Voor literatuurlijst klik hier.

 

Heeft u een onsterfelijke ziel?

Geen enkele opmerking van een zielenherder is boeiender dan:
"Je hebt het eeuwige leven al!"
Is de mens een onsterfelijke ziel in een stoffelijk lichaam? Is de dood de scheiding van lichaam en ziel? Wat gebeurt er in werkelijkheid met iemand bij zijn dood? Over deze vragen heeft de mensheid zich al duizenden jaren het hoofd gebroken.

Welke vraag houdt de mens meer bezig dan de vraag:
wat IS de mens? 

De enige zekerheid in het leven, zo heet het in de volksmond, is belasting betalen en doodgaan!
DE DOOD is een realiteit! Hoewel veel mensen deze gedachte liever van zich afzetten, is de dood werkelijkheid. De dood is het onvermijdelijke gevolg van het feit dat men leeft!
Godsdienstige mensen stellen zich de dood vaak voor als de onontkoombare laatste sprong in het onbekende – in het hiernamaals met zijn hemel, hel en vagevuur. Wat zijn leven en dood eigenlijk? Is het geen tijd dat wij eindelijk te weten komen wat de mens werkelijk IS en of er enige hoop is op een leven na de dood? 

Heeft u een onsterfelijke ziel?

De filosofen van de Oudheid leerden dat de mens in wezen een onsterfelijke, geestelijke 'ziel' is, ondergebracht in een tijdelijk lichaam van vlees – dat de werkelijke mens niet het lichaam is, maar een onzichtbare, onstoffelijke 'onsterfelijke ziel' die denkt, hoort, ziet en die eeuwig bewust zal blijven voortbestaan. Volgens hun speculaties verlaat de ziel op het tijdstip van overlijden het lichaam en reist naar een ondefinieerbaar rijk, mogelijk een paradijs of een plaats van bestraffing. Het lichaam, zo stelden zij terecht vast, gaat naar het graf.

Sommige Oosterse wijsgeren speculeerden dat de ziel van de overledene na de dood in een ander lichaam intrekt en verder leeft als een dier, een vogel, een slang, of zelfs als een boom of een mug – of misschien als een menselijk wezen. Deze doctrine, 'zielsverhuizing' of 'reïncarnatie', heeft ook in de Westerse wereld een zekere aanhang.
Is er voor dergelijke leerstellingen enig bijbels fundament? Waar komen ze eigenlijk vandaan? Hoe komen de officieel christelijke kerken aan hun huidige leer inzake de onsterfelijkheid van de ziel?
Let eens op deze openhartige mededeling uit de Jewish Encyclopedia: "Het geloof dat de ziel na de ontbinding van het lichaam" – na de dood – "haar bestaan voortzet, is veeleer een zaak van filosofische of theologische speculatie dan van eenvoudig geloof, en wordt dienovereenkomstig dan ook nergens in de Heilige Schrift uitdrukkelijk onderwezen" (uit het artikel 'Immortality of the soul', Vol. XI, p. 564; nadruk van ons).

Overgeërfd van de voorchristelijke wereld

Hetzelfde artikel vervolgt: "Het geloof in de onsterfelijkheid van de ziel kwam tot de Joden door het contact met het Griekse denken en hoofdzakelijk door de filosofie van Plato, de voornaamste vertolker ervan, die ertoe kwam door de Orfische en Eleusinische mysteriën, waarin Babylonische en Egyptische opvattingen op een zonderlinge manier waren vermengd" (p. 566).
De leer van de onsterfelijkheid der ziel is, volgens deze gezaghebbende encyclopedie, afkomstig van Griekse, voorchristelijke filosofen die hem hadden overgenomen van het heidense Egypte en Babylon!
Let op wat Herodotus, de beroemde Griekse historicus uit de vijfde eeuw voor Jezus, toegaf: "De Egyptenaren waren ook de eersten die beweerden dat de ziel van de mens onsterfelijk is... Deze opvatting hebben sommige Grieken op verschillende tijdstippen tot de hunne gemaakt" (Historiai, boek 'Euterpe', hoofdstuk 123).
Het was de Griek Socrates die naar Egypte reisde om de Egyptenaren over deze leer te raadplegen. Na zijn terugkeer in Griekenland droeg hij dit idee over aan Plato, zijn beroemdste leerling. Vergelijk de huidige leer van de meeste kerken met wat Plato in zijn dialoog Phaedo schreef:
"De ziel, die de onafscheidelijke eigenschap van leven bezit, zal nimmer de tegenpool van het leven, de dood, erkennen. Aldus wordt de ziel aangetoond onsterfelijk te zijn, en daar zij onsterfelijk is, ook onvernietigbaar... Geloven wij dat er zoiets als de dood bestaat? Jazeker. En is deze iets anders dan de scheiding van lichaam en ziel? En het doodzijn is het bereikt hebben van deze scheiding, wanneer de ziel op zichzelf, los van het lichaam bestaat en het lichaam van de ziel is afgescheiden. Dit is de dood... De dood is slechts de scheiding van lichaam en ziel" (Loeb Classical Library, 1977; pp. 223, 235, 363-367).
Na Plato heeft zijn leerling Aristoteles de theorie een meer definitieve vorm gegeven. Later maakte de Latijnse dichter Vergilius (70-19 v.Chr.) deze leer populair in de gehele Romeinse wereld.
Hoe is deze gedachte nu tot een fundamentele leerstelling van het overgrote deel van de belijdende christenen geworden?

