|
Voor literatuurlijst klik hier.
Waar gingen
de
oorspronkelijke
apostelen en
discipelen
heen?
Waar
was Petrus toen Paulus in Rome het evangelie predikte? Waarom zegt het boek Handelingen zo
weinig over de oorspronkelijke twaalf apostelen na hun vertrek uit Judea?
Waarom is de waarheid over de reizen
van de oorspronkelijke twaalf apostelen zo onbekend? Over Paulus' reizen op Cyprus en door
Klein-Azië, Griekenland en Italië kunt u gewoon lezen. Maar de bewegingen van de
oorspronkelijke twaalf apostelen zijn een mysterie. Waarom?
Is het u nooit vreemd voorgekomen dat de meeste boeken van het Nieuwe Testament die na het
boek Handelingen komen door Paulus zijn geschreven, en niet door Petrus? Heeft u zich
weleens afgevraagd waarom Petrus, nadat hij in het huis van Cornelius de aanzet had
gegeven tot de verkondiging van het evangelie aan de heidenen (Hand. 10 en 11), met nog
een aantal anderen van de twaalf plotseling uit het gezicht verdween? Of waarom alleen
Petrus en Johannes nog even kort verschijnen, in Jeruzalem op de door God geïnspireerde
vergadering die in Handelingen 15 wordt beschreven?
Na Handelingen 15 wordt alleen nog de prediking door Paulus aan de heidenen beschreven.
Hoe komt dat? Wat is er gebeurd met de twaalf apostelen?
Er is een reden waarom de reizen van de apostelen voor de meeste mensen in
geheimzinnigheid zijn gehuld tot nu toe.
U heeft waarschijnlijk gehoord dat Jezus de twaalf discipelen uitkoos, hen tot apostel
aanstelde en hen uitzond om, allereerst, onder de Joden te prediken. U heeft
waarschijnlijk aangenomen dat zij, toen de Joden als volk de boodschap verwierpen, zich op
de heidenen richtten.
Niets is minder waar.
Het was de apostel Paulus, jaren later als speciale apostel geroepen, die opdracht had om
de heidenen het evangelie te brengen.
Aan Ananias, die Paulus moest gaan dopen, gaf Christus de verzekering: Ga, want deze
[Saulus later Paulus genaamd] is Mij een uitverkoren werktuig om mijn naam te
brengen voor heidenen en koningen en de kinderen Israëls (Hand. 9:15).
Paulus, niet één van de twaalf, zei:
Voortaan zal ik mij tot de heidenen wenden (Hand. 18:6).
Als de oorspronkelijke twaalf die taak al hadden, zou Jezus Paulus niet als apostel hebben
geroepen met als bijzondere opdracht het evangelie onder de heidenen te verkondigen.
Waarheen en naar wie werden de twaalf apostelen dan wel gezonden?
Jezus' opdracht geeft de
aanwijzing
Let op het verrassende antwoord dat
Jezus zelf geeft in Mattheüs 10:5-6: Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en Hij
gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van
Samaritanen binnen; begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis
Israëls.
Jezus meende wat Hij zei: Hij gebood hun. Het werd de twaalf aanvankelijk
verboden het evangelie onder de heidenen te verspreiden. Zoals onder het Oude Verbond God
eerst Israël onder zijn bestuur plaatste en daardoor als eerste natie de unieke
zegeningen konden ontvangen, werden nu eerst de Joden en het huis Israëls de boodschap
van het nieuwe evangelie (van het Koninkrijk) verkondigd. Paulus kreeg de opdracht zich
naar de heidenen te begeven. De twaalf moesten juist naar de verloren schapen van
het huis Israëls: de Tien Verloren Stammen. Hoewel later op hun reizen naar de
gebieden van deze verloren stammen ook de twaalf de heidenen niet meer buitensloten.
Weliswaar stuurde Jezus Petrus naar het huis van Cornelius (Hand. 10 en 11) teneinde het
evangelie voor de heidenen open te stellen, maar het was Petrus' levenstaak om het
evangelie aan de verloren schapen van het huis Israëls te brengen. Petrus
heeft, als hoofdapostel, de deur voor de heidenen geopend. Paulus is de deur doorgegaan en
heeft het evangelie aan de volkeren gebracht. Weliswaar heeft Petrus ook, in zijn
hoedanigheid van hoofdapostel, één reis naar de Samaritanen gemaakt. Maar dat was niet
om hun het evangelie te brengen. Dat had Filippus reeds gedaan! Petrus en Johannes baden
alleen dat de Samaritanen de heilige geest mochten ontvangen (Hand. 8:5, 14-17).
Nu weten wij naar wie de twaalf apostelen werden gezonden. Zij werden niet naar de
heidenen gezonden, maar naar de verloren schapen van het huis Israëls. Paulus
daarentegen is naar de heidenen gegaan.
Nu moeten we nog ontdekken naar welke plaatsen Petrus en andere apostelen gingen
toen zij het land Judea verlieten.
Dit is een van de best bewaarde geheimen van de geschiedenis geweest. Als de wereld had
geweten naar welke landen de 12 apostelen trokken, dan was het Huis Israël nooit uit
het zicht geraakt. Maar met een bepaald doel, dat weinigen kennen, heeft God gewild dat de
identiteit van het verloren Huis Israël pas in deze bewogen tijd vóór Christus'
terugkomst zou worden onthuld.
Het huis Israëls
geïdentificeerd
Uit de zonen van Jakob
bijgenaamd Israël ontstonden twaalf stammen. Onder David werden zij verenigd tot
één natie: Israël. Na de dood van Salomo, Davids zoon, werden de twaalf stammen in twee
naties verdeeld. De stam Juda scheidde zich van de natie Israël af teneinde de koning te
behouden die door Israël was afgewezen. Benjamin en vrijwel alle Levieten voegden zich
bij Juda. De aldus gevormde nieuwe natie, met de hoofdstad Jeruzalem, droeg de naam
het Huis (van) Juda. De leden heetten Judeeërs of Joden.
De tien noordelijke stammen, die Salomo's zoon verwierpen, kregen de naam Huis Israël.
Naderhand werd de hoofdstad ervan Samaria. Complete boeken van het Oude Testament zijn aan
de machtsstrijd tussen Israël en Juda gewijd. De eerste maal dat het woord
Joden (zie Statenvert.) in de Bijbel voorkomt zien we dat zij door de
koning van Israël en diens bondgenoot Syrië uit de havenstad Elat aan de Rode Zee worden
verdreven (2 Kon. 16:6-7).
De tien noordelijke stammen, het Huis Israël, werden verslagen en in 721 tot 718 v.C. in
ballingschap geleid door het machtige Assyrische rijk. De stamleden werden als ballingen
weggevoerd tot voorbij de rivier de Eufraat en werden in Assyrië en in de steden van de
Meden ten zuidwesten van de Kaspische Zee gevestigd.
2 Koningen 17:18 Daarom was de Here zeer vertoornd geworden op Israël en had hen
van voor zijn aangezicht verwijderd: niets bleef er over dan alleen de stam van Juda. Vers
23 totdat de Here Israël van voor zijn aangezicht verwijderde, zoals Hij gesproken
had door al zijn knechten, de profeten. En Israël werd uit zijn land in ballingschap
weggevoerd naar Assur, tot op de huidige dag. 24 De koning van Assur bracht mensen
uit Babel, Kuta, Awwa, Hamat en Sefarwaim en deed hen wonen in de steden van Samaria in
plaats van de Israëlieten. Zij namen Samaria in bezit en vestigden zich in de steden
daarvan.
Het Huis Israël is nooit meer in zijn oude gebied teruggekeerd. Het raakte in de
geschiedenis bekend als de Tien Verloren Stammen. Naar hen zond Jezus de
twaalf apostelen!
Het Huis Juda het Joodse volk bleef in Palestina tot de Babylonische
invasies van meer dan honderd jaar later, onder koning Nebukadnessar. Juda werd naar
Mesopotamië gedeporteerd. Zeventig jaar nadat Babylon een wereldmacht was geworden
keerden de Joden in 539/538 v.C. naar hun oorspronkelijke land Israël terug.
Historisch staan zij verder algemeen bekend als Israël, omdat zij de enige
nakomelingen van Jakob (Israël) waren die nog in Israël woonden. De tien stammen, het
Huis Israël, raken in het land van hun ballingschap uit het oog verloren.
Jezus kwam tot het zijne het Huis Juda, de Joden en de
zijnen hebben Hem niet aangenomen (Joh. 1:11). Jezus stamde, rechtstreeks van David
van het Huis Juda af. Toen zijn eigen volk de Joden Hem afwees, wendde Hij
zich niet tot de heidenen. Dat deed Paulus. Jezus zei juist tegen de heidense vrouw:
Ik ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls (Matth.
15:24).
Om op later tijdstip deze goddelijke zending te volbrengen Jezus werd immers al
spoedig op Golgotha voor de zonden van de wereld ter dood gebracht gaf Hij de taak
aan zijn oorspronkelijke 12 apostelen. Hij gebood hun: Ga naar de verloren schapen
van het Huis Israël.
En zij gingen, maar in de geschiedenis zijn daar nauwelijks sporen van te vinden. Hun
reizen zijn slechts bij weinigen bekend en voor de wereld in raadselen gehuld geweest. De
wereld heeft zelfs geen besef van het bestaan van het Huis Israël (de tien stammen), want
men denkt dat de Joden de twaalf stammen vormen.
Een boeiend, dynamisch, vitaal derde gedeelte van de hele Bijbel is aan profetie gewijd.
En van al deze profetieën heeft om en nabij de 90 procent betrekking op onze tijd, nu
vandaag, in het begin van de eenentwintigste eeuw! Het is een waarschuwing van
onmiddellijk levensbelang, gericht aan vooral de Israëlitische volken. Doordat zij niet
weten hoe en waar deze naties in de belangrijkste profetieën worden genoemd, zijn de
bestopgeleide mensen van de wereld volkomen blind voor de duidelijke en eenvoudige
betekenis van de profetieën. De essentiële sleutel die ontbrak is niets anders dan de
identiteit van deze gezegende welvarende mogendheden in de bijbelse profetieën! De
ontstellende, catastrofale, wereldschokkende gebeurtenissen, die spoedig over een
geschokte, verblufte, verbijsterde wereld zullen losbarsten, staan in direct verband met
de Tien Verloren Stammen van Israël. Zij beseffen zelf niet meer wie ze zijn, zij
hebben hun identiteit verloren. De Tien Verloren Stammen vormen voornamelijk de Verenigde
Staten, Groot-Brittannië, Noordwest-Europa, Zuid-Afrika, Australië, Nieuw-Zeeland,
Canada.
Genesis 17:1 Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de Here aan Abram
en zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wandel voor mijn aangezicht, en wees
onberispelijk; 2 Ik zal mijn verbond tussen Mij en u stellen, en u uitermate
talrijk maken. 3 Toen wierp Abram zich op zijn aangezicht en God sprak tot
hem: 4 Wat Mij aangaat, zie, mijn verbond is met u, en gij zult de vader van een
menigte volken worden; 5 en gij zult niet meer Abram genoemd worden, maar
uw naam zal zijn Abraham, omdat Ik u tot een vader van een menigte volken gesteld heb.
Lees onze publicatie De Verenigde Staten en Groot-Brittannië in de profetieën wie
deze menigte van volken zijn en waar ze zich nu bevinden.
De vele profetieën over Israël, met name over Efraïm en Manasse, worden niet begrepen
en geloofd, omdat de essentiële sleutel die de profetieën voor ons begrip kan ontsluiten
was verloren gegaan. Deze sleutel is de identiteit van het Huis Israël. Het wordt tijd
dat bovengenoemde naties begrijpen wie ze zijn en de boodschap in de speciaal voor hen
opgetekende profetieën ter harte nemen: de waarschuwingen, maar ook het grote nieuws over
hun toekomst.
Als bv. de Nederlanders zouden willen inzien dat zij voor een belangrijk deel nakomelingen
van de Zebulonieten zijn en de rijkdom die ze hebben genoten rechtstreekse zegeningen van
God zijn, maar zullen vervallen tot ongekende economische malaise en decadentie als ze
Gods geboden blijven negeren. Na de geboorte van Zebulon zei zijn moeder: God heeft
mij een schoon geschenk gegeven (Gen. 30:20).
God inspireerde Jakob aan zijn zonen bekend te maken hoe hun toekomst er uit zou zien.
Genesis 49:1 En Jakob ontbood zijn zonen en zeide: Komt bijeen, opdat ik u bekend
make, wat u in toekomende dagen wedervaren zal.
Genesis 49:13 Zebulon zal wonen aan het strand [Strong: ook haven, zeekust] der
wijde zee, ja, hij zal wonen aan het strand bij de schepen, en zijn zijde zal naar Sidon [Hebr.:
Tsiydon, plaatsnaam i.d. betekenis van vis vangen] gekeerd zijn.
Als zeevarende natie is Nederland grote welvaart ten deel gevallen. God gaf Nederland
grote zegeningen, zoals zijn vele havens, waarvan Rotterdam uitgroeide tot de grootste ter
wereld, koopvaardij- en vissersvloten, baggerij en sleepvaart, waardoor dit volk een
vermogende natie werd.
Deuteronomium 33:1 Dit is de zegen, waarmede Mozes, de man Gods, de Israëlieten
voor zijn sterven gezegend heeft. Vers 18 Van Zebulon zeide hij: Verheug u, gij
Zebulon, over uw tochten.
Uit verschillende delen van de wereld hebben de Hollanders op hun zeetochten grote
rijkdommen verzameld.
