Voor literatuurlijst klik hier
de zondagsviering?
Zijn dat nu
de enige redenen? Hebt u zich
ooit afgevraagd waarom de meeste kerken de zondag houden in plaats van Gods
sabbat? De redenen zullen u verbazen.
Een groepering die vele christelijke denominaties vertegenwoordigt,
heeft een lijst van „tien redenen voor de zondagsviering” opgesteld.
Wilt u weten of deze tien redenen steekhoudend zijn? Heeft de
zondagsviering, zoals veel kerken die voorstaan, een degelijke bijbelse
basis? Laten wij de tien opgegeven redenen eens onder de loep nemen.
De tien
redenen
1) De opstanding van Jezus uit de dood was op zondag (Johannes 20:1).
Niet volgens het aangegeven vers. Johannes 20:1: „En op de eerste dag
der week ging Maria van Magdala vroeg, terwijl het nog donker was, naar het
graf en zij zag de steen van het graf weggenomen.”
Nergens in de Bijbel staat dat Jezus op zondag uit de dood is opgestaan,
hoe verbazingwekkend dit ook mag lijken!
Als men Johannes 20:1 en de overeenkomstige verzen in Mattheüs, Markus
en Lukas aandachtig leest, wordt duidelijk dat Jezus op de ochtend van de
eerste dag van de week, terwijl het nog donker was, reeds opgestaan
was.
Natuurlijk! Hij kan ook niet op een vroege ochtend opgestaan zijn, want
Jezus had zelf duidelijk gemaakt dat Hij in de late namiddag zou opstaan.
Lukas 23:50: „En zie, een man, genaamd Jozef, die raadsheer was, een goed en
rechtvaardig man (deze had niet ingestemd met hun raad en bedrijf), van
Arimatea, een stad der Joden, die het Koninkrijk Gods verwachtte, deze ging
naar Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. En na het te hebben
afgenomen, wikkelde hij het in linnen en legde Hem in een rotsgraf, waarin
nog nooit iemand gelegd was. En het was de dag der voorbereiding en de
sabbat brak aan.”
Het betreft hier niet de wekelijkse sabbat, maar de eerste dag van het
Feest van Ongezuurde Broden. Dit zevendaagse feest begint met een heilige
dag, een jaarlijkse sabbat. Jezus werd gekruisigd op de dag vóór deze
heilige dag, die „de dag der voorbereiding” wordt genoemd en waarop het
Pascha wordt gehouden. Vlak voor de kruisiging zei Pilatus tegen de Joden in
Johannes 18:39: „Bij u bestaat het gebruik, dat ik u op Pascha iemand
loslaat: wilt gij dan, dat ik u de Koning der Joden loslaat?”
Jezus werd 's morgens om negen uur aan het kruis genageld. Drie uur
later werd het duister. Lukas 23:44: „En het was reeds ongeveer het zesde
uur [twaalf uur 's middags onze tijd] en er kwam duisternis over het gehele
land tot het negende uur [drie uur in de middag onze tijd], want de zon werd
verduisterd. En het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor. En Jezus
riep met luider stem: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. En toen Hij
dat gezegd had, gaf Hij de geest.”
Met zonsondergang begon de jaarlijkse heilige dag van het Feest van
Ongezuurde Broden en daarom moesten de lichamen begraven zijn voordat de zon
onderging. Johannes 19:31: „De Joden dan, daar het Voorbereiding was en de
lichamen niet op sabbat aan het kruis mochten blijven (want de dag van die
sabbat was groot [de eerste dag van het feest]) vroegen Pilatus, dat hun
benen gebroken en zij weggenomen zouden worden.”
Jezus had zelf voorzegd dat Hij drie dagen en drie nachten in zijn graf
zou blijven. Mattheüs 12:40: „Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in
de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon des mensen in het hart der
aarde zijn, drie dagen en drie nachten.”
Daar Hij in de vroege avond (of late namiddag) begraven was, moest Hij
ook, wilden zijn woorden bewaarheid worden, in de vroege avond, driemaal een
periode van 24 uur nadat Hij in het graf was gelegd, worden opgewekt. Zijn
opstanding kan dus zeker niet op zondagmorgen hebben plaatsgehad.
