Voor literatuurlijst klik hier
Waarom zoveel
kerkgenootschappen?
Is Christus verdeeld? Er zijn in het
christendom honderden kerkgenootschappen,
groeperingen en sekten. Waarom?
Wanneer ontstond deze verwarring?
Het is moeilijk te
geloven, maar het is waar! De geschiedkundige feiten – bijbelse zowel als
niet-bijbelse – zijn verbazingwekkend.
Het is tijd dat wij eens
achter de schermen kijken. Het is tijd dat wij te weten komen waar het
beginpunt van al deze godsdienstige verwarring ligt.
Ieder denkend mens – ieder
kerkgenootschap – beseft dat er, op een bepaald moment in de geschiedenis,
een grote afvalligheid van de oorspronkelijke waarheid is geweest.
Slechts één Gemeente
Jezus Christus heeft niet
een veelheid van kerkgenootschappen gesticht. Christus heeft gezegd in
Mattheüs 16:18: „Ik zal mijn gemeente bouwen”. Hij heeft haar gebouwd – één
Gemeente, die de opdracht kreeg zijn Evangelie – de speciale boodschap die
Hij van God meebracht – aan de hele wereld bekend te maken.
Maar wat zien wij
tegenwoordig? Honderden verschillende kerken die het oneens zijn, alle door
mensen gesticht, die allemaal beweren de waarheid te leren, daarbij echter
alle andere loochenen en weerspreken.
De Gemeente in de profetieën
Terwijl de meeste mensen
tegenwoordig in de mening verkeren dat de ware Gemeente was voorbestemd om
snel uit te groeien tot een machtige organisatie die een krachtige invloed
op de wereld zou uitoefenen en deze wereld tot een betere wereld zou maken
door haar stabiliserende invloed op de wereldbeschaving, richtte Christus in
werkelijkheid zijn Gemeente voor een heel ander doel op.
In zijn laatste gebed voor
zijn éne Gemeente bad Jezus in Johannes 17:9-17: „Ik bid voor hen; niet voor
de wereld bid Ik U, maar voor hen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn
van U, en al het mijne is het uwe en het uwe is het mijne, en Ik ben in hen
verheerlijkt. En Ik ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in de wereld
en Ik kom tot U. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven
hebt, dat zij één zijn zoals Wij. Zolang Ik bij hen was, bewaarde Ik hen in
uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, en Ik heb over hen gewaakt en niemand
uit hen is verloren gegaan, dan de zoon des verderfs, opdat de Schrift
vervuld werd. Maar nu kom Ik tot U en Ik spreek dit in de wereld, opdat zij
ten volle mijn blijdschap in zichzelf mogen hebben. Ik heb hun uw woord
gegeven en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet uit de wereld zijn,
gelijk Ik niet uit de wereld ben. Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld
wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze. Zij zijn niet uit de
wereld, gelijk Ik niet uit de wereld ben. Heilig hen in uw waarheid; uw
woord is de waarheid.”
De mensen van zijn
Gemeente worden beschreven als vreemdelingen in deze wereld, afgezanten van
Christus, nimmer deel uitmakend van de wereld.
1 Petrus 1:17: „En indien
gij Hem als Vader aanroept, die zonder aanzien des persoons naar ieders werk
oordeelt, wandelt dan in vreze de tijd uwer vreemdelingschap.”
1 Petrus 2:11: „Geliefden,
ik vermaan u als bijwoners en vreemdelingen.”
Deze ware Gemeente van God
zou vervolgd worden en verstrooid. In Johannes 15:20 zei Jezus tot zijn
discipelen: „Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen.” En
2 Timotheüs 3:12: „Allen, die in Christus Jezus godvruchtig willen leven,
zullen vervolgd worden.”
In de nacht dat Jezus werd
gegrepen om gekruisigd te worden, zei Hij in Markus 14:27: „Er staat
geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden.”
Nadat Hij, de Herder, was gekruisigd, zouden de „schapen” – zijn Gemeente –
verstrooid worden.
Eerder op diezelfde avond
had Jezus tot zijn discipelen gezegd in Johannes 16:32: „Zie, de ure komt en
is gekomen, dat gij verstrooid wordt.”
Deze vervolging en
verstrooiing begon al vroeg. Lees daarvoor Handelingen 8:1: „En er ontstond
te dien dage een zware vervolging tegen de gemeente te Jeruzalem; en allen
werden verstrooid over de streken van Judea en Samaria, met uitzondering van
de apostelen.”
Er wordt nergens
geprofeteerd dat de éne ware Gemeente groot en machtig zou worden en in deze
wereld invloed zou uitoefenen. Integendeel, Jezus noemde haar een „klein
kuddeke”. Lukas 12:32: „Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het
heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven.” Nee, Gods Gemeente is
geen grote kerk, geen bekende denominatie. 1 Johannes 3:1: „Ziet, welk een
liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en
wij zijn het ook. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent.”
Veracht, vervolgd, verstrooid door de wereld – gescheiden van de wereld.
Verstrooid, maar nimmer verdeeld. Altijd één Gemeente – nooit een veelheid
van verschillende sekten. Ware christenen zijn niet verspreid over allerlei
christelijke kerken, want ze zijn eensgezind in leer.
Lees er niet overheen wat
Johannes schreef: „Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent.”
De Gemeente van God is niet bekend in deze wereld en de kerken van deze
wereld kennen de ware God niet!
Over de geschiedenis van
die Gemeente lezen de mensen weinig. Zelfs de historici hebben nooit geweten
waar zij de ware Gemeente konden vinden – want zij weten niet wat de ware
Gemeente is.
