Voor literatuurlijst klik hier. Is het verkeerd goed te zijn?
Uit één van Christus' gelijkenissen trekken sommigen de conclusie dat God onrechtvaardig is.
Is de vraag Is het verkeerd om goed te zijn
niet wat paradoxaal? Toch is het een serieuze vraag. Het lijkt een zonderlinge vraag. Maar
wat verstaan we onder verkeerd? Op basis van wiens normen bepalen we dat? Zijn
we het gezamenlijk eens geworden over één bepaalde norm of maakt ieder dat voor zichzelf
uit? En wat verstaan we onder goed zijn? Hebben we daar een gezamenlijke norm
voor? Beoordelen we dat naar ons gevoel of ons verstand? Staat hierin ons eigen belang
voorop of dat van de ander? De gelijkenissen van Christus Christus sprak vaak in gelijkenissen. Waarom deed Hij
dat? En wat moeten we onder gelijkenis verstaan? Velen menen dat Christus in
gelijkenissen sprak om zijn evangelie te verduidelijken. Het zal u verrassen, maar het
tegendeel is waar. Het is niet altijd eenvoudig de betekenis van een gelijkenis te
doorzien, daar een gelijkenis details kan weglaten die voor ons nodig zijn om de beoogde
les te begrijpen. Vaak zijn die details zelfs met opzet weggelaten om de bedoeling te
verhullen. De Bijbel bevestigt dat Christus in gelijkenissen sprak, niet om zijn leer te
verduidelijken aan de massa, maar juist om bepaalde aspecten ervan te verhullen. Hij wilde
niet dat mensen van wie de ogen verblind waren, zich willens en wetens schuldig zouden
maken aan zonden na de waarheid te hebben begrepen. Christus legt aan zijn discipelen het
doel van de gelijkenissen uit. Mattheüs
13:10 En de discipelen kwamen en zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen [de
menigte] in gelijkenissen? 11 Hij antwoordde hun en zeide: Omdat het u gegeven
is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat niet
gegeven. Dit begrijpt de christelijke wereld niet. Jezus spreekt opzettelijk
op een manier dat de scharen de betekenis niet begrijpen. Enerzijds roept de Vader slechts
weinigen om toegevoegd te worden aan de eerstelingen, die speciaal opgeleid
worden voor zijn Regering in het Koninkrijk. Anderzijds wíl de grote massa ook niet
geroepen worden. De Geneesheer is voor de zieken, de Verlosser voor de zondaars. Maar zij
die zich christelijk noemen menen dat ze niet ziek zijn en denken dat ze niet in zonde
leven; zij weten echter niet, dat zij ziek zijn, en willen er niet van horen dat zij
zondaars zijn. In de eersteling moet een karakter gevormd worden van
nederigheid en het oprechte verlangen om in gehoorzaamheid aan God de mensheid van dienst
te zijn. Het apart gezet worden door God is een geheim, al staat het in duidelijke taal in
de Bijbel. Daarom is het ook een wonder. Hoewel een goed verstaander heeft maar een
half woord nodig is een zegswijze die hier van toepassing is. Dat halve woord kan
een gelijkenis zijn. Aan wie God zijn geest heeft gegeven, en kennis heeft toevertrouwd, zal
mits de houding goed is steeds meer ontvangen. En kan dus steeds meer begrijpen en
steeds beter dienstbaar zijn. Vers
12 Want wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie
niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. Wie Gods
geest heeft ontvangen en in gehoorzaamheid aan God de vrucht van de heilige geest is gaan
voortbrengen en zijn karakter volledig op Gods wil heeft afgestemd is geschikt voor het
Koninkrijk. Wie niets heeft gedaan met Gods geest of deze zelfs niet wilde ontvangen is
nutteloos. Als twee bouwvakkers ieder een forse som geld krijgen om voor een veehouder
ieder een stal te bouwen die klaar moet zijn tegen de tijd dat in het najaar het vee
binnengehaald moet worden en in augustus heeft de ene de stal klaar, maar de ander heeft
zelfs aan het voorbereidende grondwerk nog nauwelijks iets gedaan, is het verstandig om
van de laatste het gegeven geld weer af te nemen en te geven aan de eerste om die ook de
tweede stal te laten bouwen. Vers
