Voor literatuurlijst klik hier.

De Geschiedenis van de
Gemeente van God

 

Met zijn 1,6 miljard belijdende aanhangers is het christendom de grootste godsdienst op aarde. De christenheid is echter geen harmonieuze groep gelovigen. De christelijke wereld is verdeeld in honderden kerkgenootschappen en sekten.
Wat is er gebeurd? Wat is de oorzaak van deze verdeeldheid? En, wat nog belangrijker is, waar is de Gemeente die Jezus heeft gesticht? Jezus Christus heeft immers gezegd: ”Ik zal mijn gemeente bouwen.”
Bestaat de Gemeente die door Jezus werd gesticht uit al de elkaar bestrijdende groeperingen die er momenteel zijn of is zij slechts één daarvan? Kunnen wij vaststellen of er en zo ja waar ware volgelingen van Jezus waren, als wij de bijna 2000-jarige geschiedenis van het christendom bestuderen? En kunnen wij dan nagaan wat zij geloofden? Kunnen wij te weten komen wie in onze tijd de ware christenen zijn?
Onze speurtocht is niet altijd gemakkelijk. De ons overgeleverde geschiedenis vertoont vaak grote leemten. Soms is de gegeven informatie vaag en zelfs onjuist. De volgelingen van Jezus werden dikwijls vervolgd. In sommige perioden van de geschiedenis berust hetgeen wij over hen weten uitsluitend op door tegenstanders rondgestrooide laster.
Het is een vreemde zaak te moeten zeggen dat bijna iedereen gedurende de afgelopen bijna 20 eeuwen op de verkeerde plaats heeft gezocht naar de Gemeente die Jezus heeft gebouwd.
Er ligt een wereld van verschil tussen de gebruiken van de eerste Gemeente die Jezus stichtte en door de apostelen werd geleid en die van de hedendaagse hoofdstroom van het christendom.
Tot zijn volgelingen zegt Jezus:
Lukas 12:32  Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven.
Een kleine, vaak vervolgde Gemeente, maar tevens een Gemeente die God gehoorzaamt en vol vertrouwen de komst van zijn koninkrijk verwacht.
En wat het belangrijkste is, het is de Gemeente die men niet vernietigen kon:
Mattheüs 16:18  op deze petra [de Rots Jezus] zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. 

Slechts één Gemeente en niet van de wereld 

Christus is niet verdeeld. De vele denominaties zijn niet door Hem gesticht. Hij stichtte één Gemeente met de opdracht het evangelie van het komende Koninkrijk van God aan de wereld te verkondigen.
Maar wat zien we vandaag? Honderden verschillende door mensen gestichte sekten die allen beweren de waarheid te belijden, maar in tegenstrijd en oneens zijn met al die anderen – een modern Babylon.
Wat is een sekte? Een godsdienstige groepering die zich op grond van een afwijking in de leer, van de ware gemeente heeft afgescheiden. Wie stichtte de ware Gemeente? Christus! Vanaf de eerste eeuw hebben talloze groepen zich van de Gemeente die door Christus is gesticht afgescheiden. Ze leren andere doctrines en verkondigen een valse christus. De religieuze sekten in Jezus' dagen waren bijv. de Farizeeën, de Sadduceeën, de Essenen, de Samaritanen. Ze hadden gebroken met de moedergemeente van het Oude Testament die God door Mozes had gesticht. Jezus had geen deel aan hen. Integendeel, Hij haalde zijn discipelen eruit!
Maar Gods gemeente, die altijd een kleine gemeenschap is geweest (Lukas 12:32), volgt niet de gangbare leer van het zgn. christendom, de gevestigde ’christelijke’ kerken en wordt inderdaad wel eens een sekte genoemd. De rollen werden in de eerste eeuw al omgekeerd.
Handelingen 24:1  En vijf dagen daarna kwam de hogepriester Ananias met enige oudsten en een advocaat, Tertullus, om tegen Paulus bij de stadhouder hun klachten in te dienen. Vers 5  Want wij hebben gevonden, dat deze man [Paulus] een pest is, iemand, die opstanden verwekt onder alle Joden over de ganse wereld, een eerste voorstander van de sekte der Nazoreeërs.
Paulus antwoordt op de aanklacht:
Vers 14  Maar dit erken ik voor u, dat ik naar die weg, die zij een sekte noemen, inderdaad de God der vaderen vereer, gelovende al hetgeen in de wet en in de profeten geschreven staat.
De nieuwtestamentische Paulus en zijn volgelingen geloofden in de wet en de profeten en werden een sekte genoemd.
In Rome werd Paulus de volgende vraag gesteld.
Handelingen 28:22  Maar wij stellen het wel op prijs van u te vernemen, welke uw denkbeelden zijn, want wat deze sekte betreft, ons is bekend, dat zij overal tegenspraak vindt.
In dat opzicht zijn de tijden niet veranderd. De meeste mensen denken dat de ware Gemeente vanaf het begin snel is gaan groeien om een krachtige organisatie te worden met grote invloed in de wereld, om een betere wereld te maken, om de stabiliserende invloed te zijn op de beschaving van de wereld. Maar Christus stichtte zijn Gemeente niet met dat doel!
De opdracht van Christus aan zijn nieuwtestamentische Gemeente was niet om te participeren in de politiek van de wereld om van deze wereld een betere wereld te maken. In plaats daarvan was en is zijn opdracht aan de Gemeente: ”Gaat weg uit hun midden, en scheidt u af” (2 Cor. 6:17).
In zijn laatste gebed voor zijn enige Gemeente bad Jezus: ”Ik bid voor hen; niet voor de wereld bid Ik U … Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij één zijn zoals Wij. … Ik heb hun uw woord gegeven en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet uit de wereld zijn, gelijk Ik niet uit de wereld ben. Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze. Zij zijn niet uit de wereld, gelijk Ik niet uit de wereld ben (Joh. 17:9-16).”
Apart, maar niet alleen! Dat was, is en blijft van toepassing op Gods Gemeente.
Jezus droeg zijn Lichaam op – het collectieve Lichaam waardoor de geest van God het Werk van God doet – om de wereld in te gaan om zijn Evangelie te verkondigen. Maar de leden van zijn Gemeente worden beschreven als vreemdelingen en bijwoners in deze wereld – als ambassadeurs voor Christus – die zijn Koninkrijk vertegenwoordigen, een Koninkrijk dat wereldvreemd is, niet van deze wereld.  

Verdrukt, verdreven en verspreid 

Zie wat was geprofeteerd over de Gemeente.
Deze ware Gemeente van God zou vervolgd en verstrooid worden! ”Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen” (Joh. 15:20). ”Allen, die in Christus Jezus godvruchtig willen leven, zullen vervolgd worden” (2 Tim. 3:12).
Op de avond dat Jezus werd gegrepen om gedood te worden, zei Hij: ”Er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden” (Mark. 14:27). Nadat Hij – de Herder – was gekruisigd, werden de ”schapen” – zijn Gemeente – verstrooid. Even daarvoor op dezelfde avond had Jezus tegen zijn discipelen gezegd: ”De ure komt en is gekomen, dat gij verstrooid wordt” (Joh. 16:32).
Al spoedig begon een vervulling van deze profetie die tot de terugkomst van Christus zal voortduren.
”En er ontstond te dien dage een zware vervolging tegen de gemeente te Jeruzalem; en allen werden verstrooid over de streken van Judea en Samaria” (Hand. 8:1). ”Zij dan, die verstrooid werden, trokken het land door, het evangelie verkondigende” (Hand. 8:4). ”Zij dan, die verstrooid werden door de verdrukking, welke in verband met Stefanus plaats vond, trokken verder tot Fenicië, Cyprus en Antiochië toe” (Hand. 11:19).
Lees wat Daniël zegt over de Gemeente.
Daniël 11:33  En de verstandigen onder het volk zullen velen tot inzicht brengen, maar zij zullen een tijdlang struikelen door zwaard en vuur, door gevangenschap en beroving. 34  Doch, terwijl zij struikelen, zullen zij een kleine hulp vinden; dan zullen velen zich in huichelachtigheid bij hen aansluiten. 35  Sommige van de verstandigen zullen struikelen, opdat er onder hen loutering, schifting en zuivering teweeggebracht worde, tot aan de eindtijd; want deze toeft nog tot de vastgestelde tijd.
En Daniël verder: ”En wanneer er een einde komt aan het verbrijzelen van de macht van het heilige volk, dan zullen al deze dingen voleindigd zijn” (Dan. 12:7).
Ook de profeet Ezechiël voorzag de verstrooiing (of verbrijzeling zoals in Daniël 12 is vertaald).
Nergens staat in een profetie dat de ware Gemeente groot en krachtig zou worden met grote invloed in de wereld. Jezus sprak van ”een klein kuddeke”, veracht, vervolgd en verstrooid door de wereld – afgescheiden van de wereld. Maar altijd één gemeente die over dezelfde dingen spreekt. Geen huis dat tegen zichzelf verdeeld is. 

De kerken van deze wereld zijn misleid 

Historici weten niet waar ze moeten zoeken naar de Gemeente van God omdat ze zelfs niet wéten wie of wat de ware Gemeente is.
Desalniettemin voorzegden de profetieën dat in de wereld afvalligheid, misleiding, een vals christendom en scheuringen zouden komen.
Het eerste waar Jezus voor waarschuwde was verleiding die wereldwijd tot een climax zal komen in onze tijd en tot in de Grote Verdrukking.
”Ziet toe,” zei Hij, ”dat niemand u verleide! Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden” (Matth. 24:4-5).
Merk op dat er niet staat dat weinigen verleid zouden worden, maar velen. De weinigen werden de ware christenen.
Ja, velen zullen komen in Jezus' naam en verkondigen dat Jezus de Christus is – ja, Christus aan de wereld verkondigen – en toch de wereld misleiden.
Jezus had hierover al eerder gesproken.
Mattheüs 7:13  Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan; 14  want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden.
Niet de massa van het christendom en andere religies vinden die smalle weg. Ze laten zich verleiden.
Vers 15  Wacht u voor de valse profeten, die in schapevacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven.
Dit gelooft de wereld niet, is het wel? Toch zijn het de woorden van Christus.
Geen wonder, want Satan zelf wordt in de Bijbel afgeschilderd als ”de god van deze wereld” (2 Cor. 4:4). Hij verschijnt niet als een duivel, maar als een god, als een engel des lichts (2 Cor. 11:14). En in Openb. 12:9 kunt u lezen dat Satan de gehele wereld verleidt.
Hoe zijn de miljarden mensen door de eeuwen heen misleid? Door simpel over de persoon Christus te prediken – een zalvende aanbidding – en tegelijkertijd zijn boodschap, zijn Evangelie van het Koninkrijk van God en zijn instructies aangaande Gods geboden, te vervangen door heidens geloof terwijl over Christus wordt gepredikt.
Wat een listige misleiding! Vrijwel allen die in Christus' naam prediken zijn zélf misleid. Zo heeft Satan zichzelf tot de god van deze wereld gemaakt, hij laat zich aanbidden als een god. Deze wereld kent de ware God niet, wat bijna niemand gelooft! Deze wereld gelooft dat als iemand ”Christus aanvaardt”, ”voor Christus heeft gekozen”, ”Christus verheerlijkt”, ”Jezus in zijn hart heeft”, hij gered is!
Dat prediken velen vandaag. Maar wat predikte Jezus? Zei Hij dat als Hij aanbeden wordt, het onmogelijk is niet gered te zijn?
Lees dit:
Markus 7:7  Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn. Vers 13  En zo maakt gij het woord Gods krachteloos door uw overlevering, die gij overgeleverd hebt. En dergelijke dingen doet gij vele.
Zelfs deze woorden van Jezus zelf geloven de meeste mensen niet. De meeste zich christen noemende mensen geloven wie Hij is en geloven in de genade die Hij mogelijk maakte; maar ze geloven en doen niet wát Hij zei. Dat is een dood geloof. Dat geeft geen behoud!
Jakobus 2:14  Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft? Kan dat geloof hem behouden? Vers 17  Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood. Vers 22  Daaruit kunt gij zien, dat zijn geloof samenwerkte met zijn werken, en dat dit geloof pas volkomen werd uit de werken.
Genade en behoud zijn niet onvoorwaardelijk. Het is én én, dat wil zeggen: én geloven én God gehoorzamen door zijn geboden te onderhouden. Dát predikte de ware Jezus. De meesten geloven in een valse Jezus – een andere Jezus (2 Cor. 11:4). De ’christelijke’ leiders die zelf zijn misleid onderwijzen een valse christus. Zij kozen hun werk als hun roeping of ambt of stelden zichzelf aan als vertegenwoordigers van Christus, om de mensheid te dienen, terwijl ze bezig zijn de mensheid te bedriegen. Maar ze zijn nooit door de Vader geroepen (Joh. 6:65). Ze verhuren zichzelf aan de mensen en daarom prediken ze wat de mensen willen horen. Zij corrigeren of berispen hun gemeenten niet vanwege het verwerpen en overtreden van Gods wet, hetgeen de Bijbel definieert als zonde! 

Wat is de ware Gemeente? 

De ware Gemeente van God bestaat uit de mensen die uit de tegenwoordige wereld zijn geroepen en één lichaam vormen – het Lichaam van Jezus Christus. Zij hebben zich volledig overgegeven aan de regering van God en zijn verwekt door Gods geest tot de zonen van God (Rom. 8:9). Deze Gemeente is door Jezus gekocht door zijn eigen bloed voor haar te vergieten (Hand. 20:28).
De ware Gemeente is nooit een grote bekende religieuze organisatie geweest; evenmin een georganiseerde denominatie met politieke invloed; geen kerkorganisatie waarbij men zich kan aansluiten of waarvan men lid kan worden om behoud te verkrijgen. Jezus stierf niet voor een menselijke organisatie die onder een seculiere autoriteit verenigd is. Ware gelovigen zijn ook niet verspreid over allerlei kerken, zoals velen denken.
Alleen zij die de roeping van de Vader (Joh. 6:44, 65) beantwoorden met bekering en doop (Hand. 2:38) en door handoplegging Gods geest ontvangen maken deel uit van Gods ware Gemeente die Jezus bouwde en zal voltooien.
Iemand wordt niet in Gods Gemeente geplaatst door een plaatselijke kerk of religieuze gemeenschap te bezoeken.
1 Corinthe 12:13  want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt.
Alleen de heilige geest – het identiteitsteken, het onderpand – maakt het verschil. Alleen Gods geest is het bewijs dat iemand lid is van Gods Gemeente, al is hij of zij door bijv. ziekte of een te grote afstand niet in staat de samenkomsten van de gemeente van God te bezoeken.
We moeten ervan doordrongen zijn dat onze eigen wegen verkeerd zijn, dat die wegen al het leed op aarde hebben veroorzaakt. We moeten niet alleen bereid zijn om ons daarvan te bekeren, maar ook met liefde en verlangen ons laten leiden door Gods bestuur. Dat bestuur vinden we niet in de religies van deze wereld. Gods bestuur is gebaseerd op zijn geboden en de kerken van de wereld verwerpen deze geheel of ten dele omdat Gods geest niet in hun leiders en de leden is.
Jakobus 2:10  Want wie de gehele wet houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle [geboden].
Ze laten zich leiden door de menselijke natuur, de gezindheid van het vlees, die vijandig is tegenover God.
Romeinen 8:5  Want zij, die naar het vlees zijn, hebben de gezindheid van het vlees, en zij, die naar de Geest zijn, hebben de gezindheid van de Geest. 6  Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede. 7   Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet: 8  zij, die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen. 9  Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe.
2 Corinthe 6:16  Welke gemeenschappelijke grondslag heeft de tempel Gods met afgoden? Wij toch zijn de tempel van de levende God, gelijk God gesproken heeft: Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. 17  Daarom gaat weg uit hun midden, en scheidt u af, spreekt de Here, en houdt niet vast aan het onreine 18  en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot Vader zijn en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Here, de Almachtige.

Voordat Hij terugging naar zijn Vader in de hemel bad Jezus dat de Gemeente bewaard zou worden in zijn naam (Gemeente van God) en één zou zijn in Christus en de Vader.
Johannes 17:11  En Ik ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in de wereld en Ik kom tot U. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij één zijn zoals Wij. Vers 20  En Ik bid niet alleen voor dezen [de eerste discipelen], maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, 21  opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.
De ware Gemeente van God is niet verdeeld in verschillende denominaties, maar is één gemeente, samengesteld uit verspreide leden van wie hart en leven door de geest van God zijn veranderd. Aan geen enkele andere religieuze gemeenschap hebben zij deel, want dan zou Gods Huis immers verdeeld zijn. 

