Voor literatuurlijst klik hier. Welke geboden
Is er met de komst van Christus 2000 jaar geleden een einde gekomen
aan Gods wet? Zijn Gods geboden toen
Helaas is het maar al te waar dat er
nauwelijks nog mensen te vinden zijn die rekening houden met Gods geboden. Dat blijkt als
we de kranten lezen, de tv-journaals zien of zelf worden beroofd, door verkopers worden
opgelicht, aan het agressieve verkeer deelnemen, onverschillig en scheldend worden
bejegend, als we constateren dat de winkeldieven meer bescherming genieten dan het
winkelpersoneel en de 'grote' VIP-dieven als 'topmanagers' zich frauduleus verrijken of
het woord 'verdienen' verwarren met 'graaien', armen worden misbruikt en verwaarloosd,
behoeftige zieken op hun eigen verantwoordelijkheid wordt gewezen, afgoden worden
aanbeden, zoals geld, carrière, macht, seks, luxe en persoonlijk genot, als
perversiteiten als normaal wordt beschouwd, ons milieu aan alle kanten wordt bedreigd door
schadelijke menselijke activiteiten. Daaraan kan nog veel toegevoegd worden, zoals
vernielingen, gewelddadigheden, afpersing, terrorisme, moord als gevolg van bloed- en
eerwraak. Romeinen 10:4 Want Christus
is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft (NBG-vertaling
1951 en hierna, tenzij anders vermeld). Staat hier dat Christus de wet heeft
afgeschaft of ontbonden? Volstrekt niet. 2 Corinthe 1:13 Want wij schrijven u niets anders dan wat gij leest of ook begrijpt, ja, ik hoop, dat gij het volkomen [telos] zult begrijpen. Het doel (telos) van de wet is Christus. De wet leert ons dat we Christus als zoen- en slachtoffer nodig hebben voor behoud. Romeinen 7:7 Wat zullen wij
dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen,
tenzij door de wet; immers, ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien
de wet niet zeide: gij zult niet begeren. De wet is als een spiegel die ons onze zonden laat zien, waardoor we tot het besef komen dat we ver verwijderd zijn van onze Schepper, die ook de Gever is van eeuwig leven. In dit proces leren we dat we een verzoening met God nodig hebben. Romeinen 3:25 Hem [Jezus
Christus] heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed, om zijn
rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods
gepleegd waren, had laten geworden. De wet doet ons de zonde kennen, zodat we inzien dat we niet rechtvaardig zijn, maar bezoedeld. Maar Christus kan ons reinigen. Galaten 3:10 Want allen, die het van werken der wet verwachten, liggen onder de vloek; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. 11 En dat door de wet niemand voor God gerechtvaardigd wordt, is duidelijk; immers, de rechtvaardige zal uit geloof leven. 12 Doch bij de wet gaat het niet om geloof, maar: wie dat doet, zal daardoor leven. 13 Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt. Daarom heeft de wet tot doel ons naar Christus te leiden. Christus wordt dan het einddoel (telos) tot verlossing uit onze miserabele status van verloren zondaar. Zonder de wet zouden we immers niet weten wat zonde is. Zeker niet 'naar ons eigen gevoel'. Als we beseffen dat Christus het einddoel (telos) van de wet is, zodat wij gereinigd kunnen worden van de zonde (is wetsovertreding) om dan in gehoorzaamheid aan Gods geboden te gaan leven, bevestigen wij de wet. De wet is niet buiten werking gesteld, zoals velen menen. Romeinen 3:31 Stellen wij
dan door het geloof de wet buiten werking? Volstrekt niet; veeleer bevestigen wij de wet. En toch is er een grote macht van de wet buiten werking gesteld. We hebben in Gal. 3:10 gelezen "Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen." Niemand heeft zich daaraan gehouden. Prediker 7:20 Want niemand
op aarde is zo rechtvaardig, dat hij goed doet zonder te zondigen. Er is een strenge macht van de wet buiten werking gesteld, althans voor hen die oprecht berouw hebben getoond en zich bekeerd hebben van hun zonden. Die na de waterdoop door handoplegging Gods geest hebben ontvangen. De wet heeft namelijk de macht om iemand ter dood te veroordelen. Romeinen 6:23 Want het
loon, dat de zonde geeft, is de dood
Zonde is wetsovertreding (1 Joh. 3:4 Leidse vertaling, Het Boek, GNB). Het automatische gevolg van het overtreden van de wet is de dood. Zo heeft de wet de macht over de dood. Maar vers 23 heeft een vervolg:
maar de genade, die God
schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here. De macht over de dood wordt de wet
ontnomen in bijzondere situaties en voor bepaalde personen. De personen die uit vrije wil
zich nederig neerbuigen voor de eeuwige God en oprecht berouw en geloof hebben, om
vergeving vragen en een beroep doen op het offer van Christus, hoeven de doodstraf niet te
ondergaan. In deze bijzondere situatie wordt voor deze personen de macht van de wet over
de dood krachteloos, omdat Christus hun plaats heeft ingenomen. Maar voor de overigen,
voor de mensen die deze bijzondere situatie niet wensen, blijft de doodstraf als een macht