13 Daarom spreek Ik tot hen [de menigte] in gelijkenissen, omdat zij
ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen. 14 En aan hen wordt de
profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het
geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken; 15
want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun
ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen, en met hun oren niet horen,
en met hun hart niet verstaan en zich bekeren, en Ik hen zou genezen. 16 Maar uw
ogen [van hen die de roeping beantwoorden] zijn zalig, omdat zij zien en uw oren,
omdat zij horen. Vrijwel iedere gelijkenis van Christus duidt op het Koninkrijk van God en bevat
een les waarvan de toepassing ons leed en ellende bespaart en ons richt op de weg die naar
het eeuwige leven leidt. Laten wij nu terugkeren naar de titel van dit artikel. Is het verkeerd goed te
zijn? Wat vindt u daarvan? Christus geeft het antwoord op de gestelde vraag in één van zijn gelijkenissen,
dat bij velen een voorwerp van twist is. Toets uw eigen morele normen hieraan. Belangrijk
is ook of er onder de autoriteiten die kunnen beslissen over het lot van anderen in onze
samenleving die visie van Christus aanwezig is. De gelijkenis van de arbeiders Christus begint deze gelijkenis met de woorden: Mattheüs
20:1 Want het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een heer des huizes, die des
morgens vroeg arbeiders voor zijn wijngaard ging huren. Tot hiertoe staat er in deze gelijkenis niets buitengewoons. Maar let op het
woord want. Dit vers begint met want, d.w.z. dat hierna het
voorgaande vers zal worden toegelicht. Wat was het voorgaande? Mattheüs 19:29 En een ieder, die huizen of broeders of zusters of
vader of moeder of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn naam, zal vele malen meer
terugontvangen en het eeuwige leven erven. 30 Maar vele eersten zullen de laatsten
zijn, en vele laatsten de eersten. Met de gelijkenis over het inhuren van arbeiders wil Christus zijn uitspraak
vele eersten zullen de laatsten zijn, en vele laatsten de eersten toelichten. Het inhuren van arbeiders werpt geen vragen op. Het betreft iets dat zich in
verschillende landen nog steeds voordoet. Men kan arbeiders inhuren voor een specifieke
taak en voor een bepaalde tijd. Werkgever en werknemer moeten het uiteraard eens worden
over de voorwaarden en het loon. Als de arbeiders het bedrag dat hun wordt aangeboden
onbillijk vinden, zijn zij vrij om het aanbod af te slaan en elders werk te zoeken. Eén van de sleutelpassages van de gelijkenis van de huurarbeiders is die waarin
door beide partijen van te voren de wederzijdse voorwaarden van het dienstverband worden
gesteld en aanvaard. Er staat met betrekking tot de heer des huizes: Mattheüs 20:2 Toen hij het met de arbeiders eens geworden was voor een
schelling 's daags zond hij hen in zijn wijngaard. Het is hier onnodig na te gaan wat indertijd de precieze waarde van een schelling
was. Wij mogen concluderen dat de geboden schelling een redelijke beloning was, daar de
arbeiders erin toestemden voor die som de hele dag te werken. Vanaf dat moment krijgt het verhaal een geheel andere wending. De Bijbel vertelt
dat de heer des huizes omstreeks negen uur 's morgens nog eens op markt ging kijken. De
eersten waren al vanaf omstreeks zes uur in dienst. Vers 3 En omstreeks het derde uur ging hij naar buiten en zag nog anderen
werkloos op de markt staan. Het
tellen van de uren werd zowel volgens Romeins als Joods gebruik gedaan. De Romeinen
begonnen te middernacht te tellen zoals de westerse wereld van vandaag. De Joden
verdeelden de dag in twaalf uren. Het derde uur in vers drie is omstreeks negen uur in de
morgen. Vers 4 en hij zeide tot hen: Gaat ook gij in de wijngaard en wat billijk is
zal ik u geven. En zij gingen. Bij deze tweede indienstneming is er ook weer sprake van twee