Hoe en wanneer begon de verleiding 

Volgens de r.k.-kerk was de apostel Simon Petrus de eerste paus. Maar Petrus is nooit de leider van de gemeente te Rome geweest. Er is in Rome wel een andere Petrus, Peter of Pethor geweest, namelijk Simon Peter of Simon de Tovenaar, de leider van een nieuwe sekte onder de naam ’christenen’.
Twee jaar na de opstanding van Jezus, 32 n.C., eigende Simon Magus (de Tovenaar) zich de naam van Christus toe en mengde die met zijn Babylonische mysteriereligie in Samaria onder de naam ’christendom’. Hij wordt (bewust) verward met de apostel Simon Petrus, maar deze Simon is Simon de Pater (vader of Peter) of Petor dat ’waarzegger’ of ’uitlegger’ betekent. Deze beweging zette hij op gang nadat zijn bedoelingen door de echte Simon Petrus werd ontmaskerd (Hand. 8:9-24). Hij was een Babylonisch/Samaritaans priester met een reputatie. Samaritanen waren oorspronkelijk Babyloniërs: 2 Kon. 17:18-34 en Ezra 4:9-10. In dat oude Babylon leefde ook Bileam, ziener (waarzegger) uit Petor, die werd geacht in het bezit te zijn van machtswoorden als zegen en vloek, die hun uitwerking niet konden missen. Hij was bereid deze voor geld te verkopen en werd daarom in dienst genomen door Balak, koning van Moab, om Israël te vervloeken (Deut. 23:4). In veel plaatsen stonden Petor-tempels.
Simon Magus en zijn volgelingen begonnen systematisch de Gemeente van God tegen te werken en bewerkten vervolgingen. Aanvankelijk waren het vooral de Joden die zich vijandig tegenover de gemeente van Christus opstelden vanwege het aanvaarden van Jezus als de Messias. Het Judaïsme eiste het in acht nemen van de tijdelijke rituele wetten van Mozes. Daarom legden de vroege apostelen sterke nadruk op de heilige geest, het offer en de opstanding als onfeilbaar bewijs van Christus als de Messias.
De apostelen gingen persoonlijk om met Jezus gedurende 3½ jaar voor zijn kruisiging en 40 dagen na zijn opstanding – ze waren dus ooggetuigen van de opstanding.
Nadat sinds 32 n.C. het werk van deze Simon de Tovenaar zich verspreidde, kwam er steeds meer tegenwerking van de heidenen tegen de ware Gemeente. De brieven van Paulus, maar ook 1 en 2 Petrus, Jakobus, 1, 2 en 3 Johannes en Judas laten zien dat het verzet van de heidenen primair was gericht op de wet van God. Simon omarmde de doctrine van genade uit het onderwijs van de apostelen, maar het was een genade die door hem en zijn aanhangers veranderd werd in losbandigheid en ongehoorzaamheid (Judas 4).
Zij predikten een valse Jezus die, zoals ze zeiden, de geestelijke grondwet van God had tenietgedaan. Simon en zijn volgelingen predikten een totaal ander evangelie dan de apostelen – de nadruk lag op hun eigen Babylonische mysteriereligie met genade waaraan Christus' naam was toegevoegd. Natuurlijk brachten ze dit ook naar de Galaten.
Aan de Galaten schreef Paulus:
Galaten 1:6  Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, 7  en dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien.
Aan de Corinthiërs schreef Paulus:
2 Corinthe 11:4  Want indien de eerste de beste een andere Jezus predikt, die wij niet hebben gepredikt, of gij een andere geest ontvangt, die gij niet hebt ontvangen, of een ander evangelie, dat gij niet hebt aangenomen, dan verdraagt gij dat zeer wel.
Over deze Simon Magus-type predikers schreef Paulus:
Vers 13  Want zulke lieden zijn schijn-apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus. 14  Geen wonder ook! Immers, de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts. 15  Het is dus niets bijzonders, indien ook zijn dienaren zich voordoen als dienaren der gerechtigheid; maar hun einde zal zijn naar hun werken.
Het was Satan – de vroegere cherub Lucifer (Jesaja 14:12-15; Ez. 28:12-17) – die als eerste rebelleerde tegen de Regering van God. Satan is de god van deze wereld (2 Cor. 4:4). Hij heeft zijn kerken en zijn dienaren. Zij staan op tegen de wet van God. Daarom staan ze op tegen het Koninkrijk van God, omdat het wordt geregeerd door de wetten van God. Deze apostelen boden de wereld een ’gemakkelijker’ godsdienst. Gehoorzamen was niet nodig.
In 45 n.C. kwam Simon de Tovenaar (Simon Peter of Petor) al naar Rome. Hij had één doel: een universele kerk stichten. Godsdienst is business, blijkens zijn poging tot omkoping in Hand. 8:18-20 en Bileams ’koopmansgeest’.
De oppositie van Simons valse kerk verduisterde ten slotte de verkondiging van de boodschap van het Koninkrijk van God. Voor het einde van de eerste eeuw was het gordijn systematisch neergelaten over alle verslagen van de geschiedenis van de ware Gemeente.
Toen het gordijn weer werd opgetrokken, laat in de tweede eeuw, zagen we een ’christendom’ dat volkomen verschilde van dat van Christus en zijn oorspronkelijke apostelen. Zijn doctrines, handelingen en gebruiken waren van de Babylonische mysteriereligie. Het vervolgde en martelde de ware christenen die de leerstellingen en gebruiken van Christus en zijn apostelen in acht bleven nemen. De doctrines en gebruiken van Christus werden gebrandmerkt als ’Joods’. De term ’Joods’ werd een smerig woord – een scheldnaam.
De boodschap die God de mensheid zond door Jezus Christus – het ware evangelie dat Christus predikte, de aankondiging van het komende Koninkrijk van God – was onderdrukt door de kerk (van Simon) het koninkrijk van God te noemen. Sommigen reduceerden later het Koninkrijk van God tot een etherisch onbestemd iets ’in iemands hart’.
Door manipulaties door ”de god van deze wereld”, Satan, ”die de gehele wereld verleidt” (Openb. 12:9) werd het ware evangelie dat Christus bracht onderdrukt en niet aan de wereld verkondigd na de eerste eeuw! De Waarheid is sindsdien geen deel meer van wat de wereld heeft aanvaard als het traditionele christendom.
Ondanks de vervolgingen door de eeuwen heen, is de ware Gemeente van God evenwel door alle generaties tot vandaag blijven voortbestaan, meestal niet herkend door de wereld.
In het boek Openbaring worden twee kerken beschreven. Een, in hoofdstuk 12, de ware en oorspronkelijke Gemeente van God, klein en vervolgd, heeft het hard te verduren om de vervolgingen en martelingen te overleven; de ander, in hoofdstuk 17, de populaire politieke kerk, die over koningen en naties van deze wereld regeert, ”dronken van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus” (vers 6).
Gedurende 19 eeuwen is het ware evangelie van Christus – zijn boodschap van God van het komende Koninkrijk van God – niet verkondigd aan de wereld. Het werd slechts onderwezen aan de relatief weinigen – vaak in het geheim – die de Gemeente van God in leven hielden door de eeuwen heen.
De oorspronkelijke en enige ware Gemeente van God leeft nog steeds! En dikwijls nog steeds vervolgd, belasterd, vals voorgesteld, verspreidt zij vandaag het ware evangelie van Jezus Christus! Zij zendt het goede nieuws over de gehele wereld – als een getuigenis voor alle volken.
Allerlei kerken en denominaties, gestuurd door dezelfde misleidende kracht (Satan) hebben hun evangelisatieprogramma's – talloze – over de gehele wereld. Maar, zoals Paulus zegt, ze behoren tot een ander evangelie. Christus' boodschap werd onderdrukt. Men predikt de wereld een christus – maar een andere Jezus.
Nauwelijks twintig jaar na de kruisiging van Jezus waarschuwde de apostel Paulus in één van zijn eerste geïnspireerde brieven voor misleiding.
2 Thessalonica 2:2  dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn… 3  Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen.
Het massaal verlaten van de waarheid was de eerste geprofeteerde dramatische gebeurtenis die de ware Gemeente zou treffen.
In Handelingen 20 legt Paulus, de leraar van de heidenen, uit hoe de afvalligheid zou beginnen. Hij riep de oudsten van de gemeente in Efeze bijeen om hun een laatste boodschap te geven aangaande hun verantwoordelijkheid over de plaatselijke gemeenten.
Handelingen 20:28  Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft. 29  Zelf weet ik, dat na mijn heengaan grimmige wolven bij u zullen binnenkomen die de kudde niet zullen sparen; 30   en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken. 31  Waakt dan en herinnert u, dat ik drie jaren lang nacht en dag niet heb opgehouden ieder afzonderlijk onder tranen terecht te wijzen.
Mensen binnen Gods gemeenschap stichtten voor eigen gewin nieuwe denominaties. Leiders begonnen de waarheid te verdraaien waarmee ze de meerderheid wonnen en waardoor een kleine minderheid die op Gods weg wilde blijven werd verdreven en verstrooid. Helaas zijn de tijden niet veranderd.
De oudsten werden speciaal bijeengeroepen omdat Paulus wist wat er stond te gebeuren, want direct nadat Paulus Efeze had verlaten – niet in de tijd van de protestantse revolutie, maar onmiddellijk – traden in de plaatselijke gemeenten valse lieden op de voorgrond, wolven in schapenvacht, die christenen tot hun prooi maakten; en zelfs oudsten in de gemeenten verdraaiden de doctrines van Jezus om ’christelijke’ volgelingen aan zich te binden.
Paulus instrueerde de evangelist Timotheüs: ”bestraf en bemoedig met alle lankmoedigheid en onderrichting. Want er komt een tijd, dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich tal van leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren” (2 Tim. 4:2-4). Door gebrek aan liefde werd voor hen de waarheid te saai en die niet genoeg ruimte gaf voor hun eigen genoegen. Daarom kozen ze leraren die hun eens iets anders, iets ’nieuws’ en opwindends kwamen brengen. Als blijkt dat velen dit aanspreekt voelen ze zich geen uitzondering meer in hun begeerte naar wereldse vrijheid (zonde) en zo worden de fabels de nieuwe doctrines.
Ook Petrus waarschuwde dat velen misleid zullen worden.
2 Petrus 2:1  Toch zijn er ook valse profeten onder het volk geweest, zoals ook onder u valse leraars zullen komen, die verderfelijke ketterijen zullen doen binnensluipen, zelfs de Heerser, die hen gekocht heeft, verloochenende en een schielijk verderf over zichzelf brengend. 2  En velen zullen hun losbandigheden navolgen, zodat door hun schuld de weg der waarheid gelasterd zal worden; 3   en zij zullen uit hebzucht met verzonnen redeneringen u als koopwaar behandelen; maar het oordeel houdt zich reeds lang met hen bezig en hun verderf sluimert niet.
En Judas' strenge aanmaning:
Judas 3  Geliefden, daar ik mij in alle opzichten beijver u te schrijven over ons gemeenschappelijk heil, zie ik mij genoodzaakt het te doen met de vermaning tot het uiterste te strijden voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is. 4   Want er zijn zekere mensen binnengeslopen (reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven) goddelozen, die de genade van onze God in losbandigheid veranderen  en onze enige Heerser en Here, Jezus Christus, verloochenen [ze preken genade, geschonken door een Jezus die de geboden afgeschaft of vrijblijvend heeft gemaakt]. Vers 8   Desgelijks bezoedelen ook deze dromenzieners hun vlees, verwerpen wat heerschappij heet en lasteren de heerlijkheden. Vers 19  Zij zijn het, die scheuringen maken, natuurlijke mensen, die de Geest niet hebben.
Deze binnengeslopen valse leraren beweerden te spreken namens Jezus Christus. Maar ze ontkenden dat Jezus de Christus is door het enige teken te verwerpen dat bewijst dat Hij de Messias is (Mattheüs 12:39, 40) en hebben dit vervangen voor de ’Goede Vrijdag-paaszondag’ traditie. Bovendien ontkennen ze dat Jezus de Heer is over de sabbat (Matth. 12:8) in plaats van de zondag. Bijgevolg ontkennen ze ook dat Hij eveneens Heer is over de jaarlijkse sabbatten, Gods hoogtijdagen, die ze vervangen hebben door heidense ’christelijke’ feesten. Ze ontkennen dat ware liefde, het houden van de geboden (1 Joh. 5:3), de vervulling van de wet is, enz., enz. En zo verloochenen zij Christus en zijn Vader.
Zij veranderden de genade of onvoorwaardelijke vergeving van God in een machtiging tot ongehoorzaamheid aan Gods geboden.
Judas, Petrus en Paulus zeggen dat deze predikers eerst hun volgelingen van het Lichaam van ware gelovigen afscheiden, meestal door de gelovigen, die vaak een minderheid vormen, te verdrijven. Deze predikers vormen hun eigen kerken en noemen zich christelijke kerken. Maar ze zijn geen christenen meer. Johannes zag dezelfde afvallige ontwikkeling.
Vele valse profeten (of predikers) zijn in de wereld uitgegaan” waarschuwde hij. Ze beweerden dienaren van Christus te zijn, ze kwamen in de naam van Christus, maar ze waren de antichristen!
Johannes gaat verder met: ”Zij zijn uit de wereld; daarom spreken zij uit de wereld en hoort de wereld naar hen. Wij zijn uit God; wie God kent, hoort naar ons; wie uit God niet is”, die Hem niet gehoorzaamt, ”hoort naar ons niet. Hieraan onderkennen wij de Geest der waarheid en de geest der dwaling” (1 Joh. 4:1, 5-6).
Dringt de betekenis van dit vers tot ons door?
De wereld geloofde de vele valse leiders, predikers, leraren, evangelisten. De weinigen luisterden naar en geloofden de apostelen en Christus. De wereld geloofde de apostelen niet! In plaats daarvan omarmde de wereld de valse predikers die in de Gemeente het gezag overnamen. Luister:
1 Johannes 2:18  Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is. 19  Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn: maar aan hen moest openbaar worden, dat niet allen uit ons zijn.
Daarom zijn er vandaag zoveel denominaties!
Johannes schreef over dezelfde antichristen.
2 Johannes 1:7  Want er zijn vele misleiders uitgegaan in de wereld, die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden. Dit is de misleider en de antichrist.
De misleiders en hun volgelingen spreken over een andere christus die in werkelijkheid niet bestaat, ze hebben het niet over de ware Christus die als mens is gekomen en zijn leer verkondigde aan de mensheid.
Vers 9  Een ieder, die verder gaat [onbijbelse toevoegingen en veranderingen aanbrengt] en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon.
Deze valse leraren die de ware Gemeente verlieten ”belijden wel dat ze God kennen” – ze wenden voor God te gehoorzamen – ”maar met hun werken verloochenen zij Hem, daar zij verfoeilijk en ongehoorzaam zijn en niet deugen voor enig goed werk” (Titus 1:16). Ze zeiden en zeggen ook nu dat ze Christus en de Vader belijden, maar ze zijn God ongehoorzaam, ze verwerpen zijn gezag en zijn Wet. Daarmee verloochenen ze de Vader en de Zoon en dat is het kenmerk van een antichrist.
Zij beleden met de mond dat Jezus de Christus is; ze kwamen in zijn naam, beweerden dienaren van Hem te zijn – maar ze verwierpen zijn boodschap. 

Ware christenen verdreven 

Wanneer de valse leiders in staat waren de meerderheid in een plaatselijke gemeente te beïnvloeden begonnen ze de ware christenen te verdrijven.
In de brief van Johannes aan Gajus lezen we:
3 Johannes 9  Ik heb aan de gemeente één en ander geschreven; maar Diotrefes, die onder hen de eerste tracht te zijn, ontvangt ons niet. 10  Daarom zal ik, als ik kom, herinneren aan zijn werken, die hij doet, daar hij met boze woorden tegen ons zwetst; en hiermede nog niet voldaan, ontvangt hij zelf de broeders niet en weerhoudt ook hen, die het wel willen doen, en hij werpt hen uit de gemeente.
De ware christenen – zij alleen vormen de ware gemeente – werden uit de zichtbare organisatie, de fysieke gemeenschap, gezet. Zij werden de verstrooiden van wie Johannes zei: ”Daarom kent de wereld ons niet” (1 Joh. 3:1).
Maar dat betekent niet dat de weggejaagde verspreide individuen geen deel hadden aan de Gemeente. Zij wáren de Gemeente omdat ze verbonden waren aan Christus door de heilige geest. Zij die hen verjoegen werden de valse kerk – de kerk van de god van deze wereld – ”de synagoge van Satan.”
Maar Jezus beloofde met de getrouwen die in zijn Gemeente overbleven te zijn tot het einde der dagen – om zijn volk in waarheid te leiden.
Waar was zijn Gemeente gedurende de nu bijna 2000 jaren die achter ons liggen en waar is zij vandaag? 

Een opzienbarende profetie! 

In het boek Openbaring staat een opzienbarende profetie. Het betreft de zeven Gemeenten van Openbaring.
Zie eerst Openbaring 1:12-13.
Openbaring 1:9  Ik, Johannes, uw broeder en deelgenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en de volharding in Jezus, was op het eiland, genaamd Patmos, om het woord Gods en het getuigenis van Jezus. 10  Ik kwam in vervoering des geestes op de dag des Heren, en ik hoorde achter mij een luide stem, als van een bazuin, 11  zeggende: Hetgeen gij ziet, schrijf dat in een boek en zend het aan de zeven gemeenten: naar Efeze, en naar Smyrna, en naar Pergamum, en naar Tyatira, en naar Sardes, en naar Filadelfia en naar Laodicea. 12  En ik keerde mij om, ten einde de stem te zien, die met mij sprak. En toen ik mij omkeerde, zag ik zeven gouden kandelaren, 13  en te midden van de kandelaren iemand als eens mensen zoon, bekleed met een tot de voeten reikend gewaad, en aan de borsten omgord met een gouden gordel. Vers 16  En Hij had zeven sterren in zijn rechterhand. Vers 20  Het geheimenis der zeven sterren, die gij gezien hebt in mijn rechterhand, en de zeven gouden kandelaren: de zeven sterren zijn de engelen der zeven gemeenten, en de kandelaren zijn de zeven gemeenten.
Johannes zag in een visioen zeven kandelaren en te midden daarvan bevond zich Jezus Christus met zeven sterren in zijn rechterhand (rechterhand: de engelen voeren zijn opdrachten uit). Jezus wordt hier uitgebeeld te midden van de zeven gemeenten alsof zij een type zijn van de totale Gemeente vanaf de oprichting tot de komst van Christus. Ze zou immers door alle eeuwen heen blijven bestaan (Matth. 16:18: ”de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen”).
Jezus koos de zeven omdat ze een tweeledig model vormen.
In de eerste plaats zijn ze typerend voor de algehele omstandigheden van Gods volk waar en wanneer dan ook. Daarom worden we vandaag aangespoord om te horen wat de heilige geest tot alle zeven gemeenten zegt.
In de tweede plaats werden deze zeven gemeenten, elk met haar eigen bijzondere kenmerken, gekozen omdat hun locaties in volgorde op een lange postroute waren gelegen als een afspiegeling van zeven opeenvolgende trajecten van de Gemeente van God door alle eeuwen heen.  

Wie zíjn de Zeven Gemeenten? 

Waarom zijn de bijbelonderzoekers tot op heden niet in staat geweest om deze gemeenten te identificeren? Dit is te wijten aan de foute veronderstelling dat ze de zeven fasen van de zichtbare, georganiseerde kerken uitbeelden die zichzelf ’christelijk’ noemen. Met andere woorden er wordt verondersteld dat de kerken van deze wereld in Openbaring 2 en 3 worden beschreven als een voortzetting van de ware Gemeente uit de dagen van de apostelen.
Het schijnt dat iedereen aanneemt dat als de eerste Gemeente uit de tijd van de apostelen wordt gevolgd men met deze zeven gemeenten een beschrijving krijgt van de loop van de geschiedenis van de Griekse en rooms-katholieke en protestantse kerken – de kerken van de god van deze wereld!
Dat is niet waar!
Deze twee hoofdstukken van Openbaring brengen Gods boodschap over aan de ware Gemeente van God – de Gemeente waarin Christus leeft en werkt – de Gemeente die zijn Lichaam is – de Gemeente die Hij gebruikt als zijn instrument! Het is de Gemeente die werd verstrooid en vervolgd. Vele leden werden gemarteld. Deze gemeente is samengesteld uit leden die, ofschoon verwekt en geleid door de heilige geest, menselijk en dus niet perfect zijn. In de boodschap aan elk van deze zeven gemeenten heeft Jezus een woord van correctie en Hij deelt mee wat hen zou overkomen. Maar zij zijn de mensen die Gods geest hebben en zich er door laten leiden, die zich onder Gods bestuur plaatsen in plaats van menselijke tradities of zelfzucht volgen. Zij gaan niet op de weg die de mens goed lijkt en ze hebben het ware evangelie, al verloren ze in de verschillende perioden vitale delen er van. Deze zeven (getal van volheid) gemeenten of tijdfasen worden geleid door Christus.
Openbaring 2:1  … Dit zegt Hij, die de zeven sterren [de engelen van de ware gemeente] in zijn rechterhand houdt, die tussen [Gr. meestal: in] de zeven gouden kandelaren wandelt [deze zeven gemeenten].
Jezus Christus is in deze gemeenten. Ze zijn zijn gemeenten, niet van Satan die op valse wijze als ’christelijk’ gemaskeerd zijn.
En onthoud dat de ware Gemeente geen binding heeft met de politiek, geen machtige organisatie is in deze wereld. Nee, zij is verstrooid en vervolgd en zelden opgemerkt door de wereld en zelfs dan als ketters.
Laten we proberen te begrijpen wie ze zijn, één voor één. 