De grote meerderheid misleid
Anderzijds hebben vele
profetieën de afvalligheid, misleiding en verdeeldheid voorspeld.
Jezus voorspelde het
allereerste gebeuren dat de wereld te wachten stond – grootscheepse
misleiding – in de komende jaren culminerend in grote verdrukking.
Mattheüs 24:4-5: „Ziet
toe, dat niemand u verleide! Want velen zullen komen onder mijn naam en
zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden.”
Lees dit goed: Niet
weinigen zouden worden misleid, maar velen. Slechts weinigen zouden ware
christenen worden. Dat is niet wat de ’christelijke’ wereld gelooft.
Jezus gaf van deze
specifieke situatie een beschrijving, toen Hij zei in Mattheüs 7:13-14:
„Wijd is de poort en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn
er, die daardoor ingaan; want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven
leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden.”
Het christendom bestaat
niet uit weinigen. Het is een wereldgodsdienst waartoe twee miljard mensen
zich rekenen. Maar Christus heeft gezegd: „En smal de weg, die ten leven
leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden.”
Hoezeer is deze wereld
misleid.
Satan wordt in de Bijbel
voorgesteld als de god van deze wereld. 2 Corinthiërs 4:4: „Ongelovigen [zij
aanvaarden niet het ware geloof], wier overleggingen de god dezer eeuw met
blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het
evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is.” Hij
verschijnt niet als duivel, maar als een god, als een engel des lichts. En
in Openbaring 12:9 lezen we over „Satan, die de gehele wereld verleidt”. Het
christendom met 2 miljard gelovigen vormt met zijn honderden kerken, sekten
en denominaties de grootste en invloedrijkste religie en is dus een bepalend
deel van „de gehele wereld” die misleid is.
Inderdaad, velen zouden
komen in Jezus' naam, en verkondigen dat Jezus de Christus is – Christus
predikend aan de wereld. En toch zouden dezen, zonder het te beseffen, de
wereld misleiden. Ze prediken een andere Jezus staat in 2 Corinthiërs 11:4.
Een listige vervalsing
Natuurlijk is het
verbazingwekkend en moeilijk te geloven, maar toch is het waar! Maar
hoe gebeurt dat dan? Door eenvoudig over de persoon Christus te
prediken, zijn deugden te verheerlijken, Hem te aanbidden en toch zijn
Boodschap – zijn Evangelie – te verloochenen door er heidense doctrines voor
in de plaats te stellen. Een sluwe vervalsing! En velen – de meesten – die
in de naam van Christus prediken zijn zélf ook bedrogen! Satan heeft zelfs
hen bedrogen en zichzelf de god van deze wereld gemaakt en wordt als
zodanig als God aanbeden. Hoe vreemd het ook mag klinken, deze wereld kent
de Ware God niet! De wereld gelooft dat als men Christus „aanneemt”
– „zijn beslissing voor Christus neemt” – „Hem aanbidt” – men
dan behouden is!
Dit wordt momenteel door
velen gepredikt! Maar wat predikte Jezus? Heeft Hij niet gezegd dat het
mogelijk was Hem te aanbidden en toch niet behouden te worden?
Lees goed wat staat in
Markus 7:7: „Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die
geboden van mensen zijn.” Vers 13: „En zo maakt gij het Woord Gods
krachteloos door uw overlevering, die gij overgeleverd hebt.”
Dat valt moeilijk te
geloven, nietwaar? De wanbegrippen van deze wereld en de vervalsingen
van Satan hebben ook de ’christelijken’ zo bedwelmd, vergiftigd en bedrogen
dat zelfs de woorden van Christus moeilijk te geloven zijn! In
Christus, d.w.z. in zijn Persoon, te geloven is één ding, maar iets heel
anders is het, te geloven wát Hij zegt! Hij verkondigde niet dat overleden
mensen naar de hemel gaan. Johannes 3:13: „En niemand is opgevaren naar de
hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen.” Niemand
betekent niemand. Dus ook koning David is niet naar de hemel gegaan.
Handelingen 2:29: „Mannen broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de
aartsvader David, dat hij en gestorven en begraven is, en zijn graf is bij
ons tot op deze dag.” Vers 34: „Want David is niet opgevaren naar de
hemelen.”
Een ander voorbeeld van de
vele vervalsingen is kerst. Christus verbiedt nadrukkelijk de heidense
kerst, een feest van de aanbidding van de zon. Dát is betekenis van
kerstmis. Een grove belediging en vernedering van Jezus en zijn Vader.
Christus onderwijst de Tien Geboden die beginnen met Exodus 20:3: „Gij zult
geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.” Maar ook gaf Christus ons
het voorbeeld van de zevende dag. Exodus 20:8: „Gedenk de sabbatdag, dat gij
die heiligt.” Mattheüs 12:8: „Want de Zoon des mensen is heer over de
sabbat.”
Alleen geloven dat Jezus
als mens op aarde heeft geleefd en nog steeds leeft, maar niet doen wat Hij
zegt, leidt naar de dood.
Jakobus 2:26: „Want gelijk
het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood.”
Openbaring 14:12: „Hier
blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in
Jezus bewaren.”
Ja, hoe schokkend het u
ook mag voorkomen, de overweldigende meerderheid is misleid door een
geestelijkheid die in de naam van Jezus Christus komt en wel beweert
dat Jezus de Christus is, maar een ánder evangelie en geloof predikt! Het
zijn degenen – zelf van kindsbeen af in een vals geloof opgegroeid – die het
geestelijk ambt aanvaarden om in hun levensonderhoud te voorzien, het als
hun roeping of betrekking kiezen en besluiten zichzelf aan te dienen
als vertegenwoordigers van Christus, zonder door Hem te zijn
geroepen! Ze hebben zich aan de mensen verhuurd en moeten daarom
prediken wat die graag willen horen!
