Voor literatuurlijst klik hier.

De betekenis van de

WATERDOOP

 

Is de waterdoop voor het behoud van wezenlijk belang?
Wat is de juiste manier van dopen: besprenkelen, begieten of onderdompelen? Moeten kleine kinderen worden gedoopt?
Moet men onverwijld gedoopt worden of pas na een bepaalde 'proeftijd'? Moet de doopplechtigheid worden verricht
door een geordineerde oudste?

Wij worden geboren als sterfelijke mensen, met een tijdelijk, fysiek leven. Gods grote plan stelt ons echter een tweede geboorte in het vooruitzicht, de geboorte in het Koninkrijk van God, waarbij ons onsterfelijkheid en eeuwig leven zal worden geschonken. Wij kunnen de gave van dit eeuwige leven ontvangen door genade, en op grond van geloof; maar, laten wij ons niet vergissen, er zijn voorwaarden!
Miljoenen mensen worden bedrogen, misleid tot de gedachte dat zij al 'behouden' zijn, terwijl dat in werkelijkheid nog niet het geval is!
Hun wordt ten onrechte geleerd dat "Christus het heilsplan aan het kruis heeft voltooid", terwijl de uitvoering van Gods plan van behoud daar juist pas begon. De grote geloofsrichtingen leren dat 'geloven' alleen voldoende is en dat men verlost of behouden is vanaf het moment dat men in de Heer Jezus Christus gelooft.
Die leer is onjuist! Door de misleiding, doordat het ware evangelie van Jezus Christus vele eeuwen lang vrijwel geheel op de achtergrond is geraakt wegens de prediking van een vals evangelie over de Persoon van Christus en vaak nog een valse christus, zijn miljoenen mensen ertoe gebracht Christus (of een valse christus) volkomen tevergeefs te eren!
Markus 7:6  Maar Hij zeide tot hen: Terecht heeft Jesaja van u, huichelaars, geprofeteerd, zoals er geschreven staat: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. 7  Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn. 8  Gij verwaarloost het gebod Gods en houdt u aan de overlevering der mensen. 9  En Hij zeide tot hen: Het gebod Gods stelt gij wel fraai buiten werking om uw overlevering in stand te houden.
De mens is sterfelijk. In zichzelf bezit de mens geen onsterfelijkheid als aangeboren eigenschap. Van alle mensen die ooit hebben geleefd bezit alleen Jezus Christus onsterfelijkheid (1 Timotheus 6:16). De straf voor de zonde is de dood, de tweede of eeuwige dood, waaruit geen opstanding mogelijk is. En iedereen heeft gezondigd en valt dus onder deze straf. Alleen God heeft in zichzelf eeuwig leven als onvervreemdbare eigenschap.
Johannes 5:26  Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon gegeven leven te hebben in Zichzelf.
Alleen God kan eeuwig leven geven. En zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo heeft Hij ook de Zoon eeuwig leven in zichzelf gegeven. En door middel van Christus geeft God het aan ons.
1 Johannes 5:11  En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon. 12  Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet.
Wie Christus niet heeft, heeft het eeuwige leven niet. Het eeuwige leven is een geschenk. Niemand bezit het voordat hij het als geschenk van God ontvangt.
Romeinen 6:23  Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.
Door het bloed van Christus alleen wordt uiteindelijk niemand behouden. De dood van Christus was de straf voor onze zonden. Door Christus' dood hebben we een schone lei wat de zonde aangaat en is ons de doodstraf kwijtgescholden. Door Christus' dood is hetgeen ons van God scheidt weggenomen en zijn wij met God verzoend.
Wij worden echter behouden, d.w.z. wij ontvangen het eeuwige leven, door Christus' leven, niet door Christus' dood.
Romeinen 5:10  Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft.
Christus is een levende Verlosser! Hij is niet dood; Hij is uit de dood opgestaan! Wij zouden nooit door Zijn bloed behouden kunnen worden, als Hij niet uit de doden was opgewekt.
1 Corinthe 15:17  en indien Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zonder vrucht, dan zijt gij nog in uw zonden. 18   Dan zijn ook zij, die in Christus ontslapen zijn, verloren.
Wij zijn sterfelijk; in onszelf is van nature geen onsterfelijk leven aanwezig; door onze zonden vallen wij onder de straf van de eeuwige dood, tenzij wij daarvan worden gered. Daartoe moeten wij uit God, die geest is, worden geboren. Wij, die uit menselijke ouders geboren zijn, bestaan uit menselijk vlees, gevormd uit het stof der aarde en dus zijn wij stoffelijk, aards (Johannes 3:3, 6; Genesis 2:7; 3:19; 1 Corinthe 15:47-49). Om uit God geboren te kunnen worden, moeten wij nu, in dit leven, eerst het bevruchtende leven – de heilige Geest – van God ontvangen en in ons laten doordringen. Wij worden dan geestelijk verwekt, maar zijn daarmee, evenmin als een embryo in de baarmoeder, nog niet werkelijk geboren. Wij zijn nog slechts potentiële erfgenamen van het Koninkrijk, maar we hebben het nog niet werkelijk beërfd.
Bekeerd worden betekent veranderd worden. Wanneer wij Gods heilige Geest ontvangen, wordt voor ons alles anders: onze standpunten, opvattingen, doelstellingen en denkwijze veranderen radicaal! Bekering is een vernieuwing van ons denken. Wij krijgen een nieuwe Geest: een gezonde geest. Wij zijn echter alleen nog maar verwekt. Zoals een ongeboren mens alvorens geboren te kunnen worden via de moeder moet worden gevoed en een periode van ontwikkeling en groei moet doormaken, zo moet ook de bekeerde mens, die nu geestelijk verwekt is, alvorens uit God te kunnen worden geboren, eerst worden gevoed met het geestelijke voedsel van Gods Woord en een periode van geestelijke groei doormaken. De bekeerde, geestelijk verwekte mens moet eerst "opwassen in de genade en de kennis van Christus" zoals in de Bijbel geopenbaard (2 Petrus 3:18). Hij moet de negatieve werking van zijn menselijke natuur overwinnen en leren zichzelf te beheersen. Hij moet geduld oefenen en groeien in liefde, geloof en inzicht. Hij moet de werken van Christus doen en gedurende deze geestelijke groeiperiode, dit leven van daadwerkelijke dienstbaarheid, tot het einde toe vervolgingen, tegenslagen en beproevingen doorstaan.
Mattheus 10:22  En gij zult door allen gehaat worden om mijns naams wil; maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.
Uitsluitend aan degenen die, in dit door de Geest verwekte christelijke leven, groeien in kennis en genade, die overwinnen, zich geestelijk ontwikkelen, de werken van Christus doen en tot het einde toe volharden, zal uiteindelijk onsterfelijkheid worden gegeven. Alleen zij zullen ten slotte, bij de wederkomst van Christus, van sterfelijk in onsterfelijk worden veranderd (1 Corinthe 15:53-54).
Bekeerd worden, Gods heilige Geest ontvangen, is dus slechts het begin! Voor ons begint daarmee een leven van onderworpenheid aan Gods bestuur, aan Gods wetten, die de uitdrukking zijn van Gods wil. We leven dan niet meer volgens onze eigen wil en wensen. Bekering is een kwestie van instelling.
Iemand is niet door God verwekt tenzij hij van Christus is (1 Johannes 5:12). En men is niet van Christus tenzij men de heilige Geest heeft ontvangen.
Romeinen 8:9  Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe.
Men wordt pas bekeerd, d.w.z. geestelijk verwekt en zet pas de eerste stap op de weg naar het uiteindelijke behoud, op het moment dat men Gods heilige Geest ontvangt! De vraag is dus hoe men de eerste stap kan zetten om christen te worden, hoe men een christelijk leven, dat tot eeuwig leven leidt, kan beginnen, m.a.w. hoe men zodanig kan worden veranderd dat men Gods heilige Geest kan ontvangen. 