De Efeze Gemeente 

De eerste gemeente die in Openbaring 2 wordt genoemd is de gemeente te Efeze die de apostolische gemeente beschrijft, de gemeente onder leiding van de eerste apostelen, en voortduurde, ondanks de verstrooiing, tot de tijd van keizer Constantijn. Deze gemeente, die zich inspande om het werk van God te doen werd al direct geconfronteerd met valse apostelen.
Openbaring 2:1  Schrijf aan de engel der gemeente te Efeze: Dit zegt Hij, die de zeven sterren in zijn rechterhand houdt, die tussen de zeven gouden kandelaren wandelt: 2   Ik weet uw werken en inspanning en uw volharding en dat gij de kwaden niet kunt verdragen en hen op de proef gesteld hebt, die zeggen, dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat gij hen leugenaars hebt bevonden, 3  en gij hebt volharding en hebt verdragen om mijns naams wil en gij zijt niet moede geworden. 4  Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde verzaakt hebt. 5  Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt en bekeer u en doe weder uw eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik tot u en Ik zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, indien gij u niet bekeert. 6  Doch dit hebt gij, dat gij de werken der Nikolaïeten haat, welke ook Ik haat. 7  Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, hem zal Ik geven te eten van de boom des levens, die in het paradijs Gods is.
Met deze eerste gemeente werd het fundament gelegd van de apostelen en profeten waarvan Christus de hoeksteen is.
Efeze 2:19  Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, 20  gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is.
Voordat Jezus naar de troon van God opsteeg gaf Hij opdracht aan zijn apostelen en discipels om in Jeruzalem te blijven tot ze de heilige geest zouden ontvangen, waardoor zij verwekte zonen van God en in Gods Gemeente geplaatst werden (1 Cor. 12:13) en kracht van God zouden ontvangen om zijn werk te doen.
Jezus stichtte zijn Gemeente door de beloofde heilige geest te zenden op het Pinksterfeest, zondag 28 mei, 30 n.C.
Het was een geïnspireerde Gemeente, een Gemeente waardoor Jezus door de heilige geest zijn leven uitdroeg en waardoor Jezus zijn evangelie begon te prediken en te publiceren aan de hele wereld.
Het hoofdkantoor was gevestigd te Jeruzalem.
De groei van de Gemeente werd aanvankelijk nauwelijks opgemerkt. De Gemeente leek niet veel anders dan een Joodse sekte. Dertig jaar na het openbare optreden van Christus bestonden er in de meeste grote steden van het Romeinse Rijk reeds christengemeenten. Er was zelfs een groeiende christengemeenschap in de hoofdstad Rome. Deze gemeente was niet door Petrus, maar door Paulus' onderwijs gebouwd.
In 64 n.C. legde een rampzalige brand 10 van de 14 districten van Rome in de as. Wie had daar schuld aan? Er ging een gerucht, ongegrond weliswaar, dat keizer Nero zelf de tragedie veroorzaakt had. De politici zagen zich genoodzaakt de schuld op iemand anders te werpen.
De christenen dienden als zondebok. Zij werden vervolgd en ter dood gebracht.
De verschrikkingen van 64 n.C. maken deel uit van één van de grootste tragedies uit de geschiedenis van Gods Gemeente, de eerste van tien vervolgingen door Rome.
In 66 n.C., twee jaar na de brand in Rome, kwamen de Joden in de oostelijke provincie Judea tegen Rome in opstand. De keizer zond er een aantal legioenen heen om het verzet de kop in te drukken. Dit had een bloedige oorlog tot gevolg, die 4 jaar duurde.
Volgens Eusebius, de vader van de kerkgeschiedenis genoemd, vluchtten veel christenen tussen 66 en 70 n.C. voor de dreigende vervolgingen naar Pella. Kort voor de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinse legers onder Titus in 70 n.C. werd het hoofdkwartier van de Gemeente van God van Jeruzalem verplaatst naar Pella, een woestijngemeenschap aan de overzijde van de rivier de Jordaan.
De Joodse historicus Josefus doet verslag van een bijzondere gebeurtenis op het Pinksterfeest van 69 n.C.: ”Bovendien,” schrijft hij, ”op dat feest wat wij Pinksteren noemen, toen de priesters 's avonds in de binnenste voorhof van de tempel waren… zeiden ze dat ze het eerst voelden beven, en een hard geluid hoorden, en daarna een verscheidenheid van geluid, die zei: We gaan hier weg” (Uit Joodse oorlogen, boek 6, hfdst. 5, sectie 3).
De christenen in Judea werden verdreven en verstrooid vanwege de Joodse oorlogen.
In diezelfde tijd werd Paulus, de bekendste leider van de christenen, door de Romeinen gearresteerd. Na door Nero te zijn veroordeeld op beschuldiging van misdaden tegen de staat, werd Paulus in het late voorjaar van 68 onthoofd.
In Judea wisten in de zomer van het jaar 70 de Romeinse legers door de muren van Jeruzalem heen te breken. Zij sloegen de Joodse opstand neer en verwoestten de stad.
Terwijl de gemeente in het oosten bijeen werd gehouden door Pella en Antiochië, viel de gemeente te Rome – waarvan de meeste leiders werden gemarteld – ten prooi aan valse leraren. De Gemeente leed onder de verdrukking en beproevingen.
Het bijbelse verslag eindigt aan het eind van de eerste eeuw. De bejaarde Johannes was de enige overlevende van de oorspronkelijke apostelen. Hij werd in toenemende mate geconfronteerd met ketterijen binnen de Gemeente en stond bloot aan vervolgingen van buitenaf.
Rome ging voorop in de afvalligheid. De eeuwenoude heidense tradities kwamen opnieuw tot leven en wijd en zijd verbreid dat ’Petrus’ in Rome was geweest. De heidenen hadden nog nooit gehoord van de apostel Peter. Maar iedereen in Rome had wel gehoord van een graftombe van een Petrus op de plaats van het Vaticaan en dat volgens de overlevering deze Petrus uit Babylon afkomstig was. Wie was deze Petrus? Na het verslag hierboven over Simon de Tovenaar of Simon Peter (Petor), komen we nu bij de bron van de Petors.
De Babylonische mysteriereligie was ook opgerukt naar het Westen. In zijn verschillende vormen wortelde deze afgoderij zich in de Egyptische, Griekse en Romeinse cultus. Rome is lang een religieus centrum geweest. In de nabijheid van de Sint-Pieter verwijzen niet minder dan negen inscripties naar dezelfde cultus (The Shrine of St. Peter and the Vatican Excavations door J. Toynbee en J.W. Perkins, p. 6). Er was ook een ’Peter’ of Petrus in Rome die de hoogste positie bekleedde in het heidendom. ’Peter’ (Petor of ptr) betekent in het Chaldeeuws ’uitlegger’ en is de titel van de hoogste priester die de vertolker is van de mysteriereligie in dienst van de heidense goden. Voor hun inwijding tot priester werden kandidaten geïnstrueerd in de geheime doctrines van het heidendom en de uitleg van de doctrines werd voorgelezen uit het Boek Peter-Roma, ook buiten Rome, zoals in Griekenland. Deze Peter (Petrus) van Rome was het hoofd van de heidense mysteriereligie en na het binnensluipen van heidense valse doctrines in het christendom eveneens het hoofd van het valse christendom. Zo smolten beide religies tot één mysteriereligie die tot op de dag van vandaag voortduurt in het moderne Babylon. Zie The Two Babylons van Alexander Hislop, pp. 208-210 en Babylon Mystery Religion van Ralph Woodrow, hfdst. 11.
In de dagen van de apostelen lag een heidense begraafplaats op de hoogte ’Vaticanus’ waar vandaag de hoofdzetel van de rooms-katholieke kerk is gevestigd. Het Latijnse woord ’vatis’ betekent ’profeet’ of ’waarzegger’. Hier stond in oude tijden een orakel van de Etrusken schrijft Werner Keller op p. 379 van De Bijbel heeft toch gelijk.
Merk op dat dit satanische orakel een waarzegger was – iemand die de mensen ’een waarheid’ predikte die ze wilden horen. En het werd in verband gebracht met een kerkhof. Het gewichtigste op dit kerkhof – al eeuwen vóór de tijd van Christus – was de graftombe van een Peter of Petrus!
Maar waarom zouden heidenen ’Petrus’ eren lang voordat ze van de apostel Petrus hadden gehoord?
Het antwoord vinden we in het oude Babylon van Nimrod. Nimrod, de koning en stichter van Babylon was niet alleen de politiek leider, maar eveneens als koning-priester de religieus leider. Nimrod was de ’onthuller’ van geheimen, ’de eerstgeborene’ van vergoddelijkte menselijke wezens. Hij was de religieuze held of ster van die tijd – zoals velen hun ’Hollywood-idool’ vandaag hebben. Nimrod werd daarom de uitlegger (onthuller, vertolker) genoemd en in de Babylonische taal heette dat ’peter’.
Maar hoe werd Nimrod – ’Peter’ (Petrus) – geassocieerd met Rome?
Omdat Rome de plaats was waar Nimrod heen vluchtte voor zijn achtervolgers. De oude naam van Rome was ’Saturnia’, zegt Pliny in zijn Natural History, bk. 111. Maar wat betekent ’Saturnia’? Het is de woonplaats van ’Saturnus’. En de bewoners van het oude Italië noemden Nimrod ’Saturnus’, hetgeen betekent ’hij die zich verbergt’ – omdat hij ”zich verborgen hield” in Rome voor zijn achtervolgers (Jacksons Chronological Antiquities, p. 233). Nimrod werd ontdekt in Rome (door Sem wordt beweerd), waar hij geëxecuteerd werd.
Zijn aanbidders rouwden om zijn dood. Ter herinnering aan deze gebeurtenis kreeg hij een graftombe als heidens heiligdom op de Vaticaanhoogte.
Geen wonder dat waar de Babylonische mysteriereligie zich verbreidde de mensen hoorden dat Peter of Petrus, een andere naam of titel van Nimrod, in Rome was vermoord!
Volgens een verslag in het Boek der Pausen, de Liber Pontificalis (i, p. 125) werd omstreeks 80 n.C. door Anacletus, een oudste of bisschop (hij zou de vierde paus zijn) van de afvallige gemeente in Rome, de oude graftombe van Peter (Nimrod) gewijd als het graf van de apostel Petrus en hij liet er een marmeren graftempeltje boven bouwen. Keizer Constantijn de Grote gaf opdracht tot de bouw van de Petrus-basiliek op dezelfde plaats, die in 326 door paus Silvester is gewijd. De Petrus-basiliek lag buiten de stadsmuren, omdat kerkhoven of graven uit hygiënische overwegingen niet in de stad mochten liggen. Van dit gebouw is niets overgebleven, omdat paus Julius II in de 16e eeuw besloot op deze plek een geheel nieuwe Sint-Pieter te laten bouwen, tot meerdere eer en glorie van god en van zichzelf.
Het was voor Anacletus vrij eenvoudig om de toch al afglijdende ongeschoolde heidense bevolking van Rome die een groeiende belangstelling toonde voor mysteries, te overtuigen dat de graftombe in Rome de begraafplaats was van de apostel Petrus – want Petrus was immers in Babylon geweest (1 Petrus 5:13)! En om zijn gezag te staven beweerde hij dat hij door Petrus geordineerd was.
Anacletus wilde van Rome het nieuwe hoofdkwartier maken van alle kerken. Dit gaf andere valse leraren de kans om ook de naam van Petrus te gebruiken om heidense gebruiken en doctrines te introduceren.
Openbaring 2:2  Ik weet uw werken en inspanning en uw volharding en dat gij de kwaden niet kunt verdragen en hen op de proef gesteld hebt, die zeggen, dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat gij hen leugenaars hebt bevonden.
Het werd nu een strijd om het ware geloof dat eens was gegeven te behouden.
Judas 1:3  Geliefden, daar ik mij in alle opzichten beijver u te schrijven over ons gemeenschappelijk heil, zie ik mij genoodzaakt het te doen met de vermaning tot het uiterste te strijden voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is.
Velen volhardden niet in de Waarheid. Maar er bleven trouwe gemeenten over, hoewel klein in omvang en aantal, ”die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben” (Openb. 12:17). De wereld noemde hen ’Nazareners’ – dezelfde naam die in de Bijbel gebruikt wordt voor een sekte waarvan Paulus deel uitmaakte en waarmee de ware Gemeente wordt bedoeld.
Handelingen 24:5  Want wij hebben gevonden, dat deze man een pest is, iemand, die opstanden verwekt onder alle Joden over de ganse wereld, een eerste voorstander van de sekte der Nazoreeërs [of Nazareners].
Dit zegt de Encyclopaedia Britannica van hen:
”Nazareners, een obscure Joods-christelijke sekte… zij dateren hun vestiging in Pella sinds de vlucht van de Joodse christenen uit Jeruzalem direct voor de belegering in 70 n.C.;… Jerome (Ep. 79, aan Augustinus) zegt dat ze geloven in Christus de Zoon van God, geboren uit de maagd Maria, dat ze leden onder Pontius Pilatus en weer opleefden, maar voegt er aan toe dat ’ze zowel Joden als christenen willen zijn, maar geen van beide zijn’ … terwijl ze, voor zover dat mogelijk is, volgens de Mozaïsche maatschappij leven zoals besnijdenis [kan verklaard worden uit Hand. 15], sabbat, voedsel en dergelijke, ze weigerden niet het apostelschap van Paulus te erkennen of de rechten van de heidense christenen (Jer., Comm. in Isa., ix, 1).” (Uit artikel ’Nazareners’, The Encycl. Brit., elfde editie, Deel XIX, p. 319.)
De eerste Gemeente had als geheel de eerste liefde voor de waarheid van God opgegeven en zich daar nooit van bekeerd.
Openbaring 2:4  Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde verzaakt hebt. 5   Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt en bekeer u en doe weder uw eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik tot u en Ik zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, indien gij u niet bekeert.
Over de ”werken der Nikolaïeten” zijn de commentaren enigszins verschillend.
Openbaring 2:6  Doch dit hebt gij, dat gij de werken der Nikolaïeten haat, welke ook Ik haat.
Het is duidelijk dat de ware christenen grote afstand namen van deze ”werken” en ”leer” (vs. 15). Zonder uitzondering wijzen de commentaren op een losbandige levensstijl. De Jamieson, Fauset, Brown Commentary zegt: ”Nicolaos (overwinnaar van de mensen) is de Griekse versie van Bileam, van het Hebreeuwse ’Belang Am’, ’Vernietiger van de mensen’”. Vergelijken we dit met Openbaring 2:14-15 dan herkennen we de ware betekenis van de Nikolaïeten. Ze noemden zich christenen, die, zoals Bileam, een valse vrijheid in de Gemeente introduceerden, en wel bandeloosheid. Dit was een reactie op Gods instructies om zijn geboden te houden. Deze Nikolaïeten of volgelingen van Bileam misbruikten het onderwijs van Paulus en veranderden de genade van God in een pleidooi voor losbandigheid (2 Petrus 2:15, 16, 19; Judas 1:4, 11). Het waren eigenlijk de volgelingen van Simon de Tovenaar.
En zo eindigde de eerste periode van de Gemeente die getypeerd wordt als de ’Gemeente te Efeze’.
Aan het eind van zijn leven maakte de oude Johannes zich op om zijn leiderschap in de Gemeente aan een nieuwe generatie over te dragen. In de stad Smyrna gaf hij een jongeman die de naam Polycarpus droeg speciaal onderricht.
Wat velen niet weten is dat de oorspronkelijke apostelen en discipelen het evangelie hebben verkondigd in Spanje, Portugal, Frankrijk en Groot-Brittannië. Ook Zuid-Rusland, India, Ethiopië en Noord-Afrka worden genoemd in oude documenten. Onder deze moedige en ijverige arbeiders van God waren Lazarus, Jozef van Arimatea, Andreas, Trofimus, Aristobulus, Jakobus de Jongere, Zacheüs, Simon de Zeloot, Tomas en Taddeüs, Maria, de vrouw van Klopas, Maria Salome, Maria Magdala en Marta. Er zijn in verschillende landen al in de eerste eeuw gemeenten van God gesticht.
De tweede geprofeteerde periode in Gods Gemeente neemt een aanvang. 

De Smyrna Gemeente 

Polycarpus, die rond de tijd van de val van Jeruzalem geboren was, werd opgeleid door Johannes tot diens dood omstreeks de eeuwwisseling van de eerste en tweede eeuw. In de eeuw die volgde streed Polycarpus ruim vijftig jaar voor het behoud van het ware geloof.
Tijdens de regering van keizer Trajanus (98-117) betracht het Romeinse bestuur enige tolerantie ten aanzien van de christenen, waardoor een voorzichtige groei van de Gemeente mogelijk werd.
De Gemeente was echter aan het verbrokkelen. De leer werd op verschillende manieren geïnterpreteerd. Nieuwe ketterijen staken de kop op.
De voornaamste bewakers van het geloof zetelden in de gemeenten van Klein-Azië. Polycarpus, de bisschop (opziener: 1 Tim. 3:2) van Smyrna, was hun bekendste leider.
Rond die tijd verwierven de westerse christengemeenten echter steeds meer kracht en gezag. Rome, als zetel van het westerse christendom, zou het hoofdkwartier worden van de zich rooms-katholiek noemende kerk.
In de eerste eeuwen had het christendom met specifieke godsdienstige vraagstukken te kampen. Moesten christenen het Pascha (herinnering aan Jezus' dood) houden op de 14e Nisan, in overeenstemming met de kalender die de Bijbel geeft, of moesten zij een paaszondag vieren om Jezus' opstanding te gedenken? Dit conflict wordt de Quartodecimaanse controverse genoemd, naar het Latijnse woord quartodecimus dat ’14e’ betekent. Hoe moest men staan tegenover ’Joodse gebruiken’ zoals de viering van de ’oudtestamentische’ heilige dagen en de sabbat? Wat was Gods ware natuur? Wie en wat was Jezus: mens, God of beide?
Zie wat katholieke geschiedschrijvers bevestigen over de ware Gemeente:
”Maar Polycarpus was niet alleen onderwezen door de apostelen en bekeerd met vele anderen die Christus gezien hadden, maar hij was tevens aangesteld tot bisschop van de gemeente te Smyrna… Hij was het die naar Rome kwam in de tijd van Anicetus” – bisschop van Rome omstreeks 154 n.C. – ”en velen wegtrok van de… ketters van de Gemeente van God door te verkondigen dat hij deze echte en enige waarheid overgeleverd had gekregen van de apostelen… Toen hij in Rome was besprak Polycarpus de instelling van het heidens Pasen dat in de plaats van het Pascha was gekomen.
Irenaeus” – bisschop van Lyon, afkomstig uit Klein-Azië, waar hij als jongen de preken van Polycarpus had gehoord – ”ging verder: Op geen enkele wijze kon Anicetus (de bisschop van Rome) Polycarpus overtuigen om het” – het Pascha – ”niet te houden omdat hij het altijd gehouden had met Johannes, de discipel van onze Heer en de andere apostelen met wie hij omging; en op geen enkele manier overtuigde Polycarpus Anicetus het te houden, omdat, zoals hij zei, hij gebonden was de gewoonten te volgen van de ouderlingen voor hem” (uit Eusebius' Ecclesiastical History, boek V, hfdst. 24, in de ’Nicene and Post-Nicene Fathers’, Deel 1).
Merk op dat bisschop Anicetus geen schriftuurlijke gronden had – hij besloot ”de gewoonten” van mensen te volgen – paaszondag!
Maar hiermee was de paas-controverse niet ten einde!
Het afzweren van hetgeen ’Joods’ was en de viering van de eredienst op zondag raakten daar steeds meer in zwang. Polycarpus en de gemeenten in het Oosten handhaafden de leerstellingen van de vroege Gemeente.
Enige jaren later werd Polycarpus, inmiddels 86 jaar oud, in Smyrna gearresteerd en, volgens de geschiedschrijver Irenaeus, op de brandstapel verbrand.
Het leiderschap van de Gemeente ging over op een jongeman, een zekere Polycrates.
Later ging Polycrates eveneens naar Rome om met de bisschop van Rome, toentertijd Victor 1, opnieuw de kwestie van de Paschaviering te bespreken.
Het gezag van de Romeinse bisschop was inmiddels groot genoeg om te eisen dat ook in het Oosten de viering op de 14e Nisan werd opgegeven ten gunste van het nieuwe paasfeest. Victor dreigde daarbij met excommunicatie.
Het volgende duidelijke antwoord van Polycrates aan Victor beklemtoont de waarheid van God:
”Wat ons betreft houden we nauwgezet de juiste dag [Pascha], zonder er iets aan toe te voegen of af te nemen. Aangezien in Azië grote lichten de rust ingegaan zijn, die allen zullen opstaan op de dag wanneer de Heer zal komen… Ik spreek van Filippus, één van de twaalf apostelen… Verder Johannes die aan de boezem van de Heer lag. Dan is daar Polycarpus… zij allen hielden het Pascha op de veertiende dag van de maand, volgens het Evangelie, zonder ooit af te wijken, overeenkomstig het voorschrift van het geloof.”
Deze markante brief is bewaard in Deel 8 van de Ante Nicene Fathers, pp. 773-774.
Polycrates weigerde aan die eis toe te geven. Hij schreef: ”Betere mensen dan ik hebben gezegd: Wij moeten God meer gehoorzamen dan mensen.” Het geschil bleef onopgelost.
Chrysostomus, bisschop van Constantinopel en geboren in Antiochië, herkende en erkende de ’oude’ waarheid en schreef enkele eeuwen later dat het Pascha vroeger ook in Antiochië werd gehouden, de plaats van waaruit Paulus zijn vele reizen begon.
Polycrates' leven besloeg het grootste deel van de 2e eeuw. In de twee eeuwen daarna zouden grote veranderingen plaatsvinden.
Dit zegt Christus over de Smyrna Gemeente:
Openbaring 2:9  Ik weet uw verdrukking en armoede, hoewel gij rijk zijt…
Ze waren materieel armoedig, ze werden geminacht en verdrukt als ketters, maar geestelijk waren ze rijk. Ze kenden de Waarheid. Behalve de ware gemeente was er ook een synagoge van Satan die domineerde in die periode.
Wat is de ’Synagoge van Satan’?
Vers 9 (vervolg)  en de laster van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn, doch het niet zijn, maar een synagoge des satans.
Een synagoge is niet meer dan het Hebreeuwse woord voor gemeente of kerk. Jezus spreekt niet van een ras, maar van een kerk die van Satan is!
Deze kerk beweert dat ze geestelijk Joods is. Waarom? Omdat Jezus zei ”het heil is uit de Joden” (Joh. 4:22). ”Eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek” (Rom. 1:16).
”Maar hij is een Jood,” zegt Paulus, ”die het in het verborgen is, en de [ware] besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God” (Rom. 2:29).
In Romeinen 11:16-27 legt Paulus uit dat Israël en de Joden, voor wie het behoud was, als takken zijn weggebroken vanwege hun ongeloof. Heidenen werden in hun plaats geënt. En toen ze eenmaal geënt waren, waren het geen heidenen meer. ”Die vroeger heidenen waart naar het vlees” (Efeze 2:11). Nu waren ze allen één in Christus, ”zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen” (Efeze 2:19).
Hier was dus een kerk bestaande uit heidenen die behoud claimden, die beweerden innerlijk (geestelijk) Joden (uitverkorenen) te zijn, en zich voordeden als een ’christelijke’ kerk, maar een kerk die in feite het instrument van Satan zelf was!
Deze synagoge van Satan is de grote afvallige kerk die zich ontplooide na 70 n.C. en uiteindelijk erkend werd als de staatsreligie van het Romeinse Rijk. Deze kerk heeft vele protestante dochters gekregen die eveneens kerken van Satan zijn (Openb. 17).
Wat gebeurde er met de ware gelovigen?
Aan het begin van de 4e eeuw vond een grote vervolging plaats.
Te beginnen met de vervolging door Nero in het jaar 64 hadden de christenen in het jaar 303 al negen vervolgingen van de zijde van het Romeinse bewind te verduren gehad.
De terreur die in 303 aanving was buitengewoon ernstig. Deze 10e vervolging, onder keizer Diocletianus, duurde in het Oost-Romeinse Rijk tien jaar: 303-313.
Openbaring 2:10  Wees niet bevreesd voor hetgeen gij lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen uwer in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt, en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens.
Een profetische ’dag’ vertegenwoordigt een ’jaar’ in de vervulling (Numeri 14:34; Ezechiël 4:4-6).
De vervolging van de westerse christenen was van korter duur.
Constantijn, die de Romeinse zonnegod Sol vereerde, werd in 306 door het leger uitgeroepen tot keizer van het westen van het Romeinse Rijk. Omdat de doctrines en gebruiken binnen de nieuwe door Constantijn omarmde godsdienst beduidend verschilden, hield hij in 325 in de stad Nicea in Klein-Azië het eerste grote oecumenische concilie.
De keizer had in 321 reeds de dag van de zon (de eerste dag van de week) tot wekelijkse rustdag verklaard. De zondag was in Rome niet nieuw – Nimrod was er al geweest. En 25 december is het meest duidelijke voorbeeld van zonsverering. Het Concilie van Nicea bepaalde na hevige discussie dat alle kerken op dezelfde zondag het jaarlijkse paasfeest moesten vieren om Jezus' opstanding te gedenken. Het Pascha werd verboden. Constantijn verbood de bijgelovige en zinloze samenkomsten – zoals hij het in het edict noemde – in het openbaar en in de huizen van de getrouwen van God. Daarmee werden de sabbatsamenkomsten belet en in 363 verbood het Concilie van Laodicea om op de sabbatdag te rusten en dwong de christenen om op die dag te werken.
De meeste ’christenen’ stemden met de besluiten van de concilies in. Maar de ware Gemeente werd na het Concilie van Nicea gedwongen om te vluchten om gedurende 1260 jaar in afgelegen gebieden te blijven. Het klinkt ongelofelijk, maar het is waar.
Iedereen werd nu verplicht het heidens Pasen te vieren of de grenzen over te vluchten van het Romeinse Rijk. Vooral in de periode vanaf het Concilie van Nicea (325) tot de dood van Constantijn was de vervolging wreed.
De schaarse informatie die we van Gods Gemeente hebben, zijn de hatelijke verslagen van de vijanden van Gods volk die nu werden belasterd als ’ketters’ en ’vijanden van de kerk’. Gedurende eeuwen maken katholieke schrijvers melding van overblijfselen van de ware Gemeente binnen de grenzen van het Romeinse Rijk. Soms waren het eenlingen, soms verstrooide gezinnen, en vooral in het Midden-Oosten waren enkele plaatselijke gemeenten die het evangelie predikten en de geboden hielden. Omstreeks begin vijfde eeuw bejammerde bisschop Chrysostomus leden van de katholieke kerk in Klein-Azië die zich bekeerden van hun wegen nadat ze de waarheid hadden leren kennen van de overgebleven verstrooide mensen van de ware Gemeente. Deze bekeerlingen begonnen de sabbat te houden en het Bazuinenfeest, het Loofhuttenfeest en de Grote Verzoendag (Antiquities of the Christian Church, Bk. XVI, hfdst. VI van Bingham). Vanzelfsprekend speelde ook een belangrijke rol het misleidende katholieke onderwijs aangaande de drie-eenheid, de onsterfelijkheid van de ziel en het Koninkrijk van God.
Het resultaat van het Concilie van Nicea (325) was dat de valse kerk een hevige verdrukking op gang zette die 1260 jaar zou duren (Openb. 12:6). De ware Gemeente vluchtte naar de valleien en berggebieden van Europa en Klein-Azië, langs de rivier de Eufraat en Armenië. 

