Voor literatuurlijst klik hier.

Wat de wetenschap

niet kan ontdekken over

HET VERSTAND

VAN DE MENS

 

Denk eens na! Zal er over vijfentwintig jaar nog enig menselijk wezen op aarde in leven zijn? We schrijven dit in 2011. Overleven is het grootste probleem waar wij allen voor staan! Hoe komt het dat de kennis van de mens zo'n ontzaglijke vooruitgang heeft gebracht, terwijl de mens machteloos is tegenover het schrikbarende kwaad? Het antwoord op dit verbijsterende raadsel ligt in het menselijk verstand. In deze publicatie kunt u lezen wat psychologen en andere wetenschapsmensen niet weten over het verstand van de mens!

 

 

 

Waarom kunnen de mensen met het beste verstand de wereldproblemen niet oplossen? Er zijn wetenschapsmensen die zeggen: ”Als we voldoende kennis hebben, zullen we alle problemen van de mens oplossen en al onze kwalen genezen.” Sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw is het kennisbestand van de wereld verveelvoudigd. Maar de kwalen van de mensheid zijn eveneens verveelvoudigd.
Hoe komt dat? Is er iets mis met het verstand van de mens? Ontbreekt er iets? Er is zeer beslist een ontbrekende dimensie in de kennis van de mens.
Een fabrikant laat het instrument of apparaat dat hij vervaardigt vergezeld gaan van een handleiding met een beschrijving van de functie van zijn product en gedetailleerde aanwijzingen voor een optimaal gebruik. Het meest volmaakte mechanisme dat ooit is ontworpen en vervaardigd, is de wonderbaarlijke eenheid geest-lichaam die mens heet. Spreekt het dan niet vanzelf dat onze Schepper ons een handleiding heeft meegegeven, waarin Hij ter wille van ons welzijn openbaart wat wij zijn, waarom wij bestaan, waarheen wij op weg zijn en welke die weg is?

Die handleiding is de Bijbel. Helaas heeft de mens van dit instructieboek het meest misverstane, miskende en gesmade boek gemaakt dat hij ooit in handen heeft gekregen.

Toch wordt in dit boek de ontbrekende dimensie in onze kennis geopenbaard. Het ongelooflijke potentieel van de mens wordt erin onthuld en verklaard als de mens maar wilde lezen en geloven wat er staat.

Het is het boek van onze oorsprong. Het openbaart ons waarom wij, mensen, hier op aarde werden geplaatst – wat wij zijn – waarheen wij op weg zijn – het niet-besefte ongelooflijke potentieel van de mens – hoe wij met dit uit lichaam en geest bestaande mechanisme moeten omgaan, hoe wij in gelukkige vrede moeten leven, en hoe wij ons ontzagwekkende potentieel kunnen bereiken.

De mensen met het grootste verstand hebben deze goddelijk-geopenbaarde
kennis echter nooit begrepen. Het is alsof God, onze Schepper, zijn boodschap tot ons heeft gezonden in een geheime code die niet te ontcijferen is.
En de meest intelligente mensen hebben deze code nooit kunnen verbreken. De moderne wetenschap kan hem niet begrijpen. Zelfs de psychologen begrijpen niet waaruit het verstand van de mens is samengesteld.
Er ontbreekt iets wat van het allerhoogste belang is! In het instructieboek wordt het geopenbaard. In het hoger onderwijs wordt het niet onderwezen. Het is verborgen voor de wijzen en verstandigen van de wereld. Degene met het grootste verstand aller tijden zei hierover:

Lukas 10:21  Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard.

Aan het geestelijke kind openbaart ons instructieboek dat
God eeuwig heeft bestaan en dat bij Hem in de eeuwigheid Het Woord was, een tweede Persoon die ook God is. God schiep alle dingen door middel van dit met Hem bestaande geestelijke wezen dat wordt aangeduid met Het Woord’ (Joh. 1:1-4).
In Genesis 1:1 is het Hebreeuwse woord voor God ’Elohim, een naam die meervoudigheid impliceert. Hieruit blijkt dat
de ene God uit meer dan één persoon bestaat. Met andere woorden, God is een goddelijk gezin waarvan de in Johannes 1:1 genoemde God het Hoofd is.
God schiep eerst engelen – eveneens uit geest bestaande wezens, die echter lager dan God staan en geen scheppend vermogen bezitten. Zij zijn onder de wetten van
Gods regering gesteld.
Vervolgens schiep God in zes dagen het fysieke universum met inbegrip van de aarde. Gedurende deze scheppingsweek van Genesis 1 schiep God de eerste levensvormen die zichzelf konden voortplanten (de flora en de fauna) zonder vermogen tot denken, redeneren en beslissen, en zonder ethische, morele of geestelijke capaciteiten.
Tenslotte werd de
mens geschapen. Hij werd geschapen naar Gods beeld en gelijkenis (dezelfde vorm en gestalte), maar is evenals de dieren uit materie van de aarde samengesteld. De mens, die uiteindelijk in Gods gezin moet worden geboren, werd geschapen met verstand gelijkend op dat van God – met het vermogen tot denken, logisch redeneren, kiezen, beslissen en zich naar ethische, morele en geestelijke beginselen te gedragen.
Het
doel van God met het scheppen van de mens was zichzelf te vermenigvuldigen – met een zo volmaakt geestelijk karakter als alleen God zelf bezit – die niet wil en daarom niet kan zondigen.
1 Johannes 3:9  Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde; want het zaad [Gods] blijft in hem en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren.
De meeste belijdende christenen menen dat zij ’wedergeboren’ zijn, maar de ware betekenis van de wedergeboorte begrijpen zij niet. De waarheid over de wedergeboorte leest u in onze publicatie ’U bent níet wedergeboren’.
Een zo volmaakt en heilig karakter kan niet plotseling worden geschapen. Het moet ontwikkeld worden en dat vergt tijd en ervaring.
Een dergelijk karakter is het vermogen van elk individueel wezen om de echte waarden te onderkennen en van de valse te onderscheiden, om het goede te kiezen en het kwade te verwerpen, en, gepaard aan wilskracht, het goede ook te doen en het kwade te weerstaan.
Dieren zijn uitgerust met hersenen en instinct, maar zij bezitten niet het vermogen morele en geestelijke waarden te onderkennen en te kiezen, of een volmaakt geestelijk karakter te ontwikkelen. Dieren hebben hersenen, maar geen verstand; ze hebben instinct, maar niet het vermogen een heilig en goddelijk karakter te ontwikkelen.
Hierin ligt het transcendente verschil tussen het dierlijk brein en het menselijk verstand.

Maar wat veroorzaakt dat enorme verschil?