specifieke elementen: ten eerste specificeert de heer des huizes het salaris dat hij zal
geven voor het werk van deze groep arbeiders niet, al belooft hij wel hun te zullen geven
wat billijk is. De arbeiders, op hun beurt, aanvaarden de gestelde voorwaarde
en gaan in de wijngaard werken. De uitzonderlijke handelwijze van de heer des huizes ten opzichte
van de arbeiders die om negen uur zijn aangenomen, mag wat vreemd lijken, zij wordt nog
vreemder als hij evenveel biedt aan andere arbeiders, die op latere uren van de dag zijn
aangenomen. Vers
5 Omstreeks het zesde [twaalf uur] en het negende uur [drie uur in de
middag] ging hij weer naar buiten en handelde evenzo. 6 Toen hij omstreeks het
elfde uur [vijf uur] naar buiten ging, vond hij nog anderen staan en zeide tot
hen: Waarom staat gij hier de gehele dag werkloos? 7 Zij zeiden tot hem: Omdat
niemand ons gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij in de wijngaard. Er worden dus na de eersten 's morgens vroeg op verschillende
tijdstippen van die dag arbeiders in dienst genomen tot de avond, van wie sommigen zelfs
kort voor het vallen van de avond. Merk op dat de Bijbel nog steeds geen precisering geeft
van het loon dat hun werd beloofd. Naar alle waarschijnlijkheid heeft de heer des huizes
ook tegen hen gezegd dat hij hun zal geven wat hij billijk acht. Wel, wat vindt u, wat moet er onder billijk worden
verstaan? Menselijk gesproken zou het een beloning moeten zijn die evenredig is met de
gewerkte uren. Wat echter voor het menselijk denken logisch is, is dat niet
vanzelfsprekend ook voor het denken van God. Dat blijkt uit de volgende passage: Vers 8 Toen de avond viel, zeide de heer van de
wijngaard tot zijn opzichter: Roep de arbeiders en betaal het loon uit, te beginnen bij de
laatsten, tot de eersten. 9 Toen zij, die omstreeks het elfde uur [vijf uur in
de namiddag] gehuurd waren, kwamen, ontvingen zij ieder een schelling. 10 En
toen de eersten kwamen, meenden dezen, dat zij meer zouden ontvangen. En zij ontvingen
eveneens ieder een schelling. Iedereen ontving een schelling, een dagloon. Maar de eersten
hadden toch de hele dag gewerkt? Verdienden zij dan niet meer dan een schelling? En wat te
denken van de laatsten? Die hadden in vergelijking met hen bijna niets gedaan en zouden op
grond daarvan toch minder dan een schelling moeten ontvangen, nietwaar? Dit waren dan ook precies de argumenten die de eerste arbeiders
als protest opwierpen; zij vonden de beslissing die de heer genomen had hoogst
onrechtvaardig. Vers 11 Toen zij die [schelling] ontvingen,
morden zij tegen de heer des huizes, 12 en zij zeiden: Deze laatsten hebben een uur
gewerkt en gij hebt hen met ons gelijkgesteld, die een zware dag en de hitte hebben
doorstaan. Dat was waar. Die arbeiders hadden de vermoeidheid van de dag en
de hitte verdragen, terwijl de laatst ingehuurden een veel lichtere taak hadden gehad. Wij
allen zijn het over dat punt eens. Waar school echter het onrecht van de heer? Hadden de arbeiders
die 's morgens al waren ingehuurd niet een schelling aanvaard als salaris voor een hele
dag werk? Waarom morden zij dan? Omdat zij niet ontvangen hadden wat hun was beloofd? Nee,
beslist niet. Zij morden louter en alleen omdat andere arbeiders die veel minder hadden
gewerkt dan zij toch dezelfde beloning ontvingen. Gods rechtvaardigheid Heeft u zich weleens afgevraagd wat er zou gebeuren, als God ons
zou belonen met de houding van deze protesterende arbeiders? Waar zouden wij
zijn, als Hij ons werkelijk naar onze zonden strafte, in plaats van zich barmhartig te
betonen en medelijden met ons te hebben? Volgens de Bijbel staan wij mensen toe dat Satan onze menselijke
natuur verontreinigt waardoor allen gezondigd hebben en geen deel kunnen hebben aan Gods
heerlijkheid. Romeinen 3:23 Want allen hebben gezondigd en derven [lopen
mis] de heerlijkheid Gods. En dat heeft ernstige gevolgen, want wat is het loon van de zonde?