De opstanding van Jezus moest in de vroege avond plaatsvinden, maar
welke avond? Lees hierover de bijbelse waarheid in onze publicatie ’DE
OPSTANDING was NIET op zondag’.
2) Op de eerste dag van de week verscheen Jezus aan een groep van
zijn volgelingen (Johannes 20:19).
Dit deed Hij inderdaad. Dit was de eerste volledige dagperiode na zijn
opstanding. Maar bedoelt Johannes 20:19 aan te geven op welk tijdstip
christenen vanaf dat moment moeten bijeenkomen om God te aanbidden? Zo ja,
waarom handelen de kerken van deze wereld daar dan niet naar?
Dat doen ze namelijk niet. De meeste kerken houden hun erediensten op
zondagmorgen. Johannes 20:19 beschrijft de discipelen terwijl zij in de
avond – niet in de ochtend – van de eerste dag bijeen zijn. Johannes 20:19:
„Toen het dan avond was op die eerste dag der week en ter plaatse, waar de
discipelen zich bevonden, de deuren gesloten waren uit vrees voor de Joden,
kwam Jezus en stond in hun midden en zeide tot hen: Vrede zij u!”
In werkelijkheid waren de discipelen helemaal niet speciaal
bijeengekomen voor een heilige samenkomst.
Waarom was Tomas bijvoorbeeld niet bij hen als dit hun wekelijkse
eredienst was? Vers 24: „En Tomas, een der twaalven, genaamd Didymus, was
niet met hen, toen Jezus daar kwam.” Als wij zorgvuldig lezen, geeft de
Bijbel ons de reden voor hun samenkomst. De discipelen waren, op deze eerste
dag van de week, vergaderd achter gesloten deuren „uit vrees voor de Joden”.
Er is geen enkele aanwijzing dat er een godsdienstoefening gehouden werd.
3) Na een week verscheen Jezus op de eerste dag van de week aan een
groep discipelen (Johannes 20:26).
De redenering is hier niet duidelijk. Opnieuw is er geen aanwijzing dat
het hier gaat om een godsdienstbijeenkomst op een bepaalde dag van de week
die met de woorden „na acht dagen” werd aangeduid. Johannes 20:26: „En na
acht dagen waren zijn discipelen weer in het huis en Tomas met hen. Jezus
kwam, terwijl de deuren gesloten waren, en Hij stond in hun midden en zeide:
Vrede zij u!” Acht dagen na de eerste dag van de week (vers 19) brengt ons
op de tweede dag van de week. Bovendien wordt deze gelegenheid genoemd met
als doel erop te wijzen dat Tomas de opgestane Christus zag. Als het de
bedoeling had gehad de zondag als christelijke rustdag in te stellen zou dit
vers zeker veel specifieker zijn geweest.
4) De heilige Geest werd zoals beloofd uitgezonden op de eerste dag
van de week – op de Pinksterdag (Leviticus 23:16).
De komst van de heilige geest is in Handelingen 2 beschreven. Op de dag
dat dit plaatsvond, waren de discipelen en een groot aantal Joden in
Jeruzalem samengekomen. Ter gelegenheid waarvan? Om te vieren dat het de
eerste dag van de week was?
Zeker niet! In vers 1 staat duidelijk dat zij allemaal – zowel
christelijke als niet-christelijke Joden – een van Gods jaarlijkse feesten
vierden, namelijk Pinksteren. Handelingen 2:1: „En toen de Pinksterdag
aanbrak, waren allen tezamen bijeen.”
Dit was een van de heilige dagen die God door Mozes gegeven had. In
Leviticus 23 worden ze allemaal genoemd. In deze wereld worden ze als Joods
beschouwd, evenals de wekelijkse sabbat, maar in Handelingen 2 staat
duidelijk dat de eerste nieuwtestamentische christenen ze vierden.
