|
Voor literatuurlijst klik hier.
De
betekenis van de
WATERDOOP
Is de
waterdoop voor het behoud van wezenlijk belang?
Wat is de juiste manier van dopen: besprenkelen, begieten of onderdompelen? Moeten kleine
kinderen worden gedoopt?
Moet men onverwijld gedoopt worden of pas na een bepaalde 'proeftijd'? Moet de
doopplechtigheid worden verricht
door een geordineerde oudste?
Wij worden
geboren als sterfelijke mensen, met een tijdelijk, fysiek leven. Gods grote plan stelt ons
echter een tweede geboorte in het vooruitzicht, de geboorte in het Koninkrijk van God,
waarbij ons onsterfelijkheid en eeuwig leven zal worden geschonken. Wij kunnen de gave van
dit eeuwige leven ontvangen door genade, en op grond van geloof; maar, laten wij ons niet
vergissen, er zijn voorwaarden!
Miljoenen mensen worden bedrogen, misleid tot de gedachte dat zij al 'behouden' zijn,
terwijl dat in werkelijkheid nog niet het geval is!
Hun wordt ten onrechte geleerd dat "Christus het heilsplan aan het kruis heeft
voltooid", terwijl de uitvoering van Gods plan van behoud daar juist pas begon. De
grote geloofsrichtingen leren dat 'geloven' alleen voldoende is en dat men verlost of
behouden is vanaf het moment dat men in de Heer Jezus Christus gelooft.
Die leer is onjuist! Door de misleiding, doordat het ware evangelie van Jezus Christus
vele eeuwen lang vrijwel geheel op de achtergrond is geraakt wegens de prediking van een
vals evangelie over de Persoon van Christus en vaak nog een valse christus, zijn miljoenen
mensen ertoe gebracht Christus (of een valse christus) volkomen tevergeefs te eren!
Markus 7:6 Maar Hij zeide tot hen: Terecht heeft Jesaja van u, huichelaars,
geprofeteerd, zoals er geschreven staat: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is
verre van Mij. 7 Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van
mensen zijn. 8 Gij verwaarloost het gebod Gods en houdt u aan de overlevering der
mensen. 9 En Hij zeide tot hen: Het gebod Gods stelt gij wel fraai buiten werking om
uw overlevering in stand te houden.
De mens is sterfelijk. In zichzelf bezit de mens geen onsterfelijkheid als aangeboren
eigenschap. Van alle mensen die ooit hebben geleefd bezit alleen Jezus Christus
onsterfelijkheid (1 Timotheus 6:16). De straf voor de zonde is de dood, de tweede of
eeuwige dood, waaruit geen opstanding mogelijk is. En iedereen heeft gezondigd en valt dus
onder deze straf. Alleen God heeft in zichzelf eeuwig leven als onvervreemdbare
eigenschap.
Johannes 5:26 Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon
gegeven leven te hebben in Zichzelf.
Alleen God kan eeuwig leven geven. En zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo heeft Hij
ook de Zoon eeuwig leven in zichzelf gegeven. En door middel van Christus geeft God het
aan ons.
1 Johannes 5:11 En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en
dit leven is in zijn Zoon. 12 Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van
God niet heeft, heeft het leven niet.
Wie Christus niet heeft, heeft het eeuwige leven niet. Het eeuwige leven is een geschenk.
Niemand bezit het voordat hij het als geschenk van God ontvangt.
Romeinen 6:23 Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die
God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.
Door het bloed van Christus alleen wordt uiteindelijk niemand behouden. De dood van
Christus was de straf voor onze zonden. Door Christus' dood hebben we een schone lei wat
de zonde aangaat en is ons de doodstraf kwijtgescholden. Door Christus' dood
is hetgeen ons van God scheidt weggenomen en zijn wij met God verzoend.
Wij worden echter behouden, d.w.z. wij ontvangen het eeuwige leven, door Christus' leven,
niet door Christus' dood.
Romeinen 5:10 Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door
de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat
Hij leeft.
Christus is een levende Verlosser! Hij is niet dood; Hij is uit de dood
opgestaan! Wij zouden nooit door Zijn bloed behouden kunnen worden, als Hij niet uit de
doden was opgewekt.
1 Corinthe 15:17 en indien Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zonder
vrucht, dan zijt gij nog in uw zonden. 18 Dan zijn ook zij, die in Christus
ontslapen zijn, verloren.
Wij zijn sterfelijk; in onszelf is van nature geen onsterfelijk leven aanwezig; door onze
zonden vallen wij onder de straf van de eeuwige dood, tenzij wij daarvan worden gered.
Daartoe moeten wij uit God, die geest is, worden geboren. Wij, die uit menselijke ouders
geboren zijn, bestaan uit menselijk vlees, gevormd uit het stof der aarde en dus zijn wij
stoffelijk, aards (Johannes 3:3, 6; Genesis 2:7; 3:19; 1 Corinthe 15:47-49). Om uit God
geboren te kunnen worden, moeten wij nu, in dit leven, eerst het bevruchtende leven
de heilige Geest van God ontvangen en in ons laten doordringen. Wij worden dan
geestelijk verwekt, maar zijn daarmee, evenmin als een embryo in de baarmoeder, nog niet
werkelijk geboren. Wij zijn nog slechts potentiële erfgenamen van het Koninkrijk, maar we
hebben het nog niet werkelijk beërfd.
Bekeerd worden betekent veranderd worden. Wanneer wij Gods heilige Geest
ontvangen, wordt voor ons alles anders: onze standpunten, opvattingen, doelstellingen en
denkwijze veranderen radicaal! Bekering is een vernieuwing van ons denken. Wij
krijgen een nieuwe Geest: een gezonde geest. Wij zijn echter alleen nog maar verwekt.
Zoals een ongeboren mens alvorens geboren te kunnen worden via de moeder moet worden
gevoed en een periode van ontwikkeling en groei moet doormaken, zo moet ook de bekeerde
mens, die nu geestelijk verwekt is, alvorens uit God te kunnen worden geboren, eerst
worden gevoed met het geestelijke voedsel van Gods Woord en een periode van geestelijke
groei doormaken. De bekeerde, geestelijk verwekte mens moet eerst "opwassen in de
genade en de kennis van Christus" zoals in de Bijbel geopenbaard (2 Petrus 3:18). Hij
moet de negatieve werking van zijn menselijke natuur overwinnen en leren zichzelf te
beheersen. Hij moet geduld oefenen en groeien in liefde, geloof en inzicht. Hij moet de
werken van Christus doen en gedurende deze geestelijke groeiperiode, dit leven van
daadwerkelijke dienstbaarheid, tot het einde toe vervolgingen, tegenslagen en beproevingen
doorstaan.
