|
Voor literatuurlijst klik
hier.
GOD HAAT
ECHTSCHEIDING
Echtscheiding in de eenentwintigste eeuw is schering en
inslag. Wanneer de 'spanning' eraf is gaan echtparen uit elkaar. Als een nieuw liefje is
gevonden, wordt het oude liefje afgedankt. Voor menigeen is er geen partner voor het
leven, maar ettelijke opeenvolgende partners.
Bij de heidenen in de oudheid was er
wettelijk weinig geregeld om het huwelijk te beëindigen. Als er al wetten waren dan waren
ze vrijwel altijd ten gunste van de mannen. Veel vrouwen waren overgeleverd aan de
willekeur van hun mannen. Ook in Israël kon het huwelijk betrekkelijk makkelijk worden
ontbonden. Vrouwen hadden geen recht om hun man te verlaten of voor echtscheiding aan te
klagen.
Wanneer de man van zijn vrouw wilde scheiden, dan gaf hij haar een scheidbrief. Dit was
een schriftelijk bewijs dat hij haar niet meer erkende als zijn vrouw of dat hij beloofde
haar nooit weer te zullen opeisen.
Deuteronomium 24:1 Wanneer iemand een vrouw genomen en gehuwd heeft, dan zal,
(als hij haar geen genegenheid toedraagt, omdat hij iets onbehoorlijks aan haar gevonden
heeft, en hij een scheidbrief geschreven en haar die overhandigd heeft, waarna hij haar
uit zijn huis heeft weggezonden)
De uitdrukking waarmee in deze uitspraak de scheiding wordt gemotiveerd "omdat hij
iets onbehoorlijks aan haar gevonden heeft" is in alle tijden verschillend verklaard.
Zo beweerden in de tijd van Jezus de volgelingen van rabbi Hillel dat elke klacht, hoe
klein ook, bijv. aangebrand of te zout eten, reeds voldoende aanleiding was voor
echtscheiding. Maar de school van rabbi Sjammai was veel strenger en beweerde dat alleen
echtbreuk, onkuisheid en onfatsoenlijk gedrag (blootshoofds uitgaan, met gescheurde
klederen en blote armen lopen) grond voor een echtscheiding opleverde.
"Iets onbehoorlijks" betekent in ieder geval iets schandelijks, iets onkuis, dat
de man bij de vrouw ontdekt. Omdat op echtbreuk de doodstraf stond, moeten we denken aan
andere vormen van ontucht. Maar ook de strenge uitleg gaf de man een bepaalde vrijheid.
Als de man haar had weggezonden met een scheidbrief, was de vrouw weer vrij en kon trouwen
met een ander.
Deuteronomium 24:2 en als zij dan uit zijn huis vertrokken, haars weegs gegaan
en de vrouw van een ander geworden is; 3 en als dan de laatste man een afkeer van
haar krijgt, een scheidbrief schrijft, haar die overhandigt en haar uit zijn huis
wegzendt; of als de laatste man, die haar tot vrouw genomen heeft, gestorven is, 4
dan zal de eerste echtgenoot, die haar weggezonden heeft, haar niet opnieuw tot vrouw
mogen nemen, nadat zij verontreinigd is geworden; want dat is een gruwel voor het
aangezicht des Heren; gij zult geen zonde brengen over het land dat de Here, uw God, u ten
erfdeel geven zal.
Indien de verlaten vrouw ongehuwd bleef, dan kon de scheiding ongedaan gemaakt worden en
de verbroken gemeenschap weer aangeknoopt worden. Maar als zij intussen met een andere man
getrouwd was, kon de eerste man haar niet meer tot vrouw nemen, ook niet wanneer haar
laatste huwelijk door echtscheiding of door de dood van de laatste man ontbonden was.
