Voor literatuurlijst klik hier.
Wat maakt
de mens uniek?
Het woordenboek zegt van uniek: waarvan geen
Wat maakt de mens uniek? Kunnen wij weten
WAT IS DE
MENS? Psalmen 8:5
Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij
naar hem omziet?
De mens is het meest
complexe, waarlijk unieke, fysieke mechanisme dat ooit is bedacht en
gemaakt. God schiep de eerste mens. En Hij zegt ons ook hoe Hij hem gemaakt
heeft, opdat er over wat wij in werkelijkheid zijn geen twijfel zou bestaan.
De eerste mens werd gemaakt uit aarde en bestond dus uit aarde: uit stof van
de aardbodem (Gen. 2:7). De gehele mens werd samengesteld uit stof uit de
aardbodem (Gen. 3:19). Nadat God de
mens had geformeerd – alle cellen in zijn lichaam had gemaakt – schonk Hij
hem fysiek leven (Gen. 2:7). Via de neusgaten blies God zuurstofhoudende
lucht – ”de levensadem” – in de longen van de mens, waardoor deze begon te
leven. God maakte
de mens met het doel zichzelf te vermenigvuldigen, d.w.z. een groot
goddelijk gezin te scheppen. Dát is het unieke aan de mens. Maar daarvoor is
in de eerste plaats behoud nodig. Voordat de mens was geschapen, had God
reeds een veelomvattend plan voor het behoud van de mensheid opgesteld. God
nam in dit plan op het de sterfelijke mens, mocht hij zondigen – en alle
mensen uitgezonderd Jezus Christus hebben inderdaad gezondigd –, mogelijk te
maken zich te bekeren, d.w.z. zich van de zonde af te wenden, met God te
worden verzoend en Gods levenswijze te volgen. Bekering
betekent de zonde de rug toekeren en Gods leiding over ons leven aanvaarden
door middel van zijn wet van liefde. Bekering houdt tevens in Jezus Christus
te aanvaarden als Verlosser. Volgelingen van Christus brengen in hun leven
Gods wet van liefde in praktijk. God wil dat
ieder mens die ooit heeft geleefd tot bekering komt en eeuwig leven
ontvangt. 2 Petrus 3:9
De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken,
maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren
gaan, doch dat allen tot bekering komen. 1 Timotheüs 2:3
God, onze Heiland, 4 die
wil, dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen. God wil
echter niemand dwingen het leven te kiezen. Wanneer de
mens door God wordt geroepen en tot het besef wordt gebracht dat hij
gezondigd heeft, kan hij zich bekeren, zich van zijn zonden afwenden naar
Gods levenswijze. En wanneer hij eenmaal van koers veranderd is, kan hij met
Gods hulp een leven van gehoorzaamheid aan God leiden. En dit alles
gebeurt uit vrije wil en door een vrije keuze van de individuele mens. Van al Gods
schepselen heeft alleen de mens het vermogen te denken, te redeneren,
plannen te maken, te ontwerpen en conclusies te trekken uit verworven
kennis. Dieren hebben geen besef van goed en kwaad en kunnen zich niet
bekeren. Heeft u zich
ooit afgevraagd hoe dat komt? Heeft u ooit nagedacht over het enorme
verschil tussen het dierlijk brein en het menselijk verstand en over de
mogelijke oorzaak van dat verschil? Dieren
bezitten wat wij instinct noemen. Hun brein is door God geprogrammeerd en
toegerust met specifieke instinctieve vaardigheden die hen helpen te leven
en zich op een bepaalde wijze te gedragen. Zij volgen instinctief bepaalde
gedragspatronen bij het voeden, nestelen, migreren en voortplanten. Die
specifieke vaardigheden zijn aangeboren. Die gedragingen laten soms wel
leuke activiteiten zien die wij dan ’uitermate intelligent´ noemen, maar
eigenlijk heel eenvoudige handelingen zijn. Geen dier beseft dat het geboren
is en zal sterven. Geen dier denkt: ”Ik besta”. Het
menselijk verstand werkt geheel anders. De mens heeft besef van zijn
bestaan. De mens kan verschillende typen huizen ontwerpen en bouwen,
verschillende systemen en bouwmaterialen toepassen. Mensen eten
uiteenlopende soorten voedsel en bereiden die op verschillende manieren. Zij
houden er levenswijzen op na die volkomen van elkaar verschillen. En wil een
mens zijn levenswijze veranderen, dan kan hij dat. De mens is daarin niet
van instinct afhankelijk. Hij wordt niet zoals een dier bestuurd door een
reeks vooraf bepaalde gedragspatronen. De mens kan
kiezen – hij heeft een vrije wil. Hij kan gedragsregels bedenken,
zelfdiscipline betrachten. De mens kan ideeën voortbrengen en kennis op
waarde schatten. De mens kan dingen bedenken, plannen maken en plannen ten
uitvoer brengen. Alléén de
mens kan zich de vragen stellen: ”Waarom ben ik geboren? Wat is het leven?