De jaarlijkse heilige dag die in Handelingen 2 Pinksteren wordt genoemd
viel op de eerste dag van de week. Deze viel altijd – en valt nog steeds –
eens per jaar op de eerste dag van de week. Dat was al zo in de tijd van
Mozes, zoals in Leviticus 23:16 wordt bevestigd. Leviticus 23:15-16: „Dan
zult gij tellen van de dag na de sabbat, van de dag waarop gij de garve van
het beweegoffer gebracht hebt: zeven volle weken zullen het zijn; tot de dag
na de zevende sabbat [na de sabbat is de eerste dag] zult gij tellen,
vijftig dagen; dan zult gij een nieuw spijsoffer de HERE brengen.” Maar
betekende dit dat de Israëlieten op de eerste dag van de week hun wekelijkse
eredienst moesten houden in plaats van op de sabbat, de zevende dag van de
week?
Nee, natuurlijk niet. Leviticus 23:3: „Zes dagen mag arbeid verricht
worden, maar op de zevende dag zal er een volkomen sabbat zijn: een heilige
samenkomst; generlei arbeid zult gij verrichten, het is een sabbat voor de
HERE in al uw woonplaatsen.” De gelovige Israëlieten onder Mozes hielden,
evenals de vroege christenen, eens per jaar op de eerste dag van de week
Pinksteren, zoals God geboden had, en hielden de sabbat op de zevende dag,
eveneens zoals God dit had ingesteld. En vandaag is dat voor ware christenen
niet anders.
5) Op diezelfde eerste dag van de week gaf de apostel Petrus de
eerste preek over de dood en opstanding van Christus (Handelingen 2:14).
Handelingen 2:14: „Maar Petrus stond met de elven op, en hij verhief
zijn stem en sprak hen toe: Gij Joden en allen, die te Jeruzalem woonachtig
zijt, dit zij u bekend en neemt mijn woorden ter ore.”
Zoals onder punt 4 verklaard is, gaat dit niet over de eerste dag van de
week maar over Pinksteren, een van Gods jaarlijkse heilige dagen.
6) De plechtigheid van de christelijke doop werd voor het eerst
uitgevoerd op diezelfde eerste dag van de week (Handelingen 2:41).
Handelingen 2:41: „Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich
dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd.”
Hetzelfde commentaar als hierboven.
7) Er kwamen op de eerste dag van de week in Troas christenen bijeen
voor de eredienst (Handelingen 20:6-7).
Handelingen 20:6-7: „Maar wij voeren na de dagen der ongezuurde broden
van Filippi af en kwamen binnen vijf dagen bij hen te Troas aan, waar wij
zeven dagen doorbrachten. En toen wij op de eerste dag der week samengekomen
waren om brood te breken, hield Paulus een toespraak tot hen en, daar hij
van plan was de volgende dag te vertrekken, zette hij zijn rede voort tot
middernacht.”
Merk eerst op dat vers 6 nog een verder bewijs geeft voor het feit dat
de christenen in Paulus' tijd Gods jaarlijkse heilige feesten vierden.
Waarom zouden de apostel Paulus en zijn metgezellen anders in Filippi
blijven tot „na de dagen der ongezuurde broden”? Niemand kan deze toevoeging
als bijkomstig beschouwen en tegelijkertijd volhouden dat „de tien redenen”
die wij hier onderzoeken steekhoudend zijn!
Wij gaan verder met vers 7, en ook hier geldt: als dit vers bedoeld is
om aan te geven wanneer christenen hun eredienst moeten houden, waarom
volgen de kerken van deze wereld dit dan niet op? Waarom komen zij van
oudsher in de ochtend samen, terwijl er in dit vers duidelijk over een
bijeenkomst in de avond wordt gesproken?
Dit vers beschrijft helemaal niet een bijeenkomst voor de wekelijkse
eredienst. De christenen waren samengekomen, zo zegt de Bijbel duidelijk,
„om brood te breken” – om samen een maaltijd te gebruiken. Vers 11:
„En
bovengekomen, brak hij brood en at, en hij sprak nog lang met hen, tot de
morgenstond, en zo vertrok hij.”
Overduidelijk dat dit niets met een heilige samenkomst te maken heeft.
8) Paulus predikt op de eerste dag van de week tot de verzamelde
christenen in Troas (Handelingen 20:6-7).
Zie boven.
9) De christenen te Korinthe kregen instructies om op de eerste dag
van de week iets apart te leggen (1 Corinthiërs 16:2).