Johannes 10:13: „Want hij
is een huurling en de schapen gaan hem niet ter harte.”
Jeremia 23:16-17: „Zo zegt
de HERE der heerscharen: Hoort niet naar de woorden der profeten, die u
profeteren; zij maken, dat gij u aan een ijdele waan overgeeft, zij spreken
het gezicht van hun eigen hart, niet uit des HEREN mond. Zij zeggen
voortdurend tot wie Mij verachten: De HERE heeft gesproken: gij zult vrede
hebben; en tot ieder die wandelt in verstoktheid van hart, zeggen zij: geen
kwaad zal u overkomen.”
Ze wijzen hun gemeenten
niet terecht over datgene waartegen Jezus zo gewaarschuwd heeft en
wat de Bijbel als zonde beschrijft!
De apostelen wisten wat er gebeuren zou
De apostelen, die
rechtstreeks door Jezus Christus waren onderwezen, waarschuwden de Gemeente
voor het afwijken van het geloof dat zich zou gaan voordoen aan het einde
van hun dienaarschap.
Nauwelijks twintig jaar na
de kruisiging van Jezus, waarschuwde Paulus in een van zijn eerste brieven
de christenen zich niet te laten verleiden door valse prediking of valse
brieven die afkomstig heetten te zijn van de apostelen. 2 Thessalonicenzen
2:3: „Dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert,
hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een
brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren reeds aanbrak.
Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval
komen.”
Het eerste grote gebeuren
dat de ware Gemeente volgens de profetieën zou overkomen, was dat christenen
zich en masse van de Waarheid zouden afkeren. Ja, de honderden
kerkgenootschappen van onze tijd werden inderdaad voorspeld. God staat de
mensen toe hun eigen kerken op te richten, opdat ze door harde, wrede
ervaring zullen leren dat iedere leerstelling, die tegen de in de Bijbel
geopenbaarde leefregels indruist in ellende en dood zal eindigen. De wereld
heeft deze les nog niet geleerd. De wereld wenst de waarheid niet te
ontvangen, maar laat zich liever in slaap sussen door een misleide
geestelijkheid, die alleen predikt wat de mensen graag willen horen.
In Handelingen 20:29-30
legt de leraar van de heidenen uit hoe de afvalligheid zou beginnen. Hij
riep de oudsten van de gemeente te Efeze bijeen om hun een laatste boodschap
te geven ten aanzien van hun verantwoordelijkheid voor de plaatselijke
gemeenten. Want, zei Paulus in Handelingen 20:29-30, „zelf weet ik, dat na
mijn heengaan grimmige wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet
zullen sparen; en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan, die verkeerde
dingen spreken”. Waarom? „Om de discipelen achter zich aan te trekken.” Om
een persoonlijke aanhang te verwerven. Om nieuwe kerkgenootschappen te
stichten!
Begrijpen we de volledige
betekenis van deze beide verzen? De oudsten werden speciaal bijeengeroepen
omdat, direct na Paulus' vertrek uit Efeze, er in de plaatselijke gemeenten
misleiders zouden komen, wolven in schaapskleren, om de christenen tot hun
prooi te maken. En zelfs van de oudsten die al in de gemeenten waren, zouden
er enkelen de leer van Christus verdraaien om zich een aanhang te verwerven.
Hoe het gebeurde
De stad Efeze was gelegen
in een Romeinse provincie van het westelijk deel van Klein-Azië, het
tegenwoordige Turkije. Nadat Paulus in Efeze het evangelie had verkondigd,
moest hij de discipelen afscheiden van de Joden die de leerstellingen van
Jezus Christus niet wilden volgen.
Handelingen 19:8-9: „En
Paulus ging naar de synagoge en trad drie maanden lang vrijmoedig op, om hen
door besprekingen te overtuigen aangaande het Koninkrijk Gods. Maar toen
sommigen verhard en ongehoorzaam bleven en ten aanhoren van de menigte kwaad
bleven spreken van de weg, maakte hij zich van hen los en zonderde zijn
discipelen af, terwijl hij dagelijks besprekingen hield in de gehoorzaal van
Tyrannus.”
Deze Joden haatten Paulus
in het bijzonder, omdat hij de bekeerde, onbesneden heidenen in
contact bracht met de bekeerde Joodse broeders. Dit maakte hen zo woedend
dat ze overal leugens over de Ware Leer verspreidden. Handelingen
21:21: „Nu heeft men hun van u verteld, dat gij alle Joden onder de heidenen
afval van Mozes leert, door te zeggen, dat zij hun kinderen niet behoeven te
besnijden, noch naar de gebruiken te leven.”
De apostel waarschuwde
Titus voor „ijdele praters en misleiders, vooral die uit de besnijdenis
zijn” en die „Joodse verdichtsels en geboden van mensen, die zich van
de waarheid afkeren” verspreidden (Titus 1:10, 14).
Het waren de hardnekkige
Joden waardoor de eerste moeilijkheden in de christelijke gemeenschap
ontstonden. Zij volgden Paulus tot in Jeruzalem om hem vals te beschuldigen.
Handelingen 21:27: „Toen nu de zeven dagen nagenoeg om waren, zagen de Joden
uit Asia hem in de tempel, en brachten al het volk in opschudding en zij
sloegen de handen aan hem.”
Niet lang daarna hadden
zij de christenen in Efeze geestelijk zodanig vergiftigd, dat Paulus aan
Timotheüs moest schrijven (2 Timotheüs 1:15): „Dit weet gij, dat allen in
Azië zich van mij hebben afgekeerd.”
