| 
	 Voor literatuurlijst klik hier. 
 Hebt u een geestelijke blinde vlek? De blinde 
	vlek is een in het netvlies gelegen, wittig tot bleekgeel ’schijfje’ 
	(middellijn 1,5–1,7 mm), waar de zenuwvezels het netvlies verlaten en geen 
	kegels of staafjes aanwezig zijn. Op de blinde vlek komen alle zenuwvezels 
	bijeen die de lichtwaarnemende elementen van het oog (staafjes en kegeltjes) 
	met de hersenen verbinden en de vezels verlaten door het oog. De blinde vlek 
	zélf bevat geen lichtwaarnemende elementen. In het gezichtsveld komt 
	daardoor een hiaat voor, dat echter zó klein is, dat het gewoonlijk niet 
	wordt opgemerkt. Maar toch, op deze plaats is ieder mens blind. Dit 
	verklaart de naam ook. Er zijn dus twee kleine gebieden, één in elk oog, 
	waarmee zelfs iemand met een uitstekend gezichtsvermogen niet kan zien. Zouden wij 
	misschien ook een geestelijke blinde vlek kunnen hebben – een gebied, of 
	gebieden, waarmee wij niet kunnen zien? De Bijbel 
	zegt ons dat dit inderdaad het geval is. In Psalmen 19:13 schreef David: 
	„Afdwalingen, wie bemerkt ze? Spreek van de verborgene mij vrij.” Wat 
	bedoelde David met zijn „verborgen afdwalingen”? De GNB-vertaling zegt: 
	„Zuiver mij van mijn verborgen zonden, want iedereen maakt fouten zonder het 
	te weten.” Koning 
	David was een man naar Gods hart. „Nadat Hij deze [koning Saul] verworpen 
	had, verwekte Hij hun David als koning, wie Hij ook dit getuigenis gaf: Ik 
	heb David, de zoon van Isaï, gevonden, een man naar mijn hart, die al mijn 
	bevelen zal volbrengen” (Handelingen 13:22). Hij toonde geen vijandige 
	houding ten opzichte van God, en hij deed zijn uiterste best om te 
	veranderen wanneer hij inzag dat hij fout was. Maar merk op, wanneer 
	hij inzag dat hij fout was. Hij kon dat niet altijd zien. David stal 
	Batseba, de vrouw van een ander, en maakte haar zwanger. Na enige listen en 
	bedrog in een poging om de gevolgen te ontduiken, regelde hij het tenslotte 
	zo dat Uria, de echtgenoot van Batseba, in de strijd werd gedood. Maar hoe 
	ongelooflijk het ook lijkt, David zag niet in hoe verkeerd die episode was 
	geweest tot de profeet Natan hem tot bezinning bracht. Dit menselijk drama 
	vond zijn ontknoping in de gelijkenis van de rijke en de arme man, die de 
	profeet Natan aan de koning als een spiegel voorhield. „En de HERE zond 
	Natan tot David. Deze kwam bij hem en zeide tot hem: Er waren in een stad 
	twee mannen; de een was rijk en de ander arm. De rijke had zeer veel schapen 
	en runderen; de arme had niets, behalve een klein ooilam dat hij had gekocht 
	en opgekweekt. Het groeide bij hem op, samen met zijn kinderen; het at van 
	zijn bete, dronk uit zijn beker en sliep in zijn schoot, het was hem als een 
	dochter. Eens kreeg de rijke man bezoek; en hij kon er niet toe komen, een 
	van zijn schapen of runderen te nemen en te bereiden voor de reiziger die 
	bij hem was gekomen; dus nam hij het ooilam van de arme man en bereidde dat 
	voor de man die bij hem gekomen was. Toen ontbrandde de toorn van David zeer 
	tegen die man en hij zeide tot Natan: Zo waar de HERE leeft: de man die dit 
	gedaan heeft, is een kind des doods. En het ooilam, moet hij viervoudig 
	vergoeden omdat hij dit gedaan heeft en geen medelijden had. Daarop sprak 
	Natan tot David: Gij zijt die man! Zo zegt de HERE, de God van Israël: Ik 
	heb u gezalfd tot koning over Israël en u gered uit de macht van Saul” (2 
	Samuël 12:1-7). Zie voor de hele geschiedenis 2 Samuël, hoofdstukken 11 en 
	12. De hele ellendige episode liet zien dat David in zijn karakter een 
	aantal ernstige blinde vlekken had. Maar 
	oordeel niet te streng over David. Ook wij hebben wellicht geestelijke 
	blinde vlekken – gebieden waarmee wij eenvoudig niet kunnen zien hoe, waar 
	en waarom wij fout zijn. Soms is het al moeilijk genoeg om de problemen te 
	erkennen die wij wél kunnen zien. Hoe kunnen wij dan te werk gaan om die 
	problemen te overwinnen die wij níet kunnen zien? In Psalmen 
	139:23-24 schreef David: „Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij 
	en ken mijn gedachten; zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op 
	de eeuwige weg.” Met andere woorden, wij behoren God te vragen ons de dingen 
	te laten zien die wij zelf niet kunnen zien. Hoe zal God 
	dit doen? Laten wij eens een aantal van de manieren bekijken. 