"Wat moeten wij doen?"

Let op het begin van de verkondiging van het evangelie van Jezus Christus (Markus 1:1, 15). Jezus zei: "Bekeert u en gelooft het evangelie." De allereerste woorden die Jezus aan het begin van Zijn evangelieverkondiging spreekt betreffen de twee voorwaarden om een christen te kunnen worden: bekering en geloof. Het zijn de twee voorwaarden waaraan wij daadwerkelijk moeten voldoen. De bekering richt zich op God; het geloof is gericht op Christus. Bekering betekent ophouden met zondigen. Zonde is de overtreding van Gods geestelijke wet. Bekering betekent dan ook gaan leven volgens Gods Geboden. Jezus zei ook: "Gelooft het evangelie." Het evangelie is het goede nieuws van het Koninkrijk – of de regering – van God. Een koninkrijk of regering impliceert de inachtneming van wetten, in dit geval de wetten van God. De wetten van God zijn de uitdrukking van de wil van God. Het Koninkrijk van God is een regering of bestuur volgens de wil van God en niet volgens de wil van de mens.
Nadat Jezus Zijn dienaarschap op aarde had voltooid, de straf voor onze zonden had gedragen, uit de doden was opgestaan en naar de hemel was gegaan, werd op de dag van Pinksteren de heilige Geest gezonden.
Vele duizenden mensen waren naar Jeruzalem gekomen om het Pinksterfeest te vieren. Toen die morgen de Geest van God op en in de discipelen kwam, stonden er dan ook duizenden vol ontzag en verwondering naar het indrukwekkende schouwspel te kijken. Petrus hield daarop de eerste geïnspireerde toespraak van het christelijke tijdperk. Het hart van duizenden mensen werd overtuigd en deed hen hun toestand inzien. Zij kwamen tot het besef dat Christus inderdaad de Messias, de Verlosser, is!
"Wat moeten wij doen?" riepen zij tot Petrus en de discipelen. Met andere woorden: "Hoe kunnen wij nog gered of behouden worden?"
Petrus werd geïnspireerd tot een onmiddellijk en rechtstreeks antwoord.
Handelingen 2:38  En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
Bekeert u en natuurlijk ook: geloof! Want men kan pas met recht worden gedoopt, als men gelooft (Handelingen 8:37). De doop is een voorgeschreven ritueel dat het geloof in Christus' dood, begrafenis en opstanding uitbeeldt.
Als aan deze twee voorwaarden is voldaan, belooft God Zijn Geest – Zijn liefde, geloof, inzicht, vriendelijkheid, goedheid en kracht, Zijn geestesgesteldheid, de geest van bezonnenheid, Zijn eigen levenin de gelovige bekeerling te zullen planten, waardoor in hem of haar eeuwig leven en Gods karakter worden verwekt. De heilige Geest in iemand zorgt ervoor dat iemand verandert.
Handelingen 2:39  Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal.
De waterdoop is dan ook een noodzakelijk deel van de weg naar behoud!

Jezus' voorbeeld

Jezus heeft ons in alle dingen het voorbeeld gegeven, opdat wij in Zijn voetstappen zouden treden.
1 Petrus 2:21  Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden.
Hoewel Hij geen zonden had begaan, liet Jezus zich dopen en daarmee gaf Hij ons het voorbeeld. Wij kunnen dit lezen in Mattheus 3:13-17.
Mattheus 3:13  Toen kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes, om Zich door hem te laten dopen. 14  Maar deze trachtte Hem daarvan terug te houden en zeide: Ik heb nodig door U gedoopt te worden en komt Gij tot mij? 15  Jezus echter antwoordde en zeide tot hem: Laat Mij thans geworden, want aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij Hem geworden. 16   Terstond nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij op uit het water. En zie, de hemelen openden zich, en hij zag de Geest Gods nederdalen als een duif en op Hem komen. 17  En zie, een stem uit de hemelen zeide: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb.
Bij Zijn doop werd Jezus in het water ondergedompeld (en niet met water besprenkeld of overgoten), immers, we lezen: "Terstond nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij op uit het water." Direct na Jezus' doop daalde Gods Geest, in dit geval zichtbaar, op Hem neer en een stem uit de hemel zei: "Deze is Mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik Mijn welbehagen heb." Moge God ons door Zijn kracht en genade helpen een leven van overwinning te leiden, waardoor Hij dit uiteindelijk ook van ons zal kunnen zeggen!