Het etiket 'christelijk' kwam later

De invoering van dit algemeen verbreide bijgeloof in de kerken was een geleidelijk proces dat eeuwen in beslag nam. De eerste 'kerkvaders' waren erover verdeeld. Nog in 160 n.Chr. schreef de christen geworden filosoof Justinus: "Onze Jezus Christus daarentegen is, na gekruisigd en gestorven te zijn, opgestaan en heeft door zijne hemelvaart de koninklijke waardigheid ontvangen en op grond van hetgeen in zijnen naam door de apostelen over de geheele wereld is gepredikt, heerscht daar vreugde bij allen, die de door Hem beloofde onverderfelijkheid verwachten" (Oud-Christelijke Geschriften, deel V, ed. H.U. Meyboom, Leiden 1908, De Apologeten, Eerste Apologie van Justinus, hoofdstuk 42, p. 145). Vele van deze kerkvaders wisten inderdaad dat zij geen onsterfelijkheid in zichzelf bezaten.
Origenes, een vroege katholieke leraar te Alexandrië, verenigde de speculaties van Plato met bepaalde gedeelten van de Bijbel en noemde zijn filosofie neoplatonisme. Hier volgt wat Origenes omstreeks 200 n.Chr. schreef: "Nu zijn hemelsche krachten onverderfelijk en onsterfelijk. Onverderfelijk en onsterfelijk zal (dus) ook de zelfstandigheid der menschelijke ziel zijn" (id., deel XXXI [1921], Origenes 1.1V 4, 9, p. 351.)
Een andere invloedrijke leraar aan het eind van de tweede eeuw was Tertullianus van Fenicisch Noord-Afrika. Hij schreef: "Sommige (dingen) namelijk zijn ook van nature bekend, zoals de onsterfelijkheid der ziel bij velen... Ik zal derhalve ook de uitspraak aanwenden van den eenen of anderen Plato, die verklaart: 'ELKE ZIEL IS ONSTERFELIJK' " (id., deel XIV [1930], Tertullianus, hoofdstuk 3, p. 137).
En zo droegen de persoonlijke ideeën van deze invloedrijke mannen ertoe bij het denken van de hele 'christelijke' wereld vorm te geven.
Enkele katholieke schrijvers en leraren echter veroordeelden nog in de tijd van Constantijn de Grote de wijziging van Christus' leer in die van Plato. Hier volgt het protest van Arnobius tegen degenen die werden "meegesleept door een bijzonder hoge dunk van zichzelf dat de ziel onsterfelijk is... Wilt gij uw gewoonlijke arrogantie laten varen, o mens, die beweert dat God uw Vader is, maar volhoudt dat gij onsterfelijk zijt zoals Hij?" (Ante-Nicene Fathers, ed. Roberts & Donaldson, Edinburgh edition, uitg. Wm. Eerdmans Publ. Co., Grand Rapids, Mich., [1950], deel VI, p. 440.)
Na de tijd van Constantijn – die het Romeinse Rijk dwong één algemeen geloof te aanvaarden – 'heiligde' Augustinus, een andere schrijver van Noordafrikaanse afkomst, de doctrine van de onsterfelijkheid der ziel in zijn werk De stad van God. Vervolgens kwam een reeks andere schrijvers – allen onder de invloed van Plato, Aristoteles en Vergilius – die tijdens de vroege Middeleeuwen de denkwereld van de Westerse 'christelijke' theologie beheersten.
Thomas van Aquino (1225-1274), Italiaans scholasticus en theoloog, verbond de doctrine van de onsterfelijkheid van de ziel onverbrekelijk met de officieel christelijke wereld.
In de middeleeuwse wereld werd de leer een kerkelijk dogma en degenen die dit idee verwierpen werden als ketters gebrandmerkt!
In 1513, vlak voor de Reformatie, vaardigde het Lateraans Concilie (1512-1517) het volgende decreet uit: "Wij veroordelen en verdoemen, met de goedkeuring van het heilig concilie, allen die beweren dat de intelligente ziel sterfelijk is, ziende dat de ziel overeenkomstig de canon van paus Clemens... onsterfelijk is... en wij verordenen dat allen die dergelijke onjuiste beweringen aanhangen, gemeden en als ketters gestraft moeten worden."

De oorspronkelijke protestantse opvatting

Tijdens de Reformatie probeerden sommigen van de eerste protestanten het dogma van de onsterfelijkheid der ziel los te laten. Maarten Luther verklaarde dat de Bijbel de onsterfelijkheid van de ziel niet onderwees (Defense, Proposition No. 27). "Luther was van mening dat de ziel tezamen met het lichaam stierf en dat God beide in het hiernamaals zou opwekken" (Historical View, p. 344).
Hier volgen Luthers eigen woorden die hij omstreeks 1522 uitte: "Het is naar mijn mening waarschijnlijk dat de doden, op slechts heel weinig uitzonderingen na, tot aan de dag des oordeels in een toestand van volkomen bewusteloosheid slapen... Met welk gezag kan men zeggen dat de zielen van de doden niet zouden slapen... op dezelfde wijze als de levenden de periode tussen de tijd dat zij 's avonds naar bed gaan en 's morgens opstaan in diepe slaap doorbrengen?" (The Life of Luther, uitspraken en verhandelingen van Luther, verzameld en bewerkt door Jules Michelet, editie Bohn, p. 133.)
Luthers oorspronkelijke leerstellingen hebben nooit nagelaten de protestantse theologen, die sindsdien de leerstellingen van het oude Egypte en Griekenland weer hebben aangenomen, in verlegenheid te brengen.
William Tyndale, hervormer en drukker van het eerste Engelstalige Nieuwe Testament, schreef: "Door de overledenen in de hemel, de hel of het vagevuur te plaatsen vernietigt men de argumenten waarmee Christus en Paulus de opstanding bewijzen... Het ware geloof stelt de opstanding; de heidense filosofen, die dit loochenden, stelden dat de ziel altijd blijft leven... Indien de ziel in de hemel is, waartoe dient dan de opstanding?"
Dat is een heel goede vraag!
De hervormers merkten dat de mensen niet bereid waren dat wat zij altijd hadden geloofd te wijzigen. Allengs gaven de hervormers zelf toe aan de populaire traditie – een traditie met haar wortels in heidense filosofieën en speculaties! En aldus geloven de meeste kerkgangers van tegenwoordig in de onsterfelijkheid van de ziel, eenvoudig omdat zij in blind vertrouwen de speculaties hebben aangenomen, die van de heidense filosofen uit de Oudheid afkomstig zijn!
De apostel Paulus schreef juist over dit soort speculatie: Kolossensen 2:8  Ziet toe, dat niemand u medeslepe door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der mensen, met de wereldgeesten en niet met Christus.
Zoals wij weldra zullen zien, is de Bijbel NIET de oorsprong van het algemene geloof in de onsterfelijkheid van de ziel!

Heeft de wetenschap het antwoord?