van de wet van kracht. 1 Johannes 5:3 Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar, 4 want al wat uit God geboren [verwekt is een betere vertaling] is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft; ons geloof. De gelovige christen heeft dus geen vrijbrief om te zondigen door de wet te negeren. De geboden blijven een 'gebruiksaanwijzing' voor ons leven. Ook voor een christen is de wet niet afgeschaft maar wel ontdaan van de macht te doden. Het offer van de doodstraf is namelijk al gebracht: Christus is voor Zijn volgelingen gedood. Romeinen 7:4 Bijgevolg,
mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus om het eigendom
te worden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is, opdat wij Gode vrucht
zouden dragen. 5 Want toen wij in het vlees waren, werkten de zondige hartstochten,
die door de wet geprikkeld worden, in onze leden, om voor de dood vrucht te dragen; 6
maar thans zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen hield,
zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes en niet in de oude staat der letter. Van de wet ontslagen wil zeggen
ontslagen van de doodstraf. Vanzelfsprekend geldt voor een ware gelovige de geboden. Het
zijn eenvoudige regels die gebieden dat je eerbied moet hebben voor de Schepper en voor je
ouders, je de sabbat moet houden, je geen mensen mag vermoorden of bestelen. Dat je in je
huwelijk niet vreemd mag gaan, niet mag liegen. Romeinen 7:12 Zo is dan de
wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed. Vers 14 Wij weten
immers, dat de wet geestelijk is; ik echter ben vlees, verkocht onder de zonde. Vers 22
want naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet Gods. De wet blijft een richtlijn voor ons leven. Mattheus 5:17 Meent niet,
dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te
ontbinden, maar om te vervullen. 18 Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de
aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn
geschied. Christus heeft gezegd dat Hij
gekomen is om de wet te vervullen, d.w.z. op een volmaakte wijze volgens de geboden te
leven. Een christen is een navolger van Christus (1 Thess. 1:6). Openbaring 14:12 Hier
blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren. In zijn algemeenheid negeren de
mensen Gods geboden, maar uiten wel kritiek op de houding van veel mensen. Men spreekt
tegenwoordig over normen en waarden, maar laat de invulling daarvan over aan ieder
individueel. Een subjectieve interpretatie leidt tot nieuwe conflicten. Er is immers geen
duidelijkheid. Wat de één toestaat is voor de ander ontoelaatbaar. En wat in het ene
land is verboden, mag wél in het andere land. Zie maar naar de problematiek van de
'éénwording' van Europa met zijn verscheidenheid aan opvattingen, gewoonten, regels en
politieke wetten. Romeinen 13:9 Want de
geboden: gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult
niet begeren en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in dit woord: gij zult uw
naaste liefhebben als uzelf. Tot nu toe hebben we nieuwtestamentische schriftgedeelten geraadpleegd om te leren wat Gods geboden voor de samenleving betekenen. De oudtestamentische instructies over dit onderwerp zijn niet anders. Psalmen 119 is een voorbeeld. Psalmen 119:1 Welzalig zij, die onberispelijk van wandel zijn, die in de wet des Heren gaan. Kan het zijn dat de belofte in dit vers van geluk voor mensen die zich laten leiden door de wet, een belofte is die niet verder gaat in de tijd dan tot de kruisiging van Christus? Want men kan niet meer "in de wet des Heren gaan" als de wet is afgeschaft met de kruisiging, zoals velen beweren. Vers 2 Welzalig zij, die
zijn getuigenissen bewaren, die Hem van ganser harte zoeken; 3 die ook geen
onrecht plegen, maar wandelen in zijn wegen. 4 Gij hebt uw bevelen geboden,
opdat men die ijverig onderhoude. 5 Och, dat mijn wegen vast waren om uw
inzettingen te onderhouden. 6 Dan zou ik niet beschaamd staan, als ik op al uw
geboden zie. 7 Ik zal U loven in oprechtheid des harten, wanneer ik uw
rechtvaardige verordeningen leer. Zijn Gods verordeningen na de kruisiging niet meer rechtvaardig? Vers 8 Uw inzettingen
zal ik onderhouden; verlaat mij niet geheel en al. 9 Waarmede zal de jongeling zijn
pad rein bewaren? Als hij dat houdt naar uw woord. Bedenk dat toen het boek Psalmen werd geschreven, het Nieuwe Testament nog niet bestond. Ze beschikten toen alleen over de eerste vijf boeken van het Oude Testament. Als de jonge mensen zich toen hielden aan de geboden die daarin staan, zouden ze een "rein" leven leiden volgens vers 9. Zal de levenswandel van de jonge mensen van de eenentwintigste eeuw ook rein zijn als ze zich houden aan Gods woord? Vers 10 Ik zoek U met mijn
ganse hart, laat mij niet van uw geboden afdwalen. 11 Ik berg uw woord in
mijn hart, opdat ik tegen U niet zondige. 12 Geprezen zijt Gij, Here; leer
mij uw inzettingen. 13 Met mijn lippen verkondig ik alle verordeningen van uw
mond. 14 In de weg uwer getuigenissen verblijd ik mij als over allerlei
rijkdom. 15 Uw bevelen zal ik overdenken en op uw paden zal ik letten.
16 In uw inzettingen zal ik mij verlustigen, uw woord zal ik niet
vergeten. 17 Doe wel aan uw knecht, dan zal ik leven en uw woord onderhouden.