1 Corinthiërs 16:2: „Elke eerste dag der week legge ieder uwer naar
vermogen thuis iets weg, en hij spare dit op, opdat er niet eerst na mijn
komst inzamelingen moeten gehouden worden.
Dit moest gebeuren vóór Paulus' komst (laatste deel van het vers).
Waarom, als Paulus hier sprak over het leggen van geld op een collecteschaal
die tijdens de dienst werd doorgegeven?
Omdat dit vers daar in het geheel niet naar verwijst. In het hele vers
staat niets over een samenkomst voor een eredienst. Het onderwerp van 1
Corinthiërs 16:1-3 is een inzameling voor de behoeftige heiligen in
Jeruzalem: „Wat nu de inzameling voor de heiligen betreft, doet ook gij,
evenals ik het in de gemeenten van Galatië geregeld heb: elke eerste dag der
week legge ieder uwer naar vermogen thuis [Grieks: bij zichzelf] iets weg,
en hij spare dit op, opdat er niet eerst na mijn komst inzamelingen moeten
gehouden worden. Wanneer ik dan aangekomen ben, zal ik hen, die gij daarvoor
geschikt acht, met brieven zenden om uw liefdegave te Jeruzalem af te
dragen.” Zie ook Romeinen 15:25-28: „Maar thans ben ik op reis naar
Jeruzalem ten dienste van de heiligen. Want Macedonië en Achaje hebben
goedgevonden een handreiking te doen aan de armen onder de heiligen te
Jeruzalem. Zij hebben het immers goedgevonden, maar zijn het ook jegens hen
verplicht, want indien de heidenen aan hun geestelijke goederen deel hebben
gekregen, behoren zij ook met hun stoffelijke goederen hen te dienen.
Wanneer ik mij dan hiervan gekweten en hun deze opbrengst afgedragen heb,
zal ik over uw stad naar Spanje reizen.”
Voor die hulpactie moesten op de eerste dag van de week – een werkdag! –
voedsel en andere zaken worden verzameld opdat het werk gedaan zou zijn als
Paulus arriveerde. Ze moesten het thuis verzamelen. Van collecte in een
samenkomst is geen sprake. Bovendien geeft God geen instructies over
collectes in diensten, maar heeft een financieel systeem van tienden en
seizoenofferanden ingesteld.
10) Op de eerste dag van de week verscheen Jezus aan de apostel
Johannes op het eiland Patmos om hem de Openbaring te geven (Openbaring
1:10).
Dit is een klassiek voorbeeld van een vers uit de Bijbel naar eigen
inzicht uitleggen. In Openbaring 1:10 staat niets over „de eerste dag van de
week”. Johannes schrijft over „de dag des Heren”. Openbaring 1:10: „Ik kwam
in vervoering des geestes op de dag des Heren, en ik hoorde achter mij een
luide stem, als van een bazuin.”
Als dit vers inderdaad over een bepaalde dag van de week zou spreken,
welke dag is dan „de dag des Heren”? Jezus gaf het antwoord in Markus 2:28:
Jezus is „heer over de sabbat”. Dat is zijn dag – de ware „dag des Heren”!
Jesaja 58:13: „Indien gij niet over de sabbat heenloopt door uw zaken te
doen op mijn heilige dag, maar de sabbat een verlustiging noemt, de heilige
dag des HEREN van gewicht.”
Maar het gaat in Openbaring 1:10 niet over een bepaalde dag van de week,
maar over het tijdstip van Gods ingrijpen in de wereldaangelegenheden dat in
vele bijbelse profetieën „de dag des Heren” wordt genoemd.
Jesaja 13:9: „Zie, de dag des HEREN komt, meedogenloos, met
verbolgenheid en brandende toorn, om de aarde tot een woestenij te maken en
haar zondaars van haar te verdelgen.”
Joël 2:1: „Blaast de bazuin op Sion en maakt alarm op mijn heilige berg!
Dat alle inwoners des lands sidderen, want de dag des HEREN komt. Want hij
is nabij!”
Handelingen 2:20: „De zon zal veranderen in duisternis en de maan in
bloed, voordat de grote en doorluchtige dag des Heren komt.”