Is de mens een onsterfelijke ziel in een stoffelijk lichaam? Wat zegt de wetenschap hierover?
Absoluut niets om die opvatting te ondersteunen!
De wetenschap heeft eenvoudig geen bewijsmateriaal voor het bestaan van een onsterfelijke ziel. De wetenschap richt zich alleen op fysieke, materiële substanties en gedragingen – fysieke materie en energie. De moderne wetenschap is beperkt tot de STOFFELIJKE wereld die kan worden gewogen en gemeten – tot datgene wat door de vijf zintuigen kan worden waargenomen.
Het geestelijke ligt geheel buiten het gebied van de natuurwetenschap en is daarom niet aan de 'wetenschappelijke methode' onderworpen. De wetenschap is niet in staat enig leven los van het fysieke waar te nemen en kan dit derhalve evenmin onthullen. Daarom is alles wat de mens te weten kan komen (afgezien van goddelijke openbaring) stoffelijk. Maar wat de wetenschap wel heeft ontdekt, kan desalniettemin van ontzaglijke hulp zijn om te begrijpen hoe de mens is samengesteld.
De wetenschap heeft ontdekt dat alle levende materie, in haar eenvoudigste vorm, uit protoplasma bestaat – de substantie waaruit de 'levende stof' van de cellen van zowel planten en dieren als de mens bestaat.
Eveneens is met zekerheid bekend dat mensen die op de operatietafel 'stierven' en dan door hartmassage of op een andere wijze weer tot leven werden gebracht, zich absoluut niets van de tussenliggende tijd konden herinneren! Zij 'gingen' nergens heen! Zij waren slechts zonder bewustzijn. Sommigen echter die 'klinisch dood' waren verklaard, hebben beelden en/of klanken beschreven die hen de sprong naar de conclusie deden maken dat zij een glimp van het 'hiernamaals' hadden opgevangen. Evenals dromen zich in uiterst korte tijd kunnen afspelen, hadden deze mensen in deze schemertoestand op de drempel van de dood gewone dromen of hallucinaties.
Hieruit blijkt dat de wetenschap geen bewijs van een 'onsterfelijke ziel' in de mens heeft.
Waar kunnen wij dan betrouwbaar bewijsmateriaal vinden?

Wat is de mens?

De Bijbel is de GRONDSLAG van kennis. De Schepper heeft hierin kennis geopenbaard die de mens onmogelijk zelf kan ontdekken – inclusief de kennis en het begrip zowel van wat de mens is, als van wat hij moet worden.
Laten wij niet zomaar iets aannemen. Laten wij in de Bijbel kijken om te zien wat de mens werkelijk is.
Waaruit is volgens Jezus Christus de mens gemaakt? Johannes 3:6  Wat uit het vlees geboren is, is vlees… En wat uit Geest geboren is is van een geheel andere samenstelling. Vervolg van hetzelfde vers. … en wat uit de Geest geboren is, is geest.
Jezus zei ondubbelzinnig dat als iemand uit vlees is geboren (en daarom uit vlees is samengesteld), hij niet tegelijkertijd uit geest geboren (samengesteld) kan zijn. Hij is óf het een óf het ander! Alleen al dit vers is dus een sterk bewijs dat de mens geen onsterfelijke, geestelijke 'ziel' in een lichaam van sterfelijk vlees is. Maar laten wij verder gaan.
Beschouwde de apostel Paulus zich als een onsterfelijke ziel bekleed met een vleselijk lichaam – of sprak hij over zichzelf en zijn vlees als over twee begrippen die synoniem zijn? Romeinen 7:18  Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont. Immers, het wensen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uitwerken, kan ik niet.
Paulus maakt in dit vers geen onderscheid tussen zichzelf en zijn vlees. Hij geeft er duidelijk blijk van dat deze één en hetzelfde zijn. (Later zullen wij nog enkele andere uitspraken van Paulus bestuderen.)
Teneinde te weten of de mens een onsterfelijke ziel heeft, gaan wij terug naar de schepping van de eerste mens om te zien wat er toen precies gebeurde.

De schepping van de mens

God schiep de eerste mens. En Hij zegt ons uit welk materiaal Hij hem maakte, opdat er geen twijfel zou bestaan over wat wij werkelijk zijn. Hier volgt het verslag zoals het in de Bijbel staat:
Genesis 2:7  toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen.
Let erop dat het de mens was – niet slechts het lichaam – die werd gevormd.
Genesis 3:19  in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.
Het was de gehele mens – "gij" staat er – die uit stof werd samengesteld.
Adam werd gemaakt uit stof en is dus uit stof samengesteld!
Wat deed God, nadat Hij de mens en iedere cel in zijn lichaam had gevormd, om hem leven te schenken? In Genesis 2:7 hebben we gelezen dat God lucht blies – "levensadem" die zuurstof bevat – door de neusgaten in de longen van de mens en de mens begon te leven! Het vers zegt niet dat God een onsterfelijke ziel in de mens blies.
De adem van de levensgeest gaat ook door de neusgaten van de dieren. Genesis 7:21  En al wat leeft, dat zich op de aarde roert, het gevogelte, het vee en het wild gedierte en alle wemelend gedierte, dat op de aarde wemelt, benevens alle mensen, kwamen om. 22  Alles, in welks neus de adem van de levensgeest was, alles wat op het droge was, stierf.
Daarom wordt wanneer een mens of dier verdrinkt de levensadem afgesneden: 23  Zo verdelgde Hij alles wat bestond, wat op de aardbodem was, mensen zowel als vee en kruipend gedierte en het gevogelte des hemels, zodat zij verdelgd werden van de aarde; Noach alleen bleef over en wat met hem in de ark was.
De bron van leven in mens en dier is dus dezelfde.
Als de "levensadem" zelfs maar in de verte zou betekenen dat de mens een onsterfelijke ziel bezit, dan bezitten dieren, vogels en zelfs insecten – muggen, vlooien, enz. – die ook!

Wat voor "ziel"?