De wet begunstigt een tweede huwelijk van een verlaten vrouw beslist niet; het wordt
toegestaan, meer niet. In Deut. 24:4 wordt de verlaten vrouw die opnieuw gehuwd was
aangemerkt als iemand die zich heeft laten verontreinigen. Daarmee is natuurlijk een
blijvende onreinheid bedoeld.
Numeri 5:20 maar indien gij u, terwijl gij uw man toebehoordet, misgaan en u
verontreinigd hebt, doordat een ander dan uw eigen man met u gemeenschap heeft gehad
Geslachtsgemeenschap met een andere man dan met haar eerste man, ook in een tweede
huwelijk, maakt de vrouw blijvend onrein en wel tegenover haar eerste man. Hieruit blijkt
ook, dat de wetgever het tweede huwelijk van een verlatene niet echt goedkeurt en het om
allerlei redenen beter vindt dat de vrouw van het recht om een tweede huwelijk aan te gaan
geen gebruik maakt. Hierdoor bleef ook de mogelijkheid open om de verbroken gemeenschap
weer aan te knopen. Voor priesters was het verboden om een verlaten vrouw te trouwen.
Over deze blijvende onreinheid
tegenover de eerste man zullen weinig mensen in de eenentwintigste eeuw zich druk maken.
Hoe staat God tegenover echtscheiding? Kan een man scheiden van zijn vrouw als zij het
eten heeft laten aanbranden? In onze tijd in Nederland wél! En een vrouw kan eenvoudig
een einde aan haar huwelijk maken om weer een nieuw 'avontuur' te beginnen.
Heeft God met de mogelijkheid van een scheidbrief een simpele 'regeling' getroffen voor de
echtscheiding?
Wat heeft de God van het Oude Testament hiermee bedoeld? Deze God werd later Jezus
Christus. We kunnen Hem dus nu in het Nieuwe Testament raadplegen.
Mattheus 19:3 En er kwamen Farizeeën tot Hem [Christus] om Hem te
verzoeken, en zij zeiden: Is het geoorloofd zijn vrouw weg te zenden om allerlei redenen?
In de volgende verzen geeft Hij antwoord en hebben wij dus de wet van Christus nopens de
echtscheiding. Hij gebruikt deze situatie als lering voor Zijn eigen discipelen.
"Is het geoorloofd zijn vrouw weg te zenden om allerlei redenen?" Dit vroegen de
Farizeeën. Niet omdat ze onderwezen wilden worden, maar om Hem uit te dagen of zelfs in
een val te lokken. Enige tijd tevoren had Hij in Galilea over deze zaak gesproken, en
tegen de heersende gewoonte, het volgende verklaard:
Mattheus 5:31 Er is ook gezegd: Al wie zijn vrouw wegzendt, moet haar een
scheidbrief geven. 32 Maar Ik zeg u: Een ieder, die zijn vrouw wegzendt om een
andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk met haar gepleegd wordt; en al wie een
weggezondene trouwt, pleegt echtbreuk.
Dit was enige tijd geleden. Nu probeerden de Farizeeën zo'n uitspaak tegen de
echtscheiding opnieuw uit te lokken, om dit te gebruiken als een middel om het volk tegen
Hem op te zetten, daar zij iemand die deze vrijheid wilde beperken ongetwijfeld niet met
vriendelijke ogen zullen aanzien. Zij hoopten dat Hij door deze, evenals door Zijn andere
leerstellingen, de gunst en genegenheid van het volk zou kwijtraken. De Farizeeën
dachten: Als Hij zou zeggen, dat echtscheiding niet geoorloofd is, dan zouden zij Hem
smaden als een vijand van de wet van Mozes, die echtscheiding toeliet; maar als Hij zou
zeggen, dat zij wél geoorloofd is, dan zouden zij er op wijzen, dat Zijn leer niet zo
volkomen zuiver is als men van de leer van de Messias zou verwachten, want, hoewel
echtscheiding geduld werd, werd zij toch door mensen van strenge beginselen in een
ongunstig licht beschouwd.