De dood. Romeinen 6:23 Want het loon, dat de zonde geeft, is de
dood. Maar dankzij het offer van Christus, die zijn leven gegeven heeft
om ons met God te verzoenen, kunnen onze zonden ons worden vergeven. Vers 23 (vervolg) maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige
leven in Christus Jezus, onze Here. De meeste mensen die zich christelijk noemen, menen dat ze nu
automatisch gered zijn. Maar de vergeving is aan een voorwaarde
gebonden: zij is afhankelijk van ons oprecht en diep berouw over onze zonden en ons vaste
besluit daar niet opnieuw in te vervallen. Bedenk dat zonde is wetsovertreding of
wetteloosheid, volgens de Bijbel (1 Joh. 3:4). Wanneer wij eenmaal beseffen hoezeer God ons liefheeft en ernaar
verlangt ons als onsterfelijke, geestelijke wezens in zijn Gezin op te nemen, zullen wij
geen enkele moeite hebben om de les die deze gelijkenis ons leren wil te begrijpen. Wij
zullen weten waarom de heer des huizes heeft gehandeld op een wijze die ons onlogisch kan
lijken. In deze gelijkenis vertegenwoordigt de heer des huizes God. De arbeiders zijn de
mensen die door de eeuwen heen door God geroepen zijn en die Hij zal blijven roepen tot
aan de terugkeer van Christus, en daarna nog veel meer. God leert ons dat er twee wegen of twee levenswijzen zijn. Gods
levenswijze, dat is de weg van geven en de levenswijze van de mens, geïnspireerd door
Satan, de weg van nemen. De eersten die 's morgens vroeg in dienst waren genomen kunnen
vanuit hun egoïsme (de weg van nemen) redeneren: de anderen die een uur gewerkt hebben
krijgen een schelling, dus hebben wij recht op een veelvoud daarvan, ondanks de
overeengekomen beloning. Toch komen ze niets tekort. Zij kunnen ook redeneren vanuit
zorgzaamheid voor de ander (de weg van geven): wij konden gelukkig direct 's morgens aan
de slag en waren zeker van een dagloon, dus ontvangen wij onze schelling, zoals
afgesproken en die anderen die de hele dag in onzekerheid op de markt hebben staan wachten
op werk en toch nog een uur aan de slag konden, gunde de heer ook een dagloon. Het loon
hadden zij zeer waarschijnlijk hard nodig. Lees ook eens dit verslag. 1 Samuël 30:1 Toen David met zijn mannen op de derde dag in
Siklag kwam, hadden de Amalekieten een inval gedaan in het Zuiderland en Siklag
overvallen; Siklag hadden zij veroverd en met vuur verbrand. 2 En de vrouwen die
daar waren, jong en oud, hadden zij gevangengenomen, zonder iemand te doden; zij dreven ze
weg en gingen huns weegs. 3 David kwam met zijn mannen bij de stad en zie, zij was
met vuur verbrand, en hun vrouwen, zonen en dochters waren gevangengenomen. 4 Toen
verhieven David en het volk dat bij hem was, hun stem en weenden, tot zij niet meer wenen
konden. Vers 9 Toen ging David heen met de zeshonderd mannen die bij hem waren, en
zij kwamen aan de beek Besor. Terwijl de rest achterbleef, 10 zette David met
vierhonderd man de vervolging voort. Tweehonderd mannen die te uitgeput waren om de beek
Besor over te trekken, bleven achter. Dan komen ze bij de Amalekieten. Vers 16
en zie, zij lagen verspreid over de gehele
streek, etende, drinkende en feestvierende wegens heel die grote buit, die zij uit het
land der Filistijnen en uit het land van Juda geroofd hadden. 17 David richtte een
slachting onder hen aan, van de schemering af tot aan de avond van de volgende dag; en
niemand van hen ontkwam, behalve vierhonderd jonge mannen, die op de kamelen wegreden en
ontvluchtten. 18 David redde alles wat de Amalekieten geroofd hadden. 19 Zij
misten hoegenaamd niets, zonen noch dochters, noch iets van de buit, ja niets van wat zij
hun ontroofd hadden; alles bracht David terug. 20 Ook nam David al het kleinvee en
de runderen in bezit; men dreef die voor de have uit en zeide: Dit is Davids buit.