De Pergamum Gemeente 

Zie wat Johannes schrijft over de volgende periode van de Gemeente van God – de gemeente te Pergamum – ”Ik weet, waar gij woont, daar waar de troon des satans is; en gij houdt vast aan mijn naam en hebt het geloof in Mij niet verloochend” (Openb. 2:13).
De oude stad Pergamum kwam in de 3e eeuw v.C. snel tot macht als hoofdstad van een hellenistisch rijk, dat het welvarendste deel van Klein-Azië omvatte. Het werd later de hoofdstad van een Romeinse provincie. Pergamum was een heidens centrum van mysteriediensten, een variant op de oude Babylonische mysteriereligie. Het was een belangrijke regeringszetel van Satan in die regio, waar hij zijn religieuze en politieke macht uitoefende – ”Ik weet, waar gij woont, daar waar de troon des satans is” (Openb. 2:13) – hetgeen ook betekent dat de volgende fase van Gods Gemeente zich afspeelt in de gebieden van Satans regering – het Oost-Romeinse Rijk – waar een kleine groep van Gods volk te vinden was.
Tot de geloofsgetrouwen behoorden de christenen die bekend werden onder de naam ’Paulicianen’, de volgers van de apostel Paulus. De Pauliciaanse periode duurde van de 4e tot de 9e eeuw.
In de 19e eeuw werd een opmerkelijke ontdekking gedaan. De Britse geleerde en theoloog Fred C. Conybeare ontdekte in een Armeens klooster Pauliciaanse handschriften uit de 7e of 8e eeuw.
In zijn verbazingwekkende vondst, door hem De sleutel tot de waarheid genoemd, wordt een groot aantal gebruiken en opvattingen van de Paulicianen beschreven.
Op de pagina's CXXIV, CLXII en CLII kunnen we lezen dat zij het Evangelie van het Koninkrijk verkondigden; dat zij geloofden dat de Gemeente niet alleen was gebouwd op Jezus Christus, maar ook op de apostelen en profeten (Ef. 2:20); dat ze doopten door onderdompeling; dat ze door handoplegging Gods geest ontvingen; dat ze behalve het Pascha hielden op de veertiende dag van de eerste maand van de bijbelse kalender, ook de sabbat en het Feest van Ongezuurde Broden vierden.
Verder lezen we in dat boek dat de Paulicianen het gebruik van het kruis in de eredienst en de religieuze kunst meden en het een ”weerzinwekkend gebruik” noemden. Zij verwierpen oorlogvoering. De Paulicianen verwierpen het recht van de r.k.-kerk om de ”Kerk van God” te zijn en betwistten de pauselijke aanspraken als ”apostolische opvolgers” en andere aanmatigingen. Zij beschouwden de drie-eenheid, vagevuur en tussenkomst van de ’heiligen’ als onbijbels.
Het grootste deel van de gemeenteleden bestond uit afstammelingen van christenen, die meer dan twee eeuwen eerder uit Griekenland en Klein Azië waren gevlucht. Zij bewaarden de namen van hun originele gemeenten, zoals de ’gemeente van Efeze’ of de ’gemeente van Macedonië’, alhoewel zij honderden kilometers van de originele plaatsen woonden.
Omstreeks 657 maakte God onder het verstrooide overblijfsel van zijn Gemeente in Cappadocië (Midden-Turkije) en Armenië een man gereed om de Gemeente nieuw leven in te blazen en om het Evangelie te verspreiden. Zijn naam was Constantijn van Mananeli die leefde van ca. 623-684.
Aan deze goed opgeleide man was een manuscript van het Nieuwe Testament gegeven. Na bestudering was hij zichtbaar gegrepen door de waarheid die hem werd geopenbaard. Spoedig begon hij te prediken en met de hulp van getrainde evangelisten nam de groei een grote vlucht en bekeerden zich enkele tienduizenden tot de waarheid.
De Byzantijnse keizer was daarover zeer misnoegd en gaf een officier, een zekere Simeon, opdracht om met zijn soldaten de beweging uit te roeien.
De meeste van Constantijns volgelingen lieten zich tijdens het verhoor door Simeon echter niet van hun geloof afbrengen. Hij dreigde daarop een aantal van hen te zullen doden, als zij weigerden Constantijn te stenigen.
Zoals meestal het geval is, zijn er in een groep gelovigen altijd wel enkelen zwak. In dit geval was er althans één, die zijn geliefde leider na 27 jaar dienst als oudste stenigde in (waarschijnlijk) 684.
Openbaring 2:13  …gij houdt vast aan mijn naam en hebt het geloof in Mij niet verloochend, ook niet in de dagen van Antipas, mijn getuige, mijn getrouwe, die gedood werd bij u, waar de satan woont.
Constantijn van Mananeli wordt door Christus Antipas of Antipapas genoemd omdat hij als representant van Jezus Christus tegen de paus predikte.
Wat er daarna gebeurde ging alle fantasie te boven. Simeon was zo getroffen door het geloof van Constantijn en diens Pauliciaanse volgelingen dat hij na de dood van Constantijn zelf gelovig werd.
Net als de apostel Paulus werd ook hij aanhanger van de leer die hij had moeten uitroeien.
Simeon deed afstand van zijn vroegere leven, zijn aanzien en zijn rijkdom en ging de vervolgde Paulicianen dienen en verkondigde het Evangelie. Ook hij werd zes jaar later gedood (verbrand) en stierf als martelaar.
De verdrukking werd groot en velen begonnen zich aan te passen aan vele praktijken van de katholieke kerk om vervolging te vermijden, want ze veronderstelden dat dat geen kwaad kon zolang zij het in hun hart beter wisten.
Deze weg van compromissen had als gevolg, dat velen hun kinderen lieten dopen en anderen de mis bijwoonden. Christus profeteerde hierover en waarschuwde de Pergamum Gemeente voor degenen, die zich hielden aan heidense, verdorven leerstellingen.
Satan haatte de mensen die het evangelie begrepen en de geboden van God hielden. Hij leidde valse leraren binnen de gemeenten die de ”leer van Bileam” onderwezen (Openb. 2:14-15). In Numeri kunnen we lezen dat Bileam de Israëlieten verleidde tot afgoderij en geestelijke hoererij.
Deze onbekeerde leraren misleidden velen in de Gemeente tot het vieren van heidense feestdagen, zoals het feest van Epifanus – de oorspronkelijke geboortedag van Nimrod, het heidense ’christenkind’ in de veronderstelling dat ze Christus eerden met zijn geboortedag en doop.
Vóór 800 n.C. had in Armenië een Pauliciaans leider, Baänes genaamd, een leerstelling afgekondigd van militaire vergelding. Een andere leider bij de Paulicianen, Sergius, die korte tijd later eveneens veel invloed verwierf, verwierp oorlog waardoor er een scheuring ontstond. Ondanks de problemen diende hij Gods volk meer dan 30 jaar. Hij werd in 835 gedood. Na zijn dood begonnen zijn volgelingen echter ook deel te nemen aan oorlog.
Satan bracht velen er toe deel te nemen aan de wereldse politiek in de hoop zichzelf te beschermen. Een vermenging met heidense religie en politiek wordt in Openb. 17:2 hoererij genoemd. Gods Gemeente behoort maagdelijk te zijn en rein te blijven, gescheiden van de wereld, in afwachting op het huwelijk met Christus (2 Cor. 11:2).
Als gevolg van deze zonden waarschuwde Jezus zijn Gemeente: ”Bekeer u dan; maar zo niet, dan kom Ik spoedig tot u en Ik zal strijd tegen hen voeren met het zwaard mijns monds” (Openb. 2:16). De meesten namen de waarschuwing te licht op totdat het te laat was. Vertrouwend op hun wereldse politieke allianties met de naburige (moslim) Arabieren die op dat moment serieuze aanvallen deden op het Byzantijnse (Oost-Romeinse) Rijk, in plaats van op Jezus' bescherming te vertrouwen, werden ze bedrogen en afgeslacht.
Omstreeks het midden van de 9e eeuw werden de Pauliciaanse christenen streng vervolgd door de Byzantijnse keizerin Theodora II (eigenlijk regentes voor haar zoon). Tussen de jaren 840 en 860 stierven naar schatting 100.000 van hen de marteldood.
Verdeeldheid onder de Paulicianen gedurende deze jaren veroorzaakte verschillende afsplitsingen in de groep.
De weinige getrouwen die ontsnapten werden verdreven naar zuidoost Europa en werden vaak Bogomielen genoemd. Daar verbleven ze eeuwen en verspreidden hun kennis ”in Bohemen, Polen, Duitsland, Italië, Frankrijk en zelfs in Engeland” schreef Fred C. Conybeare in zijn De sleutel tot de waarheid (p. CIV).
Byzantijnse keizers pasten in de achtste en negende eeuw de tactiek toe om groepen Armeense ketters naar Thracië (de balkan) over te plaatsen. Hieronder waren veel Paulicianen. Ze werden gebruikt als buffer tegen de binnenvallende Bulgaren. Daar werden de Paulicianen Bogomielen genoemd.
In de Encyclopaedia Britannica, 11e ed., ’Bogomils’ lezen we dat ze onderwezen dat de doop alleen van toepassing was op volwassen mannen en vrouwen en dat beelden en kruizen afgoden waren. Zij baden niet tot Maria en andere ’heiligen’. Bidden moest thuis gebeuren, niet in afzonderlijke gebouwen zoals kerken, behoudens de erediensten. De gemeente bestond uit de uitverkorenen en elke persoon moest trachten de volmaaktheid van Christus te bereiken.
Veel Bogomielen verspreidden zich in de tiende en elfde eeuw westwaarts en vestigden zich in Servië, terwijl later, aan het einde van de twaalfde eeuw grote aantallen hun toevlucht namen in Bosnië. Deze Bogomielen waren ”slechts één versie van een groep van verwante afvallige sekten, die door heel Klein Azië en Zuid Europa floreerden tijdens de Middeleeuwen onder uiteenlopende namen; de meest bekende zijn de Paterenes, Katharen en Albigenzen [Albi: stad in Zuid-Frankrijk]” (Encyclopaedia Britannica, 15e ed., hfdst. 29, p. 1098). Zij werden verworpen als ketters (van de benaming Katharen, die de ’Zuiveren’ betekent, is het woord ketter afgeleid) vanwege hun geloof, dat ”de wereld wordt geregeerd door twee principes, goed en kwaad, en menselijke aangelegenheden gevormd worden door het conflict tussen hen; de hele zichtbare wereld is aan Satan overgegeven” (Encyclopaedia Britannica, p. 1098). Vanuit hun basis in de Balkan reikte de invloed van de Bogomielen, in eerste instantie gevoed door een handelsnetwerk, tot in Noord-West Italië en ook in Zuid Frankrijk (met name de Provence).
Eén van de meest inspirerende voorbeelden van geloofsijver en toewijding uit deze periode is de geschiedenis van de Bogomiel Basilius.
Deze Basilius was zo ijverig dat de toenmalige Byzantijnse keizer, Alexius 1 Comnenus (1081 tot 1118), besloot zijn zaak persoonlijk ter hand te nemen. De toenemende activiteiten van Basilius en diens medewerkers stoorden de keizer blijkbaar. In navolging van de vroege Gemeente had Basilius twaalf mededienaren, die samen met hem het geloof verkondigden. De keizer smeedde een plan om Basilius in de val te lokken. Hij arresteerde eerst één van de Bogomielse leiders, die bekende dat Basilius hoofd van de beweging was.
Onder het voorwendsel dat hij meer over Basilius' leer wilde horen, lokte de keizer de Bogomielse leider met veel gevlei naar zijn paleis. Er werd een overvloedige maaltijd bereid en Basilius werd verzocht zijn geloofsopvattingen uiteen te zetten. Lange tijd hoorde de keizer aandachtig toe, terwijl Basilius de geheimenissen van Gods Woord ontvouwde.
Dit alles bleek echter onderdeel van een samenzwering. Achter een gordijn tekende een schrijver elk woord op. Basilius had uitsluitend de waarheid verteld, zoals hij die opvatte. Die waarheid bleek echter in tegenspraak met de officieel erkende geloofsopvattingen. Door zijn eigen woorden werd hij veroordeeld.
Alexius beval daarop alle Bogomielen die weigerden hun geloof te verzaken levend te verbranden. Onder degenen die verbrand werden bevond zich ook Basilius, één van de velen die bereid bleken hun leven te geven voor de levenswijze die zij aanhingen.
Hierna zou de geprofeteerde Tyatira Gemeente opkomen. Want de Gemeente zou niet uitsterven. 