In vorm en structuur is tussen de hersenen van een dier en die van een mens vrijwel geen verschil. De hersenen van een olifant, walvis of dolfijn zijn groter dan de menselijke hersenen, en die van een chimpansee slechts iets kleiner. Kwalitatief gesproken zijn de hersenen van een mens misschien iets beter, maar niet zoveel dat dit het grote verschil in prestatievermogen verklaart.
Vanwaar dan dit grote verschil? Op deze vraag heeft de wetenschap geen afdoende antwoord. Sommige geleerden op het gebied van hersenonderzoek zijn tot de conclusie gekomen dat in de menselijke hersenen een of ander niet-fysiek bestanddeel moet voorkomen dat in de hersenen van het dier ontbreekt. Maar de meeste wetenschapsmensen willen de mogelijkheid van het bestaan van een onstoffelijke wereld niet erkennen.
Maar waarin kan de verklaring anders liggen? Afgezien van de uiterst geringe fysieke superioriteit van de menselijke hersenen, heeft de wetenschap geen enkele verklaring, doordat zij zelfs de mogelijkheid van het bestaan van een geestelijke wereld niet wil erkennen.Wanneer de mens het bestaan van zijn eigen Schepper niet wil aanvaarden, sluit hij zijn verstand af voor een enorme schat van fundamentele kennis, feiten en inzicht. Wanneer hij waarheid door fabels vervangt, is hij de meest onwetende mens, ook al acht hij zichzelf wijs.
Wanneer de mens in naam der wetenschap zijn Schepper ontkent of door onverschilligheid negeert, verblindt hij zijn verstand voor wat hij is, waarom hij bestaat, waar hij heengaat, en wat de weg is. Geen wonder dat deze wereld zo vol kwaad is. Voor ieder gevolg moet er een oorzaak zijn!
Maar wanneer ons verstand wordt geopend voor de kennis en doelstellingen van onze God, hebben wij toegang tot de enorme dimensie die aan onze kennis ontbreekt: de wetenschap dat God een goddelijk gezin is; dat God zich vermenigvuldigt; dat Hij daarvoor materie gebruikt; en dat Hij ons inzicht geeft in de onmetelijke perspectieven van nieuwe kennis.
Laten we dit goed bestuderen. God is uit geest samengesteld. God is Schepper, Ontwerper, Heerser en Opvoeder. God heeft een alles overtreffend verstand. Hij is volmaakt met een heilig en rechtvaardig karakter!
Om zich te vermenigvuldigen maakt Hij evenwel gebruik van materie uit deze fysieke aarde. Van fysieke aarde heeft Hij de mens naar zijn eigen beeld en gelijkenis (vorm en gestalte) geformeerd.
Maar wil de mens, in het proces van Gods zelfvermenig­vuldiging, God worden, dan moet het karakter dat in hem tot stand moet komen, van God uit gaan; en het leven als geest dat hij zal ontvangen, moet eveneens van God afkomstig zijn.
Met andere woorden, God moest voorzien in een plan om de kloof tussen stof (waaruit de mens nu nog geheel bestaat) en geest (wat God nu is en wat de mens moet worden) te overbruggen.
Stof is geen geest – kan ook niet in geest worden getransformeerd. Hoe kan God dan de sterfelijke, stoffelijke mens veranderen in onsterfelijke, uit geest samengestelde God?
De mens bestaat geheel uit stof. God zegt:

Genesis 2:7  toen formeerde de HERE God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen.
De mens is dus gemaakt uit het stof der aarde. Zijn tijdelijk menselijk leven ontvangt hij uit lucht die hij in- en uitademt. Zijn leven bevindt zich in zijn bloed.
Genesis 9:4  Alleen vlees met zijn ziel
[Hebr. nefesj: leven], zijn bloed, zult gij niet eten. Vers 6  Wie des mensen bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden, want naar het beeld Gods heeft Hij de mens gemaakt.
Het levensbloed wordt door de ademhaling met zuurstof verbonden, net als benzine in de carburateur van een auto. Daarom is de adem de ’levensadem’ en zit het leven in het bloed.

Let er goed op dat de mens, die geheel uit stof is gevormd,
een levend wezen of levende ziel werd zodra de adem des levens hem zijn tijdelijke fysieke bestaan schonk. De Bijbel spreekt niet over een ’onsterfelijke’ ziel. De mens heeft geen ’onsterfelijke’ ziel. Satan misleidde Eva en misleidt het christendom met deze grove leugen. De mens is een ’ziel’ of wezen zodra het fysieke leven in hem komt.
Het Hebreeuwse woord voor ’ziel’ is nefesj. In Genesis 1:20-24 wordt dit woord driemaal voor dieren gebruikt.
Genesis 1:20  En God zeide: Dat de wateren wemelen van levende wezens [nefesj], en dat het gevogelte over de aarde vliege langs het uitspansel des hemels. 21  Toen schiep God de grote zeedieren en alle krioelende levende wezens [nefesj], waarvan de wateren wemelen, naar hun aard, en allerlei gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. Vers 24  En God zeide: Dat de aarde voortbrenge levende wezens [nefesj] naar hun aard, vee en kruipend gedierte en wild gedierte naar hun aard; en het was alzo.
In de NBG-vertaling wordt nefesj terecht met ’wezen’ vertaald. Dieren hebben hetzelfde tijdelijke, fysio-chemische leven als de mens. Beide sterven dan ook dezelfde dood.

Prediker 3:19  Want het lot der mensenkinderen is gelijk het lot der dieren, ja, eenzelfde lot treft hen: gelijk dezen sterven, zo sterven genen, en allen hebben enerlei adem, waarbij de mens niets voor heeft boven de dieren; want alles is ijdelheid, 20  alles gaat naar één plaats, alles is geworden uit stof, en alles keert weder tot stof.
”De ziel die zondigt, die zal sterven” zegt Gods Woord in Ezech. 18:4, 20. Adam was een ziel; en God zei tot hem met betrekking tot de boom van kennis van goed en kwaad: ”Ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven” (Gen. 2:17). Maar Satan loochende dit en Adam en Eva geloofden Satan, zoals sindsdien de meeste mensen dat doen.
Laten we dit goed begrijpen! De mens is vlees en bloed, bestaat geheel uit stof; en deze levende stof is een wezen of ziel.

De ziel bestaat uit fysieke materie, niet uit geest.
Zoals gezegd, de menselijke hersenen zijn vrijwel gelijk aan die van dieren. De mens is evenwel gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God, teneinde met God een zeer speciale relatie te onderhouden – teneinde de mogelijkheid te hebben te worden geboren in het Gezin van God. En God is geest.
Johannes 4:24  God is geest…
Om de kloof te kunnen overbruggen –
waardoor de mens kan overgaan van een geheel uit materie bestaand wezen in een geheel uit geest bestaand wezen in Gods Koninkrijk – en tevens om de mens een verstand te geven als dat van God, plaatste God een geest in elke mens.
In Job 32:8 lezen wij:
Job 32:8  Voorwaar, het is de geest in de stervelingen en de adem des Almachtigen, die hun inzicht geeft.

Dit is een belangrijke waarheid die helaas zeer zelden wordt begrepen.

Wij noemen deze geest de menselijke geest, want hij bevindt zich in elke mens, hoewel hij geestelijk en niet stoffelijk van aard is. Het is niet een geestelijk wezen. Het is niet de mens zelf, maar een geestelijke kern in de mens. Het is niet een ziel – de fysieke mens is een ziel. De menselijke geest verleent denkvermogen aan de menselijke hersenen. De menselijke geest verleent geen leven – het leven van de mens ligt in het fysieke bloed dat door de levensadem wordt geoxideerd.

