zijn en
uit Gods Woord onderwezen te worden.
Wij kunnen over Gods plan spreken en over hoe het zal zijn als de aarde
zal rusten onder de komende regering van Jezus Christus.
Jesaja 2:2-4: „En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal
de berg van het huis des HEREN vaststaan als de hoogste der bergen, en hij
zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts
heenstromen en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij
opgaan naar de berg des HEREN, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij
ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit
Sion zal de wet uitgaan en des HEREN woord uit Jeruzalem. En Hij zal richten
tussen volk en volk en rechtspreken over machtige natiën. Dan zullen zij hun
zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk
zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet
meer leren.”
Jesaja 11:6-9: „Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter
zich nederleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee
zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden; de koe en de berin
zullen samen weiden, haar jongen zullen zich tezamen nederleggen, en de
leeuw zal stro eten als het rund; dan zal een zuigeling bij het hol van een
adder spelen en naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind
zijn hand uitstrekken. Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans
mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de
wateren de bodem der zee bedekken.”
Het behaagt God als Hij ziet hoe familieleden woorden van bemoediging en
dankbaarheid tot elkaar spreken, vooral op de sabbat. Psalmen 133:1: „Ziet,
hoe goed en hoe liefelijk is het, als broeders ook tezamen wonen.”
Als wij bij mensen zijn die een andere overtuiging toegedaan zijn,
kunnen wij op zijn minst proberen controversiële onderwerpen te vermijden.
Wij kunnen positief zijn en proberen het gesprek op zaken te brengen die
voor beide partijen verheffend zijn. Filippenzen 4:8: „Voorts, broeders, al
wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat
beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient,
bedenkt dat.”
Wanneer wij ons onder mensen bevinden die Gods Waarheid kennen en
dezelfde instelling hebben, kunnen wij de sabbat gebruiken als een
uitstekend tijdstip om over de boeiende ontwikkeling van Gods Gemeente te
spreken en over het werk dat zij doet. Het gesprek kan dan als vanzelf op
een gesprek over de wereldgebeurtenissen komen en hun verband met de
bijbelprofetieën. Lukas 21:36: „Waakt te allen tijde, biddende, dat gij in
staat moogt wezen te ontkomen aan alles wat geschieden zal, en gesteld te
worden voor het aangezicht van de Zoon des mensen.” Lukas 12:37: „Zalig die
slaven, die de heer bij zijn komst wakende zal aantreffen. Voorwaar, Ik zeg
u, hij zal zich omgorden en hen aan tafel nodigen, en bij hen komen om hen
te bedienen.”
Waar kunnen wij op de sabbat nog meer over spreken? Wat denkt u van de
onderwerpen uit de Bijbel die het leven zo zinvol maken? Misschien hebben
wij iets geleerd dat voor ons van bijzondere betekenis is. Zo ja, dan is dat
een prachtig onderwerp voor de sabbat. Publicaties van de Gemeente van God
kunnen een levendige discussie opleveren die alle aanwezigen tot opbouw kan
dienen.
1 Thessalonicen 5:11: „Vermaant daarom elkander en bouwt elkander op,
gelijk gij dit ook doet.”
Maleachi 3:16: „Dan spreken zij die de HERE vrezen, onder elkander,
ieder tot zijn naaste: De HERE bemerkte het toch en hoorde het en er werd
een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven, ten goede van hen die de
HERE vrezen en zijn naam in ere houden.”
Er is geen beter tijdstip voor God-gerichte conversatie dan de sabbat.
Als God hoort dat wij geen ijdele woorden spreken, maar woorden die passend
zijn voor een Heilige Dag, zijn wij een stap nader gekomen om de sabbat te
houden op de wijze die God voor deze dag bestemde. Maar elke dag telt. De door God geroepenen krijgen elke week zeven dagen de gelegenheid om christelijk converseren verder te ontwikkelen. |