De Tyatira Gemeente 

Vervolgingen konden Gods waarheid niet uitroeien, in die tijd niet en ook later niet. Steeds weer andere groepen doken op, groepen die in de geschiedenisboeken meestal ketters worden genoemd.
De namen veranderden. Nu eens werd de kleine, vervolgde Gemeente genoemd naar een leider dan weer naar een doctrine of een woongebied.
Tijdens de westwaartse trek waren er verscheidene christelijke groeperingen: Albigenzen (genoemd naar de naam van de Franse stad Albi), Katharen, Bulgaren, Paterenes, Passagi of Publicani.
Het zou onjuist zijn te concluderen dat al die geïsoleerde en verschillende groepen trouwe nakomelingen van de oorspronkelijke Gemeente waren. De Albigenzen bijvoorbeeld waren dat in ieder geval niet. Maar onder sommige van die vervolgde groepen bleven vele van de ware geloofspunten bewaard.
Over de Bogomielen zegt de 11e editie van de Encyclopaedia Britannica verder nog:
”De pausen in Rome vergaten, toen zij [omstreeks 1100] hun Kruistocht tegen de Albigenzen voerden, hun tegenhangers in de Balkan niet en gaven als aanbeveling de ketters te vernietigen. De Bogomielen verspreidden zich in westelijke richting en vestigden zich aanvankelijk in Servië; maar aan het eind van de 12e eeuw werden ze door de Servische koning Stefanus Nemanja vervolgd en uit het land verdreven. Velen van hen zochten hun toevlucht in Bosnië, waar zij bekend werden onder de naam Paterenes of Patareni” (deel IV, p. 120).
V. Raymond Edman beschrijft deze periode als volgt:
”Niet alleen vanwege de vervolgingen, maar ook uit missionaire geloofsijver vestigden de Bogomielen zich elders in Europa of trokken als kooplieden of handwerkers door Italië, Frankrijk en Duitsland... Sommigen bleven achter in de bergforten van Bulgarije, Servië en Bosnië en ontvingen tijdens de eeuwen van Turkse overheersing meer achting dan hun onder het Byzantijnse rijk ten deel was gevallen... Tijdens de lange eeuwen van middeleeuwse duisternis en bloedvergieten hadden zij licht ontvangen uit het Woord, ook al ging dat met veel misvattingen gepaard. Zij waren in de geestelijke duisternis van de Balkan Bogomielse kaarsen zoals de vroegere Paulicianen in Armenië en Syrië dragers van de lamp des Levens waren geweest” (The Light in Dark Ages, pp. 296-297).
De tijd waarin de Bogomielen streden voor het behoud van de waarheid van God was de meest duistere van die duistere periode. In de woestijn zou echter spoedig een nog groter licht schijnen.
Toen het eerste millennium van de christelijke jaartelling op zijn einde liep, vroegen veel mensen zich af of zij in de geprofeteerde ’eindtijd’ leefden.
Het woord ’millennium’ zelf komt in de Bijbel niet voor, maar het boek Openbaring spreekt wel van een toekomstige periode van 1000 jaar waarin de opgestane heiligen met Christus zullen regeren (Openb. 20:4-6).
Het oordeel kwam echter niet. Jezus Christus keerde niet terug. En het Koninkrijk van God werd niet gevestigd.
De Gemeente die Jezus had gesticht bleef zich schuilhouden ”in de woestijn” (Openb. 12:6).
In die moeilijke tijden bewaarden verstrooide en vaak vervolgde gelovigen restanten van de waarheid van de vroege Gemeente die door Jezus Christus was gesticht.
Aanvankelijk werden de trouwe volgelingen van Jezus Nazareners genoemd. In het gebied van Armenië werden zij later gerekend tot de Paulicianen. Toen zij naar het westen trokken, vond men hen onder de zogeheten Bogomielen.
Naarmate de religieuze ontevredenheid toenam, ontstonden in West-Europa talrijke afscheidingsgroepen. Doordat er over die groepen weinig betrouwbare informatie is, zijn feiten en beschuldigingen moeilijk uit elkaar te houden. Zoals verschillende historische bronnen vermelden, is de belangrijkste informatie die wij over hen hebben afkomstig van hun vervolgers.
Terwijl die verschillende groepen zich van streek naar streek verspreidden werden hun uiteenlopende namen toegekend. In Heresy, Crusade and Inquisition in Southern France 1100-1250 merkt Walter L. Wakefield op:
”Tussen omstreeks 1140 en 1160 verspreidde de ’nieuwe’ dualistische ketterij zich vanuit Noord-Europa, waar zij zich voordeed in steden als Keulen en Luik, naar het zuiden... [Het] was waarschijnlijk omstreeks 1150 dat zij in Languedoc doordrong. Rond 1160 werd voor de ketters in het noorden voor het eerst de naam ’Katharen’ gebruikt. Naarmate zij zich verspreidden, kregen zij andere namen: in het noorden werd vaak [de naam] Publikanen gebruikt; in Italië noemde men hen Patarijnen. De band met sekten in de Balkan leidde tot de naam Bulgaren (of Bogomielen)… ”
Uit deze bewegingen traden vele leiders en soms ook martelaren naar voren. Een van hen, in het zuiden van Frankrijk, was Pierre de Brueys of Peter van Bruys. Zijn geschiedenis wordt verteld in veel naslagwerken. Uit het werk van deze ongewone man ontstond een beweging die naar hem genoemd werd, die van de Petrobrusianen.
Johannes werd geïnspireerd de Gemeente te Tyatira te prijzen.
Openbaring 2:19  Ik weet uw werken en liefde, en geloof en dienstbetoon, en uw volharding en uw laatste werken, die meer zijn dan de eerste.
In de plaatselijke gemeente in Tyatira was een valse lerares (symbool van een grote Moederkerk die in feite al vanaf het begin Gods heiligen tracht te verleiden) die afgoderij onderwees. Jezus waarschuwde dat hij hen in grote verdrukking zou brengen en haar kinderen (de valse kerk en protestanten in latere eeuwen tot de komst van Christus) zal Hij doden tenzij ze zich bekeren.
Vers 20  Maar Ik heb tegen u, dat gij de vrouw Izebel laat begaan, die zegt, dat zij een profetes is, en zij leert en verleidt mijn knechten om te hoereren en afgodenoffers te eten. 21  En Ik heb haar tijd gegeven om zich te bekeren, maar zij wil zich niet bekeren van haar hoererij. 22  Zie, Ik werp haar op het ziekbed en hen, die met haar overspel bedrijven, breng ik in grote verdrukking, indien zij zich niet van haar werken bekeren. 23  En haar kinderen zal Ik de dood doen sterven en alle gemeenten zullen inzien, dat Ik het ben, die nieren en harten doorzoek; en Ik zal u vergelden, een ieder naar uw werken.
Deze beschrijving van de plaatselijke gemeente in Klein-Azië zien we later in de gebeurtenissen van de periode van de Tyatira Gemeente.
Peter (Petrus) van Bruys begon op te treden omstreeks 1104 in de stad Bruy of Bruey. Hij moet tot de seculiere clerus hebben behoord, maar kwam in verzet tegen de klerikale misstanden en de misvattingen op doctrinair gebied.
Veel van wat wij van Peter van Bruys weten is ontleend aan het werk van een andere Peter of Petrus, Petrus Venerabilis (Pierre le Vénérable), abt van Cluny, die het leerstellige standpunt van Peter van Bruys afwees.
In 1125 schreef de abt van Cluny dat de Petrobrusiaanse ketterij toen al 20 jaar tierde. De beschuldigingen die tegen Peter van Bruys werden ingebracht, omvatten de volgende punten:
1) Hij verwierp de kinderdoop. 2) Hij ontkende dat er iets speciaals voortkwam uit de consecratie van kerkgebouwen en was in feite voorstander van het neerhalen van dergelijke pretentieuze gebouwen. 3) Hij verzette zich tegen aanbidding en verering van het kruis en meende dat het kruis voor christenen een symbool van afschuw moest zijn. 4) Hij wees de transsubstantiatieleer af (brood en wijn veranderen in lichaam en bloed van Christus). 5) Hij verwierp het uitspreken van gebeden en andere daden ten behoeve van gestorvenen.
De Lutherse historicus Mosheim voegt eraan toe dat ze de wetten van Mozes in acht namen, met uitzondering van de offerwetten; geen onrein vlees aten en de sabbat hielden.
Ze verwierpen de doctrine dat de godheid uit drie personen bestaat. Ze wisten dat God een gezin is!
Peter van Bruys was in zijn geloofsopvattingen geen asceet. Hij beschouwde het huwelijk als van de hoogste waarde en meende dat priesters behoorden te trouwen. Hij verzette zich ook tegen de vele vastendagen van die tijd.
Op een dag dat Peter van Bruys in de Franse stad St. Gilles predikte maakte een woedende menigte zich van hem meester en wierp hem in de vlammen van een brandstapel. Dit gebeurde omstreeks 1125. In amper twintig jaar had één man een heel gebied in Europa in beroering gebracht en legde daarmee een fundament voor de toekomst.
Een tweede persoonlijkheid uit de 12e eeuw was Arnold of Arnoldus van Brescia. Van het zuiden van Frankrijk tot Rome preekte hij tegen door hem aangetroffen misstanden en corruptie in de officiële kerk.
Evenals over Peter van Bruys is er over Arnold van Brescia veel referentiemateriaal beschikbaar. Daaruit blijkt dat hij bereid was tegen elke oppositie in te staan voor de waarheden die hij begreep.
Arnold en zijn volgelingen, Arnoldisten genoemd, kwamen in opstand tegen de rijkdom en de daaruit voortvloeiende misstanden onder de geestelijkheid. Arnold baande de weg voor latere burgerlijke en godsdienstige vrijheden.
Een derde krachtige persoonlijkheid uit de 12e eeuw was Hendrik van Lausanne.
De Dictionary of Sects, Heresies, Ecclesiastical Parties, and Schools of Thought beschrijft Hendrik als volgt:
”Hij had een imposant postuur, droeg een kortgeknipte baard en golvend haar, liep barrevoets in de winter en had een zo sterk gestel dat hij met gemak de extreme strengheid van het klimaat wist te verduren en een zo krachtige stem dat zijn tegenstanders die vergeleken met het gebrul van legioenen duivels” (p. 183).
Hij was als benedictijner monnik opgeleid, maar zijn studie had hem onder meer tot de conclusie gebracht dat het huwelijk voor priesters eervol was. Geleidelijk aan nam zijn verzet tegen de gevestigde leer zozeer toe dat hij tot de ketters werd gerekend.
Voortdurend klaagde hij de ondeugden van de geestelijkheid in zijn gebied aan. Hij werd door de bisschop uit Lausanne verbannen en zijn daaropvolgende reizen brachten hem naar het zuiden van Frankrijk, waar hij in het voetspoor van Peter van Bruys trad.
Zoals van Bruys vóór hem kwam ook hij tot het inzicht dat de Gemeente van God niet bestaat uit stenen gebouwen, maar uit de gemeenschap van gelovigen. Hij predikte dat God zowel op een marktplein of in een stal als in een kerkgebouw kan worden vereerd.
Hendrik en zijn volgelingen predikten in straten en op stadspleinen. Evenals de Petrobrusianen verwierpen zij het kruis en de gewijde muziek, die een belangrijk onderdeel van de eredienst waren geworden.
Als gevolg van zijn prediking werd Hendrik gearresteerd en gevangengezet. De vermoedelijke datum van zijn dood is 1149.
Wij kunnen slechts pogen ons voor te stellen hoe moeilijk het moet zijn geweest in die barre tijden te leven in strijd met de gevestigde geloofsopvattingen, gebruiken en praktijken.
Hoewel zij als ketters gebrandmerkt, verbannen, gearresteerd werden, en zij bij tijden werden gefolterd en uiteindelijk ter dood gebracht, wisten deze opmerkelijke personen tot het einde toe te volharden.
Het zwaarste onderdrukkingsmiddel, de Inquisitie, moest echter nog komen. Het woord roept nog steeds afschuw op en vormt een symbool van de onmenselijke daden van de mens jegens zijn medemens. En dit alles in naam van de godsdienst.
Terwijl het eerste werk spoedig ten einde leek te lopen, verrees een zelfs nog groter leider onder Gods volk (Openb. 2:19).
Wij richten onze aandacht nu op de tweede helft van de twaalfde eeuw, een van de interessantste en boeiendste perioden in onze studie van de geschiedenis van de Gemeente.
In Frankrijk woonde in Lyon een rijke koopman, Pierre Valdes, later meer bekend als Peter Waldus of Waldo. Deze Waldus zette een beweging in gang die meer invloed kreeg dan enige andere sinds de tijd van de apostelen die door Jezus zelf waren opgeleid.
De geschiedenis ervan wordt verteld in vele verhandelingen over kerkgeschiedenis, zoals in de History of the Waldenses of Italy from their Origin to the Reformation van Emilio Comba en The History of the Christian Church, from the Birth of Christ to the XVIII. Century; Including the Very Interesting Account of the Waldenses and Albigenses van William Jones.
De geschiedenis begint omstreeks 1170 (1173?) in Lyon. Tijdens een bijeenkomst in die stad viel één van de vrienden van Peter Waldus, die naast hem stond, opeens dood neer. Dit had een ingrijpende invloed op Waldus. ”Wat zal er met mij gebeuren, als ik sterf?” vroeg hij zich af.
Hij wendde zich tot een priester uit zijn parochie en vroeg hem wat de volmaakte weg was. ”Ah!” antwoordde de theoloog… ”Hier is het recept van Christus: ’Indien gij volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezit en geef het aan de armen, en gij zult een schat in de hemelen hebben, en kom hier, volg Mij’” (Matth. 19:21).
Door die woorden geïnspireerd nam Waldus het besluit die raad op te volgen. Zeer waarschijnlijk was hij rond die tijd in contact gekomen met de restanten van de groepen die geleid werden door Peter van Bruys, Arnold van Brescia en Hendrik van Lausanne.
Peter Waldus legde een gelofte van armoede af, verkocht zijn bezittingen en verdeelde zijn rijkdom. Hij trof een regeling om de toekomst van zijn vrouw en kinderen veilig te stellen en gaf veel aan de armen. Met de rest van zijn geld deed Peter Waldus iets heel ongewoons. Hij gaf opdracht delen van de Bijbel in de Franse streektaal van die tijd te vertalen, iets wat nagenoeg nooit eerder was gedaan.
De officieel door de ’Kerk’ in het Westen aanvaarde tekst van de Bijbel was gesteld in het Latijn en was eeuwen tevoren uit het Hebreeuws, het Aramees en het Grieks vertaald. Uiteraard konden maar weinig leken de Latijnse taal lezen en schrijven. Dit betekende in de praktijk dat alleen de weinige geletterden toegang hadden tot de bijbelse geschriften.
Door het stoutmoedige initiatief van Waldus kwam de Bijbel nu ook in handen van gewone mensen.
Gewapend met alleen zijn nieuwe vertalingen en zijn ijver om Christus te dienen begon Peter Waldus te prediken. Hij gebruikte in zijn preken zijn praktische gezonde verstand waardoor hij zich ook in zijn zakenleven had laten leiden. Het woord van Christus was duidelijk genoeg. Het ging er slechts om er een letterlijke vertaling van te geven.
Verscheidene jaren predikte Waldus binnen het kader van de Westerse Kerk en eenmaal reisde hij daarbij zelfs naar Rome om aan de Paus toestemming te vragen. Paus Alexander III keurde zijn leven in armoede goed, maar wees zijn verzoek te mogen prediken af. Waldus voelde zich evenwel genoodzaakt zijn inzicht in de Bijbel te bespreken met iedereen die maar wilde luisteren. En velen begonnen inderdaad te luisteren, eerst in het Alpengebied en later ook in andere landen.
Albert Henry Newman schrijft over Waldus en zijn volgelingen in zijn Ancient and Mediaeval Church History (to A.D. 1517): ”De Aartsbisschop van Lyon verbood hun prediking op grond van het feit dat zij leken waren, maar zij antwoordden: ’Wij moeten God meer gehoorzamen dan mensen”’ (p. 570).
Daarom werden omstreeks 1184 Waldus en zijn volgelingen, die ook wel ’de Armen van Lyon’ werden genoemd, geëxcommuniceerd.
Daardoor lieten zij zich echter niet afschrikken. Zij bleven, dikwijls in het geheim, bijeenkomsten houden en verbreidden het evangelie van Jezus Christus zo goed als zij maar konden.
Exemplaren van de Bijbel die zij hadden gemaakt werden soms door de plaatselijke autoriteiten in beslag genomen. Er werden dan zo spoedig mogelijk nieuwe gemaakt. En wat nog verbazender is, omdat exemplaren van de Bijbel zo zeldzaam waren, leerden Waldus en zijn volgelingen grote delen ervan uit het hoofd.
Hun tegenstanders stonden dan ook vaak verbaasd over hun bijbelkennis. William Jones schrijft in zijn History of the Christian Church: ”Zij waren zo goed in de heilige Schrift onderlegd dat [hun tegenstander Jacobus de Riberia] boeren had gezien die het boek Job woordelijk konden citeren en verschillende anderen die het hele Nieuwe Testament perfect wisten op te zeggen” (p. 288).
De autoriteiten waren niet alleen geschokt door hun kennis van de Bijbel, maar ook verbaasd over het inzicht dat de Waldenzen bezaten. Jones vervolgt:
”Ten tijde van een grote vervolging van de Waldenzen van Merindol en de Provence werd een zekere monnik door de bisschop van Cavillon als afgezant gezonden om een conferentie met hen te houden teneinde hen van hun dwalingen te overtuigen en bloedvergieten te voorkomen. Maar bij zijn terugkeer erkende de monnik dat hij nooit zoveel van de Bijbel had geweten als hij in die luttele dagen had opgestoken door zijn gesprekken met de ketters. De bisschop zond echter een aantal doctoren naar hen toe, jongemannen die pas van de Sorbonne kwamen, destijds het centrum van theologisch vernuft in Parijs. Een van hen gaf publiekelijk toe dat hij meer van de verlossingsleer had begrepen door de antwoorden van kleine kinderen op vragen uit hun catechismus dan door alle discussies die hij ooit tevoren had gehoord” (ibid.).
In een ander werk, A Short History of the Italian Waldenses Who Have Inhabited the Valleys of the Cottian Alps From Ancient Times to the Present van Sophia V. Bompiani, lezen wij:
”Lang voor de Duitse Reformatie waren zij [de Waldenzen] een evangelisch volk, dat de Bijbel boven alles liefhad, vertalingen ervan maakte in de streektaal, hem verspreidden in het buitenland, in Bohemen, Duitsland, Frankrijk en Italië. Zij lieten hun kinderen hele hoofdstukken uit het hoofd leren, opdat, wat er ook met de geschreven exemplaren van de Bijbel gebeuren mocht, grote gedeelten ervan veilig bewaard zouden blijven in het geheugen van hun jongens en meisjes. Tijdens geheime bijeenkomsten, waarheen zij zich 's nachts barrevoets of in met lappen omwikkelde schoenen begaven om bij het voorbijgaan niet gehoord te worden, luisterden zij gewoonlijk naar de Evangeliën die om beurten werden gereciteerd door jongeren, die elk voor een bepaald gedeelte verantwoordelijk waren” (pp. 2-3).
De Waldenzen moesten doorgaans leven in afgelegen en beboste bergdalen.
Na verloop van tijd werd er in de Cottische Alpen in Italië een kleine school gesticht. Het gedeeltelijk gereconstrueerde gebouwtje, dat reeds in de veertiende eeuw werd gebruikt, is nog steeds te bezichtigen in het afgelegen Angrognadal. Het ligt niet ver van Turijn, bij de stad Torre Péllice. In diezelfde stad bevinden zich ook een museum en monumenten die verband houden met de Waldenzen van weleer.
Veel mensen weten niet dat er ook nu nog een Waldenzische Kerk bestaat met gemeenten in Italië, Latijns-Amerika en de Verenigde Staten. De Waldenzen worden tegenwoordig meestal met het protestantisme geassocieerd, daar zij in het midden van de zestiende eeuw in de heersende Reformatiebeweging zijn opgegaan.
Het embleem van de oorspronkelijke Waldenzen is interessant: het bestaat uit een brandende kaars omgeven door zeven sterren waarachter de bijbel en de Latijnse spreuk ’Lux Lucet in Tenebris’, die de Waldenzen toepasselijk beschrijft: zij waren inderdaad een ”Licht dat in de duisternis schijnt”. De middelste van de zeven sterren, midden op de bijbel, had een speciaal accent: de vierde ster, de vierde fase van Gods Gemeente.
In de dagen van Peter Waldus en enige tijd daarna beschouwden de Waldenzen zich als de bewaarders van het oorspronkelijke geloof dat door Jezus Christus aan de apostelen was overgeleverd.
Emilio Comba beschrijft in zijn History of the Waldenses hun opvattingen, zoals die werden vastgelegd door Reinerius Saccho die hen als ketters bestreed:
”Zij zeggen echter dat er in alle tijden godvrezende mensen zijn geweest die behouden werden. Zij geloven... dat de Kerk van God in de tijd van Silvester [bisschop van Rome ten tijde van het Concilie van Nicea] in verval geraakt was... en dat zij in deze tijd door hun inspanningen, beginnend met Waldus is hersteld. Zij noemen zichzelf opvolgers van de Apostelen... en zeggen dat zij in bezit zijn van het apostolische gezag en van de sleutels om te binden en te ontbinden” (p. 7).
Reinerius Saccho wordt eveneens geciteerd door William Jones in zijn uiteenzetting van de diverse geloofsopvattingen onder de verstrooide Waldenzen:
”Zij verklaren de opvolgers te zijn van de apostelen, apostolisch gezag te hebben en in het bezit te zijn van de sleutels om te binden en te ontbinden... Zij houden staande dat van de verordeningen van de kerk die sinds Christus' hemelvaart zijn ingevoerd, er geen enkele in acht behoeft te worden genomen, daar zij van geen enkele waarde zijn...Sommigen van hen vinden dat de doop voor kleine kinderen van geen enkel nut is, omdat zij nog niet werkelijk kunnen geloven. Zij verwerpen het sacrament van het heilig vormsel; hun leraren passen in plaats daarvan echter de handoplegging toe op hun discipelen... Sommigen van hen beweren dat dit sacrament [de communie of het Pascha] slechts kan worden toegediend door hen die werkelijk goed zijn” (The History of the Christian Church, pp. 264-265).
De Waldenzen hielden er geloofsopvattingen op na die sterk verschilden van die van de officiële kerk. Wij laten er enkele volgen: Zij verwierpen de kerkelijke gezangen als luidruchtig misbaar; zij verwierpen de oecumenische gebedstijden en meenden dat gebeden effectiever zijn als zij in stilte worden uitgesproken; zij waren tegen alle niet in de Bijbel geboden gebruiken; zij achtten pelgrimstochten zinloos; zij waren tegen kerkelijke begrafenissen; zij vatten de Bergrede letterlijk op, legden geen eed af en droegen geen wapens.
Om hun boodschap te verbreiden werden dienaren opgeleid en twee aan twee uitgezonden. Vaak nam daarbij een oudere een jonger iemand mee.
Waldus heeft zichzelf nooit als oprichter van een kerk beschouwd, maar wel als bewaarder van een waarheid. In zijn boek The Waldenses: Sketches of the Evangelical Christians of the Valleys of Piedmont citeert A.W. Mitchell de Waldenzen als volgt:
”’Wij verzoeken uwe hoogheid eveneens te bedenken dat de godsdienst die wij belijden niet alleen de onze is en evenmin recentelijk door de mens is bedacht, zoals ten onrechte wordt gemeld, maar dat het de godsdienst is van onze vaders, grootvaders, overgrootvaders en verdere voorvaderen en van de heilige martelaren, dienaren, profeten en apostelen... Het Woord van God zal niet vergaan, maar eeuwig blijven; als onze godsdienst derhalve het ware woord van God is, zoals onze overtuiging luidt, en niet het bedenksel van mensen, zal geen menselijke macht in staat zijn hem te vernietigen’” (pp. 105-106).
Het is duidelijk dat de Waldenzen de bijbelse instructies naar hun beste inzicht trachtten op te volgen. Zij hielden met volharding vast aan de Tien Geboden.
William Jones schrijft dat onderzoekers aan de Franse koning Lodewijk XII berichtten ”dat zij alle gemeenten waar zij (de Waldenzen] woonden hadden bezocht, de plaatsen van hun eredienst hadden geïnspecteerd, maar er geen beelden hadden gevonden... Zij onderhielden daarentegen de sabbatdag, namen het doopvoorschrift van de oorspronkelijke Kerk [die alleen de doop van volwassenen kende] in acht, onderwezen hun kinderen de artikelen van het christelijke geloof en de geboden van God” (History of the Christian Church, p. 289).
”Zij verachtten de uitspraken en verklaringen van heilige mannen [Rooms Katholieke Kerkvaders] en zij beriepen zich alleen op de maatstaf van de Bijbel... De tradities van de [Roomse] kerk zijn niet beter dan de tradities van de Farizeeën en er werd een grotere nadruk gelegd [door Rome] op het dienen van menselijke tradities dan op het houden van Gods Wet. Zij verachtten de paaszondag en alle andere Roomse feesten van Christus en de heiligen” (A Handbook of Church History), pp. 234, 236-237).
Er zijn eveneens sterke aanwijzingen dat, althans door de Waldenzische groeperingen die in de Noord-Italiaanse Alpenpassen woonden, eens per jaar het nieuwtestamentische Pascha werd gevierd.
Er werden vele pogingen in het werk gesteld om deze mensen en hun geloofsopvattingen uit te roeien. Kerk en staat hadden zich reeds eerder aaneengeschaard teneinde verschillende groepen neer te slaan, met name de Albigenzen in Zuid-Frankrijk. Zo ontstond de Inquisitie. Weinig woorden hebben in de loop van de menselijke geschiedenis meer vrees aangejaagd dan dit woord: Inquisitie.
Een groot deel van de informatie die wij momenteel over deze mensen bezitten, is van de Inquisitie afkomstig. Uiteraard moet deze bron met enige achterdocht worden beschouwd, aangezien wat in gerechtelijke processen over hen is geschreven, gebaseerd is op de veronderstelling dat de Waldenzen en andere groeperingen ketters waren. Wij volstaan met een beschrijving van de Inquisitie die te lezen is in de World Book Encyclopedia:
”Vanaf de tijd van keizer Constantijn (306-337) werd de leer van de Christelijke Kerk beschouwd als de basis van recht en orde. Ketterij werd daarom beschouwd als een misdaad zowel tegen de staat als tegen de Kerk... In de twaalfde en dertiende eeuw bestonden er bepaalde groeperingen waarvan de opvattingen niet strookten met de leer van de... Kerk. Daartoe behoorden met name de Albigenzen en de Waldenzen” (World Book Encyclopedia, 1965, deel 10, artikel ’Inquisitie’, p. 215).
Ondanks de vervolgingen hielden deze mensen vol. Helaas niet allen. Van hen die volhardden scheen het licht in de duisternis.
Een interessant citaat van Comba uit History, pp. 10-11: ”Nergens lezen we in de geschriften van het Oude Testament dat het licht van de waarheid en heiligheid in een bepaalde periode volledig was gedoofd. Er waren altijd mensen die getrouw op de paden van rechtvaardigheid wandelden. Hun aantal werd soms gereduceerd tot enkelen, maar was nooit geheel verdwenen. We geloven dat dit ook het geval is sinds de tijd van Christus tot vandaag; en dat het zo zal zijn tot het einde. Want als de Gemeente van God werkelijk is gesticht, dan is dat gedaan met het oogmerk om te blijven tot het einde der tijden… We geloven niet dat de Gemeente van God volkomen van de weg van de waarheid is afgedwaald; maar, zoals we meestal zien, is het grootste deel bezweken voor het kwaad.”
Hun vijanden bevestigden dat de getrouwen het evangelie van het komende Koninkrijk verkondigden, dat ze bekeerde gelovigen doopten en de gehele wet van God gehoorzaamden.
Maar evenals hun valse profetes, Izebel, van de vroegere plaatselijke gemeente in Tyatira, waren er in deze era vele valse leraren en valse broeders onder deze mensen. Sommigen van hen onder de Waldenzen leerden dat de katholieke, en later de protestantse, kinderdoop juist was evenals deelname aan de afgodische mis zo nu en dan. Anderen pleegden geestelijke hoererij door zich te mengen in de politiek in de hoop te ontkomen aan vervolgingen. De religie van Baäl sluipt weer in de Gemeente van God. Izebel van Openb. 2:20 vertegenwoordigt deze Baälreligie.
Openbaring 2:20  Maar Ik heb tegen u, dat gij de vrouw Izebel laat begaan, die zegt, dat zij een profetes is, en zij leert en verleidt mijn knechten om te hoereren en afgodenoffers te eten. 21  En Ik heb haar tijd gegeven om zich te bekeren, maar zij wil zich niet bekeren van haar hoererij. 22  Zie, Ik werp haar op het ziekbed en hen, die met haar overspel bedrijven, breng ik in grote verdrukking, indien zij zich niet van haar werken bekeren.
Helaas bedreven velen geestelijk overspel met de valse moederkerk (grote hoer: Openb. 17:1-5) evenals korte tijd later met haar protesterende dochters. De Waldenzen zijn protestanten geworden, ontrouw aan hun oorsprong.
En weer zien we een herhaling van wat zo vaak gebeurde, na enige generaties bestonden de plaatselijke gemeenten niet meer uit oprecht bekeerde gelovigen, maar uit onbekeerde mensen die de gemeenschappen binnen de invloedssfeer van het wereldse christendom leidden. De ware gelovigen moesten hun leven opgeven of werden wederom verdreven.
”De Waldenzen verdwenen langzaam uit de belangrijke bevolkingscentra en zochten hun toevlucht in de afgelegen dalen van de Alpen. Daar, verborgen in de Piedmont... werd een nederzetting van de Waldenzen gemaakt, die hun naam aan deze valleien van Vaudois gaven... Soms werden er pogingen gedaan om de sekte van de Vaudois te onderdrukken, maar de natuur van het land dat zij bewoonden, hun onbekendheid en hun isolement maakte de moeilijkheden van hun onderdrukking groter dan de voordelen die zij er van konden verkrijgen” (Encyclopaedia Britannica, 11e ed., ’Waldenzen’).
In 1487 vaardigde paus Innocent VIII een bul uit en eiste hun uitroeiing en er werd een serieuze aanval gedaan op hun vesting. Mist, die neerdaalde en de katholieke legers omsloot redde de Waldenzen van totale vernietiging. De meeste waren echter eenvoudig uitgeput en waren in een geest van compromissen vervallen. Toen de Reformatie een paar jaar later begon zond de Waldenzer leiding afgezanten naar de Lutherse Kerk. ”Zo hielden de Vaudois op het overblijfsel uit het verleden te zijn en werden zij opgenomen in de algemene beweging van het protestantisme”, zoals de Encyclopaedia Britannica schrijft.
Gods Gemeente zou echter niet geheel uitgeroeid worden.
Openbaring 2:24  Doch Ik zeg tot u allen, die voorts te Tyatira zijt, en deze leer niet hebt en die niet, gelijk zij zeggen, de diepten des satans hebt leren kennen: Ik leg u geen andere last op. 25  Maar wat gij hebt, houdt dat vast, totdat Ik gekomen ben. 26  En wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, hem zal Ik macht geven over de heidenen.
Tot de dag van vandaag zijn de nakomelingen over de gehele wereld ijverig bezig met het Werk van God.
Wij zijn nu aangeland bij de 15e eeuw, toen voor de wereld na de lange Middeleeuwen een nieuwe periode aanbrak. Kunsten, wetenschappen en het geestelijk leven bruisten van activiteit.
Gedurende het duizendjarige tijdperk van de Middeleeuwen hadden kleine groepen vervolgde christenen die geen deel uitmaakten van de georganiseerde hoofdstroom van het christendom in weerwil van alle tegenspoed aan hun geloofsopvattingen vastgehouden. Kruistochten en Inquisitie hadden hen vaak nog meer in de clandestiniteit gedreven, maar zonder hen te kunnen uitroeien.
Vanaf de 14e eeuw begon het getij te keren.
Weinig gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis zouden van groter invloed zijn dan de uitvinding, in het midden van de 15e eeuw, van de steeds opnieuw inzetbare losse letter en de eerste bruikbare drukpers.
Belangwekkend is dat de eerste gedrukte boeken exemplaren van de Bijbel waren. Vóór die tijd werd de Bijbel moeizaam en nauwgezet met de hand gekopieerd. Er werden vanzelfsprekend maar betrekkelijk weinig handschriften gemaakt en vrijwel geen daarvan was voor het grote publiek toegankelijk.
In het Alpengebied beschikten, in de periode vóór de Reformatie, de Waldenzen en de andere groeperingen slechts over met de hand gekopieerde bijbelgedeelten en zij waren daarom genoodzaakt grote delen van de Bijbel uit het hoofd te leren.
Door het beschikbaar komen van gedrukte exemplaren werd de Bijbel spoedig bekend onder duizenden en vervolgens miljoenen mensen.
De invloed van de Renaissance en de Protestantse Reformatie is van groot belang geweest op de ontwikkeling van de kerken van Satan. Zonder dat de ’christenen’ zich dat realiseren is de verwarring enorm toegenomen. Voor elke denkwijze heeft Satan wel een passende denominatie.
De christelijke wereld zou nooit meer dezelfde zijn. 