Mattheus 10:22 En gij zult door allen gehaat worden om mijns naams wil; maar wie
volhardt tot het einde, die zal behouden worden.
Uitsluitend aan degenen die, in dit door de Geest verwekte christelijke leven, groeien in
kennis en genade, die overwinnen, zich geestelijk ontwikkelen, de werken van Christus doen
en tot het einde toe volharden, zal uiteindelijk onsterfelijkheid worden gegeven. Alleen
zij zullen ten slotte, bij de wederkomst van Christus, van sterfelijk in onsterfelijk
worden veranderd (1 Corinthe 15:53-54).
Bekeerd worden, Gods heilige Geest ontvangen, is dus slechts het begin! Voor
ons begint daarmee een leven van onderworpenheid aan Gods bestuur, aan Gods wetten, die de
uitdrukking zijn van Gods wil. We leven dan niet meer volgens onze eigen wil en wensen.
Bekering is een kwestie van instelling.
Iemand is niet door God verwekt tenzij hij van Christus is (1 Johannes 5:12). En men is
niet van Christus tenzij men de heilige Geest heeft ontvangen.
Romeinen 8:9 Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans,
indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft,
die behoort Hem niet toe.
Men wordt pas bekeerd, d.w.z. geestelijk verwekt en zet pas de eerste stap op de weg naar
het uiteindelijke behoud, op het moment dat men Gods heilige Geest ontvangt! De vraag is
dus hoe men de eerste stap kan zetten om christen te worden, hoe men een christelijk
leven, dat tot eeuwig leven leidt, kan beginnen, m.a.w. hoe men zodanig kan worden veranderd
dat men Gods heilige Geest kan ontvangen.
"Wat
moeten wij doen?"
Let op het
begin van de verkondiging van het evangelie van Jezus Christus (Markus 1:1, 15). Jezus
zei: "Bekeert u en gelooft het evangelie." De allereerste woorden die Jezus aan
het begin van Zijn evangelieverkondiging spreekt betreffen de twee voorwaarden om
een christen te kunnen worden: bekering en geloof. Het zijn de twee voorwaarden waaraan
wij daadwerkelijk moeten voldoen. De bekering richt zich op God; het geloof is gericht op
Christus. Bekering betekent ophouden met zondigen. Zonde is de overtreding
van Gods geestelijke wet. Bekering betekent dan ook gaan leven volgens Gods Geboden. Jezus
zei ook: "Gelooft het evangelie." Het evangelie is het goede nieuws van het
Koninkrijk of de regering van God. Een koninkrijk of regering impliceert de
inachtneming van wetten, in dit geval de wetten van God. De wetten van God zijn de
uitdrukking van de wil van God. Het Koninkrijk van God is een regering of bestuur volgens
de wil van God en niet volgens de wil van de mens.
Nadat Jezus Zijn dienaarschap op aarde had voltooid, de straf voor onze zonden had
gedragen, uit de doden was opgestaan en naar de hemel was gegaan, werd op de dag van
Pinksteren de heilige Geest gezonden.
Vele duizenden mensen waren naar Jeruzalem gekomen om het Pinksterfeest te vieren. Toen
die morgen de Geest van God op en in de discipelen kwam, stonden er dan ook duizenden vol
ontzag en verwondering naar het indrukwekkende schouwspel te kijken. Petrus hield daarop
de eerste geïnspireerde toespraak van het christelijke tijdperk. Het hart van duizenden
mensen werd overtuigd en deed hen hun toestand inzien. Zij kwamen tot het besef dat
Christus inderdaad de Messias, de Verlosser, is!
"Wat moeten wij doen?" riepen zij tot Petrus en de discipelen. Met andere
woorden: "Hoe kunnen wij nog gered of behouden worden?"
Petrus werd geïnspireerd tot een onmiddellijk en rechtstreeks antwoord.
Handelingen 2:38 En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late
zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave
des Heiligen Geestes ontvangen.
Bekeert u en natuurlijk ook: geloof! Want men kan pas met recht worden gedoopt, als
men gelooft (Handelingen 8:37). De doop is een voorgeschreven ritueel dat het geloof
in Christus' dood, begrafenis en opstanding uitbeeldt.
Als aan deze twee voorwaarden is voldaan, belooft God Zijn Geest Zijn liefde,
geloof, inzicht, vriendelijkheid, goedheid en kracht, Zijn geestesgesteldheid, de
geest van bezonnenheid, Zijn eigen leven in de gelovige bekeerling te
zullen planten, waardoor in hem of haar eeuwig leven en Gods karakter worden verwekt. De
heilige Geest in iemand zorgt ervoor dat iemand verandert.
Handelingen 2:39 Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen,
die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal.
De waterdoop is dan ook een noodzakelijk deel van de weg naar behoud!
Jezus'
voorbeeld
Jezus heeft
ons in alle dingen het voorbeeld gegeven, opdat wij in Zijn voetstappen zouden treden.
1 Petrus 2:21 Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden
heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden.
Hoewel Hij geen zonden had begaan, liet Jezus zich dopen en daarmee gaf Hij ons het
voorbeeld. Wij kunnen dit lezen in Mattheus 3:13-17.
Mattheus 3:13 Toen kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes, om Zich
door hem te laten dopen. 14 Maar deze trachtte Hem daarvan terug te houden en zeide:
Ik heb nodig door U gedoopt te worden en komt Gij tot mij? 15 Jezus echter
antwoordde en zeide tot hem: Laat Mij thans geworden, want aldus betaamt het ons alle
gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij Hem geworden. 16 Terstond nadat Jezus
gedoopt was, steeg Hij op uit het water. En zie, de hemelen openden zich, en hij zag de
Geest Gods nederdalen als een duif en op Hem komen. 17 En zie, een stem uit de
hemelen zeide: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb.
Bij Zijn doop werd Jezus in het water ondergedompeld (en niet met water besprenkeld of
overgoten), immers, we lezen: "Terstond nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij op uit het
water." Direct na Jezus' doop daalde Gods Geest, in dit geval zichtbaar, op Hem neer
en een stem uit de hemel zei: "Deze is Mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik Mijn
welbehagen heb." Moge God ons door Zijn kracht en genade helpen een
leven van overwinning te leiden, waardoor Hij dit uiteindelijk ook van ons zal kunnen
zeggen!
"In
de Naam van Jezus Christus"
Ook aan Zijn
dienaren heeft Jezus het voorbeeld gegeven. Wist u dat Jezus meer discipelen gedoopt heeft
dan Johannes de Doper?
