Voor literatuurlijst klik hier.
Wat
de
wetenschap
niet
kan ontdekken
over
HET
VERSTAND
VAN DE
MENS
Denk eens na! Zal er
over vijfentwintig
jaar
nog
enig
menselijk
wezen op
aarde in leven zijn?
We schrijven dit in 2011. Overleven is
het grootste probleem
waar wij allen voor staan! Hoe komt het
dat de kennis van de mens zo'n ontzaglijke vooruitgang heeft gebracht,
terwijl
de mens
machteloos is tegenover
het schrikbarende
kwaad? Het antwoord op dit verbijsterende raadsel
ligt in het menselijk verstand. In deze publicatie kunt u lezen wat
psychologen en andere wetenschapsmensen niet weten over
het verstand van
de mens!
Waarom kunnen de mensen met het beste verstand de wereldproblemen niet
oplossen?
Er zijn wetenschapsmensen die zeggen: ”Als we voldoende
kennis hebben, zullen we alle problemen van de mens oplossen en al onze
kwalen genezen.” Sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw is het
kennisbestand van de wereld verveelvoudigd. Maar de kwalen van de mensheid
zijn eveneens verveelvoudigd.
Hoe komt dat? Is er iets mis met het verstand van de mens? Ontbreekt
er iets? Er is zeer beslist een
ontbrekende dimensie in de kennis van de mens.
Die handleiding is de Bijbel. Helaas heeft de mens van dit instructieboek het meest misverstane, miskende en gesmade boek gemaakt dat hij ooit in handen heeft gekregen. Toch wordt in dit boek de ontbrekende dimensie in onze kennis geopenbaard. Het ongelooflijke potentieel van de mens wordt erin onthuld en verklaard als de mens maar wilde lezen en geloven wat er staat. Het is het boek van onze oorsprong. Het openbaart ons waarom wij, mensen, hier op aarde werden geplaatst – wat wij zijn – waarheen wij op weg zijn – het niet-besefte ongelooflijke potentieel van de mens – hoe wij met dit uit lichaam en geest bestaande mechanisme moeten omgaan, hoe wij in gelukkige vrede moeten leven, en hoe wij ons ontzagwekkende potentieel kunnen bereiken. De mensen met het grootste verstand hebben deze goddelijk-geopenbaarde kennis echter nooit begrepen. Het is alsof God, onze Schepper, zijn boodschap tot ons heeft gezonden in een geheime code die niet te ontcijferen is. En de meest intelligente mensen hebben deze code nooit kunnen verbreken. De moderne wetenschap kan hem niet begrijpen. Zelfs de psychologen begrijpen niet waaruit het verstand van de mens is samengesteld. Lukas 10:21 Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. Aan het geestelijke kind openbaart ons instructieboek dat God eeuwig heeft bestaan en dat bij Hem in de eeuwigheid ’Het Woord’ was, een tweede Persoon die ook God is. God schiep alle dingen door middel van dit met Hem bestaande geestelijke wezen dat wordt aangeduid met ’Het Woord’ (Joh. 1:1-4). In Genesis 1:1 is het Hebreeuwse woord voor God ’Elohim’, een naam die meervoudigheid impliceert. Hieruit blijkt dat de ene God uit meer dan één persoon bestaat. Met andere woorden, God is een goddelijk gezin waarvan de in Johannes 1:1 genoemde God het Hoofd is. Vervolgens schiep God in zes dagen het fysieke universum met inbegrip van de aarde. Gedurende deze scheppingsweek van Genesis 1 schiep God de eerste levensvormen die zichzelf konden voortplanten (de flora en de fauna) zonder vermogen tot denken, redeneren en beslissen, en zonder ethische, morele of geestelijke capaciteiten. Het doel van God met het scheppen van de mens was zichzelf te vermenigvuldigen – met een zo volmaakt geestelijk karakter als alleen God zelf bezit – die niet wil en daarom niet kan zondigen. 1 Johannes 3:9 Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde; want het zaad [Gods] blijft in hem en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren.
Een zo volmaakt en heilig karakter
kan niet plotseling worden geschapen. Het moet ontwikkeld worden en
dat vergt
tijd
en
ervaring.