Let wel, dat binnen enkele
jaren allen uit de provincie Azië er zich toe hadden laten verleiden
zich van de Waarheid, die Paulus gepredikt had, af te wenden. Het waren niet
de weinigen, maar de velen – „allen” – die misleid waren; en
toch dachten ze dat ze nog steeds christenen waren.
De apostel Johannes
schreef later aan de Efeziërs (Openbaring 2:5): „Gedenk dan, van welke
hoogte gij gevallen zijt en bekeer u en doe weder uw eerste werken.” Hier is
een bewijs dat, terwijl de apostelen nog leefden, vele christenen door
ketterij overrompeld werden!
Oorspronkelijk kwam veel
van de oppositie voort uit de Joden die probeerden hun menselijke tradities
en fabels, die tegen Gods wetten indruisten aan de christenen op te dringen.
Mattheüs 15:3: „Hij
antwoordde hun en zeide: Waarom overtreedt ook gij ter wille van uw
overlevering zelfs het gebod Gods?”
Later ontstond er, vooral
omtrent de tijd van de verwoesting van Jeruzalem toen het aantal bekeerde
heidenen toenam, een gevoel van vijandschap tussen de Joodse en de
niet-Joodse bekeerden. Zulke twisten leidden natuurlijk tot het
veranderen van die dagen, welke door belijdende christenen werden
gevierd. Een afkeer van de Joden, die dezelfde dagen hielden als de eerste
ware christenen, leidde er toe dat onbekeerde, werelds ingestelde
heidenen in de Gemeente de heidense feestdagen daarvoor in de plaats
stelden.
Dit heidens bedrog was
voorspeld.
Niet alleen Paulus, maar
ook Petrus waarschuwde de gemeenten dat velen zouden worden misleid.
Er waren valse leraren onder de christenen, die ketterijen binnenbrachten.
2 Petrus 2:1-2: „Toch zijn
er ook valse profeten onder het volk geweest, zoals ook onder u valse
leraars zullen komen, die verderfelijke ketterijen zullen doen
binnensluipen, zelfs de Heerser, die hen gekocht heeft, verloochenende en
een schielijk verderf over zichzelf brengend. En velen zullen hun
losbandigheden navolgen, zodat door hun schuld de weg der waarheid
gelasterd zal worden.”
In zijn tweede brief aan
de van geboorte heidense Thessalonicenzen waarschuwde Paulus.
2 Thessalonicen 2:7: „Want
het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking.”
Paulus herinnert de
Galaten aan hun vroegere verering van heidense goden.
Galaten 4:8-10: „Maar in
de tijd, dat gij God niet kendet, hebt gij goden gediend, die het in wezen
niet zijn. Nu gij echter God hebt leren kennen, ja, meer nog, door God
gekend zijt, hoe kunt gij thans terugkeren tot die zwakke en armelijke
wereldgeesten, waaraan gij u weder van meet aan dienstbaar wilt maken?
Dagen, maanden, vaste tijden en jaren neemt gij waar.”
Veel mensen die deel
hadden gekregen aan Gods gemeente in Galatië waren weer heidense feesten
gaan vieren in plaats van de feesten van God die de apostel Paulus en zijn
medewerkers hen hadden geleerd.
We zien dat in Paulus'
tijd het zo sluw gecamoufleerde onderricht in wetteloosheid en
ongerechtigheid reeds in volle gang was. De Romeinse wereld werd overspoeld
met talrijke mysterie-godsdiensten, die hun oorsprong vonden in de mysteries
van de zonaanbidding.
Er werd door valse leraren
heimelijk beweerd dat ze een verborgen maar gemakkelijke manier aan de hand
konden doen om de gevolgen van het overtreden van Gods wetten te ontduiken.
Velen ontdekten dat hun
aanhang toenam wanneer de naam van Jezus erbij betrokken werd.
Judas was genoodzaakt in
zijn brief te vermanen in vers 3-4 „tot het uiterste te strijden voor het
geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is. Want er zijn zekere mensen
binnengeslopen (reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven) goddelozen,
die de genade van onze God in losbandigheid veranderen en onze enige Heerser
en Here, Jezus Christus, verloochenen.” Die praktijken zijn wereldwijd
toegenomen tot in onze dagen. Vers 17-19: „Gij echter, geliefden, herinnert
u de woorden, die voor dezen gesproken zijn door de apostelen van onze Here
Jezus Christus, dat zij tot u hebben gezegd: Aan het einde des tijds zullen
er spotters komen, die naar hun eigen goddeloze begeerten zullen wandelen.
Zij zijn het, die scheuringen maken, natuurlijke mensen, die de Geest niet
hebben.”
Judas zegt dat deze
predikers hun volgelingen afscheidden van de groep der gelovigen.
Deze valse leraren
slopen binnen – en verklaarden in de naam van Jezus Christus te komen.
Toch ontkenden zij dat Jezus de Christus was door het enige teken dat dit
feit bewijst, te verwerpen en er de traditie van ’Goede Vrijdag —
Opstanding op Zondag’ voor in de plaats te stellen.
Mattheüs 12:39-40: „Maar
Hij antwoordde hun en zeide: Een boos en overspelig geslacht verlangt een
teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van Jona, de profeet.
Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster
was, zo zal de Zoon des mensen in het hart der aarde zijn, drie dagen en
drie nachten.”
Zie de publicatie ’DE
OPSTANDING was NIET op zondag’ op de website van de Gemeente van God.
Ook hebben ze de genade
Gods, de onverdiende vergeving van onze zonde, in een soort totale
vrijheid veranderd, die hun toe zou staan de geboden te negeren. Ze
beweerden dat genade permissie geeft wetteloos te leven, dus te zondigen.