18 Ontdek mijn ogen, opdat ik aanschouwe de wonderen uit uw wet. 19 Ik
ben een vreemdeling op aarde, verberg uw geboden niet voor mij. 20 Mijn ziel
wordt verteerd van verlangen naar uw verordeningen te allen tijde. 21 Gij
bedreigt de vervloekte overmoedigen, die van uw geboden afdwalen. 22 Wentel
smaad en verachting van mij af, want ik bewaar uw getuigenissen. 23 Al zetten
vorsten zich neder, al beraadslagen zij tegen mij, uw knecht overdenkt uw inzettingen.
24 Ja, uw getuigenissen zijn mijn verlustiging, zij zijn mijn raadslieden. 25
Mijn ziel kleeft aan het stof, maak mij levend naar uw woord. 26 Mijn
wegen heb ik verhaald en Gij hebt mij geantwoord, leer mij uw inzettingen. 27
Doe mij de weg uwer bevelen verstaan, opdat ik uw wonderen overdenke. 28
Mijn ziel schreit van kommer, richt mij op naar uw woord. 29 Doe de
weg der leugen van mij wijken en schenk mij genadig uw wet. 30 Ik verkies de
weg der waarheid, Ik stel uw verordeningen voor mij. 31 Ik klem mij vast
aan uw getuigenissen, o Here, maak mij niet beschaamd. 32 Ik zal de weg
uwer geboden lopen, want Gij verruimt mij het hart. 33 Onderwijs mij, Here, de
weg uwer inzettingen, dan zal ik die bewaren ten einde toe. 34 Geef mij
verstand, dan zal ik uw wet bewaren, en haar van ganser harte onderhouden. 35
Doe mij het pad uwer geboden betreden, want daarin heb ik lust. 36
Neig mijn hart tot uw getuigenissen en niet tot winstbejag. 37 Wend mijn ogen
af, zodat zij geen ijdele dingen zien, maak mij levend door uw wegen. 38
Bevestig uw belofte aan uw knecht, die uw vreze toegedaan is. 39 Wend mijn smaadheid
af, die ik vrees, want uw verordeningen zijn goed. 40 Zie, naar uw bevelen
verlang ik, maak mij levend door uw gerechtigheid. 41 Dat uw goedertierenheid
over mij kome, o Here, uw heil naar uw belofte; 42 opdat ik mijn smader iets hebbe
te antwoorden, want ik vertrouw op uw woord. 43 Neem het woord der
waarheid niet geheel van mijn mond, want uw verordeningen verbeid ik, 44 opdat
ik uw wet bestendig onderhoude, voor altoos en immer. 45 Dan zal ik wandelen op
ruime baan, want ik zoek uw bevelen. 46 Ook zal ik voor koningen over uw
getuigenissen spreken zonder mij te schamen. 47 Ik toch verlustig mij in uw
geboden, die ik liefheb; 48 daarom hef ik mijn handen op naar uw geboden die
ik liefheb, en overdenk ik uw inzettingen. En zo gaat deze psalmist verder. Vers na vers een diep ontzag en liefde voor Gods wet, Zijn geboden, verordeningen, inzettingen, Zijn Woord. Het boek Psalmen werd geschreven ver voor de kruisiging van Christus, maar Jezus Christus (de God en de Heer van het Oude Testament) is volgens Hebreeën 13:8 gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. Daarom zijn ook Gods instructies voor de mens voor een harmonieuze, respectvolle en liefdevolle samenleving onveranderlijk in alle eeuwen. Psalmen 119:151 nabij zijt
Gij, o Here, en al uw geboden zijn waarheid. 152 Van oudsher weet ik uit uw
getuigenissen, dat Gij ze voor eeuwig hebt vastgesteld. Vers 160 Heel uw woord is de
waarheid, al uw rechtvaardige verordeningen zijn voor eeuwig. Gods geboden, getuigenissen en
verordeningen zijn voor eeuwig vastgesteld schrijft de psalmist, door God geïnspireerd.