Wat is de dood? Heeft het bestaan van de mens zin?” In
tegenstelling tot het dier weet de mens niet alleen hoe hij bepaalde dingen
moet doen, maar ook weet hij dát hij weet – hij beseft dat hij kennis heeft.
Hij is zich bewust van het feit, hij is zich bewust van zichzelf, van zijn
eigen bestaan als uniek wezen. Deze mentale
eigenschappen maken de mens tot een uniek fysiek schepsel van God. De mens
werd dan ook geschapen voor een speciale relatie met God, iets dat voor
dieren volstrekt onmogelijk is. De mens kan
zelfs zo dom zijn om te denken dat God niet bestaat. Dat kan een dier niet. WAT MAAKT DE
MENS UNIEK? De mens is
in de hele schepping weliswaar uniek, maar als schepsel is hij nog niet
voltooid. Wat
ontbreekt er nog aan de mens? De mens is
geboren zonder de Geest van God. Toen de
Almachtige God de eerste mensen maakte, gaf Hij hun verstand, vermogen tot
redeneren. Hij gaf hun ook de mogelijkheid de heilige Geest te ontvangen, de
Geest van God, die nodig is om de menselijke geest te completeren. De apostel
Paulus verklaart: 1 Corinthiërs 2:11
Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen
eigen geest, die in hem is? Hier is
sprake van wat de menselijke geest wordt genoemd. Merk op wat in de rest van
dit vers wordt gezegd: Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest
Gods. Onze geest
moet dus met Gods Geest worden aangevuld, opdat wij ons denkvermogen
volledig kunnen benutten en voldoening ervaren. Wij moeten
echter op onze hoede zijn, omdat er een valse geest is die wel voldoening
belooft, maar niet in staat is die tot stand te brengen. Die geest is
afkomstig van Satan, de duivel. Efeziërs 2:1
Ook u, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden, 2
waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer
wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest, die
thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid. Die geest
belooft macht en plezier, maar voert slechts tot zelfzucht en de dood. De mens
voelt in zich een drang naar voldoening, maar op eigen kracht kan hij geen
blijvende voldoening bereiken. Wel een valse voldoening aangaande het eigen
ego. Er zijn twee
manieren om de door de mens gevoelde leegte te vullen, maar slechts één
daarvan leidt tot vrede en geluk. De Schepper toonde de eerste man en vrouw
deze twee manieren, de weg van nemen en de weg van geven, gesymboliseerd
door twee bomen in de Hof van Eden. Van één van de bomen, de boom der kennis
van goed en kwaad, verbood God hun te eten. Die boom symboliseerde het
afwijzen van Gods gezag en het zelf bepalen van wat goed en kwaad is. Dat is
gericht op het eigen ego, een leven onafhankelijk van God. Maar het leven
hadden ze kort daarvoor juist van God gekregen! Door van de
verboden boom te eten zondigden Adam en Eva en sneden zij zich af van
contact met God. Adam en Eva hadden zich van hun zonde kunnen bekeren door
hun leven volledig aan hun Schepper te onderwerpen. En dit is wat ieder mens
moet doen. Bekering is meer dan alleen het besef dat men fout is geweest;
het is bovenal het inzien dat men zonder God onvolledig is. Wij moeten gaan
beseffen dat behalve God niemand goed is. Adam en Eva
bekeerden zich niet, toen God hen erop wees dat zij er fout aan hadden
gedaan de weg van nemen te kiezen in plaats van de weg van geven. Bekering
houdt verandering in en Adam en Eva zagen de noodzaak daartoe niet in. Wat is God?