Als Israël en dus ook Nederland blijft volharden in zijn ongehoorzaamheid
aan de God van Israël zullen de zegeningen veranderen in een vloek.
Jesaja 50:2 Waarom was er niemand, toen Ik kwam, en antwoordde niemand, toen Ik
riep? Is mijn hand dan werkelijk te kort om te verlossen, of is er in Mij geen kracht om
te redden? Zie, door mijn dreigen leg Ik de zee [kan ook meer betekenen] droog
en maak Ik rivieren tot een woestijn; hun vis wordt stinkend, omdat er geen water is, en
sterft van dorst.
Hosea 4:1 Hoort het woord des Heren, gij Israëlieten, want de Here heeft een
rechtsgeding met de bewoners van het land, omdat er geen trouw, geen liefde en geen kennis
Gods is in het land. 2 Vloeken, liegen, moorden, stelen en echtbreken! Men pleegt
geweld, bloedbad volgt op bloedbad. 3 Daarom treurt het land, en al wat erin woont
verkwijnt, zowel het gedierte des velds als het gevogelte des hemels; ja, zelfs de vissen
der zee komen om.
God is zijn belofte van rijke zegeningen nagekomen, maar Israël weigert tot op heden
gehoorzaamheid aan God en geloof in en trouw aan de Eeuwige. God zei:
Leviticus 26:1 Gij zult u geen afgoden maken; een gesneden beeld noch een gewijde
steen zult gij u oprichten; ook een steen met beeldhouwwerk zult gij in uw land niet
zetten, om u daarvoor neder te buigen, want Ik ben de Here, uw God. 2 Mijn
sabbatten zult gij houden en mijn heiligdom ontzien [Hebr. jare: vrezen, ontzag
hebben], Ik ben de Here.
Heiligdom: woning van God, zoals de tabernakel, de geestelijke tempel of Gemeente van God.
De afgoden, gesneden (geestelijke) beelden zijn de pilaren in het christendom en andere
religies. De christenen dienen een valse christus. Ze houden bovendien niet
Gods sabbatten, maar hun eigen zgn. christelijke, heidense (Babylonische) zondag en
feestdagen.
Er is een voorwaarde een zeer groot indien voor het
behouden van de zegeningen. God zei:
Vers 3 Indien gij in mijn inzettingen wandelt en mijn geboden nauwgezet in
acht neemt, 4 dan zal Ik u te rechter tijd uw regens geven, zodat het land
zijn opbrengst geeft en het geboomte des velds zijn vrucht draagt.
Maar nu komt het alternatief indien aan de voorwaarden niet
wordt voldaan:
Vers 14 Maar indien gij naar Mij niet luistert en al deze geboden niet doet, 15
indien gij mijn inzettingen versmaadt en van mijn verordeningen een afkeer hebt,
zodat gij geen van mijn geboden doet en mijn verbond verbreekt, 16 dan zal Ik ook
aldus met u doen en met verschrikking u bezoeken: tering en koorts, die de ogen verteren
en het leven doen verkwijnen; dan zult gij tevergeefs uw zaad zaaien, want uw vijanden
zullen het eten. 17 Ik zal mijn aangezicht tegen u keren, zodat gij voor uw vijanden
geslagen zult worden, en die u haten, zullen over u heersen, en gij zult vluchten, zonder
dat iemand u vervolgt.
Als de moderne Israëlitische landen blijven volharden in hun afgoderij, de bron van hun
zonden:
Vers 18 En indien gij desniettegenstaande niet naar Mij luistert, dan zal Ik u
blijven tuchtigen wegens uw zonden, tot zevenmaal toe, 19 en uw trotse macht zal Ik
breken en uw hemel maken als ijzer en uw land als koper. 20 Dan zal uw kracht
tevergeefs verbruikt worden; uw land zal zijn opbrengst niet geven en het geboomte des
lands zal zijn vrucht niet dragen. 21 Indien gij u tegen Mij verzet en naar Mij niet
wilt luisteren, dan zal Ik u nog zevenmaal harder slaan, naar uw zonden. Vers 23
Indien gij u door deze tuchtiging nog niet tot Mij keert en u tegen Mij blijft verzetten,
24 dan zal ook Ik Mij tegen u verzetten en dan zal Ik u ook zevenmaal slaan wegens
uw zonden, 25 en over u een zwaard brengen, dat wraak neemt over het verbond;
wanneer gij dan in uw steden bijeenkomt, dan zal Ik de pest onder u zenden en gij zult aan
de vijand overgeleverd worden.
Waarom zullen de massa's mensen die een valse christus dienen Gods waarschuwingen naast
zich neer leggen en niet haastig de valse christelijke hoogten afbreken? Misschien is het
nog niet te laat.
Vers 30 En uw hoogten zal Ik verwoesten en uw wierookaltaren uitroeien; Ik zal uw
lijken werpen op de lijken uwer afgoden en Ik zal een afkeer van u hebben. 31 Uw
steden zal Ik tot een puinhoop maken en uw heiligdommen verwoesten en Ik wil niet meer uw
liefelijke reuk ruiken. 32 Ik zelf zal het land verwoesten, zodat uw vijanden, die
daarin wonen, zich daarover zullen ontzetten.
Ongekende economische recessie, droogte, overstromingen, enz. als gevolg van de zonden.
Andere profetieën openbaren dat zij spoedig zo'n droogte en hongersnood zullen krijgen
dat grote epidemieën er het gevolg van zijn en miljoenen mensen zullen omkomen. Als hun
hemel als ijzer is en hun land als koper, dan zullen zij beseffen dat er uit ijzer geen
regen valt en hun land, dat zo hard is en dor oogt als koper, geen voedsel voortbrengt!
De waarschuwende teksten gaan ook de Nederlanders aan. Kennis van de eigen identiteit is
daarom buitengewoon belangrijk.
Maar niet alleen in verband met de tijd vóór de terugkomst van Christus, maar ook voor
de adembenemende gebeurtenissen na de komst van Jezus Christus.
Wanneer Christus komt zal Hij alles van het heidense (wereldse) leven uitroeien om de
grote schare nazaten van de twaalf stammen van Israël hun beloofde land te geven,
gezuiverd van zondige praktijken, om te leven naar Gods geboden. Daarna zal de gehele
aarde gezuiverd worden om Gods bestuur van rechtvaardigheid, universeel geluk en vrede
over de hele wereld te verspreiden.
Het komende Koninkrijk van God bestaande uit personen met een geestelijk lichaam
zal de aarde gaan regeren waarop mensen van vlees en bloed wonen, die de derde
wereldoorlog, pandemieën, aardbevingen, natuurrampen en de grote verdrukking hebben
overleefd. Mensen uit alle naties. Maar Christus zal na zijn komst eerst de verharding van
Israël wegnemen en onder alle volkeren wederom, zoals in het Oude Testament, de twaalf
stammen van Israël roepen en bijeenbrengen in het heilige land om als modelnatie voor de
gehele wereld daar een staat te vormen. Dit keer met groot succes, omdat God hun harten
zal veranderen en zijn geest in hen zal brengen. Dit zal er toe leiden dat ook andere
volken zich onder Gods bestuur zullen scharen en eveneens zullen genieten van de
geestelijke en fysieke rijkdom en voorspoed.
Jesaja 11:9 Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige
berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des Heren, zoals de wateren de bodem der zee
bedekken. 10 En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel
[Christus] van Isaï zullen zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn
rustplaats zal heerlijk zijn. 11 En het zal te dien dage geschieden, dat de Here
wederom zijn hand opheffen zal om los te kopen de rest van zijn volk, die overblijft in
Assur, Egypte, Patros, Ethiopië, Elam, Sinear, Hamat en in de kustlanden der zee [o.a.
Amerika, N.W.-Europa en de Engelstalige Britse Gemenebestlanden]. 12 En Hij zal
een banier opheffen voor de volken, en de verdrevenen van Israël verzamelen en de
verstrooide dochters van Juda vergaderen van de vier einden der aarde.
Ezechiël 36:9 Want zie, Ik kom bij u en keer Mij tot u, gij zult bewerkt en bezaaid
worden. 10 Ik zal de mensen op u talrijk maken: het ganse huis Israëls; de steden
zullen weer bewoond en de puinhopen herbouwd worden. Vers 19 Ik verstrooide hen
onder de volken, zodat zij over de landen verspreid raakten; naar hun handel en wandel
richtte Ik hen. Vers 24 Ik zal u weghalen uit de volken en u bijeenvergaderen uit
alle landen, en Ik zal u brengen naar uw eigen land. Vers 26 een nieuw hart zal Ik u
geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam
verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven. 27 Mijn Geest zal Ik in uw
binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig mijn
verordeningen onderhoudt. 28 Gij zult wonen in het land dat Ik uw vaderen gegeven
heb; gij zult Mij tot een volk zijn en Ik zal u tot een God zijn. Vers 35 En men zal
zeggen: Dit land dat verwoest was, is geworden als de hof van Eden; de steden die,
verwoest en vernield, in puin lagen, zijn weer versterkt en bewoond. 36 Dan zullen
de volken die om u heen overgebleven zijn, weten, dat Ik, de Here, herbouwd heb wat
vernield was en beplant heb wat verwoest was. Ik, de Here, heb het gesproken en Ik zal het
doen.
Christus toonde Johannes een tafereel van immense aantallen mensen die zich hebben bekeerd
en uit alle delen van de wereld gekomen zijn. Dit is op een moment nadat Christus naar de
aarde is gekomen, want de troon van God en Christus is al opgericht in Jeruzalem.
Openbaring 7:9 Daarna zag ik, en zie, een grote schare, die niemand tellen kon,
uit alle volk en stammen en natiën en talen stonden voor de troon en voor het Lam,
bekleed met witte gewaden en met palmtakken in hun handen.
Na de terugkomst van Christus zijn dit de eerste fysieke mensen de nakomelingen van
de twaalf stammen van Israël die zich onderwerpen aan Hem en zich door Hem laten
regeren. God zal zich eerst ontfermen over Israël, waardoor later ook andere volkeren de
God van Israël gaan erkennen als hun God. De grote schare (Openb. 7:9) heeft
zich in of na de grote verdrukking bekeerd, ze zijn bekleed met witte gewaden.
Ze komen uit alle volk en stammen en natiën en talen (Openb. 7:9), zoals we
in voorgaande schriftgedeelten hebben gelezen: van de vier einden der aarde (Jes.
11:12); Ik zal u weghalen uit de volken en u bijeenvergaderen uit alle landen, en Ik
zal u brengen naar uw eigen land (Ez. 36:24).
De grote schare, die niemand tellen kon", en gehaald worden "uit alle volk
en stammen en natiën en talen zijn de nakomelingen van de twaalf stammen van
Israël.
De mensen in deze schare hebben palmtakken in hun handen (Openb.
7:9) als teken van vreugde over 1000 jaar vrede. Ongetwijfeld begrijpen zij dat het
vrederijk is aangebroken. In of na de grote verdrukking zal de grote schare
fysieke mensen zich bekeren.
Openbaring 7:13 En één van de oudsten antwoordde en zeide tot mij: Wie zijn
dezen, die bekleed zijn met de witte gewaden, en vanwaar zijn zij gekomen? 14 En ik
sprak tot hem: Mijn heer, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die komen
uit de grote verdrukking; en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het
bloed des Lams.
Dit illustreert bekering en berouw, maar nog geen verandering van fysiek lichaam in
geestelijk lichaam. Van hen wordt niet vermeld dat ze eerstelingen zijn.
Wanneer zij oprecht berouw krijgen zullen ze een beroep doen op het offer van Christus.
Zij staan in het visioen van Johannes voor de troon van God de Vader en voor het Lam in
het nieuwe Jeruzalem. Er staat niet: op de Olijfberg, waar Christus vanuit de ruimte voet
op aarde zet samen met de heiligen die veranderd zijn in geest (Zacharia 14:4-5).
Openbaring 7:9 Daarna zag ik, en zie, een grote schare, die niemand tellen kon,
uit alle volk en stammen en natiën en talen stonden voor de troon en voor het
Lam
10 En zij riepen met luider stem en zeiden: De zaligheid is van onze
God, die op de troon gezeten is, en van het Lam! Vers 15 Daarom zijn
zij voor de troon van God en zij vereren Hem dag en nacht in zijn tempel; en Hij,
die op de troon gezeten is, zal zijn tent over hen uitspreiden.
Eerst zal Christus bij zijn komst strijd voeren tegen de enorme legers van mensen. Na de
overwinning zal een heilige stad, een nieuw Jeruzalem uit de hemel neergelaten worden
waarin de troon van God. Deze mensen van de grote schare komen voor deze
troon. Zij moeten nog geweid (weiden is hoeden) worden als schapen. Het zijn geen
eerstelingen met een verheerlijkt lichaam, de koningen en priesters, de leiders van de
wereld van morgen. Het zijn schapen die geweid moeten worden door deze koningen en
priesters onder leiding van de opperherder Jezus Christus.
Vers 17 want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden.
Zo wordt niet gesproken van de geest geworden eerstelingen die dan koningen en
priesters zullen zijn. Deze koningen en priesters zullen ongetwijfeld betrokken worden in
het weiden of hoeden van deze mensen.
en God zal alle tranen van hun ogen afwissen (laatste deel van vers 17).
Tranen zullen van hun ogen gewist worden zoals bij mensen van vlees en bloed.
Vers 17 want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen
voeren naar waterbronnen des levens
Ze worden naar waterbronnen des levens gevoerd om de heilige geest te
ontvangen. Dan pas, nadat Christus is teruggekomen, nadat Hij de menselijke legers heeft
verslagen, nadat het nieuwe Jeruzalem uit de hemel is neergelaten en Christus op de troon
zit.