'Getuigenissen' (vers 152) is een vertaling van het Hebreeuwse edah. Strong zegt
daarvan: gaat altijd over wetten als goddelijke getuigenissen. Genesis 3:8 Toen zij het
geluid van de Here God hoorden, die in de hof wandelde in de avondkoelte, verborgen de
mens en zijn vrouw zich voor de Here God tussen het geboomte in de hof. Ze wilden God ontlopen omdat ze Hem
ongehoorzaam waren geweest. Ze hadden Zijn wet overtreden, die God voor eeuwig had
vastgesteld. Dat Gods geboden er toen al waren hoeft niemand te verwonderen. De God in het
bijbelboek Genesis is immers dezelfde God als die in alle andere bijbelboeken. En Zijn
plan met Adam en Eva is niet anders dan Zijn plan met ons. Alle mensen hebben dezelfde
'handleiding' nodig om in eeuwigheid deel van Zijn gezin uit te kunnen maken. In de eerste
plaats zullen we moeten leren onder Zijn bestuur te leven. Een bestuur functioneert
volgens wetten, regels. Tevens moeten we volgens de regels van dat bestuur (Gods regering)
met elkaar kunnen omgaan. In een gezin geldt voor alle kinderen dezelfde regels. De
geboden voor Adam zijn niet anders dan Gods geboden voor Israël, de apostelen en voor
ons. Genesis 3:1 De slang nu was
het listigste van alle dieren des velds, die de Here God gemaakt had; en zij zeide tot de
vrouw: God heeft zeker wel gezegd: Gij zult niet eten van enige boom in de hof? 2
Toen zeide de vrouw tot de slang: Van de vrucht van het geboomte in de hof mogen wij eten,
3 maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof staat, heeft God
gezegd: Gij zult daarvan niet eten noch die aanraken; anders zult gij sterven. 4 De
slang echter zeide tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven, 5 maar God weet, dat
ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn,
kennende goed en kwaad. Het eerste contact van Satan met de
mens is vol van list en bedrog, geheel naar zijn aard. "Gij zult geenszins
sterven" is een grove leugen. Hierop hebben de religies hun theorie van de
onsterfelijke ziel gebaseerd. De leugen, u hebt het eeuwige leven al, maakt het offer van
Christus en de opstanding uit de dood ook overbodig. In Joh. 8:44 staat dat Satan de vader
van de leugen wordt genoemd. Satan sprak toen al als de antichrist door God te loochenen
als Redder. Geen enkele leer is boeiender dan die: "Je hebt het eeuwige leven
al!" Romeinen 7:14 Wij weten
immers, dat de wet geestelijk is. Als de mens met zijn vrije wil zich
laat onderwijzen in deze geestelijke wet, wordt hij gereed gemaakt voor de geestelijke
schepping: de geboorte in Gods gezin. Genesis 2:17 maar van de
boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij
daarvan eet, zult gij voorzeker sterven. Eva had Satan moeten weerstaan met
de woorden: Ik wíl daar helemaal niets van weten. Ik ken God en ik ken Zijn aard.
Hij heeft ons en deze prachtige hof geschapen. Wie bent u dan wel? Ik geloof en vertrouw
onze Schepper. Adam had Eva ernstig moeten waarschuwen in plaats van een
meeloper te worden in ongehoorzaamheid. 1 Johannes 3:24 En wie zijn
geboden bewaart, blijft in Hem en Hij in hem. Een mens toont pas onvoorwaardelijke
gehoorzaamheid aan God wanneer hij de instructies (geboden) van God uitvoert. Romeinen 2:25 Want besneden
te zijn heeft wel betekenis, indien gij de wet volbrengt, maar indien gij een overtreder
van de wet zijt, is uw besnijdenis tot onbesnedenheid geworden. We zien in de nieuwtestamentische gemeente geen mannen met gedenkkwasten of snoertjes aan de punten van hun colbert. De mannen van Israël werd opgedragen om gedenkkwasten aan de vier hoeken van hun opperkleden te dragen. In de kwasten was een blauwpurperdraad verwerkt. Jezus Christus droeg een kleed met kwasten. Numeri 15:38 Spreek tot de
Israëlieten en zeg tot hen, dat zij zich gedenkkwasten (SV: snoertjes) maken aan
de hoeken van hun klederen, van geslacht tot geslacht, en dat zij in de gedenkkwasten aan
de hoeken een blauwpurperen draad verwerken. 39 Dat zal u dan tot een gedenkkwast zijn;
als gij daarnaar ziet, dan zult gij al de geboden des Heren gedenken en die volbrengen
zonder uw hart of uw ogen te volgen, dat gij u daardoor tot overspel zoudt laten
verleiden. De heilige Geest heeft o.a. deze
functie overgenomen. Hij brengt ons in de gegeven omstandigheden Gods geboden in
herinnering en beschermt ons tegen zonde. Hebreeën 8:5 Dezen [de
priesters van het Oude Testament] verrichten slechts dienst bij een afbeelding en
schaduw van het hemelse, blijkens de godsspraak, die Mozes ontving, toen hij de
tabernakel zou gereedmaken. Zie toe, zegt Hij immers, dat gij alles maakt naar het voorbeeld,
dat u getoond werd op de berg. De tabernakel was een principe en
structuur van Gods bestuur, het hoofdkwartier van God. Van daaruit werd het volk bestuurd,
op die plaats vonden de fysieke rituele en ceremoniële handelingen plaats om het volk te
onderwijzen en aan hun zonden te herinneren. Daar vond de aanbidding van de Heer plaats.