Misschien was er, hoewel de wet van Mozes echtscheiding toeliet, toch ten opzichte van de
rechtmatige oorzaken die er voor aangewezen moesten worden, geschil ontstaan onder de
Farizeeën, en dat dezen nu wilden weten wat Christus er van zei. Er kwamen talrijke
gevallen voor van moeilijkheden of twisten in het huwelijk, sommige van die gevallen waren
zeer ingewikkeld en moeilijk te beslechten, niet vanwege de wet van God, maar vanwege de
lusten en dwaasheden van de mensen, en dikwijls gebeurt het, dat de mensen in zo'n
situatie al een besluit hebben genomen, voordat zij vragen hoe zij hebben te handelen. Hun
vraag is: Of het een mens geoorloofd is zijn vrouw te verlaten om allerlei oorzaak. Over
één oorzaak, namelijk hoererij, waren ze het wel eens. Maar mag het, zoals nu algemeen
gedaan wordt door mensen van losse levenswijze, om allerlei oorzaak, om elke aanleiding,
die het een man belieft op te geven, al is zij ook nog zo onbeduidend of beuzelachtig:
omdat de vrouw de man mishaagt, of omdat hij haar niet meer liefheeft? De vergunning in
een dergelijk geval luidde: "als hij haar geen genegenheid toedraagt, omdat hij iets
onbehoorlijks aan haar gevonden heeft" (Deut. 24:1). Hieraan hebben zij zo'n ruime
uitleg gegeven, dat zij elke weerzin, hoe ongegrond ook, als een wettige oorzaak van
echtscheiding beschouwden.
Wat is het antwoord op deze vraag van Christus? Daar dit een gewetenszaak gold, en wel een
zeer gewichtige, gaf Hij, hoewel zij Hem gedaan was om Hem te verzoeken, er toch een
volledig antwoord op. Hij hield hun beginselen voor over huwelijk en echtscheiding en dat
willekeurige echtscheidingen en 'losse' huwelijken geenszins geoorloofd waren. Christus
zelf wilde de regel niet geven zonder een reden er voor aan te duiden en Zijn oordeel niet
zeggen zonder een schriftuurlijk bewijs er voor. Nu is Zijn redenering aldus: Indien man
en vrouw door de wil en de bestemming van God met de sterkste en innigste band
samenverbonden zijn, dan moeten zij niet licht en gemakkelijk en om allerlei oorzaak
gescheiden worden. Indien de band heilig is, kan hij niet gemakkelijk losgemaakt worden.
Om nu te bewijzen, dat er zo'n band tussen man en vrouw bestaat, worden een aantal
fundamentele punten door Hem aangevoerd.
Hij begint bij het begin en dat is meestal de juiste aanpak bij de schepping
van Adam en Eva, ten opzichte waarvan Hij zich beroept op hun eigen kennis van de Schrift.
Mattheus 19:4 Hij antwoordde en zeide: Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper
hen van den beginne als man en vrouw heeft gemaakt?
Gij hebt gelezen, maar er kennelijk niet over nagedacht! Ze hebben immers gelezen dat Hij,
die van den beginne de mensen gemaakt heeft, ze gemaakt heeft, man en vrouw, Gen. 1:27;
5:2. Het is zinvol om dikwijls te denken aan onze schepping, hoe en door Wie, en waartoe,
wij geschapen werden. Hij heeft ze gemaakt, man en vrouw, één vrouw voor één man,
zodat Adam van zijn vrouw niet kon scheiden en een andere huwen, want er was geen andere.