Vers 16 Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet
op hen vallen, noch enige hitte.
Zo schreef Jesaja over de stammen van Jakob nadat Christus ze na zijn terugkeer naar het
heilige land zal leiden.
Jesaja 49:10 zij zullen hongeren noch dorsten, woestijngloed noch zonnesteek zal
hen treffen, want hun Ontfermer zal hen leiden en hen voeren aan waterbronnen.
Vergelijk ook Ezechiël 36:24-25 met Openbaring 7.
Ezechiël 36:24 Ik zal u weghalen uit de volken en u bijeenvergaderen uit alle
landen [Openb. 7:9: de grote schare uit alle volk en stammen en natiën en talen],
en Ik zal u brengen naar uw eigen land; 25 Ik zal rein water over u sprengen [Op.
7:17: de grote schare voeren naar waterbronnen des levens], en gij zult rein worden;
van al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u reinigen [Openb. 7:14: zij hebben
hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams].
Deze mensen zullen leven als in de hof van Eden.
Jesaja 51:3 Want de Here troost Sion, Hij troost al haar puinhopen; Hij maakt
haar woestijn als Eden en haar wildernis als de hof des Heren; blijdschap en vreugde
zullen er gevonden worden, loflied en geklank van gezang.
Ezechiël 36:33 Zo spreekt de Here Here: Wanneer Ik u reinig van al uw
ongerechtigheden, zal Ik de steden weer bevolken en zullen de puinhopen herbouwd worden;
34 het verwoeste land zal weer worden bewerkt, in plaats van een woestenij te zijn
voor het oog van iedere voorbijganger. 35 En men zal zeggen: Dit land dat verwoest
was, is geworden als de hof van Eden; de steden die, verwoest en vernield, in puin lagen,
zijn weer versterkt en bewoond. 36 Dan zullen de volken die om u heen overgebleven
zijn, weten, dat Ik, de Here, herbouwd heb wat vernield was en beplant heb wat verwoest
was. Ik, de Here, heb het gesproken en Ik zal het doen. 37 Zo zegt de Here Here: Ook
dit zal Ik Mij door het huis Israëls laten afsmeken om hun te doen: Ik zal hen zo talrijk
aan mensen maken als een kudde schapen; 38 zo vol als met een kudde offerschapen,
als met de kudde schapen op Jeruzalems feesten, zo vol zullen de verwoeste steden zijn met
mensenkudden. En zij zullen weten, dat Ik de Here ben.
Laten we ons verheugen op die dag dat Jezus Christus namens Zijn Vader deze totale
vernieuwing zal realiseren.
Jesaja 25:6 En de Here der heerscharen zal op deze berg voor alle volken een
feestmaal van vette spijzen aanrichten, een feestmaal van belegen wijnen: van mergrijke,
vette spijzen, van gezuiverde, belegen wijnen.
God zal de misleiding wegnemen van alle mensen, met name van het zgn. christendom.
Vers 7 En Hij zal op deze berg de sluier vernietigen, die alle natiën omsluiert,
en de bedekking, waarmede alle volken bedekt zijn. 8 Hij zal voor eeuwig de dood
vernietigen, en de Here Here zal de tranen van alle aangezichten afwissen en de smaad van
zijn volk zal Hij van de gehele aarde verwijderen, want de Here heeft het gesproken. 9
En men zal te dien dage zeggen: Zie, deze is onze God [niet dezelfde god die ze
vroeger aanbaden], van wie wij hoopten, dat Hij ons zou verlossen; dit is de Here [niet
dezelfde heer die ze vroeger hun heer noemden], op wie wij hoopten; laten wij juichen
en ons verblijden over de verlossing die Hij geeft.
God zal eeuwig bij ons wonen en Jezus Christus is de Heer over de sabbat, de
zevende dag van 1000 jaar (Matth. 12:8; Luc. 6:5). De zevende dag, de sabbat, die in Gods
Woord een feestdag en een verlustiging wordt genoemd, een tijdspanne die door God
geheiligd is, d.w.z. apart gezet voor een goddelijke bestemming, houdt onze aandacht
gevestigd op het komende Vrederijk. Het Lam zal na zijn glorieuze terugkomst als Koning
der koningen onder een nieuwe hemel een nieuw Jeruzalem scheppen en een paradijselijke
wereld, waar voor zondaren geen plaats meer zal zijn.
Zijn de naties van de Britse Gemenebestlanden en de Noordwest-Europese landen bereid om
zich te bekeren van hun heidense wegen om terug te keren naar het Heilige Land? Nu
in de eindtijd onthult de Schepper hun identiteit, zodat ze de profetieën over
zichzelf kunnen begrijpen en zich gereed kunnen maken voor een terugkeer naar hun
barmhartige God. Waarom na deze duidelijke schriftgedeelten de Grote
Verdrukking afwachten?
Wat het Nieuwe Testament openbaart
De geschiedenis van de eerste jaren van
de nieuwtestamentische Gemeente is in het boek Handelingen bewaard gebleven. Is het u
echter ooit opgevallen dat Handelingen midden in het verhaal stopt? Lukas voltooit zelfs
Paulus' leven na zijn twee jaar gevangenschap niet.
Waarom niet?
U vindt het antwoord in Christus' opdracht aan Paulus. Zelfs al voordat Paulus gedoopt was
had Christus het werk dat hij zou moeten gaan verrichten gepland.
Eerst moest Paulus de heidenen onderwijzen, wat hij deed op Cyprus en in Klein-Azië en
Griekenland. Verder zou hij voor koningen verschijnen, wat gebeurde door zijn tweejarige
gevangenschap in Rome.
Aan het einde van die periode van twee jaar, wanneer er geen aanklagers zouden komen
opdagen, zou Paulus volgens de Romeinse wet automatisch moeten worden vrijgelaten. Op dit
punt breekt Lukas vreemd genoeg zijn verhaal over het leven van Paulus af. Zie Handelingen
28:31.
Paulus' derde zendingsopdracht was echter nog niet volbracht. Christus had Paulus met een
drieledig doel gekozen: om [Gods] naam te brengen voor heidenen en koningen en de
kinderen Israëls (Hand. 9:15). Dit is het antwoord. Ook hij zou zijn
werk eindigen bij de tien verloren stammen.
Christus stond Lukas niet toe in Handelingen de laatste reizen van Paulus op te nemen. Dat
zou de verblijfplaats van de Israëlieten hebben onthuld.
Gods tijd om die bekend te maken was nog niet gekomen. Maar het ogenblik is nu gekomen, in
deze tijd van het einde, om de sluier van de geschiedenis weg te trekken en te
openbaren waar de oorspronkelijke twaalf apostelen zijn heengegaan.
Drie keer geen amen
Sla nu de brief van Jakobus op.
Jakobus, een dienstknecht van God en van de Here Jezus Christus, groet de twaalf
stammen in de verstrooiing (Jak. 1:1).
Deze brief is niet aan de heidenen gericht. Hij is evenmin uitsluitend aan Juda, aan de
Joden gericht. Hij is aan alle twaalf stammen gericht. Aan het Huis Juda en het Huis
Israël, de tien verloren stammen.
Is het u ooit opgevallen dat de brief van Jakobus, net als het boek Handelingen,
plotseling eindigt, zonder de gebruikelijke groeten?
Vergelijk dit met de brieven van Paulus. In het oorspronkelijke door God ingegeven Griekse
Nieuwe Testament eindigt iedere brief van Paulus met een amen. Elk van de vier
evangeliën eindigt met amen. Het boek Openbaring eveneens.
Dit woordje amen, van Hebreeuwse afkomst, wijst op beëindiging. In de Statenvertaling
(de meeste moderne versies zijn onjuist en laten in sommige gevallen de juiste
beëindiging die wél in de officiële gedrukte Griekse tekst staat weg) eindigen alle
boeken van het Nieuwe Testament stuk voor stuk met Amen, op drie na:
Handelingen, Jakobus en 3 Johannes. Uitsluitend in deze drie ontbreekt het woord
amen in het oorspronkelijke door God geïnspireerde Grieks. Het is met opzet
weggelaten. Waarom?
Elk ontbrekend amen is een bijzonder teken. Het duidt aan dat God ons wil doen
weten dat bepaalde kennis niet aan de wereld bekendgemaakt moest worden, dat wil zeggen
tot de eindtijd, wanneer het evangelie over de wereld gaat als een laatste getuigenis voor
het einde van deze tijd.
God liet met opzet de laatste hoofdstukken van het boek Handelingen weg, die de
geschiedenis van de jonge ware Gemeente betreffen. Hadden ze er wel in gestaan, dan waren
de identiteit en verblijfplaats van Israël en de ware Gemeente onthuld. Het is een
onderdeel van Gods plan dat het Huis Israël zijn identiteit zou verliezen en zou menen
heidens te zijn.
Was de brief van Jakobus met de normale groet afgesloten, dan zou bekend zijn geworden wie
de volkeren van Israël zijn. Paulus eindigt zijn brieven vaak met de namen van mensen en
plaatsen. Zie bijvoorbeeld de laatste verzen van Romeinen, Kolossenzen en Hebreeën. Dit
deel ontbreekt bij Jakobus opzettelijk.
Waarom is de korte derde brief van Johannes niet voorzien van een amen tot
slot? God liet niet toe dat Johannes in klare taal de werkelijke aard van een samenzwering
bekend zou maken waarmee sommigen trachtten in plaatselijke gemeenten de macht in handen
te krijgen en de waarlijk bekeerden die aan de apostel Johannes trouw waren te verdrijven,
omdat zij het christendom voor de meerderheid in het Romeinse Rijk acceptabel wilden maken
(zie 3 Joh. 9 en 10).
Om deze reden hield Johannes zijn brief kort. Het ontbrekende amen zegt ons
elders in de Bijbel naar het antwoord te zoeken. Voor wie ogen heeft om te zien wordt de
samenzwering in Openbaring 17, Handelingen 8 en op vele andere plaatsen in de Bijbel
beschreven.
Maar laten we naar de brief van Jakobus terugkeren.
Oorlogen onthullen de plaatsen
Jakobus 1:1 Jakobus, een
dienstknecht van God en van de Here Jezus Christus, groet de twaalf stammen in de
verstrooiing.
Uit Jakobus 4:1 leren we dat er tussen de verloren stammen van Israël oorlog werd
gevoerd: Waaruit komt bij u strijden en vechten voort? vraagt Jakobus.
Strijden en vechten zijn vertalingen van de Griekse woorden polemos
en mache. Ze betekenen: oorlog, strijd, gevecht, een veldslag van gewapenden en als
het om enkele personen gaat, een onenigheid, twist, strijd. Het gaat hier niet om enkele
personen maar om stammen dus oorlog en veldslagen.
Wat waren dat voor gevechten? Onder de Joden werd geen oorlog gevoerd tot het uitbreken
van de opstand tegen de Romeinen, verscheidene jaren later. Deze oorlogen geven absolute
zekerheid omtrent het verloren Huis Israël, de gebieden waarheen de apostelen zich
begaven.
Jakobus schreef zijn boek rond het jaar 60 n.C. (twee jaar later stierf hij volgens
Josefus de marteldood). De wereld kende tijdelijk vrede; de Romeinse militaire macht
boezemde angst in. Vlak voor het jaar 60 werden slechts twee plaatsen ter wereld door
oorlog en burgertwist verscheurd. Als u deze gebieden ontdekt, dan weet u waar de tien
verloren stammen, aan wie Jakobus schreef, op dat moment woonden. Men hoeft er de
krijgsgeschiedenis maar op na te slaan voor het tijdvak vlak voor het jaar 60 n.C. De
uitkomst is verrassend! Die twee gebieden waren de Britse eilanden en het Parthische rijk.
Dit waren echter niet de enige landen waarheen het verbannen Huis Israël emigreerde. Sla
1 Petrus op.
Aan wie schreef Petrus?
Tot wie richtte Petrus zijn brieven?
Hier staat het: Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de vreemdelingen, die
in de verstrooiing zijn in Pontus, Galatië, Cappadocië, Asia en Bitynië (1 Petr.
1:1).
Dit waren geen heidenen. Petrus was niet de apostel der heidenen.
Galaten 2:7 Maar integendeel: toen zij zagen, dat mij [Paulus] de
prediking van het evangelie aan de onbesnedenen toevertrouwd was, gelijk aan Petrus die
aan de besnedenen, 8 (immers Hij, die Petrus kracht gaf om apostel te zijn voor de
besnedenen, gaf die kracht ook aan mij voor de heidenen).
Petrus was het hoofd van de apostelen voor de verloren schapen van het Huis Israël.
Let op het woord vreemdelingen. Het betekent niet heidenen. Het
oorspronkelijke Grieks is parepidemos, wat een inwonend vreemdeling, of
letterlijk: een vreemde erbij betekent. Het verwijst niet naar heidenen, maar
naar niet-heidenen die als buitenlandse ingezetenen onder de heidenen verbleven. Abraham
was bijvoorbeeld een vreemdeling die rondtrok tussen de Kanaänitische heidenen.
Petrus richtte zich tot een deel van de Verloren Tien Stammen die als vreemdelingen onder
de heidenen verkeerden. Hij schreef niet in hoofdzaak aan de Joden. Hen zou hij niet als
vreemdelingen hebben betiteld, want hij was zelf Jood.
Let nu eens op naar welke streken Petrus schreef. Misschien heeft u een bijbelatlas nodig
om ze op te sporen. Ze zijn allemaal in de noordelijke helft van Klein-Azië, het
tegenwoordige Turkije, gesitueerd. Deze landen lagen onmiddellijk ten westen van het rijk
van de Parthen.