Wat is het wezen van Gods geest en karakter? ”God is liefde” (1 Joh. 4:8).
En liefde is de weg van geven: de weg van volkomen onbaatzuchtige
zorgzaamheid. Het is de levenswijze die tot ware vervulling leidt. Helaas
hebben de mensen hun eigen definities van liefde gemaakt.
De weg van nemen De tweede
manier, de weg van nemen, belooft vervulling, maar brengt die niet. De
apostel Jakobus geeft op die weg het volgende commentaar: Jakobus 4:1
Waaruit komt bij u strijden en vechten voort? Is het niet hieruit uit
uw hartstochten, die in uw leden zich ten strijde toerusten? 2
Gij begeert, doch gij hebt niet; gij zijt moorddadig en naijverig en
gij kunt er niets mede verkrijgen; gij vecht en gij strijdt. Gij hebt niets,
omdat gij niet bidt. 3 Of, gij
bidt wel, maar gij ontvangt niet, doordat gij verkeerd bidt, om het in uw
hartstochten door te brengen. 4
Overspeligen, weet gij niet, dat de vriendschap met de wereld vijandschap
tegen God is? Wie dus een vriend der wereld wil zijn, wordt metterdaad een
vijand van God. De weg van
nemen leidt tot niets. Veel mensen zijn daarvan niet overtuigd. Zij hebben
nog steeds het idee dat zij gelukkig zouden zijn als zij alles hadden wat
zij wensen. Koning
Salomo heeft dit idee uitgeprobeerd. Hij voorzag zich van alles wat een mens
maar kan verlangen. Gaf hem dat voldoening? Prediker 2:3 Ik stelde
bij mijzelf een onderzoek in door mijn lichaam met wijn te verkwikken … 4
Ik deed grote dingen: ik bouwde huizen, plantte wijngaarden, 5
legde hoven en parken aan… 7
ik kocht slaven en slavinnen… 8
ik vergaderde mij ook zilver en goud… 9
Zo werd ik groter en rijker… 10
En niets dat mijn ogen wensten, ontzegde ik ze, noch hield ik mijn
hart van enige vreugde terug, ja, mijn hart verheugde zich over al mijn
zwoegen, en dit was wat al mijn gezwoeg mij opleverde. Wat was het
uiteindelijke resultaat? Vers 11
Toen ik mij nu wendde tot alle werken die mijn handen hadden
gewrocht, en tot het zwoegen waarmee ik mij had afgetobd om die te
volbrengen; zie, alles was ijdelheid en najagen van wind, en er is geen
voordeel onder de zon. Is er iets
dat dan wél tot blijvend resultaat en voldoening leidt? Absoluut. Salomo
besloot zijn betoog als volgt: Prediker 12:13
Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn
geboden, want dit geldt voor alle mensen. God schenkt
zijn Geest, zijn mentaliteit, aan wie Hem gehoorzaam zijn, aan wie zijn
geboden onderhouden. Handelingen 5:32 En
wij zijn getuigen van deze dingen en ook de Heilige Geest, die God hun
gegeven heeft, die Hem gehoorzaam zijn. Hoe staat
het in dit opzicht met u? Hebt u genoeg van de krankzinnige draaimolen van
nemen, die de mens steeds weer terugbrengt naar waar hij is begonnen:
diezelfde, oude toestand van teleurstelling en verdriet? Wij kunnen van die
draaimolen afstappen. De Almachtige God wijst ons een betere weg: de enige
weg naar wat de mens in het leven werkelijk wenst en nodig heeft. Daartoe
moeten wij ons bekeren. Het is duidelijk dat er in het leven iets niet
helemaal in orde is, dat er iets aan ontbreekt. En wij weten nu wat dat is.