De volgende fase was de tempel als vast hoofdkwartier in Jeruzalem. Het was een beeld of
afbeelding, een schaduw van hetgeen later met het Nieuwe Testament of Verbond zou komen en
van Sion na de terugkomst van Christus. Exodus 31:13 Gij dan,
spreek tot de Israëlieten: maar mijn sabbatten moet gij onderhouden, want dat is een
teken tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, zodat gij weet, dat Ik de Here ben, die
u heilig. 14 Gij zult de sabbat onderhouden, want deze is iets heiligs voor u; wie
hem ontheiligt, zal zeker ter dood gebracht worden, want ieder die daarop werk verricht,
zal uitgeroeid worden uit het midden van zijn volksgenoten. 15 Zes dagen mag men
arbeiden, maar op de zevende dag zal er een volledige sabbat zijn, de Here geheiligd:
ieder die op de sabbatdag werk verricht, zal zeker ter dood gebracht worden. 16 De
Israëlieten zullen de sabbat onderhouden, door de sabbat te vieren, zij en hun
nageslacht, als een altoosdurend verbond. 17 Tussen Mij en de Israëlieten is deze
een teken voor altoos, want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, en op
de zevende dag heeft Hij gerust en adem geschept. De sabbat is nog steeds een speciaal
teken tussen God en de Gemeente (vs. 13), evenals de jaarlijkse zeven heilige dagen. 1 Corinthe 11:23 Want zelf
heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here
Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, 24 de dankzegging
uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. 25
Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is
het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn
gedachtenis. 26 Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt
gij de dood des Heren, totdat Hij komt. De opstanding van Christus is van
levensbelang voor ieder mens. Zonder de opstanding zou er voor niemand behoud kunnen
bestaan. Maar zoals van meer gebeurtenissen van levensbelang heeft God van de dag waarop
Christus opgestaan is uit het dodenrijk geen feestdag gemaakt om jaarlijks te houden. God
heeft het Pascha ingesteld om de dood van Christus te verkondigen (1 Cor. 11:26) op een
daarvoor bepaalde tijd (Lev. 23:4-5). Numeri 35:22 Maar indien
hij hem onvoorziens, zonder vijandschap, gestoten of zonder opzet enig voorwerp naar hem
geworpen heeft, 23 of achteloos een steen, waardoor iemand zou kunnen sterven, op
hem heeft laten vallen, zodat hij stierf, terwijl hij hem niet vijandig gezind was noch
zijn kwaad zocht, 24 dan zal de vergadering krachtens deze bepalingen recht spreken
tussen degene die gedood heeft, en de bloedwreker; 25 en de vergadering zal de
doodslager uit de hand van de bloedwreker bevrijden, en de vergadering zal hem naar de
vrijstad doen terugkeren, waarheen hij gevlucht was, waar hij wonen zal tot de dood van de
hogepriester, die men met de heilige olie gezalfd heeft. Deze wet is niet van toepassing voor Gods gemeenteleden zolang ze geen eigen staat vormen die rechtstreeks door God wordt bestuurd. Ze wonen nu in landen met andere wetten. Het stelsel van burgerlijke wetten die Mozes namens God bekend maakte, blijft in de ijskast tot de Wereld van Morgen. Omdat Gods gemeente de voorloper is van Gods Koninkrijk moeten de gemeenteleden wel rekening houden met de principes van deze wetten binnen de gemeente (bijv. Lev. 25:35-37). Nederland heeft een Burgerlijk Wetboek waaraan alle inwoners, inclusief de christenen, zich aan moeten onderwerpen. Romeinen 13:1 Ieder mens
moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. Want er is geen overheid dan
door God en die er zijn, zijn door God gesteld. De burgerlijke wetten die God aan
Israël gaf zijn voorlopig niet van toepassing, maar niet vernietigd. In het komende
Millennium zullen ze weer actief worden. Handelingen 5:29 Maar
Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzamen dan de
mensen. Handelingen 15 bevestigt dat
burgerlijke wetten van God niet gelden voor christenen die wonen in landen met wereldse
overheden. Handelingen 15:19 Daarom
ben ik van oordeel, dat men hen, die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet verder
moet lastig vallen, 20 maar hun aanschrijven, dat zij zich hebben te onthouden van
wat door de afgoden bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed. Voor het verkrijgen van behoud is ook voor de Joden het offeren van dieren en de besnijdenis van geen enkele betekenis. Wat was er aan de hand? Handelingen 14:21 En toen
zij [de apostelen Barnabas en Paulus] aan die stad het evangelie verkondigd en er
verscheidene discipelen gemaakt hadden, keerden zij terug naar Lystra, Ikonium en
Antiochië, 22 om de zielen der discipelen te versterken en hen te vermanen om te
blijven bij het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods moeten
binnengaan. 23 En nadat zij voor hen in elke gemeente oudsten hadden aangewezen,
droegen zij hen onder bidden en vasten de Here op, in wie zij geloofd hadden. 24 En
na een tocht door Pisidië kwamen zij in Pamfylië; 25 en zij spraken het woord te
Perge en trokken naar Attalia; 26 en vandaar voeren zij naar Antiochië, waar zij
aan de genade Gods waren opgedragen voor het werk, dat zij volbracht hadden. 27 En
daar aangekomen, riepen zij de gemeente bijeen en gaven verslag van al wat God met hen
gedaan had, en dat Hij ook voor de heidenen een deur des geloofs had geopend. 28 En
zij vertoefden daar geruime tijd met de discipelen. 15:1 En sommigen, uit Judea
gekomen, leerden de broeders: Indien gij u niet besnijden laat naar het gebruik van Mozes,
kunt gij niet behouden worden. De besnijdenis was geen burgerlijke wet, maar een religieuze aangelegenheid voor de Israëliet onder het Oude Verbond en ook voor apart gezette mannen daarvóór. We moeten echter wel begrijpen dat onder het Oude Verbond er in Israël geen scheiding was tussen 'kerk en staat'. Iedere mannelijke burger moest zich laten besnijden, hetgeen betekende dat hij tot Gods volk behoorde. Nu betekent het niets. Althans in onze relatie tot God niet. Tot sommige 'bekeerde' Joden was de betekenis van de kruisdood kennelijk nog niet doorgedrongen, want ze stelden het behoud afhankelijk van de besnijdenis. Vers 2 En toen er van de
zijde van Paulus en Barnabas geen gering verzet en tegenspraak tegen hen ontstond, droegen
zij Paulus en Barnabas en nog enigen van hen op zich tot de apostelen en oudsten te
Jeruzalem te begeven naar aanleiding van dit geschil. De uitspraak aangaande dit geschil hebben we hierboven gelezen in vers 19. Vervolgens: Vers 22 ... besloten de apostelen en de oudsten met de gehele gemeente mannen uit hun midden te kiezen... 23 En men schreef door hun bemiddeling: De apostelen en oudsten groeten als broeders de broeders uit de heidenen in Antiochië, Syrië en Cilicië. 24 Aangezien wij gehoord hebben, dat enigen uit ons midden u met hun woorden hebben verontrust, uw zielen in verwarring brengende, hoewel wij hun niets geboden hadden, 25 hebben wij eenstemmig besloten mannen te kiezen om die tot u te zenden... Vers 28 Want het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit noodzakelijke: 29 onthouding van hetgeen de afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij; indien gij u hier voor wacht, zult gij wel doen. Vaart wel! De heidenen mochten niet lastig
gevallen worden met burgerlijke wetten die (deels) in de districten van de Joden golden.