Wat werd Adam toen God de adem des levens in zijn neusgaten blies? Genesis 2:7, laatste gedeelte: alzo werd de mens tot een levend wezen. Of, zoals de Staten Vertaling zegt, een levende ziel.
De mens heeft geen ziel: hij is een "ziel"! Het oorspronkelijke Hebreeuwse woord voor 'ziel' is nefesj. De Algemene Bijbelse Encyclopedie van M.S. en J. Miller schrijft: "Ziel, in het algemeen de vertaling van het Hebreeuwse nefeš ("adem") en het Griekse psuchè... Het wordt soms door "wezen" vertaald (Gen. 2:7 [Nieuwe Vert.]), en kan ook op dieren betrekking hebben (Gen. 1:20)... wordt ook gebruikt in de betekenis van personen of mensen..." In Genesis 1:21, 24; 2:19; 9:10, 12, 15, 16 en Leviticus 11:46 wordt hetzelfde woord nefesj met "levende ziel" vertaald wanneer het op dieren betrekking heeft.
De mens is dus een ZIEL. Let erop dat in Leviticus 19:28; 21:1; 22:4; Numeri 5:2; 6:11 en 9:6, 7 en 10 het woord nefesj is vertaald in de zin van "een dood lichaam" of "een dode". De "ziel" is dus louter een lucht ademende entiteit die aan dood en ontbinding is onderworpen. De ziel is niet onsterfelijk!
De ziel is uit "het stof der aarde" samengesteld – zij is stoffelijk, niet geestelijk. Zij bestaat uit materie. Wanneer de mens ademt, is hij een "levende ziel". Wanneer de mens ophoudt te ademen, wordt hij een levenloze of dode ziel. Dat openbaart de Bijbel.
De "ziel" kan sterven: Ezechiël 18:4  Zie, alle zielen zijn van Mij, zowel de ziel van de vader als die van de zoon zijn van Mij; de ziel die zondigt, die zal sterven. Als de ziel onsterfelijk – eeuwig – was, zou zij niet kunnen sterven! Dit wordt in vers 20 herhaald: De ziel die zondigt, die zal sterven.
Van de mens wordt ondubbelzinnig gezegd dat hij sterfelijk is. 2 Kronieken 14:11  … Gij zijt onze God, laat toch tegen U geen sterveling iets vermogen.
Aangezien de mens een ziel is en de ziel sterfelijk is, is de mens sterfelijk, onderworpen aan de dood. Dat is de reden waarom de Bijbel menselijke wezens "sterfelijke mensen" noemt.
Dit werd de eerste mens, Adam, onderwezen.
Genesis 2:17  maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.
Niet alleen het lichaam zal sterven, maar de gehele bewuste mens: "gij" Adam.
Zowel mens als dier treffen hetzelfde lot. Dat komt omdat zij beide dezelfde tijdelijke levensbron bezitten – de lucht die wij inademen.
Prediker 3:19  Want het lot der mensenkinderen is gelijk het lot der dieren, ja, eenzelfde lot treft hen: gelijk dezen sterven, zo sterven genen, en allen hebben enerlei adem, waarbij de mens niets voor heeft boven de dieren; want alles is ijdelheid, ...
Alle mensen en dieren gaan op gelijke wijze naar dezelfde plaats als zij dood zijn. Vers 20   alles gaat naar een plaats, alles is geworden uit stof, en alles keert weder tot stof.
Wanneer een dier sterft, is het dood. Wanneer een mens sterft, is ook hij volledig dood. Alle mensen en dieren worden weer stof.
Vervolgens stelt Prediker een interessante vraag over het verschil tussen mens en dier in vers 21: Wie bemerkt, dat de adem der mensenkinderen opstijgt naar boven en dat de adem der dieren neerdaalt naar beneden in de aarde?
Het Hebreeuwse woord roeach is hier vertaald als "adem", evenals in Job 9:18   mij niet vergunt adem te scheppen, maar mij met bitterheid verzadigt; en Klaagliederen 4:20  Onze levensadem, de gezalfde des Heren, werd in hun valkuilen gevangen, hij, van wie wij dachten: in zijn schaduw zullen wij leven onder de volkeren.
Hetzelfde Hebreeuwse woord wordt ook tientallen malen als 'lucht' of 'wind' weergegeven. Wij zien dus dat roeach een ruime betekenis heeft en van toepassing kan zijn op een grote verscheidenheid van dingen met als gemeenschappelijk kenmerk onzichtbaarheid. Het kan zowel 'houding' als 'geest' betekenen en in combinatie met het woord 'heilig' betekent het de heilige Geest van God. Psalmen 51:11 (sommige vertalingen vers 13verwerp mij niet van uw aangezicht, en neem uw Heilige Geest niet van mij.
Aangezien dus zowel de mens als het dier hetzelfde lot – de dood – treft, stelt Salomo de vraag: "Wie weet of de roeach van een mens omhoog en of die van een dier omlaag gaat?"
Al ondergaan beide dezelfde dood, de Bijbel openbaart dat er tussen mens en dier desalniettemin een enorm verschil is, zoals wij zullen zien; maar dit verschil heeft niets uitstaande met enige 'onsterfelijke ziel'.

Wat is het leven van de mens?

De mens IS een levend, ademend, STERFELIJK schepsel – een nefesj of levende ziel in wiens neusgaten lucht is. Wat gebeurt er met de lucht die door de longen wordt ingeademd?
Wanneer u inademt, gaat de lucht door uw luchtpijp naar de longen en komt in kleine blaasjes, de alveoli. Daar wordt zuurstof uit de lucht opgenomen en komt in de bloedbaan. Wanneer het bloed van de longen door de bloedvaten naar het hart terugstroomt en vandaar door het gehele lichaam wordt gepompt, wordt de zuurstof door de rode bloedlichaampjes naar de individuele cellen van het gehele lichaam gevoerd. Elk van de 60 biljoen cellen van uw lichaam gebruikt zuurstof om uw voedsel te 'verbranden' teneinde de energie op te wekken die nodig is om uw organen en spieren kracht te geven en uw lichaamswarmte op peil te houden. Het is duidelijk dat het leven van de mens afhankelijk is van het bloed en dat het bloed de adem des levens nodig heeft om het lichaam actief en in leven te houden.
Wordt volgens de Bijbel het leven van mens en dier aangetroffen in de bloedsomloop – of in een onsterfelijke ziel?
Leviticus 17:11   Want de ziel van het vlees is in het bloed en Ik heb het u op het altaar gegeven om verzoening over uw zielen te doen, want het bloed bewerkt verzoening door middel van de ziel. Vers 14  Want, wat de ziel van alle vlees betreft, het bloed ervan is zijn ziel; daarom heb Ik tot de Israëlieten gezegd: Gij zult van generlei vlees bloed eten, want de ziel van alle vlees is het bloed: ieder die het eet, zal uitgeroeid worden. Dit wordt bevestigd door Deuteronomium 12:23  Houd er echter aan vast, dat gij geen bloed eet, want het bloed is de ziel en gij zult niet de ziel met het vlees eten.
Nefesj kan betrekking hebben op zowel de vleselijke mens als op het leven van de mens dat van diens bloed afhankelijk is.
Christus gaf Zijn "ziel" als een schuldoffer voor de zonde: Jesaja 53:10  Maar het behaagde de Here hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek. Wanneer hij zichzelf [Statenvertaling: Zijn ziel (nefesj)] ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des Heren zal door zijn hand voortgang hebben.
Hoe volbracht Hij dit? Vers 12  Daarom zal Ik hem een deel geven onder velen en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn leven [Statenvertaling: Zijn ziel (nefesj)] heeft uitgegoten in de dood, en onder de overtreders werd geteld, terwijl hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft.
Christus gaf Zijn lichaam vrijwillig over om te worden gekruisigd en Hij liet toe dat Zijn levensbloed (Zijn "ziel") werd uitgestort!
Het is duidelijk dat wanneer een mens ophoudt de adem des levens in te ademen, zijn hart ophoudt te kloppen en zijn levensbloed ophoudt te circuleren, hij sterft. Maar wat gebeurt er daarna?

Is er leven na de dood?