	Bijbelstudie Als wij 
	onze denkwijze ondergeschikt willen maken aan Gods denkwijze, dan moeten we 
	ons verdiepen in de Bijbel. Dit boek wordt immers zijn Woord genoemd. God 
	kan onderwijzen door middel van persoonlijke bijbelstudie. In Hebreeën 
	4:12 staat dat het Woord van God scherper is dan een „tweesnijdend zwaard” 
	en vele lagen van weerstand kan doorboren om de gedachten en voornemens van 
	het hart te onderscheiden. „Want het woord Gods is levend en krachtig en 
	scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zo diep, dat het 
	vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen 
	en gedachten des harten; en geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle 
	dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap 
	hebben af te leggen” (Hebreeën 4:12-13). De verhalen en voorbeelden van de 
	Bijbel laten zien wat God deed met de gedachten en voornemens van vele 
	mannen en vrouwen, zowel rechtvaardige als onrechtvaardige. Zo bezat de 
	grote Elia dezelfde menselijke natuur als wij. „Elia was slechts een mens 
	zoals wij en hij bad een gebed, dat het niet regenen zou, en het regende 
	niet op het land, drie jaar en zes maanden lang” (Jakobus 5:17). Soms toonde 
	Elia een groot geloof, maar hij was ook van tijd tot tijd het slachtoffer 
	van ontmoediging. Mozes, de zachtmoedigste onder de mensen (Numeri 12:3), 
	had momenten van koppigheid en zelfs van drift. De profeet Jeremia had meer 
	dan eens zin om het bijltje erbij neer te gooien. Tussen Paulus en Barnabas 
	ontstond een tijdelijke verbittering. Toch komen zij allemaal in aanmerking 
	voor het Koninkrijk van God. Bestudeer 
	de voorbeelden in uw bijbel. Vraag God om u, terwijl u leest, door zijn 
	heilige geest te onderwijzen over uzelf. En als u begint in te zien waar u 
	fout bent, geef het dan toe. Een belangrijk kenmerk van iemand die bekeerd 
	is, is de bereidheid om toe te geven waar hij verkeerd is, hierover berouw 
	te hebben en zich ervan af te keren. Als het onze bedoeling is onze fouten 
	te rechtvaardigen, kunnen wij net zo goed niet de moeite nemen ze op te 
	sporen. 
	Oordeelt u anderen? Maar 
	bijbelstudie is niet de enige manier om onze blinde vlekken op te sporen. 
	Wij kennen het oude gezegde: „Door de bril van een ander zien”. Dit is 
	mogelijk. Lees 
	Romeinen 2:1-2: „Daarom zijt gij, o mens, wie gij ook zijt, niet te 
	verontschuldigen, wanneer gij oordeelt. Want waarin gij een ander oordeelt, 
	veroordeelt gij uzelf; want gij, die oordeelt, bedrijft dezelfde dingen. Wij 
	weten echter, dat het oordeel Gods onpartijdig gaat over hen, die zulke 
	dingen bedrijven.” Wij kunnen onze eigen fouten vaak duidelijker bij andere 
	mensen zien. Als anderen 
	zich op een wijze gedragen waaraan wij ons bijzonder storen, kan het zijn 
	dat wij ons aan eenzelfde gedrag schuldig maken. Wij kunnen het echter ons 
	zelf niet zien doen. We hebben in 2 Samuël 12 gelezen dat God Natan, om 
	David op zijn zonde met Batseba te wijzen, liet vertellen over een rijke 
	man, die veel schapen had, maar het lievelingslammetje van een arme man stal 
	en het doodde voor het diner. Koning David was er woedend over dat iemand zo 
	hebzuchtig en egoïstisch kon zijn! Zo iemand moet ter dood worden gebracht, 
	zei David. Toen wees 
	Natan hem er op dat dit precies was wat David had gedaan toen hij de vrouw 
	van Uria stal en daarna Uria's dood teweegbracht. Welk gedrag 
	in anderen stoort ons het meest? Hebzucht? Egoïsme? Minachting? Of misschien 
	luiheid, vooroordelen, koppigheid of roddelen? In het antwoord kan heel goed 
	de sleutel liggen tot onze eigen blinde vlek – „want gij, die oordeelt, 
	bedrijft dezelfde dingen”. Dit moet niet opgevat worden alsof alle mensen 
	gelijk zijn, dezelfde slechte eigenschappen hebben. De context van Romeinen 
	12:1-2 laat zien dat Paulus het over de mens, de mensheid heeft. De mens is 
	sinds zijn schepping zijn eigen weg gegaan en dat is de weg van Satan. 