En de besnijdenis was zowel voor de bekeerde Jood als de bekeerde 'heiden' geen religieuze
aangelegenheid. Romeinen 10:12 Want er is
geen onderscheid tussen Jood en Griek. Immers, een en dezelfde is Heer over allen, rijk
voor allen, die Hem aanroepen. Burgerlijke wetten die God via Mozes
aan Israël had gegeven en in de tijd van de apostelen deels wel door de Joden gehouden
konden worden, omdat ze tot op zekere hoogte daarvoor de vrijheid kregen van Rome, konden
niet aan bekeerde heidenen worden opgelegd die in andere gebieden woonden. Markus 12:13 En zij zonden
tot Hem enige van de Farizeeën en van de Herodianen om Hem in een strikvraag te vangen.
14 En zij kwamen en zeiden tot Hem: Meester, wij weten, dat Gij waarachtig zijt en
dat Gij U aan niemand stoort; want Gij ziet de mensen niet naar de ogen, maar Gij leert de
weg Gods in waarheid. Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? Zullen wij
betalen of niet betalen? 15 Maar Hij, wetende, dat zij huichelden, zeide tot hen:
Wat verzoekt gij Mij? Brengt Mij een schelling, en laat Ik die zien. 16 En zij
brachten er een. En Hij zeide tot hen: Wiens beeldenaar en opschrift is dit? Zij zeiden
tot Hem: Van de keizer. 17 Jezus zeide tot hen: Geeft dan de keizer wat des keizers
is, en Gode wat Gods is [geldelijke offeranden, tienden]. En zij verwonderden zich
zeer over Hem. We weten dus dat offerwetten die naar de letter gebracht werden zijn opgeheven, dat ons offer Jezus Christus is en dat de burgerlijke wetten voorlopig niet van toepassing zijn en sommige geboden onveranderlijk en tijdloos zijn (voorbeelden: de Tien Geboden, de voedselwetten). Andere geboden hebben een vernieuwing ondergaan (voorbeelden: de jaarlijkse heilige dagen, het Pascha, de besnijdenis). Ze hebben als fysiek gerichte geboden dienst gedaan om in de eerste fase van de schepping, de fysieke schepping, de mens voor te bereiden op de tweede fase, de geestelijke schepping, om nu als geestelijk gerichte geboden de mens ten dienste te staan. Deze geboden geven een dieper begrip van de vernieuwing van de mens wanneer hij christen wordt en uiteindelijk veranderd wordt in geest (geboren in Gods Koninkrijk). In Gods plan volgt de nieuwe mens de oude op. Het geestelijke komt na het vleselijke. Het fysieke vleselijke dient als voorbereiding op het geestelijke. In de volgende verzen leest u de tegenstelling tussen het vergankelijke en het onvergankelijke. 1 Corinthe 15:40 Er zijn
hemelse en aardse lichamen, maar de glans der hemelse is anders dan die der aardse.
41 De glans der zon is anders dan die der maan en der sterren, want de ene ster
verschilt van de andere in glans. 42 Zo is het ook met de opstanding der doden. Er
wordt gezaaid in vergankelijkheid, en opgewekt in onvergankelijkheid; 43 er wordt
gezaaid in oneer, en opgewekt in heerlijkheid; er wordt gezaaid in zwakheid, en opgewekt
in kracht. 44 Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam
opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam.
45 Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de
laatste Adam [Christus] een levendmakende geest. 46 Doch het geestelijke
komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke. 47 De eerste mens
is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel. 48 Gelijk de
stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken, en zoals de hemelse is, zijn ook de hemelsen.