Een dergelijk karakter is het
vermogen van elk individueel wezen om de echte waarden te onderkennen en van
de valse te onderscheiden, om het goede te kiezen en het kwade te verwerpen,
en, gepaard aan wilskracht, het goede ook te
doen en het kwade te weerstaan.Maar wat veroorzaakt dat enorme verschil? In vorm en structuur is tussen de hersenen van een dier en die van een mens vrijwel geen verschil. De hersenen van een olifant, walvis of dolfijn zijn groter dan de menselijke hersenen, en die van een chimpansee slechts iets kleiner. Kwalitatief gesproken zijn de hersenen van een mens misschien iets beter, maar niet zoveel dat dit het grote verschil in prestatievermogen verklaart. Genesis 2:7 toen formeerde de HERE God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen. Genesis 9:4 Alleen vlees met zijn ziel [Hebr. nefesj: leven], zijn bloed, zult gij niet eten. Vers 6 Wie des mensen bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden, want naar het beeld Gods heeft Hij de mens gemaakt. Het levensbloed wordt door de ademhaling met zuurstof verbonden, net als benzine in de carburateur van een auto. Daarom is de adem de ’levensadem’ en zit het leven in het bloed. Let er goed op dat de mens, die geheel uit stof is gevormd, een levend wezen of levende ziel werd zodra de adem des levens hem zijn tijdelijke fysieke bestaan schonk. De Bijbel spreekt niet over een ’onsterfelijke’ ziel. De mens heeft geen ’onsterfelijke’ ziel. Satan misleidde Eva en misleidt het christendom met deze grove leugen. De mens is een ’ziel’ of wezen zodra het fysieke leven in hem komt. Het Hebreeuwse woord voor ’ziel’ is nefesj. In Genesis 1:20-24 wordt dit woord driemaal voor dieren gebruikt. In de NBG-vertaling wordt nefesj terecht met ’wezen’ vertaald. Dieren hebben hetzelfde tijdelijke, fysio-chemische leven als de mens. Beide sterven dan ook dezelfde dood. Prediker 3:19 Want het lot der mensenkinderen is gelijk het lot der dieren, ja, eenzelfde lot treft hen: gelijk dezen sterven, zo sterven genen, en allen hebben enerlei adem, waarbij de mens niets voor heeft boven de dieren; want alles is ijdelheid, 20 alles gaat naar één plaats, alles is geworden uit stof, en alles keert weder tot stof. De ziel bestaat uit fysieke materie, niet uit geest. Om de kloof te kunnen overbruggen – waardoor de mens kan overgaan van een geheel uit materie bestaand wezen in een geheel uit geest bestaand wezen in Gods Koninkrijk – en tevens om de mens een verstand te geven als dat van God, plaatste God een geest in elke mens. Job 32:8 Voorwaar, het is de geest in de stervelingen en de adem des Almachtigen, die hun inzicht geeft. Dit is een belangrijke waarheid die helaas zeer zelden wordt begrepen. Wij noemen deze geest de menselijke geest, want hij bevindt zich in elke mens, hoewel hij geestelijk en niet stoffelijk van aard is. Het is niet een geestelijk wezen. Het is niet de mens zelf, maar een geestelijke kern in de mens. Het is niet een ziel – de fysieke mens is een ziel. De menselijke geest verleent denkvermogen aan de menselijke hersenen. De menselijke geest verleent geen leven – het leven van de mens ligt in het fysieke bloed dat door de levensadem wordt geoxideerd. Het is het niet-fysieke bestanddeel in de menselijke hersenen dat niet aanwezig is in de hersenen van dieren. Dit is het bestanddeel dat de overgang van menselijk naar goddelijk mogelijk maakt, zonder dat daarbij, ten tijde van de opstanding, materie in geest wordt getransformeerd. Hierop zullen we later dieper ingaan. Vervolgens zet Paulus uiteen dat op deze manier (vers 11) niemand de kennis zou kunnen hebben die de mens heeft, als het niet was door ”des mensen eigen geest, die in hem is”. Het redeloze dier heeft hersenen die aan die van de mens vrijwel gelijk zijn – en soms zelfs groter. Maar hun hersenen kunnen niet weten, niet begrijpen wat de mens weet. Evenmin zou de mens dat kunnen zonder de menselijke geest die in hem is. Anders gezegd: deze geest verleent de menselijke hersenen verstandelijke vermogens. 1 Corinthiërs 2:1 Ook ben ik, toen ik tot u kwam, broeders, niet met schittering van woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen. 2 Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd. 3 Ook kwam ik in zwakheid, met veel vrezen en beven tot u; 4 mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van wijsheid, maar met betoon van geest en kracht, 5 opdat uw geloof niet zou rusten op wijsheid van mensen, maar op kracht van God. 6 Toch spreken wij wijsheid bij hen, die daarvoor rijp zijn, een wijsheid echter niet van deze eeuw, noch van de beheersers dezer eeuw, wier macht teniet gaat, 7 maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid. 8 En geen van de beheersers dezer eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben. 9 Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben. 10 Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods. 11 Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods. Toch is het menselijk verstand tot de kennis van het fysieke beperkt. Het kan de geestelijke dingen van God niet begrijpen, niet