U kunt dat lezen in Johannes 3:22 en 4:1-2:
Johannes 3:22 Daarna ging Jezus met zijn discipelen naar het land van Judea en
Hij vertoefde daar met hen en doopte. 4:1 Toen nu de Here vernam, dat de
Farizeeën gehoord hadden, dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes,
2 (ofschoon Jezus niet zelf doopte, maar zijn discipelen).
Deze passage is van grote betekenis. Jezus verrichtte de fysieke handelingen die met de
doop gepaard gaan niet zelf; Hij liet Zijn discipelen dat voor Hem doen. En wat Zijn
discipelen, op Zijn gezag en gebod, deden, werd aan Hem toegeschreven! Wie dus door een
van de discipelen was gedoopt, werd geacht als door Jezus zelf te zijn gedoopt.
Dit is een zeer belangrijke waarheid. Jezus' discipelen verrichtten de doop in Zijn
naam en dat werd beschouwd als een doop door Jezus zelf! De regelrechte
verklaring dat Jezus meer discipelen doopte dan Johannes werd in feite door de heilige
Geest geïnspireerd. Als de door Jezus gekozen discipelen op Jezus' aanwijzing en op Zijn
gezag, de doop voor Hem uitvoerden, werd dat beschouwd als een door Jezus
persoonlijk verrichte doop. Met andere woorden, Jezus doopte door en via Zijn discipelen.
Wie in gebed iets vraagt of wie iets doet of uitvoert in de naam van Jezus Christus,
doet dat op het gezag van Jezus Christus. Het is handelen voor Hem, het
doen in Zijn plaats. Het is handelen als Zijn gevolmachtigde. Dit impliceert dat Jezus dit
gezag aan ons heeft gedelegeerd. En dat is inderdaad het geval! Ons is immers geboden alle
dingen te doen in de naam van Christus!
Doop
door Jezus voorgeschreven
Houd het
ware evangelie helder voor ogen. Het ware evangelie van Jezus Christus is de Boodschap van
God aan de wereld. Christus is de goddelijke Boodschapper die deze boodschap
bracht en verkondigde. Die Boodschap was niet in de eerste plaats een Boodschap over
Christus zelf, maar een Boodschap over het Koninkrijk het bestuur of de regering
van God. Jezus wijdde er drieëneenhalf jaar aan om die Boodschap aan Zijn twaalf
apostelen te onderwijzen.
Na Zijn opstanding gaf Jezus hun de definitieve evangelieopdracht voor deze tijd en Hij
schreef de doop voor als een verplicht ritueel bij de verbreiding daarvan:
Markus 16:15 En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het
evangelie [de door God gezonden en door Jezus verkondigde Boodschap] aan de ganse
schepping. 16 Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie
niet gelooft, zal veroordeeld worden.
En let wel: het te verkondigen evangelie was niet de tegenwoordig gepredikte
boodschap over de Persoon van Christus, maar de Boodschap die Christus
bracht en verkondigde: het goede nieuws betreffende de regering van God. Wat moet men dus
noodzakelijkerwijs geloven teneinde behouden te worden? Dat wat door Jezus werd
verkondigd: het evangelie! Wanneer dus predikanten in deze tijd Gods wet afzweren en
daarmee tevens Gods regering of Koninkrijk (zonder wetten kan er van een regering immers
geen sprake zijn), loochenen zij in feite datgene wat men moet geloven om
behouden te worden. Hun volgelingen kunnen dan ook niet worden behouden, zij zijn misleid!
Wie dus het evangelie gelooft en zich laat dopen, die zal behouden worden. De doop maakt
deel uit van de goddelijke Opdracht en is een vereiste voor het behoud.
Let op Mattheus' versie van de Grote Opdracht:
Mattheus 28:19 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen
De discipelen moesten deze volken uiteraard leren wat Jezus hun had geleerd: de Boodschap
die God Hem had gegeven om aan de wereld te brengen en te verkondigen, het goede nieuws
van het bestuur van God.
en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes
en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. 20 En zie, Ik ben met u al de
dagen tot aan de voleinding der wereld.
Ook hier, in de laatste Grote Opdracht van de evangelieverkondiging in dit tijdperk,
beveelt Christus de doop. En Hij verklaart hier duidelijk dat de doop dient te geschieden
"in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige Geest".
In
de naam van Jezus alleen
Tegenwoordig
laten sommige mensen zich overdopen "in de naam van Jezus alleen", waarbij de
naam van de Vader en van de heilige Geest worden weggelaten. Het standpunt van deze mensen
is dat Mattheus 28:19 de enige bijbelpassage is die ook de naam van de Vader en van de
heilige Geest gebiedt. Deze mensen beweren dat een zaak dient te worden vastgesteld
"op de verklaring van twee of meer getuigen" en daar er bij dit gebod slechts
van deze ene getuige sprake is, moet het worden verworpen. Alle andere
passages vermelden uitsluitend de naam van Jezus.
De noodzaak van een verklaring van twee of meer getuigen geldt echter alleen als
het een getuigenis van mensen betreft, in het geval dat de ene mens de
andere van iets beschuldigt. Het voorschrift is niet van toepassing op een goddelijke
getuigenis die door de heilige Geest is geïnspireerd. De veronderstelling dat dit wel het
geval zou zijn, komt in de buurt van lastering van de heilige Geest! Het tegendeel is
immers waar: "Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig
..." (2 Timotheus 3:16). En de Schrift kan niet gebroken worden (Johannes 10:35)! Zou
men deze ene bijbeltekst kunnen breken, weerleggen, verwerpen of afwijzen, dan zou dat ook
voor alle overige gelden!
De oorspronkelijke Griekse woorden die in Mattheus 28:19 als "in de naam des
..." zijn vertaald impliceren een 'beweging' van buiten naar binnen. De bekeerde
gelovigen worden gedoopt tot bezit van God de Vader, van Christus de Zoon en van de
heilige Geest. En de persoon die de pasbekeerde gelovigen in het water onderdompelt, doet
dat namens, "in de naam van", op het gezag van, Jezus Christus.
Waarom? Omdat Jezus gezegd heeft: "Mij is gegeven alle macht" en dit
omvat tevens elk gezag "in de hemel en op de aarde." Hem behoort ieder
gezag toe! Ofwel wij dopen op Zijn gezag, ofwel wij dopen zonder enig gezag.
Nieuwtestamentisch
voorschrift
De apostelen
beschouwden de doop als een opdracht en gebod van God en voerden hem ook uit. Nieuwe
bekeerlingen werden door hen altijd gedoopt.
