|
Voor literatuurlijst klik hier.
Op vele plaatsen in de Bijbel worden de verschillende heilige dagen van God
beschreven. Het zijn jaarlijkse sabbatten die voor eeuwig zijn ingesteld. In Leviticus
staan alle zeven feesten in chronologische volgorde.
Van elke jaarlijkse heilige dag zou je kunnen zeggen: dit is de belangrijkste. Omdat deze
heilige dagen Gods Plan met de mensheid uitbeelden, kan geen enkele dag ontbreken. Er zijn
zeven jaarlijkse feesten die de zeven stappen in dit Plan symboliseren.
Ook zonder De Grote Verzoendag zou Gods Plan met de mensheid niet uitgevoerd kunnen
worden.
Leviticus 23:26 En de Here sprak tot Mozes: 27 Maar op de tiende van die
zevende maand is de Verzoendag; een heilige samenkomst zult gij hebben en gij zult u
verootmoedigen en de Here een vuuroffer brengen. 28 Op die dag zult gij generlei
arbeid verrichten, want het is de Verzoendag, om over u verzoening te doen voor het
aangezicht van de Here, uw God. 29 Want ieder die zich op die dag niet zal
verootmoedigen, zal uitgeroeid worden uit zijn volksgenoten. 30 Ieder die enige
arbeid verricht op die dag, zal Ik verdelgen uit het midden van zijn volk. 31
Generlei arbeid zult gij verrichten: het is een altoosdurende inzetting voor uw
geslachten, in al uw woonplaatsen. 32 Het zal u een volkomen sabbat zijn en gij zult
u verootmoedigen. Op de negende van de maand, des avonds, van avond tot avond, zult gij uw
sabbat vieren.
Verootmoedigen, vers 32, duidt op vasten. Het oorspronkelijke woord betekent
'neerbuigen' of 'vernederen'. Dit ging dikwijls gepaard met vasten. De Grote Verzoendag
staat ook bekend als de vastendag. Een voorbeeld van vasten en verootmoedigen staat in
Psalmen.
Psalmen 35:13 Maar mij aangaande, toen zij ziek waren, was een rouwgewaad mijn
kleed, ik verootmoedigde mij met vasten, en mijn gebed keerde in mijn boezem weder.
In vers 31 van Leviticus 23 lezen we dat het houden van deze dag een altoosdurende
inzetting is.
Ook in hoofdstuk 16 van Leviticus, vers 29 en 31, waar de symboliek van de Grote
Verzoendag wordt uiteengezet, zien wij dat deze dag werd ingesteld als een heilige sabbat
die voor eeuwig moet worden gehouden:
Leviticus 16:29 Dit zal u tot een altoosdurende inzetting zijn: in de zevende
maand op de tiende der maand zult gij u verootmoedigen en generlei werk doen, zomin de
geboren Israeliet als de vreemdeling, die in uw midden vertoeft. Vers 31 Het zal u
een volkomen sabbat zijn en gij zult u verootmoedigen, het is een altoosdurende inzetting.
Let in Leviticus 23:32 ook goed op de uitdrukking 'van avond tot avond, zult gij uw sabbat
vieren'. Iedereen die de sabbat houdt, maar niet de jaarlijkse heilige dagen, haalt deze
tekst aan om te tonen dat de sabbat bij zonsondergang begint. Als wij dit geloven, waarom
houden wij dan niet de sabbat waarvan in deze tekst sprake is: de grote sabbat van de
Grote Verzoendag, die voor eeuwig is ingesteld? Zijn wij consequent als wij steeds deze
tekst aanhalen om aan te tonen wanneer de sabbat begint en dan weigeren de sabbat te
houden die in deze tekst wordt genoemd?
De betekenis van de Grote Verzoendag
De Grote Verzoendag beeldt een grote en wonderbaarlijke
gebeurtenis uit, die na de wederkomst van Christus zal plaatsvinden en waarvan de wereld
totaal onkundig is, omdat zij niet de ware betekenis inziet van deze jaarlijkse sabbatten
die de Here heilig zijn. De wereld is in gebreke gebleven ze als een voortdurende
herinnering aan Gods grote plan van verlossing te houden!
De symboliek komt tot uiting in het 16e hoofdstuk van Leviticus waar de handelingen op de
Grote Verzoendag, zoals die vóór de kruisiging plaatsvonden, worden beschreven.
God geeft de volgende instructie aan Aäron en aan de hogepriesters die na hem komen.