Evenzo wees dit op een onscheidbare eenheid tussen hen; Eva was een rib uit Adams zijde,
zodat hij haar niet weg kon doen, of hij moest een gedeelte van zichzelf wegdoen en in
tegenspraak zijn met de duidelijke aanwijzing van Eva's schepping. Christus duidt dit kort
aan, maar door zich te beroepen op hetgeen zij hadden gelezen, verwijst Hij hen naar het
oorspronkelijk verhaal, waarin het opmerkelijk is, dat hoewel ook de overige levende
wezens in mannelijk en vrouwelijk geslacht geschapen zijn, dit toch niet van hen, maar
alleen van de mens vermeld wordt, omdat de samenvoeging van man en vrouw een
verstandelijke reden heeft, en bestemd tot een hoog doel, en daarom vaster en inniger is
dan die tussen de dieren. Het huwelijk van man en vrouw is een afspiegeling van Gods
gezin. Het menselijk gezin geeft ons inzicht in Gods plan met de mensheid en is een
voorbereiding op Gods geestelijke gezin, het Koninkrijk van God. Vandaar de opmerkelijke
uitdrukking in Gen. 1:27: Naar Zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw
schiep Hij hen. 'Hem' en 'hen' worden bij afwisseling gebruikt. Enerzijds door de
schepping voordat zij twee waren. Met de schepping waren de rib en Adam één. Toen ze tot
twee mensen, man en vrouw, waren gemaakt, werden zij weer één door het huwelijksverbond.
Die eenheid kon niet anders dan vast zijn, niet los te koppelen. Al bestaat het huwelijk
uit twee personen, de som is één: 1+1 = 1.
Mattheus 19:5 En Hij zeide: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en
zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot één vlees zijn.
De aard van een huwelijksovereenkomst is dat zij een vereniging tussen twee personen is.
Vers 6 Zo zijn zij niet meer twee, maar één vlees.
Hoewel iedere persoon uniek is, is in een huwelijk zijn vrouw in zekere zin de man
zelf, zij is één met hem. Evenals dit een reden is, waarom mannen hun eigen vrouwen lief
moeten hebben, zo is het ook een reden, waarom zij van hun vrouw niet mogen scheiden, want
niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, of het afgesneden, maar hij voedt het en
onderhoudt het. Die twee zullen één zijn, daarom moet er slechts één vrouw zijn, want
God heeft voor één Adam slechts één Eva gemaakt.
Maleachi 2:15 Niet een doet zo, die voldoende geest bezit, want wat zoekt die
ene? Het zaad Gods. Weest dan op uw hoede voor uw hartstocht, en dat men niet ontrouw
worde aan de vrouw zijner jeugd. 16 Want Ik haat de echtscheiding, zegt de Here, de
God van Israël, en dat men zijn gewaad met geweldpleging overdekt, zegt de Here der
heerscharen. Daarom, weest op uw hoede voor uw hartstocht en weest niet ontrouw.
Christus zal Zijn Gemeente huwen. Christus en Zijn bruid zullen deel uitmaken van het
goddelijke gezin, onder leiding van God de Vader. Het menselijk huwelijk is een type van
het huwelijk tussen Jezus Christus en Zijn Gemeente. Dit huwelijk zal nooit verbroken
worden. Echtscheiding is niet in overeenstemming met het doel van het bestaan van de mens.
Vers 6 van Mattheus 19 vervolgt dan ook met: Hetgeen dan God samengevoegd heeft,
scheide de mens niet.
Desalniettemin hebben de Farizeeën hiertegen een bezwaar; een tegenwerping, die niet
zonder enige schijn van grond is.
Vers 7 Zij zeiden tot Hem: Waarom heeft Mozes dan bevolen een scheidbrief te
geven en haar daarmede weg te zenden?