Tijdens de eerder genoemde, eerste geïnspireerde toespraak na de uitstorting van de
heilige Geest gebood Petrus allen zich te bekeren en zich te laten dopen. In vers 40 van
Handelingen 2 zei hij vervolgens: "Laat u behouden" en drieduizend mensen die
diep in hun hart getroffen waren, zoals in vers 37 staat, namen een beslissing die
uitstijgt boven alle wereldse zaken en belangen.
Handelingen 2:41 Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op
die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd.
Handelingen 8:5 En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun de
Christus. Vers 12 Toen zij echter geloof schonken aan Filippus, die het evangelie
van het Koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus predikte, lieten zij zich
dopen, zowel mannen als vrouwen.
Sommigen, die niet in de waterdoop geloven, zullen misschien zeggen dat de betreffende
doop niet met water geschiedde, maar met de heilige Geest. Enige tijd later echter zonden
de apostelen zowel Petrus als Johannes naar Samaria.
Handelingen 8:15 die, daar aangekomen, voor hen baden, dat zij de Heilige Geest
mochten ontvangen. 16 Want deze was nog over niemand van hen gekomen, maar zij waren
alleen gedoopt in de naam van de Here Jezus.
Geen van hen was nog gedoopt met de heilige Geest. Toch waren zij reeds gedoopt. Omdat zij
de heilige Geest nog niet hadden, moeten zij dus wel gedoopt zijn in water.
Een
duidelijk gebod
Zoals Petrus
na de komst van de heilige Geest de eerste geïnspireerde toespraak hield, waarin hij de
Joden in Jeruzalem gebood zich te laten dopen, zo werd Petrus tien jaar later ook door God
uitgezonden om als eerste het evangelie aan niet-Joden te verkondigen. Dit gebeurde in het
huis van de zeer godvruchtige, niet-Joodse Cornelius. Maar hoe godvruchtig deze ook was,
hij bezat nog niet de kennis die tot behoud leidt. Hij wist nog niet beter dan voor Petrus
neer te knielen en hem, die zelf ook maar een mens was, te aanbidden. God had Petrus naar
hem toegezonden om hem te onderrichten.
Petrus verkondigde aan de huisgenoten van Cornelius "al wat [hem] door de Here
opgedragen" was (Handelingen 10:33), d.w.z. de Boodschap die God door Zijn
Boodschapper Jezus Christus had gezonden.
Handelingen 10:44 Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest
op allen, die het woord hoorden. 45 En al de gelovigen uit de besnijdenis, die met
Petrus waren medegekomen, stonden verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest ook over de
heidenen was uitgestort.
Het woord 'ook' in vers 45 geeft aan dat het dezelfde doop met de heilige Geest was
als ook Petrus en de apostelen hadden ontvangen. In Handelingen 11:15-17 wordt van deze
doop eveneens uitdrukkelijk gezegd dat het dezelfde doop met de heilige Geest was als de
apostelen hadden ontvangen. En die hadden immers zeker de doop met de Geest ontvangen.
Handelingen 11:15 En toen ik begonnen was te spreken, viel de Heilige Geest op
hen, evenals in het begin ook op ons. 16 En ik herinnerde mij het woord des Heren,
hoe Hij zeide: Johannes doopte wel met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt
worden. 17 Indien nu God hun op volkomen gelijke wijze als ons de gave heeft gegeven
op het geloof in de Here Jezus Christus, hoe zou ik dan bij machte geweest zijn God tegen
te houden?
Handelingen 10:46
Toen merkte Petrus op: 47 Zou iemand het water kunnen
weren, om dezen te dopen, die evenals wij de Heilige Geest hebben ontvangen? 48 En
hij beval hen te dopen in de naam van Jezus Christus.
Dit is een duidelijk geïnspireerd gebod zich in water te laten dopen.
Onderdompelen,
besprenkelen of begieten?
Evenals op
alle andere doctrinaire punten heerst ook met betrekking tot de doop in de kerken van
vandaag zeer veel verwarring: sommige kerken verrichten de doop door begieting, andere
door besprenkeling en weer andere door onderdompeling. Sommige beweren dat het niet
uitmaakt welke methode men toepast. De kerken die dopen door besprenkeling passen meestal
de kinderdoop toe.
Het woord 'dopen' is een vertaling van het oorspronkelijke Griekse woord baptizo.
Het Griekse woord voor 'begieten' is cheo. De heilige Geest heeft het gebruik van
het woord onderdompelen (baptizo) ingegeven en niet het gebruik van de beide andere
woorden.
Besprenkelen of begieten is dan ook niet 'dopen'!
Het Griekse woord baptizo betekent: onderdompelen, zinken (bijvoorbeeld van een
schip), reinigen door onderdompeling.
Niet te verwarren met bapto. Het duidelijkste voorbeeld dat de betekenis van baptizo
aangeeft is een tekst van de Griekse dichter en geneesheer Nicander, die omstreeks 200
v.Chr. leefde. Het is een recept voor het maken van ingemaakt zuur en biedt hulp omdat het
beide woorden gebruikt. Nicander zegt dat, om een zuur te maken, de groente eerst in
kokend water gedompeld (bapto) moet worden en dan gedoopt
(baptizo) in de azijnoplossing. Beide werkwoorden betreffen het onderdompelen van
groentes in een oplossing. Maar de eerste is tijdelijk. De tweede, de daad van het dopen
van de groente, brengt een blijvende verandering teweeg. Zoals in Markus 16:16. Wie
gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden.
Wanneer men de betekenis van de ingegeven woorden eenmaal begrijpt, is het dwaas de
vraag te stellen: "Welke vorm of methode van dopen zullen
we gebruiken: besprenkeling, begieting of onderdompeling?" Die vraag is even
ongerijmd als de vraag welke vorm van onderdompeling men dient toe te
passen: besprenkeling, begieting of onderdompeling. Of als de vraag: "Welke vorm van
skiën zullen wij beoefenen: zwemmen, schaatsen of skiën?"
Johannes doopte in de omgeving van Enon bij Salim. Waarom?
Johannes 3:23
omdat daar veel water was
Om te besprenkelen zou hij met een kopje water hebben kunnen volstaan, om te begieten met
een kruikvol, maar de doop vereiste "veel water". Dit vers impliceert dat
Johannes de dopeling met veel water doopte en niet volstond met het
uitgieten van een kopje water over de persoon in kwestie.
Jezus gaf ons door Zijn doop een voorbeeld. Zijn doop had geen ander doel. Hij moet zich
daarbij in het water hebben laten onderdompelen, want na Zijn doop stond Hij op uit
het water (Mattheus 3:16). Zowel Filippus als de kamerling begaven zich in het
water (Handeling 8:38). De enige reden die Filippus had om in het water af te dalen was
dat hij alleen zo de kamerling in de rivier kon onderdompelen. Zij kwamen beiden uit
het water (vers 39).