Paulus predikte niet in deze gebieden. Paulus bracht zijn Klein-Aziatische jaren in het
zuidelijke, Griekse deel door. Ik stelde er mijn eer in het [evangelie] te
verkondigen, zegt Paulus, doch zo, dat ik niet optrad, waar de naam van
Christus reeds genoemd was, om niet op eens anders fundament te bouwen (Rom. 15:20).
Paulus preekte nergens waar Petrus en anderen van de oorspronkelijke twaalf apostelen
het evangelie al hadden gebracht.
Nergens in het Nieuwe Testament zult u Paulus zien preken in Pontus, Cappadocië of
Bitynië. Deze gebieden stonden onder het gezag van Petrus en anderen van de twaalf.
Paulus verspreidde inderdaad het evangelie in de provincie Asia, maar alleen in het
zuidelijke deel, in de districten rond Efeze. Het werd Paulus uitdrukkelijk verboden om in
Mysië, het noordelijke deel van de Romeinse provincie Asia, te prediken.
Handelingen 16:6 En zij gingen door het Frygisch-galatische land, maar werden
door de Heilige Geest verhinderd het woord in Asia te spreken.
Paulus' reizen gingen wel door het huidige Zuid- en West-Turkije, maar het werd hem
verboden noordelijker te gaan.
Vers 7 en bij Mysië gekomen, poogden zij naar Bitynië [in het noordwesten
van Klein-Azië, nu Turkije; vgl. 1 Petr. 1:1], te reizen, maar de Geest van Jezus liet
het hun niet toe.
Dat waren de gebieden waar de verloren schapen van het Huis Israël woonden als
vreemdelingen onder de heidenen.
God gaf Paulus opdracht om naar Griekenland over te steken.
Vers 8 en toen zij Mysië voorbij waren, kwamen zij te Troas. 9 En Paulus
kreeg in de nacht een gezicht; er stond een Macedonisch man, die hem toeriep: Steek over
naar Macedonië en help ons. 10 Toen hij het gezicht gezien had, zochten wij
dadelijk gelegenheid om naar Macedonië te vertrekken, daar wij eruit opmaakten, dat God
ons had geroepen om hun het evangelie te verkondigen.
Wel predikte Paulus, op zijn eerste reis, in Zuid-Galatië in de steden Ikonium,
Lystra en Derbe (Hand. 14). Nergens in het Nieuwe Testament zult u Paulus echter in
Noord-Galatië zien, naar welk gebied Petrus zijn brief aan de stammen van Israël richt.
Overblijfselen van de tien stammen
langs de Zwarte Zee
De historische bewijzen, die de brieven
van Petrus bevestigen, dat een overblijfsel van het Huis Israël zich in
vroeg-nieuwtestamentische tijden aan de oevers van de Zwarte Zee in het noorden van
Klein-Azië had gevestigd, zijn onze aandacht waard.
Griekse schrijvers uit de tijd van Christus wisten dat het noorden van Klein-Azië
niet-Grieks was (afgezien van een paar Griekse handelskolonies in de havensteden). Nieuwe
volken, zo vertellen de Grieken ons, woonden in de nieuwtestamentische tijd in noordelijk
Klein-Azië. We citeren het relaas van Diodorus van Sicilië.
Veel overwonnen volken werden naar andere streken overgebracht, waarvan er twee tot
zeer grote kolonies werden: de ene bestond uit Assyriërs en werd naar het land tussen
Paflagonië en Pontus gevoerd, terwijl de andere uit Medië naar plaatsen langs de rivier
de Tanaïs werd overgebracht [de huidige rivier de Don in het oude land van de Scythen,
wat nu de Oekraïne in Zuid-Rusland is] (Boek II, §43).
Let op de gebieden van waaruit deze koloniën ontstonden: Assyrië en Medië. Precies de
gebieden waar het Huis Israël in ballingschap naar toe werd gevoerd! En Israël
werd uit zijn land in ballingschap weggevoerd naar Assur [Assyrië], tot op de
huidige dag (2 Kon. 17:23). De koning van Assur [nam] Samaria in; hij voerde
Israël in ballingschap naar Assur en deed hen wonen in Chalach, aan de Chabor, de
rivier van Gozan en in de steden der Meden (vers 6). De leden van het
Huis Israël verbleven als vreemdelingen of buitenlanders in ballingschap tussen de
Assyriërs. Toen de Assyriërs later uit hun eigen land naar noordelijk Klein-Azië werden
gevoerd, is een deel van het Huis Israël met hen mee verhuisd.
Strabo (Amasia, Klein-Azië, ca. 64 v.C. 19 n.C.), Grieks geograaf en
geschiedschrijver, geeft een duidelijke aanwijzing. Strabo noemt de kolonisten in het
noorden van Klein-Azië Blanke Syriërs (12, 3, 9) in plaats van Assyriërs.
Er waren twee volken Assyriërs en Blanke Syriërs. Wie waren deze Blanke
Syriërs. Niemand anders dan het Huis Israël dat in Assyrische ballingschap was
weggevoerd. Syria was de Griekse naam voor de hele oostelijk Middellandse-Zeekust
ten noorden van Juda. Omdat het Huis Israël in Palestina woonde Zuid-Syrië in
Griekse terminologie noemden de Grieken hen Blanke Syriërs. Daarentegen
bleven de donkergetinte Arameeërs in Syrië en wonen daar tot op de dag van vandaag. Toen
de Assyriërs werden gedwongen te emigreren naar het noordelijk Klein-Azië, emigreerden
hun vroegere slaven de Blanke Syriërs met hen mee.
Daar treffen we hen in nieuwtestamentische tijden nog steeds aan.
Aan deze mensen de verloren schapen van het Huis Israël, de vreemdelingen (1 Petr.
1:1), schrijft Petrus zijn eerste brief.
We zullen later zien wanneer deze verloren schapen van Klein-Azië naar
Noordwest-Europa trekken.
Het gordijn van de geschiedenis wordt opengeschoven en gunt ons een blik op de
verschillende plaatsen waar de oorspronkelijke twaalf apostelen hebben gepredikt.
Wat gebeurde er met de oorspronkelijke 12 apostelen nadat zij uit het land Judea waren
vertrokken? Waarom zijn hun reizen tot nu toe in raadselen gehuld? We hebben kunnen
vaststellen dat Christus de 12 apostelen gebood het Evangelie te prediken aan de verloren
schapen van het Huis Israël. Wij ontdekten echter dat het niet Gods bedoeling was in die
tijd de verblijfplaats van de Tien Verloren Stammen te onthullen.
Toch wijzen zowel de Bijbel als de wereldlijke geschiedenis duidelijk uit waarheen de Tien
Verloren Stammen verhuisden na hun verwijdering uit het gebied van Palestina door de
Assyriërs in 721 v.C.! Wanneer wij hebben ontdekt waar de Tien Verloren Stammen zich
bevonden, hebben wij ontdekt waar de oorspronkelijke apostelen heengingen!
In de vroege nieuwtestamentische tijd had het nageslacht van het Huis Israël zich op de
Britse eilanden en in het Parthische rijk gevestigd. Een deel was naar het noorden van
Klein-Azië getrokken.
Laten wij nu het gordijn van de geschiedenis openschuiven om te zien waar elk van de 12
apostelen heeft gepredikt. U zult verbaasd staan.
Wat Griekse geschiedschrijvers
berichten
Hoe komt het dat vrijwel niemand daar
eerder aan heeft gedacht? Als grote aantallen Grieken in het zuiden van Klein-Azië door
Paulus tot Christus werden bekeerd en in diezelfde tijd in het noorden van Klein-Azië
grote groepen van de 10 verloren stammen van het Huis Israël werden bekeerd, zouden die
Grieken dan geen verslag hebben nagelaten van wie van de 12 apostelen het Evangelie daar
bracht?
De Grieken hebben het Griekse Nieuwe Testament niet verloren doen gaan. Van generatie op
generatie hebben zij het overgedragen. Is het niet even waarschijnlijk dat Griekse
geleerden ook het ware verslag van het werk van de oorspronkelijke apostelen van Jezus
Christus hebben bewaard?
Dat hebben zij inderdaad gedaan! Toch heeft vrijwel niemand hen geloofd. Wat de Grieken
rapporteren is niet wat de meeste mensen verwachten te vinden. Sommigen, die het verschil
tussen het Huis Israël en de Joden niet inzien, denken dat de apostelen uitsluitend naar
Joden gingen. Ook sommigen van degenen die weten waar het Huis Israël zich thans bevindt,
kunnen vaak niet geloven dat verscheidene stammen van Israël in de dagen van de apostelen
niet waren waar zij vandaag zijn.
Geleerden hebben zich lange tijd verbaasd over de informatie die de Grieken hebben
overgeleverd. Griekse geschiedschrijvers uit de vroege Middeleeuwen hebben ons gegevens
overgeleverd uit oorspronkelijke documenten die niet meer bestaan. Zij beschikten over
authentieke informatiebronnen die de wetenschap nu niet meer ter beschikking staan. Wat
berichten die Griekse geschiedschrijvers?
Een waardevolle bron van informatie is de Griekse en Latijnse Ecclesiasticae Historiae van
Nicephorus Callistus. Een tweede is de Antiquitates Apostolicae of Apostolische
Oudheden van William Cave.
De Griekse overlevering verklaart algemeen dat de apostelen het Syrisch-Palestijnse gebied
pas verlieten na er 12 jaar te hebben gewerkt. Het getal 12 symboliseert een nieuw
georganiseerd begin. Voordat die 12 jaren om waren was een van de apostelen al dood:
Jakobus, de broer van Johannes. Hij werd door Herodes onthoofd (Hand. 12:1-2).
Waar gingen de overige apostelen heen?
Simon Petrus in Groot-Brittannië
Laten wij beginnen met Simon Petrus.
Petrus was door Christus aangesteld als hoofd van de 12 apostelen om het Werk te
coördineren. Daardoor reisde hij naar veel meer gebieden dan hij persoonlijk als oudste
zou bestrijken. De vraag is dus: waar bracht Petrus de meeste tijd door?
We weten dat Petrus enige tijd in Babylon in Mesopotamië is geweest, van waaruit hij de
brieven aan de Gemeenten in Klein-Azië schreef.
1 Petrus 5:13 U laat de medeuitverkorene te Babylon groeten, en mijn zoon Marcus.
Na de verlossing uit de Babylonische gevangenschap waren hier nog veel Joden gebleven. Er
waren daar ook hoofdsynagogen van al de verstrooide Joden. Vanuit Babylon schreef Petrus
aan al de andere in de verstrooiing.
Babylon stond in die tijd onder het gezag van het Parthische Rijk! Babylon was de
belangrijkste stad van waaruit de apostelen in het oosten werkten. Op dezelfde wijze
gebruikten Paulus en de evangelisten onder hem Antiochië als hun hoofdplaats.
Handelingen 14:26 en vandaar voeren zij naar Antiochië, waar zij aan de genade
Gods waren opgedragen voor het werk, dat zij volbracht hadden. 27 En daar
aangekomen, riepen zij de gemeente bijeen en gaven verslag van al wat God met hen gedaan
had, en dat Hij ook voor de heidenen een deur des geloofs had geopend. 28 En zij
vertoefden daar geruime tijd met de discipelen.
Uit de volgorde waarop Petrus in vers één van zijn eerste brief de provincies in
Klein-Azië noemt van oost naar west kunnen we afleiden dat de brief
verzonden is uit Babylon in het Oosten en niet vanuit Rome in het Westen. Rome werd toen
nog niet aangeduid als het Moderne Babylon. Dat openbaarde Christus pas in het boek
Openbaring, hoofdstuk 17.
Waar bracht Petrus na die eerste 12 jaar in Palestina de meeste tijd door?
De Griekse historicus Metaphrastes verklaart dat Petrus niet alleen geweest is in de
westerse landen het westelijke gebied van de Middellandse-Zee
maar [in het] bijzonder, dat hij zich een geruime tijd heeft opgehouden
hier lezen we over Petrus' levenswerk aan de Verloren Tien Stammen in Brittannië,
waar hij vele volkeren tot het geloof bekeerd heeft (William Cave, Apostolische
Oudheden, p. 163).
Petrus predikte het Evangelie in Brittannië, niet in Rome, de hoofdstad van de heidense
wereld. Paulus, niet Petrus, predikte in Rome. Het ware Evangelie werd in Rome niet in
het openbaar gepredikt voordat Paulus daar in 59/60 n.C. arriveerde. Paulus noemt
Petrus nooit in zijn brief aan de leden van de Gemeente in Rome, van wie de meesten op het
Pinksterfeest van 30 n.C. waren bekeerd.
Zelfs de Joden in Rome hadden het Evangelie nooit horen verkondigen voordat daar Paulus
arriveerde.
Hier volgt het geïnspireerde verslag van Lukas over Paulus' aankomst in Rome: En
het geschiedde na drie dagen, dat Paulus de voormannen der Joden samenriep (Hand.
28:17). En vervolgens in vers 21-23: Maar zij [de Joden in Rome] zeiden tot hem: Wij
voor ons hebben geen brieven over u uit Judea ontvangen, en ook is niemand van de broeders
iets kwaads van u komen boodschappen of spreken. Maar wij stellen het wel op prijs van
u te vernemen, welke uw denkbeelden zijn, want wat deze secte betreft, ons is
bekend, dat zij overal tegenspraak vindt. En nadat zij een dag met hem hadden afgesproken,
kwamen verscheidenen tot hem in zijn verblijf, wie hij met nadruk het Koninkrijk Gods
voorstelde, pogende hen te overtuigen ten opzichte van Jezus, uit de wet van Mozes en de
profeten, van de vroege morgen tot de avond toe.