Het is voor de mens echter uiterst moeilijk te erkennen dat hij fout is
geweest. Maar wie of
wat we ook zijn of wat we ook doen, zonder Gods Geest zijn wij niet
compleet. In de Psalmen lezen we: Psalmen 39:5 Laat
mij, HERE, mijn einde kennen, en welke de maat van mijn dagen is; laat mij
weten, hoe vergankelijk ik ben. 6
Zie, Gij hebt mijn dagen als enige handbreedten gesteld, mijn
levensduur is als niets voor U; ja, ieder mens staat daar, enkel een
ademtocht. sela 7 Ja, de mens
gaat daarheen als een schaduw, ja, als een ademtocht suizen zij weg, zij
garen bijeen en weten niet, wie het tot zich nemen zal. 8
En nu, wat verwacht ik, Here? Mijn hoop, die is op U. 9
Red mij van al mijn overtredingen, stel mij niet tot een smaad voor
de dwaas. 10 Ik ben verstomd, ik
doe mijn mond niet open, want Gij zelf hebt het gedaan. Een
mensenleven is als een ademtocht. Naar
menselijke maat gemeten was Job iemand die veel bereikt had en een edel
karakter bezat, maar zelf zei hij: Job 42:2
Ik weet, dat Gij alles vermoogt, en dat geen uwer plannen wordt
verijdeld. 3 ‘Wie is het toch,
die het raadsbesluit omsluiert zonder verstand?’ Daarom: ik verkondigde,
zonder inzicht, dingen, mij te wonderbaar en die ik niet begreep. 4
‘Hoor nu, en Ik zal spreken; Ik wil u ondervragen, opdat gij Mij
onderricht’ 5 Slechts van horen
zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft mijn oog U aanschouwd. 6
Daarom herroep ik en doe boete in stof en as.
Kies de weg van geven Er bestaan
veel onjuiste ideeën over wat liefde is; wij moeten echter weten wat
werkelijke, goddelijke liefde is. Liefde wordt
door God ingegeven. En dat is vanzelfsprekend, want God is de bron van
liefde. Liefde is de bereidheid tot geven. De apostel Paulus zegt dat ”de
liefde Gods in onze harten uitgestort is door de heilige Geest” (Rom. 5:5).
God bezielt ons door zijn Geest met het verlangen anderen te helpen. 1 Johannes 5:2
Hieraan onderkennen wij, dat wij de kinderen Gods liefhebben, wanneer
wij God liefhebben en zijn geboden doen. 3
Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn
geboden zijn niet zwaar.
Vanzelfsprekend gaat het om Góds geboden, zoals in dit schriftgedeelte staat
en niet om wat de mensen zelf verzonnen hebben. De
bereidheid tot geven berust op een persoonlijke keuze. Geef aan anderen
zonder daarvoor ook maar iets terug te verwachten, zelfs geen bedankje. Veel
mensen geven wel, maar blijven daar ongelukkig bij. Waarom? Omdat zij geven
in de verwachting iets terug te krijgen. Er zijn ook mensen die alleen geven
wanneer zij van mening zijn dat de persoon in kwestie dat verdient. Geen van
beide opstellingen drukt ware liefde uit. Ware liefde stelt geen
voorwaarden; zij vraagt geen onderpand en verlangt niets terug; zij is
uitsluitend op geven gericht. De mens is
niet in staat dit soort liefde te schenken. Wij hebben voortdurend Gods hulp
nodig om zo onbaatzuchtig te zijn. Filippenzen 2:13
Want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het
werken in u werkt. Het betreft
Gods liefde, daarom behoren wij er niets voor terug te verwachten. Liefde
beloont zichzelf. Wanneer wij God door ons laten geven, worden wij
automatisch vervuld van geluk en vreugde. Wanneer wij daarentegen trachten
iets voor onszelf te nemen, wordt ons leven met frustratie en verdriet
vervuld. Jezus Christus zegt daarom: ”Het is zaliger te geven dan te
ontvangen” (Hand. 20:35). Naar wie
moet onze liefde uitgaan? Tot wie moet ons geven gericht zijn? Mattheüs 22:37
Hij zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw
hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Wij hebben