	Mensen oordelen elkaar, maar ze hebben zich allemaal laten besmetten door 
	het virus van de duivel. Alleen God kan een genezende (geestelijke) 
	medicatie geven. Vooral in de politiek zien we hoe ze elkaar verwijten maken 
	over oneerlijkheden die ze zelf ook tentoonspreiden. Natuurlijk 
	mogen – en moeten soms zelfs – we elkaar als christenen wijzen op 
	overtredingen in opbouwende zin. We veroordelen elkaar níet. Bekende 
	spreekwoorden over dit onderwerp komen uit de mond van Christus, zoals in 
	Lukas 6: „Met de maat, waarmede gij meet, zal u wedergemeten worden” (vers 
	38). „Kan een blinde een blinde geleiden? Zullen zij niet beiden in een put 
	vallen?” (Vers 39.) „Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, 
	maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij niet? Hoe kunt gij tot uw broeder 
	zeggen: Broeder, laat mij de splinter, die in uw oog is, wegdoen, terwijl 
	gij de balk, die in uw eigen oog is, niet ziet? Huichelaar, doe eerst de 
	balk weg uit uw oog en dan zult gij scherp kunnen zien om de splinter in het 
	oog van uw broeder weg te doen” (vers 41-42). We moeten 
	het dus eens willen omkeren. Zoals wij naar andere mensen kijken, zo kan men 
	ook naar ons kijken. Hebben wij misschien irritante eigenschappen waar 
	anderen zich aan ergeren? 
	Omstandigheden God kan ons 
	onze blinde vlekken ook bekendmaken door middel van omstandigheden. Jezus zei: 
	„Met het oordeel, waarmede gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden, en met 
	de maat, waarmede gij meet, zal u gemeten worden” (Mattheüs 7:2). Met andere 
	woorden, God zal er vaak op toezien dat u op dezelfde manier behandeld wordt 
	als u anderen behandelt. Jakob was 
	een jonge man met grote talenten en vermogens, maar hij had een ernstige 
	fout: hij loog en intrigeerde om zijn zin te krijgen, zonder aan de 
	gevoelens van anderen te denken. Jakob 
	bedroog zijn vader Isaäk zodat die hem zegende met het eerstgeboorterecht in 
	plaats van zijn broer Esau. Dit voorval veroorzaakte een breuk in het gezin 
	en was verantwoordelijk voor veel lijden en wrok (Genesis 27). Het was 
	weliswaar Gods bedoeling dat Jakob het eerstgeboorterecht zou ontvangen en 
	Hij zou het hem hebben doen toekomen op een wijze dat niemand gekwetst zou 
	zijn. Jakob had het aan God moeten overlaten. Alle vier 
	betrokkenen falen hier. Isaäk in 
	zijn ongehoorzaamheid. Hij weet wat God had besloten. „Nu bad Isaäk de HERE 
	voor zijn vrouw, want zij was onvruchtbaar; en de HERE liet Zich door hem 
	verbidden, en zijn vrouw Rebekka werd zwanger. En de kinderen stieten in 
	haar binnenste tegen elkander. Toen zeide zij: Indien het aldus gesteld is, 
	waarom overkomt mij dat? Daarop ging zij om de HERE te vragen. En de HERE 
	zeide tot haar: Twee volken zijn in uw schoot, en twee natiën zullen zich 
	scheiden uit uw lichaam; de ene natie zal sterker zijn dan de andere, en de 
	oudste zal de jongste dienstbaar wezen” (Genesis 25:21-23). Esau toont 
	zijn onverschilligheid jegens God en het verbond doordat hij optreedt alsof 
	hij geen eed aan Jakob gezworen had. „Eens had Jakob een gerecht gekookt, en 
	Esau kwam vermoeid van het veld. Toen zeide Esau tot Jakob: Laat mij toch 
	slokken van dat rode, dat rode daar, want ik ben moe. Daarom gaf men hem de 
	naam Edom. Maar Jakob zeide: Verkoop mij dan eerst uw eerstgeboorterecht. En 
	Esau zeide: Zie, ik ga toch sterven; waartoe dient mij dan het 
	eerstgeboorterecht? Daarop zeide Jakob: Zweer mij eerst. En hij zwoer hem. 