Dit is het absolute bewijs dat de Joden in Rome de apostel Petrus nooit hadden horen
preken.
O ja, er was een Peter (Petrus) in Rome die een hoge positie innam. Hij was de
leider van de Babylonische Mysteriereligie. Hij was een Peter, hetgeen Uitlegger of
Onthuller van Geheimen betekent. Het woord peter betekent in het Babylonisch en
Hebreeuws letterlijk opener, onthuller, vertolker, waarzegger. Het wordt in
het oorspronkelijke Hebreeuws van het Oude Testament gebruikt voor die het eerst
voortkomt, iemand die het eerst de baarmoeder opent. De naam van deze Peter (Petrus)
van Rome was Simon, zoals ook de apostel Petrus heette. Simon Magus (Simon de Tovenaar,
Hand. 8). Hij leidde de samenzwering die was opgezet door de priesters van de heidense
Babylonisch-Samaritaanse Mysteriereligie. Deze misleiders gebruikten de naam Christus voor
hun valse religie en werden de grondleggers voor wat tegenwoordig in de wereld bedrieglijk
als de christelijke religie wordt voorgesteld.
Maar Simon Petrus was in Brittannië om het Evangelie van het Koninkrijk van God te
prediken. Het feit dat Petrus in Brittannië predikte is op zich een bewijs dat een
gedeelte van het verloren Huis Israël zich daar reeds bevond. Petrus had immers opdracht
gekregen naar de verloren stammen te gaan.
Opmerkelijk is ook dat Brittannië omstreeks 60 n.C. door oorlogen werd overvallen
wat overeenstemt met de waarschuwing van Jakobus aan de 12 stammen van Israël (Jak. 4:1).
Kan de geschiedenis nog duidelijker zijn? Voor het volledige bewijs van de identiteit van
Groot-Brittannië als hoofdstam van Israël kunt u op onze website de publicatie De
Verenigde Staten en Groot-Brittannië in de profetieën lezen. Het verduidelijkt de
geschiedenis en de Bijbel.
Paulus en koninklijke Britse familie
in de gemeente te Rome
Een noemenswaardige gebeurtenis van
bovengenoemde oorlogen in Brittannië is de gevangenneming van een Britse vorstenfamilie.
2 Timotheüs 4:21 Doe uw best voor de winter te komen. Eubulus, Pudens,
Linus, Claudia en alle broeders laten u groeten.
Deze tweede brief aan Timotheüs is door Paulus geschreven in Rome en brengt groeten over
van gemeenteleden in Rome. Hier worden in één adem Pudens, Linus en Claudia genoemd.
Vermoedelijk zijn het Rufus Pudens met zijn echtgenoot Claudia, de Britse prinses, samen
met Linus, de broer van Claudia. Heel waarschijnlijk heeft dit groepje van drie personen
behoord tot de in gevangenschap levende familie van de Britse vorst Caractacus, koning van
een Britse stam. Lat.: Caractacus; Brythonisch: Caratatus; Welsh: Caradoc.
De hier genoemde Pudens (Aulus Rufus Pudens) is misschien de Rufus in Rom. 16:13, maar er
zijn onvoldoende gegevens om dat met zekerheid te stellen.
Lang voordat de Brief aan de Romeinen werd geschreven, was de Britse vorst Caractacus, na
een nederlaag tegen de Romeinen, met zijn familie naar Rome gebracht, waar hij was
opgenomen in de huishouding van keizer Claudius en grote vrijheid genoot.
In Rome is de familie van Caractacus in contact gekomen met het Werk, hetgeen leidde tot
de bekering van de Britse koninklijke familie. Paulus noemt in zijn brieven vaak de mensen
die goede werken hebben gedaan in de Gemeente en het Werk. De eerste gemeente te Rome kwam
in het huis van Rufus bijeen. Dit huis werd het Palatium Britannicum genoemd. Toen Claudia
in Rome kwam moet zij een klein meisje geweest zijn van ongeveer zeven jaar. Ze was bekend
onder de Keltische naam Gladys, evenals haar tante, Caractacus zuster, omdat deze
naam prinses betekent. Voor de Romeinen moeilijk uit te spreken, de beide
prinsessen kregen dan ook Latijnse namen. De tante werd Pomponia genoemd en had de bijnaam
Graecina vanwege haar kennis van het Grieks, wat Claudius ongetwijfeld
welgevallig was. De kleine prinses werd genoemd naar de keizer zelf: Claudia. Geen enkele
vrouw in de keizerlijke familie droeg die naam, die eens had toebehoord aan de overleden
dochter van de keizer. Niemand buiten de keizerlijke familie zou het wagen een van hun
namen te gebruiken en daarom kan er op dit punt geen twijfel bestaan; deze Britse Claudia
kan niet worden verward met wie dan ook. Dankzij de puntdichten van Martialis en zijn
hechte vriendschap met Pudens en Claudia weten wij meer over deze leiders van de vroege
christelijke gemeente dan anders zou zijn geweest gezien de schaarse, nog bestaande,
vermeldingen. Claudia was tenminste zeventien jaar oud toen ze met Pudens trouwde. Hij was
de zoon van Quintus Cornelius Pudens, die lid was van de Romeinse Senaat. Martialis was in
die tijd in Rome. Omdat hij niet eerder daar aankwam dan 62-64 geeft ons dit enig
chronologisch houvast. Toen Paulus zijn Brief aan de Romeinen schreef, omstreeks 57-58,
was de toekomstige vrouw van Pudens nog een jong meisje en waarschijnlijk voor Paulus nog
een onbekende. Toen hij echter zijn Tweede Brief aan Timotheüs schreef vanuit Rome in het
jaar 67 (64-67?) waren Pudens en Claudia getrouwd en aan de apostel welbekend. Martialis
heeft veel gedichten over Pudens en Claudia gemaakt, o.a.
Onze Claudia, Rufina genoemd
sproot voort, zoals wij weten, uit de blauwogige Britten
En zie toch eens, zij wedijvert in gratie
met alles wat Griekenland of Rome te bieden heeft
alsof ze geboren en getogen was onder hun stralende hemel.
Martialis was later een bitter teleurgestelde man die blij was Rome, de stad waar hij met
zoveel vreugde naar toe was gegaan, te verlaten tussen 90 en 100 n. Chr. Het is heel goed
mogelijk, dat de vreselijke christenvervolging in Rome de oorzaak is geweest van zijn
verdriet, want zijn vriend Pudens en zijn vier kinderen stierven allen als martelaren. Het
is bekend dat Claudia als eerste stierf. Het Romeinse Martyrologium vermeldt Pudens als
martelaar, begraven in de catacombe van Priscilla en waarbij nog de verklaring: daar
hij uit handen van de apostel zelf de christelijke doop ontving, bewaarde hij het kleed
van zijn onschuld onbesmet tot het einde van zijn leven.
Er was nog een lid van de Britse koninklijke familie in Rome; zijn positie is in de
Gemeente van de eerste eeuw belangrijk geweest: prins Linus, zoon van Caractacus en broer
van Claudia. Als de roomse kerk Linus zou kunnen schrappen uit de geschiedenisboeken, zou
dit een grote opluchting betekenen, want hij is de enige persoon die onwrikbaar staat
tussen Rome en haar aanspraak op oppergezag in de vroege gemeente van het christendom. Het
feit dat een Britse prins de eerste bisschop (opziener 1 Tim. 3) was van Rome is een
bittere pil om te slikken. Apostelen stelden geen bisschoppen (opzieners) aan op grond van
hun ras of nationaliteit. Ze kozen eenvoudig de juiste man op de juiste plaats en de man
die ze kozen om bisschop van Rome te zijn, was de Britse prins Linus.
De Encyclopaedia Brittannica zegt, onder het kopje LINUS: Eén van de
heiligen van de Gregoriaanse lijst, wiens feestdag op 23 September wordt gevierd. Zijn
naam staat als eerste genoteerd op alle bisschopslijsten van Rome.
Irenaeüs (Adv. Haer, iii,3 3) vereenzelvigt hem met de Linus door Paulus genoemd in 2
Timotheüs 4:21. Irenaeüs, die leefde in de tweede helft van de tweede eeuw, schrijft:
Na de kerk te hebben gesticht en opgebouwd, vertrouwden de gezegende apostelen Linus
de leiding van het episcopaat toe. Van deze Linus maakt Paulus melding in zijn brieven aan
Timotheüs.
In deze vroege naamlijsten van bisschoppen zijn ook de gegevens van Eusebius en
Hiëronimus opgenomen. Hoewel men niet helemaal zeker is van de exacte datum
Eusebius geeft 66 n. C. en Hiëronimus 68 n. C. als het jaar van Linus' aanstelling
is de verwijzing naar Linus duidelijk.
Waar liggen Petrus en Paulus
begraven?
Eeuwenlang heeft de christelijke wereld
aangenomen dat Petrus en Paulus in Rome begraven liggen. Naar het schijnt hebben zeer
weinigen de traditie in twijfel getrokken. Zo nu en dan zendt het Vaticaan berichten de
wereld in over de graftombes van Petrus en Paulus in Rome. In 2003 zou ongeveer een halve
meter onder het altaar van de basiliek van Sint Paulus buiten de Muren in Rome het graf
gevonden zijn dat al in het jaar 390 werd beschouwd als het graf van Paulus. Op de
sarcofaag staat nog altijd zichtbaar Paulo Apostolo Mart, waarbij het laatste
woord Martyri (martelaar) is afgekapt.
Het jaar waarin Paulus is gedood is moeilijk te zeggen. Er worden jaartallen genoemd van
64 tot 68 n. Chr. We gaan er van uit dat hij in 67 n.C. naar Rome werd gebracht en laat in
het voorjaar van 68 n.C. werd onthoofd en vervolgens begraven aan de Via Ostia. Is zijn
stoffelijk overschot daar echter nog steeds? De algemeen aanvaarde overlevering verklaart
tevens dat ook Petrus tijdens het bewind van Nero naar Rome werd gebracht en rond
diezelfde tijd de martelaarsdood stierf.
In veel literatuur van de Oudheid sommige vals, andere op feiten berustend
wordt bevestigd dat zowel Simon Magus (Simon de Tovenaar), de valse apostel die zich voor
Petrus uitgaf, als Simon Petrus zelf in Rome zijn gestorven. De kwestie is: bleef het
gebeente van de apostelen Petrus en Paulus in Rome?
Het antwoord is: nee!
Voor de westerse kerkgeschiedenis is van groot belang geweest de opdracht van paus
Vitalianus aan de Griekse monnik Theodorus van Tarsus om in Engeland (na de Synode van
Whitby, 664) de kerk te reorganiseren; de paus benoemde Theodorus tot aartsbisschop van
Canterbury. Mogelijk wilde de paus ter voorbereiding op deze reorganisatie de Engelse
r.k.-kerk hiervoor mild stemmen, want in 656/657 besloot paus Vitalianus dat de
stoffelijke resten van de apostelen Petrus en Paulus naar koning Oswy van Brittannië
moesten worden gezonden!
Hier volgt een gedeelte van de pauselijke brief aan de Britse koning:
Wij hebben echter bevolen dat de gezegende gaven van de heilige martelaren, namelijk
de stoffelijke resten van de gezegende apostelen Petrus en Paulus en van de heilige
martelaren Laurentius, Johannes en Paulus en Gregorius en Pancratius zullen worden
overgedragen aan de bezorgers van deze brieven van ons om door hen aan u te worden
overgedragen (Bede, Ecclesiastical History, boek III, hoofdstuk 29 -
http://classiclit.about.com/library/bl-etexts/bede/bl-bede-3-29.htm).
Verbazingwekkend, maar waar! Het gebeente van Petrus en Paulus werd door de Paus van Rome
naar Brittannië het land van de verloren stammen van Israël gestuurd!
Ongeveer anderhalve eeuw tevoren had Constantius van Lyon de stoffelijke resten van alle
apostelen en martelaren uit Gallië meegenomen en ze in een speciaal graf in St. Albans
in Brittannië begraven (Life of St. Germanus). In de 20e eeuw heeft
Gods Gemeente in St. Albans een opleidingsinstituut gehad.
Petrus' broer Andreas
Vanaf 449 migreerden er
honderdduizenden nieuwe mensen naar Brittannië. In de geschiedenis staan dezen bekend als
Angelen en Saksen. Zij kwamen oorspronkelijk van de kusten van de Zwarte Zee waar het Huis
Israël woonde naar het Cimbrisch Schiereiland (Denemarken). Dit waren de mensen aan wier
voorouders Petrus zijn brieven schreef.
Filippus heeft veel werk verricht in Scythië en Klein-Azië (zie Cave, Apostolische
Oudheden, p. 307). We komen later Filippus nog tegen in Frankrijk van waaruit hij
twaalf mannen naar Brittannië zendt.
Het was vooral Andreas van de 12 apostelen die onder voorouders van de Angelen, Saksen en
Schotten predikte de Blanke Syriërs rond de Bosporus en aan de
kusten van de Zwarte Zee. Luister naar het antwoord van Griekse historici:
In die verdeling viel Andreas voornamelijk Scythië en de naastgelegen landen
ten deel. Weshalve hij [reisde] door Cappadocië, [Opper-]Galatië en Bitynië, alom de
mensen in het christelijke geloof onderwijzende, en langs de Euxinische zee
de oude naam voor de Zwarte Zee ... naar de woeste plaatsen van
Scythië.