bevatten. Waarom niet? Omdat het menselijk verstand van nature alleen datgene kan kennen dat er via de zintuigen – zien, horen, ruiken, voelen, proeven – inkomt. Een dier kan weliswaar ook zien, horen, ruiken, voelen en proeven, zoals de mens, maar het is niet in staat om wat zijn hersenen binnenkomt in gedachten en kennis om te zetten. Nu de tweede helft van 1 Corinthiërs 2:11: ”Zo” (op gelijke wijze) kan ook niemand de dingen van God weten – kennen, begrijpen of bevatten – behalve door een andere geest: de heilige Geest van God. Evenals het redeloze dier geen menselijke kennis kan opnemen, zou ook de mens met alleen zijn hersenen dit niet kunnen als de geest van de mens – de menselijke geest – niet in hem was. Evenzo kan de mens de dingen van God niet kennen en begrijpen, tenzij en totdat hij een tweede geest ontvangt: de heilige Geest van God. Nog anders uitgedrukt: alle mensen bezitten vanaf hun geboorte een geest: de ’geest van de mens’. Verlies niet uit het oog dat deze geest niet de mens zelf is. Hij is iets in de mens. Als een mens iets inslikt, dan is dit in de mens, maar het is niet de mens zelf of een deel van hem. De mens is gevormd uit het stof der aarde en is sterfelijk. De menselijke geest is niet de ziel, maar iets in de ziel, die zelf de stoffelijke mens is. Nu vers 14: ”Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is. ” Maar voor God was de schepping van de mens niet voltooid met het scheppen van Adam en Eva. Wel was toen de fysieke schepping voltooid. Adam en Eva kregen, toen zij werden geschapen, deze ’menselijke’ geest. Maar nu moet de geestelijke schepping nog volgen. Daarvoor is in de mens een tweede geest nodig: de heilige Geest van God. Genesis 2:7 toen formeerde de HERE God de mens van stof uit de aardbodem … 8 Voorts plantte de HERE God een hof in Eden, in het Oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij geformeerd had. 9 Ook deed de HERE God allerlei geboomte uit de aardbodem opschieten, begeerlijk om te zien en goed om van te eten; en de boom des levens in het midden van de hof, benevens de boom der kennis van goed en kwaad. Genesis 3:22 En de HERE God zeide … nu dan, laat hij zijn hand niet uitstrekken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven. 23 Toen zond de HERE God hem weg uit de hof van Eden om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was. 24 En Hij verdreef de mens en Hij stelde ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een flikkerend zwaard, dat zich heen en weer wendde, om de weg tot de boom des levens te bewaken. Het is belangrijk dit goed te begrijpen! Menselijke voortplanting type van Genesis 2:7 toen formeerde de HERE God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen. Maar hoe kan God, wanneer Hij zich voortplant, de kloof overbruggen om een geheel fysieke mens in een geheel uit geest bestaand lid van Gods gezin te veranderen? Deze menselijke geest verleent de mens bovendien geestelijke en morele vermogens die de dieren niet bezitten. Toch kan de mensheid, indien zij tot inkeer komt, door Christus Gods gave van zijn heilige Geest ontvangen. Tot Nicodemus zei Christus: ”Tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien” (Joh. 3:3). Uiteraard kon Nicodemus dit niet werkelijk begrijpen. Ook tegenwoordig begrijpt bijna niemand dit werkelijk. Jezus verklaarde: ”Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest” (Joh. 3:6). De mens komt uit de aarde. Hij is vlees. Jezus sprak niet over een tweede fysieke geboorte of een ervaring van bekering in dit leven, maar over een geestelijke geboorte, wanneer de mens geest zal zijn; niet meer bestaande uit stof, maar geheel uit geest. Letterlijk geest! Dan zal hij uit God zijn geboren. God is geest (Joh. 4:24). Dit wordt ons verklaard in Romeinen. Romeinen 8:16 Die Geest [van God] getuigt met onze geest, dat wij [verwekte] kinderen Gods zijn. 17 Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen [nog geen bezitters]: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus. Verbonden met onze menselijke geest bewerkt Gods heilige Geest twee dingen: 1) verwekt de mens met eeuwig goddelijk leven, waardoor hij later als een goddelijk wezen, dat dan geheel uit geest bestaat, in Gods Gezin kan worden geboren; en 2) schenkt het menselijke verstand het vermogen geestelijke kennis te bevatten om te weten wat in God is (1 Cor. 2:11). Bovendien schenkt Gods heilige Geest goddelijke liefde, geloof en kracht om Satan en de zonde te overwinnen. De door Gods Geest verwekte christen heeft voorwaardelijk eeuwig leven, goddelijk leven, in zich, maar hij of zij is nog geen onsterfelijk geestelijk wezen, bestaat nog niet geheel uit geest. Hij is nu een erfgenaam van God (zoals de zoon van een rijke man de erfgenaam is van zijn vader), maar hij is nog niet ’wedergeboren’, is nog geen bezitter. Indien echter Gods heilige Geest in ons is, zal God, bij Christus' wederkomst op aarde als Koning der koningen, ons sterfelijke lichaam onsterfelijk maken door zijn Geest die in ons is. Romeinen 8:11 En indien de Geest van Hem [de Vader], die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont. 1 Corinthiërs 15:49 En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen. 50 Dit spreek ik evenwel uit, broeders: vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven en het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet. 51 Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, 52 in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. 