Betekenis
van de doop
De doop is
een begrafenis, gevolgd door een opstanding uit een graf. Zie
maar wat er staat in Kolossenzen 2:12.
Kolossensen 2:12 daar gij met Hem begraven zijt in de doop. In Hem zijt
gij ook medeopgewekt door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doden
heeft opgewekt.
Een besprenkeling of begieting is geen begrafenis en uit geen van beide kan men
oprijzen. Geen van beide methoden geeft de symbolische betekenis van de doop weer. Geen
van beide methoden heeft dus enige betekenis.
Wanneer men wordt ondergedompeld in water, bevindt men zich in een graf van water. Men zou
amper tien minuten kunnen leven, als men daar niet werd uitgehaald als men uit dat
graf van water niet werd opgewekt. Iemand die in het water wordt
ondergedompeld, bevindt zich letterlijk in een graf.
Let ook op het volgende:
Romeinen 6:3 Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn,
in zijn dood gedoopt zijn? 4 Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood,
opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij
in nieuwheid des levens zouden wandelen. 5 Want indien wij samengegroeid zijn met
hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn met hetgeen gelijk is
aan zijn opstanding.
Dit toont de prachtige symboliek, de werkelijke betekenis van de doop.
De doop is de symbolische uitbeelding van de dood, de begrafenis en de opstanding van
Christus.
Die uitbeelding is echter, zoals alle elementen van Gods Plan, tweeledig. De
doop is namelijk tevens de uitbeelding van de kruisiging van de oude mens (vers 6-7), van
de begrafenis van het zondige leven en de opwekking uit dit graf van water, het symbool
van een veranderde mens, die wordt opgewekt tot een nieuw, rechtvaardig,
geestelijk leven in Christus Jezus.
De onderdompeling in water beeldt de dood van Christus en de dood van onze oude mens uit.
De begrafenis in water symboliseert de begrafenis van Christus en de begrafenis van ons
oude ik.
Het opkomen uit het water beeldt de opstanding van Christus uit en de opstanding van een
tot geestelijk leven opgewekte mens, die voortaan wandelt "in nieuwheid des
levens".
De waterdoop is de door Christus ingestelde verordening, waardoor wij uitdrukking geven
aan ons geloof in Christus als onze Verlosser, aan onze erkenning van het feit dat Hij
voor ons is gestorven, begraven en opgestaan, en aan het berouw en de begrafenis van ons
oude leven, waarna wij opstaan tot een hoger leven. Het is een schitterende, veelzeggende
instelling.
Niet
gedoopt in een specifiek kerkgenootschap
Let ook op
het volgende: wij worden "in Christus Jezus gedoopt" (Romeinen 6:3), of, zoals
Jezus in Mattheus 28:19 zegt, in de Vader, de Zoon en de heilige Geest niet in
een religieuze organisatie of kerkgenootschap.
In veel sektarische kerken dopen de dienaren de bekeerlingen uitsluitend in hun eigen
kerk, in hun eigen groep of organisatie van mensen. Dat is niet de juiste
doop. Wij moeten worden gedoopt in het goddelijke gezin, in het gezin van
God. En dat moet gebeuren "in de naam van" op gezag van Jezus
Christus.
De doop is in veel kerken verworden tot een ritueel of plechtigheid waardoor men wordt
opgenomen in de gemeenschap van de betreffende sektarische organisatie, louter een ritueel
waardoor men zich aansluit bij een loge of een club.
Inderdaad kan men zich aansluiten bij een loge, een vereniging of een organisatie van
mensen (en de meeste kerken van vandaag zijn niet meer dan sociale clubs), maar bij de
ware Gemeente van God kan men zich niet aansluiten. Men kan daarvan niet uit
eigen beweging lid worden! God moet iemand erin plaatsen. Geen mens kan dat zelf doen.
Hoe krijgt men toegang tot de ware Gemeente? Het antwoord lezen we in 1 Corinthe 12:13.
1 Corinthe 12:13 want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt
Of: in één lichaam geplaatst, het Lichaam van Christus, de ware Gemeente van God.
Gedoopt in het Lichaam betekent letterlijk ondergedompeld in het Lichaam, wat wil zeggen
geplaatst in het Lichaam. Wanneer wij Gods heilige Geest ontvangen die ons verandert,
ons tot nieuwe schepsels in Christus maakt, komt het eeuwige leven van God
in ons. Wij ontvangen dan de levenskiem van God de Vader. Het is de Geest
van het zoonschap, waardoor wij Gods kinderen worden en Hem 'Vader' mogen
noemen.
Romeinen 8:14 Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.
15 Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar
gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader.
De Gemeente van God is het huisgezin van God dat bestaat uit de kinderen van God. Wij
worden pas een kind van God wanneer wij door God worden verwekt, als wij Zijn Geest, Zijn
Natuur, Zijn Leven ontvangen. Wanneer wij Gods Geest ontvangen, worden wij dan ook
automatisch in Zijn gezin, Zijn Gemeente, geplaatst. Zich aansluiten bij een
sociale vereniging die men kerk noemt, plaatst iemand niet in Gods Gemeente!
De waterdoop nu is een voorwaarde waaraan moet worden voldaan om de heilige Geest te
kunnen ontvangen. De mensen in Samaria en later in Efeze ontvingen de heilige Geest pas
nadat zij in water gedoopt waren. Handelingen 8 hebben we al gelezen. We lezen nu daarover
in Handelingen 19.
Handelingen 19:1 En terwijl Apollos te Korinte was, geschiedde het, dat Paulus,
na door de bovenlanden gereisd te zijn, te Efeze kwam, en daar enige discipelen vond.
2 En hij zeide tot hen: Hebt gij de Heilige Geest ontvangen, toen gij tot het geloof
kwaamt? Doch zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet gehoord, dat er een Heilige Geest
is. 3 En hij zeide tot hen: Waarin zijt gij dan gedoopt? En zij zeiden: In de doop
van Johannes. 4 Maar Paulus zeide: Johannes doopte een doop van bekering en zeide
tot het volk, dat zij moesten geloven in Hem, die na hem kwam, dat is in Jezus. 5 En
toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in de naam van de Here Jezus. 6 En toen
Paulus hun de handen oplegde, kwam de Heilige Geest over hen
In het huis van Cornelius ontving men weliswaar de heilige Geest en werd men dus door
de Geest in Gods Gemeente gedoopt nog voordat de waterdoop had plaatsgehad, maar Petrus
gebood onmiddellijk daarop toch de waterdoop. Het geval van Cornelius en de zijnen vormt
een zeldzame uitzondering op de regel.