Hier zijn ze dan – de tien beste meest overtuigende, sterkste en meest
afdoende ’bijbelse’ redenen voor de traditioneel christelijke viering van de
zondag.
Geen wonder dat zelfs de rooms-katholieke kerk, die de beschikking heeft
over grote theologische kennis, geen enkele poging doet om de zondagsviering
te rechtvaardigen louter op basis van de Bijbel! In het besef dat dit niet
mogelijk is, geeft de rooms-katholieke kerk openlijk toe dat zijzelf en niet
de Bijbel het gezag heeft om de christelijke rustdag te veranderen.
Een van haar openbare studies stelt zelfs: „Als wij alleen de Bijbel
volgen, zouden wij ... de zaterdag ... vieren als heilige dag ... Heeft
Christus nu de dag gewijzigd? ... Wij hebben geen enkel bewijs dat Hij dat
heeft gedaan ... De Kerk ... heeft de verplichting van de zaterdag naar de
zondag verschoven” (Father Smith Instructs Jackson van aartsbisschop
John Francis Noll).
Wat er
werkelijk in de Bijbel staat
Vergelijk nu de bovenstaande tien redenen voor de zondagsviering met de
volgende twaalf redenen voor het houden van de zevendedags sabbat, en bepaal
zelf welke dag het stempel van de bijbelse goedkeuring draagt.
1) De zevendedags sabbat werd ingesteld bij de schepping van de mensheid
– duizenden jaren voordat Mozes of het Joodse volk bestonden. Genesis 2:1-3:
„Alzo werden voltooid de hemel en de aarde en al hun heer. Toen God op de
zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de
zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. En God zegende de zevende
dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat God
scheppende tot stand had gebracht.”
2) Jezus heeft verklaard: „De sabbat is gemaakt om de mens” – dat wil
zeggen, voor de gehele mensheid, niet alleen voor de Joden of een andere
bepaalde groepering. Markus 2:27: „En Hij zeide tot hen: De sabbat is
gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat.”
3) God sloot met zijn volk Israël een eeuwigdurend verbond dat zij
voor eeuwig de sabbat moeten houden, wat wil zeggen dat hun nakomelingen
– inclusief de apostelen en christenen die op enig tijdstip in de
geschiedenis van Israëlitische afkomst zijn – eveneens de sabbat moeten
houden. Exodus 31:12-18: „De HERE zeide tot Mozes: Gij dan, spreek tot de
Israëlieten: maar mijn sabbatten moet gij onderhouden, want dat is een teken
tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, zodat gij weet, dat Ik de HERE
ben, die u heilig. Gij zult de sabbat onderhouden, want deze is iets heiligs
voor u; wie hem ontheiligt, zal zeker ter dood gebracht worden, want ieder
die daarop werk verricht, zal uitgeroeid worden uit het midden van zijn
volksgenoten. Zes dagen mag men arbeiden, maar op de zevende dag zal er een
volledige sabbat zijn, de HERE geheiligd: ieder die op de sabbatdag werk
verricht, zal zeker ter dood gebracht worden. De Israëlieten zullen de
sabbat onderhouden, door de sabbat te vieren, zij en hun nageslacht, als een
altoosdurend verbond. Tussen Mij en de Israëlieten is deze een teken voor
altoos, want in zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt, en op
de zevende dag heeft Hij gerust en adem geschept. En Hij gaf aan Mozes, toen
Hij geëindigd had met hem te spreken op de berg Sinaï, de twee tafelen der
getuigenis, tafelen van steen, beschreven door de vinger Gods.”
4) Jezus, die nu in christenen leeft (Galaten 2:20) en die gisteren en
heden en tot in eeuwigheid dezelfde is (Hebreeën 13:8), hield (en houdt nog
steeds!) de sabbat (Lukas 4:16).
Galaten 2:20: „Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is,
niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in
het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft
liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven.”
Hebreeën 13:8: „Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in
eeuwigheid.”
Lukas 4:16: „En hij kwam te Nazaret, waar Hij opgevoed was, en Hij ging
volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor
te lezen.”
5) Jezus verklaarde dat Hij heer is, niet over de zondag, maar „over de
sabbat”. Markus 2:28: „Alzo is de Zoon des mensen heer ook over de sabbat.”