53 Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. Zie nu hoe deze verbazingwekkende analogie verder gaat: Zoals bij de menselijke voortplanting het bevruchte embryo, dat later de foetus wordt, nog ongeboren is en door de moeder moet worden gevoed, zo is de verwekte christen nog niet in Gods Gezin geboren. Het goddelijke leven is slechts in hem verwekt. Satan heeft kans gezien de meeste fundamentalistische christenen in de waan te brengen dat zij direct ’wedergeboren’ zijn zodra zij Christus hebben aanvaard. Maar zoals bij de menselijke voortplanting de menselijke kenmerken, zoals vorm en gestalte, het lichaam en de hersenen, zich gedurende de zwangerschap langzamerhand ontwikkelen, zo begint het rechtvaardige en heilige karakter van God in ons vorm aan te nemen en te groeien. Bij velen ontwikkelt dit goddelijke karakter zich zo langzaam dat het aanvankelijk nauwelijks waarneembaar is, behalve dat de gloed van de extase van deze geestelijke ’romance’ zichtbaar kan worden en in de ’eerste liefde’ van de geestelijke bekering zal uitstralen. Maar wat het toenemen in geestelijke kennis (2 Petr. 3:18) en geestelijk karakter betreft, dat moet nog grotendeels worden geleerd en ontwikkeld. Wanneer iemand pas is bekeerd, is hij als het ware een geestelijk ’embryo’, dat moet worden grootgebracht en gevoed met geestelijk voedsel. Jezus zei dat de mens niet alleen van brood (fysiek voedsel) moet leven, maar ook van elk woord van God. De Bijbel is het geschreven Woord van God, Christus is in persoon het Woord van God. Dit opgroeien nu is karakterontwikkeling, die tijd vergt en die grotendeels door ervaring wordt bewerkstelligd. Bovenal is voortdurende bijbelstudie nodig om zich welbeproefd ten dienste van God te kunnen stellen, en eveneens voortdurend, ernstig gebed. Wanneer u de Bijbel bestudeert, spreekt God tot u. Wanneer u bidt, spreekt u tot Hem. Op deze wijze leert u God werkelijk goed kennen, zoals u ook mensen beter leert kennen wanneer u met hen spreekt. Een groot deel van de ontwikkeling van dit geestelijke karakter vindt ook plaats door christelijke gemeenschap met andere geestelijk verwekte mensen in Gods Gemeente. En zoals de menselijke moeder het embryo en de foetus fysiek voedt, zo voedt Gods Gemeente als geestelijke Moeder haar leden. Gods Gemeente wordt ”het hemelse Jeruzalem ... onze moeder” genoemd (Gal. 4:26). Zie hoe deze dingen precies parallel lopen. God stelt geroepen en gekozen dienaren in zijn Gemeente aan om de kudde te voeden. Efeziërs 4:11 En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, 12 om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, 13 totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. 14 Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt, 15 maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus. Het is de taak van de ware dienaren van Christus (en hoe weinig zijn er) om de verwekte, maar nog ongeboren heiligen te beschermen tegen valse leringen en valse predikers! Wat een prachtig beeld is de menselijke voortplanting van die van God. Bedenk verder dat, alvorens de geboorte kan plaatsvinden, de fysieke, menselijke foetus fysiek voldoende gegroeid moet zijn; zo moet ook de verwekte christen geestelijk in genade en kennis van Christus groeien (2 Petr. 3:18); hij moet tijdens dit leven overwinnen en goddelijk karakter ontwikkelen voordat hij in het Koninkrijk van God kan worden geboren. Dit wordt heel goed in beeld gebracht door de gelijkenissen van de ponden en de talenten. In de gelijkenis van de ponden (Lukas 19:11-27) stelt Jezus zichzelf voor als een man van hoge geboorte die naar een ver land (de hemel) trok om een koningschap in ontvangst te nemen en later terug te keren. Hij riep zijn tien dienaren bij zich en gaf elk van hen een pond. Tijdens zijn afwezigheid won een van hen tien pond door met het geld handel te drijven. Hij werd daarvoor door zijn heer geprezen en kreeg het bestuur over tien steden in Gods Koninkrijk. Een tweede dienaar maakte slechts vijf pond winst; hij had het maar half zo goed gedaan, hoewel hij met een gelijk aandeel was begonnen. Hem werd het bestuur over vijf steden gegeven. Een derde dienaar maakte in het geheel geen winst, en zelfs het ene pond werd hem toen ontnomen. In de gelijkenis van de talenten (Matth. 