God lief door ons leven in zijn dienst te stellen, Hem te gehoorzamen en
zijn wil te doen. Wij moeten
evenwel niet alleen God liefhebben, maar ook onze naaste liefhebben als
onszelf (Matth. 22:39). Door in de behoeften van anderen te voorzien, wordt
onze belangrijkste behoefte bevredigd. Romeinen 13:10
De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de
vervulling der wet. Niet de
vervulling van menselijke wetten, maar de vervulling van Gods wet, bestaande
uit geboden van liefde. Liefde is
het antwoord. Geven is de
weg naar alles wat wij wensen en nodig hebben. Wij behoeven ons niet langer
onvoldaan te voelen. Laten wij van de drang tot voldoening gebruikmaken om
God en onze naaste lief te hebben. En daarvoor zijn daden nodig. Velen weten
dat geven voldoening geeft. HOE WIJ
VERANDERD ZULLEN WORDEN De
Schepper-God heeft de mens naar zijn eigen beeld geschapen met een doel dat
dit fysieke leven verre overstijgt. Los van God kan de mens dit doel niet
volledig kennen of begrijpen. Over de dood
is veel geschreven. Er zijn honderden boeken verkrijgbaar over de medische
en psychische aspecten, de culturele en sociale invloed en de filosofische
implicaties van de dood. Filosofen, theologen, geschiedkundigen,
antropologen, kortom, geleerden van allerlei disciplines, hebben steeds
opnieuw gezocht naar het antwoord op de vraag: ”Wat is de dood?” Maar zij
hebben het niet kunnen vinden. Er is
slechts één bron die het juiste antwoord geeft: Gods instructieboek, de
Bijbel. Het fysieke
leven is tijdelijk. Door Gods
schriftelijke openbaring aan ons zijn wij in staat de dood, die buiten die
geopenbaarde waarheid voor ons een mysterie is, te begrijpen. Eerst echter
moeten we meer te weten komen over het leven. Wat is het
leven precies? Het fysieke leven is een zuiver biologisch en chemisch
bestaan. In dit opzicht verschilt het leven van de mens niet van dat van een
dier. Prediker 3:19 Want
het lot der mensenkinderen is gelijk het lot der dieren, ja, eenzelfde lot
treft hen: gelijk dezen sterven, zo sterven genen, en allen hebben enerlei
adem, waarbij de mens niets voor heeft boven de dieren; want alles is
ijdelheid, 20 alles gaat naar
één plaats, alles is geworden uit stof, en alles keert weder tot stof. God heeft de
mens evenwel een denkvermogen gegeven dat hem onder de schepselen tot een
uniek wezen maakt. Een
rechtstreeks antwoord op de vraag: ”Wat is het leven?” vinden we in de brief
van Jakobus. Jakobus 4:13
Welaan dan, gij, die zegt: Vandaag of morgen gaan wij op reis naar
die en die stad, wij zullen er een jaar doorbrengen, zaken doen en winst
maken; 14 gij, die niet eens
weet, hoe morgen uw leven zijn zal! Want gij zijt een damp, die voor een
korte tijd verschijnt en daarna verdwijnt. Het leven is
fysiek, dat wil zeggen tijdelijk. God benadrukt in de Bijbel steeds weer de
vergankelijkheid van het leven. 1 Petrus 1:24
Want: Alle vlees is als gras en al zijn heerlijkheid als een bloem in
het gras; het gras verdort en de bloem valt af. Psalmen 103:13
Gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen, ontfermt Zich de
HERE over wie Hem vrezen. 14
Want Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig, dat wij stof zijn. 15
De sterveling; zijn dagen zijn als het gras, als een bloem des velds,
zo bloeit hij; 16 wanneer de
wind daarover is gegaan, is zij niet meer, en haar plaats kent haar niet
meer. Genesis 2:7
beschrijft de schepping van het eerste menselijke leven. Genesis 2:7
toen formeerde de HERE God de mens van stof uit de aardbodem en blies
de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen [Statenvert.: tot een levende ziel]. God maakte