Toen Johannes zijn brief
schreef moest hij met betrekking tot de predikers, die heimelijk
binnengeslopen waren, er deze droeve noot aan toevoegen:
1 Johannes 2:19: „Zij zijn
van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons
geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn: maar aan hen moest openbaar
worden, dat niet allen uit ons zijn.”
Zij die de Gemeente
verlieten waren geen christenen meer. Zij scheidden zichzelf van de ware
Gemeente af en organiseerden hun eigen kerk.
Ware christenen werden uitgestoten.
Hoewel talloze bedriegers
de Gemeente verlieten en vele volgelingen met zich meevoerden, was er nog
een gevaarlijker afvalligheid, die de hele wereld misleid heeft.
Bij het onderrichten van
de evangelist Timotheüs, gaf Paulus deze de instructie in 2 Timotheüs 4:2-4:
„Dring erop aan, gelegen of ongelegen, wederleg, bestraf en bemoedig met
alle lankmoedigheid en onderrichting. Want er komt een tijd, dat de mensen
de gezonde leer niet meer zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend
is, naar hun eigen begeerte” – daar zij hun eigen zin willen doen – „zich
tal van leraars zullen bijeenhalen” – leraren zullen aanmoedigen om te
prediken wat zij wensen te horen – „dat zij hun oor van de waarheid zullen
afkeren en zich naar de verdichtsels keren.”
Dit was in de dagen van de
apostelen en de evangelisten. Velen die lid waren van de plaatselijke
gemeenten van de vroege Gemeente, verdroegen de gezonde leer niet meer omdat
niet allen zich werkelijk hadden bekeerd en daarom de heilige geest nimmer
hadden ontvangen en anderen meelopers werden in heidense opvattingen. Ze
benoemden leraren die uit winstbejag en ijdelheid aan hun wensen tegemoet
kwamen door het prediken van fabels – dogma's, die heden ten dage als
christelijk aanvaard worden – de verleidelijke verdichtsels verbonden
met mystiek en zonaanbidding die het Romeinse Rijk overspoelden.
2 Petrus 2:3: „Zij zullen
uit hebzucht met verzonnen redeneringen u als koopwaar behandelen.” Vers
18-22: „Want met holle, hoogdravende klanken verlokken zij door vleselijke
begeerten en door ongebondenheid hen, die zich ternauwernood aan degenen,
die in dwaling verkeren, onttrekken. Vrijheid spiegelen zij hun voor [de
geboden van God zijn afgeschaft zeggen ze], hoewel zij zelf slaven des
verderfs zijn; immers, door wie men overmeesterd is, diens slaaf is men.
Want indien zij, aan de bezoedelingen der wereld ontvloden door de
erkentenis van de Here en Heiland Jezus Christus, toch weer erin verstrikt
raken en erdoor overmeesterd worden, dan is hun laatste toestand erger dan
de eerste. Het zou immers beter voor hen geweest zijn, geen kennis verkregen
te hebben van de weg der gerechtigheid, dan met die kennis zich af te keren
van het heilige gebod dat hun overgeleverd is. Hun is overkomen, wat een
waar spreekwoord zegt: Een hond, die teruggekeerd is naar zijn uitbraaksel,
of: een gewassen zeug naar de modderpoel.”
Ofschoon deze talrijke
misleiders de ware Gemeente verlieten, en discipelen met zich meetrokken,
duurde hun aanhang niet meer dan enkele eeuwen. Maar dit proces herhaalde
zich voortdurend. Er drong echter een nog veel gevaarlijker afvalligheid de
ware Gemeente binnen.
De brieven van Paulus
werden verdraaid om ze een andere betekenis te geven dan was bedoeld. 2
Petrus 3:15-16: „Houdt de lankmoedigheid van onze Here voor zaligheid, zoals
ook onze geliefde broeder Paulus naar de hem gegeven wijsheid u geschreven
heeft, evenals in alle brieven, wanneer hij over deze dingen spreekt. Daarin
is een en ander moeilijk te verstaan, wat de onkundige en onstandvastige
lieden tot hun eigen verderf verdraaien, evenals trouwens de overige
schriften.” Maar in plaats van de plaatselijke gemeenten te verlaten en hun
eigen sekten te vormen, zoals anderen aanvankelijk hadden gedaan, bleven
deze valse predikers binnen de gemeenten en begonnen al spoedig de ware
christenen te verdrijven.
In de brief van de apostel
Johannes aan Gajus lezen wij in 3 Johannes 1:9-10: „Ik heb aan de gemeente
een en ander geschreven; maar Diotrefes, die onder hen de eerste tracht te
zijn, ontvangt ons niet. Daarom zal ik, als ik kom, herinneren aan zijn
werken, die hij doet, daar hij met boze woorden tegen ons zwetst; en
hiermede nog niet voldaan, ontvangt hij zelf de broeders niet en weerhoudt
ook hen, die het wel willen doen, en hij werpt hen uit de gemeente.” De ware
christenen, die alleen de ware Gemeente vormden, werden uit de zichtbare,
georganiseerde gemeenten gezet. Zij waren de verstrooiden van wie Johannes
zei: „Daarom kent de wereld ons niet” (1 Johannes 3:1).
Zo is het vaak gegaan in
de loop der eeuwen, dat de ware volgelingen binnen de gemeenschap in de
minderheid raakten en de gemeenschap verlieten om elders als „klein kuddeke”
Gods weg te blijven volgen.
De naam christen
werd weggedragen of gekaapt door leiders die de Gemeente van God
binnenslopen, zich van de plaatselijke gemeenten meester maakten en, in de
naam van Christus, velen verleidden om hun dwaalleer te volgen alsof het het
Evangelie van Christus was.