6) Nadat alle tijdelijke en ceremoniële zaken „aan het kruis genageld”
waren, hielden de volgelingen van Jezus de sabbat „naar het gebod”. Lukas
23:55-56: „En de vrouwen, die met Hem uit Galilea gekomen waren, volgden en
zij bezagen het graf en hoe zijn lichaam gelegd werd; en toen zij
teruggekeerd waren, maakten zij specerijen en mirre gereed. En op de sabbat
rustten zij „naar het gebod”.
7) De apostel Paulus legde grote nadruk op de noodzaak Gods geboden te
houden, waarvan er één gewijd is aan de sabbat.
1 Corinthiërs 7:19:
„Besneden zijn betekent niets, en onbesneden zijn betekent niets, maar wel
het houden van Gods geboden.”
Exodus 20:8-11: „Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; zes dagen
zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van
de HERE, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw
dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de
vreemdeling die in uw steden woont. Want in zes dagen heeft de HERE de hemel
en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende
dag; daarom zegende de HERE de sabbatdag en heiligde die.”
8) Paulus en zijn metgezellen zochten in Filippi geestelijke
vernieuwing, niet op de eerste dag van de week, maar op de sabbat.
Handelingen 16:12-13: „En vandaar naar Filippi, dat de eerste stad is van
dit deel van Macedonië, een Romeinse kolonie. En wij vertoefden enkele dagen
in die stad. En op de sabbatdag gingen wij de poort uit, de rivier langs,
waar wij verwachtten, dat een gebedsplaats zou zijn; en nedergezeten,
spraken wij tot de vrouwen, die samengekomen waren.”
9) Paulus predikte regelmatig op de sabbat tot Joden en heidenen.
Handelingen 13:14-15: „Doch zelf gingen zij van Perge verder en kwamen
te Antiochië in Pisidië, en op de sabbatdag in de synagoge gegaan zijnde,
namen zij plaats. En na de voorlezing van de wet en de profeten lieten de
oversten der synagoge hun vragen: Mannen broeders, indien gij een woord van
opwekking voor het volk hebt, spreekt het dan.”
Handelingen 13:42-44: „En toen zij vertrokken, verzochten zij hun tegen
de eerstvolgende sabbat weder deze woorden te spreken. En na het uitgaan van
de synagoge, volgden vele van de Joden en de vereerders van God, die
Jodengenoten waren, Paulus en Barnabas, die dan ook tot hen spraken en bij
hen aandrongen om te blijven bij de genade Gods. En de volgende sabbat kwam
bijna de gehele stad [voornamelijk heidenen] bijeen om het woord Gods te
horen.”
Handelingen 17:2: „En Paulus ging, zoals hij gewoon was, daar binnen en
behandelde drie sabbatten achtereen met hen gedeelten uit de Schriften.”
Handelingen 18:1-11: „Daarna verliet hij Athene en kwam te Korinte. En
hij vond daar een Jood, genaamd Aquila, van geboorte uit Pontus, die juist
uit Italië gekomen was met Priscilla, zijn vrouw, omdat Claudius bevolen
had, dat alle Joden Rome zouden verlaten; en hij kwam bij hen. En omdat hij
hetzelfde handwerk uitoefende, bleef hij bij hen, en zij werkten samen, want
zij waren tentenmakers van hun handwerk. En hij hield elke sabbat
besprekingen in de synagoge en trachtte Joden en Grieken te overtuigen. En
toen Silas en Timoteüs uit Macedonië kwamen, wijdde Paulus zich geheel aan
de prediking, waarin hij de Joden betuigde, dat Jezus de Christus is. Maar
toen dezen zich verzetten en lasterden, schudde hij zijn kleren uit en zeide
tot hen: Uw bloed zij op uw hoofd; ik ben er rein van, voortaan zal ik mij
tot de heidenen wenden. En hij vertrok vandaar en kwam in het huis van
iemand, genaamd Titius Justus, die God vereerde, wiens huis naast de
synagoge stond. En Crispus, de overste der synagoge, kwam tot geloof in de
Here met zijn gehele huis, en vele van de Korintiërs, die hem hoorden,
geloofden en lieten zich dopen. En de Here zeide in de nacht door een
gezicht tot Paulus: Wees niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet; want Ik
ben met u en niemand zal het op u toeleggen om u kwaad te doen, want Ik heb
veel volk in deze stad. En hij woonde daar een jaar en zes maanden en leerde
onder hen het woord Gods.”