"In de Naam van Jezus Christus"

Ook aan Zijn dienaren heeft Jezus het voorbeeld gegeven. Wist u dat Jezus meer discipelen gedoopt heeft dan Johannes de Doper?
U kunt dat lezen in Johannes 3:22 en 4:1-2:
Johannes 3:22  Daarna ging Jezus met zijn discipelen naar het land van Judea en Hij vertoefde daar met hen en doopte. 4:1  Toen nu de Here vernam, dat de Farizeeën gehoord hadden, dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes, 2  (ofschoon Jezus niet zelf doopte, maar zijn discipelen).
Deze passage is van grote betekenis. Jezus verrichtte de fysieke handelingen die met de doop gepaard gaan niet zelf; Hij liet Zijn discipelen dat voor Hem doen. En wat Zijn discipelen, op Zijn gezag en gebod, deden, werd aan Hem toegeschreven! Wie dus door een van de discipelen was gedoopt, werd geacht als door Jezus zelf te zijn gedoopt.
Dit is een zeer belangrijke waarheid. Jezus' discipelen verrichtten de doop in Zijn naam en dat werd beschouwd als een doop door Jezus zelf! De regelrechte verklaring dat Jezus meer discipelen doopte dan Johannes werd in feite door de heilige Geest geïnspireerd. Als de door Jezus gekozen discipelen op Jezus' aanwijzing en op Zijn gezag, de doop voor Hem uitvoerden, werd dat beschouwd als een door Jezus persoonlijk verrichte doop. Met andere woorden, Jezus doopte door en via Zijn discipelen.
Wie in gebed iets vraagt of wie iets doet of uitvoert in de naam van Jezus Christus, doet dat op het gezag van Jezus Christus. Het is handelen voor Hem, het doen in Zijn plaats. Het is handelen als Zijn gevolmachtigde. Dit impliceert dat Jezus dit gezag aan ons heeft gedelegeerd. En dat is inderdaad het geval! Ons is immers geboden alle dingen te doen in de naam van Christus!

Doop door Jezus voorgeschreven

Houd het ware evangelie helder voor ogen. Het ware evangelie van Jezus Christus is de Boodschap van God aan de wereld. Christus is de goddelijke Boodschapper die deze boodschap bracht en verkondigde. Die Boodschap was niet in de eerste plaats een Boodschap over Christus zelf, maar een Boodschap over het Koninkrijk – het bestuur of de regering – van God. Jezus wijdde er drieëneenhalf jaar aan om die Boodschap aan Zijn twaalf apostelen te onderwijzen.
Na Zijn opstanding gaf Jezus hun de definitieve evangelieopdracht voor deze tijd en Hij schreef de doop voor als een verplicht ritueel bij de verbreiding daarvan:
Markus 16:15  En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie [de door God gezonden en door Jezus verkondigde Boodschap] aan de ganse schepping. 16   Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.
En let wel: het te verkondigen evangelie was niet de tegenwoordig gepredikte boodschap over de Persoon van Christus, maar de Boodschap die Christus bracht en verkondigde: het goede nieuws betreffende de regering van God. Wat moet men dus noodzakelijkerwijs geloven teneinde behouden te worden? Dat wat door Jezus werd verkondigd: het evangelie! Wanneer dus predikanten in deze tijd Gods wet afzweren en daarmee tevens Gods regering of Koninkrijk (zonder wetten kan er van een regering immers geen sprake zijn), loochenen zij in feite datgene wat men moet geloven om behouden te worden. Hun volgelingen kunnen dan ook niet worden behouden, zij zijn misleid! Wie dus het evangelie gelooft en zich laat dopen, die zal behouden worden. De doop maakt deel uit van de goddelijke Opdracht en is een vereiste voor het behoud.
Let op Mattheus' versie van de Grote Opdracht:
Mattheus 28:19  Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen …
De discipelen moesten deze volken uiteraard leren wat Jezus hun had geleerd: de Boodschap die God Hem had gegeven om aan de wereld te brengen en te verkondigen, het goede nieuws van het bestuur van God.
… en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. 20  En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.
Ook hier, in de laatste Grote Opdracht van de evangelieverkondiging in dit tijdperk, beveelt Christus de doop. En Hij verklaart hier duidelijk dat de doop dient te geschieden "in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige Geest".

In de naam van Jezus alleen

Tegenwoordig laten sommige mensen zich overdopen "in de naam van Jezus alleen", waarbij de naam van de Vader en van de heilige Geest worden weggelaten. Het standpunt van deze mensen is dat Mattheus 28:19 de enige bijbelpassage is die ook de naam van de Vader en van de heilige Geest gebiedt. Deze mensen beweren dat een zaak dient te worden vastgesteld "op de verklaring van twee of meer getuigen" en daar er bij dit gebod slechts van deze ene getuige sprake is, moet het worden verworpen. Alle andere passages vermelden uitsluitend de naam van Jezus.
De noodzaak van een verklaring van twee of meer getuigen geldt echter alleen als het een getuigenis van mensen betreft, in het geval dat de ene mens de andere van iets beschuldigt. Het voorschrift is niet van toepassing op een goddelijke getuigenis die door de heilige Geest is geïnspireerd. De veronderstelling dat dit wel het geval zou zijn, komt in de buurt van lastering van de heilige Geest! Het tegendeel is immers waar: "Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig ..." (2 Timotheus 3:16). En de Schrift kan niet gebroken worden (Johannes 10:35)! Zou men deze ene bijbeltekst kunnen breken, weerleggen, verwerpen of afwijzen, dan zou dat ook voor alle overige gelden!
De oorspronkelijke Griekse woorden die in Mattheus 28:19 als "in de naam des ..." zijn vertaald impliceren een 'beweging' van buiten naar binnen. De bekeerde gelovigen worden gedoopt tot bezit van God de Vader, van Christus de Zoon en van de heilige Geest. En de persoon die de pasbekeerde gelovigen in het water onderdompelt, doet dat namens, "in de naam van", op het gezag van, Jezus Christus. Waarom? Omdat Jezus gezegd heeft: "Mij is gegeven alle macht" – en dit omvat tevens elk gezag – "in de hemel en op de aarde." Hem behoort ieder gezag toe! Ofwel wij dopen op Zijn gezag, ofwel wij dopen zonder enig gezag.

Nieuwtestamentisch voorschrift

De apostelen beschouwden de doop als een opdracht en gebod van God en voerden hem ook uit. Nieuwe bekeerlingen werden door hen altijd gedoopt.
Tijdens de eerder genoemde, eerste geïnspireerde toespraak na de uitstorting van de heilige Geest gebood Petrus allen zich te bekeren en zich te laten dopen. In vers 40 van Handelingen 2 zei hij vervolgens: "Laat u behouden" en drieduizend mensen die diep in hun hart getroffen waren, zoals in vers 37 staat, namen een beslissing die uitstijgt boven alle wereldse zaken en belangen.
Handelingen 2:41  Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd.
Handelingen 8:5  En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun de Christus. Vers 12  Toen zij echter geloof schonken aan Filippus, die het evangelie van het Koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus predikte, lieten zij zich dopen, zowel mannen als vrouwen.