De Sardes Gemeente 

In 1315, lang voordat de kruistochten tegen de Waldenzen plaatsvonden, was de waarheid van God naar Engeland gebracht door een Waldenzische prediker, Walter Lollard.
De Lollards zorgden voor de overgang vanuit de Waldenzische periode.
De Encyclopedia of Religious Knowledge van B.B. Edwards beschrijft hen als volgt: ”Lollards; een op veel punten van de kerk van Rome verschillende godsdienstige sekte, die omstreeks het begin van de veertiende eeuw in Duitsland opkwam; naar de opvatting van veel schrijvers genoemd naar Walter Lollard, hun voornaamste leider en voorvechter, die afkomstig was uit Mentz, en, al even beroemd om zijn welsprekendheid als om zijn geschriften, in Keulen verbrand werd… Tijdens de regering van Edward III kwam, omstreeks het jaar 1315, Walter Lollard, een Duitse predikant… naar Engeland” (p. 752).
De Lollards waren de overgeblevenen van de Duitse Waldenzen. Ze waren al vroeg in de veertiende en vijftiende eeuw doorgedrongen tot in Holland en Vlaanderen (de Lollarden) en Engeland. Het was echter pas in de laatste tientallen jaren van de zestiende eeuw, dat de Gemeente openlijk kon verschijnen in Duitsland en Engeland, de tijd dat de geprofeteerde periode van 1260 jaar in de ’woestijn’ (Openb. 12:6) ten einde liep.
De Encyclopaedia Britannica, 11e editie, deel XVI, maakt in het artikel ’Lollards’ enkele interessante opmerkingen over deze mensen.
”De organisatie moet een groot aantal aanhangers hebben gekend, maar alleen degenen die wegens ketterij werden gearresteerd zijn bij name bekend, en hun opvattingen kunnen slechts uit de beschuldigingen van hun aanklagers worden afgeleid (p. 929). In de vroegste stadia van het Lollardisme, toen hof en clerus erin slaagden Lollards voor een door het wereldlijk gezag gesteund kerkelijk tribunaal te brengen, verloochenden de beschuldigden hun overtuiging en toonden zij zich niet geneigd voor hun opvattingen het martelaarschap te ondergaan. Stoutmoediger werden zij in het begin van de 15e eeuw... In 1410 werd John Badby, een handwerksman, naar de brandstapel gestuurd. Zijn terechtstelling was gedenkwaardig vanwege de rol van de Prins van Wales, die persoonlijk trachtte de Lollard door argumenten van zijn overtuiging af te brengen” (pp. 929-930).
De Lollards stelden zich radicaal op tegen veel leerstellingen van het christendom van die tijd. De Encyclopaedia Britannica schrijft dat het Lollardisme tot de Reformatie bleef voortbestaan… Het aandringen op een vertaling van de Bijbel die kon worden gelezen door de ’gewone man’ was één van de door de Lollards nagelaten erfenissen” (p. 931).
Laten we eens lezen wat Johannes aan de Gemeente te Sardes schreef.
De Sardes Gemeente had de naam te leven, maar was in feite dood.
Openbaring 3:1  En schrijf aan de engel der gemeente te Sardes: Dit zegt Hij, die de zeven Geesten Gods en de zeven sterren heeft: Ik weet uw werken, dat gij de naam hebt, dat gij leeft, maar gij zijt dood.
Slechts een kleine fractie van haar mensen hadden zich daadwerkelijk overgegeven aan God en hielden vast aan het geloof dat hun eens was overgeleverd. Dat is het beeld van de Gemeente van God gedurende 400 jaar na het begin van de reformatie.
Door de prediking van Lollard en andere helpers bekeerden zich enkele honderden. Duizenden hoorden voor het eerst dat dopen onderdompelen betekent, en alleen maar zin heeft na oprecht berouw en bekering. Ze leerden dat de religieuze dagen van de wereld uit het heidendom kwamen en dat de zondag niet de sabbat is.
Na een periode van vervolging bleven slechts enkelen over die het geloof bewaarden en de sabbat hielden en Gods jaarlijkse feesten.
Toen ze geconfronteerd werden met gevangenneming, samen met protestantse ’hervormers’, vanwege hun geloof, gaven veel oudsten hun geloof op, ook als hun volgelingen standvastig bleven (Cox's Sabbath Literature, deel 1, p. 162).
Het duurde tot omstreeks 1650 dat er weer genoeg mensen waren die de sabbat hielden om plaatselijke gemeenten te stichten. Ze noemden zich vaak de Gemeente van God, maar de wereld noemde hen Sabbattisten en sabbathoudende Baptisten.
Sommige groepen Sabbattisten en ook de grote baptistische kerkorganisaties zijn terug te voeren op groepen Anabaptisten (wederdopers) uit de 14e en 15e eeuw, wier nalatenschap zeer uiteenlopend was.
Vanuit Engeland werd de ware Gemeente van God naar Amerika verspreid.
Omstreeks 1660 bekeerden zich in Engeland weer twee mensen tot de viering van de zevendedagssabbat, Stephen en Ann Mumford. Zij woonden in de stad Tewkesbury, waar zij lid waren van de Baptistenkerk. Hoewel de Baptisten van de 17e eeuw talrijke geloofsopvattingen met de sabbatgemeenten deelden, was de viering van de sabbat een opmerkelijk verschil. De Baptisten hielden zich aan de viering van de eerste dag van de week. Zoals velen die in aanraking met de Waarheid komen, begrepen de Mumfords nog niet dat Gods Gemeente niets van doen heeft met ’het christendom’. Inzien en toegeven dat Satan iedere ’christen’ van welke gemeenschap van ’het christendom’ dan ook, heeft misleid, is voor velen lastig gebleken. De omgang met een denominatie of kerk van ’het christendom’ is afgoderij. Dat ’christelijke’ kerkgenootschappen ook goede leerstellingen en principes hebben is vanzelfsprekend en is onderdeel van de misleiding. Maar God heeft slechts één Huis, waarin alleen de door God gegeven wetten gelden, en dat Huis is zijn Gemeente, waarvan de leden geen gemeenteleven hebben met ’christenen’ van ’het christendom’. Velen die oprecht menen christen te zijn zullen vóór de terugkomst van Christus niet willen inzien dat Satan ook hén heeft bedrogen.
Zoals vele anderen in die tijd die de vrijheid zochten om volgens hun geloofsovertuiging te kunnen leven, vertrokken de Mumfords naar de Nieuwe Wereld. Zij gingen in 1664 in Newport, Rhode Island, aan land.
Hun omgang met de Baptistenkerk leidde tot een conflict over de sabbat (zevende dag). Stephen en Ann Mumford staakten met een kleine groep sabbatvierders hun omgang met de Baptistengemeente. In de oude notulen wordt verscheidene malen de naam ’Gemeente van God’ genoemd.
Geleidelijk werden meer plaatselijke gemeenten gesticht.
Maar zoals altijd gebeurt, na enkele generaties namen de kinderen de waarheid aan zonder zelf het bewijs te leveren en gaven hun leven niet volledig over aan God.
In nog geen 150 jaar waren de Engelse gemeenten bijna verdwenen. Ze hadden zichzelf van God afgesneden door de waarheid de rug toe te keren en door de naam ’Zevendedags Baptisten’ aan te nemen.
In Amerika groeide het aantal gemeenten nog wel gestaag.
De tijd van de Amerikaanse Revolutie was voor velen van Gods volk moeilijk. De geschiedenis van dat tijdperk laat ook zien hoe geestelijk dood vele oudsten en leden waren. Verschillende gemeenten waren zeer verdeeld over de kwestie van oorlog en politieke betrokkenheid.
Sabbatvierders waren door de Vrijheidsoorlog verarmd en verdeeld. Na de Revolutie en voor 1800 waren de meeste van hen naar Salem, Virginia, gegaan. Het gebied rond Salem werd één van de belangrijkste centra van Gods volk van ongeveer 1800 tot in de twintigste eeuw. De geschiedenis van Gods volk in dit gebied is echter niet het verhaal van eenheid en van een groot werk dat gedaan werd. Het is wat de meerderheid betreft, het verhaal van verdeeldheid, afvalligheid en geestelijke apathie. In deze periode waren veel oudsten en leden zo ver van de Waarheid afgeweken, dat zij nu slechts protestanten waren, die op zaterdag bijeen kwamen.
Toch waren er individuele leden en gemeenten, die trouw bleven. Zij vierden het Pascha en vermeden onrein vlees. Deze kleine groep werd gedwongen zich terug te trekken uit de ’Algemene Conferentie’ en alle andere Zevendedags Baptisten organisaties, vanwege doctrinaire verschillen.
Anderen werden geen lid van de ’Conferentie’ om niet opgenomen te worden in protestantisme, hoewel de meesten God niet ten volle gehoorzaamden. Johannes schrijft over die periode:
Openbaring 3:2  Wees wakker en versterk het overige, dat dreigde te sterven, want Ik heb geen van uw werken vol bevonden voor mijn God.
In die tijd was de adventbeweging begonnen onder de zondagvierende kerken.
William Miller begon in 1831 met geringe kennis van de profetieën de spoedige (weder)komst (adventus) van Christus te prediken. Toen in 1843 het door de stichter voorspelde einde van de wereld niet plaatsvond en ook de profetie voor 1844 niet uitkwam, ontstonden afsplitsingen, met als belangrijkste die van de Zevende-dags-Adventisten.
Een kleine groep onder hen was de sabbat gaan houden en sloten zich aan bij de weinige overblijfselen van Gods volk. Ze noemden zich ’Gemeente van God’ en starten met de publicatie van The Advent Review and Sabbath Herald.
Elk jaar werden nieuwe en verschillende doctrines geïntroduceerd door Ellen G. White om de fout van 1844 te camoufleren. Een groot aantal volgelingen van Miller geloofde dat haar visioenen door God waren ingegeven. Zo kwam de beweging van de zevendedagsadventisten voort uit mensen die in de wederkomst van Christus geloofden. De oorspronkelijke leden van de Gemeente van God lieten zich niet meeslepen en weigerden te geloven dat de visioenen van Ellen White door God waren geopenbaard.
Volgens één van deze visioenen diende de naam ’Gemeente van God’ niet langer te worden gebruikt: ”De enige naam die geschikt voor ons is, is een naam die overeenkomt met onze overtuiging, uitdrukking geeft aan ons geloof en ons kenmerkt als bijzondere mensen. De naam Zevendedags Adventisten stelt de ware kenmerken van ons ge­loof voorop en zal de zoekende geest overtuigen” (Testimonies of the Church door Ellen G. White, pp. 223-224).
Als antwoord op deze redenering werden de woorden van Waterman Phelps, een voorstander van de naam ’Gemeente van God’, aangehaald in de Advent Review and Sabbath Herald: ”Ik denk dat het niet moeilijk is vast te stellen welke naam zij moeten dragen, als wij kijken naar Openbaring 14:1: ’Op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden.’ Hoofdstuk 3:12: ’Ik zal op hem schrijven de naam mijns Gods.’ En ook de apostel [Paulus] houdt zich daaraan in al zijn brieven. Deze zijn gericht aan de Gemeente van God. Handelingen 20:28; 1 Corinthe 1:2; 10:32; 11:22... Galaten 1:13; 1 Timotheüs 3:5. Als wij in het ene geval het recht hebben af te wijken van de eenvoud van het evangelie, hebben wij dat­zelfde recht dan ook niet in een ander geval?” (A History of the Church of God (Seventh Day), door John Kiesz, pp. 13-14.)
Uit de leer van William Miller kwamen nog meer groeperingen voort, allen met het geloof in de terugkeer van Christus, maar met verschillende theologische ideeën. Zij hielden vast aan de zondag als rustdag.
De discussie onder de sabbathouders leidde tot een conferentie in Battle Creek in de staat Michigan. Deze werd gehouden van 26 september tot 1 oktober 1860. Een groot deel van de door mevrouw White beïnvloede groep verkoos de naam ’Zevendedags Adventisten’ boven ’de Gemeente van God’.
Deze beslissing leidde tot het ontstaan van twee afzonderlijke bewegingen die ieder een andere boodschap verkondigde. Twee jaar later werd er in Stanberry in de staat Missouri een officieel nationaal bestuurscentrum van de Gemeente van God gevestigd.
De sabbatvierders die de visioenen van mevrouw White verwierpen, verenigden zich rond een publicatie met de titel The Hope of Israël. De verspreiding hiervan was in Michigan gestart door een aantal gemeenten onder leiding van Gilbert Cranmer, een van de leidende figuren in de ontwikkeling van de Gemeente van God.
In de eerste editie van The Hope of Israël van 10 augustus 1863 stond de volgende brief van ene Samuel Davison:
”Wij zijn zeer dankbaar voor de beschrijving die u geeft van de gemeenten van God in Michigan die uitzien naar de komst van de Heer. Wij voelen ons vaak als Elia die Israël aanklaagt met de woorden: ’Ik alleen ben overgebleven, en zij trachten mij het leven te benemen’. Wij hopen dat ook nu weer mag blijken dat de Heer voor zichzelf zevenduizend mensen in Israël overgelaten heeft, alle knieën die zich niet gebogen hebben voor de Baäl en elke mond die hem niet gekust heeft. Wij vinden het heel bemoedigend dat er in vele staten nu groepen broeders en zusters en vele individuele personen blijken te zijn die, zonder van elkaars bestaan op de hoogte te zijn en geïsoleerd van elkaar, in dezelfde dingen geloven, hetzelfde standpunt innemen, zich hetzelfde doel hebben gesteld, hetwelk ze met dezelfde middelen en, zover nu blijkt, vervuld van dezelfde geest willen nastreven, delend in de hoop het koninkrijk van God te beërven, waarvan zij verwachten dat het spoedig zal komen” (History of the Church of God (Seventh Day), pp. 25-26).
The Hope werd gesteund door groepen onder de naam ’Gemeente van God’ (zoals in Iowa en Wisconsin) of ’Gemeente van Christus’ (in Michigan) of ’Gemeente van de Eerstgeborene’ (aan de Oostkust).
Zoals Samuel Davison schreef, geloofden zij in dezelfde dingen. Het geloof van de Zevendedags Adventisten kwam er op bepaalde punten wel mee overeen – het naleven van de Tien Geboden, het afwijzen van de leer der onsterfelijke ziel, en een geloof in de letterlijke, zichtbare en persoonlijke wederkomst van Christus – maar op andere belangrijke punten was het zeer verschillend.
De verschillende gemeenten van God en Christus waren van mening dat Jezus Christus op aarde, en niet in de hemel, zou regeren voor een periode van 1000 jaar: het Millennium. De aarde zou niet totaal vernietigd worden, maar weer in paradijselijke schoonheid worden hersteld. Zij geloofden in ”de toekomende wereld”, de duizendjarige heerschappij van Christus, wanneer de mensheid zich zou kunnen bekeren. Dit hield in dat, in tegenstelling tot de visioenen van mevrouw White, alle kansen op behoud niet vervielen met Christus' wederkomst.
The Hope of Israël van 23 augustus 1867 verwees naar de afwijzing van de drie-eenheidleer als redactioneel uitgangspunt van het blad (ibid., p. 101).
Verder was de redactie het er tijdens deze jaren van Burgeroorlog unaniem over eens dat het verkeerd was een medemens te doden.
Tot 1866 bleef The Hope of Israël gevestigd in Michigan. Daarna verhuisde men naar Marion, Iowa. Toen de gemeente bleef groeien, verplaatste het centrum van hun werk zich weer naar Stanberry, Missouri, waarheen in 1888 ook het tijdschrift verhuisde. Met de eeuwwisseling werd de naam veranderd in The Bible Advocate. Het wordt nog steeds uitgegeven door het huidige bestuur dat in de buurt van Denver, Colorado, is gevestigd.
Na verloop van tijd versterkte de behoefte aan eenheid in organisatie zich en in 1884 werd een ’General Conference’ (een algemene synode) van de Gemeente van God gevormd, door hoofdzakelijk de leden uit de staten Missouri, Iowa en Michigan.
Het eenwordingsproces had vanzelfsprekend ook invloed op het doctrinaire vlak. The Bible Advocate van 13 maart 1917 publiceerde onder redactie van Andrew N. Dugger wat de officiële leer van de Gemeente van God moest zijn. Maar niet iedereen deelde zijn opvatting. De menselijke natuur gaf de geest van God geen ruimte. Oude en nieuwe geschillen, o.a. over de jaarlijkse heilige dagen en over organisatie en bestuur verlamde Gods Gemeente.
Dit leidde in 1931 tot een breuk in de Gemeente. ’The General Conference-Church of God (Seventh Day)’ van vandaag heeft nog steeds een beperkte kennis van Gods Waarheid en sommige geloofspunten zijn onbijbels.
Christus zegt dat de Sardes Gemeente dood is en Hij zegt verder: ”Ik heb geen van uw werken vol bevonden voor mijn God” (Openb. 3:2).
Maar God heeft voorzien in een voortzetting van zijn Gemeente.
Openbaring 3:4  Doch gij hebt enkele personen te Sardes, die hun klederen niet hebben bezoedeld, en zij zullen met Mij in witte klederen wandelen, omdat zij het waardig zijn. 5  Wie overwint, zal aldus bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor mijn Vader en voor zijn engelen. 6  Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. 