Eén vroege Griekse schrijver geeft een gedetailleerd verslag van deze reizen, alsof Lukas
een verslag had geschreven over de andere apostelen zoals hij over Paulus had gedaan.
Andreas ging naar Trapezus, een [haven]stad bij de Euxinische zee, waarvandaan hij,
een menigte van plaatsen hebbende doorreisd, te Nicea kwam, waar hij met prediken en het
doen van wondertekenen, die veel [resultaat hadden], twee jaren doorbracht; vandaar naar
Nicomedia, en vervolgens naar Chalcedon. Hiervandaan voer hij de Propontis uit over de
Euxinische zee naar Herades, en vandaar naar Amastris... Van Amastris kwam hij te Sinope,
een stad gelegen aan dezelfde zee... waar hij ... zijn broeder Petrus vond, bij wie hij
zich geruime tijd ophield. Hiervandaan keerde hij weer naar Amynsus... [en daarna besloot
hij] naar Jeruzalem [terug] te keren het hoofdkwartier van de Gemeente. Enige
tijd hierna keerde hij vandaar weer naar zijn reeds gemelde landstreek, en reisde naar het
land van de Abasgenen [in de Kaukasus]... Hiervandaan begaf hij zich naar... Aziatisch
Scythië of Sarmatië; maar [omdat] de inwoners vrij barbaars en [eigenzinnig] waren,
bleef hij nergens lang, dan alleen te Cherson, of Chersonesus, een grote en volkrijke stad
in de Bosporus [deze Bosporus is het tegenwoordige Crimea de Krim], waar hij enige
tijd blijvende, de inwoners in het geloof onderwees en versterkte. Hiervandaan ging hij
scheep, en voer over zee naar Sinope, gelegen in Paphlagonië (William Cave, Apostolische
Oudheden, pp. 274-275).
Zoals wij zien predikte Andreas in juist die gebieden van Klein-Azië die Paulus
oversloeg. Vanuit dit gebied en vanuit Scythië ten noorden van de Zwarte Zee verhuisden
de voorouders van de Schotten en de Angelsaksen, zoals wij reeds hebben geconstateerd. Zij
maakten deel uit van het Huis Israël. Indien dit niet zo was, moet Andreas zijn opdracht
hebben verzaakt!
Scythië was de naam van de uitgestrekte vlakte ten noorden van de Zwarte en de Kaspische
Zee. Naar dit gebied verhuisde een grote kolonie Israëlieten na de val van het Perzische
Rijk in 331 v.C. Vanuit Scythië verhuisden de Schotten. Het woord Schot is
afgeleid van het woord Scyth. Het betekent inwoner van Scythië. De
Schotten maken deel uit van het Huis Israël.
Interessant is dat het woord Scythia, in het Keltisch, dezelfde betekenis heeft als
Hebreeër in het Semitisch: migrant of zwerver.
En wat te zeggen van de overlevering van de Schotten dat Andreas tot hun voorouders heeft
gepredikt? Significant? Inderdaad!
Oude geschriften maken gewag van bezoeken van de vroege Gemeente aan Ierland en Schotland.
In een oud Schots verhaal getiteld History of Paganism in Caledonië
(dichterlijke naam voor Schotland) vinden wij de passage: Tijdens de regering van
Domitianus [= Titus Flavius, Romeins keizer van 81 tot 96] bezochten discipelen van de
apostel Johannes Caledonië en predikten aldaar het evangelie.
In Dr. Skene's aanhaling uit een brief aan de paus vinden we deze woorden: Jezus
Christus bracht de natie van de Schotten, gevestigd aan de grenzen van de wereld, bijna
als eerste tot Zijn Allerheiligst geloof. Het was Zijn wens om hen in het geloof te
bevestigen door niemand anders dan Zijn eerste apostel Andreas en het volk wenste hem voor
altijd tot beschermer te hebben.
Schotland heeft het witte liggende kruis van Andreas als vlag of embleem, naar de apostel
van die naam. Het vormt samen met het Ierse kruis van St. Patrick en het Engelse kruis van
St. George de vlag van Groot-Brittannië: de Union Jack ofwel het Verenigd
Jakob. Het gaat hier slechts om de verwijzing door de Schotten naar de apostel
Andreas, want de kruisverering heeft zijn oorsprong niet in Christus. De verschillende
vormen van kruizen zijn heidense symbolen uit een periode ver voor het christentijdperk.
En de overige apostelen?
En waarheen bracht Simon de Zeloot het
Evangelie? Zelotes betekent ijveraar. Over hem wordt niet meer gesproken na de opstanding
van Jezus. Was hij eveneens niet meer in het oosten? Hier volgt zijn reisroute aan de hand
van Griekse beschrijvingen:
Simon reisde naar Egypte, vandaar naar Cyrene en Afrika... en vervolgens door
Mauretanië en geheel Libië, predikende alom in deze verafgelegen en woeste landschappen
het evangelie... Ook kon de koude van [het klimaat] zijn ijver niet stuiten, of beletten
om over te schepen en de christelijke leer in de westerse eilanden, zelfs tot in
Brittannië, te brengen. Hier predikte hij, en deed vele wondertekenen...
Zowel Nicephorus, patriarch van Constantinopel, (in de Chronologia die werd
geschreven in de negende eeuw) als Dorotheus (Synopsis de Apostal) verhaalt
dat hij tenslotte in Brittannië kwam, waar hij... door de ongelovigen gekruisigd,
en aldaar begraven werd (William Cave, Apostolische Oudheden, p. 339). Men
denkt dat dit in Linconshire heeft plaatsgevonden.
Nog iemand van de 12 apostelen blijkt onder de Verloren Stammen van Israël in
Groot-Brittannië en elders in het Westen te hebben gepredikt.
Maar wat deed Simon de Zeloot in Noord-Afrika? Waren daar ook afstammelingen van het Huis
Israël woonachtig? Waren sommigen in 721 v.C. ten tijde van de Assyrische verovering in
westelijke richting gevlucht? Hier volgt het antwoord van Geoffrey of Monmouth:
De Saksen... gingen naar Gormund, de koning van de Afrikanen, in Ierland, waar
hij, toen hij zich met een enorme vloot daarheen waagde, de mensen van het land versloeg.
Vervolgens voer hij, door het verraad van de Saksen, over naar Brittannië met
honderdzestigduizend Afrikanen... [en] verwoestte, zoals reeds gezegd werd, met zijn
talloze duizenden Afrikanen bijna het gehele eiland (boek xi, sectie 8, 10).
Deze talloze duizenden waren geen Berbers of Arabieren, maar blanken die
vanuit Noord-Afrika en Mauretanië, waar Simon predikte, naar Ierland kwamen. Dezen, zo
verklaart de Universal History (1748; Vol. xviii, p. 194), maakten bekend dat
hun voorouders door een machtige vijand uit Azië waren verdreven en tot in
Griekenland waren vervolgd; vanwaaruit zij ontkwamen naar Noord-Afrika. Dit
had echter... alleen betrekking op de blanke volken die sommige delen van Barbarije
en Numidië bewoonden.
Welk blank volk werd van de westelijke kusten van Azië verdreven? Het Huis Israël! Wie
was de vijand? De Assyriërs! Gedurende bijna drie eeuwen na de tijd van Simon de Zeloot
bleef dit deel van het Huis Israël in Mauretanië. Het bevindt zich echter nu niet in
Noord-Afrika. Het kwam kort na 449, de tijd van de Angelsaksische invasie, in Brittannië
aan. Bisschop Augustines, die in 598 (597?) door de paus te Rome naar Engeland was
gezonden voor de missionering onder de Angelsaksen, trof daar al christenen aan. Hun
voorouders hadden de boodschap al reeds gehoord van één van de twaalf apostelen.
Augustines trachtte zoveel mogelijk van hen aan Rome te binden.
En ook in Ierland
Toen Assyrië Israël veroverde,
ontkwam een deel van de stam Dan in hun schepen en over de Middellandse Zee voeren zij
naar het westen en verder naar het noorden naar Ierland. De Ierse annalen en geschiedenis
tonen dat de nieuwe bewoners van Ierland in diezelfde tijd de Tuatha de
Danaäns waren, dat de Stam van Dan betekent. Soms verschijnt hun naam
als Tuathe De, dat het volk van God betekent.
Ook de apostel Jakobus, de zoon van Alfeus, ging naar de verloren schapen van het Huis
Israël. Sommige vroege schrijvers raakten in verwarring door het feit dat twee van de 12
apostelen Jakobus heetten. Jakobus, de zoon van Alfeus, was degene die na de eerste 12
jaar Palestina verliet. De handelingen van deze apostel worden soms ten onrechte
toegeschreven aan Jakobus, de broer van Johannes. Die Jakobus was echter reeds door
Herodes ter dood gebracht (Hand. 12:1-2).
Waar predikte Jakobus, de zoon van Alfeus?
De Spaanse schrijvers houden doorgaans staande, dat hij... na de dood van Stefanus
gekomen is naar het westen, en [in het] bijzonder in Spanje, (sommigen
voegen er Brittannië en Ierland bij), alwaar hij de christelijke religie
zou geplant... hebben (William Cave, Apostolische Oudheden, pp. 284-285).
Opnieuw zien we hier een naar het verloren Huis Israël gezonden apostel op de Britse
eilanden: zowel in Ierland als in Brittannië.
In zijn derde boek Evangelical Demonstrations, hoofdstuk 7, bevestigt
Eusebius dat de apostelen overstaken naar wat de Britse Eilanden genoemd
worden. En ook: Enige van de apostelen predikte het Evangelie op de Britse
Eilanden.
Ook in Spanje bracht Jakobus enige tijd door. Waarom in Spanje? Spanje was de hoofdroute
voor de migratie vanuit het oosten van het Middellandse-Zeegebied naar de Britse eilanden.
De vorsten van Ierland verbleven enige tijd in Spanje. De profeet Jeremia reisde door
Spanje naar Ierland met een van de dochters van Zedekia (vgl. Jer. 41:10; 43:6-7). Ook nu
nog behoort een belangrijk deel van het Iberisch schiereiland, Gibraltar, tot de
eerstgeboorterechtstam Efraïm, de Britten.
Was ook Paulus in Brittannië?
In een boek dat in 1674 gepubliceerd
werd door William Camden, lezen wij: De ware christelijke godsdienst werd hier in
zeer oude tijden geplant door Jozef van Arimatea, Simon de Zeloot, Aristobulus, door St.
Petrus en St. Paulus, zoals kan worden bewezen aan de hand van Dorotheus, Theodoretus en
Sophronius (Remains of Britain, p. 5).
Hier wordt Paulus genoemd bij degenen die het christendom op de Britse eilanden brachten!
Paulus was inderdaad van plan van Italië naar Spanje en vandaaruit naar Brittannië te
gaan: .... zal ik over uw stad naar Spanje reizen (Rom. 15:28). Clemens van
Rome bevestigt in zijn brief aan de Corinthiërs Paulus' reis naar het Westen. Maar viel
ook Brittannië daaronder?
Luister naar de woorden van de Griekse kerkhistoricus Theodoretus. Hij vermeldt dat
St. Paulus het behoud bracht aan de eilanden die in de oceaan liggen (boek i,
over Psalm cxvi, p. 870). Met andere woorden: de Britse eilanden!
Was dat uitsluitend om tot de heidenen te prediken? In het geheel niet. Herinner u dat het
derde en laatste deel van Paulus' opdracht (Hand. 9:15), nadat hij Christus aan de
koningen en heersers te Rome had bekendgemaakt, was om de naam van Jezus te brengen aan de
kinderen Israëls: de Verloren Tien Stammen.
Dit is geen profetie betreffende de Joden die Paulus tevoren in de Griekse wereld van het
oostelijke Middellandse-Zeegebied had bereikt. Het is een profetie over Paulus'
zendingsreis tot en met de Britse eilanden! Hij heeft zelfs Aristobulus, één van de
zeventig discipelen, opgeleid tot opziener over oudsten in Brittannië. Daarover later
meer.
Tussen de geschriften die verwijzen naar de komst van Paulus naar Brittannië bevinden
zich de Welsh Triades van de apostel Paulus, niet minder dan tien in getal (St.
Paul in Britain, Morgan). Clemens Romanus spreekt van Paulus die naar
het uiterste westen gaat, daarna terugkeert naar Rome waar hij het
martelaarschap ondergaat in aanwezigheid van de heersers der mensheid.
Hiëronymus en Chrysostomus schrijven over Paulus die naar het uiterste westen reist en
Theodorus, een Syrische bisschop uit de vijfde eeuw, vertelt ons dat Paulus het
evangelie van Christus bracht aan de Britten en anderen in het westen. Zelfs de paus
(Pius XI, 1922-1939) die enkele belangrijke Britse bezoekers een plezier wilde doen,
bracht de theorie naar voren dat het Paulus zelf was en niet paus Gregorius I, die
als eerste het christendom in Brittannië introduceerde.
Over de plaats waar Paulus in Brittannië voet aan wal zette bestaat een plaatselijke
overlevering die een zekere miss Hargrove ons geeft uit een oude kroniek van het Eiland
Wight: Paulus, die met verscheidene andere christenen aankwam, sommigen van hen
hadden onze gezegende Heer persoonlijk gekend, landde in Bonefon op het Eiland Wight. De
juiste plaats heet nu Sandown Bay, de monding van de haven van Brading... Hij ging naar
het vasteland vanuit Rhydd het veer heet nu Ryde naar Aber Deo, de haven van
God, of Godsport-Gosport.