Sommigen, die niet in de waterdoop geloven, zullen misschien zeggen dat de betreffende doop niet met water geschiedde, maar met de heilige Geest. Enige tijd later echter zonden de apostelen zowel Petrus als Johannes naar Samaria.
Handelingen 8:15  die, daar aangekomen, voor hen baden, dat zij de Heilige Geest mochten ontvangen. 16  Want deze was nog over niemand van hen gekomen, maar zij waren alleen gedoopt in de naam van de Here Jezus.
Geen van hen was nog gedoopt met de heilige Geest. Toch waren zij reeds gedoopt. Omdat zij de heilige Geest nog niet hadden, moeten zij dus wel gedoopt zijn in water.

Een duidelijk gebod

Zoals Petrus na de komst van de heilige Geest de eerste geïnspireerde toespraak hield, waarin hij de Joden in Jeruzalem gebood zich te laten dopen, zo werd Petrus tien jaar later ook door God uitgezonden om als eerste het evangelie aan niet-Joden te verkondigen. Dit gebeurde in het huis van de zeer godvruchtige, niet-Joodse Cornelius. Maar hoe godvruchtig deze ook was, hij bezat nog niet de kennis die tot behoud leidt. Hij wist nog niet beter dan voor Petrus neer te knielen en hem, die zelf ook maar een mens was, te aanbidden. God had Petrus naar hem toegezonden om hem te onderrichten.
Petrus verkondigde aan de huisgenoten van Cornelius "al wat [hem] door de Here opgedragen" was (Handelingen 10:33), d.w.z. de Boodschap die God door Zijn Boodschapper Jezus Christus had gezonden.
Handelingen 10:44  Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het woord hoorden. 45  En al de gelovigen uit de besnijdenis, die met Petrus waren medegekomen, stonden verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort.
Het woord 'ook' in vers 45 geeft aan dat het dezelfde doop met de heilige Geest was als ook Petrus en de apostelen hadden ontvangen. In Handelingen 11:15-17 wordt van deze doop eveneens uitdrukkelijk gezegd dat het dezelfde doop met de heilige Geest was als de apostelen hadden ontvangen. En die hadden immers zeker de doop met de Geest ontvangen.
Handelingen 11:15  En toen ik begonnen was te spreken, viel de Heilige Geest op hen, evenals in het begin ook op ons. 16   En ik herinnerde mij het woord des Heren, hoe Hij zeide: Johannes doopte wel met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden. 17  Indien nu God hun op volkomen gelijke wijze als ons de gave heeft gegeven op het geloof in de Here Jezus Christus, hoe zou ik dan bij machte geweest zijn God tegen te houden?
Handelingen 10:46  … Toen merkte Petrus op: 47  Zou iemand het water kunnen weren, om dezen te dopen, die evenals wij de Heilige Geest hebben ontvangen? 48  En hij beval hen te dopen in de naam van Jezus Christus.

Dit is een duidelijk geïnspireerd gebod zich in water te laten dopen.

Onderdompelen, besprenkelen of begieten?

Evenals op alle andere doctrinaire punten heerst ook met betrekking tot de doop in de kerken van vandaag zeer veel verwarring: sommige kerken verrichten de doop door begieting, andere door besprenkeling en weer andere door onderdompeling. Sommige beweren dat het niet uitmaakt welke methode men toepast. De kerken die dopen door besprenkeling passen meestal de kinderdoop toe.
Het woord 'dopen' is een vertaling van het oorspronkelijke Griekse woord baptizo. Het Griekse woord voor 'begieten' is cheo. De heilige Geest heeft het gebruik van het woord onderdompelen (baptizo) ingegeven en niet het gebruik van de beide andere woorden.
Besprenkelen of begieten is dan ook niet 'dopen'!
Het Griekse woord baptizo betekent: onderdompelen, zinken (bijvoorbeeld van een schip), reinigen door onderdompeling.
Niet te verwarren met bapto. Het duidelijkste voorbeeld dat de betekenis van baptizo aangeeft is een tekst van de Griekse dichter en geneesheer Nicander, die omstreeks 200 v.Chr. leefde. Het is een recept voor het maken van ingemaakt zuur en biedt hulp omdat het beide woorden gebruikt. Nicander zegt dat, om een zuur te maken, de groente eerst in kokend water ‘gedompeld’ (bapto) moet worden en dan ‘gedoopt’ (baptizo) in de azijnoplossing. Beide werkwoorden betreffen het onderdompelen van groentes in een oplossing. Maar de eerste is tijdelijk. De tweede, de daad van het dopen van de groente, brengt een blijvende verandering teweeg. Zoals in Markus 16:16. ‘Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden’.
Wanneer men de betekenis van de ingegeven woorden eenmaal begrijpt, is het dwaas de vraag te stellen: "Welke vorm of methode van dopen zullen we gebruiken: besprenkeling, begieting of onderdompeling?" Die vraag is even ongerijmd als de vraag welke vorm van onderdompeling men dient toe te passen: besprenkeling, begieting of onderdompeling. Of als de vraag: "Welke vorm van skiën zullen wij beoefenen: zwemmen, schaatsen of skiën?"
Johannes doopte in de omgeving van Enon bij Salim. Waarom?
Johannes 3:23  … omdat daar veel water was …
Om te besprenkelen zou hij met een kopje water hebben kunnen volstaan, om te begieten met een kruikvol, maar de doop vereiste "veel water". Dit vers impliceert dat Johannes de dopeling met veel water doopte en niet volstond met het uitgieten van een kopje water over de persoon in kwestie.
Jezus gaf ons door Zijn doop een voorbeeld. Zijn doop had geen ander doel. Hij moet zich daarbij in het water hebben laten onderdompelen, want na Zijn doop stond Hij op uit het water (Mattheus 3:16). Zowel Filippus als de kamerling begaven zich in het water (Handeling 8:38). De enige reden die Filippus had om in het water af te dalen was dat hij alleen zo de kamerling in de rivier kon onderdompelen. Zij kwamen beiden uit het water (vers 39).