De Filadelfia Gemeente 

Nieuwe gebeurtenissen in de geschiedenis van de Gemeente van God dienden zich aan.
Christus liet Johannes opschrijven:
Openbaring 3:8  Ik weet uw werken: zie, Ik heb een geopende deur voor uw aangezicht gegeven die niemand kan sluiten; want gij hebt kleine kracht, maar gij hebt mijn woord bewaard en mijn naam niet verloochend.
Dit is een Gemeente met een kleine kracht die Gods woord heeft bewaard, die Gods naam draagt. Een Gemeente die het evangelie met kracht verkondigt omdat Jezus heeft beloofd haar een geopende deur te geven.
Dit is een Gemeente die Jezus lief heeft ondanks dat zij klein is.
In de jaren dertig van de vorige eeuw blies God zijn Gemeente nieuw leven in door een man te roepen om het Werk te leiden.
Paulus werd letterlijk door God tegen de grond gesmeten, Waldo werd getroffen door de plotselinge dood van zijn vriend. Op dergelijke wijze trof God een jonge reclameman, Herbert Armstrong, drie keer in zijn zakenleven om hem inzicht in de Waarheid te geven.
In 1924 verhuisde hij na grote zakelijke successen, maar nu totaal berooid, met zijn vrouw en gezin naar Willamette Valley in de staat Oregon van de Verenigde Staten. Armstrong was als Quaker opgevoed en zijn vrouw Loma als Methodist, maar geen van beide was actief betrokken bij het geloof of een plaatselijke kerk.
Via een buurvrouw in Salem, een lid van de Gemeente van God, maakte mevrouw Armstrong in 1926 kennis met de sabbat. Mevrouw Armstrong raakte enthousiast en liet op haar beurt haar man in deze ’nieuwe waarheid’ delen.
Armstrong echter was in het geheel niet enthousiast. Teneinde te bewijzen dat zijn vrouw ongelijk had begon hij aan een grondige studie van de Bijbel. Eerst was hij gedwongen te bewijzen dat God bestaat. Zoals zovelen had hij het bestaan van God klakkeloos aangenomen.
Daarna moest hij vaststellen of de Bijbel al dan niet door God is geïnspireerd. Tenslotte was de Bijbel de enige echte bron van informatie over God, Jezus Christus en het vraagstuk van de sabbat.
Tot zijn verbazing kwam Armstrong tot de ontdekking dat de bijbelse sabbat zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament de zevende dag van de week is en gaf zijn wil volledig in handen van God. Samen met zijn vrouw ging hij de sabbat houden. Spoedig daarna ook de zeven jaarlijkse bijbelse feesten. Zij hadden contact met een klein groepje gelovigen van de Gemeente van God uit Oregon. God opende het verstand van Armstrong en zijn vrouw om de ene na de andere waarheid te kunnen begrijpen.
Toen het duidelijk werd dat Armstrong intensief de Bijbel bestudeerd had en zijn kennis snel groeide, richtten veel leden van de Gemeente van God in die regio zich tot hem met vragen. Ook werd hij regelmatig gevraagd de kleine plaatselijke gemeenten van de Gemeente van God toe te spreken.
Kort na zijn ordinatie tot oudste in 1931 ontstonden er in de Gemeente ernstige geschillen. Een groot deel bleek geen bezwaar te hebben tegen het eten van onrein vlees en roken en meenden het Pascha op de 15e te moeten vieren. Er ontstond een scheuring, maar ook daarna bleven er problemen, met name over gezagsstructuur en menselijk gezag in de Gemeente. Oudsten wisselden van ’kamp’ en trokken leden mee. Rond 1933 kwam Armstrong in conflict met de leiding over o.a. de identiteit van Israël en de jaarlijkse sabbatdagen en feesten. Enkele leidende oudsten verboden dat er over nog meer nieuwe onderwerpen (voor hen nieuwe waarheid) werd gepredikt. Ze weigerden zich te bekeren (ze hadden waarheid genegeerd) en de heilige geest toe te staan in hen te werken om de waarheid, die dreigde verloren ter gaan, te bestendigen.
De meeste (Sardes)gemeenten waren op sterven na geestelijk dood.
De oproep van Christus tot de Sardes Gemeente om wakker te worden blijkt wederom tot dovemans oren gericht: ”Wees wakker... want Ik heb geen van uw werken vol bevonden voor mijn God” (Openb. 3:2).
Maar Christus gaat met zijn Gemeente verder, ook nu weer met enkelingen.
Nadat God Armstrong had getest of hij trouw aan Gods bestuur zou blijven, opende God voor hem en enkele trouwe broeders de spectaculaire deur van de radio en de drukpers om het evangelie te verkondigen. Vanaf het begin van de Filadelfia Gemeente in 1934 in Oregon breidde het werk zich uit over een groot deel van Noord-Amerika. Intussen was Armstrong buiten de gemeenschap geplaatst omdat zijn prediking in strijd zou zijn met de leer. In het begin van 1953 maakte het radioprogramma de overstap naar Europa. Hiermee begon de Gemeente op het mondiale vlak te opereren. T.v.-uitzendingen in de tweede helft van de 20e eeuw droegen bij aan de wereldwijde groei.
De opdracht vóór de terugkomst van Jezus Christus (Mattheüs 24:14: ”En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn”) werd uitgevoerd.
De Gemeente kreeg een ”kleine kracht” en werd een geopende deur gegeven ”die niemand kan sluiten” (Openb. 3:8). De Gemeente begreep dat die deur gebruikt moest worden. Er was en is ijver nodig, gebed, studie, tienden en offeranden, zodat dit evangelie met kracht over de wereld kan gaan.
Merk op dat deze Gemeente niet de naam van God heeft verloochend:
Openbaring 3:8  … want gij hebt kleine kracht, maar gij hebt mijn woord bewaard en mijn naam niet verloochend.
De Gemeente van God draagt Gods naam. Buitenstaanders hebben Gods volk allerlei namen gegeven, maar zelf noemden ze zich Gemeente van God of Gemeente Gods. Dat is vandaag niet anders en is in overeenstemming met Gods Woord. Als het gehele Lichaam van Jezus Christus, de gehele gemeenschap van grote en kleine groepen, families en individuen op aarde wordt bedoeld, dan spreekt de Bijbel van de Gemeente van God of Gemeente Gods (afhankelijk van de vertaling – ouder of moderner Nederlands). Voorbeelden:
Handelingen 20:28  … u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden.
1 Corinthe 10:32  Geeft noch aan Joden, noch aan Grieken, noch aan de gemeente Gods aanstoot.

1 Corinthe 15:9  Want ik ben de geringste der apostelen, niet waard een apostel te heten, omdat ik de gemeente Gods vervolgd heb.
1 Timotheüs 3:15  Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid.

Om de verschillende lokale gemeenten te onderscheiden, werd de naam van de plaats genoemd.
1 Corinthe 1:2  aan de gemeente Gods te Korinte.
2 Corinthe 1:1  … aan de gemeente Gods, die te Korinte is, met al de heiligen in geheel Achaje.

Over de verantwoordelijkheid van een opziener in een plaatselijke gemeente schrijft Paulus ook ’Gemeente Gods’:
1 Timotheüs 3:5  indien echter iemand zijn eigen huis niet weet te bestieren, hoe zal hij voor de gemeente Gods zorgen?
Velen menen ten onrechte dat Gods ware gelovigen zich in allerlei ’christelijke’ groeperingen bevinden. Dat is absoluut onjuist! Een ware gelovige kán geen deel hebben aan een gemeenschap die Gods geboden verloochent. Alleen al de kennis van en de liefde voor het sabbatgebod zal een oprechte christen verre houden van een (heidense) zondagdienst.
Hebreeën 10:23  Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is getrouw. 24  En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. 25  Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen.
Dit schriftgedeelte instrueert de leden van de Gemeente Gods niet om samen te komen met verblinde, misleide mensen in de verschillende denominaties, al noemen zij zich christelijk. De opdracht is om ”onze eigen bijeenkomst niet [te] verzuimen”. Die bijeenkomst bestaat uit ware christenen die de Waarheid en Gods geest bezitten en onder de naam Gemeente van God samenkomen. Als een ware gelovige een dienst van andere religies – er zijn slechts twee wegen, óf het is de weg van Satan, óf het is de weg van God – bijwoont, zondigt hij opzettelijk.
Vers 26  Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over, 27  maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal verteren.
Christus heeft één Gemeente gesticht en geen honderden. En zijn Gemeente is uiterst klein.
Lukas 12:32  Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven.
In 1947 verhuisde Armstrong zijn kantoor van Eugene naar het zuiden van Californië, waar hij in Pasadena een klein landgoed had gekocht. Daar stichtte hij een onderwijsinstituut voor de opleiding van leraren en oudsten. De oogst die door het Werk werd binnengehaald werd steeds groter. De boodschap van Jezus Christus werd in praktisch alle landen ter wereld verkondigd en over de gehele wereld werden gemeenten gesticht. Dagelijks konden reeds vóór 1970 tientallen miljoenen mensen de ware boodschap horen. In die jaren doemden ook problemen op. Een kern van oudsten begon liberaal gedachtegoed te verspreiden. Dit leidde tot verwijdering uit de Gemeente van sommige oudsten die een aantal volgelingen meenamen.
Eind jaren zeventig heeft de staat Californië op grond van valse beschuldigingen een poging gedaan de organisatie en bezittingen in beslag te nemen. De Gemeente wist deze aanval af te slaan zodat het Werk met kracht kon worden voortgezet.
Toen Armstrong in januari 1986 op 93-jarige leeftijd stierf had het tijdschrift, dat tien keer per jaar werd uitgegeven, een oplage van meer dan acht miljoen exemplaren, gedrukt in zeven talen. Het aantal aanwezigen op het Loofhuttenfeest – in vele landen ter wereld gehouden – naderde wereldwijd de 150.000. Tot het laatst toe had hij zich beziggehouden met schrijven, redigeren en het produceren van televisieprogramma's. Hij kon terugkijken op een leven vol toewijding. Hij bleef zich altijd duidelijk herinneren hoe het grote Werk, dat God door hem was begonnen, van een mosterdzaadje tot een wereldomvattende organisatie was uitgegroeid. In verschillende delen van de wereld, o.a. Azië, Afrika, Europa en het Midden-Oosten, werd Armstrong uitgenodigd door koningen en regeringsautoriteiten aan wie hij de principes van Gods plan heeft uiteengezet. Vooral met de regeringsleiders in het Midden-Oosten (Jordanië, Israël en Egypte) ontstond een hechte vriendschap.
Toen Armstrong er zich van bewust werd dat zijn fysieke kracht begon af te nemen, benoemde hij zijn opvolger.
Dit was het moment voor Satan om toe te slaan. De zgn. vernieuwers grepen hun kans. Hier blijkt hoe slecht de mens zichzelf kent. Dezelfde mensen die de Waarheid gepredikt hadden verklaarden nu dezelfde Waarheid als vrijblijvend.
Na Armstrongs dood zetten zijn opvolgers al spoedig een proces van vertroebeling van de doctrines op gang. Eerst sluipend, later, toen de meesten in het zog meevoeren, werd de indoctrinatie van ’vernieuwing’ grootschalig doorgevoerd en bleek niet meer te stoppen. Het eeuwenoude thema van ’bevrijding’ werd van stal gehaald. Trouwe leden die gedurende 25 jaar met overtuiging de sabbat hielden, en zeker wisten dat niets en niemand hen de kostbare waarheid kon afnemen, bleken de beproeving van binnenuit – voortkomend uit de Gemeente zelf – niet te kunnen weerstaan. Er bleek geen liefde voor de geboden toen het niet meer verplicht was (Psalmen 119:97: ”Hoe lief heb ik uw wet! Zij is mijn overdenking de ganse dag”). In korte tijd betekenden de sabbat en andere geboden van God niets meer voor hen. Ze begonnen te hoereren met het ’christendom’ van de wereld zodat ze meer status kregen van de wereld. Bevrijding van het juk van de geboden (verwerping van Gods bestuur) werd het credo.
De ’vernieuwers’ prediken dat het accent op de ’liefde’ gelegd moet worden en dat de geboden eigenlijk maar uiterlijk vertoon is. Dit is een extreem contrast met het onderwijs van Christus die leert dat ware goddelijke liefde geworteld ligt in de geboden van God. Vele schriftgedeelten in het Nieuwe Testament zeggen dat het houden van de geboden van Jezus en zijn Vader met een oprecht hart de enige vorm van liefde is die telt voor God en dat alle andere interpretaties van liefde leugenachtig zijn en leiden tot de eeuwige dood.
Er ontstond grote verwarring, ook bij hen die begonnen in te zien dat het huis (de Gemeente) waarin ze leefden, niet meer Gods Huis was. Duizenden gelovigen verlieten de organisatie en er ontstonden over de gehele wereld allerlei groepen die op Gods manier Gods wegen bleven bewandelen of op hun eigen manier nieuwe wegen insloegen. Satan zette zijn ’verdeel en heers’ tactiek in als laatste grote verbrijzelingsoorlog (Dan. 12:7) tegen het heilige volk voordat Christus komt.
God had gewaarschuwd:
2 Thessalonica 2:3  Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, 4   de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is. Vers 9 Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten tekenen en bedrieglijke wonderen, 10  en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden. 11  En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, 12  opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid.
De duizendenjarenoude Waarheid is in enkele jaren door het nieuwe bestuur opzij gezet. De ’kerk’ is veranderd in een voor de wereld herkenbare protestantse of evangelische gemeenschap met wat vreemde tradities, behorend tot de vele kerken van Satan.
Openbaring 3:9  Zie, Ik geef sommigen uit de synagoge des satans, van hen, die zeggen, dat zij Joden [uitverkoren] zijn en het niet zijn, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat zij zullen komen en zich nederwerpen voor uw voeten, en erkennen, dat Ik u heb liefgehad.
Eens zullen ze erkennen dat Christus de gebodenhoudende Gemeente liefhad.
Jaren hadden velen Gods geboden gehouden, maar God kende hun harten, zij zelf niet – hoe lief hadden zij Gods wet? – vandaar de test, een test voor hen zélf, want God wist dat die nodig was.
De heidense drie-eenheid werd onderwezen en gehoorzaamheid aan Gods Wet (inclusief de Sabbat, Heilige Dagen, betalen van tienden en onrein voedsel) was niet nodig. Zelfverzonnen feesten kwamen er voor in de plaats, alsmede, heidense feesten, zoals het heidense kerstfeest.
De zoveelste herhaling van de geschiedenis. Wereldwijd hebben hierom vele gelovigen de organisatie verlaten.
In de jaren negentig van de vorige eeuw is de laatste fase in de geschiedenis van de Gemeente van God begonnen. Hoe lang zal Christus' terugkomst nog duren vanaf het moment dat we dit schrijven (2007)? Twintig, vijfentwintig jaar? Niemand weet het. Wél weten we dat het een miserabele tijd voor Gods Gemeente zal zijn. Het meest kwalijke en zorgelijke is dat velen zich dat niet realiseren.
Er is nog een opmerkelijk schriftgedeelte gericht aan de Filadelfia Gemeente.
Openbaring 3:7  En schrijf aan de engel der gemeente te Filadelfia: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, die de sleutel Davids heeft, die opent en niemand zal sluiten, en Hij sluit en niemand opent.
In vers 8 heeft Jezus aan deze gemeente voor het werk een deur geopend: ”Ik weet uw werken: zie, Ik heb een geopende deur voor uw aangezicht gegeven”. Daardoor kon aan de gemeente toegevoegd worden; de deur van het Huis geopend worden, met een sleutel die in Jezus' bezit is. In vers 7 staat dat Jezus de sleutel heeft van het Huis van David. David was koning over fysiek Israël en zal bij de terugkomst koning zijn over zowel het fysieke Israël in het Vrederijk als van geestelijk Israël in Gods Koninkrijk onder Christus als Koning der koningen. De Gemeente van God is de voorloper van dit Huis, dat nu gebouwd wordt door Jezus Christus. Jezus heeft als Hoofd van de Gemeente en als de Scepter de sleutel van dat Huis van David. Hoewel ook in vroegere tijden Christus het verkondigen van het Evangelie door zijn Gemeente heeft laten verrichten, is er een speciale opmerking aan de Filadelfia Gemeente over het openen van een deur voor het Werk. Maar ook maakt Christus een specifieke melding aan deze Gemeente dat Hij de sleutel van David heeft om de deur voor bekeerlingen te openen, d.w.z. nieuwe leden toe te voegen. Dat deze deur ook weer wordt gesloten door Jezus wordt eveneens aan de Filadefia gemeente meegedeeld. Begrijpt een goede verstaander dit? Vers 13 van Openbaring 3: Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. 

De Laodicea Gemeente 

Hoe gaat de Gemeente van God verder?
God had in de Filadelfia-era een hiërarchisch bestuur in zijn Gemeente ingesteld. De Gemeente is immers het Gezin van God dat bij de komst van Christus het Koninkrijk van God zal gaan vormen. Vanzelfsprekend was deze gezagsstructuur door Jezus Christus ook in de oud- en nieuwtestamentische Gemeente ingesteld, overeenkomstig de structuur van het komende Koninkrijk van God. Dat de mens onder geen enkel regeringssysteem blijvende vrede en geluk verworven heeft is in de eerste plaats te wijten aan de onvolmaakte menselijke natuur. Omdat God volmaakt is en Hij zelf van bovenaf zijn Regering bestuurt via de niveaus in verticale richting, zal het Koninkrijk het ultieme geluk brengen. Natuurlijk structureert God zijn Gemeente op dezelfde wijze om de mensen aan wie Hij zijn geest heeft gegeven, maar ook nog hun menselijke natuur hebben, te leren omgaan met deze structuur van werken, dienen, onderwijzen, verantwoording nemen en verplichtingen aangaan.
Toen de leiding die Armstrong opvolgde systematisch de Waarheid uit de Gemeente verwijderde en vele gelovigen die gemeenschap de rug toekeerden, hergroepeerden velen zich weer. Er was echter een angst ontstaan dat één leider of een kleine leidinggevende raad opnieuw een andere koers zou inslaan. In plaats van de verantwoordelijkheid te (blijven) nemen als leiders van oudsten (toen waren dat de door God aangestelde evangelisten) kozen sommige groepen voor een democratische ’bescherming’. Op verschillende niveaus wordt gestemd. Er worden zelfs algemene ledenvergaderingen gehouden, waar beleid goed- of afgekeurd kan worden. Helaas begrijpen ze niet dat een ander bestuurssysteem geen bescherming kan bieden. Problemen ontstaan door de menselijke geest. Als een godsdienstige groep meent Gods Gemeente te zijn, moet in de eerste plaats Gods Regering toegelaten worden. Een werelds bestuurssysteem, zoals democratie, in Gods Gemeente neemt het vertrouwen in God weg en zal uiteindelijk God buiten de gemeenschap plaatsen. Sommige oudsten die als evangelist (leiders in rang boven de oudsten) waren aangesteld in de tijd dat Armstrong nog leefde volgens Ef. 4:11-12, verklaarden in nieuw gevormde groepen dat alle oudsten ’gelijk’ waren. Natuurlijk is ieder mens gelijk voor God, maar Christus geeft de één een grotere verantwoordelijkheid dan de ander, afhankelijk van talenten en trouw. Als een ’ex-evangelist’ dan later bekend maakt dat hij tóch (weer!) evangelist is om in een weer afgesplitste groep de leiding te kunnen nemen, wordt het ongeloofwaardig. Ze beweren dat ze hun ambt niet verloochend hadden, maar de praktijk heeft laten zien dat ze voorop hebben gelopen in het invoeren van democratie en hun verantwoordelijkheid als leidende evangelisten niet hebben genomen. Ze hadden – vonden ze – een nieuw en veiliger bestuur nodig, waarmee het oude (Gods bestuur) was afgeschaft.
Wat is het verschil tussen de vele vormen van democratie en Gods bestuurlijk bestel? Het verschil is de mens en God. Democratie begint bij de mens, Gods regering begint uiteraard bij God. Eigenlijk is dat alles.
God de Vader is de Grote Baas over letterlijk alles. Jezus Christus erkent dat en leeft er naar.
Johannes 5:19  Jezus dan antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen; want wat deze doet, dat doet ook de Zoon evenzo.
Johannes 8:28 Jezus dan zeide: Wanneer gij de Zoon des mensen verhoogd hebt, zult gij inzien, dat Ik het ben en niets uit Mijzelf doe, doch dat Ik dit spreek, gelijk de Vader Mij geleerd heeft.