Leviticus 16:5 En van de vergadering der Israëlieten zal hij twee geitenbokken
ten zondoffer en een ram ten brandoffer nemen. 6 Dan zal Aäron de stier van zijn
eigen zondoffer brengen en verzoening doen voor zich en zijn huis. 7 Hij zal de twee
bokken nemen en ze voor het aangezicht des Heren stellen bij de ingang van de tent der
samenkomst, 8 en Aäron zal over de beide bokken het lot werpen; een lot voor de
Here, en een lot voor Azazel.
Over dit schriftgedeelte zijn verschillende gezichtspunten, opinies, ideeën en
verklaringen. De sleutel tot de hele verklaring ligt in een juist begrip van de betekenis
van 'Azazel'. Dit woord komt nergens anders in het Oude Testament voor.
Typen van Christus en Satan
Deze twee geitenbokken waren vanzelfsprekend typen. Door het lot moest
noodzakelijkerwijze worden beslist, welke van de twee Christus en welke Azazel moest
vertegenwoordigen. Sommigen zeggen dat beide daartoe in aanmerking kwamen. De Bijbel zegt
hierover niets. Welnu, het werpen van een 'lot' is een plechtig verzoek aan God om in een
onduidelijke zaak uitsluitsel te geven. Het is een heilige ceremonie, die een
bovennatuurlijke ingreep van God inhoudt. Daarom zijn loterijen en gokken van de duivel
ze drijven de spot met het doen van een heilig beroep op God.
Valse profeten zijn moeilijk te onderscheiden van ware profeten. De grootste valse
profeet, de Satan, zal met name in de eindtijd worden aangezien voor de
grootste ware profeet, Christus. De mensen waren niet in staat te beslissen welke
geitenbok in aanmerking kwam om Christus voor te stellen. God moest hierin de beslissing
nemen! "Eén lot voor de Here, en één lot voor Azazel." Eén lot was dus voor
de Here; de bok waarop dit viel, symboliseerde Christus. Het andere lot was echter niet
voor de Here, symboliseerde niet Christus, maar Azazel Satan! Deze woorden
suggereren op de meest vanzelfsprekende wijze dat Azazel de naam van een persoon is, die
hier tegenover Christus wordt gesteld. Let goed op de tegenstelling: één voor de Here,
de andere voor Azazel.
De bok die God door het lot uitkoos om Christus voor te stellen, werd geslacht, evenals
Christus, zijn tegenbeeld. De andere bok die door God werd aangewezen om Azazel voor te
stellen, werd echter niet geslacht, maar werd levend naar een onbewoonde wildernis
verdreven. Het is geen symbolische voorstelling van de opgestane Christus, want de bok
stierf niet. De onbewoonde wildernis waarheen deze bok werd verdreven, kan ook niet de
hemel voorstellen, waarheen Christus opvoer, want de hemel is noch onbewoond noch een
wildernis.
Nadat God had aangewezen welke bok Christus voorstelde en welke Azazel, slachtte de
hogepriester (vers 11) de stier als een zondoffer voor zichzelf en zijn huis.
11 Dan zal Aäron de stier van zijn eigen zondoffer brengen en verzoening doen
voor zich en zijn huis; hij zal de stier van zijn eigen zondoffer slachten.
Vervolgens droeg hij een pan met gloeiende kolen en het welriekende reukwerk het heilige
der heiligen binnen en sprenkelde het bloed van de stier op het verzoendeksel (zinnebeeld
van Gods troon), waaronder zich de tafels der getuigenis (de wet) bevonden. Dit moest de
hogepriester doen om zichzelf voor zijn ambtsbezigheid te reinigen en om Christus als
hogepriester voor te stellen. Bij het tegenbeeld gebeurde dit niet, want Christus, onze
Hogepriester, had deze reiniging niet nodig, in tegenstelling tot de oudtestamentische
priesters. Geen mens is immers zonder zonde, behalve Christus.
Nu pas was de Levitische hogepriester gereed om zijn dienst te doen.
Vervolgens werd de geitenbok, die God door het lot had geselecteerd om Christus voor te
stellen, als zondoffer voor het volk gedood. Zo werden de zonden van het volk door deze
bok gedragen, evenals Christus eens voor al onze zonden aan het kruis droeg. Christus
stond evenwel op uit de doden en voer op naar de troon van God in de hemel.
Wie of wat stelde nu, vanaf dit punt in de Levitische plechtigheid, de opgestane Christus
voor die naar de hemel ging? Volgens sommigen is dat de bok die Azazel voorstelde. Laten
wij eens zien.