Betekenis van de doop

De doop is een begrafenis, gevolgd door een opstanding uit een graf. Zie maar wat er staat in Kolossenzen 2:12.
Kolossensen 2:12  daar gij met Hem begraven zijt in de doop. In Hem zijt gij ook medeopgewekt door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt.
Een besprenkeling of begieting is geen begrafenis en uit geen van beide kan men oprijzen. Geen van beide methoden geeft de symbolische betekenis van de doop weer. Geen van beide methoden heeft dus enige betekenis.
Wanneer men wordt ondergedompeld in water, bevindt men zich in een graf van water. Men zou amper tien minuten kunnen leven, als men daar niet werd uitgehaald – als men uit dat graf van water niet werd opgewekt. Iemand die in het water wordt ondergedompeld, bevindt zich letterlijk in een graf.
Let ook op het volgende:
Romeinen 6:3  Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? 4  Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen. 5  Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn met hetgeen gelijk is aan zijn opstanding.
Dit toont de prachtige symboliek, de werkelijke betekenis van de doop.
De doop is de symbolische uitbeelding van de dood, de begrafenis en de opstanding van Christus.
Die uitbeelding is echter, zoals alle elementen van Gods Plan, tweeledig. De doop is namelijk tevens de uitbeelding van de kruisiging van de oude mens (vers 6-7), van de begrafenis van het zondige leven en de opwekking uit dit graf van water, het symbool van een veranderde mens, die wordt opgewekt tot een nieuw, rechtvaardig, geestelijk leven in Christus Jezus.
De onderdompeling in water beeldt de dood van Christus en de dood van onze oude mens uit.
De begrafenis in water symboliseert de begrafenis van Christus en de begrafenis van ons oude ik.
Het opkomen uit het water beeldt de opstanding van Christus uit en de opstanding van een tot geestelijk leven opgewekte mens, die voortaan wandelt "in nieuwheid des levens".
De waterdoop is de door Christus ingestelde verordening, waardoor wij uitdrukking geven aan ons geloof in Christus als onze Verlosser, aan onze erkenning van het feit dat Hij voor ons is gestorven, begraven en opgestaan, en aan het berouw en de begrafenis van ons oude leven, waarna wij opstaan tot een hoger leven. Het is een schitterende, veelzeggende instelling.

Niet gedoopt in een specifiek kerkgenootschap

Let ook op het volgende: wij worden "in Christus Jezus gedoopt" (Romeinen 6:3), of, zoals Jezus in Mattheus 28:19 zegt, in de Vader, de Zoon en de heilige Geest – niet in een religieuze organisatie of kerkgenootschap.
In veel sektarische kerken dopen de dienaren de bekeerlingen uitsluitend in hun eigen kerk, in hun eigen groep of organisatie van mensen. Dat is niet de juiste doop. Wij moeten worden gedoopt in het goddelijke gezin, in het gezin van God. En dat moet gebeuren "in de naam van" – op gezag van – Jezus Christus.
De doop is in veel kerken verworden tot een ritueel of plechtigheid waardoor men wordt opgenomen in de gemeenschap van de betreffende sektarische organisatie, louter een ritueel waardoor men zich aansluit bij een loge of een club.
Inderdaad kan men zich aansluiten bij een loge, een vereniging of een organisatie van mensen (en de meeste kerken van vandaag zijn niet meer dan sociale clubs), maar bij de ware Gemeente van God kan men zich niet aansluiten. Men kan daarvan niet uit eigen beweging lid worden! God moet iemand erin plaatsen. Geen mens kan dat zelf doen.
Hoe krijgt men toegang tot de ware Gemeente? Het antwoord lezen we in 1 Corinthe 12:13.
1 Corinthe 12:13  want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt …
Of: in één lichaam geplaatst, het Lichaam van Christus, de ware Gemeente van God. Gedoopt in het Lichaam betekent letterlijk ondergedompeld in het Lichaam, wat wil zeggen geplaatst in het Lichaam. Wanneer wij Gods heilige Geest ontvangen die ons verandert, ons tot nieuwe schepsels in Christus maakt, komt het eeuwige leven van God in ons. Wij ontvangen dan de levenskiem van God de Vader. Het is de Geest van het zoonschap, waardoor wij Gods kinderen worden en Hem 'Vader' mogen noemen.
Romeinen 8:14  Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods. 15  Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader.
De Gemeente van God is het huisgezin van God dat bestaat uit de kinderen van God. Wij worden pas een kind van God wanneer wij door God worden verwekt, als wij Zijn Geest, Zijn Natuur, Zijn Leven ontvangen. Wanneer wij Gods Geest ontvangen, worden wij dan ook automatisch in Zijn gezin, Zijn Gemeente, geplaatst. Zich aansluiten bij een sociale vereniging die men kerk noemt, plaatst iemand niet in Gods Gemeente!
De waterdoop nu is een voorwaarde waaraan moet worden voldaan om de heilige Geest te kunnen ontvangen. De mensen in Samaria en later in Efeze ontvingen de heilige Geest pas nadat zij in water gedoopt waren. Handelingen 8 hebben we al gelezen. We lezen nu daarover in Handelingen 19.
Handelingen 19:1  En terwijl Apollos te Korinte was, geschiedde het, dat Paulus, na door de bovenlanden gereisd te zijn, te Efeze kwam, en daar enige discipelen vond. 2  En hij zeide tot hen: Hebt gij de Heilige Geest ontvangen, toen gij tot het geloof kwaamt? Doch zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet gehoord, dat er een Heilige Geest is. 3  En hij zeide tot hen: Waarin zijt gij dan gedoopt? En zij zeiden: In de doop van Johannes. 4  Maar Paulus zeide: Johannes doopte een doop van bekering en zeide tot het volk, dat zij moesten geloven in Hem, die na hem kwam, dat is in Jezus. 5  En toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in de naam van de Here Jezus. 6  En toen Paulus hun de handen oplegde, kwam de Heilige Geest over hen …
In het huis van Cornelius ontving men weliswaar de heilige Geest en werd men dus door de Geest in Gods Gemeente gedoopt nog voordat de waterdoop had plaatsgehad, maar Petrus gebood onmiddellijk daarop toch de waterdoop. Het geval van Cornelius en de zijnen vormt een zeldzame uitzondering op de regel.
Er is geen enkele belofte dat iemand de heilige Geest zal ontvangen voordat hij of zij in water is gedoopt en het is aan God om daarop een uitzondering te maken. Het gebod luidt: "Bekeert u en een ieder van u late zich dopen", en pas dan volgt: "... en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen."