Er is geen enkele belofte dat iemand de heilige Geest zal ontvangen voordat hij of zij in
water is gedoopt en het is aan God om daarop een uitzondering te maken. Het gebod luidt:
"Bekeert u en een ieder van u late zich dopen", en
pas dan volgt: "... en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen."
De
dief aan het kruis
Is de doop
van wezenlijk belang? En hoe staat het dan met de 'dief aan het kruis'?
Het antwoord luidt: de waterdoop is wel door God geboden, maar is niet datgene wat ons
behoudt. Ook al is de waterdoop geboden voor de vergeving der zonden, toch is
hij slechts het symbool van hetgeen waardoor onze zonden vergeven worden: de dood van
Christus. Ook al beeldt de waterdoop tevens Zijn opstanding uit, waardoor wij uiteindelijk
worden behouden, toch is hij daarvan slechts het symbool en niet de werkelijkheid.
De juiste verklaring aangaande de 'dief aan het kruis' is dat hij niet in staat was zich
te laten dopen. Daar de doop zelf de mens niet voor de straf van de eeuwige dood behoedt
en hem evenmin rechtvaardig maakt of het eeuwige leven bezorgt, heeft de dief aan het
kruis het behoud niet verloren als gevolg van omstandigheden waarover hij geen macht had.
God houdt rekening met dergelijke gevallen.
God heeft niettemin de waterdoop geboden. Aan wie wel de mogelijkheid heeft zich te laten
dopen, maar desondanks het doopgebod verwerpt, veronachtzaamt of gehoorzaamheid eraan
uitstelt tot het te laat is, zal dit stellig worden toegerekend als een daad van
ongehoorzaamheid die de straf voor de zonde met zich meebrengt en verlies van behoud
betekent.
Wij behoeven ons geen zorgen te maken over de dief aan het kruis of over mensen die de
mogelijkheid niet hebben zich te laten dopen. Diegenen onder ons die wel de mogelijkheid
hebben, dienen zich echter zeer zeker te bekommeren om het naleven van dit gebod.
Gehoorzaamheid aan dit gebod is van wezenlijk belang voor ons behoud, omdat het een gebod
van God is. Het verwaarlozen ervan betekent ongehoorzaamheid jegens God en dat kan verlies
van behoud betekenen.
Hoelang
wachten?
Dit brengt
ons tot de vraag hoe snel wij ons moeten laten dopen.
Er zijn kerkgenootschappen die de doop willen uitstellen totdat de dopeling zich als
kandidaat heeft bewezen, heeft aangetoond dat hij de heilige Geest bezit en een
rechtvaardig, geestelijk leven leidt, of tot een zeker geestelijk inzicht is gekomen. Ook
is er een kerkgenootschap dat mensen pas wil dopen als zij Gods wet en een groot aantal
van de leerstellingen van dat genootschap erkennen en aanvaarden en daarbij is in de regel
sprake van een proeftijd van zes maanden.
Paulus zegt dat Gods wet geestelijk is en dat de vleselijke (onbekeerde) mens zich niet
aan die wet onderwerpt en dat ook niet kan (Romeinen 7:14 en 8:7). De
volgorde die God voorschrijft is: 1) de verkondiging van het evangelie, waardoor in het
hart van degenen die God roept een besef van zonde ontstaat dat leidt tot bekering en
geloof in Christus; 2) de doop; 3) de ontvangst van de heilige Geest, die de geest van de
mens vernieuwt en onderricht en hem geestelijke waarheid openbaart. Aangezien men Gods
geestelijke wet noch hetgeen geestelijk is geestelijk kan begrijpen voordat men de heilige
Geest ontvangt en men eerst gedoopt moet worden voordat men deelt in de belofte van de
heilige Geest, is het noodzakelijk zich eerst te laten dopen. Iedereen weet dat hij
zondigt en in strijd met Gods wil leeft, ook al heeft hij geen geestelijk inzicht in Gods
wil. God kan berouw schenken aan de zinnelijk gerichte mens nog voordat hij bekeerd is.
Men hoeft geen speciale bijbelse opleiding te volgen om berouw te krijgen, zich te bekeren
en zich in Christus te laten dopen. De door Jezus gepredikte volgorde is: 1) verkondig het
evangelie; 2) doop de berouwvolle gelovigen; 3) onderwijs hun de geboden.
Mattheus 28:19 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt
hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al
wat Ik u bevolen heb. 20 En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der
wereld.
Hoelang moet men de doop dus uitstellen?
Tot het moment waarop men in zijn hart overtuigd is van de zonden die men heeft begaan en
van het zondige leven dat men leidt; tot men beseft dat de eigen manier van leven verkeerd
is, men er genoeg van heeft en de eigen wegen verlaat om Gods wegen te volgen en daarnaar
te leven; tot men werkelijk berouw heeft over zijn vroegere zondige leven en men Jezus
Christus gelooft en Hem aanneemt als persoonlijke Verlosser, als Degene aan Wie men
voortaan moet gehoorzamen; tot men zich wenst te keren tot het geheel andere, nieuwe en
gelukkige leven van geloof in Jezus Christus en men een kind van God wenst te worden. Is
dat moment gekomen, dan behoort de betreffende persoon zich te laten dopen, indien
mogelijk zonder uitstel en indien dat niet mogelijk is, zodra een
ware dienstknecht van God voor het uitvoeren van de doop beschikbaar is. In alle in het
Nieuwe Testament verhaalde gevallen worden de bekeerde gelovigen onverwijld gedoopt.
Op de Pinksterdag zelf werden 3000 mensen nog op de dag van hun bekering gedoopt. Filippus
doopte de kamerling onmiddellijk. God zond Ananias uit om Saulus, wiens naam werd
veranderd in Paulus, de latere apostel, te dopen. Direct bij zijn ontmoeting met hem zei
Ananias:
Handelingen 22:16 En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden
afwassen, onder aanroeping van zijn naam.
Paulus doopte in Filippi de gevangenbewaarder en diens huisgenoten nog in dezelfde
nacht dat hij hun het woord Gods had verkondigd.
Handelingen 16:32 En zij spraken het woord Gods tot hem in tegenwoordigheid van
allen, die in zijn huis waren. 33 En in datzelfde uur van de nacht nam hij hen mede
om hun striemen af te wassen, en hij liet zichzelf en al de zijnen terstond dopen;
34 en hij bracht hen naar boven in zijn huis en richtte een tafel aan, en hij
verheugde zich, dat hij met zijn gehele huis tot het geloof in God gekomen was.
Het was toen al middernacht geweest. Zij wachtten zelfs niet tot het licht werd!