49 En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het
beeld van de hemelse dragen. 50 Dit spreek ik evenwel uit, broeders: vlees en bloed
kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven en het vergankelijke beërft de
onvergankelijkheid niet. 51 Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij
niet ontslapen [sterven], maar allen zullen wij veranderd worden, 52 in een
ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen
onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. 53 Want dit
vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid
aandoen. 54 En zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aangedaan heeft, en dit
sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan heeft, zal het woord werkelijkheid worden, dat
geschreven is: De dood is verzwolgen in de overwinning. De geboden van oud tot nieuw
begeleiden dit proces en verschaffen inzicht. Mattheus 7:22 Velen zullen
te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw
naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? 23 En dan zal Ik
hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der
wetteloosheid. De god die door deze 'christelijke'
kerken, denominaties, sekten, enz. wordt vereerd is slechts een "gegoten beeld"
waarschuwt het Woord van de ware God. Exodus 34:12 Neem u in
acht, dat gij geen verbond sluit met de inwoners van het land, waarheen gij gaat, opdat
zij niet tot een valstrik in uw midden worden. 13 Integendeel, hun altaren zult gij
omverhalen, hun gewijde stenen verbrijzelen en hun gewijde palen omhouwen. Het land Kanaän zou het land van de
Israëlieten worden. Binnen hun grenzen moesten ze alle afgoderij opruimen, zoals bij de
terugkomst van Jezus Christus op de gehele aarde de afgoderij vernietigd zal worden en
Gods Koninkrijk zal heersen. De landen waarin de christenen nu wonen zijn niet het bezit
van christenen, waarin ze hun eigen regeringen hebben gevormd, zodat ze kerkgebouwen
zouden kunnen afbreken om een einde te maken aan afgoderij. Ze zijn burgers onder een
wereldse regering. Ze hebben geen deel aan politieke verkiezingen. Wel heeft de Gemeente
van God de opdracht om te waarschuwen en het Evangelie van het Koninkrijk te verkondigen. Vers 14 Want gij zult u
niet nederbuigen voor een andere god, immers de Here, wiens naam Naijverige is, is een
naijverig God. 15 Sluit toch geen verbond met de inwoners van het land; wanneer zij
hun goden overspelig nalopen en aan hun goden offeren, dan zouden zij u uitnodigen en gij
zoudt van hun slachtoffer eten. 16 Wanneer gij van hun dochters voor uw zonen neemt
en zij haar goden overspelig nalopen, dan zouden zij tevens uw zonen tot overspelig
nalopen van haar goden verleiden. 17 Gegoten goden zult gij u niet maken. Er zijn talloze zelf gecreëerde
goden en hoe langer het geleden is dat een valse god is geïntroduceerd, des te sterker en
massaler hij wordt aanbeden als de ware god. 1 Corinthe 5:10
want
dan zou men wel uit de wereld moeten gaan. Maar uiteraard kan iemand die
Christus toebehoort geen deel hebben aan religieuze activiteiten buiten Gods gemeente.
Daarmee zou hij immers de afgod dienen. Markus 10:17 En toen Hij op weg ging, liep iemand op Hem toe, viel op de knieën en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? 18 En Jezus zeide tot hem: Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen. De goedheid van God komt tot uiting in Zijn geboden. Van kracht voor alle generaties en alle mensen. Alleen Zíjn principe, Zíjn aard, Zíjn wezen is goed. Zo was, is en blijft Hij. Hebreeën 13:8 Jezus
Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. Als wij Gods natuur leren kennen, en dat is alleen mogelijk met behulp van Zijn heilige geest, dan leren wij Zijn manier van leven kennen, Zijn normen en waarden. Deze zijn onveranderlijk en van toepassing in alle tijden. Zijn geboden zijn goed, een zegen voor wie ze onderhouden. Voor wie het wil begrijpen: de geboden zijn voor de mens. Het sabbatgebod is daarvan een voorbeeld. Markus 2:27 En Hij zeide
tot hen: De sabbat is gemaakt om de mens [niet alleen de Jood]. In de Wereld van Morgen zal God
regeren. Niet met geboden van mensen. Christus zal Zijn geboden dan zelfs met grote kracht
opleggen aan alle mensen. Dezelfde geboden die altijd al hebben bestaan omdat ze van de
onveranderlijke God uitgaan. Zacharia 14:9 En de Here
zal koning worden over de gehele aarde; te dien dage zal de Here de enige zijn, en zijn
naam de enige. Vers 16 Allen, die zijn overgebleven van al de volken, die tegen
Jeruzalem zijn opgerukt, zullen van jaar tot jaar heentrekken om zich neer te buigen voor
de Koning, de Here der heerscharen, en het Loofhuttenfeest te vieren. 17 Maar wie
uit de geslachten der aarde niet naar Jeruzalem zal heentrekken om zich voor de Koning, de
Here der heerscharen, neder te buigen, op hem zal geen regen vallen, 18 en indien
het geslacht der Egyptenaren niet zal heentrekken en komen, op wie geen regen valt, dan
zal toch komen de plaag waarmee de Here de volken zal treffen, die niet heentrekken om het