Het is het niet-fysieke bestanddeel in de menselijke hersenen dat niet aanwezig is in de hersenen van dieren. Dit is het bestanddeel dat de overgang van menselijk naar goddelijk mogelijk maakt, zonder dat daarbij, ten tijde van de opstanding, materie in geest wordt getransformeerd. Hierop zullen we later dieper ingaan.
Laten we eerst een paar essentiële dingen aangaande deze geest in de mens duidelijk maken. Deze geest is een geestelijk element, zoals water en lucht stoffelijke elementen zijn. Deze menselijke geest kan niet zien. De fysieke hersenen zien door middel van de ogen. De geest in de mens kan ook niet horen. De hersenen horen door middel van de oren. Deze menselijke geest kan evenmin denken. De hersenen denken, hoewel de geest daartoe het vermogen verleent. De hersenen van dieren, die, afgezien van een zeer elementair geheugen, een dergelijke geest niet hebben, kunnen daarentegen niet denken.
Een tekst die vaak wordt aangehaald door degenen die in een ’onsterfelijke’ ziel geloven, maakt dit duidelijk. In 1 Corinthiërs 2 verklaart Paulus aan de Corinthiërs dat hij niet was gekomen om in een moeilijk te begrijpen taal tot hen te spreken, zoals veel mensen dat plegen te doen om hun ijdelheid te strelen. Hij was in nederigheid tot hen gekomen met een duidelijke, eenvoudige taal. Desondanks heeft geen van de vorsten, de elite, de meest ontwikkelde mensen van deze wereld, hem kunnen begrijpen.
Waarom konden de meer ontwikkelde mensen Paulus niet begrijpen? Omdat hij Gods boodschap van het Koninkrijk van God verkondigde. Dat is geestelijke kennis. Deze kennis kan men met fysieke ogen niet zien, met fysieke oren niet horen. Geestelijke kennis kan niet langs natuurlijke weg het menselijk verstand binnenkomen, want geest kan niet worden gezien, gehoord, gevoeld, geproefd of geroken.

Vervolgens zet Paulus uiteen dat op deze manier (vers
11) niemand de kennis zou kunnen hebben die de mens heeft, als het niet was door des mensen eigen geest, die in hem is”. Het redeloze dier heeft hersenen die aan die van de mens vrijwel gelijk zijn – en soms zelfs groter. Maar hun hersenen kunnen niet weten, niet begrijpen wat de mens weet. Evenmin zou de mens dat kunnen zonder de menselijke geest die in hem is. Anders gezegd: deze geest verleent de menselijke hersenen verstandelijke vermogens.
1 Corinthiërs 2:1  Ook ben ik, toen ik tot u kwam, broeders, niet met schit
tering van woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen. 2  Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd. 3  Ook kwam ik in zwakheid, met veel vrezen en beven tot u; 4  mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van wijsheid, maar met betoon van geest en kracht, 5  opdat uw geloof niet zou rusten op wijsheid van mensen, maar op kracht van God. 6  Toch spreken wij wijsheid bij hen, die daarvoor rijp zijn, een wijsheid echter niet van deze eeuw, noch van de beheersers dezer eeuw, wier macht teniet gaat, 7  maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid. 8  En geen van de beheersers dezer eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben. 9  Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben. 10  Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods. 11  Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods.

Toch is het menselijk
verstand tot de kennis van het fysieke beperkt. Het kan de geestelijke dingen van God niet begrijpen, niet bevatten. Waarom niet? Omdat het menselijk verstand van nature alleen datgene kan kennen dat er via de zintuigen – zien, horen, ruiken, voelen, proeven – inkomt. Een dier kan weliswaar ook zien, horen, ruiken, voelen en proeven, zoals de mens, maar het is niet in staat om wat zijn hersenen binnenkomt in gedachten en kennis om te zetten.
Nu de tweede helft van 1 Corinthiërs 2:11: ”Zo” (op g
elijke wijze) kan ook niemand de dingen van God weten – kennen, begrijpen of bevatten – behalve door een andere geest: de heilige Geest van God.
Evenals het redeloze dier geen menselijke kennis kan opnemen, zou ook de mens met alleen zijn hersenen dit niet kunnen als de geest van de mens – de menselijke geest – niet in hem was. Evenzo kan de mens de dingen van God niet kennen en begrijpen, tenzij en totdat hij een tweede geest ontvangt:
de heilige Geest van God.
Nog anders uitgedrukt: alle mensen bezitten vanaf hun geboorte een geest: de ’geest van de mens’. Verlies niet uit het oog dat deze geest niet de mens zelf is. Hij is
iets in de mens. Als een mens iets inslikt, dan is dit in de mens, maar het is niet de mens zelf of een deel van hem. De mens is gevormd uit het stof der aarde en is sterfelijk. De menselijke geest is niet de ziel, maar iets in de ziel, die zelf de stoffelijke mens is.
Nu vers 14: Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.
Dus bij de geboorte geeft God ons een geest die we, bij gebrek aan een betere uitdrukking, ’de menselijke geest’ noemen. Die geeft ons denkvermogen, dat de hersenen van het dier niet hebben. Dat denkvermogen is echter beperkt tot kennis van het fysieke universum. Waarom? Omdat de mens alleen door middel van de vijf fysieke zintuigen kennis opneemt.
Maar voor God was de schepping van de mens niet voltooid met het sche
ppen van Adam en Eva. Wel was toen de fysieke schepping voltooid. Adam en Eva kregen, toen zij werden geschapen, deze menselijke’ geest.
Maar nu moet de
geestelijke schepping nog volgen. Daarvoor is in de mens een tweede geest nodig: de heilige Geest van God.
Genesis 2:7  toen formeerde de HERE God de mens van stof uit de aardbo
dem 8  Voorts plantte de HERE God een hof in Eden, in het Oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij geformeerd had. 9  Ook deed de HERE God allerlei geboomte uit de aardbodem opschieten, begeerlijk om te zien en goed om van te eten; en de boom des levens in het midden van de hof, benevens de boom der kennis van goed en kwaad.
Letterlijk gesproken was Adam vooralsnog niet geheel aanwezig. De geest van de mens was in hem, maar niet de Geest van God. God bood hem vrijelijk de vrucht van de boom des levens aan, het symbool van Gods heilige Geest. Het eten van de boom des levens zou twee dingen tot gevolg hebben gehad: 1) het zou zijn verstand hebben geopend voor het begrijpen van geestelijke kennis, en 2) het zou hem de gave van Gods heilige Geest hebben gebracht, die hem tot eeuwig leven had kunnen leiden. Maar toen God zijn Koninkrijk aan Adam verklaarde, geloofde hij niet wat God zei en hij werd ongehoorzaam – hij zondigde. Wat gebeurde er toen?
Genesis 3:22  En de HERE God zeide … nu dan, laat hij zijn hand niet uit
strekken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven. 23  Toen zond de HERE God hem weg uit de hof van Eden om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was. 24  En Hij verdreef de mens en Hij stelde ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een flikkerend zwaard, dat zich heen en weer wendde, om de weg tot de boom des levens te bewaken.