Heeft iemand wanneer hij sterft – levenloos wordt – nog steeds een bewust bestaan als gevolg van een onsterfelijke ziel in hem? Prediker 9:5  De levenden weten tenminste, dat zij sterven moeten, maar de doden weten niets; zij hebben geen loon meer te wachten, zelfs hun nagedachtenis is vergeten. Psalmen 146:4  gaat zijn adem uit, dan keert hij weder tot zijn aarde, te dien dage vergaan zijn plannen.
Aangezien de Bijbel duidelijk verklaart dat de doden zich van niets bewust zijn, kunnen wij de logische gevolgtrekking maken dat de mens niet is geboren met een onsterfelijke ziel die zich bewust is van de dingen die na de dood rondom haar gebeuren!
Zijn de doden in staat God te prijzen? Psalmen 115:17  Niet de doden zullen de Here loven, niemand van wie in de stilte zijn neergedaald.
Maar als christenen een onsterfelijke ziel hadden, zouden zij na hun dood God dan niet prijzen uit dankbaarheid bij Hem in het paradijs te zijn? Dit is dus opnieuw een concreet bewijs dat menselijke wezens geen onsterfelijke ziel hebben.
Er is in de dood geen herinnering aan God. Psalmen 6:5 (Sommige vertalingen vers 6) Want in de dood is Uwer geen gedachtenis; wie zou U loven in het dodenrijk?
Dood is het tegenovergestelde van leven. Dood is het OPHOUDEN van iedere activiteit – het einde van leven! Daarom kunnen dode mensen zich niets herinneren.
De ziel is iets wat kan worden vernietigd. Mattheus 10:28  En weest niet bevreesd voor hen, die wel het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel.
Liet Jezus hier niet ondubbelzinnig zien dat de ziel van de mens niet onsterfelijk is? Laten wij precies begrijpen waarover Jezus sprak.
Er zijn mensen die deze tekst gebruiken ter ondersteuning van het gangbare geloof in de onsterfelijkheid van de ziel. Dit vers zegt echter duidelijk dat de ziel iets is wat in de hel kan worden vernietigd! Wat de 'ziel' ook moge zijn, onsterfelijk is zij NIET!
Het nieuwtestamentische Griekse woord dat hier als "ziel" is vertaald is psyche. Het Griekse psyche betekent eenvoudig 'leven', 'bestaan', evenals het oudtestamentische Hebreeuwse woord nefesj.
In Mattheus 10:28 verwijst het woord 'ziel' naar leven dat door de mens niet blijvend kan worden vernietigd – maar wel door God. Wat voor soort leven zou dit kunnen zijn? Klaarblijkelijk leven dat God door een opstanding heeft HERSTELD!
De mens kan geen blijvende vernietiging toebrengen aan leven dat door God weer is opgewekt en vernieuwd door een opstanding. Al kunnen mensen iemands fysieke lichaam doden, aldus Jezus, ware christenen weten dat het eeuwige leven, dat God hun na de opstanding heeft beloofd, niet door mensen kan worden afgenomen. GOD echter kan elke mogelijkheid van eeuwig leven permanent vernietigen. Hoe? Door iemand die fysiek is opgewekt in de "poel des vuurs" te werpen, waarin hij volkomen zal worden verteerd – om nooit meer te worden opgewekt. Dit is de uiteindelijke straf voor de zonde (Rom. 6:23): de EEUWIGE DOOD!
Lukas maakt Jezus' verklaring nog duidelijker: Lukas 12:5   Ik zal u tonen, wie gij vrezen moet. Vreest Hem, die, NADAT Hij gedood heeft, macht heeft om in de hel te werpen. Voorwaar, Ik zeg u, vreest Hem!
God heeft niet alleen de macht ons ons huidige fysieke leven af te nemen, maar Hij heeft tevens de macht ons weer op te wekken en – indien wij hebben bewezen ongehoorzaam en onverbeterlijk te zijn – ons in de poel des vuurs te werpen van waaruit GEEN nieuwe opstanding meer zal zijn!
Openbaring 20:12  En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het [boek] des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. 13  En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken. 14  En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. 15  En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs.
Openbaring 21:8  Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars, en alle leugenaars; hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood.

Is de mens een dier?

Betekent het feit dat de mens geen onsterfelijke ziel heeft, dat hij slechts een dier is: vandaag in leven en morgen dood? Zeer beslist niet!
Wat is het dat de mens van de dieren onderscheidt? Laten wij de wonderlijke waarheid hierover goed begrijpen!
Werden de dieren naar Gods beeld geschapen – of werden ze elk naar hun eigen aard geschapen? Genesis 1:21  Toen schiep God de grote zeedieren en alle krioelende levende wezens, waarvan de wateren wemelen, naar hun aard, en allerlei gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. 24  En God zeide: Dat de aarde voortbrenge levende wezens naar hun aard, vee en kruipend gedierte en wild gedierte naar hun aard; en het was alzo. 25  En God maakte het wild gedierte naar zijn aard en het vee naar zijn aard en alles wat op de aardbodem kruipt naar zijn aard. En God zag, dat het goed was.
Maar de mens werd naar het "beeld" en de "gelijkenis" van God geschapen! Vers 26  En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. 27  En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.
De mens moest heersen over alle andere schepselen.
De Hebreeuwse woorden van Genesis 1:26-27 openbaren Gods grote plan en uiteindelijke doel met de mensheid! Toen God Adam uit het stof vormde, werd hij naar het "beeld" – de uitwendige vorm en gedaante – van God zelf gemaakt. God vormde geen enkel ander schepsel dan een exact kleimodel van Zichzelf. Deze unieke vorm en gedaante werd alleen aan de mens gegeven!
Let nog eens op wat God zei: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld... Het Hebreeuws impliceert hier veel meer dan slechts de uitwendige vorm en gedaante van God, Zijn gelijkenis. "Beeld" heeft betrekking op verstand en karakter! Het lag in Gods bedoeling dat de mens – aan wie Hij een verstand schonk dat rationeel kan denken – hetzelfde verstand en karakter als God heeft zou ontwikkelen!
Elk dier werd geschapen met een brein dat geschikt is voor de eigen soort. Dieren bezitten echter niet het potentieel van VERSTAND en KARAKTER dat God aan de mens gaf. Geen enkel dier kreeg ooit de gave van denkvermogen toebedeeld!
Deze heel speciale EIGENSCHAP VAN DENKVERMOGEN EN KARAKTER is wat de mens van de dieren onderscheidt!
Dieren hebben geen rede, geen zelfbewust verstand. Dieren volgen instinctieve gedragspatronen in hun manier van voeden, nestbouw, migratie en voortplanting. God heeft hun brein met bepaalde instinctmatige neigingen 'geprogrammeerd'. Vandaar dat bevers dammen bouwen en vogels nesten, enzovoort. Deze instincten zijn erfelijkze zijn niet het gevolg van logische denkprocessen.
Duizenden vogels zwermen bijvoorbeeld op een bepaalde tijd van het jaar naar het zuiden. Ze geven zich er geen rekenschap van waarom ze gaan; ze vragen zich niet af of ze wel zullen gaan; ze stellen vooraf geen reisschema op. Op een bepaald teken – als bij het aflopen van een wekker – verlaten ze hun zomerbroedplaatsen in het noorden en vliegen duizenden kilometers zuidwaarts. Ornithologen begrijpen niet precies hoe het in zijn werk gaat – zij kunnen alleen de werkzaamheid van dit instinct waarnemen.
Elke vogelsoort bouwt een ander nest, eet ander voedsel en vele trekken op verschillende tijdstippen naar verschillende bestemmingen. Maar geen van deze verrichtingen wordt door de vogels zelf uitgedacht. Ze handelen slechts volgens de vermogens en neigingen die de Almachtige God bij de schepping in het instinct van deze vogels heeft ingebouwd.
De mens echter is volkomen anders. De mens heeft het waarnemings- en begripsvermogen om iets op verschillende manieren te doen. Op grond van kennis kan de mens rationeel denken, gevolgtrekkingen maken, beslissingen nemen en volgens een van tevoren bedacht plan handelen.
Elke mens kan een ander huis bouwen, ander voedsel eten – een totaal ander leven leiden – dan iedere andere mens om hem heen. Als iemand zijn levenswijze wil wijzigen, dan kan hij dat! De mens is niet gebonden aan instinct. Hij wordt niet beheerst door een bepaald voorbeschikt gedragspatroon zoals het dier.
De mens kan kiezen – hij heeft een vrije wil. Hij kan zijn eigen gedragslijn bedenken en zelfdiscipline beoefenen. De mens kan ideeën voortbrengen en natuurwetenschappelijke kennis naar waarde schatten; want hij heeft een VERSTAND dat naar het verstand van God zelf is gevormd! De mens kan plannen maken en zijn plannen ten uitvoer brengen, omdat hij iets van dezelfde scheppende kracht die God bezit heeft gekregen!
Alleen de mens kan zichzelf de vragen stellen:
"Waarom ben ik geboren? Wat is het leven precies? Wat is de dood? Heeft het menselijk bestaan een doel?" In tegenstelling tot de dieren 'weet' de mens niet alleen hoe hij bepaalde dingen moet doen, maar hij WEET ook dat hij weet – hij is zich bewust van het feit dat hij 'kennis' bezit. Hij is zelf-bewust, hij is zich bewust van zijn eigen bestaan als uniek wezen.
De eigenschappen van verstand en karakter maken de mens tot Gods UNIEKE fysieke schepping. God heeft de mens enige van Zijn eigen kwaliteiten toebedeeld en Hij verwacht van hem dat hij zich naar het "beeld" van GODS volmaakte verstand en heilige karakter ontwikkelt!