Hoe wordt de opgestane Christus, die nu aan de rechterhand van God in de hemel zit
genoemd? Onze Hogepriester! Wat was het aardse beeld van Gods troon? De onbewoonde
wildernis? Nee, daarheen ging de levende bok!
Het aardse type van Gods troon was het verzoendeksel in het heilige der heiligen. Nadat
Christus gestorven was, voer Hij op naar de genadetroon in de hemel om, als onze
Hogepriester, voorspraak voor ons te doen. Hebreeën 6:19 vanaf het tweede deel:
Hebreen 6:19
tot binnen het voorhangsel, 20 waarheen Jezus voor ons
als voorloper is binnengegaan naar de ordening van Melchisedek hogepriester geworden in
eeuwigheid.
Nogmaals: wie of wat stelde in het Levitische ceremonieel op de Grote Verzoendag de
opgestane Christus voor, onze Hogepriester, die tot binnen het voorhangsel van Gods troon
in de hemel is gegaan? De ene bok was geslacht. Hij stelde de gedode Christus voor.
Hij kan niet meer de opgestane Christus voorstellen. De gedode Christus was niet
onze Hogepriester, want het Levitische priesterschap, inclusief de hogepriester, eindigde
pas nadat Christus uit de doden was opgestaan en als Hogepriester naar de ordening van
Melchisedek naar de hemel was opgevaren. Maar de opgestane Christus was de Hogepriester.
Wie nu vervulde deze rol in de Levitische ceremoniën, die jaar op jaar op deze voor
eeuwig heilige dag werden herhaald? Dat is duidelijk: het was de Levitische hogepriester,
niet de bok die Azazel voorstelde!
De hogepriester een type van Christus
Wie ging, zodra de bok die geslacht zou worden, was gedood,
binnen het voorhangsel en bracht het bloed van deze bok voor de symbolische troon van God?
Leviticus 16:15 Dan zal hij [de hogepriester] de bok van het zondoffer,
voor het volk bestemd, slachten en zijn bloed naar binnen, achter het voorhangsel brengen,
en met dat bloed doen, zoals hij met het bloed van de stier gedaan heeft: hij zal het op
het verzoendeksel en voor het verzoendeksel sprenkelen. 16 Zo zal hij verzoening
doen over het heiligdom
Dus de hogepriester die het bloed binnen het voorhangsel naar het verzoendeksel bracht,
stelde de opgestane Christus voor, die figuurlijk zijn eigen bloed eens voor al
binnen het voorhangsel van de troon van God in de hemel bracht, om daar als Hogepriester
voor ons voorspraak te doen.
De geslachte bok stelde de gekruisigde Jezus voor. De hogepriester, die het bloed van deze
geslachte bok binnen het voorhangsel naar het verzoendeksel in het heilige der heiligen
bracht, een symbool van Gods troon, vertegenwoordigde en verrichtte het werk van de
opgestane Christus, die opvoer naar de rechterhand van de Majesteit in de hemel, waar Hij
als onze Hogepriester voorspraak doet. Het is onjuist te stellen dat de bok die Azazel
vertegenwoordigde het werk van de opgestane Christus voorstelde. Bracht deze levende bok
het bloed van Christus binnen het voorhangsel naar het verzoendeksel?
De hogepriester die binnen het voorhangsel ging, symboliseerde Christus' terugkeer naar de
hemel. Het werk dat hij in het heilige der heiligen verrichtte, symboliseerde het werk dat
Christus nu bijna 2000 jaar doet: pleiten voor ons door zijn vergoten bloed voor de
genadetroon in de hemel te brengen.
Wat deed de hogepriester nu nadat hij uit het heilige der heiligen was teruggekeerd, wat
de wederkomst van Christus naar de aarde symboliseerde.