Het is belangrijk dit goed te begrijpen!
Vergeet niet wat Gods grote plan is. Door de uit materie gevormde mens vermenigvuldigt God zich en breidt zijn eigen heilige, rechtvaardige en zondeloze gezin uit. Maar God bestaat uit geest. Hoe overbrugt God de kloof tussen de sterfelijke, fysieke mens en de onsterfelijke, uit geest bestaande God?
De allereerste mens had de verkeerde keuze gedaan en door te zondigen Gods regering verworpen. God had hem toen uit de hof van Eden verdreven en elke toegang tot de boom des levens afgesloten. Maar vanzelfsprekend had God dit voorzien. Gods plan moet niettemin doorgaan! Maar hoe?
Daarvoor is ’de tweede Adam’ – Jezus Christus – nodig. Hij had zich daartoe aangeboden nog voordat de wereld bestond. Maar Hij zou pas komen, en, teneinde de dood te kunnen ondergaan, als mens worden geboren, nadat er bijna 4000 jaar was verstreken.
God heeft een periode van 7000 jaar vastgesteld. Gedurende de eerste 6000 jaar zal de mensheid van God afgesneden (met uitzondering van een klein aantal mensen) haar eigen weg gaan om door menselijk leed een les te leren in een leven dat tegengesteld is aan Gods levenswijze, die door Adam werd verworpen.
Deze 6000 jaar met Satan zal worden gevolgd door een duizendjarige periode met Christus, die zich heeft gekwalificeerd om de regering van God op aarde te herstellen. Gedurende dit zevende millennium zal Satan volkomen aan banden worden gelegd.
En in deze periode zal het Koninkrijk van God – het regerende Gezin van God – op aarde worden gevestigd.
Gedurende de eerste 6000 jaar ontvangen slechts weinig mensen de gelegenheid deel te hebben aan de geestelijke schepping, die begint met het ontvangen van de tweede Geest, de gave van de heilige Geest van God. Buiten dit betrekkelijk kleine aantal mensen heeft God, volgens zijn plannen, verder geen bemoeienis met het menselijk geslacht. Abel, Adams tweede zoon, volgde klaarblijkelijk Gods weg, want Christus noemde hem ”de rechtvaardige Abel”. Henoch ”wandelde met God”. Noach vond genade bij God, want hem had God in die generatie rechtvaardig bevonden. In de eerste 2000 jaar waren zij kennelijk de enigen, met mogelijk enkele volgelingen onder wie familieleden.
Na de Zondvloed leefden Abraham, Isaäk, Israël en Jozef volgens Gods wetten. Daarna riep en vormde God de natie Israël, maar hun werd geen geestelijk behoud of eeuwig leven aangeboden; zij ontvingen slechts materiële en nationale zegeningen. Koning David was een man naar Gods hart. God riep en gebruikte een aantal profeten. Toen kwam Christus en Hij maakte geestelijk behoud voor allen mogelijk. Maar in de 2000 jaar na Christus wordt slechts een eerste, betrekkelijk kleine groep tot geestelijk behoud geroepen.

Menselijke voortplanting type van
Gods eigen vermenigvuldiging
 

Slechts weinig mensen weten dat de menselijke voortplanting een heilige, goddelijke betekenis heeft die niet toepasbaar is op enige andere levensvorm.
De menselijke voortplanting is een beeld van geestelijk behoud, want het is in feite God de Vader die zich voortplant.
Laten we deze verbazingwekkende overeenkomst eens bezien.
Zoals u weet bestaat de mens geheel uit aards stof.

Genesis 2:7  toen formeerde de HERE God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen.
Genesis 3:19  in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.

Maar hoe kan God, wanneer Hij zich voortplant, de kloof overbruggen om een geheel fysieke mens in een geheel uit geest bestaand lid van Gods gezin te veranderen?
Het begint met een geest (een geestelijk element) in de geheel fysieke mens. U weet dat deze geest niet de mens zelf is, maar iets in de mens. U weet ook dat deze geest niet ziet, hoort of denkt. De mens ziet, hoort en denkt door middel van zijn fysieke hersenen en de vijf zintuigen: zien, horen, proeven, ruiken en voelen. De geest in de mens verleent de fysieke hersenen het vermogen van het fysieke intellect en vormt aldus het menselijk verstand.
De geest in de mens functioneert onder meer als een computer en geeft de hersenen psychische en intellectuele vermogens. Kennis die via de vijf zintuigen in de hersenen wordt opgenomen wordt onmiddellijk in de geestelijke computer opgeslagen. Het geheugen zetelt in de computer. Deze ’computer’ zorgt ervoor dat de hersenen uit de miljoenen deeltjes kennis zich ogenblikkelijk dat detail te binnen brengen dat bij het denkproces nodig is. Dat wil dus zeggen dat het geheugen in de menselijke geest is vastgelegd, ongeacht de vraag of het tevens in ’de grijze massa’ van de hersenen ligt opgeslagen.

Deze menselijke geest verleent de mens bovendien geestelijke en morele vermogens die de dieren niet bezi
tten.
God had de noodzakelijke tweede geest – de heilige Geest binnen Adams bereik gesteld. Maar toen Adam rebelleerde en van de verboden vrucht at, liet God hem uit het paradijs verbannen en ontzegde hem elke toegang tot de boom des levens – het symbool van zijn heilige Geest.
Toch kan de mensheid, indien zij tot inkeer komt, door Christus Gods
gave van zijn heilige Geest ontvangen. Tot Nicodemus zei Christus: ”Tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien” (Joh. 3:3). Uiteraard kon Nicodemus dit niet werkelijk begrijpen. Ook tegenwoordig begrijpt bijna niemand dit werkelijk. Jezus verklaarde: Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest (Joh. 3:6). De mens komt uit de aarde. Hij is vlees. Jezus sprak niet over een tweede fysieke geboorte of een ervaring van bekering in dit leven, maar over een geestelijke geboorte, wanneer de mens geest zal zijn; niet meer bestaande uit stof, maar geheel uit geest. Letterlijk geest! Dan zal hij uit God zijn geboren. God is geest (Joh. 4:24).
Teneinde mens te worden moet iedereen worden verwekt door een menselijke vader. Op dezelfde wijze moeten wij, om opnieuw te worden geboren – uit de Geest die van God de Vader is – eerst worden verwekt door de geestelijke Vader, door God.
Dit wordt ons verklaard in Romeinen.

Romeinen 8:16  Die Geest
[van God] getuigt met onze geest, dat wij [verwekte] kinderen Gods zijn. 17  Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen [nog geen bezitters]: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus.
Verbonden met onze menselijke geest bewerkt Gods heilige Geest twee dingen: 1) verwekt de mens met eeuwig goddelijk l
even, waardoor hij later als een goddelijk wezen, dat dan geheel uit geest bestaat, in Gods Gezin kan worden geboren; en 2) schenkt het menselijke verstand het vermogen geestelijke kennis te bevatten om te weten wat in God is (1 Cor. 2:11). Bovendien schenkt Gods heilige Geest goddelijke liefde, geloof en kracht om Satan en de zonde te overwinnen.
De door Gods Geest verwekte christen heeft voorwaa
rdelijk eeuwig leven, goddelijk leven, in zich, maar hij of zij is nog geen onsterfelijk geestelijk wezen, bestaat nog niet geheel uit geest.
Hij is nu een
erfgenaam van God (zoals de zoon van een rijke man de erfgenaam is van zijn vader), maar hij is nog niet wedergeboren’, is nog geen bezitter. Indien echter Gods heilige Geest in ons is, zal God, bij Christus' wederkomst op aarde als Koning der koningen, ons sterfelijke lichaam onsterfelijk maken door zijn Geest die in ons is.
Romeinen 8:11  En indien de Geest van Hem
[de Vader], die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont.
1 Corinthiërs 15:49  En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen. 50  Dit spreek ik even
wel uit, broeders: vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven en het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet. 51  Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, 52  in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. 53  Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.

Zie nu hoe deze verbazingwekkende analogie verder gaat:

Zoals bij de menselijke voortplanting het bevruchte embryo, dat later de foetus wordt, nog
ongeboren is en door de moeder moet worden gevoed, zo is de verwekte christen nog niet in Gods Gezin geboren. Het goddelijke leven is slechts in hem verwekt.
Satan heeft kans gezien de meeste fundamentalistische christenen in de waan te brengen dat zij direct ’wedergebo­ren’ zijn zodra zij Christus hebben aanvaard.