de mens uit het stof van de aarde. Adam werd uit aarde samengesteld. De mens
was, en is, een zuiver fysieke schepping, bestaande uit fysieke materie. Het leven
begon toen Gods adem door Adams neusgaten drong en zijn longen met
levenschenkende zuurstof vulde. Het is
belangrijk te beseffen dat er in de mens geen aparte, los van hem bestaande
ziel werd geplaatst. God zei dat de mens een levende ziel werd, fysiek, uit
stof samengesteld, aan de dood onderworpen. In de
Oudheid onderwezen filosofen dat de mens in wezen een onsterfelijke,
geestelijke ’ziel’ is, gehuisvest in een tijdelijk, vleselijk lichaam. Bij
de dood verlaat de ziel het lichaam en reist naar een of andere plek, een
paradijs of een plaats van bestraffing. Deze opvatting werd door het Griekse
en Romeinse denken bestendigd en uiteindelijk ook door de hoofdstroming van
het christendom aanvaard. De Bijbel
zegt echter nergens dat de ziel onsterfelijk is. Hij zegt juist het
tegendeel. Lees bijvoorbeeld de uitspraken van Petrus in Handelingen 2, waar
hij duidelijk verklaart dat koning David van Israël, een van de grootste
mannen van God en een man naar Gods hart, is gestorven en begraven en niet
in de hemel is. Handelingen 2:29 Mannen
broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de aartsvader David, dat hij en
gestorven en begraven is, en zijn graf is bij ons tot op deze dag. Vers 34
Want David is niet opgevaren naar de hemelen. Bij de dood
houdt de mens op te bestaan. Zijn lichaam vervalt tot de elementen waaruit
het is voortgekomen. ”Want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren”
(Gen. 3:19). De dood is het einde van het bewustzijn. De
opstanding is onze hoop. God zegt dus
dat dood inderdaad dood is. Is er dan nog enige hoop voor de mens? Zeer
zeker! Deze hoop is de opstanding uit de doden. De Bijbel
spreekt zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament over een opstanding
uit de doden. Paulus werd door Gods heilige Geest geïnspireerd tot het
schrijven van een heel bijbelhoofdstuk over dit onderwerp: 1 Corinthiërs 15.
Als er geen opstanding was, zou de dood de uiteindelijke overwinnaar zijn. 1 Corinthiërs 15:54
En zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aangedaan heeft, en dit
sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan heeft, zal het woord werkelijkheid
worden, dat geschreven is: De dood is verzwolgen in de overwinning. Als de ziel
in de hemel is, wat voor reden is er dan voor de opstanding? Wanneer
iemand sterft, is hij dood. Er is in het graf geen bewustzijn (Ps. 146:4) of
herinnering (Ps. 6:6). Job vroeg
eens: ”Als een mens sterft, zou hij herleven?” Hij werd geïnspireerd tot het
geven van een antwoord op zijn eigen vraag. Job 14:13
Och, of Gij mij in het dodenrijk wildet versteken, mij verbergen,
totdat uw toorn geweken was; dat Gij mij een tijd steldet en dan weer aan
mij dacht. 14 Als een mens
sterft, zou hij herleven? Dan zou ik hoop hebben al de dagen van mijn zware
dienst, totdat mijn aflossing zou komen. De profeten
van het Oude Testament wisten van de opstanding uit de doden. Daniël 12:2 Velen
van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig
leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen. In het
Nieuwe Testament is de opstanding de hoop van de vroege Gemeente. Jezus
zegt: Johannes 5:21
Want gelijk de Vader de doden opwekt en doet leven, zo doet ook de
Zoon leven, wie Hij wil. Vers 25
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar
de stem van de Zoon van God zullen horen, en die haar horen, zullen leven.