Wat maakt het verstand van de mens uniek?

Vele dieren bezitten een even grote of zelfs grotere hersenmassa dan de mens en met een soortgelijke complexiteit van de hersenschors – maar geen enkel dier bezit de eigenschappen van verstand, logisch inzicht, zelfbewustzijn en creativiteit.
Waardoor heeft het brein van de mens deze unieke vermogens?
En wat zal God na de dood en het volledig vergaan van het fysieke lichaam en brein gebruiken om ieder individu bij de opstanding opnieuw voort te brengen?
Aangezien de mens geen onsterfelijke ziel heeft die hem in staat stelt na de dood gescheiden van zijn lichaam voort te leven (de mens is immers een STERFELIJKE ziel), spreekt de Bijbel over een "geest IN de mens"?
Job 32:8  Voorwaar, het is de geest in de stervelingen en de adem des Almachtigen, die hun inzicht geeft.
Zacharia 12:1  Godsspraak, het woord des Heren, over Israël. Aldus luidt het woord van de Here, die de hemel uitspant en de aarde grondvest, en de geest des mensen in diens binnenste formeert.

1 Corinthe 2:9   Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben. 10  Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods. 11  Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods. 12  Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is. 13  Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het geestelijke vergelijken. 14  Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.
Er wordt een duidelijk verschil gemaakt tussen deze geest "in" de mens en de heilige Geest van God.
Samen met het fysieke brein van de mens vormt de geest in de mens het menselijk VERSTAND. Hij verleent aan de menselijke hersenen de unieke eigenschappen van intellect en persoonlijkheid – het vermogen rationeel te denken en besluiten te nemen gebaseerd op de vrije wil. Deze geest stelt de mens in staat wiskunde, talen of filosofische kennis op te nemen.
Dat is evenwel alles. De geest in de mens heeft geen zelfbewustzijn. Het is geen 'onsterfelijke ziel'.
Wegens dit geestelijke bestanddeel gebruikt de Bijbel vaak het woord 'geest' om het verstand, het intellect of de gezindheid van de mens aan te duiden. Teneinde de geest in de mens te onderscheiden van de puur fysieke adem, gebruikt het boek Job in dezelfde context twee verschillende Hebreeuwse woorden: roeach voor geest, nesjamah voor adem. Job 33:4   De Geest [roeach] Gods heeft mij gemaakt, en de adem [nesjamah] des Almachtigen doet mij leven. Job 34:14  Indien Hij zijn aandacht op hem richtte, zijn geest [roeach] en zijn adem [nesjamah] tot Zich terugnam.
Deze volkomen onbewuste 'geest in de mens' keert bij diens dood terug naar God die hem heeft gegeven. Prediker 12:7  en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft.
Deze geest in ieder individu doet daarom meer dan alleen het verlenen van denkvermogen aan de fysieke hersenen. Hij wordt een geestelijke 'bandopname' of 'mal' van de gehele persoon – met inbegrip van diens geheugen, kennis, karakter en uiterlijke kenmerken. En wanneer iemand sterft, keert deze geestelijke 'bandopname' naar God terug en wordt 'opgeborgen' tot de tijd dat God hem opnieuw zal laten 'afspelen' ten behoeve van de opstanding tot leven en bewustzijn van precies dezelfde persoonlijkheid. Maar in de 'opgeborgen' toestand bezit hij geen eigen bewustzijn.
Zoals we in 1 Corinthe 2:11 hebben gelezen, kan het menselijk verstand – met alleen deze menselijke geest – de geestelijke dingen van God niet begrijpen. Wat moet eraan worden toegevoegd voordat een mens geestelijk geopenbaarde kennis kan begrijpen? Dat staat in hetzelfde vers: Gods Geest.
Geestelijke dingen kunnen niet met het oog gezien, met het oor gehoord of met de handen gevoeld worden. Het menselijk verstand, dat alleen door middel van deze fysieke zintuigen kennis kan opnemen, kan zonder de heilige Geest van God geestelijke begrippen en principes nooit werkelijk begrijpen. De grootste denkers kunnen met hun natuurlijke verstand GEESTELIJKE waarheden niet waarlijk te weten komen en begrijpen.
Evenals het brein van een dier, dat van een koe bijvoorbeeld, geen menselijke zaken kan bevatten of begrijpen, zo kan het menselijk verstand geen begrip van geestelijke zaken op het goddelijke niveau hebben, tenzij en totdat het de heilige Geest van God heeft ontvangen!