20 Wanneer hij de verzoening van het heiligdom en van de tent der samenkomst en
van het altaar voleindigd heeft, dan zal hij de levende bok brengen, 21 en Aäron
zal zijn beide handen op de kop van de levende bok leggen en over hem al de
ongerechtigheden der Israëlieten en al hun overtredingen in al hun zonden, belijden; hij
zal die op de kop van de bok leggen en die door iemand, die daarvoor gereed staat, naar de
woestijn laten brengen. 22 Zo zal de bok al hun ongerechtigheden op zich dragen naar
een onvruchtbaar land, en hij zal die bok in de woestijn vrijlaten. 23 Daarna zal
Aäron naar de tent der samenkomst komen en de linnen klederen uittrekken, die hij
aangetrokken had, toen hij het heiligdom binnenging, en zal ze daar laten liggen. 24
Hij zal zijn lichaam in water baden op een heilige plaats en zijn gewone klederen
aantrekken; dan naar buiten gaan en zijn brandoffer en het brandoffer van het volk
bereiden en verzoening doen voor zich en voor het volk. 25 En het vet van het
zondoffer zal hij op het altaar in rook doen opgaan. 26 Hij nu, die de bok voor
Azazel weggebracht heeft, zal zijn klederen wassen, zijn lichaam in water baden en daarna
in de legerplaats komen.
Alle zonden moeten worden teruggebracht op de bok voor Azazel!
Laten wij dit goed begrijpen!
Is er rechtvaardigheid bij God? Is God niet een God van gerechtigheid evenzeer als van
barmhartigheid en genade? Wie is de oorzaak van onze zonden? De duivel is er de oorzaak
van, evenals Christus de oorzaak van ons behoud is. Jezus nam als een onschuldig
plaatsvervangend offer onze schuld, onze zonden, op zich. Hij was een onschuldig
slachtoffer. Hij had ons lief en was bereid voor ons te sterven. Onze schuld, onze zonden
werden door Hem en Hem alleen gedragen en God vergeeft ze als wij ons bekeren en
Christus' offer aanvaarden. En toch, is dit, als het hierbij blijft, totale
rechtvaardigheid?
De ware oorzaak, de eigenlijke bewerker van die zonden is Satan de duivel. Is het
rechtvaardig Christus een schuld te laten dragen die niet de zijne is, terwijl de duivel
vrijuit gaat? Denkt u niet dat Gods grote plan uiteindelijk volledige gerechtigheid zal
brengen door de oorspronkelijke schuld en zonde daar te plaatsen waar die behoort?
Let nu nauwkeurig op het volgende onderscheid:
Christus droeg onze schuld. Want wij zijn schuldig geweest, hoewel de duivel de eerste
oorzaak van dit alles is. Maar rechtvaardigheid vereist beslist dat God de duivel zijn
schuld volledig toerekent niet de onze, maar zijn eigen schuld die daaruit
bestaat dat hij ons tot zonde verleidde. Wij waren ook schuldig en onze schuld werd door
Christus gedragen. Toch horen al onze zonden in laatste instantie op de duivel als zijn
schuld!
Dat wordt ook door het volgende punt duidelijk: de bok voor Azazel draagt de reeds
vergeven zonden van het gehele volk weg. Deze zonden waren reeds volledig betaald door
Christus' plaatsvervangend offer, gesymboliseerd door het doden van de onschuldige bok,
voordat diezelfde zonden ten slotte op de levende bok werden gelegd. Daarvóór waren ze
betaald door de dood van de geslachte bok.
De duivel is de eigenlijke bewerker van elke zonde. Kunnen wij dan ten slotte met God
verzoend zijn, één worden, zolang deze aanstichter van de zonde onder ons is? Is het
niet duidelijk dat hij eerst moet worden verdreven, dat God niet rechtvaardig zou zijn,
tenzij Satans schuld aan onze zonden op zijn eigen hoofd wordt geplaatst? Is het
rechtvaardig als Christus, naast onze schuld, bovendien de schuld van de duivel moest
dragen? Christus droeg onze zonden, maar moet Hij ze blijven dragen? Moeten niet alle
zonden volledig van ons worden verwijderd en tevens uit de aanwezigheid van God?
Zo zien wij dat het doden van de eerste bok en het sprenkelen van het bloed ervan een
zichtbare uitbeelding was van het middel waardoor wij met God worden verzoend: door het
plaatsvervangende offer van een onschuldig slachtoffer. Het wegzenden van de tweede bok,
beladen met de zonden waarvoor de eerste bok het zoenoffer had gebracht, geeft op niet
minder aanschouwelijke wijze de consequentie van dit offer aan: de volledige verwijdering
van die zonden uit de aanwezigheid van God!
Satan de aanklager
Satan is de aanklager van de leden van Gods gemeente. Zijn macht over de mensen
berust op hun zonden. Wanneer al deze zonden, waarvan hij de bewerker is, op hem worden
teruggebracht, nadat deze door Christus van ons zijn verwijderd, zal Satan zijn aanspraak
op ons hebben verloren. Hij zal ons niet langer kunnen aanklagen!