Vers 28 Verwondert u hierover
niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem
zullen horen, 29 en zij zullen
uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het
kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel. Paulus
schrijft: 1 Corinthiërs 15:50
Dit spreek ik evenwel uit, broeders: vlees en bloed kunnen het
Koninkrijk Gods niet beërven en het vergankelijke beërft de
onvergankelijkheid niet. 51 Zie,
ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen
zullen wij veranderd worden, 52
in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal
klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen
veranderd worden. De
opstanding uit de doden vormde in de toespraken van Petrus en Paulus een
belangrijk thema. Handelingen 2:22 Mannen
van Israël, hoort deze woorden: Jezus, de Nazoreeër, een man u van Godswege
aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden
verricht heeft, zoals gij zelf weet, 23
deze, naar de bepaalde raad en voorkennis van God uitgeleverd, hebt
gij door de handen van wetteloze mensen aan het kruis genageld en gedood. 24
God evenwel heeft Hem opgewekt, want Hij verbrak de weeën van de
dood, naardien het niet mogelijk was, dat Hij door hem werd vastgehouden.
Vers 32 Deze Jezus heeft God
opgewekt, waarvan wij allen getuigen zijn. Handelingen 3:15 En
de Leidsman ten leven hebt gij gedood, maar God heeft Hem opgewekt uit de
doden, waarvan wij getuigen zijn. Vers 26 God heeft in de
eerste plaats voor u zijn Knecht doen opstaan en Hem tot u gezonden, om u te
zegenen, door een ieder uwer af te brengen van zijn boosheden. Handelingen 4:1
En terwijl zij tot het volk spraken, overvielen hen de priesters, de
hoofdman van de tempel en de Sadduceeën, 2
zeer verontwaardigd, omdat zij het volk leerden en in Jezus de
opstanding uit de doden verkondigden. 1 Corinthiërs 15:36
Dwaas! Wat gij zelf zaait, wordt niet levend, of het moet gestorven
zijn, 37 en als gij zaait, zaait
gij niet het toekomstige lichaam, maar slechts een korrel, bijvoorbeeld van
koren, of van iets anders. 38
Maar God geeft er een lichaam aan, gelijk Hij dat gewild heeft, en wel aan
elk zaad zijn eigen lichaam. 39
Alle vlees is niet hetzelfde, maar dat van mensen is anders dan dat van
beesten, en het vlees van vogels weer anders dan dat van vissen. 40
Er zijn hemelse en aardse lichamen, maar de glans der hemelse is
anders dan die der aardse. 41 De
glans der zon is anders dan die der maan en der sterren, want de ene ster
verschilt van de andere in glans. 42
Zo is het ook met de opstanding der doden. Er wordt gezaaid in
vergankelijkheid, en opgewekt in onvergankelijkheid; 43
er wordt gezaaid in oneer, en opgewekt in heerlijkheid; er wordt
gezaaid in zwakheid, en opgewekt in kracht. 44
Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam
opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk
lichaam. Een
opstanding uit de doden is onze enige hoop op leven na de dood. Dit is de
waarheid van God. Aangezien Christus de dood heeft overwonnen, zal het grote
doel dat God met de mens beoogt, inderdaad worden verwezenlijkt.
Tot besluit We sluiten
af, waarmee we zijn begonnen. Psalmen 8:5
Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij
naar hem omziet? 6 Toch hebt Gij
hem bijna goddelijk gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister gekroond. Dat is de
bestemming van de mens: de goddelijkheid. De mens zal geboren worden in het
gezin van God. De eersten al reeds bij de terugkomst van Christus. Maar de
mens is nu nog niet God, daarom staat in vers 6 ”bijna goddelijk”. De eerste
mensen die geboren zullen worden in het Koninkrijk van God zullen na de
komst van Christus over de aarde heersen. De mensen zijn daarvoor nu al in
training. Vers 7
Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, alles hebt Gij onder zijn
voeten gelegd: 8 schapen en
runderen altegader en ook de dieren des velds, 9
de vogelen des hemels en de vissen der zee, hetgeen de paden der
zeeën doorkruist. Eens zullen
ze onder hun Heer en Meester Christus heersen over het universum. Als God,
want dan zíjn ze God. Dát maakt de mens uniek. ²²² |