Maar zoals bij de menselijke voortplanting de menselijke kenmerken, zoals vorm en gestalte, het lichaam en de hersenen, zich gedurende de zwange
rschap langzamerhand ontwikkelen, zo begint het rechtvaardige en heilige karakter van God in ons vorm aan te nemen en te groeien. Bij velen ontwikkelt dit goddelijke karakter zich zo langzaam dat het aanvankelijk nauwelijks waarneembaar is, behalve dat de gloed van de extase van deze geestelijke romance zichtbaar kan worden en in de ’eerste liefde van de geestelijke bekering zal uitstralen. Maar wat het toenemen in geestelijke kennis (2 Petr. 3:18) en geestelijk karakter betreft, dat moet nog grotendeels worden geleerd en ontwikkeld.
Wanneer iemand pas is bekeerd, is hij als het ware een geestelijk ’embryo, dat moet worden grootgebracht en g
evoed met geestelijk voedsel. Jezus zei dat de mens niet alleen van brood (fysiek voedsel) moet leven, maar ook van elk woord van God. De Bijbel is het geschreven Woord van God, Christus is in persoon het Woord van God. Dit opgroeien nu is karakterontwikkeling, die tijd vergt en die grotendeels door ervaring wordt bewerkstelligd. Bovenal is voortdurende bijbelstudie nodig om zich welbeproefd ten dienste van God te kunnen stellen, en eveneens voortdurend, ernstig gebed. Wanneer u de Bijbel bestudeert, spreekt God tot u. Wanneer u bidt, spreekt u tot Hem. Op deze wijze leert u God werkelijk goed kennen, zoals u ook mensen beter leert kennen wanneer u met hen spreekt.
Een groot deel van de ontwikkeling van dit geestelijke karakter vindt ook plaats door christelijke gemeenschap met andere geestelijk verwekte mensen in Gods Gemeente.

En zoals de menselijke moeder het embryo en de foetus fysiek voedt, zo voedt Gods
Gemeente als geestelijke Moeder haar leden. Gods Gemeente wordt ”het hemelse Jeruzalem ... onze moeder genoemd (Gal. 4:26).
Zie hoe deze dingen precies parallel lopen. God stelt geroepen en gekozen dienaren in zijn
Gemeente aan om de kudde te voeden.
Efeziërs 4:11  En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, 12  om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, 13  totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. 14  Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt, 15  maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus.

Het is de taak van de ware dienaren van Christus (en hoe weinig zijn er) om de verwekte, maar nog ongeboren heiligen te
beschermen tegen valse leringen en valse predikers!
Wat een prachtig beeld is de menselijke voortplanting van die van God.
Zoals u weet is het Gods bedoeling dat door de menselijke voortplanting een
gezin ontstaat, dat er kinderen in dit gezin worden geboren. Het menselijke gezin is het exacte model van Gods gezin. God heeft het huwelijk en het gezinsleven aan geen enkele andere levensvorm geschonken dan alleen aan de mens, die het potentieel heeft lid te worden van het gezin van God.
Bedenk verder dat, alvorens de geboorte kan plaatsvinden, de fysieke, menselijke foetus
fysiek voldoende gegroeid moet zijn; zo moet ook de verwekte christen geestelijk in genade en kennis van Christus groeien (2 Petr. 3:18); hij moet tijdens dit leven overwinnen en goddelijk karakter ontwikke­len voordat hij in het Koninkrijk van God kan worden geboren.
Dit wordt heel goed in beeld gebracht door de gelijkenissen van de ponden en de talenten. In de gelijkenis van de ponden (Lukas
19:11-27) stelt Jezus zichzelf voor als een man van hoge geboorte die naar een ver land (de hemel) trok om een koningschap in ontvangst te nemen en later terug te keren. Hij riep zijn tien dienaren bij zich en gaf elk van hen een pond. Tijdens zijn afwezigheid won een van hen tien pond door met het geld handel te drijven. Hij werd daarvoor door zijn heer geprezen en kreeg het bestuur over tien steden in Gods Koninkrijk. Een tweede dienaar maakte slechts vijf pond winst; hij had het maar half zo goed gedaan, hoewel hij met een gelijk aandeel was begonnen. Hem werd het bestuur over vijf steden gegeven. Een derde dienaar maakte in het geheel geen winst, en zelfs het ene pond werd hem toen ontnomen.
In de gelijkenis van de talenten (Matth.
25:14-30) kreeg de een vijf talenten, een ander twee en een derde één talent – een ieder naar zijn bekwaamheid. Bij Christus' wederkomst had de man die vijf talenten had ontvangen er vijf bij verdiend (een uitbeelding van geestelijke groei en overwin­ning in dit leven). Hij werd geprezen als een goede en trouwe dienstknecht en hij kreeg overeenkomstige verantwoordelijk­heid in Gods Koninkrijk. Degene die er twee had bij verdiend, had in verhouding tot zijn bekwaamheid precies evenveel gepresteerd. Hij ontving een even grote beloning. Maar degene die het ene talent had ontvangen, had er niets mee gedaan. Met andere woorden, hij had in zijn christelijke leven hier op aarde niets overwonnen, hij was geestelijk niet gegroeid en had geen karakter ontwikkeld. De ponden of talenten in deze twee gelijkenissen stellen de aanvankelijke maat van Gods heilige Geest voor die bij de bekering wordt gegeven. Naarmate de geestelijk verwekte persoon voortdu­rend door de heilige Geest wordt geleid, hij datgene doet waarvoor Gods Geest zijn verstand opent, groeit in geestelijke kennis en overwint, vermeerdert de maat van de heilige Geest in hem. Jezus was vervuld van de heilige Geest – maar niet met mate (Joh. 3:34). De gelijkenissen laten zien dat de bekeerling die niet in Geest en karakter toeneemt, zal uitvallen. Velen die zich christen noemen, menen dat alles vanzelf gaat met Gods Geest, dat ze zelf niets hoeven te doen. Dat is onjuist. De mens heeft een vrije wil. Als God iemand zijn Geest geeft, neemt dit ’verwekte kind’ van God zelf, met zijn vrije wil, de beslissing of hij gebruik maakt van de heilige Geest. Als hij niet ’werkt’ aan zijn karakterbouw, is hij als een van degenen die ”Christus aannemen” en die zich daardoor als reeds ’wedergeboren’ beschouwen; zij vinden niet dat zij iets moeten overwinnen, dat zij moeten groeien en geestelijk karakter ontwikkelen. Zo iemand denkt dat hij ”reeds behouden” is. Hij zegt dat hij niet gelooft in behoud door ’werken’.
Wat hij niet beseft is dat, hoewel behoud een
geschenk is, wij beloond worden naar onze daden.
Mattheüs 16:27  Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden.
Door niets te doen, verspeelt hij niet alleen de beloning, maar ook het geschenk van eeuwig leven.
Jakobus 2:17  Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood.

Christus' antwoord aan zulke mensen luidt bij zijn komst met het Koninkrijk van God:

Mattheüs 25:26  En zijn heer antwoordde en zeide tot hem: Gij slechte en luie slaaf … Vers 28  Neemt hem dan het talent af …  Vers 30  En werpt de onnutte slaaf uit in de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars.
Hij bleef in gebreke wat Gods werkelijke bedoeling betreft: het voortplanten in ons van het heilige, rechtvaardige karakter dat we van God kunnen ontvangen.Velen zijn misleid tot geloof in een vals ’behoud’.
Tot besluit van de parallel: zoals de fysieke foetus geleidelijk de
fysieke gelaatstrekken, organen en kenmerken ontwikkelt, zo moet de verwekte christen in dit leven de geestelijke eigenschappen ontwikkelen: liefde, geloof, geestelijke kennis, geduld, zachtmoedigheid, vriendelijkheid en zelfbeheersing. Hij moet een dader van het Woord van God worden. De foetus die niet groeit, sterft en zal nooit worden geboren. 