25:14-30) kreeg de een vijf talenten, een ander twee en een derde één talent – een ieder naar zijn bekwaamheid. Bij Christus' wederkomst had de man die vijf talenten had ontvangen er vijf bij verdiend (een uitbeelding van geestelijke groei en overwinning in dit leven). Hij werd geprezen als een goede en trouwe dienstknecht en hij kreeg overeenkomstige verantwoordelijkheid in Gods Koninkrijk. Degene die er twee had bij verdiend, had in verhouding tot zijn bekwaamheid precies evenveel gepresteerd. Hij ontving een even grote beloning. Maar degene die het ene talent had ontvangen, had er niets mee gedaan. Met andere woorden, hij had in zijn christelijke leven hier op aarde niets overwonnen, hij was geestelijk niet gegroeid en had geen karakter ontwikkeld. De ponden of talenten in deze twee gelijkenissen stellen de aanvankelijke maat van Gods heilige Geest voor die bij de bekering wordt gegeven. Naarmate de geestelijk verwekte persoon voortdurend door de heilige Geest wordt geleid, hij datgene doet waarvoor Gods Geest zijn verstand opent, groeit in geestelijke kennis en overwint, vermeerdert de maat van de heilige Geest in hem. Jezus was vervuld van de heilige Geest – maar niet met mate (Joh. 3:34). De gelijkenissen laten zien dat de bekeerling die niet in Geest en karakter toeneemt, zal uitvallen. Velen die zich christen noemen, menen dat alles vanzelf gaat met Gods Geest, dat ze zelf niets hoeven te doen. Dat is onjuist. De mens heeft een vrije wil. Als God iemand zijn Geest geeft, neemt dit ’verwekte kind’ van God zelf, met zijn vrije wil, de beslissing of hij gebruik maakt van de heilige Geest. Als hij niet ’werkt’ aan zijn karakterbouw, is hij als een van degenen die ”Christus aannemen” en die zich daardoor als reeds ’wedergeboren’ beschouwen; zij vinden niet dat zij iets moeten overwinnen, dat zij moeten groeien en geestelijk karakter ontwikkelen. Zo iemand denkt dat hij ”reeds behouden” is. Hij zegt dat hij niet gelooft in behoud door ’werken’. Wat hij niet beseft is dat, hoewel behoud een geschenk is, wij beloond worden naar onze daden. Mattheüs 16:27 Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden. Jakobus 2:17 Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood. Christus' antwoord aan zulke mensen luidt bij zijn komst met het Koninkrijk van God: Mattheüs 25:26 En zijn heer antwoordde en zeide tot hem: Gij slechte en luie slaaf … Vers 28 Neemt hem dan het talent af … Vers 30 En werpt de onnutte slaaf uit in de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars. Tot besluit van de parallel: zoals de fysieke foetus geleidelijk de fysieke gelaatstrekken, organen en kenmerken ontwikkelt, zo moet de verwekte christen in dit leven de geestelijke eigenschappen ontwikkelen: liefde, geloof, geestelijke kennis, geduld, zachtmoedigheid, vriendelijkheid en zelfbeheersing. Hij moet een dader van het Woord van God worden. De foetus die niet groeit, sterft en zal nooit worden geboren. Het overbruggen van de kloof Om te beginnen heeft Hij in de fysieke mens een ’menselijke’ geest geplaatst. Het is echter niet deze menselijke geest die beslissingen neemt, die tot bekering komt of karakter ontwikkelt. Zoals we reeds hebben benadrukt schenkt deze geest geen leven; hij kan niet zien, horen, voelen, proeven of denken. Deze geest stelt de fysieke mens, door middel van zijn hersenen, tot deze dingen in staat. Wel registreert deze geest elke gedachte, elk stukje kennis dat door de vijf zintuigen wordt opgevangen, en het karakter – hetzij goed of slecht – dat in het menselijk leven wordt opgebouwd. De mens is letterlijk van klei gemaakt. God is als de meesterpottenbakker die een voorwerp uit klei vormt en boetseert. Als de klei te hard is, wil het niet de vorm aannemen die hij wenst. Is het te zacht en te vochtig, dan wil het niet in de gewenste vorm blijven die de pottenbakker het heeft gegeven. Jesaja 64:8 Maar nu, HERE, Gij zijt onze Vader; wij zijn het leem, Gij zijt onze Formeerder en wij allen zijn het werk van uw hand. Toch heeft God ons ieder een eigen verstand gegeven. Als iemand weigert God of Gods wegen te erkennen, weigert zich van het kwade af te wenden en zich tot het goede te keren, kan God niets met hem doen en Hij kan geen goddelijk karakter in hem scheppen. De menselijke klei moet kneedbaar zijn, moet zich gewillig voegen. Als de mens weerbarstig is en zich verzet, is hij als klei die te droog en te hard is. De pottenbakker kan daar niets mee beginnen. Het wil niet meegeven en buigen. Als het iemand echter zozeer aan wil, voornemen en vastbeslotenheid ontbreekt dat hij niet in vorm wil blijven, wanneer God hem al gedeeltelijk heeft gevormd zoals Hij wil, als hij te slap, te week en karakterloos is, zal hij nooit tot het einde volharden. Hij zal uitvallen. Wij zijn waarlijk het werk van Gods handen. Toch moeten wij zelf aan deze geestelijke ontwikkeling meewerken. Als wij uit luiheid bijbelstudie en gebed verwaarlozen, of als wij materiële belangen en genoegens vooropstellen en als wij zo'n groot behoud veronachtzamen, vallen wij uit. Maar als wij de moed hebben ons over te geven, ons uit eigen vrije wil in Gods handen te plaatsen, zal Hij ons zijn Geest geven en daardoor zijn rechtvaardigheid – zijn karakter – en ons verstand openen voor zijn geestelijke kennis. Wij moeten het willen! Wij moeten eraan werken! Wij moeten het boven alles stellen! En natuurlijk moeten we onze vroegere foute eigenschappen en opvattingen uitwissen. Probeer te voorkomen dat de vroegere foute levensstijl nog geassocieerd kan worden met de ’nieuwe’ persoon met de ware christelijke levenswandel. Het moet Gods gerechtigheid zijn, want al onze gerechtigheid is voor Hem als een bezoedeld kleed. Hij geeft ons geleidelijk zijn kennis, zijn gerechtigheid, zijn karakter – indien wij het vurig zoeken en verlangen. Wij hebben er zelf een belangrijk aandeel in. Verder strekt alles tot eer van GOD. Tenslotte zullen wij, bij de opstanding, als God zijn; dan zullen wij niet meer kunnen zondigen, omdat wij dit zelf hebben verkozen. Wij hebben ons afgekeerd van zonde, er voortdurend tegen gestreden en de zonde overwonnen. Waarom besloot God de mens uit materie en niet uit geest te maken? De engelen heeft Hij wel uit geest gemaakt. U weet dat het Gods plan is zich voort te planten. Zijn goddelijke kinderen moeten door Hem worden verwekt om daarna in Gods gezin te worden geboren. Christus, onze baanbreker, werd op een volkomen unieke wijze in de maagd Maria door de Vader verwekt door middel van de heilige Geest. Hij was de verwekte (de enige aldus verwekte) Zoon van God, vanaf de conceptie en geboorte als mens. Romeinen 8:29 Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen. Nu reeds is Hij de eerstgeborene van vele broederen (Rom. 8:29), geboren als Zoon van God door een opstanding uit de dood (Rom. 1:4); een mogelijkheid die ook wij later hebben. Om de verhevenheid boven de engelen die Christus nu reeds bezit, en die ook ons potentieel is, te tonen (vergeet niet dat we mede-erfgenamen van Christus zijn), zegt God aangaande Christus: Hebreeën 1:4 zoveel machtiger geworden dan de engelen, als Hij uitnemender naam boven hen als erfdeel ontvangen heeft. 5 Immers, tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd: Mijn Zoon zijt gij; Ik heb U heden verwekt? En wederom: Ik zal Hem tot Vader zijn, en Hij zal Mij tot Zoon zijn. In het boek Job wordt in hoofdstuk 1, 2 en 7 over engelen gesproken als zonen van God, maar slechts als geschapen ’zonen’. God heeft, zoals in Hebreeën 1, nooit tegen hen gezegd: ”Gij zijt mijn eigen verwekte zonen.” Maar wanneer wij mensen de heilige Geest van God ontvangen, worden wij daadwerkelijk zijn verwekte zonen en zijn erfgenamen, om zijn naam te beërven, zoals verwekte zonen van menselijke vaders hun naam hebben geërfd. Wanneer wij uit God worden geboren, zullen wij geest zijn. Maar waarom heeft God de mens dan eerst uit het stof der aarde geschapen? Deze vraag hebben we al ten dele beantwoord. Engelen zijn geest en daarom onsterfelijk. De engelen die gezondigd hebben, zullen hun straf eeuwig moeten dragen. Hun straf is niet de dood. Hun straf is het verlies van de fantastische gelegenheid die God hun had gegeven om zijn plannen op aarde te verwezenlijken, en voorts dat zij nu eeuwig met een gezindheid van wrok, verbittering en opstandigheid, volkomen uitzichtloos en in geestelijke onmacht moeten leven, hetgeen zij zich door hun eigen zonden hebben aangedaan. Toen zij hun geest eenmaal hadden verwrongen, konden zij nooit meer hun evenwicht hervinden. Geluk en vreugde heeft hen voor eeuwig verlaten. Johannes 3:16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Geest is echter onveranderlijk, behalve toen engelen geestelijke vermogens van God kregen: het vermogen tot denken, redeneren, beslissingen nemen en hun wil uit te oefenen om te handelen naar eigen besluit of keuze. Maar geestelijke substantie is, zonder de geestkracht van God, onveranderlijk. Toen Satan en zijn demonen eenmaal hun beslissing hadden genomen en in daden hadden omgezet, konden zij, geest zijnde, niet veranderen. Bij het voortplanten van zichzelf verlangt God de ontwikkeling van rechtvaardig karakter. En daarvoor is verandering noodzakelijk. Als God ons uit geest had geschapen, zouden wij, als wij eenmaal de beslissing hadden genomen God te verwerpen, ons nooit meer kunnen (willen!) bekeren, nooit meer van Satans tot Gods weg kunnen (willen!) veranderen! De uit materie bestaande mens is onderhevig aan verandering. De mens kan, als hij door God wordt geroepen, tot het inzicht worden gebracht dat hij heeft gezondigd, en hij kan zich bekeren, zich van de zonde afwenden en Gods weg inslaan. En heeft hij zijn koers eenmaal gewijzigd, dan kan hij deze met Gods hulp verder volgen. Hij kan groeien in geestelijke kennis, karakter ontwikkelen, en slechte gewoonten, zwakheden en fouten overwinnen. En dit alles kan de fysieke mens doen door middel van de fysieke hersenen. De menselijke geest in de mens verleent de hersenen begrip van fysieke dingen, en door vereniging met Gods Geest worden de hersenen in staat gesteld geestelijke dingen te begrijpen. Deze beide geesten registreren de kennis en het karakter en bewaren zowel deze als de fysieke gestalte en verschijning. Deze twee geesten ontwikkelen niet het rechtvaardige karakter, maar door de heilige Geest schenkt God ons zijn geloof, zijn rechtvaardigheid, zolang wij dit zelf vurig verlangen. Maar als de fysieke mens eenmaal heilig en rechtvaardig karakter in zich heeft ontwikkeld, hoe overbrugt God dan de kloof als Hij de mens in een geestelijk wezen verandert? De geestelijke mal Job 14:14 Als een mens sterft, zou hij herleven? Dan zou ik hoop hebben al de dagen van mijn zware dienst, totdat mijn aflossing zou komen. 