Oorsprong van de 'grote leugen'

De waarheid over de 'geest in de mens' is zo belangrijk dat Satan deze lang geleden al probeerde te verdraaien. Hij verduisterde het verstand van de mensen en verleidde hen reeds in de dagen van Adam en Eva tot geloof in zijn 'grote leugen'.
In de hof van Eden werd Eva door Satan misleid. Let op wat hier gebeurde:
Wat zei Satan tegen Eva? Genesis 3:4  De slang echter zeide tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven.
Dit is de oorsprong van de leer van de 'onsterfelijkheid van de ziel' die sindsdien altijd is geloofd! Satan zei tegen Eva dat zij een 'onsterfelijke ziel' bezat die eeuwig zou leven. Eva nam deze leugen voetstoots aan!
Dit is één van de vele leugens waarmee Satan de GEHELE wereld verleidt. Openbaring 12:9  En de grote draak werd [op de aarde] geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt.
De duivel heeft de gehele wereld op nagenoeg ieder punt van Gods waarheid misleid! Vrijwel de gehele wereld gelooft nu in een of andere variatie van deze oude 'grote leugen'. Miljoenen mensen zijn bedrogen en geloven in reïncarnatie of zielsverhuizing als gevolg van de valse doctrine van een eeuwiglevende ziel.
Satan heeft de wereld met een VALSE doctrine misleid – een leerstelling die de waarheid over de 'geest in de mens' verdraait. Met zijn sluw uitgedachte vervalsing heeft Satan de waarheid over de 'geest in de mens' en de noodzaak van een opstanding uit de dood buiten het denken van MILJOENEN mensen gehouden!

Alleen God is onsterfelijk!

Wij hebben duidelijk gezien dat de Bijbel niet de onsterfelijkheid van de ziel leert. Maar wat leert de Bijbel wel over onsterfelijkheid? God bezit als enige inherente onsterfelijkheid.
1 Timotheus 6:15  welke te zijner tijd de zalige en enige Heerser zal doen aanschouwen, de Koning der koningen en de Here der Heren, 16  die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, die geen der mensen gezien heeft of zien kan. Hem zij eer en eeuwige kracht! Amen.
De Bijbel leert niet dat de mens al onsterfelijk is. Hij moet onvergankelijkheid, onsterfelijkheid aandoen.
1 Corinthe 15:52   in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. 53  Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.
Dit zal gebeuren bij het klinken van de laatste bazuin. Vers 52. Dit gebeurt ten tijde van de opstanding wanneer Christus terugkeert (1 Thessalonica 4:16).
Wie heeft de mensheid de kennis gebracht van de wijze waarop men eeuwig leven en onsterfelijkheid (onverderfelijkheid) kan ontvangen? 2 Timotheus 1:10  doch die nu geopenbaard is door de verschijning van onze Heiland, Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onvergankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie.
Dit vers laat duidelijk zien dat onverderfelijkheid of onsterfelijkheid iets is wat de mens nog niet bezit. Het Evangelie is dus ook het goede nieuws van de wijze waarop wij onsterfelijkheid kunnen ontvangen.
Onsterfelijkheid is iets waarnaar moet worden gezocht. Romeinen 2:7  hun, die, in het goeddoen volhardende, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, het eeuwige leven. Eeuwig leven is een gift die wordt geschonken aan hen die naar onsterfelijkheid zoeken. Dat wordt ook in Romeinen 6:23 beschreven.
Ook David, de koning van Israël, was na zijn dood niet in leven als een onsterfelijke ziel. Handelingen 2:29  Mannen broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de aartsvader David, dat hij en gestorven en begraven is, en zijn graf is bij ons tot op deze dag. 34  Want David is niet opgevaren naar de hemelen… Hij zal uit de doden worden opgewekt. Jeremia 30:9  maar zij zullen de Here, hun God, dienen en David, hun koning, die Ik hun verwekken zal.

Waarom een opstanding?

Als de mens een onsterfelijke ziel in een stoffelijk lichaam was – en als de dood van het lichaam de ziel zou losmaken – dan zou een opstanding tot onsterfelijk leven overbodig zijn. Na de dood zou de mens gewoon doorleven. Maar het feit dat de Bijbel de opstanding der doden leert, is eens te meer een bewijs dat de mens geen onsterfelijke ziel bezit!
Als Christus niet uit de doden was opgestaan, zou het geloof in een toekomstig leven door een opstanding geheel tevergeefs zijn. 1 Corinthe 15:14  En indien Christus niet is opgewekt, dan is immers onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof. 15  Dan blijken wij ook valse getuigen van God te zijn, want dan hebben wij tegen God in getuigd, dat Hij de Christus opgewekt heeft, die Hij toch niet heeft opgewekt, indien er geen doden opgewekt worden. 16  Immers, indien er geen doden opgewekt worden, dan is Christus ook niet opgewekt; 17  en indien Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zonder vrucht, dan zijt gij nog in uw zonden.
Indien er geen opstanding zal plaatsvinden, zijn de doden in hun graf dan voor eeuwig verloren? Vers 18  Dan zijn ook zij, die in Christus ontslapen zijn, verloren.
Christus heeft evenwel de waarschuwing gegeven dat hij die zich niet wil bekeren, zal vergaan. Lukas 13:3  Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen.
Voor 'omkomen' staat in de oorspronkelijke Griekse tekst 'vernietigen' of 'gedood worden', hetgeen betekent OPHOUDEN te bestaan. Als de mens een onsterfelijke ziel was, zou hij dan wel kunnen 'omkomen'?
De dood wordt voorgesteld als een slaap. Evenals de slaap is de dood een toestand waarin men zonder bewustzijn is en waaruit men kan worden 'opgewekt'! Daniël 12:1  Te dien tijde zal Michael opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden. 2  Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen.
Nog een schriftgedeelte waaruit blijkt dat de dood als een slaap wordt voorgesteld: Mattheus 27:52  en de graven gingen open en vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt.
2 Samuel 7:12  Wanneer uw dagen vervuld zijn
zei God tegen David en gij bij uw vaderen te ruste zijt gegaan [Statenvertaling: zult ontslapen zijn] …
Tientallen keren wordt in de Bijbel de dood als een slaap beschreven, wanneer het gaat over de koningen van Israël en Juda! En David ontsliep met zijn vaderen…(1 Koningen 2:10 Statenvertaling). Let erop dat er niet staat: "Het lichaam ontsliep, terwijl de ziel bij bewustzijn bleef." Er staat ondubbelzinnig: "David ontsliep". De bewuste persoon David "ontsliep" in de dood!