Evenals het aanvaarden van het bloed van de eerste bok (Christus) de volledige verzoening
en vergeving van Israëls zonden symboliseerde, zo symboliseert het wegzenden van Azazel,
met die zonden, de volledige verwijdering van alle zonden de bevrijding door de
verzoening uit de macht van de tegenstander.
Het offer van het eerste, onschuldige slachtoffer was het middel tot verzoening met God,
maar nog geen volledige gerechtigheid.
Het verdrijven van de tweede, levende bok toont de uiteindelijke verzoening, door de
zonden te plaatsen op het hoofd van de bewerker op wie ze horen en ten tweede de volledige
verwijdering van de zonden en hun bewerker uit de aanwezigheid van God en zijn volk,
waardoor de volledige verlossing van het volk uit de macht van Satan is bereikt.
Verzoenen betekent één worden. Pas wanneer dit is gebeurd, kunnen wij volkomen één
zijn met God.
Met het wegzenden van de Satan wordt de weg vrij gemaakt voor de gehele mensheid om tot
God te komen. Er komt een grootse verzoening tussen God en alle mensen die dat willen.
Voordat wij van dit punt afstappen, willen wij er nog op wijzen dat Aäron, nadat
hij beide handen op de levende bok, Azazel, had gelegd, zich moest wassen en reinigen
voordat hij weer met het volk in contact kwam. Ook de man die de bok naar de wildernis
bracht, moest nadat hij met de bok voor Azazel in contact was gekomen, eerst zijn kleren
wassen en zich baden, voordat hij zich weer bij het volk voegde. Deze symboliek duidt erop
dat zij met de duivel in aanraking waren gekomen!
Het leggen van de reeds verzoende en vergeven zonden op de kop van de levende bok vond pas
plaats nadat de hogepriester uit het heilige der heiligen binnen het voorhangsel was
teruggekeerd. Dit symboliseerde dus een handeling die pas na de wederkomst van Christus op
aarde zal plaatsvinden!
Maar als de levende bok de opgestane Christus zou voorstellen, dan zouden de zonden
die Christus aan het kruis had gedragen, door een ander (de hogepriester) na Christus'
opstanding, opnieuw op Christus worden gelegd. Zou dat zin hebben? Is die theorie, dat de
bok voor Azazel Christus voorstelt, logisch? Allerminst! De eerste bok stelde de
onschuldige Jezus voor, die voor onze zonden stierf; de hogepriester stelde de opgestane
Christus voor, die bijna 2000 jaar geleden binnen het voorhangsel of naar Gods troon in de
hemel ging; en de hogepriester die terugkeerde om de zonden ten slotte op de kop van de
levende bok te plaatsen, stelde de terugkeer van Christus voor, die de zonden die Hij
droeg op de aanstichter ervan, de duivel, zal plaatsen en die deze dan levend zal
wegzenden naar een verlaten, onbewoonde wildernis de 'bodemloze put' of de afgrond
van Openbaring 20:3.
Openbaring 20:1 En ik zag een engel nederdalen uit de hemel met de sleutel des
afgronds en een grote keten in zijn hand; 2 en hij greep de draak, de oude slang,
dat is de duivel en de Satan, en hij bond hem duizend jaren, 3 en hij wierp hem in
de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou
verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd waren; daarna moest hij voor een korte tijd
worden losgelaten.
In hoofdstuk 19 van Openbaring vinden wij de profetie van de wederkomst van Christus. En
waarvan is er aan het begin van hoofdstuk 20 sprake? Van precies datgene wat hoofdstuk 16
van Leviticus weergeeft: het wegzenden van de duivel. Het symbool hier is 'de afgrond',
het zinnebeeld van een onbewoonde, verlaten wildernis. Hetzelfde Griekse woord dat vinden
we ook in Lukas 8.
Lukas 8:27 Toen Hij aan land gegaan was, kwam Hem een man uit de stad tegemoet,
die door boze geesten bezeten was, en sinds lang had hij geen mantel meer aan en woonde
niet in een huis, maar in de graven. 28 Toen hij nu Jezus zag, stiet hij een kreet
uit en hij viel aan zijn voeten en sprak met luider stem: Wat hebt Gij met mij te maken,
Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik smeek U, dat Gij mij niet pijnigt. 29 Want
Hij gaf de onreine geest bevel van de man uit te varen. Want menigmaal had de geest hem
met geweld medegesleurd, en om hem te bewaken werd hij met ketenen en voetboeien geboeid,
maar hij brak de boeien stuk en werd door de geest naar eenzame streken gedreven. 30
En Jezus vroeg hem: Wat is uw naam? Hij zeide: Legioen; want vele geesten waren in hem
gevaren. 31 En zij smeekten Hem, dat Hij hun niet gelasten zou in de afgrond
te varen.