Dit betekent echter niet dat Gods dienaren overhaast moeten dopen, nog voordat er blijk is
gegeven van een werkelijke verandering van hart en geest, van een werkelijke
overgave aan God en de wil van God. Gods dienaren moeten vaststellen of er sprake is van
oprecht berouw en geloof in Jezus Christus als persoonlijke Verlosser. Gods dienaren
moeten zich ervan vergewissen dat de persoon in kwestie inderdaad door God wordt geroepen
(Johannes 6:44), dat hij zich volledig heeft bekeerd en zijn leven werkelijk in de handen
van de levende God wil leggen. Er zijn vaak tragische omstandigheden ontstaan, doordat men
naliet zich van deze punten te vergewissen en tijdelijk berouw voor ware bekering aanzag.
Vanzelfsprekend is er een basiskennis nodig. Je moet weten waar je aan begint.
Lukas 14:26 Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en
vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel
niet zijn.
Er wordt bedoeld dat een christen het leven van de mensen in deze wereld moet haten,
ook dat van je familieleden en van je zelf. Er is immers een gebod dat je je ouders moet
eren en je naaste moet liefhebben. In deze context wordt bedoeld dat een christen een
afkeer moet hebben van de wereldse normen en steeds moet kiezen voor Gods normen en
waarden. Als de familie dat niet begrijpt of accepteert, doet dat pijn. Maar een ware
discipel van Christus moet zijn kruis dragen.
Vers 27 Wie niet zijn kruis draagt en achter Mij komt, kan mijn discipel niet
zijn. 28 Want wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder om de
kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen?
Als iemand gehoor geeft aan de roeping van God en de beslissing overweegt om de gift van
behoud aan te nemen, zal hij eerst moeten weten wat de voorwaarden zijn en wat het
uiteindelijke doel is.
Vers 29 Anders zouden, als hij de fundering gemaakt had, en het werk niet kon
voltooien, allen, die het zagen, beginnen hem te bespotten, 30 zeggende: Die man
begon te bouwen, maar hij kon het niet voltooien. Vers 33 Zo zal dus niemand van u,
die niet afstand doet van al wat hij heeft, mijn discipel kunnen zijn.
Wanneer echter aan alle voorwaarden die Christus heeft gesteld is voldaan, behoort iemand
zonder uitstel te worden gedoopt.
Moeten
kinderen worden gedoopt?
Men kan pas
gedoopt worden als men zich volledig heeft bekeerd. Slechts wie het ware evangelie (de
door Jezus verkondigde Boodschap van het Koninkrijk of bestuur van God) gelooft en Jezus
Christus als persoonlijke Verlosser erkent, kan worden gedoopt. Hiervoor nog eens de
verzen die we al gelezen hebben.
Handelingen 2:38 En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late
zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave
des Heiligen Geestes ontvangen.
Handelingen 8:37 En hij zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, is het
geoorloofd. En hij antwoordde en zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is.
Handelingen 16:31 En zij zeiden: Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en gij zult
behouden worden, gij en uw huis.
Kinderen hebben nog niet de rijpheid en de zelfbeheersing die voor ware bekering en
geloof nodig zijn. Kunnen ook nog niet de "kosten berekenen" zoals in Lukas 14
staat. Toen een aantal Samaritanen door de prediking van Filippus tot bekering kwam,
"lieten zij zich dopen, zowel mannen als vrouwen" (Handelingen 8:12). Alleen de
volwassenen waren gereed voor de doop.
De meeste mensen komen pas tot een zekere volwassenheid rond het 18e
levensjaar, maar pas omstreeks het 25e jaar is de volwassenwording voltooid, al
zijn er op deze regel veel uitzonderingen. Een enkeling is volwassen en heeft al een
realistische en serieuze kijk op het leven op 16-jarige leeftijd en soms zelfs nog eerder.
Iemand die nog onvolwassen van geest is, kan een tijdelijk gevoel van berouw hebben en dit
kan ten onrechte worden beschouwd als bekering, terwijl het maar van korte duur en al
spoedig vergeten is. Het is als bij 'kalverliefde'. Hoeveel tieners hebben niet meer dan
eens een tijdlang het gevoel de 'ware liefde' gevonden te hebben. Zij zijn daar volkomen
zeker van en er door niemand vanaf te brengen. In de regel groeien zij daar overheen, maar
in een enkel geval blijken zij inderdaad over voldoende zelfkennis te beschikken om er
zeker van te zijn. Dit laatste is de uitzondering en niet de regel. Hetzelfde geldt voor
bekering en geloof.
Een kind dat gedoopt wordt, kan op het moment zelf heel zeker van zijn zaak zijn. Wanneer
het ouder wordt, doet het echter volkomen nieuwe ervaringen op. Het kind komt als tiener
onder de invloed van leeftijdgenoten die in hun denken en doen volkomen verschillen van de
tieners van vroegere generaties. Het wordt blootgesteld aan talrijke verleidingen die
typisch zijn voor de drukke, beweeglijke, rusteloze, op sensatie beluste jeugd met haar
ontluikende belangstelling voor seks. De ervaring leert dat hoogstens een op de honderd
kinderen werkelijk bekeerd kan zijn vóór de tienertijd en dit ook blijft en zelfs in die
roerige tienerjaren geestelijk nog dichter naar Christus en Zijn Koninkrijk weet toe te
groeien.
Een regel ten aanzien van de juiste leeftijd voor de doop kan niet worden gesteld.
Absolute zekerheid aangaande jongeren onder de 18 is vrijwel onmogelijk. Als men niet
beslist volkomen overtuigd is dat de betreffende jongere zich werkelijk heeft afgekeerd
van zijn eigenzinnigheid, zijn zelfzuchtige begeerten en de wegen van deze wereld, moet
men hem aansporen te leven naar Gods Woord, maar nog te wachten met de doop totdat hij
zeker is van Zijn zaak. Johannes de Doper stelde als voorwaarde voor de doop van de
scharen, die uitliepen om zich door hem te laten dopen, het voortbrengen van vruchten, die
aan de bekering beantwoorden (Lukas 3:8). Hij eiste dat men het bewijs van zijn bekering
leverde door de vruchten ervan in zijn leven te tonen.
Jongeren dienen door het voortbrengen van dergelijke vruchten enkele jaren lang te
bewijzen dat hun bekering oprecht, serieus en duurzaam is. Volwassenen moeten, zodra er
bij hen sprake is van werkelijke bekering en geloof, onmiddellijk dan wel zo spoedig
mogelijk worden gedoopt.
Wie
moet de doop verrichten?