Ja, waarom heeft dan Mozes geboden een scheidbrief te geven en haar te verlaten, in geval
een man van zijn vrouw wil scheiden? Jezus voerde een schriftuurlijke reden aan tegen de
echtscheiding; de Farizeeën beroepen zich eveneens op de Schrift. De schijnstrijdigheden
in het Woord van God zijn grote struikelblokken voor mensen van een verdorven gemoed. In
Zijn Woord openbaart God zich en Zijn natuur. In de bijbel wordt eveneens de natuur van de
mens blootgelegd. We dienen ons te richten op de natuur van God en met die houding zullen
we begrijpen dat echtscheiding voortkomt uit de natuur van de mens. God haat
echtscheiding. Wat de Farizeeën een gebod noemden, was slechts het dulden of toelaten,
eerder bedoeld als een beteugeling van de buitensporigheid er van, dan om de zaak zelf te
steunen of in bescherming te nemen. Er moet een bijzondere reden worden opgegeven, de
scheidbrief moet geschreven worden, en als een gerechtelijke acte bekrachtigd, verzegeld
en geregistreerd worden. Die scheidbrief moet aan de vrouw zelf in handen worden gegeven,
en hun werd uitdrukkelijk verboden om ooit weer samen te komen als de vrouw een tweede
huwelijk aanging, hetgeen voor de mannen, zo zij tot enig nadenken in staat waren, een
reden was om de zaak eerst goed te overwegen.
Christus antwoordt op deze tegenwerping, waarin Hij hun vergissing ten opzichte van de wet
van Mozes herstelt.
Hij zei tot hen: "Mozes heeft niet, zoals gij het verkeerd opvat, en zo de Schrift in
tegenspraak met zichzelf brengt, geboden, maar vanwege de hardheid van uw hart u
toegestaan uw vrouwen te verlaten." Toegestaan in de betekenis van dulden. Maar over
die hardheid van hun hart heeft hij dikwijls genoeg geklaagd.
Deuteronomium 9:5 Niet wegens uw gerechtigheid noch wegens de oprechtheid van uw
hart gaat gij hun land in bezit nemen, maar wegens hun goddeloosheid drijft de Here, uw
God, deze volken voor u weg en om het woord gestand te doen, dat de Here uw vaderen,
Abraham, Isaäk en Jakob, gezworen heeft. 6 Weet dus dat de Here, uw God, u dit
goede land niet in bezit geeft wegens uw gerechtigheid; gij zijt immers een hardnekkig
volk.
Deuteronomium 31:27 Want ik [Mozes] ken uw weerspannigheid en hardnekkigheid.
Wanneer gij, terwijl ik thans nog levend bij u ben, tegen de Here weerspannig zijt
geweest, hoeveel te meer dan na mijn dood!
Christus zegt hen, dat er een reden was voor dit dulden, die hen niet tot eer strekte.
In het begin was er geen echtscheiding en geen polygamie. De eerste polygame man kwam uit
het geslacht van Kaïn (Gen. 4:19). Toen Gods ordening nog in haar oorspronkelijkheid kon
worden voorgesteld zonder op de menselijke verdorvenheid acht te moeten geven, en de
heiligheid van de echtverbintenis nog niet verzwakt was, toen werd het huwelijk
voorgeschreven als verbintenis van de man met een vrouw en als onverbrekelijke gemeenschap
voor het gehele leven.
Over het algemeen waren de Israëlieten heftig, zowel in hun lusten als in hun
hartstochten. Indien hun dus niet toegelaten was van hun vrouw te scheiden, als zij een
weerzin tegen haar hadden opgevat, dan zouden zij haar mishandeld hebben, haar beledigd en
geslagen, ja wellicht vermoord hebben. Er is geen groter blijk van hardheid van hart in de
wereld, dan hardheid en strengheid van een man tegenover zijn eigen vrouw. Bij de volkeren
in het Midden-Oosten hadden de vrouwen in het algemeen een gering maatschappelijk aanzien,
ook in het huwelijk. Het schijnt dat de Israëlieten zich in dat opzicht eveneens
'heidens' gedroegen, en daarom was het hun toegestaan van hun vrouwen te scheiden, om te
voorkomen dat hen iets ernstigs aangedaan zou worden.
Christus leidt hen terug naar de oorspronkelijke instelling in Mattheus 19:
Vers 8 Hij zeide tot hen: Mozes heeft u met het oog op de hardheid uwer harten
toegestaan uw vrouwen weg te zenden, maar van den beginne is het zo niet geweest.