Het tijdperk der duisternis
Na de verwoesting van
Jeruzalem in het jaar 70 en de dood van de apostelen is men getuige van een
vreemd verschijnsel. De ware Gemeente verdwijnt bijna uit de geschiedenis en
valse kerken komen op!
De waarheid werd door
dwalingen verduisterd!
Het lijkt of er een
gordijn over de Gemeente hangt waardoorheen wij tevergeefs trachten te
kijken; en wanneer het ten slotte opgaat, omstreeks 120 n.Chr., met de
geschriften van de eerste ’kerkvaders’, zien wij een kerk die in vele
opzichten sterk verschilt van die uit de dagen van Petrus en Paulus.
Het heidendom in de apostolische tijd
Het door de heilige geest
geïnspireerde christendom bekeerde in de tijd van de apostelen vele mannen
en vrouwen, die geestelijk verworden waren door de heidense gebruiken en
feesten van de Romeinse staatsgodsdienst. Gelijktijdig met de snelle groei
van het ware christendom werden ook tientallen andere religies in het
Romeinse Rijk verbreid en vonden hun weg naar de hoofdstad Rome. De meeste
van deze religies waren een poging de geestelijke leegte van de
staatsgodsdienst door ’verlossers’ en zonaanbidding aan te vullen. De
Romeinse keizers, die de noodzaak van een herleving van hun gedegenereerde
systeem inzagen, lieten vele van deze sekten toe, waarvan Mithraïsme wel de
belangrijkste was.
Tegen het einde van de
eerste eeuw na Christus nam de invloed van het Mithraïsme toe, vooral in
Rome. De hellenistische wereld identificeerde Mithras met de zonnegod
Helius, de latere Romeinse keizertijd met de ‘onoverwinnelijke zon’ (Deus
sol invictus).
Aangezien de valse
geestelijkheid erop uit was invloed te verkrijgen en bekeerden naar zich toe
te trekken, was hun natuurlijke neiging om het christendom aan de heersende
verlangens van de geestelijk verworden menigten in het Romeinse Rijk aan te
passen. Vandaar dat de afvallige christenen reeds vroeg dogma's
ontwikkelden, die parallel liepen aan de mysteriën, die heidense
vervalsingen waren van de weg van de ware Verlosser van deze wereld. Er
waren dus nu heidense en ’christelijke’ mysteries om iedere klasse van de
bevolking te misleiden.
Het Mithraïsme werd zo
gunstig ontvangen dat het in staat was de christelijke wereld haar eigen
Zon-Dag in plaats van de sabbat op te dringen en werd de verjaardag van hun
zonnegod op 25 december als de geboortedag van Jezus ingevoerd, alsmede
verschillende van haar paasgebruiken.
Dezelfde misleiding is
sterk verankerd in onze tijd.
De valse geestelijkheid
heeft ettelijke eeuwen nodig gehad om zich van de door God geïnspireerde
zeden en gewoonten van de apostolische Gemeente te ontdoen. Geleidelijk aan
introduceerden zij onder het mom van christelijke namen, eeuwenoude heidense
gebruiken. Ze verwierpen Gods leiding en riepen een dictatoriale vorm van
menselijk bestuur in het leven. Ze verdraaiden Gods geboden en het Evangelie
van zijn Koninkrijk. De kerken mengen het geloof van de Bijbel met het
heidendom en elke nieuwe ’reformatie’ heeft meer verwarring in de wereld
gebracht onder het mom van „vernieuwde” waarheid. Heden ten dage verkeert de
christelijke wereld in zulk een hopeloze verwarde toestand, dat geen van de
kerken in staat is in te zien wat het Evangelie van Jezus Christus inhoudt.
Ze hebben allemaal wel een klein deel van de waarheid in hun leerstellingen,
maar veel meer dwalingen waardoor de velen bedrogen worden.
Het verwarde ’christendom’
Kunt u zich Jezus Christus
voorstellen die compromissen met de farizeeën aangaat en met hen samenwerkt?
Het antwoord leidt
onmiddellijk naar de vraag: wat is de oorsprong van verschillende
religieuze overtuigingen? Wat is de godsdienstige autoriteit?
De meeste mensen zouden
antwoorden dat God hun autoriteit is – de oorsprong van hun
geloofsovertuigingen. Maar ís Hij dat? Zegt God de één zus en iemand anders
zo te geloven? Hebben al de honderden, van elkaar verschillende en het met
elkaar oneens zijnde sekten en kerkgenootschappen die zich ’christelijk’
noemen, hun diverse geloven van dezelfde bron ontvangen? Kennelijk niet!
Lees eens het gesprek
tussen een ware christen en een trouwe gelovige van een andere godsdienst.
Een discussie ontstond over de relatieve verdiensten van hun respectieve
godsdiensten. Plotseling stelde de aanhanger van de andere religie: „Heeft u
voldoende geloof in uw God om voor Hem te véchten?”
„Mijn God heeft me niet
nodig om voor Hem te vechten,” antwoordde de christen.
„Wat? U vécht niet
voor uw God,” riep de man van de andere religie ontsteld en ongelovig uit.
„Maar wat voor soort God heeft u dat u niet voor Hem vecht? Iedereen van
onze godsdienst heeft zoveel geloof in zijn god dat hij voor hem vechten
wil!”