De dief aan het kruis

Is de doop van wezenlijk belang? En hoe staat het dan met de 'dief aan het kruis'?
Het antwoord luidt: de waterdoop is wel door God geboden, maar is niet datgene wat ons behoudt. Ook al is de waterdoop geboden voor de vergeving der zonden, toch is hij slechts het symbool van hetgeen waardoor onze zonden vergeven worden: de dood van Christus. Ook al beeldt de waterdoop tevens Zijn opstanding uit, waardoor wij uiteindelijk worden behouden, toch is hij daarvan slechts het symbool en niet de werkelijkheid.
De juiste verklaring aangaande de 'dief aan het kruis' is dat hij niet in staat was zich te laten dopen. Daar de doop zelf de mens niet voor de straf van de eeuwige dood behoedt en hem evenmin rechtvaardig maakt of het eeuwige leven bezorgt, heeft de dief aan het kruis het behoud niet verloren als gevolg van omstandigheden waarover hij geen macht had. God houdt rekening met dergelijke gevallen.
God heeft niettemin de waterdoop geboden. Aan wie wel de mogelijkheid heeft zich te laten dopen, maar desondanks het doopgebod verwerpt, veronachtzaamt of gehoorzaamheid eraan uitstelt tot het te laat is, zal dit stellig worden toegerekend als een daad van ongehoorzaamheid die de straf voor de zonde met zich meebrengt en verlies van behoud betekent.
Wij behoeven ons geen zorgen te maken over de dief aan het kruis of over mensen die de mogelijkheid niet hebben zich te laten dopen. Diegenen onder ons die wel de mogelijkheid hebben, dienen zich echter zeer zeker te bekommeren om het naleven van dit gebod. Gehoorzaamheid aan dit gebod is van wezenlijk belang voor ons behoud, omdat het een gebod van God is. Het verwaarlozen ervan betekent ongehoorzaamheid jegens God en dat kan verlies van behoud betekenen.

Hoelang wachten?

Dit brengt ons tot de vraag hoe snel wij ons moeten laten dopen.
Er zijn kerkgenootschappen die de doop willen uitstellen totdat de dopeling zich als kandidaat heeft bewezen, heeft aangetoond dat hij de heilige Geest bezit en een rechtvaardig, geestelijk leven leidt, of tot een zeker geestelijk inzicht is gekomen. Ook is er een kerkgenootschap dat mensen pas wil dopen als zij Gods wet en een groot aantal van de leerstellingen van dat genootschap erkennen en aanvaarden en daarbij is in de regel sprake van een proeftijd van zes maanden.
Paulus zegt dat Gods wet geestelijk is en dat de vleselijke (onbekeerde) mens zich niet aan die wet onderwerpt en dat ook niet kan (Romeinen 7:14 en 8:7). De volgorde die God voorschrijft is: 1) de verkondiging van het evangelie, waardoor in het hart van degenen die God roept een besef van zonde ontstaat dat leidt tot bekering en geloof in Christus; 2) de doop; 3) de ontvangst van de heilige Geest, die de geest van de mens vernieuwt en onderricht en hem geestelijke waarheid openbaart. Aangezien men Gods geestelijke wet noch hetgeen geestelijk is geestelijk kan begrijpen voordat men de heilige Geest ontvangt en men eerst gedoopt moet worden voordat men deelt in de belofte van de heilige Geest, is het noodzakelijk zich eerst te laten dopen. Iedereen weet dat hij zondigt en in strijd met Gods wil leeft, ook al heeft hij geen geestelijk inzicht in Gods wil. God kan berouw schenken aan de zinnelijk gerichte mens nog voordat hij bekeerd is. Men hoeft geen speciale bijbelse opleiding te volgen om berouw te krijgen, zich te bekeren en zich in Christus te laten dopen. De door Jezus gepredikte volgorde is: 1) verkondig het evangelie; 2) doop de berouwvolle gelovigen; 3) onderwijs hun de geboden.
Mattheus 28:19  Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. 20  En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.
Hoelang moet men de doop dus uitstellen?
Tot het moment waarop men in zijn hart overtuigd is van de zonden die men heeft begaan en van het zondige leven dat men leidt; tot men beseft dat de eigen manier van leven verkeerd is, men er genoeg van heeft en de eigen wegen verlaat om Gods wegen te volgen en daarnaar te leven; tot men werkelijk berouw heeft over zijn vroegere zondige leven en men Jezus Christus gelooft en Hem aanneemt als persoonlijke Verlosser, als Degene aan Wie men voortaan moet gehoorzamen; tot men zich wenst te keren tot het geheel andere, nieuwe en gelukkige leven van geloof in Jezus Christus en men een kind van God wenst te worden. Is dat moment gekomen, dan behoort de betreffende persoon zich te laten dopen, indien mogelijk zonder uitstel en indien dat niet mogelijk is, zodra een ware dienstknecht van God voor het uitvoeren van de doop beschikbaar is. In alle in het Nieuwe Testament verhaalde gevallen worden de bekeerde gelovigen onverwijld gedoopt.
Op de Pinksterdag zelf werden 3000 mensen nog op de dag van hun bekering gedoopt. Filippus doopte de kamerling onmiddellijk. God zond Ananias uit om Saulus, wiens naam werd veranderd in Paulus, de latere apostel, te dopen. Direct bij zijn ontmoeting met hem zei Ananias:
Handelingen 22:16  En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam.
Paulus doopte in Filippi de gevangenbewaarder en diens huisgenoten nog in dezelfde nacht dat hij hun het woord Gods had verkondigd.
Handelingen 16:32  En zij spraken het woord Gods tot hem in tegenwoordigheid van allen, die in zijn huis waren. 33   En in datzelfde uur van de nacht nam hij hen mede om hun striemen af te wassen, en hij liet zichzelf en al de zijnen terstond dopen; 34  en hij bracht hen naar boven in zijn huis en richtte een tafel aan, en hij verheugde zich, dat hij met zijn gehele huis tot het geloof in God gekomen was.
Het was toen al middernacht geweest. Zij wachtten zelfs niet tot het licht werd!
Dit betekent echter niet dat Gods dienaren overhaast moeten dopen, nog voordat er blijk is gegeven van een werkelijke verandering van hart en geest, van een werkelijke overgave aan God en de wil van God. Gods dienaren moeten vaststellen of er sprake is van oprecht berouw en geloof in Jezus Christus als persoonlijke Verlosser. Gods dienaren moeten zich ervan vergewissen dat de persoon in kwestie inderdaad door God wordt geroepen (Johannes 6:44), dat hij zich volledig heeft bekeerd en zijn leven werkelijk in de handen van de levende God wil leggen. Er zijn vaak tragische omstandigheden ontstaan, doordat men naliet zich van deze punten te vergewissen en tijdelijk berouw voor ware bekering aanzag.
Vanzelfsprekend is er een basiskennis nodig. Je moet weten waar je aan begint.
Lukas 14:26  Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn.
Er wordt bedoeld dat een christen het leven van de mensen in deze wereld moet haten, ook dat van je familieleden en van je zelf. Er is immers een gebod dat je je ouders moet eren en je naaste moet liefhebben. In deze context wordt bedoeld dat een christen een afkeer moet hebben van de wereldse normen en steeds moet kiezen voor Gods normen en waarden. Als de familie dat niet begrijpt of accepteert, doet dat pijn. Maar een ware discipel van Christus moet zijn kruis dragen.
Vers 27  Wie niet zijn kruis draagt en achter Mij komt, kan mijn discipel niet zijn. 28  Want wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder om de kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen?
Als iemand gehoor geeft aan de roeping van God en de beslissing overweegt om de gift van behoud aan te nemen, zal hij eerst moeten weten wat de voorwaarden zijn en wat het uiteindelijke doel is.
Vers 29  Anders zouden, als hij de fundering gemaakt had, en het werk niet kon voltooien, allen, die het zagen, beginnen hem te bespotten, 30  zeggende: Die man begon te bouwen, maar hij kon het niet voltooien. Vers 33  Zo zal dus niemand van u, die niet afstand doet van al wat hij heeft, mijn discipel kunnen zijn.
Wanneer echter aan alle voorwaarden die Christus heeft gesteld is voldaan, behoort iemand zonder uitstel te worden gedoopt.