10) Paulus onderwees de heidenen dat zij zich niet moesten laten
oordelen over o.a. het houden van de sabbat in het volle begrip van waar
deze dag de voorbode van is. Colossenzen 2:16-17: „Laat dan niemand u
blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag,
nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen
komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is.”
11) Hebreeën 4:9 luidt: „Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van
God.”
In de wereld van morgen, onder het leiderschap van Jezus Christus,
zullen alle naties – zowel Joden als heidenen – op de sabbat God eren.
Jesaja 66:22-23: „Want zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik
maken zal, voor mijn aangezicht zullen blijven bestaan, luidt het woord des
HEREN, zo zal uw nageslacht en uw naam blijven bestaan. En het zal
geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat, dat al
wat leeft zal komen om zich voor mijn aangezicht neer te buigen, zegt de
HERE.”
De sabbatrust symboliseert de rust en vrede gedurende het komende
1000-jarige Vrederijk. De zevende dag van de scheppingsweek staat voor de
zevende periode van 1000 jaar van de 7000 jaar geschiedenis van de mens.
Genesis 2:3: „En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij
daarop gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had
gebracht.” Toen de zeven dagen waren geschapen zei God in vers 4: „Dit is de
geschiedenis van de hemel en de aarde, toen zij geschapen werden. Ten tijde,
dat de HERE God aarde en hemel maakte.” Petrus zei in het kader van de
geschiedenis en het uitvoeren van Gods plan volgens zijn kalender in 2
Petrus 3:8: „Doch dit ene mag u niet ontgaan, geliefden, dat een dag bij de
Here is als duizend jaar en duizend jaar als een dag.”
Onverschillig welke dag?
Sommige mensen beweren dat het, in overeenstemming met Romeinen 14:5-6,
niet uitmaakt welke dag van de week iemand houdt als zijn wekelijkse
’rustdag’ zolang hij het doet „om de Here”.
Maar zelfs bij oppervlakkige lezing van Romeinen 14 is het duidelijk dat
het hier niet gaat over welke dag men God moet eren.
Nee, de tekst gaat eigenlijk over menselijke opvattingen omtrent eten en
drinken. Romeinen 14:1-4: „Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om
overwegingen te beoordelen [Statenvert.: maar niet tot twistige
samensprekingen]. De een gelooft, dat hij alles eten mag, maar de zwakke eet
plantaardig voedsel. Wie wel eet, minachte hem niet, die niet eet, en wie
niet eet, oordele hem niet, die wel eet, want God heeft hem aanvaard. Wie
zijt gij, dat gij eens anders knecht oordeelt? Of hij staat of valt, gaat
zijn eigen heer aan. Maar hij zal staande blijven, want de Here is bij
machte hem vast te doen staan.” Vers 17: „Want het Koninkrijk Gods bestaat
niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door
de Heilige Geest.”
Het gaat hier om wanneer en wat wij moeten eten en wanneer wij ons van
voedsel moeten onthouden of moeten vasten.
De mensen aan wie de apostel Paulus het boek Romeinen schreef, hielden
over deze kwestie er verschillende meningen op na, evenals de mensen
vandaag. Paulus zei hun dat iedere eigen mening over vegetarisme en eten of
vasten op bepaalde tijden strikt persoonlijk is. Het is een zaak tussen de
individuele mens en God.
Daarom zei Paulus met betrekking tot eten en vasten op bepaalde dagen
van de week, dat men ongeacht wat hij meent dat goed is, hij dit behoort te
doen „om de Here”, ernaar strevend Gods wil te doen. Vers 5-6: „Deze immers
stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk. Ieder zij voor
zijn eigen besef ten volle overtuigd. Wie aan een bepaalde dag hecht, doet
het om de Here, en wie eet, doet het om de Here, want hij dankt God; en wie
niet eet, laat het na om de Here en ook hij dankt God.”