Deze boze geesten smeekten Jezus om hen niet naar de afgrond te sturen. Dit is hetzelfde
woord dat in Openbaring 20 staat. Een afgrond of bodemloze put waar de Satan in geworpen
wordt. De boze geesten kennen die plaats of geestelijke gevangenschap en vrezen die zeer,
zoals blijkt uit Lukas 8.
Satan wordt daarin geworpen "door iemand, die daarvoor gereed staat", zoals in
Leviticus 16 staat een engel uit de hemel. De duivel wordt niet gedood. Hij sterft
niet. Duizend jaar later na het Millennium is hij nog steeds in leven.
Openbaring 20:7 En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de Satan uit
zijn gevangenis worden losgelaten.
Nu in het kort nog een vraag die zou kunnen opkomen. Beide bokken werden 'voor het
aangezicht des Heren' gesteld. Kan Satan voor God verschijnen? Volgens Job 1:6 en 2:1
stelde hij zich inderdaad voor God.
Job 1:6 Op zekere dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor de Here te stellen, en
onder hen kwam ook de Satan.
2:1 Op zekere dag kwamen de zonen Gods om zich voor de Here te stellen, en onder hen
kwam ook de Satan om zich voor de Here te stellen.
In Leviticus 16 hebben we gelezen dat Satan werd verdreven van het heilige der heiligen,
symbool van Gods aanwezigheid.
Ook de jaarlijkse Grote Verzoendag werd voor altijd ingesteld om Gods gemeente
voortdurend te herinneren aan het plan van behoud zoals dat na de wederkomst van Christus
zal worden vervuld.
En wij zien dat ook deze jaarlijkse heilige dag in het Nieuwe Testament wordt erkend. In
Handelingen 27:9, toen Paulus zich op zijn gevaarlijke zeereis naar Rome bevond, wordt
verhaald dat de vaart reeds bedenkelijk werd, daar ook de vasten reeds achter
de rug was. Deze vasten verwijst naar de Grote Verzoendag, de 10e dag van
de zevende maand. Deze dag kon in dat bepaalde jaar niet voorbij zijn gegaan, tenzij die
dag nog steeds geldig en van kracht was en werd gehouden. Anders zou de heilige geest deze
woorden niet hebben geïnspireerd! Dit is een sterke aanwijzing dat die dag nog steeds
bestond en als zodanig door de heilige geest werd erkend.
In het kort over de Grote Verzoendag:
» |
Een
heilige sabbat. |
» |
Verootmoedigen
vasten. |
» |
Altoosdurende
inzetting. |
» |
De
Grote Verzoendag beeldt een grote en wonderbaarlijke gebeurtenis uit, die na de wederkomst
van Christus zal plaatsvinden. |
» |
De
bok die God door het lot uitkoos om Christus voor te stellen, werd als een zondoffer
geslacht voor het volk, evenals Christus, zijn tegenbeeld. De zonden van het volk werden
door deze bok gedragen, evenals Christus eens voor al onze zonden aan het kruis droeg. |
» |
De
bok waarop het lot voor Azazel gevallen is, stelde de Satan voor. Deze werd echter niet
geslacht, maar werd levend naar een onbewoonde wildernis verdreven. |
» |
De
Levitische hogepriester die het bloed van de geslachte bok binnen het voorhangsel naar het
verzoendeksel bracht, stelde de opgestane Christus voor, die figuurlijk zijn eigen
bloed eens voor al binnen het voorhangsel van de troon van God in de hemel bracht, om daar
als Hogepriester voor ons voorspraak te doen. De hogepriester die binnen het voorhangsel
ging, symboliseerde Christus' terugkeer naar de hemel. |
» |
Het
leggen van de reeds verzoende en vergeven zonden op de kop van de levende bok vond pas
plaats nadat de hogepriester uit het heilige der heiligen binnen het voorhangsel was
teruggekeerd. Dit symboliseerde dus een handeling die pas na de wederkomst van Christus op
aarde zal plaatsvinden! |
» |
Dan
breekt de tijd aan dat de gehele wereld zich zal vernederen voor de almachtige God. Een
verzoening met de gehele mensheid. |
<><><> |
|