15 Gij zoudt roepen en ik zou U antwoorden, naar het maaksel uwer handen zoudt Gij verlangen. Dit brengt ons tot de vraag van de dood van de fysieke mens en de opstanding, die Job zijn ”aflossing” noemde, in het Koninkrijk van God. ” In een ander bijbelgedeelte, dat vaak verkeerd wordt toegepast, staat: Efeziërs 2:8 Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het [geloof] is een gave van God; 9 niet uit werken ... Wij verdienen behoud niet door goede werken of door eigen inspanning; maar wanneer wij het als geschenk van God hebben ontvangen, zal de beloning zijn naar de mate van onze ”werken” (Matth. 16:27), d.w.z. in overeenstemming zijn met de prestaties die wij in het leven op Gods wijze hebben geleverd en met het karakter dat wij hebben ontwikkeld. Mattheüs 16:27 Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden. Lees nu het slot van de passage in Efeziërs dat vrijwel altijd met opzet wordt weggelaten door hen die de mensen op dit punt willen misleiden: Efeziërs 2:9 ... niet uit werken, [waarom niet?] opdat niemand roeme. Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen. We hebben getracht duidelijk te maken dat wij contact moeten zoeken met God en dat Hij de pottenbakker is, de beeldhouwer die ons leven en rechtvaardig karakter in ons vormt en modelleert naar het beeld van zijn rechtvaardig karakter, als wij dit verlangen en ons overgeven. Zoals gezegd kan het goddelijk karakter in ons niet in één handomdraai worden geschapen. Het moet worden ontwikkeld. Wij moeten ons overgeven; wij moeten het begeren en zoeken. Maar het komt van God. Als wij dagelijks nauw contact onderhouden met onze Schepper, door zijn Geest en door onze geest (immers, zijn heilige Geest ”getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn”; Rom. 8:16), dan vormt en modelleert Hij ons karakter. Als God ons uit geest had geschapen, zou dit als wij eenmaal de weg van de zonde op waren gegaan, niet meer mogelijk zijn. Nu sterven wij, zoals Job naar voren bracht. Het leven na de dood komt door de opstanding. Wanneer wij sterven, houdt elk bewustzijn op. De fysieke hersenen verliezen het bewustzijn en vergaan. Wat voor lichaam zullen wij in de opstanding hebben? Deze vraag wordt in 1 Corinthiërs 15 beantwoord: 1 Corinthiërs 15:35 Maar, zal iemand zeggen, hoe worden de doden opgewekt? En met wat voor lichaam komen zij? 36 Dwaas! Wat gij zelf zaait, wordt niet levend, of het moet gestorven zijn, 37 en als gij zaait [begrafenis in de grond], zaait gij niet het toekomstige lichaam, maar slechts een korrel, bijvoorbeeld van koren, of van iets anders. 38 Maar God geeft er een lichaam aan, gelijk Hij dat gewild heeft, en wel aan elk zaad zijn eigen lichaam. Nu komen we bij een uiterst belangrijke functie van de geest in de mens – ’de menselijke geest’. Deze schenkt ons niet het menselijke leven. Hij ziet, hoort noch denkt. Het is de mens zelf die beslissingen neemt, en in die fysieke mens moet dat geestelijke karakter worden opgebouwd. Het is de menselijke klei waarin God zijn karakter vormt. De geest in de mens registreert wat de hersenen opnemen, ook de gezindheid en de karaktereigenschappen, niet alleen van de menselijke hersenen, maar ook van het gehele lichaam. Hij bewaart zelfs het lijnenpatroon van de vingertoppen. Men kan het vergelijken met de gietvorm die een beeldhouwer maakt. Stel dat deze een bronzen beeld van iemand wil maken. Van klei of gips maakt hij eerst een model. Vervolgens maakt hij van dit model een mal. Dit is een holle vorm, gemaakt op het model. In deze holle vorm giet hij gesmolten vloeibaar brons dat vervolgens stolt. Daarna wordt de mal verwijderd, en het bronzen beeld is een exacte kopie van het oorspronkelijke model. De geest die in elke mens is, heeft de functie van een mal. Hij bewaart het geheugen van de mens, zijn karakter, zijn vorm en gestalte. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de geest een holle vorm is, maar hij vervult dezelfde functie als de mal van een beeldhouwer. Als iemand de heilige Geest heeft ontvangen, zal God in de opstanding zorgen voor een geestelijk lichaam dat de vorm en gestalte heeft van de geestelijke mal. De weer opgewekte persoon zal geheel uit geest bestaan, niet uit stof zoals het menselijke model. In de opgewekte geestelijke vorm zal hij plotseling tot leven komen. Het zal hem voorkomen alsof er slechts een fractie van een seconde is verstreken sinds hij op het moment van zijn dood het bewustzijn verloor. Zijn geheugen zal helemaal intact zijn. Hij zal dezelfde vorm en gestalte hebben die hij als mens had. Zelfs zijn vingerafdrukken zullen dezelfde zijn. Het karakter dat hij door God in zich liet opbouwen zal in hem zijn. Hij zal eeuwig leven. En evenals God de Vader zal hij, uit eigen vrije wil, zo zijn geworden dat hij niet kan zondigen (1 Joh. 3:9). Het lichaam in de opstanding zal niet zoals nu een lichaam van vlees en bloed zijn. God verandert niet het stoffelijke vlees en bloed in geest. Het fysieke lichaam