Moeten kinderen worden gedoopt?

Men kan pas gedoopt worden als men zich volledig heeft bekeerd. Slechts wie het ware evangelie (de door Jezus verkondigde Boodschap van het Koninkrijk of bestuur van God) gelooft en Jezus Christus als persoonlijke Verlosser erkent, kan worden gedoopt. Hiervoor nog eens de verzen die we al gelezen hebben.
Handelingen 2:38  En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
Handelingen 8:37  En hij zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, is het geoorloofd. En hij antwoordde en zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is.
Handelingen 16:31  En zij zeiden: Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en gij zult behouden worden, gij en uw huis.
Kinderen hebben nog niet de rijpheid en de zelfbeheersing die voor ware bekering en geloof nodig zijn. Kunnen ook nog niet de "kosten berekenen" zoals in Lukas 14 staat. Toen een aantal Samaritanen door de prediking van Filippus tot bekering kwam, "lieten zij zich dopen, zowel mannen als vrouwen" (Handelingen 8:12). Alleen de volwassenen waren gereed voor de doop.
De meeste mensen komen pas tot een zekere volwassenheid rond het 18e levensjaar, maar pas omstreeks het 25e jaar is de volwassenwording voltooid, al zijn er op deze regel veel uitzonderingen. Een enkeling is volwassen en heeft al een realistische en serieuze kijk op het leven op 16-jarige leeftijd en soms zelfs nog eerder.
Iemand die nog onvolwassen van geest is, kan een tijdelijk gevoel van berouw hebben en dit kan ten onrechte worden beschouwd als bekering, terwijl het maar van korte duur en al spoedig vergeten is. Het is als bij 'kalverliefde'. Hoeveel tieners hebben niet meer dan eens een tijdlang het gevoel de 'ware liefde' gevonden te hebben. Zij zijn daar volkomen zeker van en er door niemand vanaf te brengen. In de regel groeien zij daar overheen, maar in een enkel geval blijken zij inderdaad over voldoende zelfkennis te beschikken om er zeker van te zijn. Dit laatste is de uitzondering en niet de regel. Hetzelfde geldt voor bekering en geloof.
Een kind dat gedoopt wordt, kan op het moment zelf heel zeker van zijn zaak zijn. Wanneer het ouder wordt, doet het echter volkomen nieuwe ervaringen op. Het kind komt als tiener onder de invloed van leeftijdgenoten die in hun denken en doen volkomen verschillen van de tieners van vroegere generaties. Het wordt blootgesteld aan talrijke verleidingen die typisch zijn voor de drukke, beweeglijke, rusteloze, op sensatie beluste jeugd met haar ontluikende belangstelling voor seks. De ervaring leert dat hoogstens een op de honderd kinderen werkelijk bekeerd kan zijn vóór de tienertijd en dit ook blijft en zelfs in die roerige tienerjaren geestelijk nog dichter naar Christus en Zijn Koninkrijk weet toe te groeien.
Een regel ten aanzien van de juiste leeftijd voor de doop kan niet worden gesteld. Absolute zekerheid aangaande jongeren onder de 18 is vrijwel onmogelijk. Als men niet beslist volkomen overtuigd is dat de betreffende jongere zich werkelijk heeft afgekeerd van zijn eigenzinnigheid, zijn zelfzuchtige begeerten en de wegen van deze wereld, moet men hem aansporen te leven naar Gods Woord, maar nog te wachten met de doop totdat hij zeker is van Zijn zaak. Johannes de Doper stelde als voorwaarde voor de doop van de scharen, die uitliepen om zich door hem te laten dopen, het voortbrengen van vruchten, die aan de bekering beantwoorden (Lukas 3:8). Hij eiste dat men het bewijs van zijn bekering leverde door de vruchten ervan in zijn leven te tonen.
Jongeren dienen door het voortbrengen van dergelijke vruchten enkele jaren lang te bewijzen dat hun bekering oprecht, serieus en duurzaam is. Volwassenen moeten, zodra er bij hen sprake is van werkelijke bekering en geloof, onmiddellijk dan wel zo spoedig mogelijk worden gedoopt.

Wie moet de doop verrichten?