De Vader heeft de soevereine macht. De Vader beslist en Christus voert uit. Dát is de hiërarchie van het komende Vrederijk en uitsluitend en alleen daarom wordt het Millennium een succes. Evenals het Koninkrijk van God.
Deze Christus heeft als God van het Oude Testament dezelfde gezagsstructuur eveneens via Mozes aan zijn uitverkoren volk gegeven. Deze Christus heeft eveneens de apostelen van het Nieuwe Verbond aangesteld. Zij hebben de gezagsstructuur van God door alle eeuwen aan ons doorgegeven.
Over de Laodicea Gemeente schrijft Johannes:
Openbaring 3:18 … raad Ik u aan van Mij te kopen… ogenzalf om uw oogleden te bestrijken, opdat gij zien moogt.
Ook op ander gebied trad een lauwheid op.
Groepen hebben zich gehergroepeerd, maar velen zijn opnieuw gesplitst, herders hebben kuddes in de steek gelaten in een tijd dat de kudde uit de rails begon te lopen, gemeenten en delen van gemeenten zijn gebruikt als koopwaar (2 Petrus 2:3), gezinnen en verdeelde gezinnen en individuen zijn over de gehele wereld verspreid en zoeken een weg om de waarheid te behouden.
Zij die de afvallige gemeente hebben verlaten om op het oude pad van de Waarheid te blijven hebben veel kennis verworven. Wat wordt er gedaan met die kennis?
Openbaring 3:14  En schrijf aan de engel der gemeente te Laodicea: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods: 15  Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Waart gij maar koud of heet!
In deze periode, waar we nu middenin zitten, is er een geestelijke lauwheid over velen van Gods volk gekomen.
Vers 16  Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch heet, noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen. 17  Omdat gij zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte, 18  raad Ik u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur gelouterd is, opdat gij rijk moogt worden, en witte klederen, opdat gij die aandoet en de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde; en ogenzalf om uw oogleden te bestrijken, opdat gij zien moogt.
Sommige van hen die de scheuringen hebben meegemaakt, beweren dat ze ’in de verstrooiing zijn’ en dus geen werk meer hoeven te doen. Dat is een grote misvatting. Laten zij in de Bijbel de geschiedenis van de eerste Gemeente direct na de kruisiging van onze Heer er nog eens op na slaan, zodat ze kunnen lezen dat de eerste christenen ernstig werden vervolgd en uiteen geslagen. Maar in deze verstrooiing werkten allen – leden, diakenen, oudsten – met grote ijver om Gods boodschap te verkondigen – en met succes.
Anderen denken dat bekering louter een kwestie is van Gods waarheid (of een deel ervan) ’zien’ en zo ’goed’ zijn die te aanvaarden. Dat is geen bekering. Dat is eigen gerechtigheid – zonde – iets om zich van te bekeren. Kennis maakt hen hovaardig, maar God geeft kennis om te delen met anderen met het doel ons allen de kans te geven goddelijk karakter te ontwikkelen.
Ook zijn er mensen die denken, omdat ze door Gods waarheid apart zijn gezet, beter te zijn dan andere mensen. Dit is een zondige houding waarvan men zich dient te bekeren. God zet inderdaad zijn Gemeente apart, maar Hij heeft alle mensen lief. Iemand die leeft volgens Gods waarheid doet slechts waartoe hij verplicht is.
Er is inderdaad veel kennis uit de 20e eeuw overgedragen. Van hen die menen dat ze daarom rijk zijn (Openb. 3:17: ”Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek”), terwijl ze in hun werken lauw zijn, zegt Christus in hetzelfde vers dat ze ”de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte” zijn. Wat doen ze met hun ’rijkdom’? God roept op tot bekering en soms dwingt Hij hiertoe op een hardhandige wijze.
Openbaring 3:19  Allen, die Ik liefheb, bestraf Ik en tuchtig Ik; wees dan ijverig en bekeer u.
”Wees dan ijverig” en ga niet op de lauweren rusten met die ’rijkdom’, maant God. In Openb. 3:18 duidt God op het vuur van de Grote Verdrukking: ”raad Ik u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur gelouterd is.”
Met name behoren ettelijke leiders tot ”de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte”. Velen van hen hebben gemeenteleden meegesleurd in de verloedering, anderen hebben hun verantwoordelijkheid niet genomen en het bijltje er bij neergelegd, in plaats van hun kudde te beschermen tegen verval. Kennelijk zijn ze onder de druk van de omstandigheden ’vergeten’ dat ze door de Gemeente te verlaten, zichzelf van het Lichaam afsnijden. Tegen beter weten in en in strijd met de inhoud van hun eigen vroegere preken beweren ze dat ze los van de groep – hoe klein die ook is – deel blijven uitmaken van de Gemeente. Of waren deze herders ’huurlingen’? (Joh. 10:12)
Had God ze niet in een vruchtbare gemeente geplaatst? Helaas hebben ze de Gemeente verontreinigd of de rug toegekeerd.
Jeremia 2:7  Ik bracht u toch in een vruchtbaar land [of Gemeente] om de vrucht en het goede daarvan te eten; doch toen gij daar waart gekomen, hebt gij mijn land [in deze context Gods Gemeente] verontreinigd en mijn erfdeel tot een gruwel gemaakt. 8   De priesters zeiden niet: Waar is de Here; en zij die zich met de wet bezighouden, wilden Mij niet kennen; de herders werden van Mij afvallig; de profeten profeteerden door Baäl en liepen hen die geen baat brengen, achterna.
Jeremia 5:31  de profeten profeteren vals en de priesters verschaffen zich gewin nevens hen, en mijn volk heeft het gaarne zo. Maar wat zult gij doen, als het op een einde loopt?
Jeremia 6:13  Want van klein tot groot zijn zij er allen op uit zich te bevoordelen; allen, van profeet tot priester, plegen zij bedrog.
Jeremia 23:1  Wee de herders, die de schapen welke Ik weid, verderven en verstrooien, luidt het woord des Heren. 2  Daarom, zo zegt de Here, de God van Israël, tot de herders die mijn volk weiden: Gij verstrooit en verstoot mijn schapen, en zoekt ze niet op; zie, Ik bezoek aan u de boosheid uwer handelingen, luidt het woord des Heren.
Jeremia 23:11  Want zowel profeet als priester plegen heiligschennis, zelfs in mijn huis heb Ik hun boosheid gevonden, luidt het woord des Heren. 12  Daarom zal hun weg voor hen worden als glibberige plaatsen in de duisternis, zij zullen daar verdwalen en vallen. Want Ik zal rampspoed over hen brengen in het jaar van hun bezoeking, luidt het woord des Heren. Vers 15 Daarom zegt de Here der heerscharen aldus van de profeten: Zie, Ik spijzig hen met alsem, Ik drenk hen met gif, want van de profeten van Jeruzalem is de heiligschennis uitgegaan over het gehele land. 16  Zo zegt de Here der heerscharen: Hoort niet naar de woorden der profeten, die u profeteren; zij maken, dat gij u aan een ijdele waan overgeeft, zij spreken het gezicht van hun eigen hart, niet uit des Heren mond. 17  Zij zeggen voortdurend tot wie Mij verachten: De Here heeft gesproken: gij zult vrede hebben; en tot ieder die wandelt in verstoktheid van hart, zeggen zij: geen kwaad zal u overkomen. Vers 32  zie, Ik zal de profeteerders van leugenachtige dromen! luidt het woord des Heren, die zij vertellen om mijn volk te misleiden door hun leugens en woordenkramerij; Ik heb hen niet gezonden en hun geen opdracht gegeven; zij zijn dit volk niet van het minste nut, luidt het woord des Heren. 33  Wanneer nu dit volk of een profeet of een priester u vraagt: Wat is des Heren last? zeg dan tot hen: Gij zijt de last, en Ik zal u afwerpen, luidt het woord des Heren.
Ezechiël 22:26  Zijn priesters doen mijn wet geweld aan en ontwijden mijn heilige dingen; tussen heilig en onheilig maken zij geen onderscheid, het verschil tussen onrein en rein onderwijzen zij niet, en voor mijn sabbatten sluiten zij hun ogen; zo word Ik te midden van hen ontheiligd. 27  De oversten zijn er als roofgierige wolven, die bloed vergieten en mensen in het verderf storten om zichzelf te bevoordelen. 28  En zijn profeten bepleisteren voor hen met kalk: zij schouwen bedrieglijke dingen en voorspellen leugen; zij zeggen: Zo zegt de Here Here, terwijl de Here niet gesproken heeft.
Hosea 4:6  Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis. Omdat gij de kennis verworpen hebt, verwerp Ik u, dat gij geen priester meer voor Mij zult zijn; daar gij de wet van uw God vergeten hebt, zal ook Ik uw zonen vergeten. 7  Hoe talrijker zij werden, des te meer zondigden zij tegen Mij. Hun eer zal Ik in schande verkeren. 8   Van de zonde van mijn volk eten zij, en op zijn ongerechtigheid zetten zij hun zinnen. 9  En het wordt: zo priester zo volk. Daarom zal Ik zijn wandel aan hem bezoeken en zijn handel hem vergelden.
Ezechiël 34:1  Het woord des Heren kwam tot mij: 2  Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, profeteer en zeg tot hen, tot die herders: zo zegt de Here Here: wee de herders van Israël, die zichzelf weiden! Moeten de herders niet de schapen weiden? 3  Het vet eet gij, met de wol kleedt gij u, het gemeste slacht gij, maar de schapen weidt gij niet; 4  zwakke versterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde verbindt gij niet, afgedwaalde haalt gij niet terug, verlorene zoekt gij niet, maar gij heerst over hen met hardheid en geweldenarij. 5  Zij raken verstrooid, omdat er geen herder is, en worden tot voedsel voor al het gedierte des velds; zo raken zij verstrooid. 6  Mijn schapen dwalen rond op alle bergen en op elke hoge heuvel; over de gehele aarde zijn mijn schapen verstrooid zonder dat er iemand is die naar hen vraagt of ze zoekt. 7  Daarom, gij herders, hoort het woord des Heren. 8  Zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here Here, omdat mijn schapen tot een prooi geworden zijn, omdat mijn schapen tot voedsel geworden zijn voor al het gedierte des velds doordat er geen herder is (want mijn herders vragen niet naar mijn schapen; de herders weiden zichzelf, maar mijn schapen weiden zij niet).
Zacharia 11:15  Toen zeide de Here tot mij: Neem u nog eens de uitrusting van een dwaze herder; 16  want zie, Ik stel een herder in het land: naar wat verdelgd dreigt te worden, zal hij niet omzien; het verstrooide zal hij niet opzoeken, het gewonde zal hij niet trachten te helen, het uitgeputte zal hij niet verzorgen; maar het vlees van de vette beesten zal hij eten, en hun hoeven zal hij afrukken. 17  Wee de nietswaardige herder, die de schapen verlaat: het zwaard over zijn arm en zijn rechteroog! Verdorren zal zijn arm, verduisterd worden zijn rechteroog.

Sommigen zullen zeggen dat de geciteerde profetieën betrekking hebben op de hedendaagse huizen van Israël en Juda (waarvan de wereld geen weet heeft waar die zich thans bevinden). Dat is juist, maar zoals zovele profetieën, zijn ze tweeledig en gaat het wel degelijk over Gods gemeente.
Een deel van de Gemeente uit het Filadelfiatijdperk houdt de ijver vast en blijft getrouw tot de komst van Christus en Hij zal hen beschermen in de Grote Verdrukking.
Openbaring 3:10  Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen.
Op welke wijze wordt het bevel bewaard om Jezus te blijven verwachten?
Openbaring 14:12  Hier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren.
Filadelfia betekent broederlijke liefde. Wat is volgens de Schrift liefde?
1 Johannes 5:3  Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar.
Hier staat ”de liefde Gods”, niet de liefde volgens menselijke normen. Gods geboden vormen de structuur van zijn bestuur of regering en de omgang met elkaar. Het verwerpen van de geboden betekent het verwerpen van ”de liefde Gods” en Gods bestuur en dus het loochenen van de Vader en de Zoon.
De Filadelfia Gemeente heeft altijd het belang van Gods geboden benadrukt. ”Gij hebt mijn woord bewaard” zegt Christus van de Filadelfia Gemeente. De zeven gemeenten van Openbaring kennen hun eigen specifieke belevenissen. Maar, let op, alle gebeurtenissen, waarschuwingen en aanmoedigingen hebben eveneens betrekking op alle christenen in alle tijden.
Zoals we hebben gezien is de geschiedenis van de Gemeente van God er een van beproevingen en overwinningen, van moeilijkheden en successen. Steeds is een handvol trouwe gelovigen erin geslaagd te overleven. Wanneer alle hoop verloren leek, zagen we dat God iemand stuurde om de boodschap van de Bijbel weer nieuw leven in te blazen. God voegde toe die Hij wilde toevoegen (Joh. 6:44) en zo ontstonden georganiseerde gemeenschappen.
Misleidend en vals wordt de situatie wanneer daarna de verantwoordelijke leiding Gods geboden loslaat, maar desalniettemin beweert een voortzetting te zijn van deze gemeenschap. De tegenwoordige Waldenzengemeenschap beweert een voortzetting te zijn van de gemeente die door Peter Waldo werd geleid. Waldo beschouwde zich als bewaarder van de Waarheid. Wanneer later na zijn dood nieuwe leiders de doctrines – die de reden vormden voor het bestaan van die gemeenschap - verwerpen, dan hebben ze feitelijk geen enkele relatie meer met de gemeente van Peter Waldo. Deze misleiding treffen we ook in onze tijd aan. De nieuwe leiders van de gemeente die door Armstrong werd geleid hebben na zijn dood de doctrines verworpen, waardoor er een totaal andere organisatie is ontstaan waar de oorspronkelijke gemeente volkomen los van staat. Valselijk beweert desalniettemin de nieuwe leiding en haar volgelingen dat hun organisatie een voortzetting is van de gemeente die door Armstrong werd geleid. Misleidend en leugenachtig. De Gemeente van God heeft geen verschillende identiteiten. Bij de terugkomst van Christus zullen de door God aangestelde leiders wanneer ze zijn opgewekt uit de dood, bevestigen dat ze nooit deel hebben gehad aan die gemeenschappen. 

Gods Gemeente maakt geen deel uit van het christendom 

We zijn onze geschiedenis begonnen met de woorden van Jezus Christus: ”[Ik zal] mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen” (Matth. 16:18). De Gemeente die door Jezus Christus is gesticht, zal niet sterven, maar zal alle kwalijke invloeden overwinnen.
Pas op! Deze Gemeente die door Jezus Christus is gesticht maakt geen deel uit van wat men het christendom noemt. De kerkgeschiedenis, de traditionele benaming voor het deel van de geschiedenis dat zich speciaal richt op het christendom en de daarbinnen ontstane geloofsgroepen, is geen verslag van de Gemeente die door Jezus Christus is gesticht. Iemand die lid is of bezoeker van één van die talloze geloofsgemeenschappen die zich tot dat christendom rekenen, ís geen christen. Hoe schokkend dit ook mag zijn, hij of zij is misleid, bedrogen. De profeten hebben duizenden jaren geleden daarvoor al gewaarschuwd en Christus waarschuwde 2000 jaar geleden.
Mattheüs 24:4  Ziet toe, dat niemand u verleide! 5  Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden. Vers 11   En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden.
Openbaring 12:9 En de grote draak werd [op de aarde] geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem.

In de eerste hoofdstukken is uiteengezet hoe en wanneer de misleiding is ontstaan, dat Gods Gemeente geen enkele relatie heeft met de religie die het christendom wordt genoemd. Het gebruiken (misbruiken) van de naam van Christus, terwijl niet gedaan wordt wat Hij zei en deed, is een wereldwijde misleiding.
Jezus heeft zijn ene ware gemeente in leven gehouden tussen het geweld van het christendom. Dat had Hij beloofd: ”De poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen” (Matth. 16:18). Zij die Christus oprecht zoeken, kunnen Hem daar vinden, en dáár alleen. Die Gemeente is zijn tempel. De tempel van God heeft geen enkele relatie met de zgn. christelijke geloofsgemeenschappen met hun afgoden.
2 Corinthe 6:16  Welke gemeenschappelijke grondslag heeft de tempel Gods met afgoden? Wij toch zijn de tempel van de levende God, gelijk God gesproken heeft: Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.
De christelijke gemeenschappen misbruiken Christus' naam (zie boven, Matth. 24:5). In hun denominaties huist echter een valse christus. De ware Christus heeft dit voorzegd.
Mattheüs 24:23  Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft het niet. 24  Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden. 25  Zie, Ik heb het u voorzegd. 26   Indien men dan tot u zegt: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er niet heen; zie, Hij is in de binnenkamer, gelooft het niet.
De ware Gemeente van God heeft door de tijden heen met Gods hulp stand gehouden. De leden hebben het estafettestokje van generatie op generatie doorgegeven. Kennis van Gods manier van leven en van Gods Plan met de mensheid en de identiteit van de ware gemeente is van generatie op generatie overgedragen. Niemand van welke zichzelf noemdende christelijke gemeenschap dan ook kan u de waarheid uitleggen. Waarom niet? Omdat hij of zij geen christen is. Waarom niet? Omdat Christus de deur is om naar binnen te gaan, om waarheid te ontvangen, om oprecht berouw te tonen, om zich te bekeren, om een échte christen te worden.
Johannes 10:1  Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie niet door de deur de schaapskooi [Christus' ware Gemeente] binnenkomt, maar op een andere plaats inklimt, die is een dief en een rover; 2  maar wie door de deur binnenkomt, is de herder der schapen. 3  Voor hem doet de deurwachter open en de schapen horen naar zijn stem en hij roept zijn eigen schapen bij name en voert ze naar buiten. 4  Wanneer hij zijn eigen schapen alle naar buiten gebracht heeft, gaat hij voor ze uit en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen; 5  maar een vreemde zullen zij voorzeker niet volgen, doch zij zullen van hem weglopen, omdat zij de stem der vreemden niet kennen.
Jezus heeft zijn Gemeente door de eeuwen heen geleid als een herder. Steeds weer opnieuw hebben ’vreemden’ getracht de leiding over te nemen, zodat de ware heiligen van hen ’wegliepen’ (vs. 5).
Vers 6  In dit beeld sprak Jezus tot hen, maar zij begrepen niet, wat het was, dat Hij tot hen sprak. 7  Jezus zeide dan nogmaals: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur der schapen. 8  Allen, die vóór Mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben naar hen niet gehoord. 9  Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. 10  De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed. 11  Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen; 12  maar wie huurling is en geen herder, wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht (en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen) 13  want hij is een huurling en de schapen gaan hem niet ter harte. 14  Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij, 15  gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven in voor de schapen.
Christus is in zijn tempel te vinden, zijn ware Gemeente, en op geen enkele andere plaats kan iemand contact met Hem krijgen. Dáár, in die gemeenschap, worden de gelovigen gevormd, de geboden besproken en geleefd, de tienden afgedragen, enz.:
Hebreeën 10:24  En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken.
Dáár roept Christus op elke sabbat en op Gods jaarlijkse feesten de leden bijeen, waarvoor door velen lange reizen gemaakt worden.
Hebreeën 10:25  Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen.
Leviticus 23:2  … De feesttijden des HEREN, die gij zult uitroepen als heilige samenkomsten, zijn mijn feesttijden. Vers 4  Dit zijn de feesttijden des HEREN, heilige samenkomsten, die gij uitroepen zult op de daarvoor bepaalde tijd.

De eenheid komt vooral tot uiting in het samen houden van het Pascha. Dat is niet alleen een herinnering aan Christus' dood, maar ook een bevestiging van eenheid van alle leden van het Lichaam. Ieder dooplid behoort deel te nemen aan deze plechtigheid. Het dooplid dat daaraan niet deelneemt of meent op een zelf gekozen plaats het Pascha te kunnen houden, heeft geen deel aan de Gemeente en behoort God niet toe.
Sommigen menen zelf de Waarheid of delen daarvan ontdekt te hebben en zijn uit een ’christelijke’ gemeenschap gestapt om Gods heilige dagen en geboden te gaan houden, zonder ooit contact te hebben gehad met de gemeenschap van God. De bedoeling is veelal oprecht, maar God heeft zijn gemeente opgericht en in stand gehouden om mensen te bereiken die Hij roepen wil. Hij voegt de geroepenen toe aan het Lichaam van Jezus en daarin worden ze gedoopt.
Eenieder die buiten Gods ware Gemeente zich christen noemt is een valse christen. Te goeder trouw of te kwader trouw. Zoals Jezus zei, de hele wereld is misleid, waaronder 1,6 miljard belijdende aanhangers van het christendom. Gods Gemeente is zeer klein, maar springlevend.
Lukas 12:32  Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven.
Het werk van Christus door middel van de Gemeente begon met het werk van de apostelen die door Jezus zelf werden gekozen. Vanaf de eerste eeuw tot nu hebben vele duizenden ervoor gestreden de weg en de leer van Jezus Christus te volgen en aan de mensheid bekend te maken.
Waar we zeker van zijn, is de belofte van Jezus Christus zijn Gemeente te leiden en terug te keren – om deze wereld de vrede, het geluk en de welvaart te geven waarnaar ze zo wanhopig op zoek is. Dit is het goede nieuws van de Wereld van Morgen. Totdat Christus komt, zal zijn Gemeente ernaar streven dit goede nieuws aan de wereld te verkondigen.
Gods heiligen weten wie zullen overwinnen, ze hebben achterin de Bijbel gekeken en de afloop gelezen.
Bij de komst van Christus zal de Gemeente gereed zijn om onder Hem het bestuur over de aarde over te nemen, zodat eindelijk de ideale wereld tot stand zal komen. De Gemeente van God wordt dan getransformeerd in het Koninkrijk van God en een nieuwe geschiedenis zal dan beginnen. Deze fantastische toekomst zal de boeiendste sciencefictionfilm doen verbleken. Een toekomst zonder einde…

 

Terug naar de Home Page

web stats