„Ja, dat weet ik,”
antwoordde de christen, „U moet vechten om uw god te beschermen,
omdat hij zichzelf niet kan beschermen of iets voor u kan doen. Maar mijn
God is de Levende God – de Almachtige, Soevereine, Eeuwig Levende
God. Mijn God strijdt voor mij. Mijn God is Soeverein, en daarom
gehoorzaam ik Hem. Hij regeert over mij, en leidt mij op de weg die ik voor
mijn eigen welzijn en geluk dien te gaan. Maar Hij doet ook bepaalde dingen
voor mij. Hij zegt mij mijn vijanden lief te hebben – en Hij zal voor mij
strijden. Hij leidt mij uit moeilijke situaties. Hij is een levende God –
geen dode god. Hij doet bepaalde dingen voor me – dingen die ik voor mezelf
niet zou kunnen doen. Ziet u,” ging de ware christen verder, „er is maar één
levende God. Maar bijna alle mensen in de wereld aanbidden en dienen
dode goden. Weer andere mensen verzinnen hun eigen goden. Hun goden zijn het
werk van hun eigen handen – of de uitvinding van hun eigen verstand. Maar ik
ben de schepping van mijn God! Ik heb Hém niet gemaakt – Hij heeft
mij gemaakt.”
Nu zouden we al het
antwoord moeten gaan zien op de vraag, hoe verschillende godsdienstige
groeperingen zo ver van de bijbelse leer van God afgeweken zijn. Zij mogen
wel iets van de bijbelse waarheid hebben, vermengd met veel dat van
menselijke oorsprong of traditie is. Hun geloofsovertuigingen, hun
gewoonten, zijn grotendeels de uitvindingen van ménsen. Daarom voelen de
mensen zich vrij hun geloof en hun manier van leven te veranderen en te
wijzigen.
Maar, zou men kunnen
vragen, hebben zij dan niet al hun ideeën uit de Bijbel gekregen? Het
antwoord is een nadrukkelijk NEE!
Hebt u zich nooit
afgevraagd waarom de mensen over hun verschillende interpretaties van de
Bijbel praten? Neem bijvoorbeeld Romeinen 6:23: „Want het loon, dat de zonde
geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in
Christus Jezus, onze Here.” De meeste ’christelijke’ godsdiensten
interpreteren dit – d.w.z. zij veranderen er de betekenis van en
laten het precies het tegenovergestelde zeggen. Zij beweren dat de mens een
„onsterfelijke ziel” is. De mens, zo beweren zij, hééft daarom al eeuwig
leven – hij kan niet sterven! En dus veranderen zij de betekenis van dat
vers om het in overeenstemming met hun foutief geloof te brengen – zij
interpreteren dit vers op zo'n manier dat het precies de tegenovergestelde
betekenis krijgt van wat het zégt, als volgt: „Het loon van de zonde is
eeuwig leven [in de hel] en eeuwig leven is niet de gave van
God.”
Weer anderen interpreteren
’dood’ als „afzondering van God,” en „gave van het eeuwige leven” als
„eeuwig leven dat geen gave is, maar dat u reeds bezit, doorgebracht
in de geografische aanwezigheid van Christus.”
Dit is het onoprechte
procedé waardoor godsdienstige groeperingen de Bijbel laten zeggen wat ze
hem willen laten zeggen. Petrus zegt van dit verdraaien en verwringen van de
Heilige Schrift in 2 Petrus 3:16-17: „Evenals in alle brieven, wanneer hij
[Paulus] over deze dingen spreekt. Daarin is een en ander moeilijk te
verstaan [voor de rebellen], wat de onkundige en onstandvastige lieden tot
hun eigen verderf verdraaien, evenals trouwens de overige schriften.
Geliefden, daar gij het nu van tevoren weet, weest op uw hoede, dat gij
niet, door de dwaling der zedelozen medegesleept, afvalt van uw eigen
standvastigheid.”
Wat bepaalt wie of
wat uw God is? In feite beseffen de meeste mensen het juiste antwoord
niet. Wie of wat u ook aanbidt, uw genegenheid aan hecht, en dient,
dat is uw god.
Iemands vaderland kan – en
dat is vaak het geval – iemands god worden. Door een verkeerd soort
patriotisme, aanbidden velen hun land. Hier is een definitie in Openbaring
13:4: „En zij aanbaden de draak [Satan], omdat hij aan het beest [het
spoedig komende Europees Romeinse rijk] de macht gegeven had, en zij
aanbaden het beest, zeggende: Wie is aan het beest gelijk? en: Wie kan er
oorlog tegen voeren?”
Patriotisme van het juiste
soort is goed. Met onbaatzuchtige deelneming, zijn land loyaal dienen, in
een geest van eerbied en dankbaarheid voor wat het ons geschonken heeft.
1 Petrus 2:13: „Onderwerpt
u aan alle menselijke instellingen, om des Heren wil: hetzij aan de keizer,
als opperheer.”
Geef eer aan wie eer
toekomt. Maar we moeten van ons land géén god maken!
Satan werpt zich op als de
god van deze wereld.
2 Corinthiërs 4:4:
„Ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft
geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der
heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is.”
De mensen stellen zich
Satan niet als de duivel voor – maar als hun god. Satan doet zich voor als
een engel des lichts en van de waarheid – niet als een duivel.
2 Corinthiërs 11:13-15:
„Want zulke lieden zijn schijn-apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich
voordoen als apostelen van Christus. Geen wonder ook! Immers, de satan zelf
doet zich voor als een engel des lichts. Het is dus niets bijzonders, indien
ook zijn dienaren zich voordoen als dienaren der gerechtigheid; maar hun
einde zal zijn naar hun werken.”
Satan heeft vele dienaren
die hem als god dienen, en die apostelen van Christus en dienaren der
gerechtigheid beweren te zijn – maar met een verdraaid evangelie en een
ándere Jezus.