21 Toen David bij de tweehonderd mannen kwam, die te uitgeput waren geweest om hem
te volgen, zodat hij hen bij de beek Besor achtergelaten had, gingen dezen David en het
volk dat bij hem was, tegemoet. En David kwam bij de manschappen, en vroeg hun naar hun
welstand. Nu zien we hoe David Gods levenswijze in praktijk brengt tot
ergernis van velen die de weg van nemen als levenshouding hebben. Vers 22 Daarop begonnen alle slechte en nietswaardige onder
de mannen die met David meegegaan waren, te spreken: Omdat zij niet met ons meegegaan
zijn, geven wij hun niets van de buit die wij gered hebben, behalve aan ieder zijn vrouw
en zijn kinderen. Laten zij die meenemen, en weggaan. 23 Maar David zeide: Zo moet
gij niet doen, mijn broeders, met wat de HERE ons gegeven heeft; Hij heeft ons bewaard en
de bende die ons overviel, in onze macht gegeven. 24 Wie zou hierin naar u
luisteren? Neen, het deel van wie bij het pakgoed blijft, zal hetzelfde zijn als van wie
ten strijde trekt; gelijk op zullen zij delen. 25 En zo is het geweest van die dag
af; hij stelde het tot inzetting en regel voor Israël tot op deze dag. Was het verkeerd van David om goed te zijn? Hoe is het in onze tijd? Mensen die niet mee kunnen doen om
de buit binnen te halen omdat ze geen werk hebben, ziek zijn, veel pijn lijden of
oud zijn, worden zeer schaars bedeeld in de verdeling. Want wie niet presteert
.
Vult u hier uw eigen gedachten maar in. Maar lees eerst het getuigenis van God. Handelingen 13:22 en nadat Hij deze [koning Saul]
verworpen had [vanwege zijn egoïstische weg van nemen], verwekte Hij hun David
als koning, wie Hij ook dit getuigenis gaf: Ik heb David, de zoon van Isaï, gevonden, een
man naar mijn hart, die al mijn bevelen zal volbrengen. David was een man naar Gods hart. Dat toonde David ondermeer bij
die uitgeputte mannen. Velen redeneren dat er altijd misbruik wordt gemaakt van
ondersteuning en daarom de mensen die hulp ontvangen in de vorm van een uitkering, niet in
gelijke mate mogen meedelen. Als twee van de honderd mensen die geholpen worden ten
onrechte financiële steun krijgen, mogen dan achtennegentig mensen daaronder lijden? Als
achtennegentig van de honderd ten onrechte gebruik maken van financiële hulp mogen dan
twee mensen die hulp wél nodig hebben daaronder lijden? Zou men dan niet eerst de
werkelijk zwakkeren moeten scheiden van de fraudeurs? Als in een systeem de mensen die
niet eenzelfde kans hebben, tot armoede worden gebracht vanwege misbruik door anderen is
dat zonde, waarvan men zich dient te bekeren. Het bestrijden van misbruik mag niet ten
koste gaan van zwakkeren of kansarmen. In de geschiedenis van het christendom zijn vele gelovigen
vervolgd, gemarteld en vermoord, omdat zij hun geloof verdedigden en leefden in
overeenstemming met de waarheid die God hun had geopenbaard. Anderen, die veel later
geroepen werden (of nog zullen worden), hebben misschien veel minder leed te verduren
(gehad). Dankzij Gods goedheid, rechtvaardigheid en barmhartigheid, zullen alle ware
christenen echter, bij de opstanding der doden, het eeuwige leven beërven, ongeacht of
zij al dan niet een zware dag en de hitte hebben doorstaan. Onontbeerlijke les Die waarheid valt op te maken uit de gelijkenis van de arbeiders,
die Christus ons heeft geschonken. Op de dag van het oordeel zal door Christus zelf, tegen hen die
klagen dat zij veel harder hebben gewerkt dan degenen die als laatsten geroepen zijn,
gezegd worden, net als tegen één van hen in de gelijkenis: Mattheüs 20:13 Vriend, ik doe u geen onrecht. Zijt gij het
niet met mij eens geworden voor een schelling? 14 Neem het uwe en ga heen; ik wil
deze laatsten hetzelfde geven als u. Het is duidelijk dat de heer des huizes, over wie in de gelijkenis
gesproken wordt, zich in het geheel niet onrechtvaardig toont, door zo goed te zijn.