Let op het
voorbeeld van de geïnspireerde vroege Gemeente. Er was kritiek van de gemeente op de
uitdeling bij de dagelijkse maaltijden van de behoeftigen. Men vond dat de Griekse Joden
bij de Hebreeuwse Joden werden achtergesteld. Dit vroeg van de apostelen zoveel tijd dat
de verkondiging van het Woord eronder leed. Daarom werden zeven mannen aangesteld
"die goed bekend stonden, vol van Geest en wijsheid" staat in Handelingen: de
eerste diakenen. Stefanus en Filippus behoorden tot deze eersten. Hoewel ze geen apostelen
noch geordineerde oudsten waren, maar diakenen die van de Gemeente slechts de opdracht
hadden bepaalde fysieke taken te verrichten, verkondigden deze mannen Christus en Zijn
Koninkrijk. Stefanus werd om zijn toespraak gestenigd en stierf als eerste man in het
Nieuwe Testament die zijn leven geeft voor God en Jezus Christus.
Ook Filippus, zoals gezegd een diaken, ging naar Samaria om de Boodschap van Christus te
prediken en degenen die daardoor tot geloof kwamen, lieten zich dopen.
Handelingen 8:5 En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun
de Christus. 6 En toen de scharen Filippus hoorden en tekenen zagen, die hij deed,
hielden zij zich eenparig aan hetgeen door hem gezegd werd. Vers 12 Toen zij echter
geloof schonken aan Filippus, die het evangelie van het Koninkrijk Gods en van de naam van
Jezus Christus predikte, lieten zij zich dopen, zowel mannen als vrouwen.
De tekst vermeldt niet of Filippus zelf de doop verrichtte; hij kan dit door enkele
van zijn bekeerlingen hebben laten doen.
Als u het Nieuwe Testament op dit punt bestudeert, zult u zien dat dit weinig belang
schijnt te hechten aan wie de gelovige in het water onderdompelt, aangezien de doop door
de gedoopte wordt beschouwd als te zijn uitgevoerd door Christus. De heilige Geest zond
Filippus later ook uit om de kamerling te dopen.
Handelingen 8 26 En een engel des Heren sprak tot Filippus en zeide: Sta op en
ga tegen de middag de weg op, die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza. Deze is eenzaam.
27 En hij stond op en ging. En zie, een Ethiopiër, een kamerling, een rijksgrote
van Kandake, de koningin der Ethiopiërs, haar opperschatbewaarder, was naar Jeruzalem
gegaan om te aanbidden; 28 en hij was op de terugweg en las, in zijn wagen gezeten,
de profeet Jesaja. 29 En de Geest zeide tot Filippus: Treed toe en voeg u bij deze
wagen. 30 En Filippus liep snel erheen en hoorde hem de profeet Jesaja lezen en
zeide: Verstaat gij wat gij leest? 31 En hij zeide: Hoe zou ik dit kunnen, als niet
iemand mij de weg wijst? En hij verzocht Filippus in te stappen en naast hem te komen
zitten. 32 En het gedeelte van de Schrift, dat hij las, was dit: Gelijk een schaap
werd Hij ter slachting geleid; en gelijk een lam stemmeloos is tegenover de scheerder, zo
doet Hij zijn mond niet open. 33 In de vernedering werd zijn oordeel weggenomen: wie
zal zijn afkomst verhalen? Want zijn leven wordt van de aarde weggenomen. 34 En de
kamerling antwoordde, en zeide tot Filippus: Ik vraag u, van wie zegt de profeet dit? Van
zichzelf of van iemand anders? 35 En Filippus opende zijn mond, en uitgaande van dat
schriftwoord, predikte hij hem Jezus. 36 En terwijl zij onderweg waren, kwamen zij
bij een water, en de kamerling zeide: Zie, daar is water; wat is ertegen, dat ik gedoopt
word? 37 En hij zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, is het geoorloofd. En
hij antwoordde en zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is. 38 En hij
liet de wagen stilhouden en beiden daalden af in het water, zowel Filippus als de
kamerling, en hij doopte hem. 39 En toen zij uit het water gekomen waren, nam de
Geest des Heren Filippus weg en de kamerling zag hem niet meer, want hij ging zijn weg met
blijdschap.
Degene die de doop verrichtte was in alle in het Nieuwe Testament beschreven
gevallen een vertegenwoordiger (niet noodzakelijkerwijs een geordineerde
oudste) van de ware Gemeente van God, de Gemeente die door Jezus is gesticht.
Paulus
doopte slechts enkelen
Laten we
tenslotte naar het voorbeeld en de leer van Paulus kijken.
In de gemeente van Corinthe was een conflict gerezen over wie men moest volgen. Sommigen
in Corinthe wilden Paulus volgen en een gemeente opzetten met hem aan het hoofd; anderen
daarentegen kozen voor Petrus en weer anderen voor Apollos.
1 Corinthe 1:13 Is Christus gedeeld? Is Paulus dan voor u gekruisigd, of zijt
gij in de naam van Paulus gedoopt? 14 Ik ben dankbaar, dat ik niemand uwer gedoopt
heb dan Crispus en Gajus; 15 zodat niemand kan zeggen, dat gij in mijn naam gedoopt
zijt. 16 Ook heb ik nog het gezin van Stefanas gedoopt; verder weet ik niet, dat ik
nog iemand gedoopt heb. 17 Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar
om het evangelie te verkondigen, en dat niet met wijsheid van woorden, om niet het kruis
van Christus tot een holle klank te maken.
Merk op dat Paulus slechts zeer weinig mensen heeft gedoopt. Hij liet anderen, onder
wie wellicht enkele gewone leden die niet tot oudste waren geordineerd, de doop verrichten
in de naam van Christus. Hij was als dienaar geroepen om het evangelie van Christus aan de
heidense volken te brengen. Hij was degene door wie Christus als hoofd van de Gemeente de
gemeenten bestuurde die door de prediking van Paulus en de door hem opgeleide en onder
zijn leiding uitgezonden leerlingen waren opgericht. Paulus achtte het niet van wezenlijk
belang dat iedereen die door het werk dat God onder zijn leiding deed, tot bekering kwam,
ook door hem persoonlijk werd gedoopt. "Want", zei hij, "Christus heeft mij
niet gezonden om te dopen." Paulus had de beschikking over andere geordineerde
dienaren en helpers die onder zijn leiding de doop voor hem verrichtten.
Evenals Paulus kunnen ook wij indien nodig andere daartoe aangestelde, toegewijde,
niet-geordineerde mannen de doop laten verrichten. De doop wordt immers verricht in de
naam van Christus. In werkelijkheid is het Christus die doopt door middel van mensen. De
mens verricht de doop louter als dienstknecht of instrument van Christus, als een dienst
die nooit voor eigen roem of eer geschiedt.
<><><> |
|