De mens zal geest worden

Job stelde eens de vraag: Job 14:14   Als een mens sterft, zou hij herleven? Wat was Jobs antwoord op zijn eigen vraag? Dan zou ik hoop hebben al de dagen van mijn zware dienst, totdat mijn aflossing zou komen.
Over welke verandering Job sprak en wanneer die zal plaatsvinden, hebben we gelezen in 1 Corinthe 15.
Hoe zullen Job, David en allen die opstaan eruitzien? Zullen zij als God zijn?
1 Johannes 3:2   Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.
God is geest. Johannes 4:24  God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid.
Zullen zij daarom ook uit geest bestaan?
1 Corinthe 15:42  Zo is het ook met de opstanding der doden. Er wordt gezaaid in vergankelijkheid, en opgewekt in onvergankelijkheid; 43  er wordt gezaaid in oneer, en opgewekt in heerlijkheid; er wordt gezaaid in zwakheid, en opgewekt in kracht. 44  Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam. 45  Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest. 46  Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke. 47   De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel. 48  Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken, en zoals de hemelse is, zijn ook de hemelsen. 49  En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen.
Waarom mochten Adam en Eva niet van de vrucht van de "boom des [eeuwigen] levens" eten nadat zij gezondigd hadden? Genesis 3:22  En de Here God zeide: Zie, de mens is geworden als Onzer een door de kennis van goed en kwaad; nu dan, laat hij zijn hand niet uitstrekken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven. Let speciaal op het laatste gedeelte van het vorige vers. 23  Toen zond de Here God hem weg uit de hof van Eden om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was.
Dit toont duidelijk aan dat zij geen inherente onsterfelijkheid bezaten! De "boom des levens" symboliseerde de heilige Geest – de weg naar eeuwig leven. Adam werd incompleet geschapen. Hij werd geschapen met een behoefte aan de heilige Geest van God om voor eeuwig te kunnen leven. Adam moest echter kiezen of hij de genadegift van de heilige Geest al dan niet wilde aannemen. Hij verkoos door ongehoorzaamheid aan God, de heilige Geest niet te ontvangen en bijgevolg werd hem de toegang tot de boom des levens ontzegd! Dit is opnieuw een bewijs dat niemand eeuwig leven inherent in zichzelf heeft.

Wanneer verwachtte Paulus met Christus te zijn?

Sommige mensen die geloven dat een christen een onsterfelijke ziel heeft, voeren Filippensen 1:23-24 als bewijs aan. Doen deze verzen alle duidelijke teksten die wij bestudeerd hebben teniet? Laten wij begrijpen wat Paulus bedoelde.
Bij Paulus leefde het verlangen om met Christus te zijn. Filippensen 1:23  Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; 24  maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil.
Alle christenen zouden hetzelfde verlangen moeten hebben. Maar vermeldt dit vers wanneer Paulus met Christus zou zijn? Beslist niet! Sommige mensen willen echter bepaalde gedachten in dit vers leggen! Laten wij eens zien wanneer Paulus met Christus verwachtte te zijn.
Paulus verwachtte "de krans der rechtvaardigheid" van Christus te ontvangen wanneer hij Hem zou ontmoeten.
2 Timotheus 4:6   Want wat mij aangaat, reeds word ik als plengoffer geofferd en het tijdstip van mijn verscheiden staat voor de deur. 7  Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden; 8  voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.
Dit zal plaatsvinden te dien dage zoals in vers 8 staat – op het tijdstip waarop Jezus terugkeert en alle heiligen opgewekt worden. Christus zal, wanneer Hij terugkomt, Zijn loon meebrengen. Jesaja 40:10  Zie, hier is uw God! Zie, de Here Here zal komen met kracht en zijn arm zal heerschappij oefenen; zie, zijn loon is bij Hem… Openbaring 22:12  Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden, naardat zijn werk is.
Wanneer zullen alle (zowel dode als levende) christenen Christus ontmoeten? 1 Thessalonica 4:16  want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; 17  daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen.
Zij die dood in hun graf liggen, zijn zich van niets bewust; zij weten niet hoeveel tijd er verstrijkt. Het eerstvolgende moment dat zij weer bewustzijn hebben, zal het tijdstip van de opstanding zijn!
Wanneer?
Ten tijde van het oordeel bij Christus' terugkeer! (2 Kor. 5:10.) Op dat tijdstip verwachtte Paulus het loon naar zijn werken te ontvangen en met Christus te zijn. God zal ons bij de wederkomst van Christus oordelen (2 Timotheus 4:1) bij de opstanding der doden – de ontzagwekkende gebeurtenis waar iedere ware christen met groot verlangen naar uitziet!
Er zijn ook mensen die, doordat zij 1 Thessalonica 5:23 verkeerd begrijpen, beweren dat de mens "lichaam, geest en ziel" is. Maar welke van de twee – de ziel of de geest – onsterfelijk is, schijnen ook zij nooit zeker te weten! Laten wij deze uitdrukking begrijpen.

"Lichaam, geest en ziel"

Wat openbaart de Bijbel inzake 'lichaam, geest en ziel'? 1 Thessalonica 5:23  En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te blijven.
Levert dit vers het bewijs voor de 'onsterfelijkheid van de ziel'? Natuurlijk niet! Het is niet in strijd met alle duidelijke verzen die wij al bestudeerd hebben.
Paulus verwees hier met het woord 'geest' naar het VERSTAND in de mens, naar het FYSIEKE LEVEN met het woord 'ziel' en naar het VLEES met het woord 'lichaam'.
Wat kan ertegen zijn als men zijn gehele verstand, zijn leven en zijn lichaam onberispelijk bewaart – behoedt voor de straf op de zonde – in afwachting van de komst van Christus? Zie ook 2 Corinthe 7:1:  Daar wij nu deze beloften bezitten, geliefden, laten wij ons reinigen van alle bezoedeling des vlezes en des geestes, en zo onze heiligheid volmaken in de vreze Gods. Het is iets waar wij allen vurig naar dienen te verlangen!
De Bijbel is buitengewoon duidelijk! De mens is STERFELIJK, vergankelijk vlees – organische materie met een tijdelijk leven. Hij bezit geen inherent eeuwig leven – geen 'onsterfelijke ziel'! Hij is een fysiek, vleselijk schepsel, bestemd om te sterven en tot stof weer te keren en stof te blijven – ware het niet dat de Almachtige tussenbeide komt, dat er een opstanding uit de dood is!

 

<><><>

 

Terug naar de Home Page

site stats