Bederf, dat in enigerlei inzetting van God is ingeslopen, moet uitgezuiverd worden door
tot de oorspronkelijke instelling terug te keren. Indien de kopie onzuiver is, dan moet
zij onderzocht en naar het oorspronkelijke verbeterd worden. Zo heeft Paulus, toen hij de
misbruiken in de gemeente te Corinthe ten opzichte van het Pascha wilde wegnemen, zich
beroepen op de instelling er van: zo en zo heb ik van de Here ontvangen. De waarheid van
het begin zoeken, daarom moeten wij vragen naar de oude paden.
Jeremia 6:16 Zo zegt de Here: Gaat staan aan de wegen, en ziet en vraagt naar de
oude paden, waar toch de goede weg is, opdat gij die gaat en rust vindt voor uw ziel; maar
zij zeggen: Wij willen die niet gaan.
Ga altijd terug naar de bron.
Nu verder in Mattheus 19. Christus beslist de zaak door een uitdrukkelijke wet:
Mattheus 19:9 Doch Ik zeg u: Wie zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan
hoererij en een andere trouwt, pleegt echtbreuk.
Dit komt overeen met hetgeen Hij tevoren gezegd had:
Mattheus 5:31 Er is ook gezegd: Al wie zijn vrouw wegzendt, moet haar een
scheidbrief geven. 32 Maar [na 'maar' volgt een tegenstelling] Ik zeg u: Een ieder,
die zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk met haar
gepleegd wordt; en al wie een weggezondene trouwt, pleegt echtbreuk.
Dáár werd het door Hem gezegd in Zijn prediking, hier in een twistgesprek; maar het is
hetzelfde, want Christus blijft dezelfde. In deze beide plaatsen laat Hij echtscheiding
toe in geval van overspel; want de reden tegen de echtscheiding is: Die twee zullen één
vlees zijn. Indien de vrouw zich nu overgeeft aan hoererij, en zich tot één vlees maakt
met een overspeler, dan houdt de reden van de wet op, en dus ook de wet zelf. Door de wet
van Mozes werd overspel met de dood bestraft. Christus verzacht de strengheid hiervan, en
beslist dat overspel gestraft moet worden met echtscheiding. Christus' woorden heeft de
strekking om de mens de oorspronkelijke betekenis van de wet voor te houden; de wet der
liefde, huwelijksliefde, is geen nieuw gebod, maar was er vanaf het begin. Als wij eens
nagaan welk kwaad er gedaan wordt aan families en bezittingen, wat een verdriet,
verwarring en wanorde er ontstaat uit willekeurige echtscheidingen, dan zien wij hoe deze
wet van Christus tot ons welzijn en voordeel strekt.
Behalve de Farizeeën hebben ook de discipelen naar het antwoord van Christus geluisterd
en dan blijkt dat zij zich nog niet bekeerd hebben, want Gods Geest was toen nog niet in
hen. Tegen deze wet van Christus opperden ook de discipelen een bezwaar.
Vers 10 De discipelen zeiden tot Hem: Indien voor een man de zaak met zijn vrouw
zo staat, is het niet raadzaam te trouwen.
Het schijnt, dat de discipelen zelf niet graag afstand deden van de vrijheid tot
echtscheiding, daar zij het een goed en geschikt middel achtten om het huwelijk naar hun
hand te zetten. Een dreigmiddel. Dit middel werd hen nu afgenomen door Christus. Als het
hun niet geoorloofd is hun vrouw te verlaten, als hun dit behaagt, dan hoeven ze
helemáál geen vrouw. De menselijke natuur verdraagt geen dwang, zij wil Christus
banden verbreken, en vrijheid hebben om haar lusten te bevredigen. Een huwelijk eist
verplichtingen en volharding.