2 Corinthiërs 11:4: „Want
indien de eerste de beste een andere Jezus predikt, die wij niet hebben
gepredikt, of gij een andere geest ontvangt, die gij niet hebt ontvangen, of
een ander evangelie, dat gij niet hebt aangenomen, dan verdraagt gij dat
zeer wel.”
De mensen dienen Satan,
gehoorzamen Satan, geloven dat hij God is, nemen zijn leugens aan, geloven
erin en noemen ze waarheid.
Wie of wat u ook dient en
gehoorzaamt wordt uw god.
Romeinen 6:16: „Weet gij
niet, dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter
gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij dan van de zonde tot
de dood, hetzij van de gehoorzaamheid [aan Gods wet] tot gerechtigheid?”
2 Petrus 2:19: „Vrijheid
spiegelen zij hun voor, hoewel zij zelf slaven des verderfs zijn; immers,
door wie men overmeesterd is, diens slaaf is men.”
De naam – of titel –
’Heer’, betekent meester, of heerser, of diegene wie u gehoorzaamt.
Begrijpt u niet wat Jezus bedoelde toen Hij zei in Lukas 6:46: „Wat noemt
gij Mij Here, Here, en doet niet wat Ik zeg?”
Door Jezus ’Heer’ of
’Meester’ te noemen, geeft u aan dat Hij diegene is wie u gehoorzaamt, maar
als u Hem zo noemt terwijl u Hem niet gehoorzaamt, is dat liegen!
De enige en ware God is de
eeuwig levende God die heerst door zijn geestelijke Wet van Liefde,
samengevat in de Tien Geboden – en die daadwerkelijk veel doet voor diegenen
die Hem gehoorzamen en op Hem vertrouwen!
De ene ware God is
dezelfde levende God die Noach in het bouwen van de ark leidde – die
Noach en zijn familie van de zondvloed redde.
Hij is de levende God
die Abraham gehoorzaamde, en in wie Abraham vertrouwen had – die de
beloften gaf!
Hij is dezelfde God die
Jozef leidde en hem voorspoed gaf – hem beschermde, verloste en beloonde –
omdat Jozef Hem gehoorzaamde.
Hij is dezelfde levende
God die plagen op de Egyptenaren liet neerkomen om hen te leren dat hun
goden valse goden waren, en dat Hij de enige God is die hen kon helpen – die
iedere eerstgeborene in het land Egypte doodde, maar aan de deur van de
Israëlieten voorbijging, hen van de dood spaarde, hen uit slavernij verloste
en de wateren van de Rode Zee scheidde.
Hij is dezelfde God die
David als knaap leidde, toen hij afging op de ruim drie meter lange Goliath,
die het aangedurfd had de levende God te bespotten.
Hij is dezelfde levende
God die voor Juda's koning Hizkia tegen de legers van Assyrië vocht toen
de Assyriër Salmaneser de macht van de eeuwig levende God loochende.
Hij is dezelfde levende
God die voor Juda slag leverde toen de Joden door de legers van drie
geallieerde vijanden aangevallen werden – als gevolg van gehoorzaamheid
en geloof van koning Josafat – de God die zei (2 Kronieken 20:15):
„Luistert, geheel Juda en inwoners van Jeruzalem en koning Josafat! Zo zegt
de HERE tot u: weest niet bevreesd en wordt niet verschrikt voor deze grote
menigte, want het is geen strijd van u, maar van God.”
Hij is dezelfde levende
God die te hulp kwam om Sadrach, Mesach en Abednego uit de brandende
vuuroven te redden, toen zij gehoorzaamden en in Hem vertrouwden, door tegen
de koning te zeggen (Daniël 3:17): „Indien onze God, die wij vereren, in
staat is ons te bevrijden, dan zal Hij ons uit de brandende vuuroven, en uit
uw macht, o koning, bevrijden.”
Wordt het niet tijd dat we
ons de vraag stellen: Is dit de God van de diverse godsdiensten en sekten
die het met hun geloof op een akkoordje gooien bij het aangaan van
compromissen?
De Eeuwige God is de
lévende God die heel spoedig in het gericht tegen de naties zal opstaan –
tegen deze godsdiensten – die Hem verloochenen, Hem ongehoorzaam zijn, die
in iedereen en alles vertrouwen hebben behalve in Hem, en in feite
dode goden dienen in de vorm van verzonnen goden, belangen, eigen werk,
sport, vermakelijkheden, liefde voor het geld, hoogmoed, ijdelheid en
zelfzucht.
God te dienen en te
gehoorzamen is de weg te gaan die naar vrede, geluk, voorspoed en
vreugde leidt. De ware christen is daarvan overtuigd!
De dag van de afrekening
komt met rasse schreden op deze rebellerende wereld af. God heeft dat bekend
gemaakt via zijn knechten en profeten. U kunt niet zeggen dat u het niet
wist!
Amos 3:7: „Voorzeker, de
Here HERE doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de
profeten.”
Hij heeft het geopenbaard – de Gemeente van God
heeft het verkondigd!
Waar is de ware Gemeente?
De geschiedschrijvers
hebben de ware Gemeente uit het oog verloren. Maar zij is vanaf de tijd van
Christus tot nu toe blijven bestaan. Weinig mensen weten waar zij haar
kunnen vinden. Twee miljard mensen volgen een valse god en een valse
christus en weten niet van het bestaan van de ware Gemeente van God.
Wilt u verder geïnformeerd
worden over de ware Gemeente van God, zie dan onze publicaties:
’De Geschiedenis van de
Gemeente van God’;
’Waar gingen de
oorspronkelijke apostelen en discipelen heen?’;
’Waar heeft God zijn Naam
gevestigd’;
’Gelooft u de Bijbel of
het christendom?’;
’De nieuwtestamentische
Gemeente’. |