Dit is niet zo fantastisch als het lijkt, want Paulsgrove daar vlakbij, ten noorden van
Portsmouth, is zo genoemd omdat Paulus daar een bezoek bracht.
Aan de kusten van de Kaspische Zee
Jakobus schreef aan Israël in de
verstrooiing. Wij hebben deze verstrooide stammen teruggevonden in
Noordwest-Europa en in Noord-Afrika, van waaruit zij in de vijfde eeuw naar Ierland en
Brittannië trokken, en in het noorden van Klein-Azië, tezamen met de Assyriërs. In 256
verhuisden zij van het gebied rond de Zwarte Zee naar Denemarken en vandaar in 449 naar de
Britse eilanden.
Nakomelingen van de Verloren Tien Stammen bevonden zich echter ook nog in een ander
uitgestrekt gebied buiten de grenzen van het Romeinse Rijk. Dat gebied stond bekend als
het rijk van de Parthen. Wie de Parthen waren bleef heel lang een mysterie.
De Parthen verschijnen plotseling rond 700 v.C. in de omgeving van de Kaspische Zee en wel
als slaven van de Assyriërs. Volgens Diodorus, die waarschijnlijk Ctesias heeft
gevolgd, kwamen zij van overheersing door de Assyriërs onder die van de Meden en van
afhankelijkheid van de Meden in een soortgelijke positie onder de Perzen (The
Sixth Great Oriental Monarchy, p. 26; geciteerd uit Diodorus Siculus, ii 2, § 3; 34,
§ 1 en § 6).
De Parthen kwamen omstreeks 250 v.C. aan de macht in de landstreken langs de zuidelijke
oevers van de Kaspische Zee. Naar dat gebied was een belangrijk deel van Israël verbannen!
Wat historici voor raadsels zetten is dat de Parthen geen Perzen, noch Meden, noch
Assyriërs of enig ander bekend volk waren. Zelfs hun naam ademt geheimzinnigheid uit
totdat men de Bijbel leert kennen. Het woord parthen betekent ballingschap!
(Zie The Sixth Monarchy, p. 19, van Rawlinson). De enige ballingschap in dit land
was van de tien stammen van Israël! De Parthen waren de gedeporteerde Tien Verloren
Stammen, waarvan enkele stammen in het land van hun ballingschap bleven wonen tot 226
n.C., toen de Perzen de Parthen versloegen en hen naar Europa verdrongen.
Jakobus richtte zijn brief dus tot de 12 stammen van Israël in de verstrooiing. Hij
waarschuwde de Israëlieten tegen onderlinge oorlogen. Toen Jakobus deze brief omstreeks
60 n.C. schreef, was er in de wereld, met uitzondering van twee gebieden, vrede. Die
gebieden waren Brittannië en Parthië. Er is geen misvatting mogelijk: Parthië en
Brittannië waren landen waar de Israëlieten woonden.
Wie van de oorspronkelijke 12 apostelen bracht het Evangelie naar de Israëlieten in
Parthië?
Griekse historici openbaren dat Tomas het Evangelie bracht in Parthië, en daarna
heeft hij ook zo berichten ons Sophronius, en anderen het evangelie onder de
Meden, Perzen, Carmanen, Hyrcanen, Bactrianen, en de daaraan grenzende volkeren
gepredikt (William Cave, Apostolische Oudheden, p. 325). Deze gebieden kennen
wij tegenwoordig als Iran (of Perzië) en Afghanistan tot aan het westen van India. In de
dagen van de apostelen was een belangrijk deel van dit gebied onderworpen aan de Parthen.
Hoewel sommige Israëlieten het gebied reeds verlaten hadden, waren grote menigten
achtergebleven en hadden zich over het aangrenzende grondgebied verspreid. Zij verloren
hun identiteit en werden geïdentificeerd met de namen van de gebieden waarin zij woonden.
De Joodse historicus Josefus was bekend met Parthia als een belangrijke woonplaats van de
Tien Stammen. Hij schrijft: Maar de overige Israëlieten [de Tien Stammen] wilden
dat land niet verlaten [zij keerden niet terug naar Palestina], zodat alleen de
stammen van Juda en Benjamin weer naar Jeruzalem keerden; en deze zijn het die nu in Azië
en Europa onder de heerschappij der Romeinen staan, want de andere tien stammen zijn aan
gene zijde van de Eufraat gebleven, en aldaar spoedig ongelooflijk vermenigvuldigd
(Flavius Josefus, Historie der Joden, boek XI, hoofdstuk V, § 2).
Precies dat gebied waar Tomas rondreisde was, volgens Josefus, vol met talloze menigten
van de Tien Stammen. Josefus was klaarblijkelijk niet bekend met degenen die al naar het
westen waren verhuisd. Wel maakt hij duidelijk dat alleen het Huis Juda ooit naar
Palestina is teruggekeerd. Het Huis Israël, de andere tien stammen, was
aan gene zijde van de Eufraat gebleven.
Parthië werd in 226 n.C. door Perzië verslagen. De Tien Stammen en de Meden werden uit
Parthië verdreven en trokken naar Scythië ten noorden van de Zwarte Zee (zie R.G.
Latham, The Native Races of the Russian Empire, p. 216).
Vandaar trokken de Tien Stammen omstreeks 256 tezamen met hun broeders van Klein-Azië
naar Noordwest-Europa.
Tomas reisde tevens naar het noordwesten van India, waar de blanke Indiërs
woonden blanken in India die ook bekend stonden als Nephtalitische of Eftalitische
of Heftalitische Hunnen (witte hunnen), volgens latere Griekse verslagen. Enig
verband met de stam Naftali? De annalen van de Chinese dynastieën van Liang Shu en de
verslagen van twee Chinese boeddhistische pelgrims, Song Yun and Huisheng, die in dat
gebied waren in het jaar 520, schenen ook te wijzen op de verkondiging van het christendom
door de Eftalieten. Ze werden verslagen in de zesde eeuw en emigreerden naar Scandinavië
(Scandinavische archeologen bevestigen dit) evenals de Friezen eerder in 330 v.C., van
India tot ver naar het noordwesten trokken.
Volgens Nicephorus deelde Bartolomeus met Tomas dezelfde uitgestrekte vlakten. Bartolomeus
bracht ook een deel van zijn tijd door in het naburige Armenië en in een deel van
Opper-Phrygië in Klein-Azië. Dit was ook het district waarheen Andreas het Evangelie
bracht en waarheen Petrus twee van zijn brieven zond.
Judas, ook wel genaamd Lebbeus Taddeus, nam deel aan het werk in Assyrië en Mesopotamië,
dat deel van Parthië dat Josefus aanduidde als het gebied dat nog steeds door de Tien
Stammen werd bewoond. Het Parthische rijk, dat ook nakomelingen van de Tien Stammen
bevatte, had gedurende het grootste deel van de nieuwtestamentische periode Assyrië en
Mesopotamië in zijn bezit. Vanuit de beroemde stad Babylon, in Mesopotamië, gaf Petrus
leiding aan het Werk van alle apostelen in het Oosten.
Waarheen ging Mattheüs?
Metaphrastes verhaalt dat Mattheüs
eerst zijn reis naar Parthia nam, en in die gewesten de christelijke religie
voorspoedig geplant hebbende, vandaar naar Ethiopië reisde, dat is, naar dat Ethiopië,
welk in Azië, en [vlakbij] India gelegen is (William Cave, Apostolische Oudheden,
p. 318).
Enkele eeuwen lang stond dit gebied van de Hindoe Koesj, dat grenst aan Scythië en
Parthië, bekend als Wit-India. Het ligt iets ten oosten van het gebied waar
de Assyriërs de Israëlitische ballingen vestigden. Een natuurlijk groeiproces voerde het
Huis Israël naar deze dunbevolkte gebieden. De profetieën onthullen dat zij vandaar in
de zesde eeuw naar Noordwest-Europa trokken. Dorotheus verklaart dat Mattheüs werd
begraven in Hiërapolis in Parthië.
Ethiopische en Griekse bronnen duiden Dacië (het huidige Roemenië) en Macedonië aan als
deel van het gebied waarin Mattias zijn werk uitoefende. Dacië was het uiterst westelijke
deel van Scythië. Uit Dacië kwamen de Noormannen die zich in Scandinavië, Frankrijk en
Brittannië vestigden.
De Franse overlevering die verhaalt dat Maria, de moeder van Jezus, naar Gallië reisde,
vormt een extra bewijs voor het verblijf van Johannes in Gallië in zijn eerdere jaren.
Jezus legde de zorg voor Maria in handen van Johannes. Zij moet in het gebied waar hij
werkte geweest zijn. Paulus wist dat Gallië een gebied was waar het Huis Israël zich had
gevestigd. Op zijn reis van Italië naar Spanje (Rom. 15:24, 28) sloeg hij Gallië over.
Dit zijn historische gegevens die de identiteit en de verblijfplaats van het Huis
Israël bevestigen. Wat zijn Gods geheimenissen leerzaam en verhelderend als wij ze
werkelijk begrijpen!
Ook de discipelen droegen bij aan
het Werk
Terwijl Stefanus en andere christenen
in Jeruzalem als martelaren stierven en voordat Saul van Tarsus de ervaring van zijn leven
kreeg op de weg naar Damascus en terwijl keizer Tiberius erover peinsde wie van zijn
verraderlijke familieleden benoemd moest worden tot zijn opvolger, voer een schip
westwaarts door de Middellandse-Zee op weg naar Marseille.
Het moet een gevaarlijke reis zijn geweest, want de boot had geen riemen of zeilen toen
het de kust van Palestina verliet. Het was waarschijnlijk een oud en ondeugdelijk wrak,
want het was door zijn eigenaar verlaten, maar het was een ontsnappingsmiddel voor een
groep vrienden van Jezus die vluchtten voor hun Joodse vijanden. Onder hen waren Lazarus
en zijn twee zusters, Marta en Maria. Hoewel over Maria een naamsverwarring zou kunnen
bestaan met Maria van Magdala. Lazarus werd in het bijzonder gehaat door de Joodse
autoriteiten, want de opwekking van deze intieme vriend van Jezus was het meest
onweerlegbare wonder van allemaal geweest.
Het verhaal van deze reis werd gevonden door kardinaal Baronius toen hij als
bibliothecaris van het Vaticaan de vele oude manuscripten, waarvan enkele het daglicht
niet meer hebben gezien sinds zij daar eeuwen geleden werden opgeborgen, aan het sorteren
was.
Frankrijk, Spanje en Portugal
Los van de oude manuscripten, tonen
lokale kerkverslagen in Zuid-Frankrijk aan dat de stichting van veel kerken in die streek
is toegeschreven aan het gezelschap uit de boot. De Franse dichter Mistral noemt hun
namen. Eerst de vrouwen: Maria, de vrouw van Kleopas (Klopas), Maria Salome, Maria
Magdalena (of Magdala), Marta en Marcella, haar dienstmaagd. De mannen waren: Lazarus,
Jozef van Arimatea, Trofimus, Maximinus, Cleon, Eutropius, Sidonius (ook bekend als
Restitutus), Martialis en Saturninus.
De kerk in de Camargue, bekend als De Heilige Maria's van de Zee, vermeldt een
interessante persoonlijkheid, nl. Sara, de dienstmaagd van de twee Maria's.
J.W. Taylor vertelt uitvoerig over haar geschiedenis in The Coming of de Saints, en
baseert het op Mistrals Mireo, gepubliceerd in 1859: Toen de boot afdreef,
sprong Sara, de dienstmaagd van Salome en Maria Kleopas, in zee om zich bij haar
meesteressen te voegen en met de hulp van Salome werd zij in de boot gehesen. Na
verscheidene dagen rondgezworven te hebben, dreef de boot naar de kust van de Provence. De
Rhône volgend, kwam het gezelschap aan in Arles dat tot het christendom was overgegaan,
hoofdzakelijk door de zegen van God op de prediking van Trofimus.
Sara heeft bekendheid gekregen als schutspatroon van de zigeuners door een plaatselijke
traditie die haar als een zigeunerin beschrijft. Dit zou een aanwijzing kunnen zijn dat
Sara een Egyptische was, omdat veel zigeuners uit Egypte afkomstig zijn. Hun jaarlijkse
bijeenkomst in de Camargue om de komst van Sara te vieren, is een oude traditie.
Volgens de Acta Sanctorum reisde Maria Klopas later door naar Spanje. Zij nam het
lichaam van haar doodgemartelde zoon, Jakobus de Jongere (de zoon van Alfeus), met zich
mee. Jakobus werd erkend als de beschermheilige van het land. Vanzelfsprekend verwerpt de
Gemeente van God het aanroepen of aanbidden van beschermheiligen. De Bijbel laat er geen
twijfel over bestaan dat alleen God aanbeden dient te worden en bovendien dat als een mens
sterft, hij werkelijk dood is en moet wachten op zijn opstanding. Aan een dode
beschermheilige heeft niemand iets. Deze Maria woonde en werkte in
Civita-Tensum (Ciudad Rodrigo) waar ook zij later werd begraven. Deze stad lag in
Lusitania, een streek die in grote trekken overeenkwam met het huidige Portugal en waar de
Grieken duizend jaar daarvoor een beschaving hadden opgebouwd. Het is niet verwonderlijk
dat Paulus dat gebied graag wilde bezoeken.
In zijn brief aan de gemeente in Rome schrijft hij:
Romeinen 15:24 zodra ik naar Spanje reis; ik hoop u namelijk op mijn doorreis met
eigen ogen te zien en door u voortgeholpen te worden voor mijn tocht daarheen, wanneer ik
eerst enigermate van u genoten heb. Vers 28 Wanneer ik mij dan hiervan gekweten en
hun deze opbrengst afgedragen heb, zal ik over uw stad naar Spanje reizen.