Christus' antwoord op de bedenkingen van de discipelen:
Vers 11 Doch Hij zeide tot hen: Niet allen vatten dit woord, alleen zij, aan wie
het gegeven is. 12 Er zijn immers gesnedenen, die zo uit de moederschoot geboren
zijn, en er zijn gesnedenen, die door de mensen gesneden zijn, en er zijn gesnedenen, die
zichzelf gesneden hebben, ter wille van het Koninkrijk der hemelen. Die het vatten kan,
die vatte het.
Want er zijn gesnedenen, gedwongen om ongehuwd te blijven, die uit moeders lichaam zo
geboren zijn, omdat een natuurlijk gebrek bij hen is; en er zijn gesnedenen, die door de
mensen gesneden zijn. Bijv. een eunuch een mannelijk persoon bij wie, met name vóór de
puberteit, de geslachtsklieren (zaadballen) zijn weggenomen en die dus alle gevolgen van
castratie vertoont. Vanouds deden eunuchen in het Oosten dienst als bewakers van harems.
Veelal zullen nu deze beiden die uiterlijk gehandicapt zijn, ongehuwd blijven.
Sommigen hebben zichzelf gesneden of door een chirurg laten snijden omdat hun seksuele
drift of verslaving hen in de weg staat naar het Koninkrijk.
En er zijn bovendien geheel anderen, gesnedenen die geen lichamelijke belemmering hebben
in het huwelijk te treden, maar die zichzelf figuurlijk gesproken gesneden hebben, bewust
niet gekozen hebben voor het huwelijk om zich volledig te wijden aan hun roeping ter wille
van Gods Koninkrijk.
Christus houdt de discipelen, die de mogelijkheid willen behouden om hun vrouwen weg te
kunnen sturen, deze gevallen voor. Gevallen van mannen die het geluk van een huwelijk,
vrijwillig of onvrijwillig, niet proeven. Later, wanneer ze Gods heilige Geest ontvangen
en zich bekeren en Gods plan met de mensheid gaan begrijpen, zullen ze Christus dankbaar
zijn.
Christus geeft nog meer
duidelijkheid voor ons als nieuwtestamentische Gemeente.
Christus is niet gekomen om de wet te ontbinden. Zoals hiervoor uitgelegd gaat Christus
terug naar de oorspronkelijke bedoeling van de wet. In Rom. 13:10 staat dat de liefde de
vervulling van de wet is. Iemand die Gods wetten ziet als een juk, heeft een Farizeese
kijk op de wet. Voor een juist inzicht in de wet heeft een mens meer nodig dan zijn
menselijke geest. Hij heeft Gods natuur nodig, die in hem gaat groeien wanneer hij Gods
Geest ontvangt. Christus legt het verschil uit tussen de letterlijke, zelfgerichte,
interpretatie en de menslievende bedoeling van de wet. Voor iemand die Gods liefde niet
wil verstaan, is de uitleg van Christus strenger dan het zo veel gehoorde 'juk van de
wet'. Met Zijn benadering van Gods wetten liet Hij de grote menigte die Hij toesprak
versteld staan (Matth. 7:28). Over een moord begaan zei Hij bijv. het volgende:
Mattheus 5:21 Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet
doodslaan; en: Wie doodslag pleegt, zal vervallen aan het gerecht. 22 Maar Ik zeg u:
Een ieder, die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het gerecht. Wie tot
zijn broeder zegt: Leeghoofd, zal vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal
vervallen aan het hellevuur.
En over echtbreuk:
Vers 27 Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken. 28
Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart
reeds echtbreuk met haar gepleegd.
Velen menen dat de daad zelf pas een overtreding is. "Men mag toch fantasieën
hebben" is de redenering. "Zolang ik maar niet vreemd ga". In gedachten
iemand buiten het huwelijk begeren is al wetsovertreding.
Titus 1:15 Alles is rein voor de reinen, maar voor hen, die besmet en
onbetrouwbaar zijn, is niets rein. Maar bij hen zijn zowel het denken als het geweten
besmet.