	Zo verkocht hij aan Jakob zijn eerstgeboorterecht. Toen gaf Jakob aan Esau 
	brood en het linzengerecht; hij at en dronk, stond op en ging heen. Zo 
	verachtte Esau het eerstgeboorterecht” (Genesis 25:29-34). Maar Jakob 
	misbruikte de omstandigheid en de mentaliteit van zijn broer om zijn zin te 
	krijgen. Hij had een blinde vlek en moest een lesje leren. Rebekka en 
	Jakob zien kans om God ’een handje te helpen’ om de belofte aangaande Jakob 
	gestand te doen (Genesis 27). In de 
	daaropvolgende jaren kreeg Jakob met iemand te maken die hem de baas was. 
	Zijn werkgever, Laban, onthield hem door middel van een list zijn loon en de 
	vrouw voor wie hij zeven jaar had gewerkt. En later, tegen het einde van 
	zijn leven, werd Jakob bedrogen met een dode geit, net zoals hij zijn vader 
	had bedrogen. U zult zich herinneren hoe de zonen van Jakob een prachtige 
	jas van Jozef in het bloed van een geit doopten om Jakob ervan te overtuigen 
	dat zijn favoriete zoon, die zij hadden verkocht, dood was. Jakob bracht 
	vele jaren in rouw door, bedrogen zoals hij anderen had bedrogen. Heeft God 
	toegelaten dat u kwetsende of pijnlijke dingen aangedaan werden? Heeft 
	iemand van wie u houdt u in de steek gelaten? Bent u beledigd, vernederd of 
	heeft men u het gevoel gegeven dat u een buitenstaander bent, iemand die 
	overal buiten gehouden wordt? Hebben anderen u geraakt in uw trots of uw 
	gevoelens gekwetst door geroddel? Misschien zit hierin voor u een les. Bent 
	u met eigen munt betaald? 
	Pas op voor huichelarij Christus 
	had veel te zeggen tot de religieuze Joodse leiders van de eerste eeuw. In 
	Mattheüs 23:16 noemde Hij hen „blinde wegwijzers”, want in hun 
	eigengerechtigheid waren zij inderdaad blind geworden voor de ware noden van 
	degenen die zij hadden moeten dienen. Keer op keer wees Christus hen op hun 
	blinde vlek. Wanneer wij er nu over lezen, lijken hun fouten duidelijk. Maar 
	zij konden ze niet zien. Christus 
	moet er zeker van zijn dat degenen die Hij traint om in de wereld van morgen 
	leider te zijn niet dezelfde fouten maken. De zuurdesem van de huichelarij 
	verdween niet met de farizeeën. Ziet Christus er wat van in ons? Kunnen wij 
	inzien dat wij inderdaad een geestelijke blinde vlek hebben? Als dat zo is 
	en als wij beseffen dat anderen het al die tijd hebben gezien (en er 
	misschien onder hebben geleden) is dat pijnlijk. Misschien 
	beginnen wij nu iets te begrijpen van wat onze familie en vrienden ons al 
	jaren proberen duidelijk te maken. De natuurlijke reactie is om het snel 
	weer te verbergen – laten ’verdwijnen’ in de blinde vlek. Maar laten wij 
	deze verleiding weerstaan. Laten wij het probleem duidelijk voor ogen 
	houden, zodat wij het kunnen bestrijden. Toen aan 
	David zijn zonde getoond werd, zei hij tegen God: „Ik ken mijn 
	overtredingen, mijn zonde staat bestendig vóór mij” (Psalmen 51:5). Dat is 
	de eerste stap, het willen zien en erkennen. David bekeerde zich en daarom 
	kon God later over hem zeggen „mijn knecht David, die mijn geboden in acht 
	genomen heeft, en die Mij gevolgd is met zijn gehele hart door alleen te 
	doen wat recht is in mijn ogen” (1 Koningen 14:8). Vraag God om hulp om ook uw ’verborgen’ zonden te zien.  |