Het gaat hier ook niet over rein of onrein voedsel, het gaat over wel of
niet eten – vasten. Er behoort onder christenen geen verdeeldheid zaaiend
oordeel te bestaan over een dergelijke fysieke kwestie (vegetarisch eten of
wanneer vasten). „Breek niet ter wille van spijs het werk Gods af”,
waarschuwde Paulus (vers 20).
Romeinen 14:5-6 zegt niet dat het er niet toe doet op welke dag
christenen God moeten eren in een heilige samenkomst. Dat is hier niet het
onderwerp. Er zijn echter tal van andere passages die duidelijk maken dat
Gods mensen de zaterdag, de door God ingestelde zevendedags sabbat, moeten
heiligen.
God noemt Israël zijn eerste kind. Exodus 4:22: „Dan zult gij tot Farao
zeggen: Zo zegt de HERE: Israël is mijn eerstgeboren zoon.” Enige tijd later
vertelde God bij de Sinaï aan zijn „eerstgeboren zoon” dat met de schepping
de zevende dag is geheiligd en dat het houden van de sabbat een gebod is en
het níet houden van de sabbat zonde is, waarop de doodstraf staat. In het
Nieuwe Testament zijn de leden van de Gemeente van God geestelijk Israël en
worden kinderen van God genoemd. 1 Johannes 3:1: „Ziet, welk een liefde ons
de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn
het ook. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent.” Voor alle
kinderen in het gezin van God gelden vanzelfsprekend dezelfde gezinsregels.
Dat benadrukte Jezus nog eens in Mattheüs 12:25: „Ieder koninkrijk, dat
tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder, en geen stad of huis, tegen
zichzelf verdeeld, zal standhouden.”
Alle kinderen hebben de beschikking over de juiste informatie, dezelfde
instructies van onze hemelse Vader. Zoals vermeld, de sabbat is het
sluitstuk van de scheppingsweek en ziet uit naar vrede en rust in het
1000-jarige Vrederijk en eeuwige rust en vrede in het Koninkrijk van God.
God heeft de mens een vrije wil gegeven zodat Hij gemotiveerde kinderen
in zijn gezin krijgt. Met die vrije wil kunnen mensen kiezen voor Satan of
God. Andere mogelijkheden zijn er niet. Niet kiezen voor God betekent kiezen
voor Satan. Satan wil vereerd worden op de dag van de zon en op het
zonnewendefeest, kerst. Het houden van de heidense zondag is een zonde, een
zware belediging van God.
12) Vrijwel de hele wereld, met name het ’christendom’, neemt aan – gelooft
zonder eigen onderzoek in de Bijbel – dat de sabbat een dag is van de
Joden. Ken de feiten die God openbaart. Eerst aan zijn eerste kind Israël.
Leviticus 23:1: „De HERE sprak tot Mozes: Spreek tot de Israëlieten en zeg
tot hen: De feesttijden des HEREN…” Staat er feesttijden der Joden? Nee
„feesttijden des Heren”. Verder in vers 2: „die gij zult uitroepen als heilige
samenkomsten, zijn mijn feesttijden.” „Mijn feesttijden” zegt God. Vers 3:
„Zes dagen mag arbeid verricht worden, maar op de zevende dag zal er een
volkomen sabbat zijn: een heilige samenkomst; generlei arbeid zult gij
verrichten, het is een sabbat voor de HERE in al uw woonplaatsen.” Er staat
niet: het is een zondag voor de Here, maar „een sabbat voor de HERE”.
Vervolgens geeft God zijn jaarlijkse zeven feesten. Zíjn feesten, niet
Satans feesten. Vers 4: „Dit zijn de feesttijden des HEREN, heilige
samenkomsten, die gij uitroepen zult op de daarvoor bepaalde tijd.” Na de
uitleg en de juiste tijden in de volgende verzen, herhaalt God in vers 37:
„Dit zijn de feesttijden des HEREN, waarop gij heilige samenkomsten zult
uitroepen.” En zegt in de verzen 14, 21, 31 en 41 dat het „een altoosdurende
inzetting” is. Tien valse redenen voor de zondag tegenover de redenen voor de sabbat van onze Vader en Jezus Christus.
Nogmaals – onverschillig welke dag? |