Het overbruggen van de kloof
 

Op welke wijze zal God de kloof tussen fysieke en geestelijke samenstelling overbruggen – hoe plant Hij zich voort door middel van
fysieke mensen die uit het stof der aarde voortkomen?
Om te beginnen heeft Hij in de fysieke mens een ’menselijke’ geest geplaatst. Het is echter
niet deze menselijke geest die beslissingen neemt, die tot bekering komt of karakter ontwikkelt. Zoals we reeds hebben benadrukt schenkt deze geest geen leven; hij kan niet zien, horen, voelen, proeven of denken. Deze geest stelt de fysieke mens, door middel van zijn hersenen, tot deze dingen in staat. Wel registreert deze geest elke gedachte, elk stukje kennis dat door de vijf zintuigen wordt opgevangen, en het karakter – hetzij goed of slecht – dat in het menselijk leven wordt opgebouwd.
De mens is letterlijk van
klei gemaakt. God is als de meesterpottenbakker die een voorwerp uit klei vormt en boetseert. Als de klei te hard is, wil het niet de vorm aannemen die hij wenst. Is het te zacht en te vochtig, dan wil het niet in de gewenste vorm blijven die de pottenbakker het heeft gegeven.
Jesaja 64:8  Maar nu, HERE, Gij zijt onze Vader; wij zijn het leem, Gij zijt onze Formeerder en wij allen zijn het werk van uw hand.

Toch heeft God ons ieder
een eigen verstand gegeven. Als iemand weigert God of Gods wegen te erkennen, weigert zich van het kwade af te wenden en zich tot het goede te keren, kan God niets met hem doen en Hij kan geen goddelijk karakter in hem scheppen. De menselijke klei moet kneedbaar zijn, moet zich gewillig voegen. Als de mens weerbarstig is en zich verzet, is hij als klei die te droog en te hard is. De pottenbakker kan daar niets mee beginnen. Het wil niet meegeven en buigen. Als het iemand echter zozeer aan wil, voornemen en vastbeslotenheid ontbreekt dat hij niet in vorm wil blijven, wanneer God hem al gedeeltelijk heeft gevormd zoals Hij wil, als hij te slap, te week en karakterloos is, zal hij nooit tot het einde volharden. Hij zal uitvallen.
Wij zijn waarlijk het werk
van Gods handen. Toch moeten wij zelf aan deze geestelijke ontwikkeling meewerken. Als wij uit luiheid bijbelstudie en gebed verwaarlozen, of als wij materiële belangen en genoegens vooropstellen en als wij zo'n groot behoud veronachtzamen, vallen wij uit.
Maar als wij de moed hebben ons over te geven, ons
uit eigen vrije wil in Gods handen te plaatsen, zal Hij ons zijn Geest geven en daardoor zijn rechtvaardigheid – zijn karakter – en ons verstand openen voor zijn geestelijke kennis. Wij moeten het willen! Wij moeten eraan werken! Wij moeten het boven alles stellen! En natuurlijk moeten we onze vroegere foute eigenschappen en opvattingen uitwissen. Probeer te voorkomen dat de vroegere foute levensstijl nog geassocieerd kan worden met de ’nieuwe’ persoon met de ware christelijke levenswandel.
Het moet
Gods gerechtigheid zijn, want al onze gerechtigheid is voor Hem als een bezoedeld kleed. Hij geeft ons geleidelijk zijn kennis, zijn gerechtigheid, zijn karakter indien wij het vurig zoeken en verlangen. Wij hebben er zelf een belangrijk aandeel in. Verder strekt alles tot eer van GOD.
Naarmate wij door Gods heilige Geest het karakter van God ontvangen, reproduceert God zich meer in ons.
Tenslotte zullen wij, bij de opstanding, als God zijn; dan zullen wij niet meer kunnen zondigen, omdat wij dit zelf hebben verkozen. Wij hebben ons afgekeerd van zonde, er voortdurend tegen gestreden en de zonde overwonnen.
Gods
Plan zal worden verwezenlijkt! 

Waarom uit materie gemaakt? 

Laten wij dit alles nog eens overdenken.

Waarom
besloot God de mens uit materie en niet uit geest te maken? De engelen heeft Hij wel uit geest gemaakt.
U weet dat het Gods plan is zich voort te planten. Zijn goddelijke kinderen moeten door Hem worden verwekt om daarna in Gods gezin te worden geboren. Christus, onze baanbreker, werd op een volkomen unieke wijze in de maagd Maria door de Vader verwekt door middel van de heilige Geest. Hij was de verwekte (de enige aldus verwekte) Zoon van God, vanaf de conceptie en geboorte als mens.

Romeinen 8:29  Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen.
Romeinen 1:4  naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus, onze Here.

Nu reeds is Hij de
eerstgeborene van vele broederen (Rom. 8:29), geboren als Zoon van God door een opstanding uit de dood (Rom. 1:4); een mogelijkheid die ook wij later hebben.
Om de verhevenheid boven de engelen die Christus nu reeds bezit, en die ook ons potentieel is, te tonen (vergeet niet dat we mede-erfgenamen van Christus zijn), zegt God aangaande Christus:

Hebreeën 1:4  zoveel machtiger geworden dan de engelen, als Hij uitnemender naam boven hen als erfdeel ontvangen heeft. 5  Immers, tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd: Mijn Zoon zijt gij; Ik heb U heden verwekt? En wederom: Ik zal Hem tot Vader zijn, en Hij zal Mij tot Zoon zijn.

In het boek Job wordt in hoofdstuk 1, 2 en 7 over engelen gesproken als zonen van God, maar slechts als geschapen ’zonen’. God heeft, zoals in Hebreeën 1, nooit tegen hen gezegd: ”Gij zijt mijn eigen verwekte zonen.” Maar wanneer wij mensen de heilige Geest van God ontvangen, worden wij daadwerkelijk zijn verwekte zonen en zijn erfgenamen, om zijn
naam te beërven, zoals verwekte zonen van menselijke vaders hun naam hebben geërfd.
Wanneer wij uit God worden
geboren, zullen wij geest zijn. Maar waarom heeft God de mens dan eerst uit het stof der aarde geschapen?
Deze vraag hebben we al ten dele beantwoord. Engelen zijn geest en daarom onsterfelijk. De engelen die gezondigd hebben, zullen hun straf eeuwig moeten dragen. Hun straf is niet de dood. Hun straf is het verlies van de fantastische gelegenheid die God hun had gegeven om zijn plannen op aarde te verwezenlijken, en voorts dat zij nu eeuwig met een gezindheid van wrok, verbittering en opstandigheid, volkomen uitzichtloos en in geestelijke onmacht moeten leven, hetgeen zij zich door hun eigen zonden hebben aangedaan. Toen zij hun geest eenmaal hadden verwrongen, konden zij nooit meer hun evenwicht hervinden. Geluk en vreugde heeft hen voor eeuwig verlaten.
Indien echter de mens, die uit stof bestaat, zondigt en weigert berouw te hebben en zich van zijn zonden af te keren, zal hij de tweede dood sterven – hij zal volkomen vergaan (Joh. 3:16) – hij zal zijn als had hij nooit bestaan (Obadja 1:16). Dit weerspiegelt Gods barmhartigheid.