Ondanks het gemopper van de eerste arbeiders, is zijn goedheid een teken van zijn liefde
voor alle arbeiders. God zelf zal zo te werk gaan bij het laatste oordeel. Tegen wie de goddelijke
liefde onrechtvaardig vindt, zal Hij zeggen: Vers 15 Staat het mij niet vrij met het mijne te doen, wat ik wil? Of is uw
oog boos, omdat ik goed ben? Laten wij goed nadenken. Is het verkeerd goed te zijn? Beslist niet. Bedenk dat
God altijd rechtvaardig is. Hij is één en al goedheid en wijsheid. Zijn beslissingen
worden altijd gemotiveerd door liefde. Daarentegen laten wij mensen ons door onze eigen
redeneringen leiden en zien onrechtvaardigheid waar God zich volkomen rechtvaardig jegens
ons betoont. Christus sluit het gesprek af met een waarschuwing. Mattheüs 20:16 Alzo zullen de laatsten de eersten en de eersten de
laatsten zijn. De houding van de eersten kan zodanig zijn dat ze achteraan komen te
staan. Dit toont de Bijbel in een veel groter verband. Vijfendertighonderd jaar geleden
besloot God de nakomelingen van Jakob tot zijn volk uit te verkiezen. Deze twaalf stammen,
bestaande uit enkele miljoenen mensen, hadden van God de naam Israël gekregen. Het had
een ander volk kunnen zijn, maar God verkoos hen. Omdat het een zwaar onderdrukt
slavenvolk was dat wreed werd uitgebuit. De uitverkiezing en bevrijding door God was een
bijzonder voorrecht. Dit volk werd als eerste natie in de wereld onderricht in Gods
levenswijze aangeboden, met de daarbij behorende rijke zegeningen en bescherming. Unaniem
aanvaardde het volk tijdens een plechtige bijeenkomst dit aanbod. God werd hun Koning. Zij
zouden een voorbeeldnatie voor de wereld worden, want God wil immers dat ieder mens
behouden wordt. Het was een zeer bijzonder voorrecht voor Israël. Maar al spoedig werden
ze ongehoorzaam aan God. In het zeer vruchtbare land Kanaän verlieten ze God met zijn weg
van geven en gingen de weg van nemen zoals de omringende heidense naties. Ze hadden deze
kans als eerstelingen van God niet gegrepen. Toen tweeduizend jaar geleden Jezus op aarde kwam met zijn evangelie van het
Koninkrijk, gaf hij wederom de Joden de eerste kans. Maar ze wezen Hem af en eisten zijn
dood als een misdadiger. Ook de apostelen wendden zich daarna eerst tot de Joden. Ook Paulus. Handelingen 13:46 Maar Paulus en Barnabas zeiden vrijmoedig: Het was nodig,
dat eerst tot u het woord Gods werd gesproken, doch nu gij het verstoot en u het eeuwige
leven niet waardig keurt, zie, nu wenden wij ons tot de heidenen. De eersten verwierpen Gods weg van geven. Daarop gaat Paulus naar de
laatsten. Vers 48 Toen nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich en
verheerlijkten het woord des Heren; en allen, die bestemd waren ten eeuwige leven, kwamen
tot geloof. Deze heidenen gingen tot de eersten behoren. Het komende Koninkrijk zal
aanvankelijk bestaan uit een klein aantal getrouwen uit het Oude Testament speciaal
daarvoor geroepen en uit Israëlieten van het Nieuwe Testament, maar ook uit vele
heidenen. En veel Israëlieten zullen in een veel later stadium weer een kans krijgen en
zij zullen dan tot de laatsten behoren. Het leven heeft een schitterend en verheven doel dat alle fantasie te boven gaat.