Let op het voorbeeld van de geïnspireerde vroege Gemeente. Er was kritiek van de gemeente op de uitdeling bij de dagelijkse maaltijden van de behoeftigen. Men vond dat de Griekse Joden bij de Hebreeuwse Joden werden achtergesteld. Dit vroeg van de apostelen zoveel tijd dat de verkondiging van het Woord eronder leed. Daarom werden zeven mannen aangesteld "die goed bekend stonden, vol van Geest en wijsheid" staat in Handelingen: de eerste diakenen. Stefanus en Filippus behoorden tot deze eersten. Hoewel ze geen apostelen noch geordineerde oudsten waren, maar diakenen die van de Gemeente slechts de opdracht hadden bepaalde fysieke taken te verrichten, verkondigden deze mannen Christus en Zijn Koninkrijk. Stefanus werd om zijn toespraak gestenigd en stierf als eerste man in het Nieuwe Testament die zijn leven geeft voor God en Jezus Christus.
Ook Filippus, zoals gezegd een diaken, ging naar Samaria om de Boodschap van Christus te prediken en degenen die daardoor tot geloof kwamen, lieten zich dopen.
Handelingen 8:5  En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun de Christus. 6  En toen de scharen Filippus hoorden en tekenen zagen, die hij deed, hielden zij zich eenparig aan hetgeen door hem gezegd werd. Vers 12  Toen zij echter geloof schonken aan Filippus, die het evangelie van het Koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus predikte, lieten zij zich dopen, zowel mannen als vrouwen.
De tekst vermeldt niet of Filippus zelf de doop verrichtte; hij kan dit door enkele van zijn bekeerlingen hebben laten doen.
Als u het Nieuwe Testament op dit punt bestudeert, zult u zien dat dit weinig belang schijnt te hechten aan wie de gelovige in het water onderdompelt, aangezien de doop door de gedoopte wordt beschouwd als te zijn uitgevoerd door Christus. De heilige Geest zond Filippus later ook uit om de kamerling te dopen.
Handelingen 8 26  En een engel des Heren sprak tot Filippus en zeide: Sta op en ga tegen de middag de weg op, die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza. Deze is eenzaam. 27  En hij stond op en ging. En zie, een Ethiopiër, een kamerling, een rijksgrote van Kandake, de koningin der Ethiopiërs, haar opperschatbewaarder, was naar Jeruzalem gegaan om te aanbidden; 28  en hij was op de terugweg en las, in zijn wagen gezeten, de profeet Jesaja. 29  En de Geest zeide tot Filippus: Treed toe en voeg u bij deze wagen. 30   En Filippus liep snel erheen en hoorde hem de profeet Jesaja lezen en zeide: Verstaat gij wat gij leest? 31  En hij zeide: Hoe zou ik dit kunnen, als niet iemand mij de weg wijst? En hij verzocht Filippus in te stappen en naast hem te komen zitten. 32  En het gedeelte van de Schrift, dat hij las, was dit: Gelijk een schaap werd Hij ter slachting geleid; en gelijk een lam stemmeloos is tegenover de scheerder, zo doet Hij zijn mond niet open. 33  In de vernedering werd zijn oordeel weggenomen: wie zal zijn afkomst verhalen? Want zijn leven wordt van de aarde weggenomen. 34  En de kamerling antwoordde, en zeide tot Filippus: Ik vraag u, van wie zegt de profeet dit? Van zichzelf of van iemand anders? 35  En Filippus opende zijn mond, en uitgaande van dat schriftwoord, predikte hij hem Jezus. 36   En terwijl zij onderweg waren, kwamen zij bij een water, en de kamerling zeide: Zie, daar is water; wat is ertegen, dat ik gedoopt word? 37  En hij zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, is het geoorloofd. En hij antwoordde en zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is. 38  En hij liet de wagen stilhouden en beiden daalden af in het water, zowel Filippus als de kamerling, en hij doopte hem. 39  En toen zij uit het water gekomen waren, nam de Geest des Heren Filippus weg en de kamerling zag hem niet meer, want hij ging zijn weg met blijdschap.
Degene die de doop verrichtte was in alle in het Nieuwe Testament beschreven gevallen een vertegenwoordiger (niet noodzakelijkerwijs een geordineerde oudste) van de ware Gemeente van God, de Gemeente die door Jezus is gesticht.

Paulus doopte slechts enkelen

Laten we tenslotte naar het voorbeeld en de leer van Paulus kijken.
In de gemeente van Corinthe was een conflict gerezen over wie men moest volgen. Sommigen in Corinthe wilden Paulus volgen en een gemeente opzetten met hem aan het hoofd; anderen daarentegen kozen voor Petrus en weer anderen voor Apollos.
1 Corinthe 1:13  Is Christus gedeeld? Is Paulus dan voor u gekruisigd, of zijt gij in de naam van Paulus gedoopt? 14   Ik ben dankbaar, dat ik niemand uwer gedoopt heb dan Crispus en Gajus; 15  zodat niemand kan zeggen, dat gij in mijn naam gedoopt zijt. 16  Ook heb ik nog het gezin van Stefanas gedoopt; verder weet ik niet, dat ik nog iemand gedoopt heb. 17  Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen, en dat niet met wijsheid van woorden, om niet het kruis van Christus tot een holle klank te maken.
Merk op dat Paulus slechts zeer weinig mensen heeft gedoopt. Hij liet anderen, onder wie wellicht enkele gewone leden die niet tot oudste waren geordineerd, de doop verrichten in de naam van Christus. Hij was als dienaar geroepen om het evangelie van Christus aan de heidense volken te brengen. Hij was degene door wie Christus als hoofd van de Gemeente de gemeenten bestuurde die door de prediking van Paulus en de door hem opgeleide en onder zijn leiding uitgezonden leerlingen waren opgericht. Paulus achtte het niet van wezenlijk belang dat iedereen die door het werk dat God onder zijn leiding deed, tot bekering kwam, ook door hem persoonlijk werd gedoopt. "Want", zei hij, "Christus heeft mij niet gezonden om te dopen." Paulus had de beschikking over andere geordineerde dienaren en helpers die – onder zijn leiding – de doop voor hem verrichtten.
Evenals Paulus kunnen ook wij indien nodig andere daartoe aangestelde, toegewijde, niet-geordineerde mannen de doop laten verrichten. De doop wordt immers verricht in de naam van Christus. In werkelijkheid is het Christus die doopt door middel van mensen. De mens verricht de doop louter als dienstknecht of instrument van Christus, als een dienst die nooit voor eigen roem of eer geschiedt.

 

<><><>

 

 

Terug naar de Home Page

click tracking