Johannes 3:16  Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.
Obadja 1:16  Ja, zoals gij gedronken hebt op mijn heilige berg, zullen alle volken zonder ophouden drinken; ja, zij zullen drinken en zwelgen, en zij zullen worden, als hadden zij nooit bestaan.
 

Het fysieke verandert, het geestelijke is permanent 

Maar er is nog een andere uiterst belangrijke reden. ”Niets is zo blijvend als verandering.” Materie blijft nooit zoals het is; het verandert voortdurend. Misschien zijn steen en ijzer wel de meest onveranderlijke elementen, maar na een paar duizend jaar hebben de enorme stenen van de muur rond Jeruzalem al hun nieuwheid verloren en tonen hun ouderdom. Alles wat wij nu op deze aarde zien, zal mettertijd
veranderen.
Geest is echter
onveranderlijk, behalve toen engelen geestelijke vermogens van God kregen: het vermogen tot denken, redeneren, beslissingen nemen en hun wil uit te oefenen om te handelen naar eigen besluit of keuze. Maar geestelijke substantie is, zonder de geestkracht van God, onveranderlijk. Toen Satan en zijn demonen eenmaal hun beslissing hadden genomen en in daden hadden omgezet, konden zij, geest zijnde, niet veranderen.
Bij het voortplanten van zichzelf verlangt God de
ontwikkeling van rechtvaardig karakter. En daarvoor is verandering noodzakelijk. Als God ons uit geest had geschapen, zouden wij, als wij eenmaal de beslissing hadden genomen God te verwerpen, ons nooit meer kunnen (willen!) bekeren, nooit meer van Satans tot Gods weg kunnen (willen!) veranderen! De uit materie bestaande mens is onderhevig aan verandering. De mens kan, als hij door God wordt geroepen, tot het inzicht worden gebracht dat hij heeft gezondigd, en hij kan zich bekeren, zich van de zonde afwenden en Gods weg inslaan. En heeft hij zijn koers eenmaal gewijzigd, dan kan hij deze met Gods hulp verder volgen. Hij kan groeien in geestelijke kennis, karakter ontwikkelen, en slechte gewoonten, zwakheden en fouten overwinnen.
En dit alles kan de
fysieke mens doen door middel van de fysieke hersenen.
De menselijke geest in de mens verleent de hersenen begrip van fysieke dingen, en door vereniging met Gods Geest worden de hersenen in staat gesteld geestelijke dingen te begrijpen. Deze beide geesten registreren de kennis en het karakter en bewaren zowel deze als de fysieke gestalte en verschijning. Deze twee geesten ontwikkelen niet het rechtvaardige karakter, maar door de heilige Geest schenkt God ons
zijn geloof, zijn rechtvaardigheid, zolang wij dit zelf vurig verlangen. Maar als de fysieke mens eenmaal heilig en rechtvaardig karakter in zich heeft ontwikkeld, hoe overbrugt God dan de kloof als Hij de mens in een geestelijk wezen verandert? 

De geestelijke mal
 

We hebben u al laten zien dat de Bijbel de mens beschrijft als het leem – wat hij letterlijk is – en God als onze pottenbakker. Wij zouden God ook onze
beeldhouwer kunnen noemen, want als wij ons onderwerpen en het vurig verlangen, zijn wij in geestelijke karakterontwikkeling het werk van zijn handen. Zoals Job zei:
Job 14:14  Als een mens sterft, zou hij herleven? Dan zou ik hoop hebben al de dagen van mijn zware dienst, totdat mijn aflossing zou komen. 15  Gij zoudt roepen en ik zou U antwoorden, naar het maaksel uwer handen zoudt Gij verlangen.

Dit brengt ons tot de vraag van de dood van de fysieke mens en de opstanding, die Job zijn ”aflossing” noemde, in het Koninkrijk van God.
Al eerder hebben we Jesaja
64:8 aangehaald: ”Maar nu, Here, Gij zijt onze Vader; wij zijn het leem, Gij zijt onze Formeerder en wij allen zijn het werk van uw hand.
God zou ons niet kunnen vormen – veranderen en zijn karakter in ons ontwikkelen – als we hadden gezondigd, en dat hebben allen gedaan, indien wij uit geest waren geschapen. Ook staat er: ”Zal ook het leem tot zijn vormer zeggen: Wat maakt gij? of uw werk: Hij heeft geen handen?” (Jes.
45:9.)
In een ander bijbelgedeelte, dat vaak verkeerd wordt toegepast, staat:

Efeziërs 2:8  Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het
[geloof] is een gave van God; 9  niet uit werken ...
Wij
verdienen behoud niet door goede werken of door eigen inspanning; maar wanneer wij het als geschenk van God hebben ontvangen, zal de beloning zijn naar de mate van onze ”werken” (Matth. 16:27), d.w.z. in overeenstemming zijn met de prestaties die wij in het leven op Gods wijze hebben geleverd en met het karakter dat wij hebben ontwikkeld.
Mattheüs 16:27  Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden.

Lees nu het slot van de passage in Efeziërs dat vrijwel altijd met opzet wordt weggelaten door hen die de mensen op dit punt willen misleiden:

Efeziërs 2:9  ... niet uit werken,
[waarom niet?] opdat niemand roeme. Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.
We hebben getracht duidelijk te maken dat wij contact moeten zoeken met God en dat
Hij de pottenbakker is, de beeldhouwer die ons leven en rechtvaardig karakter in ons vormt en modelleert naar het beeld van zijn rechtvaardig karakter, als wij dit verlangen en ons overgeven.
Zoals gezegd kan het goddelijk karakter in ons niet in één handomdraai worden geschapen. Het moet worden ontwik­keld. Wij moeten ons overgeven; wij moeten het begeren en zoeken. Maar het komt van
God. Als wij dagelijks nauw contact onderhouden met onze Schepper, door zijn Geest en door onze geest (immers, zijn heilige Geest ”getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn”; Rom. 8:16), dan vormt en modelleert Hij ons karakter. Als God ons uit geest had geschapen, zou dit als wij eenmaal de weg van de zonde op waren gegaan, niet meer mogelijk zijn.
Nu sterven wij, zoals Job naar voren bracht. Het leven na de dood komt door de opstanding. Wanneer wij sterven, houdt elk bewustzijn op. De fysieke hersenen verliezen het bewustzijn en vergaan.