Filippensen 4:8 Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat
rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet
en lof verdient, bedenkt dat.
Zo horen onze gedachten te zijn.
God haat echtscheiding. Maar wat als een huwelijk van christenen toch op de klippen loopt?
1 Corinthe 7:10 Doch hun, die getrouwd zijn, beveel ik niet, maar de Here, dat
een vrouw haar man niet mag verlaten 11 (is dit toch gebeurd, dan moet zij ongehuwd
blijven of zich met haar man verzoenen) en een man moet zijn vrouw niet verstoten.
Vers 39 Een vrouw is gebonden, zolang haar man leeft; maar indien haar man is
ontslapen, is zij vrij om te trouwen, met wie zij wil, mits in de Here. 40 Toch is
zij naar mijn mening gelukkiger, indien zij blijft, zoals zij is; en ik meen ook de Geest
Gods te hebben.
Romeinen 7:1 Of weet gij niet, broeders, (ik spreek immers tot wie de wet kennen)
dat de wet heerschappij voert over de mens, zolang hij leeft? 2 Want de gehuwde
vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man
sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond. 3 Zo zal zij dan,
indien zij bij het leven van haar man een ander tot man neemt, echtbreekster heten;
wanneer echter de man sterft, is zij vrij van de wet, zodat zij geen echtbreekster is,
indien zij zich aan een andere man geeft.
Als u getrouwd bent met een ongelovige, dan behoort u zich tot het uiterste in te spannen
voor uw huwelijk. Wat als uw huwelijkspartner u toch verlaat?
1 Corinthe 7:12 Maar tot de overigen zeg ik, niet de Here: heeft een broeder een
ongelovige vrouw, die erin bewilligt met hem samen te wonen, dan moet hij haar niet
verstoten. 13 En een vrouw moet, als zij een ongelovige man heeft, en deze erin
bewilligt met haar samen te wonen, die man niet verstoten. 14 Want de ongelovige man
is geheiligd in zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd in de broeder. Anders
zouden immers uw kinderen onrein zijn, doch nu zijn zij heilig. 15 Maar indien de
ongelovige haar verlaat, laat hij haar verlaten. De broeder of zuster is in dit geval niet
gebonden; tot vrede heeft God u geroepen.
Paulus zegt dat als een huwelijk tussen een christen en een ongelovige wordt beëindigd
door de ongelovige, "de broeder of zuster in dit geval niet gebonden" is.
Christus zelf hield zich aan het
oorspronkelijk beginsel van de huwelijkswet. Hij was de God van het Oude Testament. Hij,
de Heer, was gehuwd met Israël. Het overspel van fysiek Israël (de huizen Israël en
Juda), het plegen van echtbreuk, heeft geleid tot een echtscheiding. Bij de tien stammen
spreekt God zelfs van een scheidbrief. De scheiding werd een feit toen God hen uit hun
land verdreef. Hij heeft Zijn vrouw weggezonden. Juda is later wel teruggekeerd, maar werd
nooit weer een zelfstandige natie met God als hun koning op een eigen grondgebied. De
scheiding werd niet hersteld. Toch was God niet vrij om weer te trouwen, want Hij was niet
gehuwd geweest met een heidens volk, maar met een heilig volk. God had het oude Israël
apart gezet van alle andere volkeren als Zijn heilig volk, dat een afspiegeling is van het
nieuwtestamentische geestelijk Israël, geestelijk apart gezet als Zijn heilig volk.
Vergelijk in 1 Cor. 7:10-15 het 'heilig volk' met de ware christenen en heidense volken
met ongelovigen.
Nadat Christus gestorven was, was Hij vrij om zich te verloven met een andere 'vrouw', het
geestelijk Israël, Zijn nieuwtestamentische Gemeente.
Laten we het zevende Gebod
eerbiedigen: Gij zult niet echtbreken. En ons verheugen op een oneindig huwelijk met Jezus
Christus. |
|