De plaatselijke overleveringen en kerkkronieken in Zuid-Frankrijk zijn eenvoudig opgesteld
en opmerkelijk is de afwezigheid van fantastische wonderverhalen zoals die om
rooms-katholieke heiligdommen zijn ontstaan. De verhalen zijn samenhangend, met weinig
onderlinge tegenspraak.
Maria Magdala nam haar intrek in een grot bij Baume waar zij de plaatselijke bevolking
onderwees. Het leven van St. Louis, geschreven door Sire de Joinville in 1254,
verwijst naar Magdalena (Magdala) die in haar grot woonde in Le Basme, een
korte dagreis van Aix en Provence vandaan. Ze is begraven in de kerk gesticht door
Maximinus.
Een kroniek van het koninkrijk Arles uit de dertiende eeuw (Otia Imperialia van
Gervais de Tilbury) noemt enkele van deze heiligen met de plaatsnamen van daar door hen
gestichte kerken als extra aanduiding, zoals Maximinus van Aix, Saturninus van Toulouse,
Eutropius van Orange en Martialis van Limoges. Overal in de streek van de Rhônevallei, de
Camargue en Zuidwest Frankrijk zijn deze vrienden van Jezus bekend en komen hun namen voor
in bepaalde gezegden.
Lazarus was de eerste opziener van Marseille en stichter van de kerk van St. Victor, die
werd gebouwd boven de grot waarin hij woonde. De bergachtige streken van Zuid-Frankrijk
verschaften de vluchtelingen bij hun aankomst blijkbaar kant en klare schuilplaatsen. Nu
vormt de grot van Lazarus de crypte van de kerk, waarin een inscriptie deze eerste
bisschop (opziener) beschrijft als Divo Lazaro a Christo suseitato.
Lazarus heeft waarschijnlijk een keer, in zijn drukke bestaan als opziener van Marseille,
zijn vrienden in Brittannië bezocht, want de Triade van Lazarus is in Brittannië
bewaard gebleven. De Triade van Lazarus zijn drie raadgevingen: Geloof in God die u
gemaakt heeft; Heb God lief die u gered heeft; Vrees God die u Oordelen zal.
J.W. Taylor geeft ons in zijn boek The Coming of the Saints heel wat details; een
boek dat uniek is in zijn soort, want de auteur maakte een pelgrimsreis door de gebieden
die verband houden met de zendelingen uit de eerste eeuw. Hij ontdekte bijzonderheden die
op een andere manier niet achterhaald hadden kunnen worden.
Martialis, die een neef van Stefanus zou zijn, ging naar Limoges, Marta met haar
dienstmaagd Marcella naar Tarascon en over Jozef van Arimatea lezen wij dat van hem
wordt vermeld dat hij verder trok en de zee naar Brittannië is overgestoken. De
meeste van deze oude steden lagen direct aan de handelsroutes naar het noorden, waarlangs
de goederen per pakpaard en ezel naar Brittannië werden vervoerd, soms werden ze vanaf de
zee per boot over de Rhône gevaren.
Andere zeer oude kerken maken er aanspraak op te zijn gesticht door heiligen die Jezus nog
gekend hebben. De kerk van Trier, aan de Belgisch-Duitse grens, beweert gesticht te zijn
door Maternus, beschreven als de zoon van de weduwe van Naïn, die evenals Lazarus uit de
doden was opgewekt. Het was de eerste voorbij de Alpen.
Ook in Rocamadour, hoog op de heuvel gelegen, staat een zeer oude kerk die gesticht zou
zijn door Zacheus, de kleine man die in een boom klom om Jezus voorbij te zien komen en
die Hem in zijn huis uitnodigde.
De eerste pioniers in Brittannië
Zowel plaatselijke legendes als
geschreven kronieken geven ons de feiten over Avalon (Glastonbury) en over de komst van
Jozef van Arimatea aldaar. Gildas de Wijze, een historicus, wiens werken nog steeds
voorhanden zijn, werd geboren tijdens de regering van koning Arthur. Toen Gildas probeerde
uit te leggen waarom God de Saksen toestond deze Keltische gebieden binnen te trekken
zonder dat zij beseften dat ze broeders waren, noemde hij als reden dat God in dit
land de liefde van deze Israëlieten, die van Hem waren, op zijn eigen manier op de proef
wilde stellen. Het leek erop, dat Gildas kennis had van de identiteit van de Britse
eilanden. Hij geeft het tijdstip van de komst van de heilige leer van Christus
in Brittannië als volgt weer: Aan het einde, zoals wij weten, van de regering van
Caesar Tiberius. Hij voegt eraan toe dat het geloof zonder belemmering werd
verbreid en dat de dood dreigde voor degenen die zich zouden vergrijpen aan de
belijders. De uitdrukking zoals wij weten suggereert dat het algemeen
bekend was dat het geloof tijdens de regering van Tiberius naar Brittannië werd gebracht.
De woorden tempo summo, hier vertaald met aan het einde, kunnen beter
vertaald worden met op het hoogtepunt van de regering van keizer Tiberius. Wij
weten dat Tiberius in 37 n.C. stierf, zodat de komst van de eerste zendelingen tussen 34
en 37 moet hebben plaatsgevonden. Al heel vroeg dus, want Christus werd gekruisigd in 30
n.C.! Maar op de dag van Christus' dood valt de betrokkenheid en ijver van Jozef van
Arimatea al op.
Kardinaal Baronius de kerkhistoricus die tevens als bibliothecaris van het Vaticaan
werd aangesteld in 1596 schreef in zijn Annales Ecclesiastici over de vondst
in de Vaticaanbibliotheek van een zeer oud manuscript, waarin de reis werd beschreven van
een groep vrienden van Jezus. Ze bevonden zich in een oude boot, zonder riemen of zeilen
en waren door de eigenaar verlaten. Na grote ontberingen strandden zij op de kust bij
Marseille, van waaruit zij zich verspreidden over het zuiden van Frankrijk, waar vele
kerken hen vermelden als hun stichters. In deze groep bevond zich Jozef van Arimatea, die
echter niet wordt genoemd als stichter van een van deze kerken, hetgeen een aanwijzing kan
zijn dat hij zou zijn doorgereisd en niet lang in Zuid-Frankrijk is gebleven. Baronius
dateert de aankomst van de boot in het jaar 35. Jozef van Arimatea kan dus in Brittannië
aangekomen zijn in de periode die door Gildas wordt vermeld, zodat op dit punt de twee
oude documenten overeenkomen. Baronius' beschrijving vindt bevestiging in Franse
kerkanalen.
De monnik Hugo Paulinus de Cressy, die in de zeventiende eeuw zijn Kerkgeschiedenis van
Bretagne schreef, spreekt over de kerk van Brittannië in de eerste eeuw. De Cressy
schreef nog een ander boek over kerkgeschiedenis, dat nooit werd uitgegeven omdat het
verslagen bevatte over twistpunten tussen Engelse koningen en het pausdom. Hij verschafte
ons de datum en het jaar van de dood van Jozef van Arimatea, t.w. 27 juli in het jaar 82
en sprak over zijn komst met de volgende woorden: De uitnemendste nu van de
oorspronkelijke discipelen die het meeste bijdroeg aan dit hemelse bouwwerk was Jozef van
Arimathea, met elf van zijn metgezellen waaronder zijn zoon die dezelfde naam droeg.
Hij vertelt ons dat Brittannië de stralen van de Zon der Gerechtigheid ontving
vóór veel andere landen, die dichter bij het land lagen waar deze Zon voor het eerst
opkwam. De Cressy bracht lange tijd door in Frankrijk, waar hij studeerde en
schreef. Mogelijk bevatten de oude Franse kerkdocumenten enkele van de mededelingen die
hij deed, want hij verklaart dat hij originele documenten heeft overgeschreven.
Irenaeus geschiedschrijver en bisschop van Lyon, afkomstig uit Klein-Azië, waar
hij is geboren in 120 n.C. en als jongen de preken van Polycarpus, de leerling van de
apostel Johannes, had gehoord sprak, ondanks zijn trouw aan de paus, met gezag over
de apostelen die kerken (gemeenten) stichtten onder de Kelten.
Freculfus bisschop van Lisieux in Normandië in de negende eeuw die ons
vanuit een Frans gezichtspunt feiten gaf over Jozef van Arimatea, brengt een andere
apostel, Filippus, voor het voetlicht. William van Malmesbury haalt zijn woorden aan en
geeft hoofdstuk en vers, het vierde hoofdstuk van zijn tweede boek: De
apostel Filippus ging naar Frankrijk om te prediken. Hij zond twaalf mannen vanuit
Frankrijk naar Brittannië om dit land te bekeren, waarvan zijn beste vriend, Jozef van
Arimatea, de leider was.
Interessant is wat Helene W. van Woelderen schrijft in haar boekje Nederland - Zebulon
- Een wonderlijke parallel:
beseffen de meeste Nederlanders niet eens,
dat al in het jaar 50 A.D. de blijde boodschap van het Licht door apostelijke mannen naar
onze kusten werd gebracht. Het was de apostel Philippus zelf, die hen vanuit Gallië zond.
Waarom zou een van de Zeeuwse eilanden toch St. Philipsland heten? Het eiland Sint
Philipsland is genoemd naar de apostel Philippus en hertog Philips de Goede van
Bourgondië.
Dorotheus vertelt ons omstreeks het jaar 300 in zijn Synopsis de Apostal:
Aristobulus, die door Paulus wordt gegroet in zijn brief aan de Romeinen [Rom.
16:10], was bisschop van Brittannië. Ado, aartsbisschop (9e eeuw) van Vienne, een
plaats in de Rhônevallei, schrijft dat hij de broeder was van Barnabas, de apostel,
door wie hij tot bisschop werd gewijd (Adonis Martyrologia). Hippolitus, die
in het begin van de derde eeuw schreef, spreekt duidelijk over hem als bisschop
[opziener] van de Britten. De langste en meest uitgebreide verwijzing naar hem is te
vinden in de Griekse Menologie, een verzameling notities betreffende de heiligen,
bijeengebracht uit alle oostelijke gemeenten op bevel van keizer Basilius van het
Macedonische Huis (Byzantijnse Rijk), tijdens de negende eeuw. Het zegt: Aristobulus
was een van de zeventig discipelen, een volgeling en medewerker van de apostel Paulus, met
wie hij het evangelie predikte aan de hele wereld en diende onder hem. Hij werd door
Paulus uitgekozen om een missionaire bisschop te worden in het land van Brittannië.
De Menologie eindigt met de volgende woorden: Hij werd aldaar doodgemarteld, nadat
hij gemeenten had gebouwd en diakenen en priesters had gewijd voor het Eiland. Bij
de bron van de rivier Severn in Montgomeryshire ligt Arwystly, een plaats die naar hem
genoemd is en waarvan wordt gezegd dat Aristobulus daar de marteldood is gestorven.
God bereidde de weg voor het
prille Werk
Het kan geen toeval geweest zijn dat in
die jaren er geen oorlogen en taalbarrières waren die het Werk van God in de weg stonden.
Het is een merkwaardig feit dat de eerste drie eeuwen van de christelijke jaartelling de
langste periode van vrede is geweest die Europa en het Midden-Oosten hebben gekend, de Pax
Romana: de vrede die door de Romeinen in het wereldrijk werd gehandhaafd, resp. werd
opgelegd.
God leerde Nebukadnezar, na de periode dat hij krankzinnig was, dat de Allerhoogste
macht heeft over het koningschap der mensen (Dan.4:17).
Hoewel de regering van Rome drukkender en benauwder was dan die van menig rijk daarvoor
profetisch gesymboliseerd als hard als ijzer hield deze macht
die de heerschappij had verworven de vrede in stand, legde wegen aan, hield de havens
open, stelde perk en paal aan het piratendom. Dit is de enige periode in de oude
geschiedenis van Europa geworden waarin men ongehinderd van Palestina naar Brittannië kon
reizen.
Hoewel er vele talen in het Romeinse rijk werd gesproken, was Grieks later door
Latijn vervangen de wereldtaal, enigszins te vergelijken met Engels in onze tijd.
Daardoor was het mogelijk omgang met elkaar te hebben. De apostelen en hun vrienden hadden
genoeg strijd te voeren tegen het kwaad van het heidendom, maar de weg naar het westen lag
al voor hen open. De christenvervolgingen had als resultaat dat ze in eerste instantie uit
hun woonplaatsen in Palestina werden verdreven, waarna ze steeds verder naar rustiger
landen in het uiterste westen trokken.
Zonder de steun van de discipelen zou het werk van de apostelen niet die kracht gehad
hebben. We hebben hun aandeel gezien in Frankrijk, Spanje, Portugal en discipelen van de
apostel Johannes bezochten Caledonië (Schotland). Maar ook in andere delen van Europa en
gebieden van Azië en Afrika. In slechts enkele tientallen jaren na de dood en opstanding
van Jezus Christus heeft de eerste Gemeente in een kolossaal deel van de toenmalige wereld
het Evangelie van het Koninkrijk van God verkondigd.
Waarheen het maar mogelijk was reisden de apostelen en discipelen van Christus om zijn
evangelie uit te dragen en zij lieten zich niet ontmoedigen door de vervolgingen waaraan
ze blootstonden.
En zo hebben de apostelen en discipelen het estafettestokje van generatie op generatie
overgedragen over de gehele wereld en hebben elkaar tot de dag van vandaag afgelost. Het
laatste traject is ingegaan. De Gemeente van God zal van de overwinning genieten. |
|