Wat voor
lichaam zullen wij in de opstanding hebben? Deze vraag wordt in 1 Corinthiërs 15 beantwoord:
1 Corinthiërs 15:35  Maar, zal iemand zeggen, hoe worden de doden op
gewekt? En met wat voor lichaam komen zij? 36  Dwaas! Wat gij zelf zaait, wordt niet levend, of het moet gestorven zijn, 37  en als gij zaait
[begrafenis in de grond], zaait gij niet het toekomstige lichaam, maar slechts een korrel, bijvoorbeeld van koren, of van iets anders. 38  Maar God geeft er een lichaam aan, gelijk Hij dat gewild heeft, en wel aan elk zaad zijn eigen lichaam.
Het lichaam dat sterft is niet hetzelfde lichaam dat in de opstanding zal zijn.
Nu komen we bij een uiterst belangrijke functie van
de geest in de mens de menselijke geest’. Deze schenkt ons niet het menselijke leven. Hij ziet, hoort noch denkt. Het is de mens zelf die beslissingen neemt, en in die fysieke mens moet dat geestelijke karakter worden opgebouwd. Het is de menselijke klei waarin God zijn karakter vormt. De geest in de mens registreert wat de hersenen opnemen, ook de gezindheid en de karaktereigenschappen, niet alleen van de menselijke hersenen, maar ook van het gehele lichaam. Hij bewaart zelfs het lijnenpatroon van de vingertoppen.
Men kan het vergelijken met de gietvorm die een beeldho
uwer maakt. Stel dat deze een bronzen beeld van iemand wil maken. Van klei of gips maakt hij eerst een model. Vervolgens maakt hij van dit model een mal. Dit is een holle vorm, gemaakt op het model. In deze holle vorm giet hij gesmolten vloeibaar brons dat vervolgens stolt. Daarna wordt de mal verwijderd, en het bronzen beeld is een exacte kopie van het oorspronkelijke model.
De geest die in elke mens is, heeft de functie van een
mal. Hij bewaart het geheugen van de mens, zijn karakter, zijn vorm en gestalte.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de geest een holle vorm is, maar hij ve
rvult dezelfde functie als de mal van een beeldhouwer. Als iemand de heilige Geest heeft ontvangen, zal God in de opstanding zorgen voor een geestelijk lichaam dat de vorm en gestalte heeft van de geestelijke mal. De weer opgewekte persoon zal geheel uit geest bestaan, niet uit stof zoals het menselijke model. In de opgewekte geestelijke vorm zal hij plotseling tot leven komen. Het zal hem voorkomen alsof er slechts een fractie van een seconde is verstreken sinds hij op het moment van zijn dood het bewustzijn verloor. Zijn geheugen zal helemaal intact zijn. Hij zal dezelfde vorm en gestalte hebben die hij als mens had. Zelfs zijn vingerafdrukken zullen dezelfde zijn.
Het
karakter dat hij door God in zich liet opbouwen zal in hem zijn. Hij zal eeuwig leven. En evenals God de Vader zal hij, uit eigen vrije wil, zo zijn geworden dat hij niet kan zondigen (1 Joh. 3:9).
Het lichaam in de opstanding zal niet zoals nu een lichaam van vlees en bloed zijn. God verandert niet het sto
ffelijke vlees en bloed in geest. Het fysieke lichaam van vlees en bloed gaat na de dood in ontbinding over en vervalt, maar de geest die in het lichaam was, houdt, evenals de mal van de beeldhouwer, de gehele vorm en gestalte, het geheugen en het karakter volledig intact. En omdat die mal geest is, verandert hij niethoewel de opstanding duizenden jaren na de dood kan zijn.
Zie nu wat er bij de dood gebeurt:

Prediker 12:7  en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft.

Na de dood keert het fysieke lichaam, onverschillig of het wordt begraven, gecremeerd of wat dan ook, naar de aarde t
erug. Maar de geest die in de mens was en die alles heeft vastgelegd - vorm en gestalte van het lichaam, de gelaatstrekken, het geheugen en het karakter – keert terug tot God.
Die geest zal onveranderd worden
bewaard.
Heiligen als Abraham, Mozes, David en Daniël zijn du
izenden jaren geleden gestorven. Sta hier eens bij stil! God heeft op een of andere manier moeten zorgen dat de vorm, de gestalte, het uiterlijk, het verstand en het karakter van heiligen duizenden jaren lang bewaard blijven. Zij bestonden uit vergankelijk vlees en bloed. Alles wat zij waren als mens (de mens bestaat geheel uit stof) is sinds lang vergaan. Toch zal het hun in de opstanding voorkomen alsof er slechts een fractie van een seconde is verlopen sinds zij bij hun dood het bewustzijn verloren.
In de tussenperiode van dood-zijn wisten zij absoluut
niets. Gods Woord zegt: ”De levenden weten tenminste, dat zij sterven moeten, maar de doden weten niets (Pred. 9:5).
De geest die tot God terugkeert is de menselijke geest die gedurende zijn gehele leven in de mens is. Het is niet een onsterfelijke ziel’, want de ziel is sterfelijk en verga
nkelijk.
Zij die met Gods heilige Geest zijn gestorven, zullen in de eerste opstanding zijn.
Openbaring 20:4  En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oor
deel werd hun gegeven; en [ik zag] de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang. 5  De overige doden werden niet weder levend, voordat de duizend jaren voleindigd waren. Dit is de eerste opstanding.

Zij zullen
onsterfe­lijk en met een verheerlijkt lichaam van geestelijke samenstelling opstaan, hun gezicht stralend als de zon.
Alle anderen die tijdens hun fysieke bestaan niet door God tot eeuwig b
ehoud zijn geroepen zullen na de duizendjarige regering van het Koninkrijk van God onder Christus worden opgewekt voor de periode van het oordeel van de grote witte troon.
Openbaring 20:11  En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop ge
zeten was, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor hen gevonden. 12  En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het boek des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken.

Zij zullen
sterfelijk opstaan, opnieuw in een fysiek lichaam van vlees en bloed, zoals tevoren. In deze grote oordeelsperiode zullen zij worden geroepen; hun ogen zullen voor Gods waarheid worden geopend. Dan zal er tenslotte aan het eind van die periode nog een laatste opstanding zijn van hen die in hun bestaan als sterfelijk mens wel door God waren geroepen, maar die Hem hadden verworpen of zich van de waarheid hadden afgewend. Met degenen die Gods waarheid tijdens het grote oordeel van de witte troon verwerpen, zullen zij in de poel des vuurs terechtkomen, hetgeen de tweede dood is. Dan zullen zij as zijn onder de voeten van de onsterfelijken in Gods Koninkrijk en zij zullen zijn als hadden zij nooit bestaan.
Openbaring 20:14  En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. 15  En wanneer ie
mand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs.
2 Petrus 3:8  Doch dit ene mag u niet ontgaan, geliefden, dat één dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als één dag. 9  De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig je
gens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen. 10  Maar de dag des Heren
[1000 jaar] zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden. 11  Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht, 12  vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods, ter wille waarvan de hemelen brandende zullen vergaan en de elementen in vuur zullen wegsmelten.
Maleachi 4:1  Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen die goddeloos
heid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken (zegt de HERE der heerscharen) welke hun wortel noch tak zal overlaten. 2  Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen; gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. 3  Gij zult de goddelozen vertreden, want tot stof zullen zij zijn onder uw voetzolen op de dag die Ik bereiden zal, zegt de HERE der heerscharen.
Obadja 1:16 zij zullen worden, als hadden zij nooit bestaan.

Vervolgens staat de miljoenen mensen die tot onsterfe­lijkheid zijn beho
uden het ongelooflijke potentieel van de mens te wachten, wanneer God de Schepper het gehele universum onder ons bestuur zal plaatsen.
Hebreeën 2:6  Maar, iemand heeft ergens betuigd, zeggende: Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, of des me
nsen zoon, dat Gij naar hem omziet? 7  Gij hebt hem voor een korte tijd beneden de engelen gesteld, met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond, 8  alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen. Want bij dit: alle dingen hem onderworpen, heeft Hij niets uitgezonderd, dat hem niet onderworpen zou zijn. Doch thans zien wij nog niet, dat hem alle dingen onderworpen zijn.
 

 

Terug naar de Home Page

click tracking