God heeft ons geschapen om ons in zijn Koninkrijk te doen binnengaan, ieder op zijn of
haar tijd. 1 Timotheüs 2:4 die [God] wil, dat alle mensen behouden
worden en tot erkentenis der waarheid komen. De woorden alle mensen betekenen ook inderdaad alle
mensen, met inbegrip van alle misdadigers die berouw tonen, met inbegrip van alle
gruwelijke moordenaars, despoten en tirannen die zich bekeren! Veel lezers vinden
misschien dat voor deze groep zware zondaars geen plaats zou moeten zijn in het Koninkrijk
en delen de opvatting van de eersten in de gelijkenis van de arbeiders in de
wijngaard. Voor zondaars ís ook geen plaats in het koninkrijk, maar als iemand na oprecht
berouw zich bekeerd heeft en een beroep heeft gedaan op het offer van Christus, is hij net
zo schoon als die lezers. God kent geen aanzien des persoons. Maar Hij stelt
wél de voorwaarden en kijkt in iemands hart. Hij ziet of iemand oprecht berouw heeft. De Bijbel heeft zware crises aangekondigd, toch is de wereld overrompeld.
Niemand heeft dit voorzien zeggen politieke en economische experts.
Vanzelfsprekend kennen ze de profetieën niet als ze Gods Woord niet raadplegen of niet
begrijpen. Verblind door hun hebzucht willen machthebbers niet zien dat leningen afgelost
moeten (kunnen) worden, ook door de staat, bank- en verzekeringsinstellingen en
multinationals; dat met de verkoop van vage financiële woekerproducten mensen worden
bestolen; dat zwart geld wegsluizen diefstal is dat zichzelf straft; dat niet straffeloos
gehandeld kan worden in bedrijven en concerns zoals in tweedehands auto's; dat met het
verdwijnen van familiebedrijven de betrokkenheid is verdwenen en daardoor de waarde van
een aandeel niet wordt bepaald door de economische waarde maar door ongebreidelde
gelddorst en sentiment; dat salarissen, bonussen verdiend moeten worden en gouden
handdrukken vaak een verkapte vorm van diefstal is of een brevet van onvermogen, gegraai
door aasgieren; dat steeds verder gaande schaalvergrotingen deze misstanden in de hand
werken. Het moge duidelijk zijn dat die elitaire experts verantwoordelijk zijn voor de
malaise en daarom ook de tekorten weer behoren aan te vullen. Maar de onrechtvaardige
arrogante bestuurders eisen offers van mensen die níet de oorzaak zijn van de rampspoed,
van de mensen op de werkvloer (een term bedacht door de managers), van de ouderen, van de
kansarmen en andere onschuldig zwakkeren. Maar al deze mensen hebben níet de ellende
veroorzaakt. De zelfingenomen leiders gaan voort op de weg van nemen om de samenleving in een
nóg zwaardere crisis te pressen. Richt uw hart op Gods levenswijze van geven en gunnen. Investeer het u toegewezen
aandeel in uw geestelijke groei en wees God dankbaar wanneer Hij zich goed en barmhartig
toont jegens mensen die in uw ogen zijn beloften en zegeningen misschien minder verdienen
dan u. Denk nog eens aan de waarschuwing die Christus aan het eind van deze gelijkenis
geeft: Mattheüs 20:16 Alzo zullen de laatsten de eersten en de eersten de
laatsten zijn. De gelijkenis van de arbeiders leert ons nooit hebzuchtig te zijn en de gever
dankbaar te zijn. Veroordeel nooit een gulle gever en vooral God niet. De gelijkenis
spoort ons aan nooit jaloers te zijn als God zich rechtvaardig en goed betoont jegens
iemand die volgens onze maatstaven minder zegeningen verdient dan wij, aangezien wij ons
wellicht meer hebben ingespannen dan hij of zij (omdat we in de gelegenheid werden
gesteld!). Wij moeten ons allen bekleden met de nederigheid van Christus. Over die
nederigheid spreekt de apostel Paulus, wanneer hij ter verduidelijking zegt: Filippenzen 2:1 Indien er dan enig beroep [op u gedaan mag worden] in Christus, indien er enige bemoediging is der liefde, indien er enige gemeenschap is des geestes, indien er enige ontferming en barmhartigheid is, 2 maakt dan mijn blijdschap volkomen door eensgezind te zijn, één in liefdebetoon, één van ziel, één in streven, 3 zonder zelfzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achte de één de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, 4 maar ieder lette ook op dat van anderen. 5 Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was. |