Loofhuttenfeest te vieren. Uiteindelijk zal de mens inzien dat alleen Gods geboden ja, dezelfde die Abraham, Mozes, David, Jeremia, enz. hielden vrede en geluk kunnen brengen. De gehele aarde zal dan verlangend zijn in die weg onderwezen te worden. Jesaja 25:6 En de Here der
heerscharen zal op deze berg voor alle volken een feestmaal van vette spijzen
aanrichten, een feestmaal van belegen wijnen: van mergrijke, vette spijzen, van
gezuiverde, belegen wijnen. Maar eerst zal God de misleiding wegnemen van alle mensen, met name van het zgn. christendom. Vers 7 En Hij zal op deze
berg de sluier vernietigen, die alle natiën omsluiert, en de bedekking, waarmede alle
volken bedekt zijn. Bedenk wel dat hier staat dat álle naties en álle volken misleid zijn. Zie ook Openb. 12:9 en 2 Cor. 11:13-15. Vers 8 Hij zal voor eeuwig
de dood vernietigen, en de Here Here zal de tranen van alle aangezichten afwissen en de
smaad van zijn volk zal Hij van de gehele aarde verwijderen, want de Here heeft het
gesproken. 9 En men zal te dien dage zeggen: Zie, deze is onze God, van wie wij
hoopten, dat Hij ons zou verlossen; dit is de Here, op wie wij hoopten; laten wij juichen
en ons verblijden over de verlossing die Hij geeft. Wereldwijd zal men in het komende
duizendjarige vrederijk Gods geboden gaan houden en van de zegeningen die daarvan het
gevolg zijn genieten. Lukas 12:32 Wees niet
bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven. Het moge duidelijk zijn dat het
"klein kuddeke" geen betrekking heeft op de alom bekende omvangrijke religies. Handelingen 24:5 Want wij
hebben gevonden, dat deze man [Paulus] een pest is, iemand, die opstanden verwekt
onder alle Joden over de ganse wereld, een eerste voorstander van de sekte der
Nazoreeërs. Vers 14 Maar dit erken ik [Paulus] voor u, dat ik naar die weg,
die zij een sekte noemen, inderdaad de God der vaderen vereer, gelovende al hetgeen in de
wet en in de profeten geschreven staat. We hebben gezien dat voordat
Christus Zijn gemeente stichtte, veel geboden fysiek gericht waren om later het
geestelijke beter te kunnen begrijpen. Bovendien werden ze zeer letterlijk genomen, zonder
de diepere achtergrond van liefde. Gij zult niet doodslaan betekende ook niet meer dan
iemand letterlijk doden en echtbreken de daadwerkelijke scheiding. Mattheus 5:21 Gij hebt
gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doodslaan; en: Wie doodslag pleegt, zal
vervallen aan het gerecht. 22 Maar Ik [Jezus] zeg u: Een ieder, die in toorn
leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het gerecht. Wie tot zijn broeder zegt:
Leeghoofd, zal vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het
hellevuur. Voor iemand die meent in "toorn" met zijn broeder om te kunnen gaan, zal de poort van het Koninkrijk van God gesloten blijven. Hem rest het hellevuur. Schelden komt ook niet voor in het Koninkrijk. Een leeghoofd is iemand zonder zinnen en een dwaas een onzinnig of zelfs goddeloos mens volgens de Griekse betekenis (de taal waarin het oorspronkelijke Nieuwe Testament is geschreven). In het Koninkrijk van God zullen geen dwazen en leeghoofden zijn. Iemand die zijn broeder zo noemt gunt hem geen plaats in het Koninkrijk en verwijst hem dus naar het hellevuur en dat betekent de eeuwige dood of indirecte 'doodslag'. De rollen zullen echter omgedraaid worden, omdat doodslag wetsovertreding is en daarop staat de doodstraf. Mattheus 5:27 Gij hebt
gehoord, dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken. 28 Maar Ik zeg u: Een ieder,
die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar
gepleegd. Dit geldt ook voor de vrouw
tegenover haar man. Ziet u hoe massaal er echtbreuk wordt gepleegd? Leviticus 19:18 Gij zult
niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van uw volk, maar uw naaste
liefhebben als uzelf: Ik ben de Here. Door onder het Nieuwe Verbond Zijn geest in een christen te plaatsen, maakt God het mogelijk om in een christen goddelijke liefde te laten groeien. De avond voor Zijn kruisiging spreekt Christus Zijn discipelen moed in. Hij weet dat wanneer Hij terugkeert naar Zijn Vader in de hemel, waar wij niet kunnen komen, Hij de heilige geest zal zenden in Zijn discipelen om naleving van een nieuw gebod mogelijk te maken. Johannes 13:33 Kinderkens,
nog een korte tijd ben Ik bij u; gij zult Mij zoeken en, gelijk Ik de Joden gezegd heb:
Waar Ik heenga, kunt gij niet komen, zo spreek Ik thans ook tot u. 34 Een nieuw
gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook
elkander liefhebt. 35 Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt,
indien gij liefde hebt onder elkander. Het nieuwe gebod, dat Jezus Zijn
leerlingen hier geeft, is het gebod van de christelijke broederliefde die zich
onderscheidt van de algemene mensenliefde, die alle mensen verplicht zijn elkaar te
bewijzen, omdat zij mensen, natuurgenoten, bloedverwanten zijn, die allen in dezelfde
eerste twee mensen hun oorsprong hebben, uit één bloed zijn voortgesproten. Deze
algemene mensenliefde wordt door die broederliefde niet uitgesloten, maar deze is
uitgebreider dan die en vordert meer: niet alleen dat de mens zijn medemens liefheeft
zoals hij zichzelf liefheeft, maar dat de broeder bovendien voor zijn broeder alles
overheeft, desnoods zichzelf voor hem opoffert. |