van vlees en bloed gaat na de dood in ontbinding over en vervalt, maar de geest die in het lichaam was, houdt, evenals de mal van de beeldhouwer, de gehele vorm en gestalte, het geheugen en het karakter volledig intact. En omdat die mal geest is, verandert hij niet – hoewel de opstanding duizenden jaren na de dood kan zijn. Zie nu wat er bij de dood gebeurt: Prediker 12:7 en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft. Na de dood keert het fysieke lichaam, onverschillig of het wordt begraven, gecremeerd of wat dan ook, naar de aarde terug. Maar de geest die in de mens was en die alles heeft vastgelegd - vorm en gestalte van het lichaam, de gelaatstrekken, het geheugen en het karakter – keert terug tot God. Die geest zal onveranderd worden bewaard. Heiligen als Abraham, Mozes, David en Daniël zijn duizenden jaren geleden gestorven. Sta hier eens bij stil! God heeft op een of andere manier moeten zorgen dat de vorm, de gestalte, het uiterlijk, het verstand en het karakter van heiligen duizenden jaren lang bewaard blijven. Zij bestonden uit vergankelijk vlees en bloed. Alles wat zij waren als mens (de mens bestaat geheel uit stof) is sinds lang vergaan. Toch zal het hun in de opstanding voorkomen alsof er slechts een fractie van een seconde is verlopen sinds zij bij hun dood het bewustzijn verloren. In de tussenperiode van dood-zijn wisten zij absoluut niets. Gods Woord zegt: ”De levenden weten tenminste, dat zij sterven moeten, maar de doden weten niets” (Pred. 9:5). De geest die tot God terugkeert is de menselijke geest die gedurende zijn gehele leven in de mens is. Het is niet een ’onsterfelijke ziel’, want de ziel is sterfelijk en vergankelijk. Openbaring 20:4 En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven; en [ik zag] de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang. 5 De overige doden werden niet weder levend, voordat de duizend jaren voleindigd waren. Dit is de eerste opstanding. Zij zullen onsterfelijk en met een verheerlijkt lichaam van geestelijke samenstelling opstaan, hun gezicht stralend als de zon. Alle anderen die tijdens hun fysieke bestaan niet door God tot eeuwig behoud zijn geroepen zullen na de duizendjarige regering van het Koninkrijk van God onder Christus worden opgewekt voor de periode van het oordeel van de grote witte troon. Openbaring 20:11 En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor hen gevonden. 12 En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het boek des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. Zij zullen sterfelijk opstaan, opnieuw in een fysiek lichaam van vlees en bloed, zoals tevoren. In deze grote oordeelsperiode zullen zij worden ’geroepen’; hun ogen zullen voor Gods waarheid worden geopend. Dan zal er tenslotte aan het eind van die periode nog een laatste opstanding zijn van hen die in hun bestaan als sterfelijk mens wel door God waren geroepen, maar die Hem hadden verworpen of zich van de waarheid hadden afgewend. Met degenen die Gods waarheid tijdens het grote oordeel van de witte troon verwerpen, zullen zij in de poel des vuurs terechtkomen, hetgeen de tweede dood is. Dan zullen zij as zijn onder de voeten van de onsterfelijken in Gods Koninkrijk en zij zullen zijn als hadden zij nooit bestaan. Openbaring 20:14 En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. 15 En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs. 2 Petrus 3:8 Doch dit ene mag u niet ontgaan, geliefden, dat één dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als één dag. 9 De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen. 10 Maar de dag des Heren [1000 jaar] zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden. 11 Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht, 12 vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods, ter wille waarvan de hemelen brandende zullen vergaan en de elementen in vuur zullen wegsmelten. Maleachi 4:1 Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken (zegt de HERE der heerscharen) welke hun wortel noch tak zal overlaten. 2 Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen; gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. 3 Gij zult de goddelozen vertreden, want tot stof zullen zij zijn onder uw voetzolen op de dag die Ik bereiden zal, zegt de HERE der heerscharen. Obadja 1:16 … zij zullen worden, als hadden zij nooit bestaan. Vervolgens staat de miljoenen mensen die tot onsterfelijkheid zijn behouden het ongelooflijke potentieel van de mens te wachten, wanneer God de Schepper het gehele universum onder ons bestuur zal plaatsen. Hebreeën 2:6 Maar, iemand heeft ergens betuigd, zeggende: Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, of des mensen zoon, dat Gij naar hem omziet? 7 Gij hebt hem voor een korte tijd beneden de engelen gesteld, met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond, 8 alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen. Want bij dit: alle dingen hem onderworpen, heeft Hij niets uitgezonderd, dat hem niet onderworpen zou zijn. Doch thans zien wij nog niet, dat hem alle dingen onderworpen zijn. |